Vastgesteld 25 januari 2017
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 20 december 2016 over het verzoek aan de Eerste Kamer om uitstel van de stemmingen over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Kamerstuk 34 555, nr. 9).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 december 2016 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 23 januari 2017 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De griffier van de commissie, Berck
INHOUDSOPGAVE |
||
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
II |
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris |
5 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het verzoek aan de Eerste Kamer om uitstel van de stemmingen over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. De leden van de VVD-fractie hechten er belang aan dat er snel weer duidelijkheid komt. De wet was namelijk bedoeld om ondernemers te helpen met de problemen in het kader van het pensioen in eigen beheer (PEB), zoals de dividendklem. Daarnaast vinden de leden van de VVD-fractie een goede informatievoorziening richting de betrokkenen belangrijk. De leden van de VVD-fractie hebben daarom nog een aantal vragen.
Kan er uitgebreid inhoudelijk worden geschetst welk probleem er nu is of lijkt te zijn? Wat zijn de oorzaken daarvan?
Wat kunnen de (financiële) gevolgen zijn?
Waarom zijn de huidige problemen niet voorzien in het voortraject?
Welke checks and balances zijn er bij het opstellen van wetsvoorstellen om dit soort problemen te voorkomen?
Hoe snel kan er duidelijkheid zijn over het geconstateerde en/of vermeende probleem? Hoe kan het wetsvoorstel eventueel gerepareerd worden? En hoe snel kan er eventueel gerepareerd worden (tijdpad) dan wel wanneer kan het wetsvoorstel (eventueel aangepast) alsnog ingaan (inwerkingstredingsdatum)?
Hoe vindt de communicatie naar de betrokkenen plaats in de komende periode over de ontwikkelingen en de komende stappen?
Kan een reactie gegeven worden op het artikel in Het Financieele Dagblad d.d. 22 december 2017 waarin de meningen verschillen over het probleem?
Wat zijn de gevolgen van het niet in stemming brengen van het wetsvoorstel PEB voor de overige pensioenmaatregelen in het wetsvoorstel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de PvdA-fractie hebben met stijgende verbazing kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris waarin hij de Eerste Kamer vraagt om uitstel van stemming over de wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Het uitstel van de stemmingen is aangevraagd vanwege een lek in de voorgestelde wetgeving. De Telegraaf berichtte dat het mogelijk om EUR 5 miljard derving zou kunnen gaan. Klopt deze berichtgeving?
De Staatssecretaris stelt dat hem vanuit de praktijk signalen bereiken over het gebruik van de mogelijkheden om de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting ten laste van de fiscale winst te brengen. Kan dit verder worden verhelderd met behulp van cijfervoorbeelden? Kunnen alle BV’s waarin pensioen wordt opgebouwd gebruik maken van deze mogelijkheid?
Wanneer kwam het lek aan het licht? De Staatssecretaris stelt dat de praktijk hem wees op het lek. Tegelijkertijd werd in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer al door de Staatssecretaris gewezen op de mogelijkheid om de indexatie ten laste van de fiscale winst te brengen. Waarom is toen niet meteen besloten het lek te dichten? Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe het komt dat het probleem blijkbaar niet eerder is gezien? In hoeverre heeft tijdsdruk hiermee te maken en welke lessen trekt de regering uit deze gang van zaken voor wat betreft toekomstige wetgeving?
De staatsecretaris stelt dat eerst de omvang van het lek in kaart wordt gebracht, alvorens naar oplossingen wordt gezocht. De leden van de PvdA-fractie achten het nuttig dat de omvang van het probleem in kaart wordt gebracht, maar achten de omvang van het probleem niet van invloed op de keuze het lek al dan niet te dichten. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het lek hoe dan ook gedicht zal worden? Langs welke lijnen gaat de Staatssecretaris dit oplossen? Is het mogelijk om in de wet op te nemen dat toekomstige indexaties niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht bij afkoop of omzetting?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie danken de Staatssecretaris voor het feit dat hij middels een ongebruikelijke stap optreedt om onbedoeld gebruik van wetgeving te voorkomen. Wel hebben zij de nodige vragen.
De leden van de SP-fractie willen van de Staatssecretaris uitleg over hoe het mogelijk is dat de mogelijkheid van onbedoeld gebruik niet eerder in het lange wetgevingsproces is ontdekt? Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe hij opeens tot zijn «memorie van antwoord» van 2 december jl. (Kamerstukken 34 552 en 34 553 en 34 554 en 34 555 en 34 545, E) kwam over de mogelijkheid van versnelde aftrek van indexatielasten? Waarom is hier niet eerder op gewezen door de Staatssecretaris? Waarom pas op 2 december?
De leden van de fractie van de SP vroegen eerder om een paar voorbeeldberekeningen. Aanvankelijk wilde de Staatssecretaris deze voorbeeldberekeningen niet geven maar pas na enig aandringen werden deze geleverd. In hoeverre kloppen deze berekeningen nog? Waarom is de toekomstige indexatie ten laste van de winst niet meegenomen in de voorbeeldberekeningen? Is de Staatssecretaris bereid de voorbeeldberekeningen alsnog volledig aan te leveren?
De leden van de SP-fractie willen tevens een aantal voorbeeldberekeningen voor het geval dat de pensioenverplichting niet wordt vrijgemaakt maar als oudedagsvoorziening op de balans blijft staan.
De leden van de SP-fractie willen graag weten wanneer zal worden aangevangen met het onderzoek naar de effecten van dit onbedoelde gebruik en de grootte van de groep. Wanneer denkt de Staatssecretaris het onderzoek te hebben afgerond? Zal het onderzoek zijn afgerond alvorens de Staatssecretaris zijn novelle naar de Kamer stuurt?
Wat betekent het uitstellen van de stemmingen in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel in de praktijk? Zowel voor ondernemers als voor de Belastingdienst, die waarschijnlijk druk doende is (geweest) zich voor te bereiden op de wet?
Wanneer wordt de novelle ingediend, vragen de leden van de SP-fractie? Wordt voldoende de tijd genomen om te verzekeren dat de flankerende maatregelen het onbedoelde gebruik onmogelijk te maken?
De leden van de SP-fractie willen tevens een update van de verwachte opbrengst van het wetsvoorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris aan de Eerste Kamer over het pensioen in eigen beheer en het daarop volgende uitstel van stemmingen. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen.
Allereerst vragen de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris waarom de toekomstige indexaties afgestempeld mogen c.q. moeten worden, hoe dit technisch uitwerkt en of de Staatssecretaris een rekenvoorbeeld kan geven. Wanneer waren de Staatssecretaris of anderen binnen het Ministerie van Financien op de hoogte van de mogelijkheid om toekomstige indexatie af te stempelen en mogelijk in aftrek te brengen van de fiscale winst?
Moest bij de waardering van de pensioenverplichting op de balans altijd al rekening gehouden worden met een verplichting tot indexatie op grond van goed koopmansgebruik of is er een verband met de uitfasering van het pensioen in eigen beheer? In hoeveel gevallen mogen toekomstige indexaties mede afgestempeld worden? Wat zijn de regels voor indexatie voor DGA's met een pensioen in eigen beheer? Klopt het dat zij verplicht zijn om hun pensioen altijd te indexeren in tegenstelling tot bijvoorbeeld pensioenfondsen? Waarom is het afstempelen over de toekomstige indexaties niet meegenomen in het rekenvoorbeeld waar de leden van de CDA-fractie in het verslag over de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer om gevraagd hebben?
Hoe groot is het financiële risico volgens de Staatssecretaris als deze wet niet zou zijn uitgesteld? Waarom is de afstempeling van de verplichting tot toekomstige indexatie niet meegenomen in de raming van de opbrengst van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer?
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris te garanderen dat de termijn om de zaken met de verzekeraars te regelen, die nu op 31 maart 2017 gesteld is, minstens wordt verlengd met de periode van het uitstel van de stemmingen in de Eerste Kamer. Oftewel, kan de Staatssecretaris garanderen dat de DGA's die te maken hebben met deze nieuwe wet niet de dupe worden van fouten in het wetsvoorstel?
Kan de Staatssecretaris tevens garanderen dat DGA's die hun gehele pensioenaanspraak afstempelen, dus inclusief rechten op toekomstige indexatie, een zuiver pensioen overhouden? Immers als de pensioenaanspraak onzuiver zou worden, is de DGA per direct 72% belasting verschuldigd over de geheel pensioenaanspraak, zelfs als deze onder water staat. Kan de Staatssecretaris duidelijkheid geven met welke handelingswijze gegarandeerd geen sprake zal zijn van een onzuiver DGA-pensioen?
Wat zijn de gevolgen van de afstempeling van de gehele pensioenaanspraak inclusief de toekomstige indexaties voor de fiscale winstberekening? Leiden de toekomstige indexatieverplichtingen tot een aftrekpost ten laste van de fiscale winst en zo ja, in welke jaren? Wat bedoelt de Staatssecretaris met zijn antwoorden aan de Eerste Kamer in de memorie van antwoord dat «de lasten in verband met de toename van de pensioenverplichting door de indexatieverplichting niet ineens ten laste van de fiscale winst worden gebracht» en tevens dat «op het moment van afkoop op omzetting de indexatielasten voor die pensioenaanspraken daadwerkelijk gerealiseerd worden»?
Kan de Staatssecretaris de garantie geven dat er als gevolg van de antwoorden die hij in de Eerste Kamer (memorie van antwoord en nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken 34 552 en 34 553 en 34 554 en 34 555 en 34 545, G)) heeft gegeven verder geen budgettaire tegenvallers zijn te verwachten? En als deze er toch zullen zijn, op welke wijze worden deze dan opgevangen?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Staatssecretaris een aangepaste, geactualiseerde berekening kan tonen, waaruit blijkt dat in 1/3 van de gevallen na de afstempeling voor afkoop wordt gekozen? En over welke jaren gaat dat? Kan de Staatssecretaris nieuwe ramingen geven van de kosten en opbrengsten van het wetsvoorstel per jaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris aan de Eerste Kamer. De brief werpt een hoop vragen op waarvan de leden ervan uitgaan dat deze beantwoord worden in de door de Kamer gevraagde brief van de Staatssecretaris.
De leden van de D66-fractie zijn allereerst verbaasd over het late tijdstip van het verzoek om uitstel aan de Eerste Kamer. Verschillende fracties, waaronder de fractie van D66, hebben bij de behandeling in de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor de tijdsdruk die achter de uitfasering werd gezet en de gevolgen daarvan voor DGA’s en de adviessector. Heeft tijdsdruk op het Ministerie een rol gespeeld bij de onduidelijkheid die heeft geleid tot het verzoek om uitstel? Hoe kan het dat de Staatssecretaris zo kort voor de stemming tot de conclusie komt dat het wetsvoorstel mogelijk een risico van miljarden euro’s behelst? Wanneer is de Staatssecretaris voor het eerst gewaarschuwd over dit risico?
De leden van de D66-fractie vragen zich voorts een aantal dingen af wat betreft de consequenties van het uitstellen van de behandeling van de wet. Welke budgettaire consequenties heeft dit voor het begrotingsjaar 2017? En welke voor de jaren daarna? Welke invoeringsdatum is, na eventuele wijzigingsvoorstellen van de kant van de regering, na dit uitstel mogelijk? Kan de Staatssecretaris nader uiteenzetten hoe het proces tot uitstel precies is verlopen, waarom er niet eerder tot actie is overgegaan, en hoe het proces hierna er uit ziet?
Inleiding
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, de PvdA, de SP, het CDA en D66 over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Kamerstuk 34 555). Ik hecht eraan om eerst in te gaan op de aanleiding van mijn verzoek aan de voorzitter van de Eerste Kamer om de stemming over het wetsvoorstel uit te stellen. Daarmee beantwoord ik ook al een groot deel van de vragen van de leden van de verschillende fracties. Daarna beantwoord ik de nog niet in deze inleiding beantwoorde vragen.
Aanleiding
Aanleiding tot dit schriftelijk overleg is het uitstel van de stemmingen in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Ik heb de Eerste Kamer bij brief van 20 december 20161 in overweging gegeven de stemming uit te stellen omdat mij signalen hadden bereikt over vermeende mogelijkheden om de kosten en lasten van toekomstige indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting ten laste van de fiscale winst te brengen. Met het oog op een ordentelijke besluitvorming in de Eerste Kamer achtte ik het noodzakelijk zekerheid te hebben over de effecten daarvan, in het bijzonder de grootte van de groep die hiervan gebruik zou kunnen maken. Daarvoor was nader onderzoek noodzakelijk. Dat onderzoek is afgerond. Naar aanleiding van dit onderzoek heb ik een wetsvoorstel (novelle) tot wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voorbereid. Met de afronding van het onderzoek heb ik ook voldoende gegevens om de vragen die in het kader van dit schriftelijk overleg zijn gesteld te beantwoorden. Deze antwoorden en de novelle worden gelijktijdig aan uw Kamer aangeboden.
Wat is er aan de hand?
Het onderzoek heeft uitgewezen dat de mogelijkheid om de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting ten laste van de fiscale winst te brengen, niet bestaat. De budgettaire derving zal zich dan ook niet voordoen. Zoals in de memorie van toelichting op de novelle is aangegeven voorkomt het in het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voorgestelde artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 dat de kosten en lasten van de toekomstige indexatie op het moment van afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting ten laste van de fiscale winst kunnen worden gebracht. In de memorie van toelichting (Kamerstuk 34 662, nr. 3) is ook aangegeven dat in een antwoord in de memorie van antwoord abusievelijk geen rekening is gehouden met deze bepaling, waardoor ten onrechte de suggestie is gewekt dat een dergelijke aftrek wel mogelijk is. Die vergissing betreur ik. Hieruit blijkt eens te meer dat de regelgeving ter zake van het pensioen in eigen beheer (PEB) gecompliceerd is, zoals ook weer bleek uit de uiteenlopende meningen van de pensioen- en belastingadviseurs zoals aangegeven in het artikel van het Financieel Dagblad van 22 december 2016 waar de leden van de fractie van de VVD naar verwijzen. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat de overige antwoorden, gegeven in het kader van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen, niet juist zouden zijn en ook anderszins is er geen aanleiding om budgettaire tegenvallers te verwachten. Dit naar aanleiding van vragen hierover van de leden van de fractie van het CDA.
De leden van de fractie van de SP wijzen op het lange wetgevingstraject dat aan het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen vooraf is gegaan en de leden van de fractie van de VVD vragen naar de checks and balances die er zijn bij de totstandkoming van wetsvoorstellen. Het lange traject waaraan de leden van de fractie van de SP refereren, is onder andere gebruikt voor een uitgebreide gedachtewisseling met experts, belangenorganisaties en de beide Kamers. In de zomer van 2016 is besloten over de wijze waarop de uitfasering van het PEB vorm zou krijgen en dat daarvoor wetgeving zou worden voorbereid die zou worden meegenomen met de zogenoemde Belastingplancyclus. Het wetsvoorstel bevatte geen lek in de zin zoals wel werd gesuggereerd. In die zin hebben de checks and balances zoals die worden toegepast bij de totstandkoming van wetgeving dan ook gewerkt. Zowel bij de totstandkoming van de besluitvorming voorafgaande aan het wetsvoorstel als bij het opstellen daarvan is alle zorgvuldigheid in acht genomen. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de parlementaire behandeling, maar zelfs dan kunnen fouten niet worden uitgesloten, zoals helaas achteraf blijkt als wordt teruggekeken op het al eerder genoemde antwoord in de memorie van antwoord. Het blijft mensenwerk. De berichtgeving in de pers verscheen op de dag van de voorziene stemming in de Eerste Kamer. Op dat moment was niet voldoende duidelijk waar het vermeende lek betrekking op zou hebben, dit in antwoord op vragen van de leden van de fracties van de PvdA en D66. Omdat dit een ordentelijke besluitvorming in de Eerste Kamer zou bemoeilijken, heb ik ervoor gekozen de voorzitter van de Eerste Kamer te verzoeken de stemming uit te stellen. Bij nadere beschouwing werd duidelijk dat het lek niet bestond, maar dat het al eerder aangehaalde antwoord waarin de suggestie is gewekt dat de hier bedoelde aftrek wel mogelijk zou zijn, onjuist is. Dit verklaart ook waarom hier door mij niet eerder op is gewezen, dit naar aanleiding van een vraag van de leden van de fractie van de SP. Dit geeft in feite ook antwoord op de vragen van de leden van de fracties van de SP en het CDA voor zover deze betrekking hebben op het moment waarop duidelijk is geworden dat afstempelen en aftrek van toekomstige indexatielasten mogelijk zou zijn en waarom dit niet is meegenomen in de rekenvoorbeelden die tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel zijn gegeven (Handelingen I 2016/17, nr. 11, item 3).
Inhoud novelle
Het vorenstaande zou strikt genomen tot de conclusie kunnen leiden dat een aanpassing van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen niet noodzakelijk is. De gesignaleerde mogelijkheid tot aftrek en de daaraan verbonden budgettaire gevolgen kunnen zich immers niet voordoen.
Het onderzoek heeft echter ook tot de (omgekeerde) conclusie geleid dat het volledig uitsluiten van elke vorm van aftrek naar het oordeel van het kabinet in een beperkt aantal gevallen juist een te vergaande inperking is van het recht op aftrek van kosten en lasten die anders, als het PEB niet zou worden uitgefaseerd, wel (gefaseerd) ten laste van de winst zouden mogen worden gebracht. Om die reden wordt in de novelle voorgesteld om bij bestaande actiefposten alsnog in een (voorwaardelijke) mogelijkheid tot aftrek van de kosten en lasten van de toekomstige indexatie van de pensioenaanspraken of van de pensioenuitkeringen te voorzien. Deze aanpassing is, zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij de novelle, slechts van toepassing op een zeer beperkte groep en daarmee zonder budgettaire gevolgen.
Beantwoording vragen
Een groot deel van de vragen van de leden van de verschillende fracties heeft betrekking op onderwerpen die ook in de memorie van toelichting van de novelle aan de orde komen. Daarbij gaat het om de primaire vragen of er daadwerkelijk een probleem is, wat de aard daarvan is, wat de oorzaken daarvan zijn, hoe het probleem gaat worden opgelost, wat de mogelijke budgettaire gevolgen zijn en wanneer de novelle naar uw Kamer zal worden gestuurd. Met name in de paragrafen 1, 2 en 3 van die memorie van toelichting worden de vragen beantwoord van de leden van de fracties van de VVD, de PvdA en de SP over de aard van het veronderstelde probleem, het vermeende budgettaire effect, de systematiek van de indexatie van het PEB, de gevallen waarin de in het geding zijnde situatie zich voordoet (zie paragraaf 5 van die memorie van toelichting voor het aantal gevallen), de doorwerking naar de fiscaliteit, het onderzoek en het resultaat van dat onderzoek, de maatregelen die worden getroffen alsmede de tijdspanne waarin deze maatregelen worden getroffen.
Hierna wordt bij de beantwoording van de overige vragen zo veel mogelijk de volgorde van de gestelde vragen aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of vergelijkbare vragen gebundeld zijn beantwoord. Hierbij maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te infomeren over de budgettaire consequenties aan de uitgaven- en inkomstenkant van het afschaffen van het doorwerkvereiste voor prepensioenregelingen, zoals toegezegd tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2017.2 Deze informatie vindt u aan het slot.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de communicatie over de ontwikkelingen en de komende stappen naar de betrokkenen plaatsvindt. De Belastingdienst heeft in de Nieuwsbrief Loonheffingen 2017, op zijn website3 en op de belastingdienstpensioensite4 aangegeven dat naar aanleiding van mijn verzoek5 het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen op 20 december 2016 niet in stemming is gebracht in de Eerste Kamer en dat de maatregelen uit dit wetsvoorstel derhalve niet met ingang van 1 januari 2017 in werking treden. Vervolgens is vermeld dat er aan een novelle wordt gewerkt, waarin eventueel flankerende maatregelen voor de uitfasering van het PEB zullen worden opgenomen en waarin ook een wijziging van de datum van inwerkingtreding zal worden voorgesteld. Ook de fiscale vakliteratuur en de pers hebben ruimschoots aandacht besteed aan mijn eerdergenoemde brief van 20 december 2016, waardoor de doelgroep van het wetsvoorstel – al dan niet via zijn adviseur – geïnformeerd kan zijn. Nieuwe informatie over dit onderwerp zal op de website www.belastingdienst.nl/loonheffingen worden geplaatst.
De leden van de fractie van de VVD vragen wat de gevolgen zijn van het aanhouden van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voor de overige pensioenmaatregelen die in dat wetsvoorstel zijn opgenomen. In genoemd wetsvoorstel zijn – naast de maatregelen die samenhangen met de uitfasering van het PEB – ook enkele andere maatregelen (de zogenoemde overige fiscale pensioenmaatregelen) opgenomen die deels bijdragen aan het vereenvoudigen van het belastingstelsel en het terugdringen van de administratieve lasten voor pensioenuitvoerders. In mijn eerdergenoemde brief van 20 december 2016 heb ik aangekondigd in een novelle voor deze pensioenmaatregelen terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 op te nemen. Gezien de uitzonderlijke situatie heeft de Belastingdienst in afwachting van het indienen en de behandeling van de novelle aangekondigd vanaf 1 januari 2017 voor het toezicht op de toepassing van de fiscale pensioenregels uit te gaan van deze met terugwerkende kracht in te voeren overige fiscale pensioenmaatregelen.6 Hierdoor kan de administratieve lastenvermindering bij pensioenuitvoerders reeds worden gerealiseerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen om een toelichting met rekenvoorbeelden. De leden van de fractie van de SP vragen of de eerdere voorbeeldberekeningen nog kloppen en waarom de toekomstige indexatie ten laste van de winst niet is meegenomen in die voorbeeldberekeningen. Deze leden vragen tevens om een aantal voorbeeldberekeningen voor het geval de pensioenverplichting niet wordt afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting maar als (bevroren) PEB op de balans blijft staan. De rekenvoorbeelden zoals die gepresenteerd zijn in de bijlage bij de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen7 wijzigen niet. De rekenvoorbeelden die in het kader van het wetgevingsoverleg over het pakket Belastingplan 20178 zijn gegeven, wijzigen ook niet. In die voorbeelden is namelijk uitgegaan van situaties van intern eigen beheer. Voor situaties waarin een PEB is opgebouwd in extern eigen beheer zonder fiscale eenheid (ongeveer 6% van de situaties met een PEB) moet uiteraard ook gekeken worden naar de situatie van de werkmaatschappij. In die situaties kan de fiscale waarde van de tegenover de aanspraak staande verplichting bij het externeigenbeheerlichaam mede betrekking hebben op de toegezegde indexatie. In dit geval is er bij de werkmaatschappij een actiefpost aanwezig. Ter zake van die situatie merk ik nog het volgende op.
Hierna wordt uitgegaan van een fiscale waarde van de verplichting van € 300.000 zoals die ook is gebruikt in de voorbeelden die zijn opgenomen in de bijlage bij de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Op basis van alleen deze fiscale waarde is het niet mogelijk om de actiefpost vast te stellen omdat in het voorbeeld niet is aangegeven wanneer het PEB is opgebouwd en in hoeverre voor- en na-indexatie is toegezegd. Als verondersteld zou worden dat de rekenvoorbeelden betrekking zouden hebben op een extern opgebouwd PEB en daardoor in de waardering van het PEB ook de toekomstige indexatie is meegenomen dan is er een actiefpost aanwezig op de balans van de werkmaatschappij. Als deze actiefpost € 20.000 zou zijn, mag deze als gevolg van de in de novelle voorgestelde aanpassing bij afkoop direct ten laste van de winst worden gebracht bij de werkmaatschappij. In dat geval is die werkmaatschappij € 4.000 minder vennootschapsbelasting verschuldigd (aangenomen dat de winst onder de € 200.000 blijft) en is op termijn ook € 4.000 minder box 2-heffing verschuldigd. In geval van omzetting naar een oudedagsverplichting zal deze actiefpost in (gelijke) delen tot aan de 87-jarige leeftijd van de directeur-grootaandeelhouder (dga) ten laste van de winst komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de fractie van de SP vragen wat het uitstellen van de stemmingen over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in de Eerste Kamer in de praktijk voor ondernemers en de Belastingdienst betekent. Het streven is de maatregelen uit het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen per 1 april 2017 in werking te laten treden. Ik doe er dan ook alles aan om dit traject zo spoedig mogelijk af te ronden. Indien dat lukt, betekent het uitstellen van de stemmingen in feite een korte vertraging van de inwerkingtreding. De voorbereidende handelingen die dga’s, hun vennootschappen en de Belastingdienst al hebben getroffen in afwachting van de inwerkingtreding van de maatregelen uit genoemd wetsvoorstel kunnen na deze korte wachttijd dan ook weer worden hervat en afgerond.
De vraag van de leden van de fractie van de SP naar een update van de verwachte opbrengst van het wetsvoorstel wordt beantwoord bij de soortgelijke vraag van de leden van de fractie van D66.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de fractie van het CDA vragen waarom de afstempeling van de verplichting tot toekomstige indexatie niet is meegenomen in de raming van de opbrengst van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Verder vragen deze leden of een aangepaste, geactualiseerde berekening kan worden getoond, waaruit blijkt dat in een derde van de gevallen na de afstempeling voor afkoop wordt gekozen. Verder vragen deze leden nieuwe ramingen van de kosten en opbrengsten van het wetsvoorstel.
Zoals in de memorie van toelichting bij de novelle is toegelicht is het op basis van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen niet mogelijk om de vrijval van de ter zake van de indexatie gevormde actiefpost ten laste van de winst te brengen bij afkoop dan wel omzetting van het PEB in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. In de raming is hiermee dan ook terecht geen rekening gehouden. In paragraaf 5 van dezelfde memorie van toelichting is toegelicht welke budgettaire gevolgen verbonden zijn aan de in de novelle voorgestelde wijziging.
De leden van de fractie van het CDA vragen of het klopt dat dga’s verplicht zijn om hun pensioen altijd te indexeren, in tegenstelling tot bijvoorbeeld pensioenfondsen. Het wel of niet moeten indexeren van het pensioen is afhankelijk van de inhoud van de pensioenregeling. Bij pensioenfondsen is vaak in de pensioenregeling opgenomen dat er geen recht bestaat op indexatie, maar dat het bestuur jaarlijks besluit of de vermogenspositie van het pensioenfonds dat jaar de indexatie van de pensioenen toelaat. In veel pensioenregelingen van dga’s is wel een recht op indexatie opgenomen. In dat geval zullen partijen ook uitvoering moeten geven aan de afgesproken indexatie.
De leden van de fractie van het CDA vragen een garantie dat de termijn om de zaken met de verzekeraars te regelen, die nu op 31 maart 2017 is gesteld, minstens wordt verlengd met de periode van het uitstel van de stemmingen in de Eerste Kamer. Het gaat hier om de coulancetermijn van drie maanden die in de parlementaire behandeling is toegezegd en waarvoor de grondslag in het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen is opgenomen. Deze termijn wordt na inwerkingtreding van de wet nog steeds in volle omvang gegeven, zoals in de artikelsgewijze toelichting op de inwerkingtredingsbepaling van de novelle is aangegeven.
De leden van de fractie van het CDA vragen een garantie dat dga's die hun gehele pensioenaanspraak afstempelen, dus inclusief rechten op toekomstige indexatie, een zuiver pensioen overhouden. Deze leden vragen verder duidelijkheid met welke handelingswijze gegarandeerd geen sprake zal zijn van een onzuiver dga-pensioen. Op grond van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen mag een dga zijn PEB laten afstempelen tot de fiscale balanswaarde van de tegenover de aanspraak staande verplichting op het moment van prijsgeven, indien het PEB op datzelfde moment volledig wordt afgekocht of omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Indien de waarde van de indexatie deel uitmaakt van de fiscale balanswaarde van de verplichting (voor de vennootschapsbelasting) op het moment van prijsgeven van de aanspraak, mag derhalve afgestempeld worden tot deze fiscale balanswaarde. Na de gefaciliteerde afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting is er natuurlijk geen pensioen meer over en kan er dus ook geen sprake zijn van een onzuiver pensioen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 vragen naar de budgettaire consequentie van het uitstellen van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voor het begrotingsjaar 2017 en de jaren daarna. De leden van de fracties van het de SP en het CDA vragen naar de nieuwe ramingen.
Zoals hiervoor aangegeven streef ik ernaar de maatregelen uit het wetsvoorstel per 1 april 2017 in werking te laten treden. Indien dit lukt, zijn er geen budgettaire consequenties.
Naar aanleiding van de novelle zijn de EMU-saldo-effecten licht aangepast. Tabel 1 toont de EMU-saldo-effecten van de novelle en tabel 2 het totale effect van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in combinatie met de novelle.
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
struc |
|
---|---|---|---|---|---|---|
1. Loon- en inkomstenbelasting1) |
16 |
6 |
4 |
0 |
0 |
0 |
2. Vennootschapsbelasting |
0 |
–15 |
–3 |
–3 |
0 |
0 |
3. Box 2/dividendbelasting |
0 |
0 |
–1 |
–1 |
–2 |
0 |
4. (1+2+3) totaal effect op EMU-saldo |
16 |
–9 |
–1 |
–4 |
–2 |
0 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
struc |
|
---|---|---|---|---|---|---|
1. Loon- en inkomstenbelasting1) |
2.107 |
773 |
543 |
–50 |
–131 |
–641 |
2. Vennootschapsbelasting |
0 |
194 |
205 |
205 |
208 |
230 |
3. Box 2/dividendbelasting |
0 |
46 |
115 |
141 |
156 |
206 |
4. (1+2+3) totaal effect op EMU-saldo |
2.107 |
1.013 |
863 |
296 |
234 |
–205 |
Afschaffen doorwerkvereiste voor pensioenregelingen
Ik maak van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over de budgettaire consequenties aan de uitgaven- en inkomstenkant van het afschaffen van het doorwerkvereiste voor prepensioenregelingen, zoals toegezegd tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2017.9 De raming is in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgesteld. Het afschaffen van het doorwerkvereiste kan een prikkel vormen voor deelnemers om de ingangsdatum van de prepensioenregeling uit te stellen en daarmee (meer) gebruik te maken van de sociale zekerheid. Daarbij gaat het om de Werkloosheidswet (WW), de Wet inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW), de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de partnertoeslag in de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarnaast heeft het afschaffen van het doorwerkvereiste voor prepensioenregelingen budgettaire gevolgen aan de inkomstenkant vanwege de te derven AOW-premie. De budgettaire gevolgen zijn in onderstaande tabellen opgenomen.
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
struc |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
WW & IOW |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
4 |
0 |
ANW |
0 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
0 |
Partnertoeslag AOW |
1 |
2 |
2 |
2 |
1 |
1 |
0 |
Totaal |
3 |
5 |
6 |
7 |
7 |
5 |
0 |
(Door afronding kan de totaalsom afwijken van de optelsom van de afzonderlijke delen.)
2017 |
2081 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
struc |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
AOW-premie |
–1 |
–1 |
–1 |
–1 |
–1 |
–1 |
0 |
Totaal |
–1 |
–1 |
–1 |
–1 |
–1 |
–1 |
0 |
Zoals bij de genoemde parlementaire behandeling desgevraagd is aangegeven, ziet het kabinet geen noodzaak tot het afschaffen van het doorwerkvereiste voor prepensioenregelingen.10 De wens van uw Kamer tot het harmoniseren van de pensioeningangsdatum en de AOW-gerechtigde leeftijd was, naast de vereenvoudiging voor pensioenuitvoerders en het introduceren van (meer) flexibiliteit in de pensioeningangsdatum, een van de belangrijkste redenen om het doorwerkvereiste voor ouderdomspensioen af te schaffen. De harmonisering van de pensioeningangsdatum en de AOW-gerechtigde leeftijd speelt geen rol bij prepensioenregelingen. Uitgangspunt bij een prepensioenregeling is immers dat het pensioen vóór de AOW-gerechtigde leeftijd ingaat.