Vastgesteld 12 oktober 2016
De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
||
• |
Inleiding |
2 |
• |
Algemeen |
2 |
• |
Pensioen in eigen beheer, afschaffing en gefaciliteerde beëindiging |
3 |
• |
Uitfasering |
4 |
• |
Beëindiging PEB |
4 |
• |
Afkoop |
5 |
• |
Oudedagsverplichting |
7 |
• |
De positie van de partner |
8 |
• |
Informatieplicht |
10 |
• |
Gesplitste polissen |
11 |
• |
Afkoop reeds ingegane pensioenen |
11 |
• |
Aandelen (pensioen-)bv in andere handen |
11 |
• |
Samenvattend |
12 |
• |
Overige wijzigingen op pensioengebied |
12 |
• |
Uitkeringen die ingaan per de eerste dag van de maand |
13 |
• |
100%-grens en de daarvan afgeleide grenzen |
13 |
• |
Doorwerkvereiste |
13 |
• |
Budgettaire aspecten; uitfasering pensioen in eigen beheer |
14 |
• |
Budgettaire aspecten; overige pensioenmaatregelen |
15 |
• |
EU-aspecten |
15 |
• |
Gevolgen voor bedrijfsleven en burger |
15 |
• |
Overig |
16 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de PvdA fractie danken de regering voor de alsnog voortvarende uitwerking van het wetsvoorstel. Zij zijn verheugd dat een jarenlange gezamenlijke zoektocht om kleine bedrijven te verlossen van de dividend- en vermogensklem uiteindelijk tot resultaat heeft geleid. Dat is goed voor de investeringen en de werkgelegenheid. Na de uitvoerige gedachtewisseling die over dit onderwerp de laatste jaren al heeft plaatsgevonden resten de leden nog slechts enkele vragen en opmerkingen. Dit overigens onder de veronderstelling dat de regering uitgebreid reageert op het commentaar van de organisaties van de belastingadviespraktijk en de werkgeversbonden.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Deze leden achten het positief dat er eindelijk een oplossing komt voor de dividendklem van het pensioen in eigen beheer. Zij vragen zich wel af of de regering niet veel te positief is over het aantal verwachtte afkopen en zich te rijk rekent.
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering tevens in te gaan op de vragen en opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, het Register Belastingadviseurs en de SRA in hun commentaren op onderhavig wetsvoorstel.
De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden onderkennen de lastige situatie waarin veel directeur-grootaandeelhouders (dga’s) zich bevinden en waarderen de inspanningen van de regering om hier een oplossing voor te vinden. Ook de leden van de fractie van D66 krijgen signalen dat de administratieve last voor veel dga’s, gekoppeld aan het gebrek aan flexibiliteit voor problemen zorgt. Wel hebben de leden nog de nodige vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat ziet op uitfasering van het pensioen in eigen beheer. Het is van belang dat er nu eindelijk een oplossing wordt gevonden voor deze problematiek, zo menen deze leden.
De 50PLUS-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Met deze uitwerking van de uitfasering van het PEB lijkt sprake van behoorlijke regeling die voordelen lijkt te bieden voor vrijwel alle betrokkenen.
Algemeen
De leden van de SP-fractie wijzen de regering erop dat er ook steun bestaat voor de afzienvariant. Volgens de Staatssecretaris zou dit geld kosten, aangezien Nederland geen heffingsrecht heeft op het pensioen in eigen beheer van dga’s die naar het buitenland zijn verhuisd. Volgens het RB valt dit financiële belang nogal mee. De heer Heithuis verwacht zelfs dat de afzienvariant op termijn zelfs méér geld oplevert dan de variant waar uiteindelijk voor is gekozen. Kan de regering hierop reageren? Wat zou de opbrengst zijn indien wordt gekozen voor de afzienvariant, vragen de leden van de SP-fractie?
De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven in hoeveel belastingverdragen een ab-voorbehoud is opgenomen voor dividenduitkeringen, waardoor bij dividenduitkeringen aan een buitenlandse dga Nederland gerechtigd is om het box-2 tarief te heffen?
In de brief van 1 juli 2016 van de Staatssecretaris van Financiën stelt de Staatssecretaris dat hij de risico’s van een emigratielek bij de afzienvariant onverantwoord vindt. De leden van de SP-fractie vragen of dit emigratielek in het onderliggende voorstel van wet dan niet voorkomt.
In het artikel «afschaffing pensioen in eigen beheer goede zaak»1 wordt ook gesteld dat het heffingslek bij de al geëmigreerde dga eenvoudig kan worden gerepareerd door een conserverende aanslag op te leggen. Wat is de reactie van de regering daarop, vragen de leden van de SP-fractie? Is de regering bereid op het artikel te reageren?
Het lid van de fractie van 5-PLUS juicht toe, dat de dga’s die gebruikmaken van de mogelijkheid tot fiscaal gefaciliteerde beëindiging van het PEB, door het afstempelen van de pensioenaanspraak geheel of gedeeltelijk bevrijd worden van de dividendklem.
Deze dga’s ontvangen ten opzichte van de bestaande regels een royale tegemoetkoming in de loonbelasting door over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van tegenover de pensioenaanspraak staande verplichting en de fiscale waarde van die verplichting geen loonbelasting en ook geen revisierente verschuldigd te zijn.
Na het afstempelen kan de dga kiezen tussen fiscaal gunstige afkoop van de pensioenaanspraak en omzetting van de pensioenaanspraak in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Voor degenen die voor afkoop kiezen geldt een stevige korting op de grondslag, waardoor ook dat gedeelte niet in de belastingheffing wordt betrokken, en is ter zake van de afkoop geen revisierente verschuldigd. De rechten van de partner zullen volgens het kabinet in de in het wetsvoorstel voorziene uitwerking van de uitfasering van het PEB worden goed beschermd, aldus het lid van de fractie van 50PLUS.
Pensioen in eigen beheer, afschaffing en gefaciliteerde beëindiging
Is dit niet een erg ruimhartige regeling, vragen de leden van de PVV-fractie. Eerst zonder fiscale consequenties afstempelen, daar na nog eens met een disconto (tussen de 20% a 35%) de zaak nog eens afkopen.
Waarom wordt er niet volstaan met afstempelen? Hoe groot is de claim die door het afstempelen verloren gaat?
Waarom wordt er een disconto verleend op de grondslag van de heffing? Hoeveel belastingopbrengsten worden er hier door gederfd?
Waarom moet deze ruimhartige regeling voor een zeer beperkte groep mensen de belastingbetaler structureel ruim € 200 mln. kosten? Kan dit niet budgetneutraal, vragen de leden van de fractie van de PVV.
Uitfasering
De leden van de SP-fractie zijn verheugd met het feit dat de regering heeft besloten dga’s een periode van drie jaar te gunnen om tot afkoop over te gaan. Denkt de regering dat hierdoor meer dga’s van de mogelijkheid gebruik zullen maken? Heeft de regering een beeld van het aantal dga’s dat gebruik zal maken van de afkoopmogelijkheid? Zullen er naar het oordeel van de regering veel gevallen voorkomen waarbij een periode van drie jaar alsnog te weinig is om tot afkoop over te gaan? Kan de regering een voorbeeld schetsen van een dga die de termijn van drie jaar nodig heeft om tot afkoop over te gaan?
De leden van de fractie van de SP willen graag duidelijke uitwerking van voorbeelden zien van gevolgen voor diverse dga’s. Hierbij denken deze leden aan gevolgen voor de bv wat de balans en liquiditeit betreft, de te betalen loonbelasting en werkgeversafdrachten en de belastingkorting die deze dga’s krijgen. Voor deze uitwerking hebben de leden van de SP een jonge dga met een PEB-balans van 20.000,- euro in gedachte, maar ook een dga van middelbare leeftijd met een PEB-balans van 100.000,- euro. Een dga die bijna met pensioen mag met een PEB-balans van 250.000,- euro en tot slot een gepensioneerde dga van 80 jaar met een PEB-balans van 200.000,- euro.
Ook vragen de leden van de fractie van de SP hoe de regering de voorlichting gaat organiseren. Komt er uitgebreide informatie en toelichting op de website van de Belastingdienst?
De leden van de D66-fractie hebben vragen over de gevolgen van het uitfaseren voor de onderneming. Onder het nieuwe voorstel is het niet meer mogelijk om via de onderneming te sparen voor de oude dag. Daarmee wordt het noodzakelijk om geld onttrekken aan de onderneming om in de oudedagvoorziening te voorzien. Wat voor gevolgen heeft dit voor de bedrijfsvoering van deze bedrijven? Hebben dga’s voldoende tijd om daar op in te spelen?
De leden van de D66-fractie hebben voorts vragen over de borging van een goede uitvoering. Aangezien het kortingspercentage voor afkoop in 2017 het meest gunstig is, valt het te verwachten dat de meeste dga’s er voor zullen kiezen in 2017 een beslissing te nemen. Om hoeveel dga’s met een pensioen in eigen beheer (peb) gaat het in totaal? Deze dga’s zullen alle voldoende geïnformeerd een keuze moeten maken. Is er voldoende capaciteit in de adviessector om de dga’s die hier behoefte aan hebben van advies te voorzien, zodat zij met voldoende informatie een keuze kunnen maken? En heeft de Belastingdienst voldoende capaciteit om de te verwachten toestroom van dossiers in 2017 te verwerken?
Beëindiging PEB
Indien de reeds opgebouwde aanspraken niet worden afgekocht of omgezet in aanspraken ingevolge een oudedagsverplichting blijft dit een PEB en blijven de verschillen tussen de commerciële en de fiscale waarde gehandhaafd. Wanneer en waarom zal een dga kiezen voor deze situatie, vragen de leden van de fractie van de VVD? Wat zouden de redenen zijn om te kiezen voor deze situatie? In welke situaties is dit «gunstig»?
Met ingang van 1 januari 2017 wordt het pensioen in eigen beheer afgeschaft en kan de dga niet verder in eigen beheer opbouwen, aldus de leden van de CDA-fractie. Moet de dga ook civielrechtelijk zijn pensioen stopzetten? Wat zijn de fiscale gevolgen van het civielrechtelijk stopzetten van het pensioen in eigen beheer zowel als dit voor 1 januari 2017 gebeurd als daarna?
Gedurende de parlementaire behandeling van onderhavige wet hebben een dga met pensioen in eigen beheer en zijn partner immers nog geen zekerheid over de gevolgen van de wet en de acties die zij moeten ondernemen. Ervan uitgaande dat de Tweede Kamer deze wet aanneemt, stemt de Eerste Kamer pas op 20 december over deze wet. De regering kan toch niet menen dat dit voldoende tijd is voor dga’s en hun partner om een zorgvuldige afweging te maken en alle benodigde zaken, zoals het tekenen van notulen en instemmingsformulieren, te regelen? De leden van de CDA-fractie vragen de regering dga’s hiervoor meer tijd te geven, zonder de inwerkingtredingsdatum van de wet aan te passen en zonder dat dga’s tegen fiscale gevolgen aanlopen.
De leden van de D66-fractie hebben ook vragen over de regelgeving voor dga’s die er voor kiezen geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot afkoop en het peb door laten lopen. De regering geeft aan dat indexering (indien toegezegd) van reeds opgebouwde aanspraken nog wel door loopt. Kan de regering dit wat uitgebreider toelichten? Wat betekent dit concreet?
De leden van de D66-fractie hebben een vraag over het pensioen dat dga’s hebben opgebouwd bij verzekeraars. In het wetsvoorstel en de memorie van toelichting lezen de leden dat dga’s dit vermogen voor 1 januari 2017 moeten overgedragen naar de eigen BV. Waarom is er voor deze termijn gekozen? Wat voor consequenties zou het hebben als deze termijn gelijk getrokken wordt met de termijn voor het uitfaseren van pensioen in eigen beheer?
Afkoop
De leden van de fractie van de VVD hebben over dit onderdeel de volgende vragen.
Waarom wordt er gekozen voor de datum van 31 december 2015, want daardoor zijn de afkooppercentages niet van toepassing op 2016. Welke andere mogelijkheden zijn er en zijn afgewogen om het anticipatie-effect te voorkomen? Waarom is niet gekozen voor een tegenbewijsregeling? Waarom is niet gekozen voor 31 december 2016, waarbij er voorwaarden gesteld worden aan het bedrag dat in 2016 nog kan worden opgebouwd in het PEB?
Niet alle dga’s zullen voldoende middelen hebben om af te kopen of om volledig af te kopen. Welke mogelijkheden zijn er voor dga’s die slechts een deel kunnen afkopen? Waarom is er niet gekeken naar de mogelijkheid om een deel in 2017, een deel in 2018 en/of in 2019 af te kopen? Wat zijn de voor- en nadelen van een dergelijke variant?
De afkoop wordt betrokken in de inkomstenbelasting. In hoeverre is in de berekeningen rekening gehouden met het feit dat de dga in sommige gevallen nog niet de volledige heffingskortingen heeft afgebouwd? Tot welke extra heffing kan dit leiden? In hoeverre kan afkoop ook gevolgen hebben voor de premies sociale verzekeringen en ZVW (naheffing IB)? Tot welke naheffing kan dit leiden?
In hoeverre leidt afkoop van het pensioen tot een verdere vermindering van het oorspronkelijke pensioenvermogen?
Kan de regering iets zeggen over de invloed en de gevolgen van de vermogensrendementsheffing in de oude situatie en in de opties in de nieuwe situaties?
Waarom wordt er niet afgerekend tegen de fiscale (balans)waarde met een maximum van het daadwerkelijk aanwezig vermogen? Hierdoor zou niet worden gediscrimineerd tussen BV's boven water en BV's onder water. Wat zijn de (financiële) gevolgen van een dergelijke aanpassing en wat zijn de voor- en nadelen?
In hoeverre klopt het dat de schatkist hierdoor niet wordt benadeeld, omdat geld dat er niet is ook toekomstig niet kan worden uitgekeerd, en hierover dus ook geen loonbelasting over betaald gaat worden, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de fractie van de PvdA blijven moeite houden met de omvang van de belastingkorting, die in het eerste jaar na afkoop maar liefst 34,5% bedraagt op de grondslag. Deze leden vragen hoe dit aanzienlijk verhoogde percentage tot stand is gekomen en naar de redelijkheid hiervan ten opzichte van de rest van belastingbetalend Nederland.
De leden van de PvdA-fractie constateren met instemming dat de regering goed heeft nagedacht over hoe anticipatie effecten te voorkomen. Het kan immers niet zo zijn dat inspelend op de komende belastingkorting nog even grote bedragen voor pensioen opzij worden gezet.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe is gekomen tot de verschillende percentages. Kan dit nader worden toegelicht, vragen zij?
De leden van de CDA-fractie achten het positief dat de dga gedurende drie jaar een korting krijgt op de grondslag. Dit beperkt het liquiditeitsprobleem van de dga enigszins, die anders in één keer de benodigde belasting moet afdragen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de dga een keuze moet maken tussen de verschillende jaren met de verschillende kortingspercentages of dat hij de afkoop over de jaren kan spreiden. Om de snelst mogelijke afkoop te stimuleren lopen de percentages snel af van 34,5% in 2017 tot 19,5% in 2019. De leden van de CDA-fractie merken op dat een korting van 34,5% slechts net genoeg is om het afkopen aantrekkelijk te maken. Door de afkoop van een groot kapitaal ineens zal de dga immers eerder in een hoger IB-tarief terechtkomen. Bovendien is belasting betalen in het heden altijd minder voordelig dan belasting betalen in de toekomst.
De leden van de CDA-fractie constateren dat onderhavig wetsvoorstel voor BV’s in onderdekking praktisch geen oplossing biedt. Kan de regering uitleggen waarom de afkoop dient te geschieden over de gehele fiscale waarde van het pensioen in eigen beheer en niet het deel van de aanspraak dat voor verwezenlijking vatbaar is?
De leden van de CDA-fractie achten het zeer verstandig om uit voorzorg maatregelen te treffen tegen misbruik van de regeling, zoals extreem hoge dotaties in 2016. De regering beperkt de grondslag van de korting uit voorzorg tot de fiscale balanswaarde per 31 december 2015. De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat dit onnodig ingewikkeld is, bijvoorbeeld in gevallen waarin in 2016 niet meer gedoteerd is. Kan de regering daarop reageren? Heeft de regering ook alternatieven overwogen, zoals alleen het beperken van de grondslag indien de dotatie in 2016 een bepaald percentage meer bedraagt dan van de dotatie in 2015?
Geldt de beperking van de grondslag tot de waarde tot de fiscale balanswaarde op 31 december 2015 ook voor vennootschappen met een gebroken boekjaar?
De dga krijgt een afkoopmogelijkheid van zijn pensioen tegen gunstige fiscale tarieven, aldus het lid van de fractie van 50PLUS. Is hierbij overwogen dat anderen, zoals bijvoorbeeld werknemers in bepaalde gevallen hun pensioen ook wel zouden willen afkopen tegen dergelijke gunstige tarieven? Treedt hier geen fikse bevoordeling op van een beperkte groep belastingplichtigen? Een korting van 34,5% op het reguliere belastingtarief (van 52%) is fors. Hoe is deze bevoordeling te rechtvaardigen? Of is geen sprake van bevoordeling? Graag een beschouwing van de regering op dit punt.
Voorts vraagt het lid van de 50PLUS-fractie of in geval van afkoop van het pensioen niet het gevaar ontstaat dat de dga niet gaat zorgen voor een adequate voorziening voor de oude dag. Hoe kan gewaarborgd worden dat de oorspronkelijke doelstelling van een voldoende vermogen op de pensioenleeftijd niet te veel buiten beeld raakt? Het verantwoord afkopen van het dga-pensioen vergt heel goede afspraken en een zorgvuldige afweging, óók in het belang van de (ex)-partner en eventuele nabestaanden. Hoe kan dat voldoende gegarandeerd worden?
Oudedagsverplichting
In hoeverre is met de huidige rekenrente de omzetting naar een oudedagsverplichting nog interessant, vragen de leden van de VVD-fractie. Klopt het dat daardoor de pensioenreserve op pensioendatum flink lager kan uitkomen, omdat de omzetting op grond van de huidige renteontwikkelingen in een afbouw van de reservering leidt door koppeling aan het u-rendement?
Kan een reeds ingegaan PEB vanaf 2017 worden omgezet in een oudedagsverplichting?
Is de regering bereid om meer flexibiliteit mogelijk te maken met uitkeringen uit een oudedagsverplichting? Dus niet alleen maar in 20 jaar gelijke bedragen, maar het ook mogelijk maken om de uit te keren bedragen te laten verschillen in omvang (de hoog-laag mogelijkheid die elders bij pensioenen ook wordt geboden)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke flexibiliteit en kan dit dan bij nota van wijziging alsnog geregeld worden, vragen de leden van de fractie van de VVD.
In diverse belastingverdragen is een voorbehoud opgenomen op de regel dat het heffingsrecht over pensioenen toekomt aan het woonland. Kan de regering duidelijkheid geven hoe uitkeringen uit de oudedagsverplichting internationaal onder de toepassing van belastingverdragen fiscaal worden behandeld? Zo nee, waarom niet? Welk land is heffingsbevoegd? Hoe wordt het heffingsrecht over de voorgestelde afkoopregeling verdeeld onder de verschillende verdragen die Nederland heeft afgesloten? Voor welke verdragen ontstaat er hier een probleem en hoe worden deze opgelost? In welke belastingverdragen wordt het heffingsrecht over de afkoopsom onder voorwaarden toegewezen aan Nederland, vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de naam van de spaarvariant gewijzigd is van oudedagssparen in eigen beheer naar oudedagsverplichting. Zij vragen wat er gewijzigd is in de vormgeving van de spaarvariant. Waarom is de naamgeving gewijzigd?
Deze leden vragen de regering met welk rentepercentage de oudedagsverplichting wordt opgerent. Kan de oudedagsverplichting ook deels worden afgekocht? Bijvoorbeeld alleen het deel van de partner? Is het mogelijk om een deel van de aanspraak af te kopen en een deel van de aanspraak om te zetten in een oudedagsverplichting, als de aanspraak daardoor in zijn geheel wordt afgekocht en/of omgezet?
Kan een op 1 januari 2017 reeds ingegaan pensioen in eigen beheer ook worden omgezet in een oudedagsverplichting?
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat een oudedagsverplichting geruisloos kan worden opgezet in een lijfrente. Welke bepalingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 maken dit mogelijk? Kan de regering aangeven hoe dit in zijn werk gaat, want de BV kan het geld naar de lijfrenteaanbieder storten, maar hij is geen partij bij een lijfrenteverzekering. Kan de BV wel geld storten op een door de dga geopende lijfrenteverzekering? Of maakt de BV het geld over naar de dga, die het stort in een lijfrenteverzekering? Moet dat een lijfrenteverzekering zijn van de dga of kan het ook van iemand anders zijn?
De leden van de D66-fractie hebben ook vragen over de mogelijkheid tot het omzetten van de «spaarvariant» in een lijfrenteproduct. De leden van de fractie vragen de regering wat hiervan concreet de (fiscale) gevolgen zijn, en hoe aantrekkelijk deze optie is in vergelijking met de afkoopoptie met belastingkorting (3.3). Kan de regering de Kamer hiervoor een aantal voorbeeldberekeningen doen toekomen?
Is de regering het eens met het lid van de 50PLUS-fractie dat ondanks de wenselijkheid van de nu te treffen regeling het pensioendenken wel min of meer uit het systeem wordt gehaald? Er is namelijk geen sprake meer van een eind- of middelloonpensioen, maar van een soort spaarpot. Hoe kijkt het kabinet tegen de mogelijkheid aan dat veel minder gespaard zal kunnen worden voor het pensioen?
De positie van de partner
Hoewel afkoop doorgaans ook in het voordeel zal zijn van de partner zijn in de praktijk problemen te verwachten, zeker in gevallen van echtscheiding, aldus de leden van de PvdA-fractie. De ex-partner zal de pensioensituatie van de dga lang niet altijd meteen kunnen doorgronden, wat op zijn beurt weer voedsel kan geven aan al dan niet terecht wantrouwen. Dat roept de vraag op of de regering voornemens is aan actieve voorlichting te doen, juist in de richting van partners. Kunnen er vuistregels worden opgesteld hoe tot een redelijke verdeling van lusten (verdeling van het netto fiscale voordeel) en lasten kan worden gekomen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de rechten van de partner in dit wetsvoorstel beschermd worden. Deze leden vragen zich echter af of het tekenen van een formulier deze rechten wel voldoende waarborgt. De regering schrijft dat de partner geen belang heeft bij het weigeren van toestemming als er sprake is van goede afspraken of passende compensatie. Aan wat voor afspraken of compensatie denkt de regering dan? Wie zou bij afkoop de partner moeten compenseren, is dat de dga of de BV? Kan een nietsvermoedende aandeelhouder geconfronteerd worden met schenkbelasting door een overeenkomst die wordt gesloten tussen de BV en een (gewezen) bestuurder van de BV? Kan sprake zijn van bevoordeling als twee broers ieder 50% van de aandelen hebben in een BV waarin zij pensioen in eigen beheer opbouwen en ze dit pensioen omzetten in een oudedagsverplichting? Is in deze situatie schenkbelasting verschuldigd? Kan sprake zijn van bevoordeling als een vader en een zoon aandeelhouders zijn van een BV waarin zij beiden pensioen in eigen beheer opbouwen en ze dit pensioen omzetten in een oudedagsverplichting? De pensioenverplichting aan de vader zal immers groter zijn dan de pensioenverplichting aan de zoon. Is in deze situatie schenkbelasting verschuldigd?
Eerder gaf de regering aan dat afkoop of omzetting ook in het belang is van de partner. Zijn er voor de partner nog andere voordelen behalve de mogelijkheid tot dividenduitkeringen en de mogelijkheid tot afstorten bij een professionele verzekeraar? Wanneer dient de dga nu exact het informatieformulier aan te leveren bij de Belastingdienst, vragen de leden van de CDA-fractie.
Als partners of voormalige partners goede afspraken maken of voor passende compensatie zorgen, kunnen ze te maken krijgen van schenkbelasting. Kan de regering aangeven in welke gevallen sprake zal zijn van een belastbare schenking? Kan de regering daar voorbeelden van geven? Is ook sprake van een schenking als de partner voordeel heeft bij de afkoop? En als partners geen goede afspraken maken en niet voor passende compensatie zorgen, kan dan sprake zijn van een belastbare schenking van de partner aan de dga? Kan sprake zijn van een schenking als partner en/of dga geen inzicht hebben van de financiële gevolgen van de afkoop of omzetting van het pensioen in eigen beheer? En zijn de artikelen 6.3, eerste lid, onderdeel d, en 3.102, derde lid, onderdeel a van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing op de compensatie van de dga aan de partner? Met andere woorden, is de compensatie belast of onbelast voor de partner?
De leden van de CDA-fractie hebben nog geen beeld van hoe de compensatie voor de partner ordentelijk berekend zou kunnen worden. Duidelijk is wel dat de partner er in beginsel sterk op achteruitgaat bij afkoop. Deze leden gaan daarbij uit van een dga die op huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting) getrouwd is en alle aandelen in handen van de dga zijn, waarbij pensioen in eigen beheer wordt opgebouwd. De partner heeft bij scheiding recht op helft van het tijdens huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en 100% van het partnerpensioen. Maar tekent deze partner voor afkoop of omzetting naar ODV, dan heeft hij of zij nergens meer recht op bij een eventuele scheiding. Kan de Staatssecretaris een rekenvoorbeeld geven wat dan een passende compensatie is? De leden van de CDA-fractie stellen daarbij voor het door de regering eerder gegeven rekenvoorbeeld aan te vullen. De regering heeft een voorbeeld gegeven van een pensioen in eigen beheer met een commerciële waarde van € 900.000 en een fiscale waarde van € 300.000. De leden van de CDA-fractie vragen daarbij naar de volgende situatie: partner heeft een recht van 60% op het pensioen, namelijk 50% ouderdomspensioen en 10% nabestaandenpensioen op basis van opbouw. De marktrente bedraagt 0,25% (zijnde het U-rendement van –0,25% met een opslag van 0,5%). Op welke wijze dient de compensatie voor de partner dan berekend te worden?
En bij het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer houdt het voor deze partner nog niet op. Als de dga geen nieuw extern pensioen opbouwt, maar het geld in het bedrijf houdt, wordt ook de toekomstige pensioenopbouw van de partner beperkt. Het effect hiervan is afhankelijk van de vraag of en wanneer de dga en zijn partner in de toekomst gaan scheiden. Kan de regering uitleggen aan wat voor passende compensatie de in koude uitsluiting gehuwde dga zou kunnen denken, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Wanneer is over compensatie voor lagere toekomstige pensioenopbouw schenkbelasting verschuldigd?
Wat zijn de gevolgen van een eventuele scheiding van de dga en zijn partner na omzetting van het pensioen in eigen beheer in een oudedagsverplichting, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Wordt de oudedagsverplichting dan verdeeld? Zo ja, is de partner dan voldoende gecompenseerd voor het verlies van het eerdere recht op een deel van het pensioen in eigen beheer? Indien nog extra compensatie nodig is, dient de dga of de BV de partner dan te compenseren? Hoe zou deze compensatie op correcte wijze berekend kunnen worden?
Kun je wel in huwelijkse voorwaarden compensatie opnemen voor pensioen gedurende het huwelijk, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Klopt het dat dga’s die in hun huwelijkse voorwaarden de verevening pensioenen hebben uitgesloten toch toestemming aan de partner moeten vragen? Acht de regering dit logisch?
Kan de partner van een reeds overleden dga ook het pensioen in eigen beheer afkopen, vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie hebben vragen over de positie van de partner. De commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse orde van Belastingspecialisten doet hiervoor interessante suggesties. Kan de regering deze en andere suggesties van een reactie voorzien?
Het lid van de 50PLUS-fractie vindt het een goede zaak dat in het wetsvoorstel werk gemaakt wordt van de fiscaalrechtelijke bescherming van de (gewezen) partner van de dga. De vraag lijkt echter gerechtvaardigd of die bescherming wel ver genoeg gaat, en voldoende is uitgewerkt. In dit verband vraagt dit lid of de regering inhoudelijk kan reageren op de volgende overwegingen van fiscalist S. Schilder op het kennisplatform voor fiscalisten «Taxlive.nl», in verband met dit wetsvoorstel: «de fiscale wetgever geeft de adviespraktijk geen handvatten voor hoe om te gaan met de zorg- en informatieplicht van de dga naar zijn (gewezen) partner toe. Zo bevat de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel geen enkel rekenvoorbeeld voor de berekening van een mogelijke compensatie voor de (gewezen) partner. Ook een juridisch houdbaar «routeplan» qua informatievoorziening aan de (gewezen) partner ontbreekt. Alhoewel dit misschien niet helemaal tot het takenpakket behoort, laat de wetgever het allemaal wel heel gemakkelijk aan de adviespraktijk over. Dat terwijl de instemming en de bescherming van de partner het belangrijkste en ook moeilijkste deel is – en mogelijk zelfs een struikelblok – van een succesvolle afschaffing van het pensioen in eigen beheer. Het verplichte informatieformulier biedt de adviespraktijk in ieder geval geen soelaas. Schilder: «De wetgever mag dan geen blaam treffen in toekomstige echtscheidingsprocedures, maar de dga en zijn adviseur komen – als zij geen goed en juridisch dichtgetimmerd «routeplan» hebben doorlopen – daar wellicht niet zo gemakkelijk mee weg, getuige een uitspraak van Hof Amsterdam van 26 januari 2016.... De fiscale wetgever geeft de adviespraktijk geen handvatten voor hoe om te gaan met de zorg- en informatieplicht van de dga naar zijn (gewezen) partner toe».
Informatieplicht
Hoe complex c.q. tijdrovend is de opgenomen informatieplicht, vragen de leden van de VVD-fractie.
Op de dga rust een informatieplicht wil hij of zij gebruik maken van de gefaciliteerde afkoop van het pensioen in eigen beheer. Omdat de wet al volgend jaar in gaat is de tijdsdruk dus hoog. Echter, nog niet duidelijk is welke informatie moet worden verstrekt en in welke vorm. Dit moet nog in een algemene maatregel van bestuur worden vastgelegd. Dat roept de klemmende vraag op wanneer deze AMvB uiterlijk het licht gaat zien, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven binnen welke termijn de AMvB verwacht kan worden. Is hier iets over bekend?
De leden van de D66-fractie hebben er begrip voor dat er voldoende informatie beschikbaar moet zijn om de uitvoering van deze wetswijziging op een verantwoorde manier mogelijk te maken en dat deze informatie bij algemene maatregel van bestuur zal worden bepaald. De leden van de D66-fractie dringen er op aan dat overlegd wordt met (vertegenwoordigers van) dga’s over welke informatie noodzakelijk is. Zeker gezien de relatief korte termijn die dga’s hebben stelt de fractie zich op het standpunt dat de administratieve lasten niet te hoog mogen zijn.
Gesplitste polissen
De regering ziet geen aanleiding om te bewerkstelligen dat het extern verzekerde deel na 2016 nog kan worden teruggehaald naar eigen beheer, lezen de leden van de VVD-fractie. Waarom niet? Wat is daarvan het voor- en nadeel? Wanneer zou daaraan behoefte zijn?
In de memorie van toelichting is aangegeven dat pensioenaanspraken van de dga die thans zijn verzekerd bij een professionele partij uiterlijk tot 31 december 2016 kunnen worden overdragen aan een eigenbeheerlichaam. Vervolgens zouden ook die thans extern verzekerde aanspraken uitgefaseerd kunnen worden. Naar het oordeel van het lid van de fractie van 50PLUS is de thans gegeven termijn voor die overdracht te kort. Het zou volgens hem – hij steunt op dit punt de suggestie van SRA – voor de hand liggen dat bijvoorbeeld tot 31 december 2017 deze overdrachtsmogelijkheid blijft bestaan.
Afkoop reeds ingegane pensioenen
Voor diegenen waarvan het pensioen reeds is in gegaan, hoeft er dus niets te veranderen, zo vragen de leden van de VVD0fractie. Wanneer zou het voor reeds ingegane pensioenen wel gunstig kunnen zijn om af te kopen dan wel over te gaan naar een oudedagsverplichting?
Ook reeds ingegane pensioenen kunnen worden afgekocht. Kunnen reeds ingegane pensioenen ook worden omgezet in een oudedagsverplichting, zo vragen de leden van de CDA-fractie. En indien dit mogelijk is, wat is dan de looptijd van de oudedagsverplichting? Welke redenen kan de partner hebben van een dga van wie het pensioen in eigen beheer reeds wordt uitgekeerd om wel of niet in te stemmen met afkoop van het pensioen?
Aandelen (pensioen-)bv in andere handen
Wanneer is nu wel en wanneer niet schenkbelasting verschuldigd, vragen de leden van de VVD-fractie. In hoeverre kan een afkoop van het pensioen in eigen beheer kwalificeren als een schenking aan de partner? Kan er een expliciete bepalingen worden opgenomen in de Successiewet 1956 dat afkoop van het pensioen in eigen beheer nimmer kwalificeert als een schenking aan de partner? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat de regering dit dan bij nota van wijziging nog regelen?
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat het niet mogelijk is om de vrijval in de pensioenBV onbelast aan een ander te kunnen doen toekomen.
Samenvattend
Kan de regering reageren op de reactie en aanbevelingen van KPS Kring van Pensioenspecialisten werkgroep dag, die op 29 september jl. naar de staatsecretaris zijn gestuurd?
Het kabinet verwacht dat 36% van de dga’s het PEB zal afkopen en dat ongeveer 24% het PEB zal omzetten in een oudedagsverplichting, lezen de leden van de PvdA-fractie. Waarop is deze verwachting gebaseerd? En wat doen naar verwachting de resterende 40% van de dga’s?
De regering gaat uit van een afkooppercentage van 36%. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waar deze veronderstelling op gebaseerd is. De regering verwacht dat 24% van de dga’s het pensioen in eigen beheer om zal zetten in een oudedagsverplichting. Waarom denkt de regering dat afkopen aantrekkelijker is dan de oudedagsverplichting? In totaal zal volgens de regering dus naar verwachting 60% van de dga’s het pensioen in eigen beheer wijzigen. Ook een dergelijk percentage van de partners zal moeten instemmen. Waarom verwacht de regering dit?
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over de aannames op basis waarvan wordt gerekend. De regering geeft aan dat verwacht wordt dat zo’n 36% van de dga’s zal afkopen, en dat ongeveer 24% zal omzetten in een oudedagvoorziening. Op basis waarvan komt de regering tot deze inschatting? Kan de Kamer inzicht krijgen in de basis voor deze aanname?
Overige wijzigingen op pensioengebied
In de voorbereiding van deze wet heeft de sector een aantal belangrijke vereenvoudigingsvoorstellen gedaan waarvan er een aantal overgenomen is, aldus de leden van de VVD-fractie. Het afschaffen van het verschil in franchise tussen eindloonregeling en een middelloonregeling is niet overgenomen. Klopt het dat het afschaffen hiervan relatief eenvoudig is? Welke budgettaire effecten heeft dit? Hoe wordt de uitvoeringspraktijk van pensioenuitvoerders daardoor vereenvoudigd? Is de regering alsnog bereid om deze vereenvoudiging op te nemen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Is de regering dus bereid om de Wet op de loonbelasting 1964 zodanig aan te passen dat de wettelijke basis van de bij pensioenen vereiste AOW-inbouw wordt gebaseerd op de franchisemethode in plaats van de inbouwmethode en dat daarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen eindloon- en middelloonregelingen, zodat voor alle pensioenregelingen mag worden uitgegaan van een franchise op basis van 100/75 AOW-gehuwd? Daardoor wordt de in het besluit van 6 november 2015 (BLKB2015/830M) opgenomen tijdelijke oplossing (tot 1 januari 2018) permanent gemaakt.
De leden van de CDA-fractie zijn positief over de overige wijzigingen op pensioengebied worden voorgesteld. Deze leden zien nog een ander probleem op pensioengebied dat zij hier willen benoemen. Deelnemers die pensioenuitkeringen aankopen hebben shoprecht. De leden van de CDA-fractie hebben echter begrepen dat dit shoprecht door verzekeraars veelal beperkt wordt tot de pensioendatum. Deelnemers die eerder of later met pensioen willen wordt dit shoprecht ontzegd. De pensioenleeftijd in de meeste pensioenregelingen is gebaseerd op de pensioenleeftijd in de Wet op de Loonbelasting van 67 jaar. Veel arbeidsovereenkomsten sluiten aan bij de AOW-leeftijd en die is de komende jaren lager dan 67 jaar. Is het de regering bekend dat door de beëindiging van de arbeidsovereenkomst veel werknemers niet op de pensioengerechtigde leeftijd maar op de AOW-gerechtigde leeftijd met pensioen gaan? Is het de regering bekend dat hierdoor feitelijk bijna nooit sprake is van een shoprecht? De leden van de CDA-fractie vragen de regering het wettelijk shoprecht aan te passen, zodat iedere werknemer die de mogelijkheid heeft om het pensioen eerder of later in te gaan, ook op die mogelijkheid heeft om gebruik te maken van het shoprecht?
Uitkeringen die ingaan per de eerste dag van de maand
De leden van de fractie van de VVD vinden het belangrijk dat in het kader van vermindering van administratieve lasten, eenvoud en doelmatigheid geregeld is dat uitkeringen ingaan per eerste dag van de maand. De leden van de VVD-fractie hebben daar eerder in Kamervragen aandacht voor gevraagd en zijn erkentelijk dat dit nu geregeld is.
100%-grens en de daarvan afgeleide grenzen
De leden van de CDA-fractie begrijpen heel erg goed dat de regering de 100%-toets afschaft. Immers, bijna niemand zal de 100% op basis van de huidige percentages halen. Die percentages beginnen wel steeds meer te wringen. De regering verwijst naar 1,66% maximale opbouw in de eindloonregeling. De leden van de CDA-fractie maken zich veel grotere zorgen over de opbouw in de beschikbarepremieregelingen, want daar wordt nog steeds uitgegaan van 4%- of 3%-besluiten.
Kan de regering ter illustratie aangeven hoeveel premie een werkgever en werknemer samen fiscaal gefacilieerd maximaal mogen inleggen voor een 24-jarige werknemer die € 40.000 verdient, een normaal carrièrepatroon heeft en in een fonds zit met een gemiddelde levensverwachting, indien:
– hij een eindloonregeling heeft en de zuiver actuariële premie berekend wordt;
– hij een middelloonregeling heeft en de zuiver actuariele premie berekend wordt;
– hij een beschikbarepremieregeling heeft op basis van de 4%-staffel;
– hij een beschikbarepremieregeling heeft op basis van de 3%-staffel?
Deze leden van de CDA-fractie geven daarbij aan dat het nabestaandenpensioen op gelijke manier geregeld dient te zijn in de vier rekenvoorbeelden.
Acht de regering het nog verantwoord op 4%-staffelbesluiten te handhaven terwijl de werkelijke rente op 10-jarige staatsleningen zo rond de 0% ligt? Zou het niet meer in de rede liggen om een 2%-staffelbesluit te publiceren, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Hoe zou dat besluit eruit zien?
Doorwerkvereiste
De leden van de PvdA-fractie zijn ingenomen met het schrappen van het doorwerkvereiste, juist ook met het oog op bevordering van de keuzevrijheid en flexibiliteit bij het kiezen van de pensioeningangsdatum.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering bereid is per direct een goedkeurend besluit te nemen zodat verzekeraars in het vooruitzicht van de afschaffing van het doorwerkvereiste geen doorwerkverklaring meer hoeven aan te vragen.
De leden van de D66-fractie vragen zich af waarom ervoor is gekozen het doorwerkvereiste te schrappen voor wat betreft het ouderdomspensioen, maar niet voor wat betreft het prepensioen. Kan de regering deze keuze toelichten?
Budgettaire aspecten; uitfasering pensioen in eigen beheer
De leden van de CDA-fractie hebben grote twijfels bij de geraamde opbrengsten van 2,1 miljard. Welke veronderstellingen zijn hierbij gebruikt? Waarom gaat de regering uit van 36% van de dga’s die afkopen en 24% die omzetten in de oudedagsverplichting? Kan de regering het meest actuele overzicht geven van de hoeveelheid pensioenkapitaal in eigen beheer zowel voor de commerciële waarde als voor de fiscale waarde? Waarop is de aanname gebaseerd dat circa 36% van de dga’s in de periode 2017–2019 tot afkoop overgaat? Is daar onderzoek naar gedaan onder dga’s of adviseurs? Welk percentage van de hiervoor bedoelde totale commerciële en fiscale waarden van pensioenen in eigen beheer gaat volgens de raming van de regering afgekocht worden? De leden van de CDA-fractie verwachten namelijk dat om liquiditeitsredenen vooral kleine pensioenen in eigen beheer zullen worden afgekocht. Waar baseert de regering de veronderstelling op dat 2/3e van de dga’s in 2017 afkoopt. De korting mag in dat jaar dan het hoogst zijn, maar om liquiditeitsredenen zullen veel dga’s niet zo snel tot afkoop over kunnen gaan en eerder in 2019 afkopen. Hoe heeft de regering dit gewogen?
De leden van de CDA-fractie herinneren de regering eraan dat zij, onder de voorwaarde van budgettaire neutraliteit, eerst een korting van 20% voorstelde, toen een korting van 30% en nu een staffel van 34,5%, 25% en 19,5%. Hoe kunnen al deze percentages budgetneutraal zijn? Welke budgettaire parameters zijn bij de drie momenten gehanteerd? Waarom hebben zich onder gelijkblijvende voorwaarden in een tijdsbestek van nauwelijks een jaar zulke aanzienlijke wijzigingen in de achterliggende cijfers voorgedaan? Welke rekenkundige relatie bestaat er volgens de raming van de regering tussen de hoogte van het kortingspercentage en het kapitaal dat afgekocht gaat worden?
Ook het CPB stelt dat de raming erg onzeker is, merken de leden van de CDA-fractie op. De regering raamt dat de afschaffing en omzetting van het pensioen in eigen beheer in 2017 € 2,1 miljard oplevert. Op welke wijze heeft de regering rekening gehouden met de onzekerheid van de raming? Is er niet sprake van «wensramen» om zo ruim € 2 miljard in 2017 vrij te spelen?
De opbrengst loopt steeds verder af tot € 300 miljoen in 2020 en € 236 in 2021. Kan de regering aangeven waarom in deze twee jaren sprake is van een positief effect op het EMU-saldo, terwijl in deze jaren geen korting wordt gegeven op de grondslag bij afkoop?
Structureel bedraagt het EMU-saldo-effect – € 205 miljoen. De regering vermeldt dat dit voornamelijk het gevolg is van het naar voren halen van toekomstige ontvangsten. Welke andere oorzaken zijn hier dan voor, vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden begrijpen ook niet dat deze kostenpost contant gemaakt opeens een opbrengst wordt van € 65 miljoen. Kan de regering dat uitleggen? Op welke wijze is de kwijtschelding van de revisierente van 20% meegenomen in de budgettaire aspecten?
Kan de regering de reeks «loon-inkomstenbelasting» in tabel 1 nader specificeren in: de reguliere stroom pensioenuitkering (basispad), de autonome kosten van de korting in de betreffende jaren en het veronderstelde gedragseffect? Kan de regering tevens de budgettaire gevolgen van tabel 1 geven voor het geval dat er geen korting van toepassing zou zijn, maar de opbouw van het pensioen in eigen beheer wel wordt afgeschaft en afstempeling naar de fiscale waarde wordt toegepast?
Welke veronderstelling en welke grondslagen liggen ten grondslag aan het extra dividend (opbrengst box 2), zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is budgettair ook rekening gehouden met het feit dat dga’s weliswaar geen pensioen meer op kunnen bouwen in hun BV, maar nog wel fiscaal gefaciliteerd via een lijfrente pensioen op kunnen bouwen?
Kan de regering een overzicht geven van de besteding is van de € 2,1 miljard opbrengst?
Waarom is de regering van mening dat zij deze tijdelijke opbrengst kan uitgeven en hoe is het latere verlies dan gedekt?
Is er ook extra loonbelastingopbrengst geraamd, omdat dga’s, die geen pensioen in eigen beheer meer kunnen opbouwen, hun gebruikelijk loon moeten verhogen ter compensatie?
Ondernemers verliezen uiteindelijk wel een faciliteit die zorgde voor pensioenopbouw. Hoeveel wordt er bespaard doordat in de toekomst geen pensioen in eigen beheer meer kan worden opgebouwd, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Wat is de omvang van de aftrekpost (beperktere grondslag door aftrek van het pensioen in eigen beheer) die in de vennootschapsbelasting verdwijnt? En op welke wijze is dit budgettaire belang teruggeven aan de doelgroep van het pensioen in eigen beheer, dga’s en dus met name het MKB?
Door de regering is verondersteld dat circa 36% van de dga’s met een PEB van die afkoopmogelijkheid gebruik gaat maken, waarvan ruim 2/3 in 2017 vanwege de relatief gunstige korting van 34,5% op de grondslag voor de heffing voor de loon- en inkomstenbelasting, te weten de fiscale (balans)waarde van de pensioenverplichting vóór de afstempeling (zie paragraaf 3.3.), aldus het lid van de fractie van 50PLUS. Dit leidt volgens de memorie van toelichting in 2017 tot € 2,1 miljard aan (naar voren gehaalde) ontvangsten loon- en inkomstenbelasting die relevant zijn voor het EMU-saldo 2017.
Het lid van de 50PLUS vraagt hoe hard deze inschatting van opbrengsten voor de fiscus is. Waarop is het percentage van circa 36% dat naar verwachting gebruik gaat maken van de afkoopmogelijkheid gebaseerd? Is deze inschatting niet erg optimistisch. Het gemiddelde dga-pensioen staat voor rond € 500.000 op de balans. Dat betekent dus nog altijd € 170.300 aan belasting. Per direct af te rekenen. Graag een aanvullende beschouwing, onderbouwing en toelichting.
Het is niet onwaarschijnlijk dat expliciete goedkeuring die de partner moet geven voor afstempeling en omvorming of afkoop in veel gevallen zal onthouden. Zal het gebruik van de faciliteit daardoor niet beperkt kunnen blijven, vraagt het lid van de 50PLUS-fractie.
Budgettaire aspecten; overige pensioenmaatregelen
De leden van de CDA-fractie treffen in tabel 2 geen budgettaire dekking aan voor het afschaffen van het doorwerkvereiste. Kan de regering dit ophelderen?
EU-aspecten
De leden van de CDA-fractie vragen de regering onder welk verdragsartikel de uitkeringen van de oudedagsverplichting vallen. Is dit het pensioenartikel? En zo ja, waarop is dat gebaseerd?
Gevolgen voor bedrijfsleven en burger
Zijn ondernemers met een BV die per ongeluk hun pensioenopbouw laten doorlopen na 1 januari direct in overtreding, vragen de leden van de VVD-fractie. Hoe gaat de Belastingdienst met deze mensen om? Krijgen deze ondernemers direct een boete of wordt er het eerste half jaar coulant omgegaan met ondernemers? Hoe worden ondernemers met een BV voor 1 januari goed geïnformeerd over voorliggend wetsvoorstel en de consequenties in de praktijk?
Overig
Wanneer zijn de uitvoeringsregelingen van het PEB beschikbaar (bijvoorbeeld AMvB, ministeriële regeling)? Is de regering bereid om deze op korte termijn te publiceren, zeker omdat de voorbereidingstijd tot 1 januari 2017 behoorlijk kort is, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Zowel de NOB (Nederlandse Orde van Belastingadviseurs) als de RB (Register Belastingadviseurs) hebben nog uitbreid commentaar geleverd en een grote hoeveelheid vragen gesteld over dit wetsvoorstel. Kan de regering hierop reageren, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
Naar de leden van de PvdA-fractie hebben begrepen zijn de overige pensioenmaatregelen mede geïnspireerd op vereenvoudigingsvoorstellen van pensioenfondsen en verzekeraars.
Één voorstel lijkt echter niet te zijn overgenomen en dat betreft de pensioenopbouw van arbeidsongeschikten en de verschillen die hierbij optreden tussen mensen met een WIA-uitkering en hen die een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen opbouwen.
Bij mensen met een WIA-uitkering loopt de (doorgaans premievrije) pensioenopbouw tot de AOW-leeftijd. Bij mensen met een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen loopt de opbouw echter tot en met het bereiken van de pensioenrichtleeftijd. Daar zit (bijna) altijd verschil tussen en momenteel zelfs meer dan een jaar. Dit roept verschillende vragen op. Ten eerste, hoe logisch is het dat mensen aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen kunnen blijven opbouwen terwijl de AOW uitkering en het aanvullende pensioen al zijn ingegaan? Wat zijn de (extra) kosten in verband hiermee voor de pensioenfondsen en de schatkist? Waarom kunnen mensen met een WIA-uitkering minder lang (premievrij) pensioen opbouwen dan mensen met een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen? Kan die opbouwperiode gelijk getrokken worden en zo ja, waar gaat de voorkeur van de regering naar uit, naar opbouw in beide gevallen tot de AOW-leeftijd of opbouw in beide gevallen toestaan tot de pensioenrichtleeftijd?
De leden van de SP-fractie vragen de regering te reageren op het Register Belastingadviseurs dat stelt dat eigenbeheerlichamen toegestane verzekeraars blijven tot voor 1 januari 2017 in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken. Hieruit volgt, volgens het RB, dat aanspraken die in eigen beheer zijn opgebouwd en zijn herverzekerd bij een professionele verzekeraar ook na 1 januari 2017 kunnen worden teruggehaald naar eigen beheer.
De regering was eerder voornemens om met het pensioen in eigen beheer ook de fiscale oudedagsreserve af te schaffen vanwege de neutraliteit tussen de IB-ondernemer en de VPB-ondernemer. Kan de regering aangeven waarom zij er toch voor heeft gekozen om de FOR te behouden, vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering ook heeft overwogen om de ingewikkelde overgangsbepalingen van de 80c-wetgeving en de stamrechtBV’s in het kader van het pensioen in eigen beheer te herzien.
De leden van de CDA-fractie vragen of er nog andere oudedagsvoorzieningen binnen de BV zijn, waarbij zich verschillen voordoen tussen de fiscale en commerciële waardering. Deze leden wijzen bijvoorbeeld op zuivere of ingegane niet-afgekochte stamrechten, zuivere of ingegane stakingswinst en FOR-lijfrenten op de balans van de BV. Kan de regering aangeven hoe met deze verschillen moet worden omgegaan? Acht de regering het wenselijk dat deze verschillende waarderingen tussen fiscaal en commercieel wel blijven bestaan?
Kan de regering het concept-uitvoeringsbesluit aan de Kamer doen toekomen, vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er nog veel vragen over de technische uitwerking van het wetsvoorstel leven in de praktijk. Is de regering bereid om een reactie te geven op de brief van de NOB, waar deze technische vragen in verwoord zijn, zo vragen deze leden.
Het lid van de 50PLUS-fractie ziet de nadelen van het pensioen in eigen beheer, maar begrijpt dat een deel van die nadelen ook bestaat met betrekking tot de Fiscale Oude Dagsreserve (FOR). De FOR is slechts een belastinguitstelpost en leidt lang niet altijd tot een adequate pensioenvoorziening voor ondernemers. Dit lid zou graag een analyse zien van de fiscale facilitering van ouderdagsvoorzieningen voor ondernemers en dga’s.
Tot slot vraag het lid van de fractie 50PLUS op welke wijze eventueel oneigenlijk gebruik van de voorgestelde regeling voor de uitfasering van pensioen in eigen beheer wordt voorkomen.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De griffier van de commissie, Berck