Kamerstuk 34552-88

Reactie op het verzoek van het lid Klaver, gedaan tijdens het debat over de doorrekening door het PBL en het CPB van het Klimaatakkoord op 14 maart 2019, over het verhogen van de belastingvermindering in de energiebelasting

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017)

Gepubliceerd: 15 maart 2019
Indiener(s): Menno Snel (staatssecretaris financiƫn) (D66)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34552-88.html
ID: 34552-88

Nr. 88 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 maart 2019

De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft, conform zijn toezegging tijdens het plenaire debat gisteravond in de Tweede Kamer, een verzoek van de heer Klaver aan mij doorgeleid (Handelingen II 2018/19, nr. 63). Het gaat om het verzoek om te bekijken of een verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting (hierna: EB) per 1 juli 2019 mogelijk is en daar uiterlijk maandag aanstaande op te reageren.

Ik wil benadrukken dat het voorstel ook op mijn sympathie kan rekenen. Ik heb dan ook geïnventariseerd of dit op enige manier mogelijk kan worden gemaakt. Van belang is echter dat voor het snelst mogelijke proces een aantal stappen moeten worden gezet. Hieronder licht ik toe welke stappen dat zijn.

Om de belastingvermindering in de energiebelasting per 1 juli 2019 te verhogen, is een aanpassing van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm) nodig. Het doen van een uitvoeringstoets door de Belastingdienst is daar een belangrijk onderdeel van. Het is echter nu al duidelijk dat in het kader van de uitvoeringstoets er met betrekking tot de gewenste wijziging een aantal beperkingen naar voren zal komen.

Het verhogen van de belastingvermindering in de EB lopende dit kalenderjaar vergt bijvoorbeeld een extra rubriek op het aangifteformulier en in de systemen voor de heffing en de teruggaven van de energiebelasting. Het gaat dus om een structuurwijziging die voor de Wbm een doorlooptijd van minimaal zes maanden kent. Daarmee is invoering voor het lopende belastingjaar niet haalbaar.

Daarnaast heeft een aanpassing van de belastingvermindering ook gevolgen voor de afhandeling van verzoeken om teruggaaf van EB. De hiervoor benodigde beschikkingen (ongeveer 18.000 per jaar) moeten dan worden herzien. De Wbm kent namelijk diverse teruggaafregelingen voor de EB, onder meer voor bepaalde ANBI’s en energie-intensieve verbruikers. Dit zou voor de Belastingdienst tot veel extra complexiteit in de uitvoering leiden.

Ten slotte wil ik ook nog opmerken dat ik naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer contact heb opgenomen met Energie Nederland. Energiebedrijven kunnen technisch gezien onder bepaalde veronderstellingen een wetswijziging, waarbij de belastingvermindering wordt verhoogd gedurende dit kalenderjaar, doorvoeren. Maar daarbij zal gelden dat een teruggave slechts via de eindafrekening mogelijk is. In veel gevallen, afhankelijk van de datum van de jaarafrekening, zal dat pas in 2020 kunnen geschieden.

Gelet op het voorgaande acht ik het helaas niet haalbaar het voorstel in dit kalenderjaar uit te voeren.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel