Ontvangen 7 oktober 2016
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Het in artikel V, onderdeel B, opgenomen artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het achtste lid tot negende lid wordt na het zevende lid een lid ingevoegd, luidende:
8. In de gevallen waarin het volkenrecht dan wel het internationale gebruik daartoe noopt, zijn het eerste, vijfde, zesde en zevende lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van bij ministeriële regeling aangewezen internationale organisaties.
2. In het negende lid (nieuw) wordt «het eerste, tweede of derde lid» vervangen door: het eerste, tweede, derde of achtste lid.
2
In artikel XX wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel VIII, onderdelen E en F, in werking met ingang van 1 juli 2017.
Deze nota van wijziging bevat een aanvulling op de ingevolge het voorstel van wet in de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965) op te nemen inhoudingsvrijstelling voor vrijgestelde lichamen. Met deze aanpassing wordt zeker gesteld dat ook aangewezen internationale organisaties in aanmerking komen voor deze inhoudingsvrijstelling. Daarnaast corrigeert deze nota van wijziging de datum van inwerkingtreding van enkele in het voorstel van wet opgenomen wijzigingen van de Wet op de accijns.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
De voorstellen in deze nota van wijziging zijn – waar nodig – beoordeeld met de uitvoeringstoets nieuwe stijl. Voor alle voorstellen uit deze nota van wijziging geldt dat de Belastingdienst die uitvoerbaar en handhaafbaar acht per de voorgestelde inwerkingtredingsdatum. De gevolgen voor de uitvoering zijn beschreven in de uitvoeringstoetsen die als bijlage zijn bijgevoegd1. Voor de wijziging in de dividendbelasting geldt dat de eerder uitgebrachte uitvoeringstoets onverkort van kracht is.
Onderdeel 1
Artikel V, onderdeel B (artikel 4a van de Wet op de dividendbelasting 1965)
Het in het voorstel van wet opgenomen artikel 4a van de Wet DB 1965 voorziet in een inhoudingsvrijstelling voor, kort gezegd, opbrengsten van aandelen, winstbewijzen en bepaalde hybride leningen die worden ontvangen door lichamen die niet zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting (alsmede voor vergelijkbare objectief of subjectief vrijgestelde buitenlandse lichamen). Het gaat hierbij om dezelfde rechtspersonen en lichamen als die op basis van het bestaande artikel 10 van de Wet DB 1965 al voor teruggaaf van dividendbelasting in aanmerking komen. Aan genoemd artikel 4a wordt ingevolge de onderhavige wijziging een lid toegevoegd waarin de mogelijkheid wordt geboden om internationale organisaties aan te wijzen die in de gevallen waarin het volkenrecht dan wel het internationale gebruik daartoe noopt in aanmerking komen voor de genoemde inhoudingsvrijstelling. Het gaat om organisaties waar Nederland partij bij is en ten aanzien waarvan Nederland is overeengekomen privileges te verlenen voor directe belastingen. Een fiscaal privilege van deze internationale organisaties is niet hetzelfde als de niet-onderworpenheid van vrijgestelde lichamen. Met de aanpassing van genoemd artikel 4a wordt zeker gesteld dat ook aangewezen internationale organisaties via een inhoudingsvrijstelling in aanmerking komen voor een fiscaal privilege. Zowel de inhoudingsplichtige als de opbrengstgerechtigde heeft de keuze om af te zien van toepassing van de vrijstelling. Het is niet mogelijk om zowel de inhoudingsvrijstelling als de huidige teruggaafregeling van artikel 10 van de Wet DB 1965 toe te passen.
Onderdeel 2
Artikel XX (inwerkingtreding)
Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt in artikel XX een nieuw tweede lid ingevoegd. Door deze invoeging wordt bewerkstelligd dat enkele wijzigingen van de Wet op de accijns met ingang van 1 juli 2017 plaatsvinden, zoals ook is aangegeven in de memorie van toelichting op het voorstel van wet. Abusievelijk was dit niet opgenomen in het wetsvoorstel. Het betreft de wijzigingen voorgesteld bij artikel VIII, onderdelen E en F, in het voorstel van wet.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes