Vastgesteld 11 november 2016
De vaste commissie voor Financiën heeft op 31 oktober 2016 overleg gevoerd met de heer Wiebes, Staatssecretaris van Financiën, over:
− het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017) (Kamerstuk 34 552);
− het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017) (Kamerstuk 34 553);
− het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vereenvoudigingswet 2017) (Kamerstuk 34 554);
− het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (Kamerstuk 34 555);
− het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van scholingsuitgaven (Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing) (Kamerstuk 34 556);
− de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 september 2016 inzake aanpassingen in de financiering van de monumentenzorg (Kamerstuk 32 156, nr. 74);
− de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 10 oktober 2016 inzake toekomst stimulering scholing en onderhoud monumenten (Kamerstuk 32 156, nr. 75);
− het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting) (Kamerstuk 34 545);
− het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de automatische uitwisseling van inlichtingen over grensoverschrijdende rulings en verrekenprijsafspraken (Wet uitwisseling inlichtingen over rulings) (Kamerstuk 34 527).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De griffier van de commissie, Berck
Voorzitter: Duisenberg
Griffier: Van den Eeden
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Bashir, Tony van Dijck, Duisenberg, Grashoff, Groot, Omtzigt, Schouten, Van Vliet, Aukje de Vries en Van Weyenberg,
en de heer Wiebes, Staatssecretaris van Financiën.
Aanvang 11.04 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hierbij open ik dit wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2017. Dit wetgevingsoverleg is het eerste overleg in een serie van drie, zo zou je kunnen zeggen. Vandaag vindt het eerste overleg plaats en dat is bedoeld voor de inbreng in eerste termijn van de Kamer. Volgende week, 7 november, hebben we het tweede wetgevingsoverleg met de beantwoording in eerste termijn van de regering. Dan schuift naast de Staatssecretaris ook de Minister van Onderwijs aan voor de beantwoording van de vragen over een deel van de voorliggende stukken. Die dag zal ook de tweede termijn van de Kamer en de beantwoording in tweede termijn plaatsvinden. Ten slotte is er op 15 en 16 november de plenaire afronding van het Belastingplan.
Dat gezegd hebbende heet ik iedereen van harte welkom, om te beginnen natuurlijk de Staatssecretaris en zijn ondersteuning van het Ministerie van Financiën. Van hen is nu één iemand zichtbaar, maar ik denk dat er nog meer zijn.
Staatssecretaris Wiebes:
Ja!
De voorzitter:
Verder heet ik mijn collega's en iedereen op de publieke tribune van harte welkom.
Ik zou nu de eerste spreker het woord willen geven, maar de heer Grashoff heeft nog een vraag.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een vraag over de orde en een punt van orde. Het punt van orde betreft de toezegging van de Staatssecretaris dat hij ons een brief zou sturen over de motie over substance-eisen die ik samen met de heer Groot heb ingediend. Die brief heeft ons volgens mij namelijk nog niet bereikt. Hoe komt dat? Komt die brief nog? Hoe lossen we dit op?
Ik heb verder een vraag aan de voorzitter over het OCW-deel. Is het nu de bedoeling dat we in eerste termijn het OCW-deel meenemen? Zo ja, dan doen we dat dus in afwezigheid van de eerstverantwoordelijke Minister. Dat zou ik wonderlijk vinden want dat is toch een beetje tegen lucht praten.
De voorzitter:
Voor uw eerste vraag geef ik zo de Staatssecretaris even het woord. Het lijkt me het beste om dat meteen helder te hebben.
U moet nu wel degelijk uw inbreng leveren over het OCW-deel. Er zijn ambtenaren van OCW aanwezig en die zullen uw bijdrage meenemen. De Minister is er volgende week zelf om de beantwoording ter hand te nemen. U kunt dan dus alsnog face to face, een-op-een, in debat.
Dan geef ik nu de Staatssecretaris het woord voor uw vraag over de substance-eisen.
Staatssecretaris Wiebes:
Klopt! Naar aanleiding van een motie is er gevraagd om opties. De brief is echt in de maak. Er wordt heel hard aan gewerkt en die brief komt deze week naar de Kamer.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Als die brief deze week naar ons toe komt, dan wil ik daar wellicht nog iets mee doen in dit debat. Dat betekent weer dat ik er pas in de tweede termijn over in debat kan gaan met de Staatssecretaris. Dan moeten we daar in elk geval wel de ruimte voor krijgen.
De voorzitter:
Die hebt u. U hebt een tweede termijn en de plenaire afronding. Ik denk dat dat voldoende ruimte is.
Ik zie dat ook de heer Van Dijck en de heer Omtzigt een opmerking vooraf willen maken.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik tot drie keer toe gevraagd om een actualisering van de doorrekening van de standaardkoopkracht van die voorbeeldhuishoudens. De oppositie heeft vorig jaar in de Kamer gevraagd om dat aan het CPB voor te leggen. De Minister heeft mij tot drie keer toe toegezegd dat we het zouden krijgen voor het Belastingplan. Ik heb het echter niet gezien en ik dring erop aan dat we die informatie deze week nog van het CPB krijgen. Ik bedoel dus de voorbeeldhuishoudens die vorig jaar door het CPB zijn doorgerekend op koopkrachteffecten. Ik wil daarvan een actualisering voor het Belastingplan 2017.
De voorzitter:
Ik neem van u aan – ik kijk ook even naar de griffier – dat die toezegging daadwerkelijk is gedaan. De griffie moet erachteraan om die toezegging te controleren. Ik hoor nu dat dit inderdaad zo is en dat betekent dat we nog moeten bekijken waarom u die informatie nog niet hebt en of het deze week nog kan.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik heb gevraagd om voor vandaag antwoord te krijgen op de vragen over bezwaar en beroep. Het lijkt er namelijk op dat de Belastingdienst geen ontvangstbevestigingen meer stuurt en bezwaren telefonisch afdoet zonder er een formele hoorzitting over te houden. Ook die antwoorden zijn nog niet ontvangen. Ik hoop ze zo spoedig mogelijk te ontvangen. Ik kan dat betrekken bij de plenaire afronding, maar aangezien ook collega's hierover nog een aantal vragen hebben, wil ik hier een procedureel voorstel doen. Ik stel voor dat wij vandaag 95% van onze vragen stellen, maar de termijn volgende week maandag beginnen met een paar korte vragen, voor het geval er bijvoorbeeld nog vragen zijn over de substance-eisen. Op dat punt is namelijk in alle eerlijkheid wat meer interactie nodig dan op het punt van het bezwaar en beroep dat ik had. Bij die gelegenheid kunnen we ook de koopkracht kort behandelen, want ik heb die toezegging gehoord. Dat moet niet langer duren dan twee minuten per fractie, want het moet geen groot ding worden op dat moment.
De voorzitter:
Wil de Staatssecretaris eerst even antwoorden op de eerste vraag over de brief inzake bezwaar en beroep?
Staatssecretaris Wiebes:
Die brief komt er eind deze ochtend aan.
De voorzitter:
Uw tweede suggestie vind ik een goede suggestie. We moeten even kijken hoe we dat operationeel doen, maar ik begrijp het wel. Het zou dan specifiek moeten gaan over dingen die zijn nagekomen. Dat is uw voorstel. Ik denk dat het een goed voorstel is als we het daartoe beperken. Dan kan dat aan het begin van de beantwoording in eerste termijn nog even worden ingebracht. Daarna volgt de beantwoording vanuit het kabinet. We moeten nog even kijken hoe we daar dan tijdens de beantwoording mee omgaan, maar dan is dat in ieder geval vooraf al aangegeven. Dat vind ik een goed procedureel voorstel en we nemen dat mee.
Dat gezegd hebbende, zijn we door de ordekwesties heen. We gaan het zo doen en verheugen ons op een paar interessante dagen.
Dan geef ik nu als eerste graag het woord aan mevrouw De Vries van de VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Voorzitter, dat schept hoge verwachtingen.
Voorzitter. Wij gaan het hier hebben over het laatste Belastingplan van het kabinet-Rutte II. Dit kabinet wilde belangrijke zaken bereiken. Onder andere wilde het orde op zaken stellen en het wilde bewerkstelligen dat wij sterker uit de crisis zouden komen. Het gaat nu inderdaad beter in het land, dankzij alle mensen in het land, maar ook dankzij de ondernemers in het land. Ook financieel staan we er beter voor. Na een belastingverlichting van rond de 5 miljard voor werkenden is het Belastingplan dit jaar wat beleidsarmer, maar er rest nog genoeg om over te praten.
Er is een koopkrachtpakket afgesproken en ik denk dat dat belangrijk is, omdat wij van de VVD het belangrijk vinden dat iedereen gaat voelen dat het beter gaat in Nederland. Zonder die koopkrachtmaatregelen dreigde 90% van de ouderen erop achteruit te gaan. Nu gaat ongeveer 80% erop vooruit. We zijn ook blij met de brief van het kabinet over het aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat. Die brief kwam er naar aanleiding van de motie-Neppérus. Het kabinet geeft daarin aan dat we in de toekomst naar een lager en concurrerend Vpb-tarief toe moeten. Dat onderschrijven wij van harte, maar de VVD wil niet op voorhand allerlei aftrekposten in de Vpb afschaffen, want dat moet vooral worden bezien in internationaal verband. Wij vinden het goed dat er op korte termijn de eerste schijf van de Vpb van 20% wordt verlengd. Dat is volgens ons goed voor het midden- en kleinbedrijf.
Ik kom bij de verschillende wetten die voorliggen. Dat waren er nogal wat. Ik begin bij de monumenten en de scholingsaftrek, want hoe kun je je oude schoenen weggooien als je nog geen nieuwe hebt? De nieuwe regeling voor de scholingsaftrek is nog volstrekt onduidelijk en wordt pas in het voorjaar 2017 helderder. Ook over de regeling voor de monumenten is nog veel onduidelijk. Dat geldt voor 2017 en 2018, maar ook de regeling voor 2019 is nog volstrekt onduidelijk. Bewerkstelligen dat we een leven lang leren en cultureel erfgoed in Nederland in stand houden zijn twee onderwerpen die de VVD belangrijk vindt.
Over de monumentenaftrek is er ontzettend veel commotie geweest. Wij vragen ons af – de Minister is niet aanwezig, maar ik neem aan dat de Staatssecretaris dat netjes doorgeeft – waarom er geen overleg is geweest met alle betrokken instanties over het afschaffen van die fiscale regeling en over de vormgeving van een eventuele nieuwe regeling. In de Erfgoedwet is volgens mij recentelijk nog een instandhoudingsplicht voor rijksmonumenten opgenomen en dat is volgens de VVD een inbreuk op het eigendomsrecht. Dan moet je daar als overheid ook iets tegenoverstellen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ook met mijn fractie valt er altijd te praten over het beter maken van regelingen. Het nu voorliggende voorstel ter aanpassing van de Erfgoedwet voorziet er echter in, de helft van het budget te schrappen waarmee mensen ondersteund worden die een woonhuis bezitten dat monument is, en die dat goed moeten onderhouden. Ik heb mevrouw De Vries heel goed gehoord, maar dan kan er toch maar één conclusie zijn, namelijk gewoon niet doen?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik heb nog een heleboel vragen over de beide regelingen aan de Minister en de Staatssecretaris. Daar kom ik zo op terug. Ik vind het goed om hierover eerst het debat te voeren met de betrokken bewindspersonen. Dan kunnen we horen hoe het precies vorm krijgt en welke alternatieven er zijn voor de voorgestelde regelingen, want daarover heb ik nog heel veel vragen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben blij met die heel kritische toon. Ik snap dat mevrouw De Vries eerst vragen kan stellen, want daar is dit debat voor, maar ik kan alvast zeggen dat wij daarnaast ook een amendement zullen indienen om dit gewoon van tafel te halen, netjes gedekt. Daar kan mevrouw De Vries dan ook over nadenken, want wat mij betreft moeten we dit gewoon niet doen. De VVD heeft het altijd over ons culturele erfgoed en we zien allemaal hoe de VVD probeert om de identiteit van Nederland te verdedigen. Het zou mij dus echt verbazen als de VVD instemde met iets waardoor wij straks verloederende huizen en monumenten hebben. Ik hoop dat mevrouw De Vries dat niet gaat doen.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik denk dat wij beiden willen dat rijksmonumenten en andere monumenten in Nederland goed in stand gehouden kunnen worden. Dat zal vandaag ook de zoektocht zijn.
De heer Bashir (SP):
Wat de SP-fractie betreft is dit geen verstandige maatregel, want je gooit inderdaad oude schoenen weg zonder te weten hoe de nieuwe eruitzien, zoals mevrouw De Vries net al zei. Is mevrouw De Vries voorstander van het weggooien van oude schoenen voordat je weet hoe de nieuwe eruitzien?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Als je een oude regeling schrapt, moet je weten dat de nieuwe regeling ook heel goed is en dat je daarmee de gestelde doelen bereikt, in dit geval instandhouding van monumenten. Daarop moet zo'n regeling getoetst worden.
De heer Bashir (SP):
Dan is er volgens mij maar één conclusie mogelijk, namelijk dat deze maatregel van tafel moet omdat wij niet weten hoe de nieuwe regeling eruit gaat zien. Wij weten niet wat de gevolgen daarvan zijn of wie daarvoor in aanmerking komen. Wij weten helemaal niks. Mensen die net een huis hebben gekocht in een monument, hadden gerekend op die aftrek. Die wordt ze afgenomen. Ze worden in onzekerheid achtergelaten. Dan kan mevrouw De Vries toch niet anders dan concluderen dat deze maatregel van tafel moet?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik ben blij dat alle partijen al voor het debat alle conclusies klaar hebben. Het lijkt mij goed dat wij hierover gewoon het debat met de Staatssecretaris en de Minister aangaan. Ik heb een aantal heel kritische vragen over de regelingen en de onduidelijkheid van de regelingen. Dat geldt overigens voor beide onderwerpen. Het is goed om daarover deze week en volgende week het gesprek met elkaar aan te gaan, want de doelen, een leven lang leren en het in stand houden van monumenten, zijn heel belangrijk.
De heer Omtzigt (CDA):
Omdat ik het antwoord van mevrouw De Vries op de vraag van de heer Bashir niet helemaal bevredigend vind, gebruik ik toch ook maar even een interruptie. Het kabinet schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag dat de nieuwe regeling in het voorjaar van 2017 gepubliceerd zal worden, dus na de verkiezingen. Dan zou er zelfs een kabinet in een andere samenstelling kunnen zitten; misschien gaan de huidige partijen door, maar misschien is er dan ook een nieuw kabinet. Kan de VVD zich voorstellen dat zij akkoord gaat met de afschaffing van een regeling waarvoor iets heel goeds in de plaats moet komen, als zij niet eens weet welke regering dat gaat voorstellen, terwijl het budget alvast gehalveerd is?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Uit mijn vragen aan het kabinet kunt u duidelijk opmaken dat wij hierover meer duidelijkheid willen hebben. Het zijn kritische vragen die er duidelijk op gericht zijn dat de doelen, namelijk een leven lang leren en het in stand houden van monumenten, gerealiseerd blijven worden.
De heer Omtzigt (CDA):
Het doel van het debat in een wetgevingsoverleg is natuurlijk nooit dat je minder informatie krijgt, dus ik ben blij dat ook mevrouw De Vries vindt dat we meer informatie moeten krijgen. Gezien de stapel antwoorden hebben wij de afgelopen week trouwens al best wat informatie gekregen. Maar ik stelde een heel scherpe vraag. Vindt de VVD dat deze regering nog het alternatief op tafel moet leggen? Of kan zij zich voorstellen dat zij akkoord gaat met de afschaffing van de monumentenregeling, en is het voorstel dat de regering in het voorjaar doet, wie er dan ook maar in de regering zit, goed genoeg voor alle eigenaren van monumenten? Dat geldt overigens ook voor de scholingsaftrek.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik begon met te zeggen dat je je oude schoenen niet moet weggooien voordat je nieuwe hebt en ook voordat je weet wat voor schoenen die nieuwe zijn. Ik vind dat we vandaag en in de komende debatten daarover duidelijkheid moeten krijgen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
We kunnen nog allerlei technische vragen gaan stellen; die hebben wij op zich ook nog wel. Is mevrouw De Vries het met mij eens dat dit wetsvoorstel niet is ingegeven door heel veel inhoudelijke overwegingen, maar puur door een bezuiniging die gerealiseerd moet worden? Staat de VVD dan wel achter de bezuiniging die met de scholings- en de monumentenaftrek wordt gerealiseerd? Moeten die in stand blijven wat de VVD betreft?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het kabinet heeft al aangegeven dat beide punten reden voor het wetsvoorstel zijn. Ik vind dat je altijd moet kijken of je met minder belastinggeld hetzelfde kunt bereiken. Die uitdaging moeten we hier aangaan, wanneer het om belastinggeld gaat. Daarom heb ik nog een heleboel vragen. Zijn de voorgestelde regelingen wel voldoende om dat te bereiken wat wij willen bereiken? Dat is cruciaal, daar draait het hier om.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dan is het toch heel ironisch dat er helemaal geen voorstel ligt over hoe die maatregel eruit moet zien. Mevrouw De Vries gaat dus akkoord met een bezuiniging voordat zij überhaupt weet of er een betere regeling voor in de plaats komt. Het lijkt mij dat dan de bezuiniging uiteindelijk de doorslag geeft en niet de inhoudelijke overweging om die regeling te verbeteren.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik heb aangegeven dat wij nu het debat aangaan over de doelen die we willen bereiken en over wat je daarvoor nodig hebt. Ik heb aan het begin aangegeven – dat zal zo ook duidelijk uit mijn vragen blijken – dat wij de huidige informatie over de verschillende regelingen nog volstrekt onvoldoende vinden. Er moet veel meer duidelijkheid over komen, voordat je überhaupt een eindoordeel kunt vellen.
De voorzitter:
U gaat verder met uw betoog.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Wij hebben in onze inbreng in de vragenronde gevraagd wat de gevolgen zijn van de aanpassing van de regelingen, met name voor de instandhouding van de monumenten. Wij willen graag dat de Minister er nog meer duidelijkheid over geeft. Er wordt wat ons betreft te makkelijk aan voorbijgegaan. Wij zijn benieuwd waarom de Minister zich baseert op relatief onderzoek uit 2009.
Verder willen wij graag weten hoe wordt omgegaan met de onomkeerbare verplichtingen. Men moet daarvoor nog een subsidie aanvragen, wat een heel administratieve rompslomp betekent. Ons is ook niet duidelijk of die onomkeerbare verplichtingen moeten zijn aangegaan voor 1 januari 2017 of voor 20 september 2016. En hoe zit het als die verplichtingen ook nog doorlopen naar 2018? Uit de antwoorden begrijpen wij dat er al een aanvraag moet liggen bij de Belastingdienst, wil je voor die regeling in aanmerking komen. Maar je kunt toch ook op een andere manier al onomkeerbare verplichtingen zijn aangegaan zonder dat dit bij de Belastingdienst bekend is? Wij vragen ons dan ook af of het hiervoor gereserveerde bedrag voldoende is.
Er wordt een alternatieve subsidieregeling voorgesteld, waarbij je maximaal € 2.500 subsidie kunt krijgen. Wij vragen ons af of dat bedrag niet te laag is. Stel dat een schilderbeurt voor een monumentaal pand € 40.000 kost, hoe moet je dat dan doen? Moet je dat dan in vier jaren opsplitsen? Dat lijkt ons een onmogelijke opgave. Hoeveel eigenaren kun je met 11 miljoen euro per jaar helpen, ook als je het afzet tegen de aantallen die nu in aanmerking komen? Uit de technische briefing begreep de VVD dat de subsidie moet worden aangevraagd in het jaar nadat de uitgave gedaan is, maar dan heb je het werk allang laten uitvoeren. Dat is toch een heel kromme situatie. Wellicht zou je er anders voor hebben gekozen om het werk niet uit te voeren.
Volgens ons is de lening van het Restauratiefonds niet heel interessant. Je neemt geen extra lening voor een gewone grote schilderbeurt. Hoe zit het bijvoorbeeld met de kredietwaardigheidstoets? Komt iedereen wel daarvoor in aanmerking? En is het budget van het NRF voldoende ten opzichte van de vraag?
Eigenaren van molens, kastelen en gebouwen kunnen via de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) een subsidie aanvragen voor 2017, maar klopt het dat die aanvraag al voor 1 maart 2016 gedaan had moeten worden? Hoeveel restauratieprojecten zijn hierdoor al noodgedwongen stilgelegd? De Minister geeft aan dat zij beter wil kunnen afwegen en beter prioriteren, maar wat bedoelt de Minister daar precies mee? Wat ons betreft, is het niet de bedoeling dat er bijvoorbeeld alleen duurzaamheidsmaatregelen worden gesubsidieerd. Het gaat uiteindelijk om het in stand houden van de monumenten.
Dat brengt mij bij het investeren in comfort, zoals de Minister het noemt. Bij een rijksmonument moet je extra en hogere kosten maken voor het investeren in comfort. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Wat vindt de Minister zelf van de voorbereiding, van de periode van aankondiging van de regel tot de implementatie ervan? Is die redelijk en billijk?
Ik kom bij de scholingsaftrek. Er is een petitie van werknemers en werkgevers. Zij zeggen dat het onverstandig is om de scholingsaftrek af te schaffen. Over deze regeling is zo mogelijk nog meer onduidelijk dan over de regeling over de monumenten. Kan het kabinet aangeven hoe het verlagen van het budget voor de scholingsuitgaven past in de ambitie van het kabinet om een leven lang leren te stimuleren? Kunnen dezelfde doelen bereikt worden? Het CPB zegt dat niet uit te sluiten is dat de maatregel als geheel wel effectief zou kunnen zijn. De Minister geeft een aantal keren aan dat dit niet zo zou zijn. Veel is nog onduidelijk; ook in de regeling. Eigenlijk is nog niets duidelijk. Hoe wordt met meerjarige opleidingen omgegaan? Hoe wordt omgegaan met meerjarige verplichtingen? Hoe komt de overgangsregeling eruit te zien? Hoe wordt omgegaan met bijvoorbeeld opleidingen zoals de pilotenopleiding? Ook daar is nog geen duidelijkheid over.
Ik kom bij de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer. We zijn blij dat er nu eindelijk een voorstel ligt, zodat ondernemers af kunnen komen van hun dividendklem en weer kunnen doen waar ze goed in zijn, namelijk ondernemen. Opvallend is wel in Het Financieele Dagblad onlangs werd gesteld dat er waarschijnlijk maar weinig animo zal zijn om hier gebruik van te maken. De Staatssecretaris boekt een fors bedrag in. Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar? Wat als dit niet gerealiseerd wordt?
Als peildatum wordt gebruik 31 december 2015 en niet 31 december 2016. De VVD begrijpt dat er anticipatie-effecten kunnen zijn, maar had dit niet anders opgelost kunnen worden om dit te voorkomen? Welke andere mogelijkheden zijn daarvoor? Waarom is er niet voor gekozen om voorwaarden te stellen aan het bedrag dat in 2016 nog kan worden opgebouwd in het PEB, het pensioen in eigen beheer?
Het PEB kan alleen afgekocht worden in zijn totaliteit, het volledige PEB in één keer. Er zijn natuurlijk dga's die dat niet in een keer zullen kunnen doen. Ik snap dat de Staatssecretaris zo veel mogelijk af wil van alle PEB's in het systeem, maar waarom zou het niet mogelijk zijn, als de intentie is om het volledig af te kopen, om dat in bijvoorbeeld drie jaar te doen tegen de dan geldende tarieven?
De Staatssecretaris geeft aan dat de overdracht van pensioenen die gedeeltelijk in eigen beheer zijn en gedeeltelijk extern zijn verzekerd, voor 1 januari 2017 moet plaatsvinden. De administratieve afhandeling mag nog daarna en zal dan nog als een overdracht in 2016 gekenmerkt worden. De vraag is of in de korte periode die nu nog resteert, wel een goed adviestraject voor 1 januari 2017 mogelijk is. Het is complexe materie.
De VVD is verder voorstander van meer flexibiliteit bij pensioenen. Dus niet alleen maar in twintig jaar gelijke bedragen, maar ook de mogelijkheid om bijvoorbeeld de hoog-laagoptie in te zetten. Dat doen we ook op andere manieren bij pensioenen. De VVD snapt niet waarom de Staatssecretaris daar zo'n tegenstander van is. Waarom zou de Belastingdienst dit niet aankunnen en vragen we wel van allerlei andere partijen dat ze dit gaan aanbieden?
Er zit ook nog een aantal overige pensioenmaatregelen in het wetsvoorstel. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat hij opnieuw gaat kijken naar de twee franchises, die van eindloonregeling en van middelloonregeling. Wij zijn benieuwd wanneer duidelijk wordt of het besluit van 6 november 2015 permanent kan worden. Waarop baseert de Staatssecretaris trouwens de forse budgettaire effecten? Er zijn namelijk vrijwel geen eindloonregelingen meer.
We zijn verder blij als VVD dat in het kader van de vermindering van de administratieve lasten geregeld is dat uitkeringen ingaan per eerste dag van de maand. Dat is iets wat de VVD al eerder had voorgesteld.
Over de btw-vrijstelling voor pensioenfondsen is een boel te doen. We zouden er graag een uitgebreidere toelichting van de Staatssecretaris op krijgen. We begrijpen namelijk dat er nog een aantal juridische procedures lopen.
Ik kom bij het wetsvoorstel Belastingplan 2017, allereerst de renteaftrekbeperkingen, artikel 15ad. We zijn benieuwd wat daar precies de gevolgen van zijn. Het zijn vaak bedrijven die overnames financieren, buitenlandse private-equitypartijen. Wat zijn nu de gevolgen voor het financieren van het Nederlandse bedrijfsleven? Op deze manier wordt belastingontwijking aangepakt. Dat is natuurlijk een goede zaak, maar raakt dit ook reële activiteiten? Zo ja, hoe wordt dit voorkomen?
Dan de afgezonderde particuliere vermogens. Er wordt een gat gedicht in de regelgeving om belastingontwijking tegen te gaan. De toerekeningsstop kan niet langer worden gebruikt voor belastingontwijking. Die stop was oorspronkelijk echter bedoeld om dubbele belastingheffing te voorkomen. De VVD is niet voor dubbele belastingheffing, dus hoe wordt in de nieuwe situatie voorkomen dat dit gebeurt?
Dan kom ik bij de innovatiebox. De VVD vindt het belangrijk om innovatie te stimuleren. Dat is goed voor de concurrentiekracht van Nederland en uiteindelijk goed voor de werkgelegenheid hier. Het is dus goed dat die innovatiebox behouden blijft. Het is ook goed dat Nederland de afspraken strikt volgt en niet strenger dan afgesproken implementeert. We zijn nog wel benieuwd naar de gevolgen van de aanpassingen voor de werkgelegenheid en naar de gevolgen als je het dubbele toegangsticket, dat nu gevraagd wordt van grotere bedrijven, zou aanpassen. Welke bedrijven hebben wel een juridisch toegangsticket, maar zullen niet in aanmerking komen voor een S&O-verklaring? We zijn benieuwd of de Staatssecretaris een evaluatie kan toezeggen na bijvoorbeeld twee jaar van de gevolgen voor de werkgelegenheid en innovatie.
Dan het stimuleren van start-ups. Ik kan alleen melden dat we blij zijn met een aanpassing van de gebruikelijkloonregeling voor innovatieve start-ups. Dat is ook een voorstel uit het actieplan van de VVD voor start-ups. Wel hebben we nog een vraag over de horizonbepaling die opgenomen is per 1 januari 2022. Daarvoor moet er eerst een evaluatie plaatsvinden. Ik vraag me wel af of je gezien het totale pakket aan maatregelen dat nu genomen wordt om start-ups te stimuleren, de effectiviteit van zo'n regeling sec wel kunt bepalen. Dat zouden we jammer vinden, want de VVD zou graag zekerheid voor langere termijn willen.
De heer Groot (PvdA):
Die opmerking was ik al tegengekomen in de nota naar aanleiding van het verslag. Het verbaast me een beetje, omdat de VVD bij elke fiscale regeling of subsidieregeling om een evaluatiebepaling vraagt, maar uitgerekend bij deze maatregel doet ze dat niet. Het is toch heel logisch dat je na vijf jaar bekijkt hoe effectief zo'n maatregel is? Waarom heeft de VVD bij deze regeling opeens problemen met een evaluatie?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Wil je aantrekkelijk zijn voor start-upbedrijven, dan moet je duidelijkheid geven voor de langere termijn. Die regelingen lopen niet heel kort en dan is het zomaar 2022. Natuurlijk moet je altijd evalueren of een maatregel effectief is, maar deze houdt dan sowieso op. Wij vinden het belangrijk dat de regeling doorloopt als zij goed werkt, maar onze grootste zorg betreft de vraag, waarop ik geen antwoord heb gekregen van de Staatssecretaris, hoe je de effectiviteit van zo'n maatregel bepaalt. We hebben vaker gezien dat van belastingmaatregelen niet kon worden gezegd dat zij effectief zijn maar ook niet dat zij niet effectief zijn. Ik ben dus benieuwd hoe je dat kunt bepalen.
De heer Groot (PvdA):
Het is aan de deskundigheid van de onderzoekers om dat te bepalen. Het is toch een normale gang van zaken om na vijf jaar te bekijken of een regeling werkt en aan haar doel beantwoordt. Als dat niet zo is, dan stoppen we ermee. Hierbij lijkt de VVD te zeggen: laten we dat in dit geval maar niet doen.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Nee, dat heb ik niet gezegd. Je moet kijken naar niet-effectief beleid. Daarvan moet je de conclusie durven trekken dat het niet werkt en dat je het moet afschaffen. Echter, ik vind het belangrijk dat je op een gegeven moment zekerheid biedt. Er zijn meer regelingen waarbij zekerheid wordt geboden en waarbij een uitzondering is gemaakt op het aantal jaren waarna je zo'n evaluatie uitvoert, omdat dat anders investeringen zou kunnen belemmeren. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan een aantal milieu-investeringen.
Dan kom ik bij een heel ander onderwerp: de btw-vrijstelling voor de watersportorganisaties. Wij vragen ons zeer af of dat praktisch wel uitvoerbaar is, niet alleen voor de Belastingdienst maar ook voor watersportorganisaties, zeker als het een gemengd bedrijf betreft. Is er over dit voorstel bijvoorbeeld overleg geweest met de Hiswa? Er staat nu in de wet dat de boot – laat ik het zo maar zeggen – gebruikt kan worden voor watersport en niet dat die gebruikt moet worden voor watersport. Dit lijkt nu zo te worden ingevuld dat zeilen, roeien, kajakken, kanoën en powerboatracen worden gezien als watersport. Om de hilariteit nog eens te vergroten vraag ik dan: waarom is een boot voor sportvissen dat dan weer niet? Ik vraag me echt af of we hiermee geen regeling in het leven roepen die heel veel vragen en procedures gaat oproepen. Ik merk dat er hier nu al veel hilariteit daarover is.
Ik kom te spreken over de exportheffing voor de afvalstoffenheffing. De VVD is hoogst ongelukkig met de dekking van het voorstel nu de exportheffing op nul euro wordt gezet. Welke andere dekking is overwogen? Nu wordt de afvalstoffenbelasting verhoogd en wordt de afvalverwerker in feite twee keer benadeeld: door het schrappen van de exportheffing en door het verhogen van de afvalstoffenbelasting. Ik krijg daar graag nog een reactie op.
Mijn volgende punt gaat over de Wet overige fiscale maatregelen. Ik heb begrepen dat het vandaag de Dag van het Familiebedrijf is. Ik begin dan ook met de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Volgens ons zijn familiebedrijven belangrijk voor Nederland. Zij zorgen voor veel banen en werkgelegenheid. Daarom is het goed dat er een bedrijfsopvolgingsregeling is. Op die manier voorkom je immers dat de continuïteit van familiebedrijven wordt belemmerd.
Ik heb nog wel een aantal vragen over de reparatie die wordt voorgesteld. Klopt het dat er tussen 2010 en het arrest nooit een indirect belang van 5% onder de bedrijfsopvolgingsregeling is gevallen? Begrijpt de VVD uit de antwoorden nu goed dat een direct belang van 5% al niet onder de BOR viel en dat het indirecte belang daarmee in alle gevallen en in alle situaties gelijkgeschakeld wordt?
Het niet aanpassen van de BOR zou na het arrest een budgettair nadeel van tientallen miljoenen euro's opleveren. Kan de Staatssecretaris dit bedrag nu eens goed onderbouwen? Het wordt vrij vaag gehouden waaruit dat bedrag is opgebouwd. Klopt het dat er in het arrest staat dat het kleine indirecte belang alleen als ondernemingsvermogen werd gekwalificeerd omdat de activiteiten van die dochteronderneming in het verlengde lagen van die van andere werkmaatschappijen? Dan kun je je namelijk afvragen of reparatie überhaupt wel nodig was, omdat er dan een duidelijke koppeling wordt gemaakt tussen de activiteiten van de dochtermaatschappij en die van de andere maatschappijen. Hoe groot kan het budgettaire gevolg dan überhaupt zijn?
Waarom kiest de Staatssecretaris niet voor het toepassen van de toerekeningsregels op belangen van minder dan 5% die op het niveau van de holding ondernemersvermogen vormen? Wat nu als blijkt dat er wel ondernemingen zijn die in de problemen komen en dat de continuïteit in het geding is? Is er dan een soort tegenbewijsregeling mogelijk? Ook na de antwoorden die de Staatssecretaris heeft gegeven op de vele vragen die over deze regeling zijn gesteld blijven experts van mening dat de reparatie van de wetgeving niet nodig was. Is de Staatssecretaris bereid om voor het volgende deel van het wetgevingsoverleg of eventueel voor het plenaire deel nog een keer met FBNed en de NOB bijvoorbeeld om de tafel te gaan om te bekijken hoe we van dat welles-niettesspelletje kunnen afkomen?
In de vragenronde hebben we ook een aantal vragen gesteld over de schenkingsvrijstelling. Volgens ons is die behoorlijk complex. Ons is nog niet duidelijk wat het budgettaire beslag zou zijn als je de vrijstelling voor de eigen woning van € 100.000 zou verminderen met voor 1 januari van dezelfde schenker ontvangen schenkingen waarop een verhoogde vrijstelling van de schenkingsbelasting is toegepast. Het lijkt ons een eenvoudigere regeling dan de regeling die nu is opgesteld, maar goed, je moet natuurlijk kijken naar de budgettaire gevolgen.
De heer Groot (PvdA):
Ik heb nog een vraag op het punt van de bedrijfsopvolgingsregeling. Het is natuurlijk altijd goed om daar nog een keer over te praten met fiscale adviseurs, maar zou dat gesprek dan niet moeten worden uitgebreid? Zou er dan ook niet gesproken moeten worden over allerlei ontwijkingsconstructies die onder die bedrijfsopvolgingsregeling worden opgetuigd? Uit de belastingadviespraktijk begrijp ik dat het echt een feest voor belastingadviseurs is om op deze manier de Successiewet te ontlopen. Als dat gesprek dan ook de strekking krijgt «hoe kunnen we de bedrijfsopvolgingsregeling meer dichttimmeren tegen misbruikconstructies?», dan zou ik dat verzoek van harte willen steunen.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik begrijp dat de heer Groot geen groot fan is van de bedrijfsopvolgingsregeling, en in het verlengde daarvan dus ook niet van familiebedrijven, zo denk ik dan maar. Wat ons betreft is het dichttimmeren van de bedrijfsopvolgingsregeling niet nodig. Het gaat hier nu om de aanpassing en de reparatie van de wet naar aanleiding van een specifiek arrest. Er zijn daar interpretatieverschillen over. Ik denk dat het belangrijk is dat er duidelijkheid komt over wat er op basis van dat arrest wel en niet gerepareerd moet worden en over de vraag of de budgettaire gevolgen zo groot zijn als de Staatssecretaris voorstelt.
De heer Groot (PvdA):
Ook ik ben een fan van familiebedrijven; laat daar geen misverstand over bestaan. We zijn samen op bezoek geweest bij Sligro, een voormalig familiebedrijf, en hebben bekeken wat we daar nog voor kunnen doen. Dat laat ik me dus niet aanpraten. De bedrijfsopvolgingsregeling wordt wel degelijk vaak gebruikt om successiebelasting te ontwijken in situaties waarin de continuïteit van het bedrijf helemaal niet in het geding is.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij staan er in het plan een aantal voorstellen om belastingontwijking tegen te gaan. Er zaten blijkbaar gaten in de wet. Hier gaat het om de reparatie daarvan naar aanleiding van een arrest. Ik denk dat het belangrijkste is dat we daar nu duidelijkheid over krijgen.
Ik kom op de aanpassing van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit, die ook in dit plan is opgenomen. De VVD had het beter gevonden als de doelen van de informatie-uitwisseling dan wel de bestuursorganen waaraan de informatie wordt verstrekt specifiek in deze wet zouden worden genoemd. Het uitvoeringsbesluit komt gelukkig nu wel naar de Kamer. Wij willen toch nog eens een keertje aan de Staatssecretaris vragen of het niet handiger is om die gewoon in de wet op te nemen. Dit is belangrijk in het kader van privacy. Er worden nu wel heel veel voorbeelden genoemd waarbij informatie uitgewisseld zou kunnen worden. Als het gaat om het tegengaan van georganiseerde criminaliteit, terrorismefinanciering, witwassen, fraude en al dat soort zaken, dan heeft de Staatssecretaris de VVD natuurlijk aan zijn zijde. Maar ik vind dat we wel duidelijk moeten vastleggen wanneer het wel en niet kan.
Ik kom op de Fiscale vereenvoudigingswet en op het stroomlijnen van de invorderingsregeling. Het is goed dat daar nu een voorstel voor ligt. Er is veel commotie over geweest in de afgelopen jaren. Bij dat voorstel viel ons wel op dat het in de praktijk nu zo is dat de toeslagschuld nog drie jaar nadat de regeling afgelopen is, verrekend wordt met eventueel uit te betalen bedragen maar dat dit wordt geschrapt. Dit wordt gelijkgesteld met de situatie bij belastingschuld. Waarom is er niet voor gekozen om de regeling voor toeslagschuld gelijk te stellen aan de regeling zoals die bij belastingschuld was?
Ik heb nog een punt over de preferente schuldeisers. De Belastingdienst heeft al een heel sterke positie ten opzichte van andere schuldeisers en die wordt nu nog een keertje uitgebreid. Waarom heeft de Staatssecretaris daarvoor gekozen?
Ik kom op de accijnzen. Allereerst kom ik op de tabaksaccijnzen, die worden vereenvoudigd. We willen graag weten waarom de variant voor sigaretten waarbij de ad valorem accijns iets minder wordt verhoogd en de specifieke accijns iets minder verlaagd, volgens de Staatssecretaris langere tijd bestendiger zou zijn dan het voorliggende voorstel. Dat geeft hij namelijk aan.
Ik heb ook een punt over de alcoholaccijnzen. De VVD had gevraagd naar biermixen, de combi van bier en frisdrank, en het feit dat in de gebruikte systematiek ook voor frisdrank accijns moet worden betaald. In de antwoorden lijkt het een beetje alsof wij zouden hebben voorgesteld om van de hele Platosystematiek af te stappen. Dat is niet het geval, want dat zou tot heel grote prijsverschillen tussen gedestilleerd, wijn en bier leiden. We vinden echter wel dat bekeken moet worden welke oplossing voor die biermixen gevonden kan worden. Er is nu een verlaagd tarief voor een alcoholpercentage van 1,2. Dat tarief zou je bijvoorbeeld op kunnen trekken. We zijn benieuwd of dit probleem ook in andere landen speelt en welke oplossingen daar gevonden worden.
Ik kom op de autobelastingen. Het is goed dat de motorrijtuigenbelasting het komende jaar verlaagd wordt, niet met slechts 2%, zoals eerder was aangekondigd, maar zelfs met 2,7%. We hebben nog een vraag gesteld over oudere auto's in de lease. Daarvan zegt de Staatssecretaris: daar wil ik niet over gaan praten. Dat houdt in dat je de cataloguswaarde moet gebruiken als je een oudere auto koopt en die in de lease zet. Dan kom je tot wel heel rare berekeningen als het een wat oudere auto is. De VVD pleit ervoor om daar een keer goed naar te kijken.
Ik kom op de nota van wijziging over de WLTP. Voor de liefhebbers: dat heeft met CO2 te maken. Daar wordt het risico geschetst van een budgettaire derving van 145 miljoen euro. Dat is echt een fors bedrag. De Staatssecretaris geeft aan dat hij een aantal beheersingsmechanismen achter de hand houdt. Waarom worden die niet nu al aangegeven?
Ik kom op de Wet belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen. Er wordt al lang gepraat over de situatie bij de betaaldvoetbalclubs. Volgens mij was het nooit de bedoeling dat ook deze geraakt zouden worden door deze wet. De VVD zou een uitzondering voor bijvoorbeeld die voetbalclubs willen maken. Waarom kan er niet specifiek een uitzondering voor een sector worden gemaakt?
Ik heb hierbij nog een andere vraag. Het huidige tarief is 75%.
De heer Omtzigt (CDA):
Wat maakt de voetbalsector anders dan een aantal andere sectoren die ook moeten betalen onder de excessievebeloningsregeling? Ik had het best begrepen als de VVD zou zeggen dat ze helemaal van die belasting af wil. Kan mevrouw De Vries inhoudelijk aangeven waarom die regeling niet voor Ajax, Feijenoord en PSV zou moeten gelden maar wel voor ...
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
En FC Twente!
De heer Omtzigt (CDA):
FC Twente, dat is een pijnlijk puntje! FC Twente heeft genoeg FIOD-aandacht gehad. Meer hoeft niet.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw vraag. Laat u niet afleiden.
De heer Omtzigt (CDA):
De vraag is heel simpel: wat maakt dat de VVD deze uitzondering voor de voetbalsector vraagt en niet voor bedrijven die hooggekwalificeerde werknemers aantrekken?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dat laatste zou ik misschien ook wel willen, maar ik geloof niet dat dat op een meerderheid in de Tweede Kamer kan rekenen. We moeten kijken naar waar de regeling voor was bedoeld. Volgens mij is die regeling niet ooit gemaakt om voetbalclubs zo'n heffing te laten betalen. De SP vindt dat blijkbaar wel, zo hoor ik naast mij, maar wij vinden dat een onwenselijk bijeffect. Daarom zouden we graag wat meer informatie van de Staatssecretaris willen hebben: is het mogelijk om bepaalde sectoren ervan uit te sluiten?
De heer Omtzigt (CDA):
Nu doet de VVD-woordvoerder een ander voorstel: bepaalde sectoren uitsluiten. Welke andere sectoren zouden nog meer uitgesloten moeten worden? Ik wil toch nog wel een beetje meer gevoel hebben bij de opvatting dat de voetbalsector zo speciaal zou zijn dat de afkoopsommen die daar gelden, niet onder de excessievebeloningsregeling zouden moeten vallen.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Mijn vraag is een algemene vraag: kun je sectoren ervan uitsluiten? Ik heb deze specifieke sector benoemd, omdat we dit een onwenselijk bijeffect vinden. Volgens ons was dat niet de bedoeling van de wet- en regelgeving. Ik vind het dus helemaal niet zo raar om je achteraf de vraag te stellen: waar was die wet voor bedoeld en is dit nou het effect dat we zouden willen bereiken?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Maar beantwoord die vraag dan eens. Waarvoor was die wet bedoeld? Ik zie nog niet helemaal de ratio van de opvatting dat voetbalclubs hiervan zouden moeten worden vrijgesteld en bepaalde financiële sectoren of bijvoorbeeld toponderzoekers er wel onder zouden moeten blijven vallen. Dat is dan nog los van de vraag waarvoor de regeling bedoeld is. Wat is voor de VVD de echt inhoudelijke overweging om nu alleen specifiek deze groep te noemen?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij was de regeling bedoeld om perverse prikkels in het systeem weg te nemen. Met name de financiële sector was volgens mij oorspronkelijk de aanleiding.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Maar mevrouw De Vries weet zelf dat dit veel meer sectoren raakte dan alleen de financiële sector. De VVD heeft er destijds ook mee ingestemd, want dit komt mede voort uit een onderhandelingsgebeuren. Ik ben nog steeds aan het zoeken: waarom moeten alleen de voetballers ertussenuit? Als de VVD de hele regeling niets vindt, zeg dat dan. Zeg dan tegen de Staatssecretaris dat hij een oplossing moet zoeken. Ik ga daar niet in mee – dat meld ik alvast – maar zeg dát dan en licht niet één onderdeel eruit. Ik wil dus nog steeds weten: waarom zijn de voetbalclubs belangrijker voor de VVD dan de toponderzoekers?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik zeg niet dat ze belangrijker zijn of niet belangrijker zijn. Ik denk dat we hier neveneffecten zien die niet gewenst zijn. Wat mij betreft beginnen we inderdaad hierbij. Ik vind het helemaal niet zo raar om te bekijken of je zo'n regeling kunt aanpassen als je ziet welke effecten die heeft. Ik vraag of het überhaupt kan. Dat is de eerste vraag aan de Staatssecretaris.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De werkkostenregeling is per 1 januari 2015 ingevoerd. De bedoeling was dat die regeling eenvoudiger zou worden, voor de overheid maar ook voor de werkgevers. De vraag is of dit geslaagd is, want de VVD krijgt signalen dat de regeling voor het mkb in ieder geval moeilijk werkbaar is. Herkent de Staatssecretaris dat? En als we die signalen toch krijgen, zou de evaluatie, die gepland staat voor 2018, dan een jaar naar voren gehaald kunnen worden gelet op de klachten?
Er staan zaken niet in het Belastingplan die, naar ik heb begrepen, wel elders aangekondigd worden. In de begroting van EZ staat bijvoorbeeld dat de btw-vrijstelling voor de agrarische sector per 1 januari 2018 komt te vervallen. Waarom wordt dat niet ook in het Belastingplan zelf genoemd? En wat houdt het precies in? Welke gevolgen heeft het, wat is de aanleiding en om hoeveel geld gaat het hier?
Ik kom bij de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting. Dat is de uitvoering van een motie van D66 en GroenLinks. Wij hebben als VVD toch problemen met de dekking daarvan uit de verhoging van de energiebelasting. Consumenten zouden die moeten gaan betalen. Wij hebben geopperd om de dekking uit de subsidieregeling green deal openbaar toegankelijke laadinfrastructuur te halen. De Staatssecretaris zegt dat dit in strijd is met de begrotingsregels over de scheiding van inkomsten en uitgaven. Dat klopt natuurlijk, maar het kabinet moet ook eerlijk zijn, want het doet zelf een vergelijkbare actie met de monumenten en de scholing. Wij zouden dus graag een andere dekking zien en ik daag de Staatssecretaris uit om daarmee te komen. Van de huidige dekking is de VVD in ieder geval geen voorstander.
De laatste wet is de Wet uitwisseling inlichtingen over rulings. De VVD is voorstander van automatische uitwisseling van rulings tussen belastingdiensten, want dit zorgt voor meer transparantie en voor het kunnen aanpakken van ongewenste belastingontwijking. De Staatssecretaris geeft aan dat bij zo'n automatische uitwisseling een kennisgevingsprocedure niet past. Het is natuurlijk wel raar dat de Belastingdienst eerst de informatie over een heleboel van die rulings zelf opvraagt bij bedrijven. Ik neem aan dat het wel wordt gemeld aan een bedrijf als de Belastingdienst daarin zaken aanpast. En mag een bedrijf de informatie die is uitgewisseld wel op aanvraag ontvangen en checken? Wat ons betreft heeft uitwisseling geen toegevoegde waarde als je vervolgens niks met die informatie doet. Wij zijn dus benieuwd of daar echt iets mee gaat gebeuren, wat ermee gaat gebeuren en of er voldoende capaciteit voor is.
De Europese Commissie krijgt ook toegang tot die informatie. Krijgt zij die toegang alleen als toezichthouder, of mag zij de informatie ook gebruiken? Wij snappen niet zo goed waarom de Europese Commissie hierin een rol zou moeten hebben. Dat je het centraal opslaat in Europees verband, kan ik me nog wel voorstellen, maar waarom moet de Europese Commissie inzage krijgen en de informatie eventueel kunnen gebruiken, bijvoorbeeld bij staatssteunonderzoeken?
Dat was het, voorzitter.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik miste één ding in de inbreng van de VVD, namelijk dat ten opzichte van het vorige Belastingplan de arbeidskorting met 500 miljoen minder wordt verhoogd. Vorig jaar hebben we er met het 5 miljardpakket voor gezorgd dat werken vanuit een uitkering meer ging lonen. Daarin wordt nu een stap terug gedaan, een stap van 500 miljoen. Dat vindt mijn fractie buitengewoon teleurstellend, want het gat tussen een uitkering en werk wordt met dit Belastingplan kleiner. Dat past ook volstrekt niet bij de lijn van de VVD volgens mij. Waarom betoogt mevrouw De Vries vandaag niet dat zij wil afzien van die verlaging van de arbeidskorting met 500 miljoen ten opzichte van de afspraken bij het vorige Belastingplan?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Als we naar de beroemde koopkrachtplaatjes kijken, zien we dat een aantal groepen, onder andere de ouderen, heel hard in de min zouden zijn gezakt. Ik ben begonnen met te zeggen dat ik het positief vind dat bekeken is hoe die koopkracht op een aantal punten hersteld kan worden. Wij vinden namelijk dat iedereen volgend jaar moet gaan voelen dat het beter gaat in Nederland. Het kan niet zo zijn dat bijvoorbeeld de ouderen daarvan uitgezonderd zijn.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat is natuurlijk niet het hele antwoord. Dat koopkrachtpakket is natuurlijk prima, maar het had ook prima op een andere wijze gefinancierd kunnen worden. Daar heeft de VVD echter niet voor gekozen. De VVD geeft vandaag dus toe dat met dit Belastingplan de stap naar werk minder gaat lonen. Ik geef de VVD in overweging om straks gewoon voor een amendement van D66 te stemmen om de arbeidskorting zoals die was afgesproken, in stand te houden en te betalen vanuit vergroening. Dan kan de VVD vier maanden voor verkiezingstijd haar groene profiel nog een beetje oppoetsen; daar is het ook de hoogste tijd voor.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, maar mevrouw De Vries mag reageren.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Misschien moet de heer Van Weyenberg het verkiezingsprogramma van de VVD dan even lezen. Wij vinden het belangrijk dat iedereen volgend jaar gaat voelen dat het beter gaat in Nederland. Ik hoop dat D66 dat ook vindt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb de VVD gehoord over de eigenaars van monumentenpanden, de eigenaars van boten, de eigenaars van leaseauto's, een lagere belasting voor topvoetballers en de opleiding voor piloten. Heeft de woordvoerder van de VVD, nu zij door haar spreektijd heen is, ook nog een mededeling voor gewone werkende mensen die dagelijks naar hun werk gaan? Of voor de ouderen die hun hele leven gewerkt hebben? Of is de VVD bij de bespreking van dit Belastingplan echt alleen bezig met belastingvoordelen voor die eerste vijf groepen?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik begrijp dat het CDA hier een mooie karikatuur van wil maken. Ik ben mijn verhaal begonnen met het noemen van de lastenverlichting van vorig jaar van 5 miljard voor werkenden. Ik ben mijn verhaal ook begonnen met te zeggen dat wij de koopkrachtreparatie voor ouderen een belangrijk punt vinden. Ik vind het een beetje jammer dat hier een karikatuur van wordt gemaakt en dat de punten waarmee ik begonnen ben, en die wij heel belangrijk vinden, aan de kant geveegd worden.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben toch best verrast dat er wel gevraagd wordt om een extra tegemoetkoming voor topvoetballers, monumenten en boten, en er geen enkele opmerking wordt gemaakt over het feit dat de ouderenkorting verhoogd is. Die leidt namelijk tot een verzilveringsprobleem van € 1.000 voor een echtpaar dat alleen AOW heeft. Dat blijkt ook uit de vragen van de heer Bashir. Alle echtparen met een aanvullend pensioen tot € 5.000 hebben niks aan deze verhoogde ouderenkorting, want zij kunnen die niet verzilveren. Vindt de VVD dat ook een probleem waarnaar de Staatssecretaris misschien moet kijken? Of hoeft hij alleen te kijken naar de eerste categorieën?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik ben benieuwd. De heer Omtzigt zegt dat wij opkomen voor mensen van monumenten. Dat klopt inderdaad. Over boten heb ik niets gezegd behalve dat het een onuitvoerbare regeling zou zijn. Ik ben benieuwd of het CDA niet voor de mensen van monumenten op wil komen. Ik vind het het belangrijkste dat de koopkracht gerepareerd wordt. 90% zou erop achteruitgaan en nu gaat 80% erop vooruit. Ik denk dat dat het allerbelangrijkste is.
De heer Grashoff (GroenLinks):
De heer Omtzigt heeft een beetje het gras voor mijn voeten weggemaaid, maar ook ik moet zeggen dat ik enigszins verbijsterd was over de selectie van onderwerpen die 90% van de spreektijd van de VVD in beslag namen: de leaseauto's kunnen nog bijtellen en multinationals moeten vooral niet te hard geraakt worden op belastingontwijking. Zijn er nog thema's als inkomensgelijkheid, ongelijkheid of het klimaatvraagstuk? Hoe kan de VVD zich Vólkspartij voor Vrijheid en Democratie noemen als het alleen over de rijkste 10% gaat?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij komt ons beeld van de inkomensongelijkheid in Nederland behoorlijk overeen, zeker in vergelijking met andere landen. Het belangrijkste punt dat ik neer wilde zetten, is dat wij ervoor zorgen dat mensen gaan voelen dat het beter gaat in Nederland. Wij hebben maatregelen genomen voor het vestigingsklimaat van bedrijven, zodat er banen komen. Dat is ook belangrijk. Wat betreft klimaatmaatregelen weet de heer Grashoff heel goed dat wij vooral voor bronbeleid zijn. Daarover moet je op een andere manier afspraken maken dan via het Belastingplan.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik denk niet dat dure boten, monumenten, topvoetballers en leaseauto's werkgelegenheid opleveren. Volgens mij gaat het de VVD daar ook niet om. Ik moet vaststellen dat er zeer onevenwichtig verdeelde aandacht van de VVD is voor de vraagstukken waar onze samenleving voor staat.
De voorzitter:
Dan was er nog een vraag van de heer Van Dijck.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik sluit mij aan bij de vorige sprekers. Het betoog was zeer eenzijdig gericht op mensen die een boot of een monument hebben. Ik ben een beetje geschrokken dat het motto is dat werken moet lonen, terwijl er een overzicht is van de Staatssecretaris, waarin staat dat mensen die van het wettelijk minimumloon naar modaal gaan, met bloed, zweet en tranen, in de loop der jaren een sprong maken van € 16.000 maar er feitelijk netto € 1.800 op vooruitgaan. Kan de VVD erop reflecteren hoe werken moet lonen, als je met elke € 1.000 die je bruto meer verdient, 90% tot 95% inlevert bij dit kabinet? In hoeverre is er dan sprake van dat werken inderdaad loont?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij hebben wij vorig jaar bij het Belastingplan een fors pakket aan lastenverlichting, zo'n 5 miljard euro, ingezet voor de werkenden, ook om wat dat betreft de stap van uitkering naar werken veel aantrekkelijker te maken. Daar staat de VVD ook voor.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Er wordt de hele tijd gezegd dat iedereen het gaat voelen. U geeft inderdaad iedereen een tientje erbij, maar dat wil niet zeggen dat iedereen dat voelt. Als iemand zich uitslooft en gaat werken, krijgt hij op elke € 1.000 € 100 erbij; 90% gaat op aan belastingen. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn van de VVD?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik vind het altijd mooi als de PVV zegt dat we blijkbaar niet moeten opkomen voor monumenten, maar ook niet voor koopkrachtreparatie. Ik ben dan benieuwd met welke voorstellen de PVV straks komt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ga hier nog even op door. Tijdens dit kabinet is de algemene heffingskorting inkomensafhankelijk geworden. Mijn complimenten aan de PvdA, want dat is vooral terechtgekomen bij de laagste inkomens. Wij hebben gevraagd wat er gebeurt als je die algemene heffingskorting weer inkomensonafhankelijk wilt maken. De Staatssecretaris zegt ruiterlijk dat dit betekent dat er bijna 5% op het tarief in de eerste en tweede schijf bijkomt. Met andere woorden, sluipenderwijs zijn de tarieven in de tweede en derde schijf deze kabinetsperiode met 5% verhoogd. We hebben dat allemaal in de algemene heffingskorting gestopt. Hoe kan mevrouw De Vries dan zeggen dat het voor de middeninkomens goed is geweest wat er is gebeurd? Dit is toch echt een heel nivellerende maatregel geweest ten koste van de middeninkomens?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik denk dat mevrouw Schouten ook wel weet dat wij vast andere maatregelen hadden genomen als wij 76 zetels hadden gehad, maar we moeten in Nederland wel met meerderheden werken, zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer. Dat heeft ook gevolgen voor het type maatregelen dat soms voorgesteld wordt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik weet best dat je in coalities soms moet geven en nemen, maar de VVD zegt steeds zelf: wij zorgen ervoor dat de middeninkomens er in koopkracht op vooruitgaan. Dit kabinet heeft 5% op de tweede en derde schijf gezet. Ik moet het professor Stevens nageven: we hebben het aardig verdoezeld door het via de algemene heffingskorting te verwerken. Is mevrouw De Vries er blij mee en staat zij er echt achter dat die tarieven sluipenderwijs met 5% verhoogd zijn?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De belangrijkste reden waarom de VVD in het kabinet is gegaan, is dat wij Nederland sterker uit de crisis wilden krijgen en orde op zaken wilden stellen. Daar waren een aantal drastische en moeilijke maatregelen voor nodig. Ik ben er blij om dat het beter gaat in Nederland, dankzij alle mensen in het land. Dat is de allerbelangrijkste reden waarom wij in dit kabinet zijn gaan zitten.
De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Het Belastingplan 2017 is het negende belastingplan sinds ik Kamerlid ben. Bij acht van die belastingplannen heb ik het woord gevoerd namens de SP-fractie. Ik moet zeggen: het Belastingplan blijft leuk. Het gaat iedere keer ergens over. Het gaat over geld, over keuzes maken, over eerlijk of juist niet delen, over waar je de lasten neerlegt. Daarmee kom je bij de uitwerking van politieke keuzes die gemaakt worden. Ik heb het iedere keer met veel plezier gedaan, zonder me te vervelen.
Volgens mij hebben de ambtenaren zich al die jaren ook niet verveeld. Bij ieder belastingplan worden namelijk duizenden vragen gesteld, met als doel om het beter te maken en transparantie te krijgen over de keuzes die het kabinet maakt. Dat zal deze keer niet anders zijn. Ik wil de ambtenaren bij voorbaat danken voor het harde werk dat zij de komende dagen weer gaan doen.
Dit is ook het laatste belastingplan van het kabinet. De keuzes die het kabinet maakt, zijn niet die van de SP. Niet dat er alleen slechte dingen in het Belastingplan staan, zeker niet, maar na vier jaar Rutte II kan ik concluderen dat de inkomensverschillen zijn toegenomen. Daar heeft het Centraal Planbureau onlangs overtuigend bewijs voor geleverd. De SP zal dan ook op het gebied van het inkomensbeleid, op het terrein van de winstbelasting en op het onderdeel concurrentiebestrijding amendementen indienen.
Samen met GroenLinks zullen we proberen om de lastenverlichting die het kabinet vorig jaar gaf aan de hoogste inkomens te verschuiven naar de mensen met minder inkomen. Nu gaan alle andere inkomensgroepen er meer op vooruit dan de laagste inkomens. Dat repareren wij. Wij spelen 2,5 miljard euro vrij door de omvang en het tarief van de derde schijf weer terug te draaien naar het niveau van 2015. Wij verhogen de ouderenkorting en de algemene heffingskorting. Dat is een welkome lastenverlichting voor de lage inkomens. De lastenverlichting voor hogere inkomens blijft deels bestaan en wordt dus eigenlijk enkel beperkt, zodat ook niet-werkenden en minima kunnen meeprofiteren.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik zag inderdaad dat er een amendement van de heren Grashoff en Bashir is binnengekomen op dit punt. Ik heb samen met de heer Bashir in de afgelopen jaren redelijk mijn best gedaan om de positie van de eenverdieners onder de aandacht te brengen. Met dit amendement vindt juist weer een verschuiving plaats van de eenverdieners met een middeninkomen naar de lagere inkomens. De algemene heffingskorting wordt er nog steiler mee afgebouwd. Daardoor zijn de eenverdieners weer de klos. Hoe kan de heer Bashir dat rijmen met zijn eigen pleidooi om de eenverdieners een keer te gaan ontzien?
De heer Bashir (SP):
Eenverdieners met een laag inkomen krijgen ook de algemene heffingskorting, want die wordt natuurlijk wel verhoogd. Dit amendement is er niet zozeer op gericht om het verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners te verkleinen, maar om de inkomensverschillen te verkleinen. Vorig jaar heeft het kabinet in het 5 miljardpakket een groot deel daarvan weggegeven aan de mensen met een hoog inkomen. Dat voordeel maken we eenmalig, dus alleen voor dit jaar. Voor volgend jaar draaien we het terug. Ik ben het eens met mevrouw Schouten dat we wat moeten doen aan de positie van eenverdieners. Sinds de SP in de Kamer zit, heeft zij dat punt samen met de ChristenUnie en de SGP opgepakt. We zien helaas dat de inkomensverschillen tussen eenverdieners en tweeverdieners in al die jaren zijn toegenomen. Maar dat is een ander punt. Ik vraag mevrouw Schouten om die twee punten niet te vermengen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat gaat met dit amendement wel gebeuren, ook al willen we die twee punten niet vermengen. Kan de heer Bashir aangeven wat het steiler afbouwen van de algemene heffingskorting betekent voor de eenverdiener? Gaat die er dan nog verder op achteruit? Er gaat toch iets gebeuren met degenen die net boven de grens van de algemene heffingskorting gaan vallen? Dat zijn ook eenverdieners. Sterker nog, de meeste eenverdieners zitten net boven die grens en hebben daardoor elke keer zo'n probleem met de maatregelen van het kabinet. De heer Bashir werkt daar toch aan mee? Kan hij inzicht geven in de vraag wat dit betekent voor een eenverdiener die ongeveer twee keer modaal verdient?
De heer Bashir (SP):
Een eenverdiener krijgt twee keer algemene heffingskorting. Die wordt met ons voorstel verhoogd. De eenverdiener krijgt natuurlijk zelf de algemene heffingskorting, maar via de overdraagbaarheid ervan wordt die algemene heffingskorting ook aan de niet-werkende partner gegeven. Dat is een welkome steun in de rug voor mensen met lage inkomens. Ik snap dus niet waarom mevrouw Schouten hier bij voorbaat op tegen is.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Maar wat is het effect daarvan?
De heer Bashir (SP):
Het effect is dat mensen met een laag inkomen, ook eenverdieners, erop vooruitgaan.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik krijg niet echt een antwoord op mijn vraag. Ik vroeg wat er via dit amendement wordt gedaan met een eenverdiener die twee keer modaal verdient. Gaat die erop vooruit of erop achteruit?
De heer Bashir (SP):
Een eenverdiener die twee keer modaal verdient, gaat erop achteruit. Maar mensen met een laag inkomen, ook eenverdieners, gaan er flink op vooruit. Een eenverdiener krijgt twee keer de algemene heffingskorting, want via de overdraagbaarheid ervan krijgt de niet-werkende partner ook de algemene heffingskorting. Als wij die verhogen voor mensen met een laag inkomen, gaan de eenverdieners die weinig verdienen, dus dubbel profiteren van dit voorstel.
De voorzitter:
Dat is helder, denk ik.
De heer Bashir (SP):
Ik ga hierop door, want we hebben vorig jaar inderdaad veel discussie gevoerd over een- en tweeverdieners. Eenverdieners betalen relatief veel meer belasting. Met dit Belastingplan wordt het verschil in belastingdruk tussen eenverdieners en tweeverdieners niet weggenomen. Ik had dat ook niet verwacht, want het CDA maakte vorig jaar een groot punt van de positie van eenverdieners, maar stemde uiteindelijk toch in met het Belastingplan, terwijl dit punt bleef liggen. Het kabinet zal wel gedacht hebben: wat we ook doen, het CDA steunt ons toch ons wel. Er is dus niets gedaan op dit punt.
Samen met de ChristenUnie en de SGP diende de SP-fractie een amendement in om de positie van eenverdienersgezinnen fors te verbeteren. Aangezien nu eenmaal niet iedereen de optie heeft om te gaan werken, is een groot verschil in belastingdruk wat de SP-fractie betreft niet rechtvaardig. Ik zei net al tegen mevrouw Schouten dat ik graag weer samen optrek met deze partijen om de kloof tussen eenverdieners en tweeverdieners te verkleinen.
Ik kom op de constructiebestrijding en de aanpak van belastingontwijking. Ik heb tijdens de inbreng de Staatssecretaris uitvoerig bedankt voor de uitvoering van de motie die de heer Groot en ik samen hebben ingediend om belastingontwijking aan te pakken. Met de maatregelen is een aantal ontwijkingsconstructies nagenoeg weggenomen, maar andere blijven bestaan. Naar mijn mening is het schuiven van box 3 naar box 2 zeer lucratief, zeker per 2017 en zeker voor mensen met grote vermogens. Een bv oprichten, kost niet zo veel. De Vpb over de winst is daarnaast lager dan de vermogensrendementsheffing bij vermogens boven een ton. Ik wil graag van de Staatssecretaris weten welke cijfers hij hierover tot zijn beschikking heeft. Is er een oploop gaande in het aantal bv's dat wordt opgericht met box 3-vermogen? Welke cijfers zijn hierover beschikbaar? Ik kan mij voorstellen dat mensen alvast anticiperen op de nieuwe belastingsystematiek ten aanzien van box 3.
In de antwoorden lezen we dat gemiddeld 3% van het ingelegde vermogen in vbi's (vrijgestelde beleggingsinstelling) voormalig box 3-vermogen is. Volgens mij moet de Staatssecretaris dan kunnen antwoorden op de vraag hoeveel belastinginkomsten we hierdoor mislopen. Het Centraal Planbureau deed in 2015 de oproep om de kapitaalbelastingen te uniformeren. Als we daarmee zouden beginnen, valt er minder te schuiven. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiertegen aan? Heeft hij nagedacht over het uniformeren van de kapitaalbelastingen?
In algemene zin merk ik op dat ik mij afvraag in hoeverre de vbi moet blijven bestaan. Deze wordt door de maatregelen in het Belastingplan nogal onaantrekkelijk gemaakt. Volgens verschillende artikelen in de fiscale literatuur komt het bijna neer op een afschaffing van vbi's. Is de Staatssecretaris het daarmee eens? Zal in de toekomst nog wel gebruik worden gemaakt van de vbi? Wat is zijn raming? Met hoeveel procent zal het gebruik afnemen? Als het enorme percentages betreft, moet er dan niet mee gestopt worden? Als ik de antwoorden van de Staatssecretaris goed lees, hebben alleen Ierland en Luxemburg een dergelijk regime. Eerlijk gezegd wil ik op fiscaal gebied zo min mogelijk te maken hebben met Luxemburg en Ierland. Begrijpt de Staatssecretaris dat? Volgens de Staatssecretaris mogen vbi's niet beleggen in onroerende zaken, maar zal het in de praktijk voorkomen dat dit indirect toch gaat gebeuren. Kan de Staatssecretaris dat controleren of valt het uit te sluiten?
Ondanks deze maatregelen zou het overbrengen van vermogen in box 3 naar box 2 mogelijk blijven. De SP-fractie zal dan ook een amendement indienen om excessieve belastingontwijking via box 2 aan te pakken. Het gaat hierbij om de zogenaamde geldzak-bv's: bv's waarin nagenoeg alleen liquide middelen zitten, zonder dat er andere activiteiten plaatsvinden.
Daarmee kom ik op de toerekeningsstop in het APV-regime (afgezonderd particulier vermogen), die is bedoeld om een dubbele belastingheffing te voorkomen. Zoals ik al schreef in de schriftelijke inbreng, wil ik mij aansluiten bij de Raad van State, die de toerekeningsstop niet ziet zitten. Ik ben het hartgrondig eens met de heer Groot van de PvdA, die stelt dat er forse substance-eisen moeten worden gesteld aan lichamen die nog in aanmerking willen komen voor de toerekeningsstop. Waarom is de Staatssecretaris daar niet toe bereid? Dit kan toch vrij gemakkelijk in de wet worden opgenomen? Tot op heden zegt de Staatssecretaris geen casus in de praktijk te hebben gezien waarin een activiteit van een APV als onderneming kan worden aangemerkt. Is dat dan geen reden om de toerekeningsstop helemaal af te schaffen, zoals ook de Raad van State wil? Wat zijn de opbrengsten geweest van de invoering van het APV-regime? In antwoord op schriftelijke vragen die de PvdA-fractie heeft gesteld, zegt de Staatssecretaris dat die opbrengsten enorm zijn. Kan hij dan ook cijfers daarop plakken?
Ieder bedrijf doet volgens mij aan innovatie om voort te kunnen bestaan. Niet innoverende bedrijven verliezen de strijd en elke capabele bestuurder weet dat. Wat de SP-fractie betreft is voor innovatie geen innovatiebox nodig. De SP is geen groot voorstander van dit instrument, dat overigens op jaarbasis meer dan 1 miljard kost. De kans bestaat bovendien dat de door de heer Moscovici voorgestelde CCCTB (Common Consolidated Corporate Tax Base) ertoe leidt dat de hele innovatiebox wordt afgeschaft, omdat overal in Europa voor multinationals dezelfde aftrekposten gaan gelden. Hoe kijkt de Staatssecretaris tegen dat idee aan? Denkt hij dat het kan helpen tegen ontwijking binnen Europa? Is hij bereid om een eerste reactie te geven op de plannen?
De opbrengst van de aanpassingen in de innovatiebox bedraagt 148 miljoen. Hierover zijn veel vragen gesteld, maar er kwam een wat onduidelijk antwoord. Hoeveel van die 148 miljoen is een gevolg van de nexusbenadering? In feite betekent het dat in het verleden veel voordeel is verleend aan bedrijven die veel R&D hebben uitbesteed binnen de groep. Klopt dat?
Bijzonder is dat een kleine belastingplichtige volgens de OESO een bedrijf is dat in vijf jaar minder dan 250 miljoen euro omzet heeft. 50 miljoen per jaar: dat lijkt mij geen kleine belastingplichtige! Waarom hoeven zij dan alleen een S&O-verklaring te hebben en geen aanvullend ticket, zoals bijvoorbeeld een octrooi in het geval van grote bedrijven?
Daarmee kom ik bij de winstbelasting. Het kabinet wil de eerste schijf van de vennootschapsbelasting verlengen. Van deze verlenging profiteren echter slechts de 35.000 bedrijven die winsten hebben boven de € 200.000. Als we dat geld inzetten voor de verlaging van de eerste schijf, profiteren alle Vpb-plichtigen. De Staatssecretaris moet het toch met mij eens zijn dat vooral het kleinbedrijf het moeilijk heeft? Ik zal daarom bij amendement proberen te regelen dat de eerste schijf van de vennootschapsbelasting wordt verlaagd in plaats van verlengd. De Staatssecretaris antwoordt op mijn vragen dat het voor de werkgelegenheid niet uitmaakt of je het verlengt of verlaagt. Laten we dan nu kiezen voor het kleinbedrijf in plaats van voor het grootbedrijf.
Volgens de Staatssecretaris werkt differentiatie verstorend. Als dat waar is, had hij onmiddellijk de innovatiebox en alle mogelijke aftrekposten af moeten schaffen want die werken natuurlijk ook verstorend. De Staatssecretaris kiest daar niet voor en hij accepteert dus een zekere verstoring. Dat lijkt mij verstandig, maar dan is het mijn inziens ook zuiver om dit argument niet meer te gebruiken. Voor het aantrekken van investeringen zijn de hoogte en het tarief van beide schijven relevant, zo zegt de Staatssecretaris. Ik concludeer hieruit dat het voor het aantrekken van investeringen dus niet uitmaakt of de eerste schijf verlaagd of verlengd wordt.
Concluderend: als we kiezen voor een verlaging in plaats van voor een verlenging krijgen we wat de regering wil. We trekken dan investeringen aan en we vergroten de werkgelegenheid. Daarbij komt dat het kleinbedrijf, dat het nog steeds erg moeilijk heeft, gebaat is bij een verlaging en niet bij een verlenging van de eerste schijf. Mijns inziens is er dus alle reden om de plannen van de regering licht bij te stellen. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Grashoff. Kunnen de andere leden misschien ook wat rustiger zijn?
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik moest even bijkomen, want pleit de SP hier nu echt voor verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting? Ik merk dat hierover ook bij mijn buren wat consternatie is ontstaan.
De voorzitter:
Dat was inderdaad te horen.
De heer Bashir (SP):
Waarschijnlijk hoorde de heer Grashoff niets meer nadat ik het woordje «verlaging» had gebruikt. Het kabinet stelt voor om de eerste schijf van de winstbelasting, de vennootschapsbelasting, te verlengen van € 200.000 naar € 350.000. Wie profiteert daarvan? Dat zijn de bedrijven die meer dan € 200.000 aan winst hebben. Wij stellen voor om dat geld niet te gebruiken om de eerste schijf te verlengen maar om de eerste schijf te verlagen. Daarvan profiteren dan ook de bedrijven met een winst tot € 200.000.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Dat is een beetje wonderlijke redenering. Ik wil heel graag een voorstel ondertekenen of zelfs samen met de heer Bashir indienen om de verlenging van de eerste schijf terug te draaien. Er zijn heel goede doelen te bedenken voor het geld dat we daarmee binnenhalen. Ik kan me voorstellen dat dat betere doelen zijn, ook in het kader van het gedachtegoed van de SP, dan het verlagen van het tarief van de vennootschapsbelasting. Ik vind het echt een bizar voorstel, gezien vanuit het perspectief van de SP. Ik ben nog steeds hogelijk verbaasd.
De heer Bashir (SP):
Dit is een heel rare benadering, want het kabinet kiest ervoor om bedrijven boven de € 200.000 een voordeel te geven en wij kiezen ervoor om ook kleinere bedrijven tot € 200.000 een voordeel te geven. Dat kan een bakker zijn, dat kan een eenmanszaak zijn die in een bv is gestopt, maar het kunnen ook twee mensen zijn die samen in een bv keihard werken en dat voordeel straks dus niet hebben. Natuurlijk had het geld beter gebruikt kunnen worden. Het had gebruikt kunnen worden om een vrije voet in te richten, bijvoorbeeld voor bedrijven die € 200.000 winst hebben. Dat kan ook nog, maar het kabinet stelt voor om het geld aan grote bedrijven te geven en wij kiezen ervoor om het ook aan kleinere bedrijven te geven.
De heer Omtzigt (CDA):
Ook ik ben wat verbaasd, want er is op dit moment al behoorlijk veel verschil. Als je ondernemer bent, betaal je via box 2 marginaal net iets meer dan 40% belasting. Met het voorstel van de SP gaan de orthodontisten, de advocaten en de beoefenaren van andere vrije beroepen met een omzet van zo'n € 150.000 allemaal marginaal minder dan 40% belasting betalen over hun hele inkomen. Dat zijn namelijk die kleine ondernemers die het binnen een bv doen. Is het echt de nieuwe SP dat de werknemer sinds dit kabinet vanaf € 90.000 een belastingtarief heeft die ver boven de 40% zit, terwijl de zelfstandige dat tarief pas haalt als hij boven de twee ton verdient? Is dat het nieuwe belastingvoorstel van de SP?
De heer Bashir (SP):
Ik begon mijn inbreng door te zeggen: dit debat gaat over het maken van keuzes. Waar wil je het geld naartoe laten gaan? Waar laat je de lasten neervallen? Het kabinet stelt iets voor waar nu ook een meerderheid voor is, althans lijkt te zijn, want de VVD en de PvdA zullen het steunen. Wij stellen daarvan een lichte aanpassing voor. Als je alleen een voordeel geeft aan de 35.000 bedrijven die meer dan € 200.000 winst hebben en alle bedrijven onder de € 200.000 daarvan uitsluit, dan vind ik dat niet eerlijk en niet rechtvaardig. Ik ben verbaasd dat het CDA, dat juist voor kleine bedrijven en ondernemers zou moeten opkomen, hier net doet alsof de SP een verkeerd voorstel heeft gedaan.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben verbaasd over het SP-voorstel, want het SP-voorstel betekent simpelweg dat het marginale tarief, het gemiddelde tarief voor mensen die in een bv ondernemen, ergens tussen de 35% en de 40% uitkomt, en dat terwijl iedereen die werknemer is, vanaf het wettelijk minimumloon, meer dan 40% betaalt en vanaf modaal, door de afbouw van de korting, tot en met 56%. De SP zegt hier dus: al die zelfstandigen die het via een bv doen, gaan we fors bevoordelen. Dat de SP die verlenging niet door wil laten gaan die wij wel willen laten doorgaan, had ik nog wel begrepen, maar dat ze het geld inzet voor een belastingverlaging waarvan ze zelf niet doorheeft dat die terechtkomt bij de orthodontisten, bij de advocaten, bij al die mensen die in een bv ondernemen, tegen wie de SP al jaren tekeer is gegaan, dat verbaast mij toch wel een klein beetje.
De heer Bashir (SP):
De heer Omtzigt mag zich verbazen. Mij gaat het om de vraag waar je de lasten neerlegt en wie je een voordeel geeft. Wij begrepen dat het CDA dat voordeel wil geven aan bedrijven die meer dan € 200.000 aan winst hebben. Wij geven het aan kleinere bedrijven, met winsten tot € 200.000. Overigens profiteren andere bedrijven daar ook van, maar in mindere mate. Het tarief is nu 20% in die schijf van de Vpb. Dat wordt in ons voorstel 18,75%, met als gevolg natuurlijk dat de beroepen die de heer Omtzigt net noemde, een klein voordeel hebben dat ze niet zouden hebben als het voorstel van het kabinet zou doorgaan in oorspronkelijke vorm.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Wat de heer Omtzigt net zei over orthodontisten en zo vind ik een karikatuur, want dit gaat ook over de fietsenzaak op de hoek. Maar je moet natuurlijk wel oog hebben voor het coherente geheel van ons belastingstelsel. Als je doet wat de heer Bashir voorstelt, gaat de vergelijking tussen mensen in loondienst en mensen in een bv, die de heer Omtzigt maakte, niet op. De juiste vergelijking is die met zzp'ers die ondernemer zijn in de ib en die allemaal nog massaler naar een bv overstappen en in box 2 terechtkomen. Dat omslagpunt wordt beïnvloed. De op zich vrij kleine wijziging die de heer Bashir voorstelt, kan dus een vlindereffect hebben. Heeft men daarover nagedacht bij de SP?
De heer Bashir (SP):
Jazeker. Het tarief in de derde en tweede schijf van de inkomstenbelasting is jarenlang 42% geweest. De afgelopen jaren is dat verlaagd naar 40,4% en straks wordt het 40,8%, uit mijn hoofd gezegd. Daar heeft dus al een verlaging plaatsgevonden. Ib-ondernemers waren dus al in het voordeel. Als je de eerste schijf van de Vpb ietsjes verlaagt, komen die twee weer in balans, zoals ook voorheen het geval was.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Het omslagpunt komt anders te liggen. Waarschijnlijk zie je het effect dat meer fietsenmakers die nu nog ib-ondernemer zijn, toch naar een bv overstappen. Daar heb ik op zich geen principieel bezwaar tegen, maar zij komen dan allemaal in box 2 terecht. Volgens mij is dat niet de favoriete box van de SP. Is daarover nagedacht? Wat vindt de heer Bashir van dat effect van zijn eigen maatregel?
De heer Bashir (SP):
Zoals ik net zei, is daarover nagedacht. Het tarief in de inkomstenbelasting in de tweede en derde schijf is de afgelopen jaren gezakt van 42% naar veertig komma nog wat. Dat had ook al het gevolg dat het omslagpunt bewoog. Als je het voordeel dat het kabinet aan grote bedrijven wil geven, aan kleine bedrijven in de Vpb geeft, zorg je ervoor dat de balans terugkomt die er eerder ook was.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik ben blij dat de SP nu ook inziet dat de Vpb in Nederland te hoog is en dat die omlaag moet. In Ierland is die 12,5%, dus we hebben nog een weg te gaan. Toen de Staatssecretaris in zijn brief over het vestigingsklimaat voorstelde om de Vpb omlaag te brengen, meer in lijn met de landen om ons heen – België gaat naar 20%, Ierland naar 12,5% en Engeland naar 17% en uiteindelijk naar 15% – stond de SP samen met de PvdA op de banken te schreeuwen dat het een race to the bottom zou opleveren en dat we dat niet moesten willen. De heer Bashir zet nu zelf een eerste stap in die race to the bottom. Hij is dus gedraaid in zijn mening over de brief van de Staatssecretaris.
De heer Bashir (SP):
Nee, dat is niet het geval. Het gaat hier om de vraag waar je de lasten neerlegt. Het kabinet wil de kleine bedrijven tot € 200.000 20% belasting laten betalen en de grotere bedrijven voordeel geven. Dat willen wij niet. Wij vinden dat juist de kleine bedrijven tot € 200.000 een voordeel moeten krijgen, niet die grotere bedrijven. Ik ben nog steeds voor een hogere winstbelasting voor grote bedrijven en multinationals, maar dit gaat daar niet over. Dit gaat over bedrijven met een winst tot € 200.000. Het gaat om de vraag waar je dat voordeel dat dit kabinet heeft, neerlegt. Geef je dat aan bedrijven met een winst tot € 200.000 of aan bedrijven met een hogere winst? Wij kiezen voor de bedrijven tot € 200.000.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Het gaat uiteindelijk om een te besteden bedrag van 150 miljoen, geloof ik. Dat kun je aan alles uitgeven, ook aan mensen in de tweede schijf of aan de algemene heffingskorting. Het is opvallend dat de SP het juist besteedt aan een verlaagd Vpb-tarief in plaats van hogere uitkeringen of meer geld voor het COA, zoals we allemaal verwacht hadden. Vandaar ook die andere interrupties. De SP zegt altijd dat de bedrijven gepakt moeten worden, hoe harder hoe beter. Het opvallende is dat de SP er nu voor kiest om 150 miljoen in te zetten voor een verlaagd Vpb-tarief en niet voor hogere uitkeringen voor haar achterban.
De heer Bashir (SP):
Ik heb geen vraag gehoord. Ik kan in herhaling vallen. Het kabinet geeft bedrijven met een winst tussen € 200.000 en € 350.000 in feite een belastingverlaging van 5%. Wij gebruiken dat geld om echt kleine bv's te helpen.
De afschaffing van de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van de scholingsuitgaven heeft al heel veel stof doen opwaaien voordat we dit onderwerp vandaag bespreken. Wanneer ik de nota naar aanleiding van het verslag lees, zie ik dat iedere partij wel kritische vragen heeft gesteld. Sterker nog, ik word benieuwd welke partij nog voor deze wet zal stemmen. De SP heeft niet voor niets de vergelijking getrokken met de afschaffing van de buitengewone-uitgavenregeling. Ook die werd flink ingeperkt en er kwam een andere regeling voor terug. De Staatssecretaris geeft aan dat de contouren van de nieuwe regelingen nu al verder zijn uitgewerkt. Ik vraag mij af of dat wel zo is. De regering verkoopt namelijk de afschaffing als een verbetering van de effectiviteit, doordat er een subsidieregeling voor terugkomt. Maar eigenlijk is het gewoon een besparing van het kabinet op scholing en cultureel erfgoed, een ordinaire bezuiniging. Eerst wordt de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden afgeschaft en later moeten we maar zien of er een subsidieregeling voor terugkomt.
Na de positieve evaluatie van deze regeling in 2009, de wijzigingen van de regeling in 2012 en de besparing van 25 miljoen die met de nieuwe regeling gemoeid is, is deze afschaffing per 1 januari 2017 aan de vroege kant. Waarom laat de Staatssecretaris deze afweging niet over aan een volgend kabinet? Ik vraag dat vooral, omdat het hele stelsel van financiering van de monumentenzorg pas in 2018 wordt herijkt?
De Minister van Onderwijs gaat uit van een substantieel lager aantal gebruikers van de nieuwe regeling, namelijk 6.000 tegenover de 14.000 die gebruikmaken van de fiscale aftrekregeling. Hoe verklaart de Minister deze meer dan halvering van het aantal eigenaren die gebruik gaan maken van een regeling voor monumentenzorg?
De heer Grashoff (GroenLinks):
Volgens mij zijn ongeveer alle fracties kritisch over de monumentenregeling; ik zal dat straks ook zijn. Toch heb ik een vraag aan de heer Bashir. Er wordt hier ten principale een beweging gemaakt van een aftrekpost naar een subsidieregeling. Is de heer Bashir het met mij eens dat een aftrekpost naar z'n aard altijd geld oplevert voor mensen die al veel geld hebben en dat een subsidieregeling naar z'n aard de mogelijkheid biedt om dat geld te krijgen aan de mensen die het niet hebben?
De heer Bashir (SP):
Dat zou kunnen, afhankelijk van hoe de subsidieregeling er uitziet. Dat is nu juist de grap in deze discussie. Er wordt iets afgeschaft, maar we weten niet wat ervoor terugkomt. Ik ben het ermee eens dat als je een subsidieregeling goed inricht met voldoende middelen, die eerlijker kan zijn.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voor een deel ben ik het met de heer Bashir eens dat er een aantal open einden zijn, maar juist voor de monumentenregeling ligt er in principe zelfs een voorstel voor, nog niet helemaal uitgewerkt, maar zelfs met begrenzingen en percentages. Ik ben het daar overigens ook niet mee eens, maar dat geeft toch grip. We zouden toch daaraan kunnen sleutelen om ervoor te zorgen dat het een goede regeling wordt die de goede grenzen en de goede tarieven kent?
De heer Bashir (SP):
Ik constateer dat niet. Ik constateer dat 14.000 mensen nu gebruikmaken van de fiscale aftrekregeling. Dat moeten straks 6.000 mensen worden, dus dat zijn er minder. Ik constateer ook dat er een besparing van 25 miljoen wordt gerealiseerd. Cultureel erfgoed is van ons allemaal. Het maakt niet uit hoe hoog je inkomen is en hoeveel vermogen je hebt. Het is niet alleen voor de mensen die daarin wonen, maar ook voor de mensen die langslopen. Iedereen wil ervan kunnen genieten. Het gaat mij erom dat we dat goed en doordacht onderhouden en behouden. Ik ben er dan niet voor om iets af te schaffen voordat we weten wat we straks krijgen.
Voor de aftrek van de scholingsuitgaven geldt eigenlijk hetzelfde. Daarvoor wordt in ieder geval meer tijd genomen, maar het beleid blijft: de oude schoenen weggooien alvorens je weet hoe de nieuwe schoenen er precies uit zullen zien. Omdat de vervangende regeling met een flinke besparing gepaard gaat, vreest de SP-fractie dat de nieuwe regeling niet toereikend is. De hoogte van de subsidies is namelijk nog niet vastgesteld. Kan de Staatssecretaris deze vrees toch wegnemen? Waarom kan de afschaffing van de aftrek van de scholingsuitgaven niet op zijn minst gelijktijdig gebeuren met de invoering van de nieuwe regeling?
Laat ik eerlijk zijn en nu al zeggen hoe laat het is. De SP-fractie zal de afschaffing van de monumentenaftrek en de scholingsaftrek niet steunen, tenzij de Staatssecretaris en de Minister gedetailleerd uitleggen hoe zij de subsidieregeling gaan vormgeven en tenzij zij de bezuiniging van tafel halen.
Dan kom ik bij het wetsvoorstel inzake pensioen in eigen beheer. Het doel van het wetsvoorstel was minder regelingen, maar het worden er drie. Ik heb een aantal vragen gesteld aan de Staatssecretaris in de schriftelijke ronde. Ik heb bijvoorbeeld gevraagd naar uitgewerkte voorbeelden. Ik vind dat de Staatssecretaris de vragen niet serieus heeft genomen. Er ligt een voorstel van de regering op tafel. We hebben gevraagd om een aantal voorbeelden. Hoe ziet het eruit? Hoe komt het er precies uit te zien op de balans en met de te betalen belasting? De Staatssecretaris zegt: het is zo ingewikkeld en er zijn zo veel verschillende mogelijkheden, dat we het niet voor u gaan uitwerken. Ik vind dat niet kunnen. Ik vind dat de Staatssecretaris die voorbeelden gewoon moet uitwerken en moet laten zien wat de gevolgen zijn.
Dan kom ik bij het punt van de partner. Die moet akkoord gaan met het afkopen van het PEB. Dit blijft een probleem, want de partner kan natuurlijk in de toekomst terugkomen op zijn of haar besluit. Elders moet je een aantal keren tekenen voor een beslissing die je neemt, bijvoorbeeld als je een hypotheek neemt. Dan teken je voor het contract, maar ook voor het feit dat je bewust bent dat je getekend hebt en je tekent er ook nog eens voor dat je met je volle verstand tekent. Dat is niet zonder reden. De reden is namelijk dat mensen later terug kunnen komen op iets waar ze voor getekend hebben. Ik vond dat de NOB een goed voorstel in dezen heeft gedaan, namelijk om het mogelijk te maken dat het PEB in tweeën wordt gesplitst: een deel voor je partner en een deel voor jou. Jouw eigen deel kun je dan afkopen en die van de partner kun je bijvoorbeeld onderbrengen bij een externe pensioenbeheerder. Waarom is de Staatssecretaris er geen voorstander van om dit mogelijk te maken? Als dit mogelijk is en je kiest daar niet voor, kun je later er ook moeilijker op terugkomen met «ik heb wel getekend maar ik wist niet wat ik had gedaan». Graag krijg ik een reactie van de Staatssecretaris.
Daarmee kom ik op de overige fiscale maatregelen. De openbaarheid van belastingrechtspraak staat weer in de belangstelling. Er ligt een wet klaar van de voorganger van deze Staatssecretaris. Die is alleen nog niet ingediend. Is de Staatssecretaris alsnog bereid om de toezegging van zijn voorganger na te komen en de openbaarheid van belastingrechtspraak eens goed te regelen?
Dan kom ik bij de uitwisseling van informatie om terrorisme en fraude aan te pakken. De Belastingdienst Toeslagen gaat informatie uitwisselen met andere diensten. Op onze vraag of het kabinet met cijfers kan onderbouwen hoeveel meer terrorisme- en fraudegerelateerde zaken hiermee aangepakt kunnen worden, heeft het geantwoord dat het niet weet wat voor gevolgen de informatie-uitwisseling heeft. Hoe kunnen we als Kamer dan controleren of deze verdere inbreuk op de privacy van mensen überhaupt ergens toe leidt? Is het wellicht niet handig dat er een terugkoppeling plaatsvindt tussen het bestuursorgaan waaraan de informatie is verstrekt en de dienst Toeslagen? Zo nee, waarom niet? Als niet duidelijk is wat de noodzaak is van de maatregel, waarom zouden we dan voor moeten zijn? Want zo kun je natuurlijk onder het mom van terrorismebestrijding en fraudeaanpak van alles en nog wat voorstellen, zonder dat je de gevolgen ervan weet.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik ben benieuwd of de SP er wel voor is om die informatie uit te wisselen voor het tegengaan van terrorismefinanciering en georganiseerde criminaliteit. Ik denk dat het doel belangrijk genoeg is om daar alles voor in te zetten. Ik leid aan de woorden van de SP af dat het voor hun niet bespreekbaar is. Graag krijg ik daar meer duidelijkheid over.
De heer Bashir (SP):
Ik vind het juist goed als diensten met elkaar samenwerken. Als de Belastingdienst informatie heeft, is het goed om die uit te wisselen. Maar ik zou het ook logisch vinden als er een terugkoppeling plaatsvindt. Dan weet zowel de Staatssecretaris als de Kamer wat is uitgewisseld, natuurlijk zonder de namen en de casussen te noemen, en wat het heeft opgeleverd. Dan weten we of het nut heeft. Nu geven we heel veel informatie weg. Daarmee doen we inbreuk op de privacy van mensen zonder dat we weten of het effectief is. Dat is het punt dat ik maak. Als de Staatssecretaris toezegt dat hij erachteraan gaat om terugkoppeling te krijgen, zijn wij tevreden.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik ben wel benieuwd met wie die informatie dan uitgewisseld moet gaan worden. Met degene over wie het gaat? Dat lijkt me redelijk contraproductief in het geval van terrorisme en georganiseerde criminaliteit.
De heer Bashir (SP):
Er komt een nieuwe bevoegdheid voor de Belastingdienst om met bepaalde agentschappen informatie uit te wisselen. Alleen, de Belastingdienst en de Staatssecretaris zullen geen informatie meer terugkrijgen, dus geen terugkoppeling krijgen van wat er met die informatie is gebeurd. Ik pleit ervoor dat de Staatssecretaris en daarmee dus de Tweede Kamer – en niet de terrorismeverdachte – worden geïnformeerd over de effecten daarvan. Dan weten we of er met die informatie iets wordt gedaan en of zij nuttig is, want we hebben het hier wel over een inbreuk op de privacy van mensen. Allerlei vertrouwelijke informatie van mensen over inkomen, belastingteruggave en toeslagen wordt gedeeld met andere instanties. Daar moet natuurlijk controle op zijn.
Ik kom te spreken over de Fiscale vereenvoudigingswet 2017. Het is goed dat er vereenvoudigingen worden voorgesteld. Wij hebben gevraagd waar de besparingen in de uitvoeringskosten precies gerealiseerd worden en hoeveel geld hiermee gemoeid is. Nu blijkt dat de besparingen die voortvloeien uit het wetsvoorstel met name liggen op het terrein van dienstverlening, handhaving, toezicht en automatisering. Het betreft dus eigenlijk besparingen op personeel. Op het terrein dat wij juist zo belangrijk vinden, namelijk toezicht, zal er bespaard worden. Het gaat om 66 fte minder voor dienstverlening, handhaving, toezicht en automatisering. Minder, terwijl juist meer mensen nodig zijn. Ik vind de ingeboekte besparingen wederom voorbarig. Ik vraag de Staatssecretaris om hier een nadere duiding aan te geven. Hij haalt besparingen op en er gaan mensen weg, terwijl er juist meer mensen nodig zijn om bijvoorbeeld boekonderzoeken te kunnen doen. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?
Dan kom ik bij de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting. Heeft de Staatssecretaris de uitzending van Radar van 24 oktober jongstleden gezien? Deze uitzending spreekt boekdelen. De markt voor laadpalen is namelijk pas net gestart en de businesscase is nog niet af. De belangrijkste conclusie van de uitzending is dat de consument overgeleverd is aan de grillen van de markt. De consument weet namelijk niet welk tarief hij bij welke paal en met welke laadpas krijgt. Het is volkomen willekeurig. De consument weet sowieso niet waar hij aan toe is. Het is namelijk niet bekend in welke mate laadpaalexploitanten het fiscale voordeel in de energiebelasting zullen doorberekenen in de prijs van het laden. Is er geen mogelijkheid om de laadpaalexploitanten te verplichten om het fiscale voordeel door te berekenen aan degene die elektrisch rijdt? Eigenlijk luidt de hamvraag dan ook als volgt: waarom moeten we juist deze businesscase fiscaal stimuleren? Is dat alleen omdat daarover een motie is aangenomen? Ik vraag dit temeer omdat er al een green deal is gesloten en de Staatssecretaris juist aan het einde van de nota naar aanleiding van het verslag aangeeft dat stimulering via niet-fiscale instrumenten efficiënter is dan stimulering met fiscale maatregelen. Daarnaast wachten we nog op Brussel. Gaat men daar akkoord met deze wet of niet? Het kabinet weet nog niet wat daaruit gaat komen. Er ligt dus een wetsvoorstel op tafel dat een bepaalde tak in de markt gaat stimuleren, maar we weten niet of het mag – wellicht is het staatssteun – wat de gevolgen zijn, wat we er precies mee willen bereiken en of de consument er voordeel van heeft. Heeft de Staatssecretaris inmiddels wel zicht op al die onderdelen?
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Voorzitter. Ondanks mijn beperktere spreektijd zal ik toch proberen mijn punten te maken. Voor ons ligt het Belastingplan 2017 cum annexis. Ik dank de Staatssecretaris en zijn ambtenaren daarvoor. Het leidt tot het grootste parlementaire debat van het jaar, verspreid over vier dagen. Dat is ook terecht. Het gaat hierbij immers om het heffen en innen van al het geld dat onze collega's via de begrotingen van de departementen weer uitgeven. Het is een beleidsarm stuk, omdat er nu eenmaal geen grote verschuivingen in zitten. Dat is logisch, want de verkiezingen van maart 2017 komen eraan. Toch is het ook weer geen beleidsarm stuk, omdat er in de diverse fiscale wetten pakweg 88 concrete wijzigingen worden voorgesteld.
Het is mijn zevende belastingplan, dus ik haal niet het niveau van de heer Bashir. We moeten ervoor waken dat de uitdijende regelgeving de bundel belastingwetgeving dikker maakt dan het telefoonboek van New York. Dan is die wetgeving voor de Belastingdienst immers niet meer uitvoerbaar en voor de gemiddelde belastingplichtige burger totaal niet meer te begrijpen. Ik noem hier nogmaals als sprekend en absoluut dieptepunt de eigenwoningregeling in de inkomstenbelasting. Die is namelijk niet meer te overzien. Zelfs belastingadviseurs van behoorlijk niveau zeggen tegen mij als ervaren fiscalist: dit verhaal is niet te doen. Dat is echt een voorbeeld van doorschietend instrumentalisme en van een voor niemand meer te volgen regeldichtheid in de fiscaliteit.
Ik geef toe dat dat vaak door de grilligheid van de Tweede Kamer zelf komt. Politieke wensen waar een meerderheid voor is, moeten natuurlijk worden uitgevoerd, maar wat zou het toch mooi zijn als politieke partijen zich daarbij eens wat minder lieten leiden door instrumentele wensen en wat meer door een echt streven naar eenvoud. Als we het bijvoorbeeld al niet eens kunnen worden over het schrappen van zoiets simpels als de scholingsaftrek, die naar mijn mening terecht deels wordt vervangen door subsidievouchers, dan is een echte belastinghervorming echt verder weg dan ooit. Belastingen zijn er om collectieve uitgaven te bekostigen zoals scholen, ziekenhuizen, wegen, politie en kroonprinsessen. Belastingen zijn er echter niet om het gedrag van burgers te willen sturen. Dan is het hek van de dam en krijg je de wildgroei die we nu in ons belastingstelsel zien.
De heer Groot (PvdA):
Natuurlijk moet je met belastingen ook gedrag sturen, want anders krijg je een heel dom pakket van belastingen, maar dat terzijde. Het zou de heer Van Vliet toch blij moeten stemmen dat er in dit Belastingplan juist een heleboel vereenvoudigingen zijn opgenomen. Dat leidt tot heel veel administratieve besparingen. Met dit Belastingplan wordt dus wel degelijk de richting ingeslagen die de heer Van Vliet op wil.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Mijn vraag is natuurlijk nog niet ten einde. Ik ga een heleboel punten niet benoemen, waaruit men ook mag concluderen dat ik het daarmee eens ben. Je ziet bijvoorbeeld dat een en ander voor toeslagen en belastingen wordt gestroomlijnd bij de invoering. Dat soort maatregelen juich ik zelfs met een behoorlijk enthousiasme toe. De heer Groot hoort mij dus ook niet zeggen dat hierin de zaken niet eenvoudiger worden gemaakt dan in het vorige Belastingplan. Ik zeg alleen dat je op hoofdlijnen bij grote wijzigingen en grote belastinghervormingen op een gegeven moment de moed moet tonen om te zeggen: we gaan naar echte eenvoud toe.
Op het punt van de instrumentele functie van belastingen zullen we het echter nooit eens worden. Ik ben daar echt een principieel tegenstander van. Ik ben ook realist: je kunt niet in één keer alles afschaffen wat een instrumentele werking heeft. Ik blijf daar echter wel naar streven.
De heer Bashir (SP):
Ieder jaar maakt de heer Van Vliet hier een terecht punt van. Het belastingsysteem is in sommige gevallen wel heel ingewikkeld geworden, waardoor mensen hun belastingen soms niet meer zelfstandig kunnen regelen. De regeling met betrekking tot het eigen huis is daar een voorbeeld van. Dat kan volgens mij veel eenvoudiger; ik snap niet waarom dat zo ingewikkeld moet.
Ik heb dit keer zelf vragen gesteld over de aftrekbaarheid van de kosten voor eten van ondernemers. Stel dat iemand met een eenmanszaak of een bv die overwerkt of naar een klant onderweg is, vanuit het werk of onderweg eten koopt en de kosten daarvoor wil aftrekken en dat hij zelf zijn administratie doet om kosten te besparen. Ik heb echt tweeënhalve pagina aan informatie gekregen over de aftrekmogelijkheden en alle regels daarvoor, maar ik ben daar niet wijzer van geworden. Ik vraag me af of ondernemers dat wel allemaal nog kunnen volgen. Wat vindt de heer Van Vliet van deze regeling?
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Hier heeft de heer Bashir gewoon een punt. Dit gaat zowel over omzetbelasting als over inkomstenbelasting. Wat kun je wel en niet aftrekken? Wat is wel en niet belast? Daar is een soort wildgroei uit ontstaan, maar dat was deels weer te wijten aan het grillige gedrag van en de wensen uit de Tweede Kamer. Dat is dus mijn reactie daarop. Ik zeg wel dat je ook hier nog eens met de stofkam doorheen zult moeten als je streeft naar vereenvoudiging van de fiscale regels, want uit de praktijk weet ik natuurlijk hoe dat gaat met al die regels. Grote bedrijven hebben een loonadministrateur die daar pakketten voor heeft, die daar veel ervaring mee heeft en die gelet op zijn specialistische functie ook de tijd heeft om dat allemaal door te voeren bij het bedrijf waarvoor hij werkt. Kleinschaligere bedrijven hebben echter geen eigen loonadministrateur. Zij moeten het uitbesteden en moeten ervoor betalen omdat zij kennis van een derde nodig hebben. Idealiter zou je in de fiscaliteit in Nederland toegaan naar een situatie waarin je wat minder afhankelijk bent van externe expertise. Daar is dit gewoon een goed voorbeeld van. De heer Bashir heeft een punt.
De heer Bashir (SP):
Ik ben dan ook benieuwd naar een reactie, via de heer Van Vliet, van de Staatssecretaris op deze twee specifieke punten. Waarschijnlijk kunnen we er nog een paar voorbeelden bij bedenken. Hoe kunnen we het nou gewoon simpeler maken voor de mensen?
De voorzitter:
Het is dan aan de heer Van Vliet om dat in te brengen.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Ja, die vraag stel ik aan de Staatssecretaris. Dat lijkt me een heel goede vraag. Kan ik mijn betoog vervolgen, voorzitter?
De voorzitter:
Ja.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Dank u wel.
Ik zal puntsgewijs ingaan op de onderdelen van het pakket waarover ik zelf wat wil zeggen, ook gezien mijn spreektijd. Ik zal er dan ook bij vermelden of ik later deze week en volgende week van plan ben om mijn ideeën in een amendement of mogelijk, in de plenaire vergadering, in een motie op te nemen. Dat alles zal hoofdzakelijk gebaseerd zijn op mijn door het Centraal Planbureau doorgerekende tegenbegroting. Natuurlijk realiseer ik me dat een afgesplitste eenpitter geen forse wijzigingen voor elkaar gaat krijgen. Ik heb overigens ook geen senaatsfractie; dat heb ik vorig jaar al verteld. De meest gebruikte term in het Belastingplan 2016 was «Eerste Kamer». Dat is mij toen in het verkeerde keelgat geschoten, want volgens mij doen we híer politiek zaken met elkaar. Ik had het daar vanochtend over met een senator die hier op de publieke tribune zit en die ook een fiscale achtergrond heeft. Hij zei gelukkig: we moeten het dunnetjes overdoen in de senaat, en niet dik. Daar ben ik een groot voorstander van. Als nicheplayer, als fiscalist en als actief liberaal Kamerlid kun je wel op zijn minst serieus proberen om je eigen deuntje mee te blazen. Van voorstellen waar ik nu niks over zeg, mag je dus concluderen dat ik die grosso modo gewoon steun.
Ik wil eerst iets zeggen over de toeslagen. Een aantal jaren geleden besloot toenmalig Staatssecretaris Wijn van het CDA om de uitvoering daarvan onder te brengen bij de Belastingdienst. Ik ben zelf steeds van mening geweest dat dat geen goede beslissing was. Kan de Staatssecretaris aangeven of er binnen het departement nog weleens wordt gefilosofeerd over het weer weghalen van die toeslagen bij de fiscus om zodoende weer wat extra ademruimte te creëren bij de Belastingdienst? Als de toeslagen weer separaat zouden worden ondergebracht bij een andere, al dan niet reeds bestaande, uitvoerder, zou dat dan verlichting kunnen brengen in de overbelasting van de dienst en in de krakende IT-systemen? Zou het ook nog kunnen bijdragen aan de beheersbaarheid van de Belastingdienst voor de Staatssecretaris? Ik krijg daarop graag een reactie. Hoe staat het overigens intussen met het terugvorderen van toeslagen die onder de vorige Staatssecretaris werden opgehaald met bussen van Balkan Tours? Hebben wij ons belastinggeld weer terug uit Bulgarije?
Ik kom op de fatale termijn voor herziening van een voorschot en de uiteindelijk vastgestelde toeslag. Als iemand in het kader van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Awir, een tegemoetkoming heeft gevraagd, dan wordt er meestal een voorschot verleend en na vijf jaar wordt dat voorschot dan als definitief bedrag gekwalificeerd. Dat is een codificatie van jurisprudentie. Dat begrijp ik heel goed als fiscaal jurist. Maar waarom zou het eigenlijk ooit vijf jaar moeten duren voordat een tegemoetkoming definitief is vastgesteld? Op deze manier ga je het paard achter de wagen spannen. Hoe voorkomt de Staatssecretaris dat van deze situatie weer misbruik wordt gemaakt doordat mensen vijf jaar lang mist gaan creëren en op een vijfjaarstermijn gaan sturen? Dan wordt het bedrag immers definitief.
Ik kom op mijn eigen concrete voorstellen. Ik heb al aangekondigd dat ik per amendement met een voorstel kom om box 3 anders gestalte te geven dan zoals nu is geregeld voor de jaren 2017 en 2018. Mijn voorstel geeft een veel simpelere invulling om op weg naar het belasten van het werkelijke rendement toch tegemoet te komen aan de breed gevoelde bezwaren van belastingplichtigen. Ik ga namelijk voorstellen om de belastingvrije voet op spaargeld in box 3 te verhogen. Daar zal ik in het kader van mijn tegenbegroting ook een passende dekking bij geven, bij voorkeur, maar niet per se, binnen box 3, wetende dat elke € 1.000 extra vrijstelling op spaargeld in box 3 ongeveer 27 miljoen euro kost. De Staatssecretaris kan in ieder geval mijn voorstel in de komende twee weken tegemoetzien. Het gaat dan, zo zeg ik nogmaals, op een wijze die ook voor de Belastingdienst veel simpeler uit te voeren is.
Over de afbouw van de arbeidskorting en de inkomstenbelasting is hier al het nodige gezegd. Ik heb daar zelf ook zeker mijn mening over. Dat blijkt ook uit mijn tegenbegroting. De afbouw van de arbeidskorting pakt niet goed uit voor de werkgelegenheid en leidt tot een forse stijging van de marginale belastingdruk, met name voor de middeninkomens en hogere inkomens. Ik vind dat geen goede zaak. In het kader van mijn tegenbegroting zal ik ook op dit punt met een amendement komen, en wel om de afbouw van de arbeidskorting geheel te schrappen, voor de somma van 2,7 miljard euro, uiteraard inclusief dekking. Dat doe ik het liefst deze week en anders begin volgende week, in ieder geval ruim voor de plenaire afronding.
Ik heb nog een aantal vragen bij de voorgestelde maatregelen. Ter stimulering van start-ups wordt de gebruikelijkloonregeling versoepeld en mag men uitgaan van het minimumloon. Blijft hiervoor nog een tegenbewijsregeling overeind? Moet het tegenbewijs in stand blijven? Immers, ook dat minimumloon is soms nog te veel of is niet realistisch als gebruikelijk loon, zeker bij een start-up.
De volgende vraag gaat over het begrip «verbonden lichaam» in de vennootschapsbelasting. Voor de toepassing van de renteaftrekbeperking bij winstdrainageconstructies wordt het begrip «verbonden lichaam» uitgebreid met lichamen die tot een samenwerkende groep behoren. Ik heb een vraag over de invulling van dit begrip. Leidt het niet tot rechtsonzekerheid en vormt het niet een afbreukrisico voor de rechtseenheid als inspecteurs hier zelfstandig over gaan oordelen op basis van feiten en omstandigheden? Die vraag heb ik overigens ook bij het begrip «bouwterrein» in de omzetbelasting. Omstandigheden op de datum van oplevering zijn relevant voor de beslissing van de inspecteur. Maar ik voel nu echt al aan, ook al vanuit mijn eigen ervaring, dat dit een hausse aan rechtszaken gaat opleveren. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe we op dit punt de rechtszekerheid en rechtseenheid op het netvlies houden.
Verder wil ik opnieuw aandacht vragen voor het begrip «terugwerkende kracht». De Kamer is al meerdere keren eerder op de hoogte gesteld van de randvoorwaarden waaronder die zou kunnen worden toegepast. Ik blijf echter erg, erg, erg huiverig voor dat begrip «terugwerkende kracht». Alleen het voorkomen van anticipatie-effecten, met budgettaire gevolgen, is een smalle basis voor het toepassen van de terugwerkende kracht van een belastingwet. Ik zie dat het bereik van bijvoorbeeld de vennootschapsbelasting voor specifieke overheidsondernemingen met terugwerkende kracht wordt uitgebreid tot maar liefst 30 september 2015. Graag krijg ik een reactie op deze in mijn beleving zeer forse terugwerkende termijn, in de wetenschap dat de wet in Nederland nog steeds alleen verbindt voor het toekomende. Dat staat letterlijk in de wet. Als we daar te pas en te onpas van gaan afwijken, dan blijf ik daar huiverig voor.
Voorts heb ik de vraag waarom de wijziging van de inhoudingsvrijstelling, het begrip «uiteindelijk gerechtigde» en het maximale bedrag aan afdrachtvermindering in werking treden op nader te bepalen tijdstippen. Ik zou liever nu al weten wat de bedoeling is. Ik hoor dus graag de ratio achter de keuze voor een nader te bepalen tijdstip.
Ik zie ook dat de inhoudingsvrijstelling voor overheidsondernemingen in de dividendbelasting wordt geregeld in plaats van via de omslachtige teruggaafregeling die we nu hebben. Is dit inderdaad een zuivere uitwerking van de eerder aangenomen motie-Van Vliet? Ik vraag dat omdat ik nergens in een brief heb gelezen dat het die uitwerking ook betreft.
Tevens heb ik de vraag wat het schrappen van de voorgestelde versoepelingen van de energiebelasting met betrekking tot laadpalen met een zelfstandige aansluiting precies zou opleveren. Als dat een interessant bedrag is, overweeg ik op dit punt moties of een amendement in te dienen.
Overigens viel me op dat bij de accijnscontroles sprake is van tabakshonden. Zijn dat honden met een sigaar in hun bek of moet ik me daarbij iets anders voorstellen?
Ik studeer nog op de brief van de Staatssecretaris over de aanpassing van tabel 1 bij de omzetbelasting inzake medische hulpmiddelen, en specifiek nierdialysevloeistof. Ik heb daar eerder aandacht voor gevraagd. In de praktijk levert dat grote rechtsonzekerheid op. Die brief ben ik aan het bestuderen. Volgens mij komt die niet voor 100% tegemoet aan wat de Staatssecretaris eerder heeft beloofd. Ik denk dus nog na over een extra motie op dit punt.
Wat betreft de uitwisseling van rulings sluit ik me volledig aan bij wat mevrouw De Vries van de VVD heeft gezegd.
Tot slot kan ik, voor alle duidelijkheid, melden dat ik het Belastingplan 2017 op hoofdlijnen steun. Ik verwacht wel serieuze aandacht voor mijn opmerkingen en vragen. Dat zal ook bepalen in hoeverre ik nog meer amendementen of moties indien. Ik volg alles met interesse.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan schorsen voor de lunch of wat dan ook. Dat doen we voor drie kwartier, wat betekent dat we verdergaan om 13.40 uur. In die pauze gaan de deuren achter in de zaal op slot. Met de rijkspas kun je hier dan gewoon binnenkomen, maar die deuren gaan op slot. Mochten de leden dus papieren willen laten liggen, dan weten ze hoe het werkt. Tegen de mensen op de publieke tribune zeg ik dat de deuren vijf minuten voor het eind van de schorsing weer opengaan.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, is die drie kwartier met het oog op de staf? Dan vind ik het prima, maar wat mij betreft zouden we ook om 13.30 uur kunnen beginnen.
De voorzitter:
Nee, ik wil gewoon drie kwartier doen. We gaan dus om 13.40 uur verder.
De vergadering wordt van 12.56 uur tot 13.43 uur geschorst.
De heer Groot (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de uitgebreide schriftelijke antwoorden; het was een heel fijn weekend. Er blijven natuurlijk altijd vragen liggen, dus die zal ik nu stellen. Of die volgende week mondeling dan wel schriftelijk beantwoord worden, wachten we af.
We staan aan het begin van het laatste Belastingplan van deze kabinetsperiode. In navolging van mevrouw De Vries zou ik kort willen stilstaan bij waar we vandaan komen en waar we nu staan. In 2012 hadden we te maken met een ongekende economische crisis. We wisten dat het zwaar zou worden. De enige belofte die we hebben gedaan, was dat we de pijn zo eerlijk mogelijk zouden verdelen. In 2012 daalde de koopkracht nog met 1,9% en in 2013 met 1,3%. Dit jaar stijgt de koopkracht met 2,8% en volgend jaar met 1%. Over de hele kabinetsperiode gaan met name mensen rond het minimumloon er fors op vooruit, vaak meer dan 10% en soms zelfs 15% tot 20%. De werkgelegenheid daalde aan het begin van deze kabinetsperiode fors. Dit jaar zien we een stijging van 1,6% en volgend jaar van 0,9%. Aan het begin van de kabinetsperiode steeg de werkloosheid in een tempo van 20.000 personen per maand. Nu daalt die met 20.000 per maand. Meer mensen doen anno oktober 2016 betaald werk. In 2012 hadden we nog te maken met scherp dalende huizenprijzen en miljoenen mensen die onder water stonden. Die problemen verdwijnen as we speak als sneeuw voor de zon. We erfden van het gedoogkabinet met de PVV een overheidstekort van 4% dat verder dreigde op te lopen. Volgend jaar is het begrotingsevenwicht in zicht. We hebben dus geleverd. Natuurlijk is het ook te danken aan alle inspanningen van ondernemers en werknemers in de samenleving, maar ook het beleid heeft daartoe bijgedragen.
Ik kom toe aan het Belastingplan 2017. Ik wil beginnen met het thema belastingontwijking. Ook wat dat betreft hebben we geleverd.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wil het feestje van de heer Groot niet bederven, maar alle economen zijn het erover eens dat het beleid van dit kabinet ertoe heeft bijgedragen dat de crisis is verdiept. Dat het nu wat beter gaat, komt vanwege de lage olieprijs en de lage rente. Dat vergeet de heer Groot even te noemen. Anders was de woningmarkt nooit zo opgekrabbeld. Iedereen rent nu de woningmarkt op omdat je tegen 1,6% kunt lenen.
De heer Groot (PvdA):
Als je de film terugdraait, is de economie ondanks de bezuinigingen al in 2013 weer gaan groeien. Die opmerking kan ik dus niet plaatsten. Als je het vergelijkt met andere landen, bijvoorbeeld met Frankrijk, dan zie je dat wij harder groeien. Een land als Frankrijk heeft niets gedaan. Dat blijft tot in lengte van dagen met dit soort problemen zitten. Ik denk dat het heel goed is dat we in Nederland hebben doorgepakt en aangepakt. Alle wijzers staan nu weer in de richting van groei, stijgende werkgelegenheid en stijgende koopkracht. We hebben de pijn genomen en we zijn goed door deze periode heen gekomen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
2013 was een rampjaar, want toen gingen de belastingen omhoog met 10 miljard. Toen steeg de werkloosheid naar 700.000. De heer Groot refereert aan 2013, maar dat was echt het dieptepunt van de crisis. De Kunduzpartijen, waar de heer Groot weliswaar niet bij zat, gooiden olie op het vuur. Die hebben de belastingen toen gigantisch verhoogd om dat sprintje naar de 3% te kunnen trekken. Kom dus niet aan met dat het kabinetsbeleid goed is geweest voor de crisis en de economische groei, want dit kabinetsbeleid heeft de crisis onnodig verdiept. Alle economen zijn het daarover eens, inclusief het CPB. De heer Groot probeert het nu naar zich toe trekken alsof het goed is geweest wat het kabinet heeft gedaan, maar het kabinet heeft puur uit paniek een sprintje naar de 3% getrokken.
De voorzitter:
Ik hoorde geen vraag, maar de heer Groot mag reageren.
De heer Groot (PvdA):
Natuurlijk reageert de werkgelegenheid met vertraging op de economische ontwikkeling. In 2013 groeide de economie alweer, dus daar lag het niet aan. Ik denk dat we wel degelijk behoorlijke resultaten hebben geboekt bij het op orde brengen van de overheidsfinanciën, het herstel van de werkgelegenheid, het duurzaam gezond maken van de woningmarkt, het verlagen van de staatsschuld en het herstel van de werkgelegenheid.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Groot (PvdA):
Voorzitter. Ik kom bij het thema belastingontwijking. Ook daar hebben we geleverd. In het begin van deze kabinetsperiode hebben we de substance-eisen al iets aangescherpt voor brievenbusmaatschappijen. Met 23 ontwikkelingslanden worden nieuwe verdragen afgesloten die zijn voorzien van misbruikbepalingen. We hebben een nota over private equity ingediend, die door het kabinet is uitgewerkt. Daarin worden de rotte appels in de mand aangepakt. Wat zijn die rotte appels? Dat zijn veelal Amerikaanse cowboykapitalisten die als verdienmodel hebben om bedrijven en de schatkist te plunderen door een bedrijf vol te pompen met aftrekbare schuld en zijn eigen overname te laten betalen.
Onder het Nederlands voorzitterschap hebben we de Anti Tax Avoidance-richtlijn (ATA) gezien. Er is voor het eerst een serieus begin gemaakt met de aanpak van internationale belastingontwijking. Daar heb ik nog wel een dringende vraag over, maar die komt zo meteen. Ik ben ook blij dat we belastingontwijking door vermogende particulieren zijn gaan aanpakken. Vorig jaar hebben we al de Belgiëroute gedicht. Dan gaat het over directeur-grootaandeelhouders die met hun hele vermogen naar Brasschaat of andere plekken konden verkassen zonder af te hoeven rekenen met de Belastingdienst. Dit jaar komt er de maatregel voor de afgezonderde particuliere vermogens overheen. Het was duidelijk dat de geldende toerekeningsstop zo lek was als een mandje. Het is heel goed dat deze nu wordt aangepakt. Dat geldt ook voor de zogenoemde flits-bv's waarmee een box 3-heffing wordt ontlopen. Het is goed dat een bv die ingehouden winst wil afsplitsen en onderbrengen in een beleggings-bv, voortaan eerst moet afrekenen voor de vennootschapsbelasting. Nog een woord van dank aan de CDA-fractie, die in dit verband heeft gewezen op het emigratielek, dat bij nota van wijziging is gerepareerd.
Als je al deze maatregelen overziet, dan schrijft de Staatssecretaris terecht in de nota naar aanleiding van het verslag dat we de afgelopen jaren meer hebben gedaan tegen belastingfraude en -ontwijking dan in de tien jaar daarvoor. Dat is ook een wat makkelijke constatering, want in die tien jaar daarvoor gebeurde er eigenlijk helemaal niets. Ik heb me eerder verbaasd dat de Belgiëroute zomaar twintig jaar kon blijven bestaan, terwijl daar jaar in jaar uit mee werd geadverteerd door louche fiscale adviesbureaus. Als het gaat om afgezonderde particuliere vermogens wees de Raad van State al in 2009 op de enorme risico's van ontwijking. Staatssecretaris De Jager zette toen echter door en er werd zeven jaar niets aan gedaan. Bij de nota over private equity was het niet het ministerie maar de Kamer die in actie moest komen om evidente misstanden aan te pakken.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Collega Groot sprak over louche belastingadvieskantoren. Als een adviseur adviseert over een situatie die volledig strookt met de wet, wie zijn dan in dit verband die louche kantoren van de heer Groot? Zijn dat vooral kantoren die de SP-fractie adviseren hoe zij alles kan aftrekken? Wat is dat voor iets?
De heer Groot (PvdA):
Dat zijn kantoren die iemand die een bv heeft gehad en geen belasting wil betalen, het advies geeft om daar via mazen in de wet aan te ontkomen. Dat noem ik louche belastingadvieskantoren, maar ik ga geen namen noemen.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Die wil ik wel even horen. Het maakt mij niet zoveel uit of het gaat om Ernst & Young, dat tegenwoordig EY heet, of Jansen bv op de hoek. Zij hebben dat allemaal geadviseerd en zij zijn dus per definitie louche. Als belastingadviseur ben je volgens de PvdA louche als je gewoon de wet naleeft die geldt.
De heer Groot (PvdA):
Ja, als je er uitsluitend op bent gericht om de belastingdruk te minimaliseren en om daarbij alle mogelijke mazen in de wet te benutten, dan vind ik het geen goed belastingkantoor. Dat noem ik een louche belastingkantoor.
De heer Bashir (SP):
Ik vind deze opmerkingen opmerkelijk. Belastingkantoren deden volgens mij niets anders dan de wet uitvoeren. Het is niet de schuld van de belastingkantoren dat de wet zo lek is als een mandje. De wetgever, de Tweede Kamer en de regering, heeft al die gaten in de wetgeving laten bestaan. In 2009 merkte ik bij het debat over de aanpassing van de Successiewet op dat het APV nog steeds mogelijkheden liet bestaan om belasting te ontwijken. Ik kreeg geen steun van de Kamer. Die kantoren zagen dat ook en dachten: dan mag het dus. Ligt het aan die kantoren of aan de politiek, de wetgever en de regering, die heeft staan kijken en niets heeft gedaan?
De heer Groot (PvdA):
Natuurlijk is het een kerntaak van de Belastingdienst om constructies op te sporen en mazen in de wet te dichten. Dat neemt niet weg dat je van belastingkantoren een zekere eigen verantwoordelijkheid mag verwachten, dus dat zij op een eerlijke manier adviseren en niet elke maas in de wet tot het uiterste benutten.
De heer Bashir (SP):
Ik zal bij dit Belastingplan een voorstel indienen om de zogenoemde «geldzak-bv's» aan te pakken. Ik kan me zomaar voorstellen dat dit amendement verworpen wordt. De belastingwereld ziet dat ook. Men ziet ook de mogelijkheden om straks box 3 te ontwijken via box 2. Mag men dat nou doen, of niet? De Kamer gaat straks blijkbaar mijn amendement verwerpen, zodat die mogelijkheden via box 2 blijven bestaan. En indien men het niet mag, hoe moet men dan weten wanneer het wel en niet mag? Waarom neemt de heer Groot zelf niet zijn verantwoordelijkheid?
De heer Groot (PvdA):
Die eigen verantwoordelijkheid nemen we voortdurend. Ik wees er net op dat we de Belgiëroute hebben aangepakt, net als het afgezonderd particulier vermogen. Onze private-equitynota pakt evidente misstanden aan. Wij doen daar dus heel veel aan. Als de heer Bashir met een amendement komt waarmee verder misbruik wordt aangepakt, kan hij mij daar altijd wakker voor maken. Maar we moeten nog altijd wel bekijken hoe zo'n amendement in elkaar zit.
Voorzitter. Ik was erbij gebleven dat de Kamer de misstanden met private equity moet aanpakken. Ik kan het geheel overziende niet anders constateren dan dat het aanpakken van belastingontwijking traditioneel niet in de cultuur van de directie Fiscale Zaken van het ministerie is verankerd. Die cultuur is traditioneel veel meer gericht geweest op het faciliteren van en het innig samenwerken met de belastingadviesbranche. Kijk hoe het tot op de dag van vandaag gaat. Er komen elk jaar uitgebreide commentaren van de NOB, het Register Belastingadviseurs en een stoet van andere organisaties. Er komen tientallen bladzijden antwoord op. Dat leidt vaak ook nog tot nota's van wijziging.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat zou juist bepleiten dat het blijkbaar niet allemaal aan de voorkant is geregeld door de mensen bij het ministerie, zoals een beetje de teneur in het betoog van de heer Groot is. Dat snap ik niet. Ik heb één klein probleem met wat hij nu zegt. Als de heer Groot niet tevreden is met het beleid van de Staatssecretaris, kan hij wijzigingen aanbrengen, maar ik vind het goed gebruik dat wij hier de politiek verantwoordelijke aanspreken. Ik heb er een wat ongemakkelijk gevoel bij dat nu wordt gezegd dat er blijkbaar ambtenaren met eigen agenda's zouden zijn. Ik vraag de heer Groot zijn woorden zorgvuldiger te kiezen.
De heer Groot (PvdA):
Ik beschrijf hoe een bepaalde cultuur is gegroeid in het verleden. Uiteraard is de bewindspersoon daar uiteindelijk verantwoordelijk voor. Op voorstellen om hier iets aan te doen, kom ik nu.
De heer Van Weyenberg (D66):
De teneur in het betoog van de heer Groot was een klein beetje dat de Belastingdienst zijn oren naar de adviseurs laat hangen. Dat vind ik ongemakkelijk.
De heer Groot (PvdA):
Dat is gewoon mijn waarneming. Als ik naar de geschiedenis van onze belastingwetgeving kijk, is die vooral gericht op het faciliteren van het bedrijfsleven en op Nederland als internationaal knooppunt van financiële stromen. Ik begrijp dat de Staatssecretaris dat ook in eerdere commentaren heeft erkend. Hij heeft gezegd dat er een cultuuromslag gaande is, maar ik zou die graag willen versnellen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik ben het voor een groot deel eens met de analyse van de heer Groot, maar als hij het over een cultuur heeft en Staatssecretaris Jan Kees de Jager noemt, moet ik hem er toch op wijzen dat die acteerde in een departement dat onder leiding stond van Wouter Bos als Minister van Financiën. Was die cultuur niet vrij breed, ook bestuurlijk? En zou de PvdA het zich niet ook zelf kunnen aanrekenen dat het wel een tijdje heeft geduurd voordat dit goed op het netvlies stond?
De heer Groot (PvdA):
Zeker. De Partij van de Arbeid heeft heel lang in de regering gezeten en zij gaat, als je het verre verleden bekijkt, op dat punt inderdaad niet helemaal vrijuit. Dat is waar. Wat was daar altijd de reden voor? De reden was altijd: banen, werk, werk. Dat is op zichzelf een nobele doelstelling, maar ik denk dat dat in het verleden ook ten koste is gegaan van de belastinggrondslag van andere landen. We kiezen daar nu echt een heel andere benadering in, omdat we er tot onze schade en schande achter zijn gekomen dat het uiteindelijk leidt tot een race naar de bodem, die we met z'n allen niet moeten willen. Gelukkig wordt dit nu ook vanuit Europa onderkend. Het is heel belangrijk dat we hierover op Europees niveau afspraken maken.
Ik ga verder met mijn betoog. Zou het niet goed zijn als we bij nieuwe fiscale maatregelen niet alleen antwoorden op commentaar van de NOB, maar er ook voor zorgen dat er een toets komt op de risico's van belastingontwijking bij die nieuwe fiscale maatregelen, bijvoorbeeld een toets van de FIOD of van het team Constructiebestrijding? Zou zo'n toets elk jaar kunnen worden ingebouwd? Dat geeft een andere blik op de fiscale maatregelen. We bekijken het dan niet alleen vanuit de invalshoek van overkill – met als gevolg dat er wordt gezegd: oei, laten we het maar niet doen, want het zou schadelijk kunnen zijn voor het vestigingsklimaat en straks lopen de brievenbusmaatschappijen nog weg – maar ook, en meer, vanuit de invalshoek van de gewone belastingbetaler. Ik hoor graag van de Staatssecretaris of hij hiermee aan de slag wil gaan.
Net als de heer Grashoff ben ik benieuwd naar de brief die we nog gaan ontvangen over de aanscherping van de substance-eisen. Ik heb daar zelf ook gedachten over, maar ik zie graag eerst de brief daarover tegemoet.
Op het punt van belastingontwijking wil ik het graag hebben over de uitwerking van de ATAD (Anti-Tax Avoidance Directive) in nationale wetgeving, in dit geval Nederland. Zoals eerder gezegd, zijn we blij dat er onder Nederlands voorzitterschap nu serieus maatregelen worden genomen. Maar de ATAD is alleen effectief als die in nationale wetgeving niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest wordt uitgewerkt. Ik maak mij op dit punt toch zorgen over de uitwerking van de zogenoemde CFC-regelgeving (Controlled Foreign Company). Je wilt voorkomen dat vermogen en winst die naar vennootschappen in belastingparadijzen worden gesluisd, daar onbelast blijven en onze belastinggrondslag uithollen. Als ik het goed begrijp, zijn er twee modellen om die CFC-regels te vertalen in nationale wetgeving. In model A wordt bekeken welke geldstromen er naar belastingparadijzen lopen. Men bekijkt of de desbetreffende vennootschap daar wel echte reëel activiteiten heeft en of die activiteiten al dan niet reëel worden belast. Als dat niet geval is, moeten ze in Europa worden belast. Dat is een heel goed model, want daarmee pak je meteen kunstmatige geldstromen aan. Die geldstromen worden bovendien limitatief opgesomd. Maar er is ook nog een ander model, model B, waarin de moedermaatschappij wordt bekeken. Men bekijkt of er bij de moedermaatschappij activiteiten plaatsvinden die op papier overgeheveld zijn naar een belastingparadijs en dus eigenlijk belast zouden moeten worden. Dat laatste toetsen we nu al. Dat gebeurt waarschijnlijk met de beste bedoelingen, maar het heeft weinig succes, gezien de enorme geldbedragen die nog steeds via Nederland naar belastingparadijzen stromen. Bij model B verandert er dus niets en blijft de kerstboom van vennootschappen van multinationals gewoon bestaan. Mijn concrete vraag aan de Staatssecretaris is of hij bereid is om de CFC-regels uit ATAD uit te werken volgens model A en niet volgens model B. Nog preciezer gezegd: kiest hij voor artikel 7, lid 2, sub a of kiest hij voor artikel 7, lid 2, sub b?
Ik vond het nodig om een wat langere beschouwing aan belastingontwijking te wijden, maar ik kom nu op het koopkrachtbeeld voor 2017. De Partij van de Arbeid kan zich vinden in de maatregelen die het kabinet heeft genomen om tot een evenwichtiger koopkrachtbeeld te komen. Mevrouw Aukje de Vries heeft het ook al gezegd: meer dan 60% van de extra uitgaven gaat naar de ouderen. In plaats van dat 90% van de ouderen erop achteruit zou gaan, gaat nu 80% erop vooruit. Dat is een forse verbetering. Het kan natuurlijk altijd meer zijn, maar we moeten beseffen dat het onmogelijk is voor het Rijk om alle problemen bij de pensioenfondsen op te lossen. Met de kennis van achteraf constateren we dat er in het verleden tientallen jaren te weinig premie is afgedragen, althans te weinig om de pensioenambitie te kunnen garanderen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik denk dat ik het beste iets kan zeggen over de opmerking van de heer Groot over de koopkracht. Hij refereert aan het koopkrachtbeeld voor 2017. Bij de APB en de AFB hebben we al een uitvoerige discussie gevoerd waarin we hebben aangegeven dat de inkomensverschillen over de gehele kabinetsperiode zijn toegenomen. Dat hebben we netjes met cijfers van het CPB onderbouwd. Eigenlijk alleen het beeld voor 2017 wijkt daar enigszins van af. In de voorgaande jaren gingen werkenden erop vooruit, terwijl niet-werkenden er niet op vooruitgingen, en gingen hogere inkomens er relatief meer op vooruit dan lagere inkomens. Hoe kijkt de heer Groot daartegen aan? Is hij het met mij eens dat het verstandig zou zijn om, gezien de «eerlijk delen»-belofte, een en ander nu wat steviger recht te trekken?
De heer Groot (PvdA):
Uit de hoek van de PVV, en in het bijzonder van de heer Tony van Dijck, hoor ik voortdurend dat dit kabinet een nivelleringskabinet is, maar van GroenLinks en de SP horen wij het omgekeerde geluid. De waarheid zal waarschijnlijk ergens in het midden liggen. Het gevoerde beleid is wel degelijk gericht geweest op eerlijk delen. Met name mensen met lage inkomens, en dan vooral werkenden met lage inkomens, zijn er in deze kabinetsperiode van alle groepen het meest op vooruitgegaan. Ik denk dat we daar trots op kunnen zijn.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Het lijkt erop dat er sprake is van een ontkenningsfase. De CPB-cijfers zijn wat ze zijn. Daaruit blijkt dat de inkomensongelijkheid is toegenomen. Het heeft geen zin om dat te ontkennen. Ik hoef ook niet geconfronteerd te worden met opvattingen van de PVV die hier helemaal niet ter zake doen. Feit is dat de inkomensongelijkheid is toegenomen. Ik spreek hier met de vertegenwoordiger van de Partij van de Arbeid. Een van de onderdelen van het gedachtegoed van de Partij van de Arbeid is eerlijk delen. Zij is in het kabinet gestapt met het doel om eerlijk te delen, maar ik moet vaststellen dat dit doel niet of in gebrekkige mate is bereikt. Ik vraag of het niet tijd is om het steviger recht te trekken, maar daarop krijg ik een ontkennend antwoord. Ik zou toch graag van de heer Groot een duidelijk antwoord willen hebben op de vraag of het beter rechtgetrokken moet worden. Daarover hebben de SP en GroenLinks een uitstekend amendement ingediend. Wil de heer Groot daarop reageren?
De heer Groot (PvdA):
Nogmaals, we hebben in deze kabinetsperiode heel veel maatregelen genomen. Ze zijn al genoemd: de afbouw van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting. In het geval van de arbeidskorting gaat het om een maatregel die de werkgelegenheid behoorlijk heeft bevorderd. Tegelijkertijd hebben de maatregelen tot meer inkomensgelijkheid geleid. Luister maar naar de klachten daarover van collega Van Dijck. Wat het beleid betreft is er echt ingezet op eerlijk delen. Ik denk dat wij dat hebben waargemaakt. Je hebt niet altijd evenveel greep op wat er verder in de samenleving gebeurt, maar wat het beleid betreft hebben wij echt met recht en reden gezorgd voor meer eerlijk delen.
De heer Bashir (SP):
Dan vraag ik mij wel af hoe het kan dat het CPB iets anders constateert. Het CPB heeft op verzoek van de fracties van GroenLinks en de SP de cumulatieve effecten van de afgelopen jaren bekeken. Het CPB constateert dat mensen met een laag inkomen de helft erbij hebben gekregen van wat mensen met een hoog inkomen erbij hebben gekregen. Hoe kan dat dan, zo vraag ik de heer Groot.
De heer Groot (PvdA):
We vervallen in herhaling, daar waar het gaat om beleidsmaatregelen. Het CPB kijkt naar de uitkomsten na vier jaar, maar het gaat om beleidsmaatregelen. Zijn die beleidsmaatregelen gericht geweest op ondersteuning van de lage inkomens en op een gelijke inkomensverdeling? Ik houd eraan vast dat wij daarin flinke resultaten hebben bereikt. Tot ongenoegen van sommige andere partijen, maar ik denk dat het al met al een heel evenwichtig beeld is.
De heer Bashir (SP):
In het regeerakkoord stond dat er iets zou worden gedaan aan de inkomensongelijkheid en dat er genivelleerd zou worden. Als je dan vervolgens kijkt naar de feiten, zoals het CPB die vaststelt, dan zie je dat mensen met een hoog inkomen in procenten twee keer zo veel erbij hebben gekregen. Als je het over procenten hebt: een procent van € 100.000 is natuurlijk wel iets anders dan een procent van € 20.000. In euro's hebben zij dus een veelvoud van die verdubbeling erbij gekregen. Mijn vraag aan de heer Groot is dan ook of dit voor zijn fractie geen reden is om nog een keer met de coalitiepartner om de tafel te gaan zitten. Dit zijn niet de uitkomsten van de afspraken die eerder zijn gemaakt. Dit Belastingplan zou de aanleiding kunnen zijn om daar wel iets aan te gaan doen.
De heer Groot (PvdA):
Het is onder economen, maar ook in andere gremia, bekend dat je discussies over inkomensongelijkheid alleen maar zuiver kunt voeren als je kijkt naar procenten. Je moet dan niet kijken naar centen, want dan kom je in een hopeloze discussie terecht.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat komt goed uit, want mijn vraag gaat over procenten en niet over centen. De heer Asscher heeft het over verraad aan de middenklasse als hij het heeft het over de VVD. Maar als er iemand kan worden beticht van verraad aan de werkende klasse, zijn het wel dit kabinet en de PvdA. Ik weet niet waar die A voor staat, maar in elk geval niet voor arbeid. Want op het moment dat je minder verdient dan € 20.000 is je marginale belastingdruk 11%. Vanaf het moment dat je het minimumloon tot modaal verdient, is je belastingdruk meer dan 90%. Welke groep had u voor ogen toen u zei: de groep van het minimumloon tot modaal zullen wij eens flink pakken met 90% à 95% aan belastingdruk? Ik dacht dat dit vroeger toch de PvdA-achterban was.
De heer Groot (PvdA):
De heer Van Dijck heeft het over marginale belastingdruk, niet over gemiddelde belastingdruk. Als je kijkt naar de gemiddelde belastingdruk, dan zie je dat juist de mensen met een laag inkomen er relatief het meest op vooruit zijn gegaan. Wat de marginale belastingdruk betreft: ik heb de tabellen ook gezien. De discussie daarover hebben wij vorig jaar ook gevoerd. Als je aan inkomensondersteuning doet aan de onderkant, dan is het onvermijdelijk dat je te maken krijgt met hoge marginale tarieven, want je moet de voordelen afbouwen. Dat is de prijs voor gelijkheid die je dan betaalt. Wat dat betreft zou ik de heer Van Dijck het boek van Bas Jacobs aanraden, die uitlegt dat het hoge marginale tarief een onvermijdelijk gevolg is van ondersteuning van lage inkomensgroepen en het stimuleren van werk voor die groepen. Daar ontkom je dus niet aan, maar dat neemt niet weg dat de veranderingen soms abrupt zijn, bijvoorbeeld als de huurtoeslag ophoudt. Dan kun je bij de volgende euro inkomen ineens je hele huurtoeslag kwijtraken. Het is een zoektocht om het verloop van de marginale tarieven geleidelijk te laten verlopen. Op dat punt is zeker nog werk te doen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Het motiveert toch niet als je het minimumloon verdiende en je moet van de € 1.000 – dat is al exceptioneel – die je meer gaat verdienen € 900 inleveren aan belastingen? Dat is toch aan niemand te verkopen? Waarom propageert de PvdA dat je moet werken en straft ze tegelijkertijd de mensen keihard die inderdaad een beetje harder gaan werken? Bij de PvdA kun je beter niet werken, want dan heb je het goed! Dan heb je maar 11% belastingdruk en heb je evenveel als ... Niet voor niets vraag ik om een herberekening van die koopkrachtplaatjes. Een bijstandsmoeder heeft bijna meer te besteden dan iemand met het minimumloon! Zelfs de PvdA met haar grote sociale hart moet in dit geval toch zeker toegeven dat ze is doorgeschoten?
De heer Groot (PvdA):
In deze kabinetsperiode is het juist een stuk aantrekkelijker geworden om vanuit een uitkering te gaan werken. Voor een behoorlijk deel is daarop de belastingherziening van vorig jaar gericht geweest. Nogmaals, dat je verderop in het inkomensgebouw te maken krijgt met hoge marginale tarieven is de prijs die je voor gelijkheid betaalt.
De heer Omtzigt (CDA):
De PvdA heeft er altijd lol in om over het hoogste tarief te beginnen, maar we hebben het nu niet over het hoogste tarief. We hebben het over iemand die netto nog geen € 1.000 extra overhoudt als zijn inkomen van € 20.000 naar € 30.000 stijgt. Het punt is hier dus echt niet dat je toevallig een regeling kwijtraakt, want dat kan gebeuren. Vindt de PvdA het reëel dat de gemiddelde belastingdruk over dat hele traject tussen € 20.000 en € 30.000, dus van iets boven het minimumloon tot iets onder modaal, 90% is voor bijvoorbeeld een werkende met een niet-werkende partner?
De heer Groot (PvdA):
Mijn antwoord is dat het blijkbaar nog erger geweest is. Juist in de afgelopen kabinetsperiode is werken immers een stuk aantrekkelijker gemaakt, net als overigens de overgang van een uitkering naar werken.
De heer Omtzigt (CDA):
De PvdA draait eromheen. We hebben het nu niet over de overgang van niet-werken naar werk, maar over de stap van werk naar meer werk. Dat zijn de mensen die hard werken en promotie maken. Over wat ze meer gaan verdienen mag belasting betaald worden, want wij zijn niet van de afdeling nul belasting. Wij zijn echter ook niet van de afdeling meer dan 90% belasting. De voorbeelden van de Staatssecretaris zijn bovendien ook nog eens exclusief de kinderopvangtoeslag en andere inkomensafhankelijke regelingen. Als je die erbij haalt, lukt het mij samen met de heer Dijkgraaf prima om voorbeelden te verzinnen van situaties waarin iemand in dit land met € 30.000 bruto beter af is dan met € 20.000. Is dat voor de PvdA aanvaardbaar of is dat onaanvaardbaar?
De heer Groot (PvdA):
Je moet altijd kijken naar mogelijkheden om de marginale tarieven geleidelijker in elkaar te laten overlopen. Ik blijf er echter bij dat het onvermijdelijk is dat je te maken krijgt met hoge marginale tarieven als je doet aan inkomensondersteuning aan de onderkant.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ga hier toch ook even op door. Ik heb een voorbeeld voor me van een marginaal tarief dat hoger is dan 100%. Dat is een gezin met twee kinderen in een huurwoning, niet echt een heel bijzondere situatie. Ik zeg het maar, want dat wordt ons nog wel eens voor de voeten geworpen. Een partner in dat gezin verdient € 27.000 en gaat naar € 32.000. Dat is geweldig, zou je zeggen, ware het niet dat dat gezin er € 57 op achteruitgaat. Dat zijn heel normale gezinnen: politieagenten, leraren. Die groep mensen met een huurwoning zou normaal gesproken ook wel eens PvdA kunnen stemmen en daarom vraag ik mij af wat de heer Groot die mensen te vertellen heeft.
De heer Groot (PvdA):
Ik neem aan dat dit een voorbeeld is waarin men de huurtoeslag kwijtraakt. Je moet inderdaad bekijken of het mogelijk is om dat geleidelijker te doen, maar dit soort hiccups zitten inderdaad in het stelsel. Dat klopt en je zult dan ook moeten bekijken hoe je dat beter kunt oplossen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is te makkelijk om het alleen op de huurtoeslag te gooien, want het heeft bijvoorbeeld ook te maken met wat er met de arbeidskorting gebeurt. Die situatie is ontstaan door ingrepen die tijdens deze periode zijn gedaan met dat soort knoppen, laat ik het zo maar noemen. De huurtoeslag hebben we gelukkig nog enigszins op peil weten te houden voor de groep er net onder, maar je ziet dat het daarboven heel snel wegvalt. Ook de arbeidskorting heeft er effect op en daarom nogmaals de vraag: kan de heer Groot wel vasthouden aan het adagium «dat is nou eenmaal het gevolg van de wens om lage inkomens tegemoet te komen»? Hoe durft hij nog te zeggen dat werken moet lonen, want dat loont dan toch zeker niet meer? Laat ik het nog concreter maken: wat gaat hij hieraan doen?
De heer Groot (PvdA):
Werken loont wel. De vraag is of meer werken loont, maar werken loont natuurlijk wel. We hebben er in de afgelopen periode voor gezorgd dat het met name voor mensen met een laag inkomen vergeleken bij een uitkering veel aantrekkelijker is geworden om te gaan werken. Ik kan alleen herhalen dat de prijs die je betaalt voor gelijkheid is dat je te maken krijgt met hoge marginale tarieven als je in die afbouwtrajecten komt. Daar is niet aan te ontkomen. Behalve dat je natuurlijk moet bezien of je het niet geleidelijker kunt doen, is daar niet aan te ontkomen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik wil dat toch bestrijden. Het zijn politieke keuzes. Er is niet aan te ontkomen als je een algemene heffingskorting inkomensafhankelijk gaat maken, dan krijg je dit soort effecten. Als je een arbeidskorting zo gaat vormgeven, krijg je ook dit soort effecten. Dan is het toch een bewuste keuze van de PvdA geweest? Kan de heer Groot dat toegeven?
De heer Groot (PvdA):
Ja, als je de arbeidskorting en de algemene heffingskorting afbouwt en heel veel doet aan inkomensondersteuning aan de onderkant, dan moet je dat op een gegeven moment afbouwen en krijg je onvermijdelijk te maken met hogere tarieven. Dat is de prijs die je betaalt voor gelijkheid.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Groot (PvdA):
Ik was bij de innovatiebox. Ik blijf grote twijfels houden bij de doelmatigheid daarvan. Ik ben daarmee niet de enige, ook het Centraal Planbureau, de OESO en het IMF hebben er kritische opmerkingen over gemaakt. Ik vind het te gek voor woorden dat wij 1,4 miljard spenderen aan een aftrekpost voor research and development, terwijl die R&D voor het overgrote deel toch al zou worden gedaan en terwijl die ook nog eens apart wordt gesubsidieerd via forse loonkostensubsidies, en dat terwijl onze technische universiteiten kampen met studentenstops. Ik vind dat een verkeerde mix. Ik schrik ook van alle bureaucratie, die blijkt uit twintig bladzijden antwoorden op vragen die komen kijken bij alleen maar de aanpassing van de innovatiebox. Ik merk op dat de Staatssecretaris het eigenlijk wel met mij eens is, want in antwoord op vragen van de ChristenUnie gaf hij ruiterlijk toe dat de innovatiebox niet het meest krachtige middel is om innovatie te bevorderen en dat de echte doelstelling is om grote bedrijven minder belasting te laten betalen dan ze eigenlijk volgens de statutaire tarieven zouden horen te betalen. Zo lees ik het antwoord van de Staatssecretaris. Wij worden het daarover niet eens, vrees ik, maar ik stel de eerlijkheid wel op prijs.
Nog een opmerking over een aanpalend onderwerp, en wel de samenvoeging van de loonkostensubsidies voor speur- en ontwikkelingswerk met de RDA (research and development-aftrek). Daar was vorig jaar veel over te doen. De vrees leefde ook bij D66 dat de RDA van een paar grote bedrijven het hele budget voor S&O met name bestemd voor familiebedrijven zou gaan uithollen. De Staatssecretaris zegt nu: kijk eens, wij zien tot nu toe geen verschuiving naar het grootbedrijf. Dat stelt mij toch nog niet gerust, want de werkelijke uitgaven zijn nog niet bekend. Die informatie komt pas halverwege volgend jaar, maar tegen die tijd kunnen we het niet meer bijstellen. Is de Staatssecretaris bereid om in het eerste kwartaal van volgend jaar nog eens met een tussenrapportage te komen, zodat we zien hoe het beroep op die faciliteiten zich ontwikkelt? Ik doel met name op de verdeling tussen grootbedrijf en kleinbedrijf.
Ik kom op de verlenging van de 20%-tariefschijf in de Vpb. Het is geen geheim dat die verlenging van ons niet had gehoeven, als je het aan ons had gevraagd, maar als de terugsluis er dan toch moest komen, geven wij er de voorkeur aan, hem bij het midden- en kleinbedrijf te laten neerslaan. De PvdA is het wel oneens met de uitleg die de Staatssecretaris aan deze maatregel geeft, namelijk dat het een eerste stap op weg naar een algemeen lage Vpb-tarief zou zijn. In dat verband vraag ik de Staatssecretaris opnieuw om op te houden met dit soort uitspraken, want die leiden alleen maar tot een race naar de bodem.
De heer Van Weyenberg (D66):
De laatste keer dat ik het staatsrecht checkte, waren brieven altijd namens het kabinet geschreven. En de laatste keer dat ik het kabinet checkte, zat de Partij van de Arbeid daar nog in. Dus even los van wat ik vind van de inhoud van die maatregel, vind ik dat de heer Groot nu wel wegrent bij iets waar de Partij van de Arbeid gewoon voor getekend heeft. Of is wat de Staatssecretaris zegt, geen kabinetsbeleid? Dan komen we in een heel bijzondere staatsrechtelijke positie, waar ik ook heel nieuwsgierig naar ben.
De heer Groot (PvdA):
We hebben allemaal de brief over het vestigingsklimaat gelezen. Daarin schrijft de Staatssecretaris ook dat hij geen discounter in Europa wil worden. In de beantwoording van de vragen lees ik dat hij toch weer voor een bepaald accent kiest: hij ziet dit als een eerste stap in een traject van verlagingen van de vennootschapsbelasting. Daar kan ik mij minder in vinden. Ik vind dat hij daarmee het evenwicht verstoort dat hij in de brief probeerde te zoeken. Daar spreek ik hem gewoon op aan.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat is slim bedacht van de heer Groot, maar het is natuurlijk geen antwoord op mijn vraag. Die tekst over de Vpb staat gewoon in de Kamerbrief. Dat dit een eerste stap is en dat we straks de Vpb-tarieven moeten verlagen, schrijft de Staatssecretaris gewoon in een brief namens het kabinet van VVD en Partij van de Arbeid. Dus kom op, meneer Groot, wees een kerel! U kunt ook zeggen dat het geen kabinetsbeleid is en dat de brief van tafel moet, maar ga uw handen nou niet wassen van een maatregel waarvoor de Partij van de Arbeid gewoon heeft getekend. Misschien is dat zelfs wel verstandig en moet het wel. Ik hoop van niet, maar de heer Groot moet nu wel even kiezen. Hij kan hier niet «foei, foei, foei!» zeggen over iets wat zijn eigen kabinetsleden hebben gedaan. Dan moet hij het ook handen en voeten geven.
De heer Groot (PvdA):
Ik zeg wat ik zeg: de Partij van de Arbeid is geen voorstander van verlaging van het Vpb-tarief. Dat hebben wij steeds uitgedragen. Wij zijn ervoor dat er binnen Europa afspraken worden gemaakt over een minimumtarief en dat er geen race naar de bodem plaatsvindt. Over dit punt denken de Staatssecretaris en onze partij verschillend. Zo simpel is het.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dit is gewoon geen antwoord op mijn vraag. Misschien ben ik het inhoudelijk wel met de heer Groot eens. Sterker nog, ik heb zelfs een motie over dat minimumtarief ingediend. Mijn punt is alleen dat de heer Groot hier hom of kuit moet geven. Hij kan zeggen dat hij het hier niet mee eens is. Dat mag, want wij hebben dualisme in dit land, maar eigenlijk zegt hij dus dat de kabinetsleden van de Partij van de Arbeid nooit hadden moeten instemmen met die brief. Dat is zijn conclusie. Ik vraag hem of hij het dan dus oneens is met het kabinet waar zijn eigen partij in zit. Dat mag – ik zie uit naar de motie – maar ik probeer het gewoon even te begrijpen. De heer Groot draait maar om de vraag heen. Dat vind ik jammer, want de heer Groot is normaal gesproken nooit te beroerd om zijn mening te geven. Laat hij hier ook gewoon zeggen wat hij echt bedoelt, want dit vind ik te makkelijk.
De heer Groot (PvdA):
Wij zijn het helemaal eens met de passages in de brief waarin staat dat Nederland niet de discounter van Europa moet worden. Het is natuurlijk geen geheim dat de coalitiepartners hier verschillend over denken en dat in een brief een bepaald evenwicht gezocht moet worden. Het is duidelijk aan welke kant van dat evenwicht wij staan.
Ik kom op de exportheffing en de afvalstoffenbelasting. Het is toch zuur om te moeten constateren dat die exportheffing nog steeds niet lukt en dat binnenlandse afvalverwerkers vervolgens voor de schade daarvan moeten opdraaien. Ik begrijp dat de afvalverwerkingsbranche erop rekent dat er in 2018 alsnog een exportheffing wordt ingevoerd. Mijn vraag aan de Staatssecretaris: gaat dat alsnog lukken?
Over de voetballers hebben we ook vragen gesteld. Ik vind de antwoorden van de Staatssecretaris toch wat teleurstellend. Nederlandse clubs hebben niet zulke diepe zakken als clubs in bijvoorbeeld Engeland of Duitsland. Zij moeten creatief zijn om toch talent aan te trekken. Vaak wordt met spelers afgesproken dat ze voor een relatief basissalaris gaan voetballen. Bij verkoop mogen ze dan wel een deel van de transfersom hebben. Zo deelt de voetballer mee in het succes dat hijzelf heeft gecreëerd door goed te voetballen. Ook wij vinden het onredelijk dat over zo'n vergoeding bij vertrek vervolgens 75% extra loonbelasting moet worden afgedragen. Ook wij vragen of hier een uitzondering kan worden gemaakt voor profvoetballers.
Ik kan misschien raden welke vraag mevrouw Schouten mij nu lijkt te willen gaan stellen ...
De voorzitter:
Dat is een interessant experiment! Wat dacht u?
De heer Groot (PvdA):
Het verschil met excessieve vertrekvergoedingen bij bedrijven is dat bestuurders onderling een vertrekvergoeding voor een bestuurder afspreken om bijvoorbeeld een overname mogelijk te maken. Dat is dan een beloning voor prestaties die niet zijn geleverd. Bij voetballers ligt dit echt heel anders. Zij beslissen niet zelf over een transfersom. Wij vinden het normaal dat zij 52% betalen over het loon dat zij krijgen en dat doen ze ook. Wij vinden het echter niet gepast om hier nog eens een heffing van 75% bovenop te leggen. Dat is het verschil met vertrekvergoedingen voor bestuurders van grote ondernemingen.
De voorzitter:
Ik begrijp dat het niet goed geraden was.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het was wel een goede poging. Dit is toch een beetje het debat van de verrassingen. De race to the bottom begint vandaag bij de SP en de voetballers krijgen de zegen van de PvdA en de VVD, dus er vormt zich een meerderheid. De heer Groot heeft net uitgelegd wat zijn motivatie hierachter is. Dat is al heel wat, want daardoor krijg ik er in ieder geval meer inzicht in waarom het zo geregeld moet worden. Als hij de keuze heeft om dat geld in te zetten voor een voetballer die bij een transfer waarschijnlijk een behoorlijk redelijk bedrag gaat verdienen – anders zou hij die transfer niet maken – of voor een bijstandsmoeder, waar kiest de PvdA dan voor?
De heer Groot (PvdA):
Ik vind het een gekke vergelijking. We bekijken hier of een heffing redelijk uitpakt. Het gevolg hiervan kan zijn dat Nederland geen goede voetballers meer kan aantrekken. Dat maakt de vergelijking met een bijstandsmoeder een beetje krom. Je genereert hiermee niet heel veel extra inkomsten, maar er ontstaat wel een ongezonde markt in het betaald voetbal in Nederland. Ik vind dat die vergelijking niet opgaat. Nogmaals, wij vinden het normaal dat voetballers 52% betalen over hun hoge inkomen. Maar gelet op de manier waarop de voetbalmarkt werkt – het is echt anders dan het vertrek van bestuurders bij grote ondernemingen – is het een beetje gek om eerst 52% en vervolgens nog eens 75% te heffen. Dat werkt averechts en het is niet goed voor de kwaliteit van de Nederlandse eredivisie. Ook dat leidt tot kosten.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De vergelijking was natuurlijk bedoeld om aan te geven dat je elke euro belastinggeld op verschillende manieren kunt binnenhalen en daarna weer kunt uitgeven. Daar gaan deze discussies in de Kamer altijd over. De heer Groot zegt dat het geen rechtvaardige regeling is, maar we voeren die al jaren op deze manier uit. Waarom begint hij er nu pas over?
Ik vind voetbal hartstikke leuk en kijk er graag naar, maar de voetballers zijn geen groep die we nou eens tegemoet zouden moeten komen omdat zij het zo zwaar hebben. Ik snap echt niet waarom de heer Groot voor deze groep kiest in plaats van bijvoorbeeld die toponderzoekers, alsof zij geen prestatie hebben geleverd, maar die vervolgens wel te maken krijgen met deze heffing. Waarom kiest hij niet voor hen, maar wel voor de voetballers, met wie we echt niet het meest medelijden moeten hebben? Ik begrijp het echt niet. Kan de heer Groot mij niet alleen in technische zin, maar ook in politieke zin uitleggen waarom hij dit nu doet?
De heer Groot (PvdA):
Wij beginnen er nu over, omdat wij hebben gesproken met voetbalorganisaties, de clubs en de KNVB. Die leggen met goede argumenten uit dat dit leidt tot kwaliteitsverlies van de Nederlandse eredivisie, die toch al achteropraakt in Europa. Dat is de achtergrond van waarom wij er nu over beginnen. Deze excessieve excedentheffing werkt gewoon hier niet goed. Die beantwoordt niet aan zijn doel. Daarom vragen wij om een uitzondering te maken voor profvoetballers. De wet op zichzelf vinden wij heel goed.
De heer Omtzigt (CDA):
Voor die excessieve vertrekvergoeding moet je een toetsloon hebben van meer dan € 540.000 per jaar. Je moet ook een vertrekpremie krijgen die meer dan die half miljoen bedraagt. Pas daarboven wordt het belast. Ik heb nu zo'n drie kwartier naar de PvdA-fractie geluisterd. De eerste belastingverlaging die zij wil toekennen, is voor profvoetballers met een salaris van meer dan een half miljoen en die meer dan een half miljoen vertrekvergoeding krijgen. Of heb ik gemist dat er nog iemand anders gecompenseerd moet worden? Ik ben even mijn kompas van de PvdA een klein beetje kwijt.
De heer Groot (PvdA):
Die getallen kloppen, maar je hebt het hier over een heel kleine groep voetballers. We weten allemaal dat er maar een paar op dat niveau doorbreken. Het gaat over een heel specifieke en bijzondere markt.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat het er niet veel waren, wist ik. Ik hoor dat de heer Groot nog steeds denkt dat deze mensen 52% belasting betalen. Ze vallen allemaal onder de 30%-regeling, dus maakt u zich niet druk, mijnheer Groot. Ze houden daar best nog wel wat van over, kan ik u meedelen. Ze hoeven ook geen lagere tarieven te hebben. Maar ik vroeg heel specifiek of dit, na een halfuur praten van de PvdA-fractie, de eerste groep is voor wie zij specifiek vraagt om de belasting te verlagen. Als u een andere groep genoemd hebt, kunt u mij dat dan even specifiek meedelen? Ik ben het gewoon even kwijt.
De heer Groot (PvdA):
Vorig jaar hebben we een pakket belastingverlaging gehad van 5 miljard. Dit jaar zorgen we voor een evenwichtiger koopkrachtbeeld. Daar zijn miljarden mee gemoeid. Alleen al naar de ouderen gaat een pakket van 1,1 miljard. Het is dus zeker niet zo dat dit de eerste groep is waaraan we denken. Het gaat over een heel beperkt aantal mensen. Het is ook een heel beperkt budgettair beslag. Nogmaals, ik zie een groot verschil tussen voetballers en bestuurders bij excessieve vertrekvergoedingen. Bestuurders kunnen onderling een vertrekvergoeding regelen en voetballers niet. Bij bestuurders gaat het vaak om vertrekvergoedingen voor niet geleverde prestaties. Bij voetballers ligt dat anders, is dat wel zo.
De voorzitter:
Ik wil de heer Bashir het woord geven.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, ik stelde een specifieke vraag. Mag ik één andere groep horen voor wie de PvdA een tegemoetkoming gevraagd heeft?
De voorzitter:
In alle eerlijkheid, als voorzitter heb ik gehoord dat de heer Groot twee groepen genoemd heeft. Misschien niet letterlijk, zoals u had bedoeld, in zijn betoog, maar ik heb op twee onderdelen antwoord gehoord. Als voorzitter vond ik het voldoende. De heer Bashir.
De heer Bashir (SP):
De heer Groot zegt dat de eredivisie het moeilijk heeft. Daarom moet deze maatregel van tafel voor de profvoetballers. Maar deze maatregel treft alleen voetballers die weggaan. Als je goede voetballers naar Nederland wilt halen, moet je niet aan deze maatregel gaan sleutelen. Het gaat alleen om voetballers die weggaan en meer dan zes ton aan vergoedingen krijgen. Pas dan betaal je die belasting. Is de heer Groot dat met mij eens?
De heer Groot (PvdA):
Voetballers veranderen voortdurend van club. Het is een reizend circus. Het maakt als je tekent bij een club natuurlijk ook wel uit wat je vooruitzichten zijn wanneer je vertrekt. Als je van tevoren weet dat je dan te weten krijgt met een heffing van effectief boven de 120%, maakt dat de Nederlandse eredivisie er bepaald niet aantrekkelijker op voor buitenlandse voetballers.
De heer Bashir (SP):
Dan vraag ik mij af wat de volgende groep is die eigenlijk ook niet aan deze heffing onderworpen zou moeten worden. Ik kan mij voorstellen dat er bijvoorbeeld ook wetenschappers zijn die vragen «en wij dan?» en dat er ook nog andere mensen zijn die echt een toegevoegde waarde hebben voor de samenleving. Je kunt toch niet zomaar voor één specifieke groep, in dit geval voor voetballers, een belastingvrijstelling instellen en tegen alle anderen zeggen: u moet wel belasting betalen, want u voetbalt niet; u doet iets anders en dat is blijkbaar minder nuttig dan wat voetballers doen?
De heer Groot (PvdA):
Als er andere groepen zijn voor wie dit ook onbillijk zou uitpakken, dan is daar zeker over te praten. Ik hoorde mevrouw Schouten wat zeggen over toponderzoekers. Ik weet niet hoeveel toponderzoekers er zijn met een inkomen boven een half miljoen, maar misschien zijn die er. Als het dan heel onbillijk uitpakt, zou je daar ook over moeten kunnen praten. Ik denk dat de Wet belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen in het algemeen een goede wet is. Daarmee wordt beoogd om perverse prikkels weg te nemen bij bestuurders die geld incasseren voor prestaties die ze niet of nauwelijks leveren. Volgens mij is er in het betaald voetbal toch echt sprake van een andere situatie.
Mijn volgende punt gaat over schijnverlatingen. Ik heb gevraagd of er signalen zijn van misbruik van toeslagen door middel van adresverandering. Als stellen zeggen dat zij uit elkaar gaan en als een van hen zich bijvoorbeeld inschrijft bij opa en oma, terwijl zij in werkelijkheid gewoon bij elkaar blijven, dan kan dat duizenden euro's schelen aan toeslagen en kindgebonden budget. Ik heb gevraagd hoe vaak dit gebeurt en of er signalen zijn dat dit steeds vaker gebeurt. Het kan echt gaan om duizenden euro's aan toeslagen en kindgebonden budget. Ik heb echter alleen een stukje beleidsproza als antwoord gekregen. Ik zou toch graag willen weten over welke bedragen we het hebben bij deze vorm van ontwijking.
De btw voor pensioenfondsen is een heikel punt. Het verbaast mij dat het 285 miljoen euro zou kosten als je pensioenfondsen zou willen vrijstellen van btw. Ik heb toch behoefte aan een nadere onderbouwing van dat bedrag, want het lijkt me heel hoog.
Ik vind het daarnaast toch raar om te moeten constateren dat we nu in de situatie zitten dat de ene pensioenregeling niet btw-plichtig is en de andere pensioenregeling wel. Bij de DC-regelingen, de «Defined Contribution»-regelingen, hoeft geen btw te worden betaald, terwijl er bij de DB-regelingen, de «Defined Benefit»-regelingen, wel btw moet worden betaald. Het lijkt mij toch dat dit verstorend uitwerkt op de keuze van pensioenregelingen door de sociale partners. Dat moeten we niet willen.
Ik heb in dit verband nog een vraag. De landsadvocaat heeft geadviseerd om de btw-vrijstelling te verlenen. De uitspraak van de Hoge Raad komt er nog aan. Als de Hoge Raad dat advies volgt, wat gaat het kabinet dan doen? Gaat het deze uitspraak respecteren of wordt er dan gewerkt aan reparatiewetgeving?
Ik heb een soortgelijke vraag over de overdrachtsbelasting bij woningcorporaties. Ik heb dat punt vorig jaar ook al aan de orde gesteld. Als woningcorporaties sociale huurwoningen aan elkaar verkopen om zo tot efficiënter beheer te komen, dan lijkt het mij onredelijk dat zij daar overdrachtsbelasting over moeten betalen. Die woningen blijven dan immers binnen het sociale domein. Het is een beetje onzin om dan te zeggen dat er alleen sprake van een vrijstelling van de overdrachtsbelasting is als de historische kostprijs gehanteerd wordt, want dat zou neerkomen op het weggeven van woningen en dat kun je corporaties niet vragen. Mijn vraag is opnieuw: wat kost zo'n vrijstelling van overdrachtsbelasting binnen het sociale domein? Is de Staatssecretaris bereid om die vrijstelling te verlenen?
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Mijn motie daarover is met een ruime meerderheid aangenomen. Ik heb ook gevraagd om een brief van de Staatssecretaris waarin staat hoe die vrijstelling uitgevoerd gaat worden. Dit is dus wel een beetje mosterd na de maaltijd.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Mijn vraag is of die mosterd na de maaltijd lekker smaakt.
De heer Groot (PvdA):
Als dat nu geregeld kan worden in de uitwerking van het Belastingplan, zou dat heel mooi zijn. Ik wil ook weten wat zo'n maatregel kost en hoe de dekking er dan uitziet. Wellicht kunnen we hierbij in het vervolg samen optrekken.
Wat betreft het Belastingplan heb ik ook nog een woord van dank. Dat betreft de leenbijstand als onderdeel van de bijzondere bijstand, de zogenoemde «Bbz-leningen». Dat probleem is eindelijk opgelost. Het wordt per beleidsbesluit geregeld aan het einde van het jaar. Het is een klein ding, maar dit zijn de momenten waarop je als Kamerlid het gevoel krijgt dat je toch een verschil kunt maken. We hebben er jarenlang achteraan gezeten. Dank dat dit nu is opgelost.
Ik kom op de Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing. Op zichzelf steunen wij de gedachte dat gerichte subsidieregelingen in theorie doelmatiger en rechtvaardiger kunnen zijn dan generieke fiscale aftrekposten, zeker ook omdat het bijdraagt aan een eenvoudiger belastingstelsel. Maar we zijn niet erg gelukkig – evenmin als de VVD, zo hoorde ik vanochtend – met de manier waarop dit gebeurt. Ten eerste wordt de fiscale aftrek geschrapt zonder dat voldoende duidelijk is wat ervoor in de plaats komt, laat staan dat er zicht op is hoe dat allemaal in de praktijk gaat uitwerken. Mijn vraag is of het kabinet hier niet veel eerder mee had moeten beginnen.
Het tweede punt ten aanzien van de monumentenaftrek ...
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik wil een vraag stellen voordat de heer Groot ingaat op de specifieke aspecten; ik denk dat ik het daar erg met hem over eens ben. Ik heb al eerder gesproken over mijn gebrek aan enthousiasme. Dan bedoel ik ...
De voorzitter:
Eén ogenblik, want de heer Groot moet even zijn microfoon uitzetten.
De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Groot wordt hardleers op dat vlak!
Ik ga het kabinet zo vragen om de wet gewoon in te trekken. De heer Groot zei net dat hij kritisch is op beide punten. Steunt hij mijn voorstel om de wet gewoon door het kabinet te laten intrekken voordat we volgende week de beantwoording doen?
De heer Groot (PvdA):
Dat loopt vooruit op het eind van mijn betoog. Dat zal er op neerkomen dat ik denk dat de wet in deze vorm het niet echt is en dat er nog verder gesproken zal moeten worden over aanpassingen die wel op brede steun kunnen rekenen. Ik denk dat er nog veel aan deze wet te verbeteren valt. Ik ben nog helemaal niet aan intrekken toe. Laten we eerst het debat over deze wet verder voeren en de antwoorden van de Minister volgende week afwachten. Om nu al een verzoek tot intrekking te steunen, lijkt mij dus wel heel erg voorbarig, want we moeten het debat over deze wet nog helemaal voeren.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik vind het aardig op tijd. De heer Groot zei zelf dat hij altijd wil praten over de invulling van regelingen. Dat wil mijn fractie ook, alleen niet met de bezuiniging van in totaal meer dan 125 miljoen die eraan is gehangen. Je kunt zeggen: prima om open over die regeling te praten, kabinet. Mijn fractie is daartoe graag bereid, maar niet als daar een bezuiniging van 125 miljoen op scholing en monumenten aan hangt. De heer Groot zegt nu a, namelijk dat hij kritisch is. Ik roep hem er echt toe op om ook b te zeggen, namelijk: deze wet wordt het niet, deze wet doen we niet, deze wet gaat van tafel.
De heer Groot (PvdA):
De heer Van Weyenberg begint nu over de bezuiniging die eraan hangt, maar ook die kan nog onderwerp van gesprek zijn. Die bezuiniging zou bijvoorbeeld lager kunnen uitvallen of niet kunnen doorgaan. Maar laten we de antwoorden van de Minister afwachten. Ik heb een aantal vragen over deze wet. Ik neem aan dat daar gewoon beargumenteerde antwoorden op komen.
In de stukken wordt over de monumentenaftrek gezegd dat 20% van de aanvragen 80% van de kosten van de regeling uitmaakt. Dat lijkt onevenwichtig, maar in de technische briefing van vorige week bleek dat het om een wisselende groep mensen gaat die deze aftrek aanvraagt. Dat maakt het alweer een stuk begrijpelijker. Als je in een bepaald jaar veel onderhoud doet, is het logisch dat je in dat jaar veel aftrek claimt. Als dat in het volgende jaar weer een andere groep is, zie ik daar weinig onevenwichtigs aan. Mijn vraag is: als je met een subsidie komt van maximaal € 2.500 per jaar, dwing je monumentenbezitters dan niet om elk jaar een beetje onderhoud te doen, met alle ellende van dien, in plaats van om eens per zoveel jaar een grote beurt te geven? Wat dat betreft zou het al beter zijn als je bijvoorbeeld in één jaar € 10.000 zou kunnen claimen, met de afspraak dat je dan de eerstkomende jaren geen recht meer hebt op monumentenaftrek. Ik krijg hierop graag een reactie. Dit zou een aanpassing kunnen zijn.
Een andere zorg van het kabinet is het onbedoelde gebruik van de regeling. De gegeven voorbeelden daarvan zijn: nieuwe keukens, nieuwe cv-ketels en nieuwe stopcontacten, oftewel allemaal dingen die in de zeventiende eeuw nog niet bestonden. Is het antwoord niet dat je met betere controle en desnoods boetes ook een heel eind kunt komen in het bestrijden van misbruik?
Zowel bij de scholings- als bij de monumentenregeling wordt als nadeel gezien dat de hoge inkomens niet alleen relatief maar ook in harde euro's het meest profiteren van de fiscale aftrek. Dat is ook wat ons betreft scheef. Zoiets zou ook anders op te lossen zijn, bijvoorbeeld middels een gelijk aftrektarief voor iedereen, van 40% bijvoorbeeld. Hoe staat het kabinet daartegenover?
Het is goed dat het kabinet de onderwijsmiddelen voor bijscholing gerichter wil inzetten op mensen met relatief weinig scholing. Deze mensen hebben op de snel veranderende arbeidsmarkt het meeste baat bij bijscholing. Datzelfde geldt echter voor veel witteboordenbanen, bijvoorbeeld voor bankpersoneel en piloten. Is er zicht op de effecten voor die groepen?
Samenvattend, en daarmee terugkomend op het antwoord dat ik al aan de heer Van Weyenberg gaf: de voorstellen zoals die er nu liggen, zijn zeker nog voor verbetering vatbaar. Is het kabinet bereid tot aanpassingen? En is het bereid om daarover ook met andere partijen in gesprek te gaan?
Ik kom op de Fiscale vereenvoudigingswet. De Staatssecretaris had elk jaar meerdere stuks vereenvoudigingsfruit in de aanbieding. Het is nu een hele fruitmand geworden, maar soms smaakt dat naar minder.
Ik heb een vraag over de fictieve dienstbetrekking van commissarissen. Ik begrijp dat de Eerste Kamer graag de fiscale ondernemersfaciliteiten voor commissarissen in de lucht wil houden. Ik heb echter nog wel een vraag over de zogenoemde «opt-inregeling». Die opt-inregeling maakt het mogelijk dat de commissarissen alsnog vrijwillig onder de loonbelasting komen te vallen. Klopt het dat buitenlandse commissarissen die voor die opt-in kiezen, dan ook gebruik kunnen maken van de expatregeling, zelfs als ze niet in Nederland wonen? Door simpelweg aan te geven dat ze onder de loonbelasting willen vallen – dat is dus die opt-in – dan betalen ze in één klap over 30% van hun inkomen geen belasting meer. Klopt dat? Zo ja, vindt de Staatssecretaris dan ook dat dit eigenlijk niet klopt? Die 30%-regeling is namelijk bedoeld voor de extra kosten die expats maken, maar buitenlandse commissarissen wonen niet in Nederland.
Mijn volgende vraag is: ziet de Staatssecretaris geen aanleiding om die hele opt-inregeling af te schaffen? Waarom mag een selecte groep, in dit geval commissarissen, kiezen welk fiscaal regime het gunstigst is, terwijl andere groepen in de samenleving dat niet kunnen? Ik denk dat er heel veel werknemers zijn die graag zouden «opt-innen» als zelfstandige. Dat kan echter niet.
Ik schiet al op. Ik kom bij het nieuwe stelsel voor de invordering van belastingschulden en toeslagschulden. We zitten nu in de gekke situatie dat mensen met een goede opleiding, die goed werk en een goed inkomen hebben, binnen twee minuten klaar zijn met hun belastingaangifte, terwijl mensen die afhankelijk zijn van toeslagen bijna financieel expert moeten zijn om alle regelingen te doorgronden. Ook worden zij voortdurend bestookt met allerlei brieven van de Belastingdienst en de dienst Toeslagen. Iedere aanslag en iedere toeslagbeschikking heeft een andere betaaldatum, en bezwaarprocedures verschillen. Het nieuwe invorderingsstelsel dat er nu komt, vinden wij een enorme stap vooruit. Er komt één factuur van de Belastingdienst, met een duidelijk betaalschema, waardoor iedereen weet waar hij aan toe is. Wij vragen ons wel af waarom het zo lang moet duren voordat het nieuwe stelsel kan ingaan. Ik snap dat het zorgvuldig moet gebeuren, maar 2019 is wel weer heel ver weg. Welke mogelijkheden zijn er om dat nieuwe regime sneller te laten ingaan?
Ik kom op de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer. Ik ben blij dat het in deze kabinetsperiode toch nog lukt om het probleem van onder water staande pensioenen van ondernemers op te lossen. Het is het einde van een zoektocht nu al bijna vijf jaar duurt. Deze onderwaterproblematiek maakte dat ondernemers zichzelf geen dividend konden uitkeren en soms zelfs niet meer konden investeren. Het leidde ook tot grote onzekerheid over de financiële positie van de eigen onderneming. Kortom: het was een situatie van tientallen miljarden aan beklemd vermogen. Dat is niet alleen slecht voor ondernemers maar ook voor de werkgelegenheid en de schatkist. Wij steunen dus het wetsvoorstel, maar wij vinden nog steeds de geboden belastingkorting van 34,5% heel fors. Ik deel dan ook niet de vrees die bij sommige partijen bestaat dat de belangstelling voor afkopen zwaar zal tegenvallen. Als er fiscaal voordeel behaald kan worden, zullen ondernemers maar zeker ook de belastingadviesbureaus dat weten te benutten. Wat heeft voor ons de doorslag gegeven om toch akkoord te gaan? Dat is het besluit om het pensioen in eigen beheer vervolgens helemaal uit te faseren. Dat betekent dat in de toekomst een grote aftrekpost voor de vennootschapsbelasting komt te vervallen. Dga's kunnen dan de vennootschapsbelasting niet langer meer eindeloos uitstellen door winsten in een pensioen-bv te stallen. De winstbelasting wordt daardoor robuuster en het betekent ook een aanzienlijke vereenvoudiging voor de Belastingdienst.
De schriftelijke behandeling bevestigt nog eens dat het wetsvoorstel op zichzelf heel eenvoudig is maar dat de uitwerking vaak razend ingewikkelde vragen oproept. Ik kan me vinden in veel antwoorden die gegeven zijn in het schriftelijk overleg, maar ik kan me voorstellen dat zich in het verdere verloop tot 1 januari nog steeds heel veel vragen zullen voordoen. Hoe heeft de Belastingdienst het georganiseerd om op al die vragen in zo korte tijd antwoord te kunnen geven? Moet er niet iets van een speciale helpdesk worden opgetuigd? Wat zijn de gedachten van de Staatssecretaris hierover?
Ik heb nog een vraag over het doorwerkvereiste en overige pensioenmaatregelen. Wij steunen het schrappen van het artikel over het doorwerkvereiste. Dat biedt meer flexibiliteit aan pensioenregelingen. Het CDA stelde in dit verband een terechte vraag over de budgettaire gevolgen van die maatregel. Het viel mij op dat daarop geen antwoord kwam. Ik mag toch aannemen dat het effect op de schatkist positief is. Als mensen er immers voor kiezen om eerder met pensioen te gaan, zal er ook eerder inkomstenbelasting afgedragen worden, neem ik aan. Om wat voor bedragen gaat het dan naar schatting?
Tot slot kom ik op de wet over de automatische uitwisseling van rulings. Het is een goede wet, met dank aan de Europese richtlijn. Ik heb hier nog één vraag over. Het ontgaat mij waarom de Europese Commissie geen toegang krijgt tot de database waarin rulings worden opgenomen en uitgewisseld. Dat kan heel nuttig zijn bij staatssteunonderzoeken, zoals bij Apple en Starbucks. Waarom vindt ook Nederland het blijkbaar nodig om op dit punt de Europese Commissie tegen te werken door allerlei juridische bezwaren op te werpen? En zo kom ik weer terug bij het begin. Als je belastingontwijking echt wilt aanpakken, zul je echt samen moeten optrekken met de Europese Commissie en geen zand in de raderen van die organisatie moeten gooien.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik zal de vragen die ik had over de stand van de bezwaarschriftenbehandeling bij de Belastingdienst, ook naar aanleiding van een uitzending, en over de substance-eisen niet stellen, conform wat we vanochtend hebben afgesproken. Daarover wacht ik de nadere stukken af.
Laat ik beginnen met een woord van dank. Ik heb hier namelijk niet alleen een heel pak wetten voor me, maar ook een heel dik pak antwoorden op onze vragen en verschillende nota's van wijziging. Ik ben me ervan bewust dat die dingen niet als bij toverslag uit computers rollen op het Ministerie van Financiën. Ik zeg dus dank voor het vele werk dat is gaan zitten in de wetten en de beantwoording van de vele vragen die wij hebben gesteld. Tegelijkertijd heb ik ook een gevoel van ongemak bij de behandeling van dit Belastingplan. Dat zeg ik ook in de richting van mijn collega's. Er zijn 1.400 vragen gesteld en de antwoorden daarop kregen we afgelopen dinsdag. Net als de heer Groot heb ik een uitstekend weekend gehad. Dat was niet alleen omdat we het 50-jarig bestaan van D66 vierden, maar ook omdat ik me buitengewoon heb vermaakt met deze stukken. We behandelen veel wetten onder grote tijdsdruk. Ik wijs even op de wet over monumenten en scholing, nog even los van wat we daar inhoudelijk van vinden. Qua zorgvuldigheid van wetgeving baart dit proces mij wel toenemend zorgen. De pressurecooker qua hoeveelheid wetgeving die allemaal op één moment vanuit Financiën komt, is toch iets waarvan we ons moeten afvragen hoe we daarmee omgaan. Ik kijk daarbij ook nadrukkelijk naar de Kamer zelf. Als ik al een bepaald gevoel van ongemak heb, lijkt het me voor kleine fracties helemaal een onmogelijke opgave. Ik voel me daar niet helemaal senang bij. Ik wilde dat toch even zeggen. Ik merk aan de reacties van mijn collega's dat ik niet de enige ben die dit vindt. We beslissen immers nogal wat.
Ik heb twee hoofdpunten vandaag. Ten eerste de gemiste kans om werken meer te laten lonen en tegelijkertijd dat te betalen door vervuiling meer te belasten. Ik kom daar zo op terug met een concreet voorstel voor de arbeidskorting en de energiebelasting. Ten tweede het wetsvoorstel over de scholing- en monumentenaftrek. Ik proef daarvoor vandaag echt geen enkel enthousiasme, echt bij niemand. Ook mijn fractie was graag bereid om te praten om de regeling effectiever te maken. Wacht, ik doe de heer Van Vliet onrecht, want hij was wel voor. Ik gok dat 149 leden in dit huis hier heel kritisch over zijn.
De voorzitter:
Misschien 145. Mijnheer Grashoff?
De heer Grashoff (GroenLinks):
Zo snel kan ik zelfs niet tellen.
De heer Omtzigt (CDA):
Jawel, 1 plus 4 is 5, en 150 min 5 lukt ook nog wel.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Los van de kritiek op de voorstellen die wij delen, zou ik de heer Van Weyenberg willen vragen of hij wel voorstander is van de keuze om ten principale af te stappen van een fiscale aftrek en toe te gaan naar een subsidieregeling. Zo ja, dan hebben we in elk geval een begin van een oplossing.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben zeer bereid om te bekijken hoe regelingen beter kunnen en hoe onterecht gebruik van regelingen kan worden tegengegaan. Ik ben er nog niet van overtuigd dat dit per definitie buiten de fiscaliteit moet. Ik zeg niet bij voorbaat dat een regeling via subsidies niet zou kunnen. De monumentenorganisaties zeggen dat er met hen over alles valt te praten. Alleen is dit gewoon een bezuinigingsoperatie. Punt uit. We weten nog niet wat ervoor in de plaats komt. Daar ben ik heel kritisch op. We zullen zien of een goed gesprek over de beste manier voor ondersteuning van monumenten en scholing eindigt in een regeling aan de uitgavenkant of een belastingmaatregel. Daar wil ik niet op vooruitlopen. De heer Grashoff lijkt nu te zeggen dat het per definitie niet een fiscale regeling moet zijn, maar zover ben ik nog niet.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Dat is op zich jammer, want dat zou wel helderheid scheppen. Ik doe toch nog een poging. Volgens mij is ook D66 van mening dat een stevige belastinghervorming zou moeten leiden tot vereenvoudiging. Dit zou daar een aardige bijdrage aan kunnen leveren. Ligt het toch niet voor de hand om in eerste instantie de oplossing te zoeken buiten de fiscale sfeer? Wellicht ten overvloede zeg ik er nogmaals bij dat ook wij stevige kritiek hebben op wat hier voorligt.
De heer Van Weyenberg (D66):
Als we er een heel ingewikkelde uitgavenregeling voor terugkrijgen, is die ook niet gratis. De briefing was openbaar, dus ik kan melden dat daar is gesproken over de uitvoeringskosten van een subsidieregeling. Die leken mij ook nogal fors. Ik loop niet vooruit op wat er komt. Het zou allebei kunnen. Ik ga in ieder geval niet speculeren met monumenten en scholing. De heer Grashoff doet dat ook niet, neem ik aan, want hij kondigt aan kritisch te zijn; dat doet mij deugd.
Voorzitter. Ik wil nog even in herinnering roepen dat wij bij het vorige Belastingplan uitgebreid over het lokale belastinggebied hebben gepraat. Het kabinet heeft een aantal maanden geleden een uitgewerktere brief gestuurd over manieren waarop een nieuw kabinet de stap kan zetten naar een groter lokaal belastinggebied. Wat ons betreft zal dat een bijdrage leveren aan de lokale democratie en geeft dat ook de middelen om de lasten op arbeid te verlagen. Dit wordt formatiewerk, maar ik ben heel erkentelijk voor die brief, die heel goede handvatten biedt om meters te maken bij de formatie. De fractie van D66 is daar buitengewoon voor.
We hebben vorig jaar lang onderhandeld over het pakket van 5 miljard. Je ziet nu dat de arbeidskorting niet zo wordt verhoogd als was afgesproken; voor 500 miljoen. Mijn fractie stemt in met het koopkrachtpakket, zoals wij bij de Algemene Financiële Beschouwingen hebben gezegd. Volgens ons is er wel een alternatief voor de maatregel om de arbeidskorting 500 miljoen lager vast te stellen dan eerder het plan was. Ik vind dat ook ongelukkig, omdat de coalitiepartijen continu hoor uitspreken dat werken meer moet lonen en dat de stap van een uitkering naar werk juist aan de onderkant aantrekkelijker moet worden gemaakt. In zijn termijn sprak de heer Groot hierover ook warme woorden. Hoeveel gaat iemand die op het minimumloon aan de slag gaat vanuit een uitkering er door deze maatregel minder op vooruit dan in de oorspronkelijke plannen? Volgens mij gaat het om bijna vijf tientjes. Dat vind ik zonde, maar ik wacht de reactie van de Staatssecretaris nog af.
Er is namelijk een alternatief, waarover mijn fractie een amendement zal indienen. Dat is om de hogere arbeidskorting van 500 miljoen in stand te houden en te betalen door een hogere energiebelasting, in het bijzonder voor bedrijven die meer energie gebruiken. Dan gaat de vervuiler betalen. Hoewel grote belastinghervormingen er niet in zitten, kunnen we dan echt een slag maken met het meer laten lonen van werk en het zwaarder belasten van vervuiling. Het amendement dat ik hierover zal indienen, wordt nu gemaakt. Waarom heeft de Staatssecretaris hier niet voor gekozen?
Met het implementeren van de Anti-Tax Avoidance Directive worden er goede stappen gezet tegen belastingontwijking. Ik constateer dat het kabinet kiest voor een verlaging van de vennootschapsbelasting door een uitbreiding van het tarief voor kleinere ondernemers. Dat vindt mijn fractie verstandig. Het is ook plezierig om te zien dat de Partij van de Arbeid blijkbaar is teruggekomen op de uitspraak in haar motie dat bedrijven niet af en toe wat minder belasting mogen gaan betalen. Ik zie dat er minder vennootschapsbelasting wordt voorgesteld voor het mkb, en dat vindt mijn fractie prima.
Mijn vraag is wel: wat is nu kabinetsbeleid? De heer Groot zei dat de woorden in de kabinetsbrief niet de zijne zijn, maar wat is dan het kabinetsbeleid? Moet de Vpb op termijn omlaag of niet? Dan heb ik het niet over dat opstapje in het mkb-tarief, maar over het statutaire tarief. Na de opmerking van de heer Groot is de kabinetslijn mij inmiddels volstrekt onduidelijk. Ik herhaal het standpunt van mijn fractie dat het de hoogste tijd is voor een minimum-Vpb-tarief in Europa.
De heer Grashoff (GroenLinks):
De gedachtegang van de heer Van Weyenberg over een minimumtarief op Europees niveau deel ik van harte, maar waar zou dat minimum ongeveer moeten liggen? Op het tarief van Ierland?
De heer Van Weyenberg (D66):
We hebben een motie ingediend, die gelukkig is gesteund door de heer Grashoff. Deze houdt in dat wij geen race to the bottom willen. Hoe hoog dat precies is, vind ik een ingewikkelde vraag, want dat hangt ook van de grondslag af. Daarbij trekken D66 en GroenLinks ook samen op. Naarmate je meer doet aan grondslagverbreding, kun je een lager Europees tarief hanteren. Het hangt volgens mij af van de samenwerking bij die twee dingen, waarbij wij overigens al jaren samen optrekken.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Het fenomeen dat D66 nu zegt dat het tarief omlaag kan, is nieuw voor mij. Wij zijn het er wel over eens dat er een ondergrens moet zijn op Europees niveau, maar over dat andere punt zijn wij het nog niet eens. Ik moet zeggen dat ik het wel alarmerend vind als D66 bij het debat over een Europees tarief alsnog zou meedoen aan een race to the bottom, maar dan op wat grotere schaal.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik kan de heer Grashoff geruststellen, want dat heb ik bij mijn weten helemaal niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik het lagere opstapje van de Vpb voor het mkb een goed idee vind. Hoe hoog het minimumtarief precies moet liggen, vind ik ingewikkeld. Dat zal in Europa afhangen van de samenhang met de grondslag. Nederland zal, denk ik, nooit op de ondergrens gaan zitten.
Voorzitter. Ik ben blij met de regeling over het gebruikelijk loon bij start-ups. Dat vind ik een goede regeling. Het zorgt ervoor dat het fiscale klimaat in Nederland voor start-ups aantrekkelijker wordt. Mijn fractie is daar dus blij mee.
Ik heb wel een vraag over de innovatiebox. De heer Groot stelde wat algemene vragen over de effectiviteit. Ik sluit me daar kortheidshalve bij aan. Hij stelde ook een vraag over de effecten van de samenvoeging van de Wbso en de RDA. Daarmee verviel vorig jaar het plafond. Ik sluit mij volledig aan bij de vraag van de heer Groot om een update, zodat we niet straks na afloop worden geconfronteerd met de onwenselijke situatie dat er voor het mkb te weinig geld overblijft. De huidige cijfers lijken overigens te bevestigen dat dit een ongegronde vrees is. Dat zou heel mooi zijn, maar ook ik wil graag de vinger aan de pols houden.
Ik heb nog twee specifieke vragen over onderdelen waarover ik zorgen heb. De eerste betreft de afwezigheid van een tegenbewijsregeling. Er is besloten tot een dubbel toegangsbewijs, maar waarom is er toch geen tegenbewijsregeling? De Staatssecretaris zegt dat het niet kan, maar ik wil hem vragen daar nog wat nader op in te gaan. Ik wil ongelukken voorkomen.
Mijn tweede vraag is hoe we omgaan met procesinnovatie. Als ik het goed heb begrepen, zegt de Staatssecretaris dat voor de S&O-verklaring voor de niet kleinere belastingplichtigen toch een juridisch ticket nodig is. Maar zo'n juridisch toegangsticket bestaat niet voor procesinnovatie, behalve dan voor kwekersrechten als ik het goed heb. Vindt de Staatssecretaris dat nou echt een wenselijke situatie? Ik maak me toch wel enige zorgen en zou graag nog wat nadere duiding van de Staatssecretaris krijgen.
Ik heb nog een viertal specifieke punten bij het Belastingplan, ten eerste stadswarmtecentrales. De Staatssecretaris zegt dat alleen restwarmte onder het verlaagde tarief valt en duurzame energie niet. Klopt het dat geothermie er wel onder valt? Dat is ook geen restwarmte. Past de huidige wetgeving eigenlijk überhaupt wel bij de visie van de regering op warmte? De Staatssecretaris zegt er nog verder naar te gaan kijken met de Minister van Economische Zaken, maar ik heb hier toch nog zorgen over. Er komt een breed onderzoek. Wat is daarvan de deadline? Ik maak me wat zorgen over wat dit in de praktijk zal betekenen. Ik hoor van mensen uit de hoek van de duurzame energie dat zij hier ook zorgen over hebben. Ik kijk dus met bijzondere belangstelling uit naar het antwoord van de Staatssecretaris.
Mijn tweede specifieke punt betreft de afvalstoffenheffing, zoals ook aangekaart door de heer Groot. Ik zou het toch wel heel zuur vinden als we straks eindigen met de situatie dat afvalverwerkers in Nederland worden belast en het vooral heel aantrekkelijk is om afval over de grens te exporteren. Wat gaat er uiteindelijk gebeuren? Komt er alsnog een exportbelasting, waarnaar de heer Groot ook vroeg? Graag krijg ik nog wat nadere duiding. Mijn fractie is nog verre van overtuigd.
Mijn derde punt is de zzp-reparatie voor huurwoningen met onzelfstandige werkruimte. De Staatssecretaris zegt nu toch de wet te gaan aanpassen. Ik wil dat altijd op zijn merites beoordelen, maar na de uitspraak van de rechter zei de Staatssecretaris toch geen enkel plan te hebben om dit te repareren? Er is dus blijkbaar iets veranderd in de tussentijd. Ik word graag meegenomen in de gedachtegang van de Staatssecretaris.
Tot slot heb ik zorgen over een heel praktisch probleem dat de ombouw van kantoren naar woonhuizen belemmert. We willen allemaal graag dat kantoren worden herbestemd tot woonhuizen. Dat gebeurt vaak. Belemmeringen daarvoor moeten we wegnemen. Er is volgens ons sprake van een ongelijk fiscaal speelveld tussen nieuwbouw en herbestemming. Dat speelt op het moment van overdracht. Als iets geen woning is, moet je 6% overdracht betalen. Voor een woning is dat 2%. Dat wordt bepaald door de inspecteur. Wij hebben concrete casussen, waarover we schriftelijk al een aantal vragen hebben gesteld. Als vastgoed al een huisnummer heeft in de GBA en het volgens ons dus al echt een woonbestemming heeft, is het volgens de Belastingdienst toch geen woning. Ik vind dat ongelukkig. Ik heb concrete voorbeelden waarin dat herontwikkeling van kantoren naar woonhuizen in de weg staat. De Staatssecretaris gaf nog niet zo veel sjoege in de beantwoording van de uitgebreide schriftelijke vragen die wij daarover hebben gesteld. Erkent de Staatssecretaris dat hier gewoon sprake is van een praktisch probleem? We hebben immers de wens – en volgens mij is dat ook de wens van het kabinet – om leegstaande kantoren om te bouwen en een gelijk speelveld te creëren tussen nieuwbouw en herbestemming. Ik zie uit naar de nadere onderbouwing, want ik ben er tot nu toe nog niet van overtuigd.
De heer Bashir (SP):
Ik ben nog even blijven hangen bij het punt over lokale belastingen. Het kabinet deed immers D66 daarover vorig jaar een toezegging om steun te krijgen voor het Belastingplan. D66 maakte een nummertje van het Belastingplan, omdat het niet goed zou zijn voor de werkgelegenheid en noem maar op. D66 kreeg toen de toezegging dat het kabinet het mogelijk zou gaan maken dat burgers lokaal veel meer belasting zouden moeten betalen. D66 was toen helemaal blij en steunde vervolgens het Belastingplan. Maar we hebben die voorstellen nog steeds niet ontvangen. Ik begrijp nu dat dat voorstel bij de formatie weer ter sprake komt. D66 heeft dus iets gesteund in ruil voor iets wat zij niet krijgt.
De heer Van Weyenberg (D66):
Laat ik twee dingen noemen. Als de heer Bashir een nummertje wil maken, moet hij eerst zijn huiswerk doen, want de brief daarover is maanden geleden al naar de Kamer gestuurd. Daarin wordt met heel concrete varianten aangegeven dat het gewoon kan. Ik ben heel blij met getallen, varianten en sommen. Dat was precies waar ik om had gevraagd. Ik hoop dat er op dat punt in de formatie meters worden gemaakt. Ik hoop ook dat de kiezer ons veel zetels geeft, zodat mijn partij deel kan uitmaken van die formatie. Dat is punt één. Punt twee is dat we het debat over het Belastingplan van vorig jaar niet moeten overdoen. De kolencentrales gaan dicht – daarom werd verzocht in een aangenomen D66-motie – en we hebben meer geld voor de kinderopvang. Dat geldt overigens ook voor de ouderenkorting. Ik geef meteen toe dat dat voor de collega's van het CDA een minstens zo belangrijk punt was. We hebben daarnaast afgesproken dat er heel snel een uitgewerkte toezegging zou komen over het lokaal belastinggebied. Ik kan de heer Bashir dus van harte aanraden om af en toe gewoon zaken te doen, want dat is niet alleen goed voor het land, maar ook voor het realiseren van je eigen partijprioriteiten.
De heer Bashir (SP):
Er is inderdaad een brief gestuurd naar de Kamer met daarin cijfers, getallen en varianten. Maar ja, daar heb je natuurlijk niet zo veel aan als je de toezegging hebt gekregen dat burgers lokaal meer belasting zouden gaan betalen. Ik ben daar overigens geen voorstander van. D66 maakte er een punt van dat burgers lokaal veel meer belasting zouden moeten betalen. De Staatssecretaris zei dat hij dat zou regelen, maar dat heeft hij vervolgens niet gedaan. Ik ben daar blij om, maar ik kan het niet meer volgen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ook slecht theater is soms vermakelijk theater. Dit is slecht theater. Het punt is natuurlijk dat de lasten op arbeid naar beneden gaan en we tegelijkertijd aan lokale democratie doen. Het is lastenneutraal, maar leidt wel tot meer werk. Maar ja, als ik de belastingplannen van de SP bekijk, weet ik dat het creëren van meer werk meestal niet zo veel indruk maakt. De heer Bashir is het met mij eens. Hij kan dat moeilijk ontkennen, aangezien hij vandaag weer een voorstel heeft ingediend om de belastingen voor werkenden te verhogen.
De heer Bashir (SP):
Het wordt steeds gekker. Er liggen een aantal voorstellen van de SP op tafel, namelijk het verlagen van de belastingen voor mensen met lage inkomens en voor kleine ondernemers. We komen ook nog met een paar voorstellen om belastingontwijking en -ontduiking aan te pakken. Met die opbrengsten kunnen we natuurlijk ook de belastingen voor werkenden verlagen. Het gaat er mij om dat we altijd iets doen om een bepaalde reden. D66 stemde vorig jaar voor het Belastingplan, omdat de belastingen lokaal verhoogd zouden worden. Dat gebeurt nu niet; dat constateer ik gewoon. De heer Van Weyenberg kan ook zeggen: sorry, het is mij niet gelukt om de belastingen lokaal te verhogen; dat is jammer, maar de volgende keer beter.
De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Bashir moet echt zijn stukken lezen. Daarin staat dat wij een voorstel wilden om te bekijken hoe dit zou kunnen. Dat voorstel hebben wij gehad. Ik vind het jammer dat de heer Bashir daartegen is. Ik vertrouw het ook de SP-wethouders in het land toe dat zij de kiezer bij lokale verkiezingen zullen uitleggen waarom zij zorgvuldiger omgaan met het heffen van gemeentelijke belasting. Maar blijkbaar vertrouw ik de wethouders van de heer Bashir meer dan hijzelf doet. Als ik ze de volgende keer tegenkom, zal ik ze dat vertellen. De heer Bashir kan wegdraaien, maar de heer Grashoff gaf tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen toe dat het nivelleringsplan van 2,5 miljard van de SP en GroenLinks een lastenverhoging van 800 miljoen inhoudt voor werkenden. Die vraag werd expliciet aan de heer Grashoff gesteld en hij was daar eerlijk over. Dat waardeer ik. Hij zei: dat klopt, want ik wil dat werkenden wat meer belasting gaan betalen en uitkeringsgerechtigden wat minder. Ik maak een andere afweging. De heer Grashoff was er dus eerlijk over. Aangezien het een voorstel betreft dat hij samen met de heer Bashir indient, zou het de heer Bashir sieren er ook eerlijk over te zijn.
Voorzitter. Ik kom op de Fiscale vereenvoudigingswet. Ik ben blij dat de Staatssecretaris toezegt dat er capaciteit wordt vrijgemaakt om te beoordelen of er tegemoet wordt gekomen aan een aantal vereenvoudigingsvoorstellen, zoals het voorstel voor de vrijstelling van btw-heffing bij toelatingsexamens van het beroepsonderwijs. Ik vraag de Staatssecretaris wanneer wij een voorstel op dat specifieke punt kunnen verwachten.
Net als de heer Groot steunen wij de stap met betrekking tot de stroomlijning van de invorderingsregelgeving voor belastingen en toeslagen. Daarbij vragen wij nogmaals aandacht voor de beslagvrije voet en de snelle aansluiting op het beslagregister. D66 kijkt uit naar de uitwerking door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de verbreding van het beslagregister. Een en ander zou dit najaar naar de Kamer moeten komen. Het is heel belangrijk. De Belastingdienst en de positie daaromtrent kwamen ook toen ik eerder woordvoerder schulden en armoede was, vaak naar voren als een knelpunt. Ik hoop dat we op dit punt snel meters kunnen maken.
Ik kom op de Wet belastingen op milieugrondslag, de wet over de belastingdruk voor openbare laadpalen. Laat ik vooraf zeggen dat ik buitengewoon verheugd ben met de uitvoering in een aparte wet. De heer Grashoff en ik hebben hier samen een motie voor ingediend. Ik heb altijd de wens om verder te gaan, maar ik ben heel blij dat die motie zo ruimhartig is uitgewerkt. Het was technisch best ingewikkeld. Ik vind het een mooi wetsvoorstel. Ik heb er nog wel twee vragen over. Er resteert een knelpunt voor mensen die thuis laden. Voor thuis laden geldt een ander, veel hoger elektriciteitstarief. Wij horen heel vaak van mensen die veel meer verstand hebben van de techniek dan wij, dat het heel goed mogelijk is om met een soort gesplitste meters ervoor te zorgen dat ook voor thuisladers het lage tarief gaat gelden. Ik geef toe dat het best complex is, maar het zou een vervolmaking zijn van één belastingtarief voor openbaar laden en thuis laden. Dat zou de nulemissie voor elektrische auto's ondersteunen. De Staatssecretaris is afhoudend, maar ik vraag hem: wat kan wel? Hij zegt dat hij het nu niet kan invoeren. Dat vind ik jammer. Zou hij toch eens wat serieuzer willen bekijken hoe het wel kan? De techniek schrijdt immers snel voort. Ik zou het zonde vinden als daar niets mee wordt gedaan.
Dat brengt mij bij de Wet Overige fiscale maatregelen. De Staatssecretaris neemt in dit kader een heel specifieke maatregel rondom de bedrijfsopvolgingsregeling, de BOR. Er wordt aan mij een vraag gesteld over deze afkorting. Meestal als ik een afkorting gebruik, krijg ik een vraag over de regeling, maar nu gebruik ik de volledige naam van de regeling en krijg ik een vraag over de afkorting. Zo ziet u maar hoe ingeburgerd de BOR is, voorzitter.
De voorzitter:
U moet de naam van de regeling iets langzamer uitspreken.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik zeg het nog een keer: bedrijfsopvolgingsregeling. Naar aanleiding van een uitspraak van de rechter wordt op dit punt een gat gedicht. Er zijn zorgen over de vraag of hiermee niet voor een heel grofmazig instrument wordt gekozen. Ik vraag de Staatssecretaris om hier in zijn beantwoording nog wat woorden aan te wijden. Nu zijn er ook mensen die zeggen dat het allemaal lang niet ver genoeg gaat en dat je juist voor een eerlijk gelijk speelveld wat fundamenteler naar de regeling zou moeten kijken. Ik ben daarvoor wat huiverig. Ik vind het namelijk heel belangrijk dat opvolging binnen de familie goed mogelijk blijft. Ik krijg soms echter voorbeelden die erop wijzen dat er wel een heel verschillend speelveld is ten opzichte van mensen die gewoon hun eigen bedrijf moeten starten. Ik zou de Staatssecretaris daarom willen vragen wat hij vindt van de kritiek dat er toch eens wat fundamenteler naar die regeling zou moeten worden gekeken. Wij konden daar de afgelopen week enkele opinieartikelen over lezen. Ik vind het een lastig dilemma, want ik denk dat je bedrijfsopvolging al heel snel ingewikkeld maakt. Ik denk dat niemand van ons dat wil, maar hoe zit de Staatssecretaris daarin? Is dat iets waar nog nader op gestudeerd moet worden? Of zegt de Staatssecretaris: dat is helemaal niet aan de orde?
Dat brengt mij bij de wet pensioen in eigen beheer. Alle partijen hebben vragen gesteld over de gehanteerde afkooppercentages. Sommigen vinden die te ruim. Sommigen zeggen juist: met deze percentages zal niemand er gebruik van maken. Laat ik bovenal zeggen dat ook ik vind dat het goed is dat wij straks eindelijk een streep kunnen zetten onder dit langlopende debat. Voor heel veel ondernemers is het onder water staande pensioenkapitaal echt een probleem. Ik sluit mij wel aan bij de vraag van mevrouw De Vries waarom hierbij geen hoog-laagconstructies mogelijk zijn. Ik vond dat een terechte vraag. De Staatssecretaris heeft in antwoord op vragen van heel veel fracties gezegd dat hij geen rekenvoorbeelden kan geven met betrekking tot de positie van de partner. Dat vind ik ingewikkeld en daarom zou ik hem willen vragen: kan dat nu echt niet? Kun je niet met een aantal rekenvoorbeelden iets van een illustratie geven? Zou de Staatssecretaris ook willen ingaan op de zorgen die de NOB, in reactie op de nota naar aanleiding van het verslag, heeft geuit over de uitvoering van deze regeling? Ik ben daar nieuwsgierig naar.
De Staatssecretaris stelt ook voor om het doorwerkvereiste voor het ouderdomspensioen te schrappen ten behoeve van de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Uit de sector begrijpen wij dat dit doorwerkvereiste nog wel blijft bestaan voor prepensioen. Men maakt zich zorgen dat hierdoor administratieve lasten ontstaan. Deels is er wel sprake van een doorwerkvereiste en deels niet. Is het niet mogelijk om, als je nu het doorwerkvereiste schrapt voor pensioenen, dat ook te doen voor prepensioenen? Ik weet niet of het verstandig is, maar dan heb je in ieder geval eenzelfde kader. Zouden daar grote nadelen aan zitten en zo ja, welke zouden dat dan zijn?
Ik heb ook nog vragen over wat heet het onbepaald elders verzekerd deel. Partijen zullen moeten uitsluiten dat een bv vanaf 1 januari 2017 nog gehouden is om het extern verzekerde deel van het pensioen aan te vullen met een in eigen beheer gehouden pensioen. Een en ander kan volgens de Staatssecretaris worden geregeld door het op 31 december 2016 elders verzekerde deel om te zetten. Hoe vaak komt deze constructie eigenlijk voor? De termijn van 31 december is natuurlijk wel echt kort dag. Is dat nu echt geen knellende termijn?
Dat brengt mij bij de wet inzake de uitwisseling van inlichtingen over rulings. Wij zijn daarover positief. Begrijp ik het goed dat wij nog steeds de gegevens uit bijvoorbeeld Duitsland niet ontvangen, terwijl wij wel gegevens uitwisselen met Duitsland? Ik ben er erg voor, maar het is wel gelijk oversteken. Hoe staat het daar nu mee?
Dan kom ik tot slot bij de wet inzake fiscale behandeling van rijksmonumenten en scholing. Laat ik het nog een keer zeggen: ik ben altijd bereid om te kijken naar regelingen als er sprake is van oneigenlijk gebruik of als wij misschien dingen ondersteunen die niet de bedoeling zijn. Dat is allemaal prima. Als het met een uitgavenregeling beter kan dan met een fiscale regeling, is dat ook prima. Daar valt allemaal over te praten. Als ik echter kijk naar de beantwoording van alle vragen die zijn gesteld, zowel over de monumenten als over de scholing, dan merk ik dat de toon van de bewindslieden een beetje is in de trant van: niet zo zeuren, wij gaan gewoon door. Welnu, wij zeuren wel. Wat ik uiteindelijk zie, onder de streep, is gewoon een ordinaire bezuiniging. Dat kan soms nodig zijn, maar dat is volgens mij de enige reden waarom dit wetsvoorstel is ingediend. Neem de monumenten. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van een onderzoek uit 2009. Ik heb over de interpretatie van dat onderzoek nog wel wat vragen. Ik vind dat er vrij selectief in dat onderzoek is geshopt. Het ligt al zeven jaar op de plank. Ik heb een heel concrete vraag gesteld: waarom is in 2010, in 2011, in 2012, in 2013, in 2014 en in 2015 niet besloten om iets te veranderen? Die vraag is niet beantwoord en ik wil daarop gewoon graag een antwoord. Ik maak mij gewoon echt zorgen, en niet alleen ik maar ook de Federatie Instandhouding Monumenten, Kunsten «92 en de Erfgoedvereniging Bond Heemschut. Zij noemen het een monumentale vergissing. Mooi gevonden, voorzitter. De Vereniging van Eigen Huis en de Vereniging Nederlandse Gemeenten waarschuwen voor verloederende monumenten in de steden en de dorpen, maar ook de restauratiesector zegt dat we hierdoor restauratie-expertise wegjagen die we nooit meer terugkrijgen.
Luisterend naar de collega's durf ik wel te zeggen dat er op dit moment nog maar twee mensen in Nederland enthousiast zijn over deze regeling. De ene is de Minister en de andere de Staatssecretaris. De heer Van Vliet naast mij laat mij weten dat hij ook voor deze regeling is. Dus ook de heer Van Vliet en dat maakt drie mensen, voorzitter! Nogmaals, een debat over een regeling hadden wij graag gevoerd, maar wij willen dat niet doen met het mes van een forse bezuiniging op de keel. Daarom nogmaals mijn voorstel: trek die wet gewoon in. Er is ook nauwelijks parlementair draagvlak voor de wet, tenzij het kabinet die met alleen de steun van de heer Van Vliet door het parlement wil jagen. Maar zoals hij net zelf al zei: hij heeft niet eens een senator. Het wordt dus buitengewoon ingewikkeld!
Los van het feit dat de richting mijn fractie niet aanstaat, zie ik ook allerlei bezwaren. Er wordt bijvoorbeeld zo zwaar bezuinigd dat heel veel mensen veel minder terug zullen zien van het onderhoud dat zij doen. En dat is nu eenmaal veel duurder bij een monument. Van dakpannen tot ramen: het kost allemaal meer geld. De Staatssecretaris zegt dat we klein onderhoud niet meer gaan vergoeden, maar je zult maar een dakgoot moeten vervangen die twee keer zo duur is bij een monument. Er wordt aan de bovenkant een drempel op gezet, want er komt een maximum van € 10.000 voor zaken die in aanmerking komen voor 25% subsidie. Je krijgt dus vaak een stuk minder en bovendien niets meer over onderhoud boven de € 10.000. Je wordt dan welhaast verplicht om het onderhoud op te knippen, iets wat vaak helemaal niet efficiënt is want dan moet je het over meerdere jaren spreiden. Het is zo'n moment waarop ik me zowaar thuis voel bij de zorgen van Hans Wiegel en dat gebeurt me niet elke dag.
De heer Groot zei al dat een hoofdargument is dat 80% van het geld naar 20% van de monumenten gaat. Dat is, met alle respect, echt onzin. Je hoeft geen wiskundige te zijn om te zien dat dat lariekoek is, want dat zegt helemaal niks. Het gaat daarbij namelijk steeds om andere grote monumenten, bijvoorbeeld de ombouw van een oud leegstaand ziekenhuis. Nogmaals, ik ga graag het gesprek aan over de inhoudelijke problemen met de regeling. Overigens zeggen alle monumentenorganisaties, ook in mijn gesprekken met hen, dat zij graag het gesprek aangaan met het kabinet als dingen anders kunnen of anders moeten, maar zij willen wel dat er wordt gestopt met deze kaalslag, deze monumentale vergissing.
Mijn fractie zal met een amendement komen, want misschien gaat deze wet wel niet van tafel. Ik hoop dat natuurlijk wel. Dat amendement regelt drie dingen. Om te beginnen wordt de monumentenaftrek gewoon in stand gehouden. Dat lijkt me voor de Minister van OCW goed nieuws, want die houdt dan zowaar nog wat uitgavengeld over voor de taakstellingen die zij nog moet opvangen. Ik denk aan de aangenomen motie over onderwijs en scholen. Wij gaan gewoon die hele monumentenaftrek dekken door de tabaksaccijns te verhogen. Dat lijkt me een goed alternatief, want de Staatssecretaris kent mijn fractie: wij proberen altijd onze voorstellen te dekken. Dat levert aan de uitgavenkant ruimte bij de Minister van OCW en die kan zij dan gebruiken voor andere problematieken en in ieder geval om het Bèta College in Zeeland op advies van de commissie-Balkenende het laatste stukje rijkssteun te geven van twee keer 10 miljoen. Ook daarom ontvang ik straks graag een reactie van de Minister van OCW.
Brief na brief schrijft het kabinet dat we meer moeten scholen en dat een leven lang leren de toekomst is. Dat is beleidsmatig best ingewikkeld, want als wetgever scholing ondersteunen is helemaal niet eenvoudig. Het kabinet komt met een subsidieregeling met vouchers. Die vouchers vind ik een uitstekende suggestie. Vooral doen! Ik maak daar ook in het verkiezingsprogramma van D66 met heel veel plezier geld voor vrij. Wat zeg ik? Dat doen we al. De aap komt natuurlijk uit de mouw als blijkt dat er tegelijkertijd een nog veel groter bedrag wordt bezuinigd op de scholingsaftrek. Waarom doen we gewoon niet allebei? Behoud de scholingsaftrek en creëer daarnaast de regeling waar de Minister van Onderwijs om vraagt. Dat lijkt me een uitstekende suggestie.
De Ministers Asscher en Bussemaker schreven in de Kamerbrief van 31 oktober 2014 dat er meer dan ooit behoefte is aan scholing en dat deze behoefte alleen maar zal toenemen. De Onderwijsraad zegt dat om voorbereid te zijn op een toekomst waarin iemand meerdere functies op de arbeidsmarkt vervult, burgers goed opgeleid moeten zijn en dat zij hun kennis en vaardigheden moeten blijven ontwikkelen. De Onderwijsraad wil het leren in alle levensfasen stimuleren. Nogmaals, het is prima om iets nieuws op te tuigen, maar het is toch raar om dat nieuwe dan direct vergezeld te laten gaan door een nog veel grotere taakstelling op scholing door de scholingsaftrek af te schaffen? Daar komt nog bij dat we nog helemaal niet weten hoe zo'n nieuwe uitgavenregeling eruit moet gaan zien. Dat is nog helemaal niet in detail bekend. We moeten dus maar afwachten en horen het in het voorjaar van 2017, waarschijnlijk net na de verkiezingen. Ik vind dat geen goed idee. Dat vind ik niet alleen een monumentale vergissing, maar ook vind ik dat het spookrijden tegen de lijn in die ook dit kabinet, volgens mijn fractie buitengewoon terecht, al jaren heeft, namelijk: meer investeren in scholen, meer investeren in een leven lang leren. Ik hoop echt dat het kabinet dit wetsvoorstel gewoon intrekt.
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat we naar de volgende spreker gaan, stel ik voor dat we even schorsen. Dan doen we na de schorsing de laatste vier sprekers. Ik wil een kwartier schorsen.
De vergadering wordt van 15.28 uur tot 15.45 uur geschorst.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Voordat ik begin over het Belastingplan 2017, wil ik een procedurele opmerking maken. We hebben vorige week dinsdag een paar honderd bladzijden nota naar aanleiding van het verslag gekregen. We worden overstelpt, elk jaar weer, met veel informatie en veel antwoorden. Ik vraag de Staatssecretaris om een selectie te maken. Wat is er echt nodig per 1 januari 2017 en welke zaken worden pas in 2018, 2019 en 2020 geïmplementeerd, zodat we daarvoor wat meer tijd kunnen nemen en onze controlerende taak als Kamer wat beter kunnen doen. Bijvoorbeeld het harmoniseren van de toeslagen en het belastingproces had ook in januari of februari behandeld kunnen worden in plaats van nu met stoom en kokend water.
De voorzitter:
Ik pak als voorzitter dit punt van orde op. Dan spreekt u ook mij en uw eigen commissie daarop aan. U moet dat punt ook herhalen in een procedurevergadering, want dit heeft te maken met planning. Als leden dit vinden – u hebt het gezegd, de heer Van Weyenberg heeft er iets over gezegd; die meende ook instemming te zien bij andere leden – dan moet je als commissie bespreken hoe je een volgende keer daarmee omgaat.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Het Belastingplan heeft meer weg van een fiscale onderhoudswet met een hoop technische wijzigingen. Budgettair gebeurt er niet zo veel, al zou je dat gezien de hoeveelheid papier niet zeggen. Het is het meest beleidsarme, inhoudsloze edoch dikste belastingplan ooit. Ik vind dat knap. Ook in 2017 zullen wij er maar weinig van merken in onze portemonnee. De Staatssecretaris strooit met een paar tientjes om de burgers zoet te houden, maar feitelijk past deze Staatssecretaris op de winkel en kijkt hij uit naar de verkiezingen. De algemene heffingskorting gaat met € 12 omhoog, de combinatiekorting met een tientje, de arbeidskorting met een tientje, de ouderenkorting met een tientje en zo krijgt iedereen een tientje van deze Staatssecretaris, een douceurtje. Wat dat betreft lijkt hij op de PvdA: voor een tientje mag je weer op de VVD stemmen in maart.
Het Belastingplan heeft dan ook een heel groot «ons ben zunig en geen cent te veel»-gehalte. Tientjes verdampen even snel als ze gekomen zijn. We lezen dat we door de verhoging van de zorgpremie, die hoger uitvalt dan verwacht, dat tientje nu alweer kwijt zijn. De verhoging van de pensioenpremie, zo lezen wij vandaag in het FD, gaat in 2017 ook erin hakken. Dan heb ik het niet eens over het feit dat pensioenfondsen aan de btw-heffing zijn onderworpen.
Nederland snakt naar koopkracht. Het besteedbaar inkomen staat al vanaf het begin van deze eeuw stil. De werkende bevolking wordt uitgeknepen als rijpe citroenen. Dat het nu wat beter gaat, is te danken aan de lage rente en de lage olieprijs, want dit kabinet heeft de belastingen alleen maar verhoogd. De belastingdruk ging van 36% in 2012 naar 38,2% in 2016 en stijgt verder naar 39,5% in 2021, dus de lastendruk is alleen maar hoger geworden voor de burgers.
De heer Groot (PvdA):
Vorig jaar hield de heer Van Dijck een vergelijkbaar verhaal dat de koopkrachtstijging en het 5 miljardpakket meteen naar allerlei dingen zou weglekken. Maar als we nu kijken naar de verwachte realisaties dit jaar, dan blijkt de koopkrachtstijging nog veel hoger uit te vallen dan in het 5 miljardpakket was voorzien. Werkenden gaan er dit jaar 3,9% op vooruit, gezinnen met kinderen zelfs 4%, alleenstaanden 2% en alleenverdieners 2,1%. De koopkrachtstijging blijkt nog groter te zijn. De economie zit in een positieve flow. Is de heer Van Dijk het met mij eens dat de koopkrachtstijging volgend jaar opnieuw groter kan blijken uit te pakken dan het zich nu laat aanzien? Is er voor het pessimisme dat hij op dit punt altijd uitstraalt eigenlijk gewoon geen reden?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dit is een bekende truc van deze coalitiepartner maar ook van het kabinet. Eerst kondigt het aan dat iets naar beneden gaat, om dan heel royaal te zeggen dat er iets bij komt, en dan gaat het iets minder naar beneden. De arbeidskorting bijvoorbeeld gaat met € 166 omhoog, maar feitelijk is dat maar € 120. De ouderenkorting gaat met € 215 omhoog, maar feitelijk maar met € 105. Dat heeft ook invloed op de koopkrachtplaatjes. Als je in het Belastingplan 2016 aankondigt dat iedereen er in 2017 € 500 bij krijgt, maar je dat vervolgens met € 100 verlaagt, dan kun je nog steeds zeggen: iedereen heeft er € 400 bijgekregen. Dat is de misleiding die plaatsvindt. Ik heb al gezegd dat iedereen er een tientje bij krijgt. Dat is een feit. Maar dat zijn kruimels. In het begin van deze kabinetsperiode is de belasting eerst met 15 miljard verhoogd, en vorig jaar heeft het kabinet 5 miljard teruggegeven. Per saldo heb je de belastingen nog steeds met 10 miljard verhoogd.
De heer Groot (PvdA):
Die verminderde verhoging van de arbeidskorting is verwerkt in de plaatjes. We zien nu dat de werkloosheid versneld daalt. Dat zou kunnen komen doordat de lonen extra aantrekken. De heer Van Dijck somt een paar risico's op, bijvoorbeeld dat de zorgpremie of de pensioenpremie iets omhooggaat, maar er zijn ook een heleboel positieve risico's. Ik acht de kans groter dat ex post volgend jaar de koopkrachtstijging niet lager gaat uitvallen dan nu gepresenteerd door het Centraal Planbureau, maar juist hoger. Is de heer Van Dijck het met mij eens dat we op dit punt eerder optimistisme dan pessimisme moeten hebben?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Maar wij bespreken het Belastingplan. Dat is wat het kabinet kan doen aan de koopkracht van burgers. Dat volgend jaar de loonstijging hoger is dan verwacht en de koopkracht daardoor beter uitvalt, is niet toe te schrijven aan het kabinet maar aan de economie en de bedrijven. Maar ik hoop met de heer Groot dat er volgend jaar wat meer koopkracht en ruimte in de portemonnee zit.
We zien de lange arm van Brussel doorklinken in dit Belastingplan, terwijl de Nederlandse soevereiniteit op belastinggebied stap voor stap wordt afgebroken volgens de bekende salamitactiek van Brussel. Ik roep de Staatssecretaris dan ook op om een grotere vuist richting Brussel te maken en ons zelfbeschikkingsrecht beter te verdedigen in de Ecofin-Raad. Jaar in, jaar uit worden er namelijk meer zaken van ons afgepakt. De fiscale eenheid moesten we dit jaar aanpassen. De Rotterdamse haven wordt aan de Vpb onderworpen, pensioenfondsen moeten nu opeens btw gaan betalen over de administratie en bouwterreinen in de btw moeten we anders definiëren. Ook gaan exportheffingen op afval niet meer door en moeten we de btw-vrijstelling voor de watersport aanpassen. Waar bemoeit Brussel zich mee? Ook dient de dividendbelasting voor niet-ingezetenen terug te worden gegeven en ga zo maar door. Dit zijn allemaal dingen die de Staatssecretaris liever niet zou doen, maar wel doet omdat het van Brussel moet. Ik heb begrepen dat wij juist soevereiniteit hebben in het belastingdomein, en dus zou belasting een nationale aangelegenheid moeten zijn. De Staatssecretaris moet zich daarvoor meer inzetten.
Overigens krijgen niet alleen de burgers maar ook de bedrijven een kruimel toegeworpen. De start-ups mogen zichzelf een minimumloon toekennen. Daar zijn we blij mee. De Vpb-grondslag wordt iets verbreed voor mkb-bedrijven. Ook dat is mooi. Daar moeten ze het dan mee doen. Met die twee kleine aanpassingen moeten we dan een jaar vooruit.
Dan het vestigingsklimaat. In de Prinsjesdagbrief zegt de Staatssecretaris dat het aantrekken en behouden van multinationals geen doel op zich is. Iets verderop lees ik echter dat deze categorie goed is voor 80% van onze export en 40% van onze banen. Ik zou dus iets minder nonchalant omspringen met deze grote multinationals. Het vestigingsklimaat is afhankelijk van meerdere factoren. Daar ben ik het helemaal mee eens, maar al deze factoren staan onder druk. De bereikbaarheid staat onder druk door de steeds langere files, de opleidingen staan onder druk – zo lezen we over een numerus fixus voor bètaopleidingen – de betrouwbaarheid van de overheid staat onder druk door alle loze beloftes, maar ook de fiscaliteit staat onder druk. De Vpb-tarieven staan onder druk. Als gevolg van de implementatie van BEPS-maatregelen en de ATAD door de OECD, is het belang van de Vpb alleen maar groter geworden. Het is bijna de enige knop waar nog aan gedraaid kan worden. Ierland zit op 12,5%, Zwitserland op 15%, het Verenigd Koninkrijk op 17% en België gaat naar 20%. En het kabinet komt niet verder dan het verlengen van de eerste schijf met € 50.000. Daar vang je geen bedrijven mee. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook om uitvoering te geven aan de motie-Neppérus om de budgettaire opbrengst van ATAD terug te sluizen naar de verlaging in de Vpb. Hoe staat het daarmee? Hoe groot is die opbrengst? Wanneer kunnen we dat verwachten?
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De heer Van Dijck heeft een mooi pleidooi over het vestigingsklimaat gehouden. Ik denk dat wij elkaar daarin kunnen vinden. Ik ben alleen wel benieuwd naar de voorstellen die de PVV gaat doen op dit punt. Volgens mij hebben we geen tegenbegroting van de PVV gezien. Met welke voorstellen komt de PVV bij dit Belastingplan?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Het is algemeen bekend dat de PVV voor belastingverlaging staat. Als we de belastingen verlagen, dan is dat goed voor het vestigingsklimaat, de economie, de consumptie en de binnenlandse bestedingen en dan viert iedereen feest. Wat ons betreft is belastingverlaging de eerste prioriteit. Het gaat dan niet zozeer om belastingverlagingen voor bedrijven als wel om belastingverlaging in de tweede schijf, want daar profiteren de bedrijven ook van. De motie-Neppérus om de ATAD terug te sluizen naar een lagere Vpb hebben echter we wel gesteund; daar zijn we dus wel voor.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dat is mooi. Nog dank voor de steun voor die motie van de VVD. Ik blijf alleen toch zitten met het volgende. De heer Van Dijck zegt dat hij vindt dat de Vpb omlaag moet, maar hij komt vervolgens niet met voorstellen. Hij zegt dat hij dat in de tweede schijf gaat doen, maar ik vraag me dan wel af: blijft het dan niet bij holle frasen bij de PVV?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat zijn keuzes. Wij vinden dat werken moet lonen. Wat ons betreft zijn dus eerst de werkenden aan de beurt. Ik heb er al een paar interrupties aan gewijd: iemand die net iets meer dan het minimumloon verdient, moet over elke € 1.000 90% aan belastingen inleveren bij de Staat. Voor bedrijven is dat niet het geval is; dat geldt voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Ik vind dat die mensen eerst aan de beurt zijn. Als we daarna nog geld over hebben, dan kan dat naar de bedrijven. Ik ben het er echter wel mee eens dat de ATAD-opbrengsten terug moeten in een lagere Vpb. Daarom hebben we die motie ook gesteund.
De heer Bashir (SP):
De heer Van Dijck is overal op tegen. Voor de duidelijkheid: ik ben ook niet blij met alle voorstellen van het kabinet, maar er zitten ook wel goede voorstellen tussen. Ik ben wel benieuwd wat dan de voorstellen van de PVV zijn. Afgelopen zondag heb ik de hele dag vrijgemaakt om het verkiezingsprogramma van de PVV te lezen en om mij voor te bereiden op dit debat. Ik was na twee minuten echter al klaar, want het bleek uit één A4-tje te bestaan. Dus waar zijn de goede voorstellen van de PVV dan?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik ben blij dat de heer Bashir de goede voorstellen van de PVV op dat A4-tje heeft gelezen. Dat is in ieder geval winst, want dan weet de heer Bashir ook wat de basis van onze voorstellen is, namelijk lagere belastingen in de tweede schijf. Nogmaals, wij vinden het asociaal dat 90% belasting wordt betaald door iemand die net iets meer verdient dan het wettelijk minimumloon. Wij kunnen dat niet verkopen. Wij vinden dat werken in Nederland moet lonen. Daarom heeft de PVV gekozen voor een belastingverlaging van 3 miljard in de tweede schijf. Die komt uit subsidies, maar daar kom ik zo nog op. Het gaat dan met name om de innovatiebox.
De heer Bashir (SP):
Ik zei niet dat ik de goede voorstellen van de PVV heb gelezen; ik zei dat ik me afvroeg waar die voorstellen zijn. De helft van het A4-tje bestond overigens uit lege ruimte. Er stonden kleine zinnetjes op met veel enters. Ik was dus echt binnen een paar minuten klaar. Ik was ook verbaasd. Waar is de PVV dan voor? Daar ben ik wel benieuwd naar. Waar kunnen we die voorstellen lezen? We weten nu waar de PVV tegen is, maar waar is zij voor?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Volgens mij staan er tien punten op dat A4'tje. Dat zijn allemaal voorstellen. Andere partijen kunnen daar een voorbeeld aan nemen. Ik denk dat het het best gelezen verkiezingsprogramma ooit is, want aan al die bladzijden die de partij van de heer Bashir presenteert, moet ik nog beginnen.
Werken moet lonen. Ik zie de posters van de VVD met «Werkend Nederland verdient belastingverlaging» en «Iedereen € 1.000 erbij» nog hangen, maar wat is daarvan terechtgekomen? Dat wil ik graag van de Staatssecretaris weten. De marginale druk in de inkomstenbelasting van iemand met € 21.000 ging van 25% naar 40%. Werkend Nederland is keihard gepakt, vooral aan de onderkant. Wie ging er dan wel op vooruit? Dat is de PvdA-achterban. Dat zijn de mensen die niet of nauwelijks werken of in ieder geval mensen onder het minimumloon. Met een uitkering ervaren zij zelfs een negatieve belastingdruk. Een alleenstaande bijstandsmoeder heeft een belastingdruk van -50%. Met alle toeslagen is haar besteedbaar inkomen anderhalf keer haar uitkering. Dat kan ik niet verkopen.
Het gevolg is dan ook dat in Nederland anno 2016 – maar ik zie de geactualiseerde cijfers tegemoet – een bijstandsmoeder netto meer overhoudt dan een kostwinner met een minimumloon. Een alleenstaande met een minimumloon heeft per maand € 200 meer te besteden dan een kostwinner met een modaal inkomen. Een koppel dat samen een modaal inkomen verdient, heeft per maand € 600 meer te besteden dan een kostwinner met hetzelfde salaris. Hoe eerlijk is dat? Dat zijn berekeningen van een jaar geleden. Tot slot: iemand met een minimumloon die met bloed, zweet en tranen weet op te klimmen tot een modaal inkomen, gaat er per jaar weliswaar bruto € 16.000 op vooruit, maar netto nog geen € 1.800. Bij een verschil van € 16.000 gaat zo iemand er dus netto € 150 per maand op vooruit. Vanaf het minimumloon mag je voor elke € 1.000 loonstijging 90% inleveren bij de Staatssecretaris. Hoezo «werken moet lonen», Staatssecretaris? Het enige dat loont, is niet werken. Te hard werken loont zeker niet. Kan de Staatssecretaris aangeven waar het fout is gegaan en waarom hij dit niet heeft hersteld?
Er werd ook gezegd: afspraak is afspraak. Tegen onze zin heeft het kabinet de hypotheekrenteaftrek afgebouwd. De opbrengst zou worden teruggesluisd via een verlenging van de derde schijf en een verlaging van het hoogste tarief. Dat was de afspraak. Waarom is dat niet gebeurd? Sterker nog: de derde schijf wordt nu met € 400 verkort en het tarief van 52% blijft ongewijzigd. Dat is tegen alle afspraken in. Wat zijn deze afspraken nog waard? Wie gelooft de Staatssecretaris nog als hij aankomt met hervormingen en aankondigt dat hij iets gaat doen, terwijl er uiteindelijk niets van terechtkomt?
Ik heb een gewetensvraag over nivelleren voor de Staatssecretaris. Vindt hij nivelleren ook een feest? Daar lijkt het namelijk wel op. De Staatssecretaris heeft nog net niet de spreekwoordelijke krentenbollen van Mark Rutte genivelleerd, maar voor de rest is alles genivelleerd. De heffingskortingen zijn genivelleerd. Iemand met twee keer modaal had in 2012 nog een belastingkorting van € 3.600. In vier jaar tijd is dat nu de helft, terwijl iemand met een minimumloon maar liefst € 5.500 mag aftrekken. Dat is € 3.000 meer dan in 2012. De algemene heffingskorting ging zelfs naar nul. De arbeidskorting werd verder genivelleerd. De ouderentoeslag werd afgeschaft. De ouderenkorting werd verder genivelleerd. Ouderen met een klein pensioentje krijgen sinds 2014 € 260 meer ouderenkorting dan de zogenaamd rijkere ouderen. Vanaf 2017 wordt zelfs de spaartaks genivelleerd. Alles wordt inkomensafhankelijk: de huurverhogingen, het kindgebonden budget, de eigen bijdrage, de zorgtoeslag, de kinderopvangtoeslag, de combinatiekorting. En nog is het niet genoeg. Alleen de accijnzen en de kinderbijslag zijn nog niet genivelleerd. Maar dat komt nog wel, ben ik bang.
Ik kom op innovatie. Ik sprak net al over de innovatiebox, en ik ben blij met de steun van de PvdA, die daar ook niets in ziet. De PvdA zag ook niks in de expatregeling, maar houdt er kennelijk toch aan vast. De innovatiebox bedroeg in 2010 360 miljoen en dat is in zes jaar tijd opgelopen tot 1,4 miljard. Er gaat 1,2 miljard naar de Wbso en 1 miljard naar het topsectorenbeleid. De Algemene Rekenkamer concludeert dat de doeltreffendheid en doelmatigheid van dit innovatiebeleid niet zijn vast te stellen. Men gooit dus 3, 4, 5, 6 miljard naar innovatie en men weet niet of het inderdaad iets oplevert. Onderzoek wees uit dat elke euro belastingvoordeel leidt tot 50 cent aan R&D-uitgaven.
We pompen miljarden aan innovatiesubsidies in de economie en hopen dat dat effect heeft, maar met die miljarden hadden we ook de belastingen kunnen verlagen. Hetzelfde geldt voor de expatregeling. Die kost 1 miljard, waarmee dikbetaalde expats worden gepaaid. Met dat geld konden we het eigen risico met € 100 verlagen, maar helaas: de PvdA predikt de verlaging van het eigen risico maar praktiseert het spekken van de beurs van expats. Waarom houdt de Staatssecretaris vast aan deze geldverspilling? Nog even ter informatie: in Duitsland, dat toch op nummer twee staat op de lijst van innovatiefste landen van Europa, wordt niets gedaan aan stimuleringsmaatregelen voor innovatie. Het kan dus wel.
Ik kom op het pensioen in eigen beheer. Vanaf 1 januari is ...
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik begin nu toch echt wel wat vraagtekens te zetten bij het totale verhaal van de PVV-woordvoerder, bij de consistentie daarvan. Hij begint met een mooi verhaal over het vestigingsklimaat. Ik denk: nou, dat gaat de goede kant op, ook met wat hij zegt over met name de multinationals, die zo veel werkgelegenheid opleveren. En dan gaat hij voorstellen om de innovatiebox, gewoon een lagere belasting voor bedrijven die aan innovatie doen, als eerste te schrappen. Dat is dan toch gewoon een belastingverhoging voor het bedrijfsleven dat voor die lagere belasting in aanmerking komt? Dat is een Vpb-verhoging.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Wij schrappen de innovatiebox, de Wbso-regeling, de topsectorenregeling en de expatregeling omdat die allemaal niet bewezen effectief zijn. We sluizen al dat geld terug voor een lagere inkomstenbelasting, een lager tarief in de tweede schijf. Ook daar profiteren de bedrijven van. Dat maakt arbeid namelijk weer iets goedkoper voor die bedrijven, waardoor ze ook meer winst overhouden. Met andere woorden: al die innovatiesubsidies en fiscale subsidies kunnen wat ons betreft worden geschrapt en het vrijkomende geld besteden we aan een lager tarief in de tweede schijf.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dat mag iedereen doen. Dat mag je vinden. Maar houd dan geen dierbare verhalen over het fiscale vestigingsklimaat, over de multinationals en over hoe belangrijk u het allemaal vindt voor de banen en de werkgelegenheid. Zeg daarover dan eerlijk: dat interesseert me eigenlijk niets, ik kies voor een andere weg. Prima, dat kan. De vergelijking met Duitsland is wel heel mager. Daar doen ze het inderdaad niet via de fiscaliteit, maar doen ze het via subsidies. Ik denk dus niet dat die vergelijking helemaal opgaat.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Wij geloven niet in fiscale subsidies, niet in innovatiesubsidies en niet in expatregelingen. Wij vinden dat elk bedrijf gewoon vanuit zichzelf moet innoveren. Dat doet elk bedrijf ook. Al die subsidies kosten miljarden. Ik zeg één ding: als we die subsidies zouden schrappen, zouden we de tarieven van de tweede schijf substantieel kunnen verlagen, waardoor werk wél loont. Dat laatste predikt u wel, maar daar komt niets van terecht.
Ik kom op het pensioen in eigen beheer. Vanaf 1 januari is het niet meer mogelijk om pensioen in eigen beheer op te bouwen. Met een superaantrekkelijke korting worden dga's nu verleid om hun pensioenpot snel af te kopen. Maar wat, zo vraag ik aan de Staatssecretaris, als er niet genoeg geld in de bv aanwezig is? Ook de NOB waarschuwt dat de Staatssecretaris zich rijk rekent: er zouden weleens heel veel bedrijven kunnen zijn die zich dat niet kunnen veroorloven doordat de liquiditeit het niet zou toelaten. Lopende pensioenpolissen bij verzekeraars die wel deel uitmaken van een pensioen in eigen beheer, moeten voor 1 januari worden teruggehaald naar de bv. Is dat wel realistisch? Is dat niet veel te kort dag? Gaat de Staatssecretaris deze termijn verlengen?
Ik kom op een andere omissie. Het is onduidelijk of er sprake is van een schenking bij de afkoop van een pensioen als de aandelen inmiddels zijn overgedragen aan de kinderen. Gaat de Staatssecretaris deze omissie corrigeren?
Tot slot: hoeveel loopt de schatkist eigenlijk mis aan belastinginkomsten door deze regeling? Eerst mag er 42 miljard, het verschil tussen de commerciële waardering en de fiscale waardering, worden afgestempeld en daarna mag het tegen een fikse korting worden afgekocht. Maar op mijn vraag hoeveel de schatkist op termijn misloopt, zegt de Staatssecretaris: daarop kan ik geen antwoord geven. Dat bevreemdt mij, want het lijkt erop dat hij belastinginkomsten uit de toekomst naar voren haalt en heel snel 2 miljard inboekt omdat dat gunstig is, maar dat hij zich niet realiseert dat we over een aantal jaren, als die pensioenen eigenlijk tot uitkering zouden zijn gekomen in een normaal, regulier traject, een hoop belasting mislopen. Ik zou graag willen weten hoeveel de staatskas er nu bij inschiet.
Over de scholingsaftrek en de monumentenaftrek is al veel gezegd. Het lijkt er dan ook op dat Minister Bussemaker hier wordt geofferd. Daarom is het waarschijnlijk ook een apart wetgevingstraject: nou, dit gaat toch niet lukken.
De heer Omtzigt (CDA):
Nee, dat hebben wíj zo afgesproken.
De heer Tony van Dijck (PVV):
O ja?
De heer Omtzigt (CDA):
Ja. Wat je er ook van vindt ...
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik vroeg me af waarom we dit in een apart wetgevingstraject doen, want het lijkt erop dat het dan ook makkelijk geschrapt kan worden. De rest kan dan door.
De heer Omtzigt (CDA):
Ja, dat is waar!
De heer Tony van Dijck (PVV):
En als ik de Kamer zo hoor, gaat dit wetgevingstraject waarschijnlijk niet door. Dan kan in ieder geval de rest wel door en hoeven we niet te veel te amenderen. Het is wat ons betreft gewoon een pure lastenverhoging voor mensen. Het is dan ook een ordinaire bezuiniging. Het schrappen van de scholingsaftrek levert 218 miljoen op. Hoog opgeleiden mogen straks zelf hun MBA-studie betalen, terwijl laag opgeleiden een voucher krijgen of zoiets, want heel erg duidelijk is het niet hoe het eruit komt te zien. En erg veel goede ervaringen met vouchers hebben we ook al niet, als ik Minister Asscher moet geloven met zijn structuurfondsen. Of dit werkt, of het effectief is en hoe het uitpakt, dat wil men niet weten. Het is in ieder geval nivellerend en dat voelt goed voor de PvdA.
Voor de monumentenaftrek geldt eigenlijk hetzelfde. Mensen konden het onderhoud van hun monument eerst nog aftrekken. Dat kan nu niet meer. Een kleine 30.000 mensen wonen in een monument, in de veronderstelling dat ze het onderhoud kunnen aftrekken. Deze groep heeft nu het nakijken. Voor de PVV is dit een ordinaire belastingverhoging van 150 miljoen, waarvan de gevolgen onduidelijk zijn.
Ik kom op de laadpalen; ook zoiets. Weer wordt het elektrisch rijden voorgetrokken boven de rest. Heel autorijdend Nederland moet bloeden voor de lachende grootverdieners die zich een Tesla kunnen veroorloven. De bijtelling is slechts 4% en men is vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting en bpm. Als klap op de vuurpijl wordt nu de energiebelasting verlaagd voor die mensen, met € 0,05 per kilowattuur. En natuurlijk geldt er geen opslag voor duurzame energie voor deze groep. Hoeveel fiscaal voordeel geniet de Teslarijder inmiddels ten opzichte van iemand met een gewone, modale Opel Kadett? Wat kost dit fiscaal instrumentalisme de schatkist aan gederfde belastinginkomsten? Kunnen wij daarvan een overzicht krijgen? Ik zou namelijk graag dit fiscaal instrumentalisme de nek omdraaien en voor iedereen de mrb willen verlagen. Wat zou het budgettair opleveren als we elektrisch rijden hetzelfde zouden behandelen als de rest? En met hoeveel kan de motorrijtuigenbelasting dan omlaag? Uiteindelijk is het namelijk de vraag hoe effectief al deze subsidies zijn. De Staatssecretaris constateerde eerder al, samen met de Algemene Rekenkamer, dat we 6 miljard aan subsidies hebben gegeven aan semi-elektrisch rijden. Ik hoor het hem nog zeggen in de Autoweek: «We hadden er nooit aan moeten beginnen. We hebben er 6 miljard euro in gestopt en er nul klimaateffect voor teruggekregen». Ik neem aan dat de Staatssecretaris zich niet twee keer aan diezelfde steen zal stoten om over een paar jaar te zeggen: we hadden er nooit aan moeten beginnen; die Tesla heeft ons miljarden gekost en nul effect gehad op het klimaat.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Vanwege de huidige problemen bij de Belastingdienst ben ik blij dat het belastingpakket dit jaar niet heel ingrijpend is. Over de meeste maatregelen ben ik positief, maar het waren er heel veel, dus ik heb nog genoeg kritische kanttekeningen voor 25 minuten.
Ons grootste bezwaar zit bij monumenten en scholing. De collega's zijn er al over begonnen. Hoe kun je een wetsvoorstel ter afschaffing voorleggen terwijl je gewoon geen nieuwe regeling hebt liggen? En dan zegt de Staatssecretaris ook nog: die komt in het voorjaar van 2017. Dan zit er een nieuw kabinet of is het huidige demissionair. Dat gaan we dus niet doen. We weten niet wie er dan onder zullen vallen, of de wenselijke soorten van scholing zullen worden gefaciliteerd, welke groepen in aanmerking zullen komen voor de vouchers en de compensatie van onderhoudskosten en welke groepen buiten de boot zullen vallen. Dat zijn essentiële vragen bij afschaffing van de regeling.
Inhoudelijk heb ik over deze wet de volgende vragen. Heeft de regering berekend wat de wetswijziging gemiddeld betekent per eigenaar van een monumentenwoning? Dan heb ik het over kosten die niet meer in aftrek komen en over waardedaling van de woningen. Is ook overwogen om alleen het onbedoeld gebruik te stuiten? Dat kan bijvoorbeeld door het ombouwen van een monumentenpand naar een woonhuis uit te sluiten van aftrek. In de nota wordt gesproken over onderhoudskosten voor woongenot die nu niet meer in aftrek komen. Maar hoe vaak komen dit soort kosten nu in aftrek? Ik neem aan dat de inspecteur deze kosten ook op dit moment bestrijdt, waarschijnlijk met succes. En anders kunnen we de huidige regeling toch aanpassen? De Minister meent dat de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaren niet wordt aangetast. Zij bepalen nog steeds welk onderhoud wanneer wordt uitgevoerd. Maar ondertussen kan de overheid middels de subsidie wel precies bepalen welk onderhoud wel en niet gesubsidieerd wordt. De aftrekpost was eenvoudig. Voor subsidie hebben mensen eerder een adviseur nodig. Subsidies willen nog weleens erg duur in de uitvoeringskosten uitpakken.
Door de drempel van € 2.000 van de overgangsregeling in de Sim komt 40% van de monumenteneigenaren met recht op de aftrekpost niet in aanmerking voor de nieuwe regeling. Is die drempel niet wat hoog? Klopt het dat de Sim maar in één provincie van Nederland – wel de belangrijkste, namelijk Overijssel – van toepassing is op monumentale woonhuizen? Anders beperkt de hele subsidieregeling zich tot monumentale molens, kastelen en watertorens. Volgens mij zijn de meeste monumenten oude panden in stadscentra of monumentale boerderijen. Kan de Minister aangeven hoeveel procent van de monumentale woonhuizen zich überhaupt kan kwalificeren voor de Sim? Wordt de Sim verruimd vóór de aftrekpost voor onderhoudskosten van monumenten wordt afgeschaft? Zo nee, dan hebben eigenaren van een monumentenpand toch helemaal geen alternatief? Voor het CDA is het kunnen lenen voor het onderhoud van je woning geen faciliteit. Dat is namelijk het stimuleren van schuld en het ontlopen van medeverantwoordelijkheid van de overheid voor het Nederlands cultureel erfgoed. Klopt het dat de subsidie alleen digitaal kan worden aangevraagd?
Kan de Minister schetsen wat het belangrijkste criterium wordt om voor een scholingsvoucher in aanmerking te komen? Ik vrees dat wederom de middeninkomens en mensen met een dure studie bij de scholingsvoucher buiten de boot zullen vallen. In de openbare briefing hoorden we dat mensen die nu hun studie aftrekken met het oog op het verkrijgen van werk, over het algemeen ook voor de vouchers in aanmerking komen. Daarnaast zijn de vouchers bedoeld voor een heel nieuwe groep, zoals mensen met een laag inkomen en werklozen die geen gebruik van de aftrek maken. Dat lijkt allemaal heel mooi, maar hoe kunnen beide voor de helft van het budget waar zijn?
Ik kom op het Belastingplan zelf. Bij de inkomensmaatregelen zien we dat tweeverdieners er opnieuw meer op vooruitgaan dan kostwinnersgezinnen. Het verschil is beperkter dan vorig jaar. Daarbovenop wordt rekening gehouden met gezinnen waarbij slechts één partner werkt omdat de andere partner chronisch ziek is. Dat is een heel kleine tegemoetkoming in het beeld dat mijn PVV-collega geschetst heeft, namelijk dat de eigen bijdrage voor de Wmo op modaal teruggebracht wordt van € 1.000 naar ongeveer € 100. Maar zoals we gezien hebben, heeft die groep überhaupt maar € 1.000 meer van de € 10.000 die ze extra verdienen. Is de Staatssecretaris bereid om met zijn collega van VWS te praten om deze verlaging ook van toepassing te laten zijn op de algemene voorziening in de Wmo en niet alleen op de specifieke voorzieningen?
Ik heb nog een aanvullende vraag over de belastingvergelijking. Bij de kostwinner met een kind onder de 12 heeft de Staatssecretaris ook de algemene heffingskorting van de partner meegenomen. Dat is raar, want bij andere bedragen zijn heffingskortingen van de partner niet meegenomen. Kan de Staatssecretaris het andere voorbeeld geven, namelijk wanneer de heffingskorting niet overgedragen wordt? Waarom is de te betalen belasting voor de uitkeringsgerechtigden niet van toepassing? € 35.000 inkomen is een hoge WIA-uitkering en geen bijstandsuitkering, dus voorbeeld 4 kan hij gewoon uitwerken. Kan hij die uitwerking geven in de complete tabel?
Bij de inkomensmaatregel zit ook het verhogen van de ouderenkorting. Ik ben blij dat de Staatssecretaris oog heeft voor de koopkracht van ouderen. Ik vraag me echter af hoeveel ouderen nu echt iets hebben aan deze verandering. In het overzicht dat door collega Bashir is aangevraagd, staat toch echt dat op alleen AOW-niveau een echtpaar een verzilveringsprobleem heeft van boven de € 1.000. Dat betekent in mijn beleving dat je met z'n tweeën € 5.000 pensioen moet hebben voordat je de heffingskorting kunt verzilveren als oudere. Hoeveel mensen kunnen hun hele ouderenkorting niet verzilveren? Op die vraag krijg ik graag een duidelijk antwoord, en misschien kan de Staatssecretaris hier wat aan doen.
Dan kom ik op de antiboxhopmaatregel, oftewel: de vermoorde beleggingsinstelling. Bij de invoering van het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen was de regering nog trots. Nederland voorkwam dat Nederlands vermogen in Luxemburg gestald werd om belasting te ontwijken. Nu worden de voordelen van het Vbi-regime afgeschaft. Wat is er precies veranderd? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van het aantal Vbi's waar naar zijn inschatting box 3-heffing wordt ontweken en van het vermogen dat daarmee gemoeid is? Stel dat er sprake is van belastingontwijking via box 3, is het dan niet erger dat de Staatssecretaris dat probeert op te lossen met een maatregel die dga's ertoe verleidt om kapitaal naar Luxemburg of naar Cyprus te brengen? Daar betaal je precies 10% winstbelasting; daar is het fictief rendement niet van toepassing; daar hoef je niet af te rekenen op de aanmerkelijk belang-claim en dan heb je wel minstens 10% Nederlandse Vpb bespaard. Graag een reactie.
De innovatieboxen worden wereldwijd gestroomlijnd en dus moet ook onze innovatiebox worden aangepast. Dat is een langlopend traject. De regering heeft de waarden die ten grondslag liggen aan de Nederlandse innovatiebox goed verdedigd. Een voorbeeld daarvan is de toegankelijkheid voor het mkb. Bij deze stroomlijning kiest de regering er ook voor om de innovatiebox te beperken. Kleine belastingplichtigen hebben nu met een S&O-verklaring, kwekersrecht of octrooi toegang tot de box, maar straks alleen nog met een S&O-verklaring. Er is één toegangspoort en dat is de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Mijn vraag is in hoeverre de Staatssecretaris dit een objectieve toets vindt, vanuit fiscaal oogpunt. Innovatieve ondernemers zijn straks voor de innovatiebox afhankelijk van de RVO-ambtenaren. Belastingadviseurs vertellen dat zij weleens uitvinders tegenkomen met mooie uitvindingen of prachtige technische ontwikkelingen, met veel octrooien op zak, maar dat de RVO-ambtenaar deze niet begrijpt en de S&O-verklaring afwijst.
Ik dacht dat dit een incident was, maar het blijkt heel veel geld te besparen om de innovatiebox te beperken tot ondernemers met een S&O-verklaring. Mijn vraag is of al die goede innovaties wel een S&O-verklaring krijgen. Het is cruciaal om te weten dat de Staatssecretaris alle andere toegangspoorten tot de innovatiebox sluit. Ik zeg bij voorbaat dat ik geen genoegen neem met een antwoord dat naar de Minister van EZ verwijst. Heeft de Staatssecretaris in beeld voor welke innovaties wel octrooien zijn afgegeven, terwijl er geen S&O-verklaring voor te krijgen is?
Daar komt nog een inhoudelijk punt bij. Bij de S&O-verklaring is geen inhoudelijk oordeel van de rechter mogelijk. Ik vind het vreemd dat de Staatssecretaris geantwoord heeft dat bij de bestuursrechter een integrale afweging plaatsvindt. Belastingplichtigen kunnen namelijk wel in bezwaar en beroep bij de bestuursrechter, maar die bekijkt alleen of de procedure goed gevolgd is en of de ambtenaar tot dat oordeel mocht komen. Dat is heel anders bij de fiscale rechter, die in de schoenen van de ambtenaar gaat staan en zelf uitspraak doet of een verklaring afgegeven had moeten worden.
Mijn laatste vraag over de innovatiebox is of medicijnfabrikanten opnieuw voor de innovatiebox kwalificeren als zij hun patent vernieuwen.
Ik ben positief over het verlengen van de tariefschijf van 20% in de Vpb. De Staatssecretaris heeft al laten weten – ik verwijs hierbij naar de inbreng van collega Van Weyenberg – dat hij met een derde nota van wijziging komt om te repareren dat ib-ondernemers met een huurhuis de huur in mindering op de winst kunnen brengen. Dat lijkt inderdaad dubbelop, maar vanwaar die haast om het al over het huidige jaar te doen? Wat is de reden voor dat plotselinge inzicht en die nota van wijziging?
Dan een paar overige opmerkingen over het Belastingplan. Ik zou willen dat we het eens niet over mineralogische procedés hoefden te hebben, maar dat blijkt nog niet helemaal goed te gaan. De Belastingdienst lijkt de gasvrijstelling nogal restrictief uit te leggen. Dat leidt ook tot onderbenutting van het grote budget voor de vrijstelling. Waarom geldt de vrijstelling voor mineralogische procedés niet voor complementair elektragebruik, net als bij metallurgische procedés? Hoe groot is de overdekking bij de huidige uitleg van de vrijstelling? De bedoeling van de Kamer was duidelijk: een level playing field met de ons omringende landen. Dat lijkt op dit punt niet het geval te zijn.
Ik kom bij de oplossing van de Bbz-problemen (Bijstand voor zelfstandigen), waarover de heer Groot al is begonnen. Dat hoeft niet te gebeuren met een wetswijziging maar met een besluit. Onze fractie zou dat conceptbesluit graag naar de Kamer gestuurd zien. Het gaat om de leenbijstand die omgezet wordt en de problemen met de toeslagen.
De CDA-fractie heeft in het verslag één vraag en drie concrete casussen over het nieuwe huwelijksvermogensrecht voorgelegd. Als het initiatiefwetsvoorstel van een aantal collega's wordt aangenomen in de Eerste Kamer, is dit de allerlaatste kans voor mensen die willen trouwen om uitleg te krijgen over de fiscale gevolgen van het wetsvoorstel. De Staatssecretaris noemt wel alle vragen in de nota naar aanleiding van het verslag, maar er staan geen antwoorden onder. Kan ik die alsnog krijgen?
Verder vraag ik de Staatssecretaris in te gaan op de vragen van het Register Belastingadviseurs in zijn nader commentaar op het Belastingplanpakket en die van de NOB over pensioen in eigen beheer. Graag krijg ik niet alleen antwoord op de vragen maar ook een reactie op de kritiekpunten op de nota naar aanleiding van het verslag.
Ik kom bij de OFM (Overige fiscale maatregelen). Meestal zijn dat alleen technische maatregelen, maar dit jaar zitten er ook belangrijke onderwerpen bij. Zo wordt er iets gewijzigd aan de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, maar het overgangsrecht wordt niet aangepast. Dat leidt tot het soort stroomschema's dat ik hier bij me heb: u moet in dit jaar nog wat extra schenken om volgend jaar optimaal gebruik te kunnen maken van de verhoogde vrijstelling. Dat had echt simpeler gekund. Kan de Staatssecretaris dat bij de nota van wijziging voor de tweede helft van dit plan alsjeblieft wijzigen, zodat er een vaste vrijstelling van € 100.000 is en alle verhoogde vrijstellingen daarop gewoon in mindering gebracht worden? Als iemand ooit € 30.000 schonk toen de vrijstelling tijdelijk € 45.000 was, dan zou de vrijstelling € 100.000 min € 30.000 moeten zijn, dus € 70.000. Zo begrijpt iedereen waarmee we bezig zijn.
De Staatssecretaris heeft met terugwerkende kracht een arrest van de Hoge Raad herroepen. Dan is bekend waarover we het hebben, namelijk de BOR; mevrouw De Vries begon er al over. De Hoge Raad oordeelde dat op een indirect belang van minder dan 5% dat als ondernemingsvermogen gekwalificeerd moet worden, de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing is. Nu bepaalt de Staatssecretaris dat die niet van toepassing is. Beide conclusies hebben mijns inziens negatieve gevolgen. We willen niet dat kleine belangen eerder voor de BOR kwalificeren dan belangen groter dan 5%, maar ook niet dat kleine belangen daar nooit voor kwalificeren, al is het maar vanwege problemen met de oorlogskas of het goed beheerde vermogen van ondernemers. Ik denk ook aan boeren die samenwerken in een onderneming en daardoor allemaal minder dan 5% belang hebben. Waarom heeft de Staatssecretaris er niet voor gekozen om kleine belangen te laten kwalificeren als zij ook als ondernemingsvermogen gekwalificeerd moeten worden, voor zover het ook daadwerkelijk om ondernemingsvermogen gaat? Dat is eerlijk, want dan worden belangen van meer of minder dan 5% gelijk behandeld. Ik overweeg op dit punt een amendement in te dienen. Ik heb begrepen dat dit 20 miljoen kost.
Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom hij in de memorie van toelichting een budgettair nadeel vanwege de BOR raamt van enkele tientallen miljoenen en de toerekeningsregel waarover ik het net had al 20 miljoen kost? Het is namelijk opvallend dat er volgens de nota steeds meer voordeel komt voor een holding met een aandelenbelang onder de 5%. De Staatssecretaris lijkt dan ook te vergeten dat er eerst een onderneming gedreven moet worden voordat je aan vermogensetiketteringsregels toekomt. Daarom vraag ik hem om een duidelijke uitleg van de raming en voorbeelden van casussen die onder de regeling gaan vallen. Mevrouw De Vries vroeg ook al hoe vaak het voorgekomen is. Of de voorbeelden op de praktijk gebaseerd zijn of fictief zijn, maakt mij niet uit. Ik wil kunnen beoordelen of er sprake is van onbedoeld gebruik of misbruik, of niet.
Ik maak me ook zorgen over de gevolgen van de maatregelen, want ik hoor dat veel familiebedrijven met vrij veel beschikbaar ondernemingsvermogen en geen beleggingsvermogen voor de zekerheid er een bedrag voor op de bank houden in contanten. Daar moeten ze misschien binnenkort rente over gaan betalen, maar het scheelt 20% erfbelasting. Dat geld hadden ze anders gestopt in mkb-financiering of een tactisch belang in een leverancier.
De Staatssecretaris schrijft in de nota dat voor bijgekochte aandelen een nieuwe bezitstermijn gaat gelden. Kan de Staatssecretaris aangeven op grond van welke wettelijke bepaling dit geldt?
Ik ben zeer positief over het vervallen van de tijdsklemmen van vijftien en twintig jaar op de oude spaar- en beleggingshypotheken. De Staatssecretaris regelt dat je bij verhuizing kunt aflossen zonder fiscale boete in de inkomstenbelasting, ook al loopt je hypotheek nog geen twintig jaar. Die termijn was me al langer een doorn in het oog. Ik vraag mij dan ook af waarom de Staatssecretaris dat tijdschema überhaupt nog laat bestaan. Waarom kun je je hypotheek niet in tien jaar aflossen zonder ib-boete, door per jaar 10% extra af te lossen? Waarom kun je niet zonder ib-boete met geld uit box 3 je hele hypotheek aflossen als je rentevrije periode afloopt? Ik denk dat het mooi zou zijn als de overheid het aflossen van schulden zo veel mogelijk stimuleerde. Ik overweeg om op dit punt een amendement in te dienen.
Ik kom op de nota van wijziging over auto's. Ik zou graag de voorbeelden ontvangen waarom ik heb gevraagd en die betrekking hebben op de Peugeot en de Mitsubishi Outlander. Ik vraag de Staatssecretaris daarnaast om een fictieve uitvoeringstoets voor 2018 uit te voeren. Met deze nota van wijziging wordt het probleem immers wel even netjes twee jaar vooruit gedonderd, terwijl wat er in 2018 gaat gebeuren, nog weleens heel lastig zou kunnen zijn. Er zit ook nog één klein haakje aan, namelijk dat alle nieuwe CO2-metingen anders zijn dan de oude metingen. Op alle auto's zijn straks twee dingen van toepassing. Al die oude sjoemeldiesels mogen blijven rijden alsof er niet gesjoemeld is met de opgave. Op dat punt bevinden we ons ongeveer. Ah, nu wordt iedereen wakker! Hoe zit het nou met die nieuwe CO2-meting? Moet de CO2-uitstoot worden herberekend met de CO2-passwaarde of met de declared NEDC CO2 combined value? Als het herberekend zou moet worden volgens de eerste waarde, zou het voor elke auto apart berekend moeten worden. Dat lijkt mij echt veel werk. Dat zou de uitvoeringstoets toch niet doorstaan hebben?
Ik kom op de OFM. De regering probeert het weer: de champagnetaks wordt afgeschaft. De accijns op champagne gaat met meer dan € 150 omlaag. Vooral wijn, champagne en tussenproducten met veel alcohol profiteren van een enorme accijnsverlaging. Wij vinden dit onverstandig. Stroomlijnen kan, maar wij zouden er eerder voor kiezen om omhoog te gaan. Waarom zijn de alcoholaccijnzen eigenlijk niet geïndexeerd? Maar goed, ik snap er vandaag toch al niets meer van. De SP verlaagt de Vpb en de PvdA komt op voor voetballers met meer dan een half miljoen, dus deze kon er eigenlijk ook nog wel bij. Het is een mooi beeld: je staat met een fles champagne in je hand op je boot, met daarin je leaseauto.
De heer Bashir vraagt mij buiten de microfoon wat ik ga doen. Ik heb net een aantal amendementen aangekondigd. Dit zou zomaar een dekking kunnen zijn voor een van die amendementen.
Het pensioen in eigen beheer komt steeds dichterbij. We hebben er jarenlang vragen over gesteld en er debatten over gevoerd, maar het is nu in zicht. Er lijkt over een paar maanden een oplossing te zijn voor de dividendclaim van het pensioen in eigen beheer. De Staatssecretaris heeft een wetsvoorstel op tafel gelegd dat goed lijkt en mijn fractie heeft schriftelijk heel veel vragen gesteld over deze wet, want er zijn nog veel onduidelijkheden. Een aantal daarvan is beantwoord.
Heb ik nu goed begrepen dat alle dga's met een pensioen in eigen beheer voor 1 januari hun pensioen premievrij moeten maken, maar daarna rustig kunnen nadenken over afkopen? Ik meen namelijk niet dat iedere dga dit debat meekijkt. Misschien zou deze termijn dus iets langer moeten zijn.
Het belangrijkste punt – ik weet niet meer welke collega er net ook over begon – is nog steeds de positie van de partner. Die heeft vaak recht op ongeveer 60%. Dat is het ouderdoms- en nabestaandenpensioen samen. Die partner moet goed geïnformeerd worden en al dan niet gecompenseerd worden, en hij of zij moet kunnen meebeslissen. De antwoorden uit de nota naar aanleiding van het verslag helpen niet echt, want we weten nog steeds niet hoe die compensatie berekend moet worden. De Staatssecretaris beantwoordt die vraag niet, maar verwijst naar adviseurs. Maar die ervaren het juist als een groot knelpunt dat er geen handvat, geen richtlijn en zelfs geen voorbeeld gegeven wordt. Hoe moet je nu compensatie berekenen bij een casus die van zo veel factoren afhankelijk is, en die bovendien veelal onzeker zijn? Een van de belangrijkste factoren is immers dat je nu moet gaan berekenen wat een partner verloren heeft op het moment van een eventuele scheiding, terwijl je niet weet of die zich voor gaat doen en wanneer.
Als een adviseur geen handvatten heeft voor de wijze waarop hij die compensatie zou kunnen berekenen, is het maar de vraag of een handtekening van de partner op een formulier de positie van de partner voldoende waarborgt. Ik doe een dringend beroep op de Staatssecretaris om toch met wat voorbeelden te komen, want anders voorspel ik dat er in de toekomst een serie rechtszaken volgt tussen dga's en partners die claimen onvoldoende gecompenseerd te zijn. Kan goede compensatie voor de partner bijvoorbeeld bestaan uit voorwaardelijk vergoedingsrecht? Ik vond het een creatieve oplossing van de orde, alhoewel de partner dan een enorme premie krijgt voor scheiden. Dat is vanuit een ander oogpunt als CDA-Kamerlid ook geen goed idee. Het gaat hier niet om een keuze. Wij zien dit in ieder geval niet als een financiële keuze.
Ik heb nog een paar vragen over de technische uitwerking van deze wet. Als een dga zijn pensioen in eigen beheer wil voortzetten, hoe worden de aandelen in de pensioen-bv dan gewaardeerd in box 2? Als de in gemeenschap van goederen gehuwde partner van de dga overlijdt, dan zal immers in box moeten worden afgerekend. Is men meer inkomstenbelasting verschuldigd als het pensioen in eigen beheer is omgezet in een oudedagsverplichting? Hoe worden de aandelen gewaardeerd voor de erfbelasting bij voortzetting dan wel omzetting in een oudedagsverplichting?
Dga's die ten behoeve van risicospreiding een deel van het PEB bij een verzekeraar hebben ondergebracht, komen er niet goed uit bij dit wetsvoorstel. Ze hadden flexibiliteit, maar ze moeten nu door het wetsvoorstel en door een zeer lage rente kiezen tussen twee kwaden, namelijk het geld terughalen of het laten staan, tenminste als terughalen überhaupt lukt voor 1 januari. Daar moeten de verzekeraars immers wel aan mee willen werken. Heeft de Staatssecretaris overwogen om toe te staan dat de externe verzekering een dekkingspolis wordt in plaats van een pensioenpolis? Bij expiratie betaalt de verzekeraar altijd aan de bv die de pensioenverplichting heeft. De polis hoeft dan niet te worden stopgezet.
Hoe moet worden omgegaan met een dga die een premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid heeft? Kan de Staatssecretaris voor uit Nederland geëmigreerde dga's met een pensioen in eigen beheer die in Duitsland of België wonen, inzichtelijk maken wat de fiscale gevolgen in het woonland zijn als de dga ervoor kiest om de pensioenaanspraak af te stempelen en om te zetten in een oudedagsverplichting? Wat zijn de fiscale gevolgen van de jaarlijkse uitkeringen uit hoofde van de oudedagsverplichting? Kan compensatie voor het verlies van pensioenrechten van de partner gedurende het huwelijk in de huwelijkse voorwaarden worden opgenomen? Een precies antwoord op deze vragen kon ik in de nota niet vinden. Volgens mij is civielrechtelijk bepaald dat dit niet staande het huwelijk kan maar alleen bij het trouwen of bij een scheiding. Anders krijgen we straks de situatie dat de compensatie jaren later niet juridisch houdbaar blijkt te zijn. Niet iedereen heeft een onderneming op het moment van trouwen, zeg ik er maar even bij.
De antwoorden laten wel een beeld zien van een raming met heel veel geschatte variabelen. De 2,1 miljard is wel echt optimistisch. Worden we jaarlijks ervan op de hoogte gehouden hoe dit bedrag ook echt binnenkomt? Klopt het dat in de raming niet is meegenomen dat kleine pensioenen in eigen beheer eerder zullen worden afgekocht dan grote pensioenen? We hebben al de tijdelijke verlaging van box 2 et cetera gehad. Ik noem in dit kader ook het stamrecht, de afkoop en de levensloopregeling, alhoewel dat laatste onderwerp misschien wat pijnlijker is. Kan de Staatssecretaris aangeven – het hoeft niet tot op het miljoen nauwkeurig te zijn – wat er toen geschat werd dat het zou opleveren en wat het uiteindelijk heeft opgeleverd? Zit daar een relatie tussen?
Ik heb nog een paar vragen over de ATP-problematiek. Kan de Staatssecretaris erkennen dat zuivere DB-regelingen (defined benefit) bijna niet meer bestaan? Volgens mij lopen de deelnemers in een pensioenfonds altijd beleggingsrisico. Voor wie het eventueel niet gezien heeft: vele pensioenfondsen met DB-regelingen korten of indexeren niet. Die raming van 285 miljoen voor de btw-vrijstelling kan ik ook niet plaatsen. Kan bevestigd worden dat pensioenadministratie valt onder het begrip beheer? Ik sluit mij aan bij de voorliggende vraag: België doet het niet, Luxemburg doet het niet, maar jawel, Nederland heft het wel. Het was niet ons idee, maar met de nieuwe Pensioenrichtlijn kun je je pensioenfonds vrijelijk vestigen in België. Komt het feit dat we hier wel btw gaan heffen er niet op neer dat we export naar België op een bordje klaarleggen, want daar wordt geen btw geheven? Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat zijn collega Klijnsma de vragen over de IORP-richtlijndeal, die er al maanden liggen en precies over deze verhuizingen gaan, beantwoordt voor de tweede termijn? Die zaken hebben namelijk wel degelijk met elkaar te maken.
Ik kom bij de vereenvoudigingswet. Het is goed dat er ook dit jaar een vereenvoudigingswet is en dat daar ook een aantal maatregelen in zit. We hebben natuurlijk elk jaar weer een aantal maatregelen die de belastingen gewoon ingewikkelder maken. Voordat de Staatssecretaris moeilijk gaat kijken, zeg ik dat de tabel Bijzondere beloningen tijdens deze kabinetsperiode toch echt heel veel ingewikkelder is geworden om te verbergen dat het marginale tarief heel erg omhoog is gegaan. De belangrijkste maatregel uit deze wet is dat de invorderingsregeling van belasting en toeslagen wordt gestroomlijnd. Dat is een belangrijke maatregel, want voor belastingplichtigen is het niet uit te leggen dat er twee Belastingdiensten zijn waar je aparte betalingsregelingen bij kunt hebben. Ik wil echter niet dat er een ruimhartige regeling ontstaat waar wij later spijt van krijgen, vooral omdat lastig is in te schatten of deze maatregel uitvoerbaar is voor de Belastingdienst. Na de maatwerkregeling van 24 maanden wordt met de voorgestelde stroomlijning elke schuld kwijtgescholden. Wat bekent dit voor de mogelijkheid en de werkwijze van de Belastingdienst om een zo groot mogelijk deel van de materiële belastingschuld te innen? Als voorbeeld noem ik maar iemand die fors met de kinderopvangtoeslag gefraudeerd heeft. Dat kunnen forse bedragen zijn, die je niet altijd binnen 24 maanden terugkrijgt. Als dat opzettelijk is gebeurd en je bent binnen 24 maanden ervan af, doe je iets links en iets kwetsbaars.
Fijn dat we duurzaam rijden gaan stimuleren met laadpalen. Kom niet aan de laadpalen, hoor ik mijn linker buurman zeggen. Ik vraag mij alleen af – en misschien dat mijn buurman dat begrijpt – wie deze fiscale premie krijgt. Is dat de elektrische rijder, omdat hij een lage prijs betaalt? Is het de gemeente, die vaak infrastructuur onrendabel aanbiedt? Of is het Tesla, die het sowieso gratis wilde doen? Is onderzocht welke negatieve effecten deze belastingkorting kan hebben? Gaan wij concreet straks meemaken dat iedere eigenaar van een Tesla een eigen laadpaal voor zijn deur neerzet, want daar kan hij een laag tarief op krijgen? Gaat hij daar dan niet alleen de auto mee opladen, maar ook zijn grasmaaier laten draaien en als hij zin heeft zijn wasmachine of de warmtepomp eveneens? Hij hoeft immers maar de helft voor zijn elektriciteit te betalen. Gaat de Staatssecretaris controleren of de warmtepomp ook aan de laadpaal hangt? Je kunt daar immers voor de helft van de prijs je hele huis mee verwarmen. Dit land is echt meesterlijk op het gebied van creativiteit met belastingen en de Belastingdienst kent veel meer voorbeelden dan ik ken. Dat zou betekenen dat de stroom die de wasmachine van de Teslabezitter gebruikt de helft kost van de stroom die de wasmachine van de bijstandsmoeder gebruikt. Nu snapt de heer Grashoff mij in één keer. Dat is zeker niet de bedoeling, daar ben ik van overtuigd. Maar hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat het niet gaat gebeuren?
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik had het net al aan de heer Van Dijck willen vragen: weet u hoeveel types elektrische auto op dit moment in Nederland worden verkocht? Die Tesla komt steeds voorbij als het neusje van de zalm. Het is altijd flauw om dit soort vragen te stellen als een soort raadseltje, dus ik zal het zeggen: het gaat om elf verschillende types, in een prijsklasse van een kleine € 30.000 nieuwwaarde, dus heel gangbaar, tot en met die dure Tesla. Is de heer Omtzigt het met mij eens dat het hele verhaal dat nu voorligt met betrekking tot de laadpalen over publieke laadpalen gaat? Het voorbeeld dat hij noemt, doet dus volgens mij helemaal niet ter zake.
De heer Omtzigt (CDA):
Het gaat om publieke laadpalen. Ik ben heel benieuwd hoe die worden afgebakend, als zo'n publieke laadpaal in de publieke ruimte op twee meter voor je eigen voortuin staat, waar de private ruimte begint. Ik meen dat oprecht. Wij kennen de inventiviteit van de mensen en ik wil het gewoon zien. Ik ben overigens bekend met al die auto's. Ze zijn allemaal wat duurder. Ik ben niet principieel tegen, maar ik heb weleens principieel moeite gehad met de hoeveelheid subsidie die naar elektrische auto's is gegaan. Ik snap best waarom deze maatregel wordt genomen, maar het is wel zaak om bij het Belastingplan even goed te checken of de maatregelen die worden voorgesteld, houdbaar zijn. Ik heb dat zojuist in 25 minuten met snellezen gedaan. Als wij dat goed doen, checken wij dat. Ik ben gewoon benieuwd wat de Staatssecretaris gaat antwoorden.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Natuurlijk is het goed om bij elke maatregel te bezien hoe fraudegevoelig en misbruikgevoelig deze is. In die zin wil ik de vragen van de heer Omtzigt aan de Staatssecretaris ook wel beklemtonen. Wij hebben graag een regeling die niet binnen een paar jaar weer wordt onderuitgehaald door allerlei zaken. Mij verbaast echter wel een klein beetje de selectiviteit die de heer Omtzigt nu aan de dag legt. Ik kan nog wel honderden andere fiscale regelingen aanhalen waarvan je je kunt afvragen of er daarbij sprake is van een zekere fraudegevoeligheid. Laten wij het eens hebben over monumentenaftrek of dat soort zaken. Daarbij stelt de heer Omtzigt die vragen niet. Ik heb toch het gevoel dat er een zekere vooringenomenheid is ten opzichte van deze duurzame maatregel.
De heer Omtzigt (CDA):
Wellicht is het snellezen wat te snel gegaan, maar laat ik nu net over de monumentenaftrek de vraag hebben gesteld of het niet logisch is om de voorwaarden aan te passen. Ons werden voorbeelden voorgehouden van grote monumenten die eerst werden opgeknapt en dan even snel in appartementen werden verdeeld. Om dat oneigenlijke gebruik tegen te gaan zouden wij de voorwaarden van de belastingaftrek moeten aanpassen. Precies die vraag heb ik gesteld, maar kennelijk ben ik niet overtuigend genoeg geweest. De vraag is, waarom een en ander niet in de huidige regeling kan worden aangepast, zonder over te gaan tot een subsidieregeling. Ik wil wel toelichten waarom ik moeite had met een subsidieregeling. Over het algemeen lijken die dingen naar 30% uitvoeringskosten te gaan. De heer Van Weyenberg knikt. Helaas is dat ook een beetje gebeurd met de subsidie voor elektrische apparaten die vorig jaar van u nog met stoom en kokend water in het Belastingplan moest. Er zit gewoon 30% à 40% dead weight loss aan administratiekosten op. Daar is de regeling niet voor bedoeld.
De heer Groot (PvdA):
Natuurlijk is het terecht om vragen te stellen bij die laadpaalinfrastructuur, maar wij hebben in dit land nog maar heel weinig laadpalen. Het is zaak dat er meer komen. In zo'n stadium lijkt mij een stimulans op zijn plek. Wat de elektrische auto's betreft weet de heer Omtzigt ook dat wij paal en perk hebben gesteld aan de fiscale subsidies voor plug-inhybrides. Dat feest dateerde uit de vorige kabinetsperiode. Wij hebben daar wel degelijk een einde aan gemaakt. Ik sluit even aan op de vraag van de heer Grashoff. Als je de doelmatigheid van regelingen wilt bekijken, zou je ook naar de bedrijfsopvolgingsregeling kunnen kijken. Steunt de heer Omtzigt de oproep die de heer Van Weyenberg heeft gedaan om de doelmatigheid van de bedrijfsopvolgingsregeling te onderzoeken, waarbij je bijvoorbeeld kunt bekijken of je die niet meer kunt toespitsen op de continuïteit van ondernemingen? Dan kom je bijvoorbeeld uit op terugbetalingsregelingen in plaats van vrijstellingen voor 1 miljoen en 83% voor de volgende 19 miljoen. Steunt de heer Omtzigt zo'n heroverweging van de bedrijfsopvolgingsregeling? Ik kan mij voorstellen dat je dan op het punt van doelmatigheid meer meters maakt dan met die paar laadpalen die in totaal een paar miljoen kosten en die bedoeld zijn om een nieuwe technologie te verspreiden.
De heer Omtzigt (CDA):
Het antwoord bestaat uit meerdere delen. Het nulprocenttarief op de bedrijfsopvolgingsregeling van nul tot 1 miljoen is te danken aan een amendement van de PvdA, de voorganger van de heer Groot, namelijk de heer Tang. Anders was er nooit een nulprocenttarief voor de eerste 1 miljoen geweest. Als de heer Groot dat nu wil afschaffen, dan neem ik daar nota van.
Op dit moment moet je de onderneming vijf jaar doorzetten om er überhaupt gebruik van te maken. Als de PvdA aanleiding heeft om te denken dat er bepaald oneigenlijk gebruik is, dan hoor ik dat graag. Ik ben altijd bereid om te bekijken hoe dat moet.
Ik kom bij de elektrische auto's. Was dat maar een kwestie van een paar miljoen. De Staatssecretaris heeft weleens 6 miljard genoemd. Op elektrische auto's hebben we ongeveer 1 miljard aan subsidies gehad. Vooral voor de plug-inhybrides is dat volledig weggegooid geld geweest. Ik bestrijd ten enenmale dat dit een klein dossier zou zijn. Ik zou er zelfs voorstander van zijn om de bijtelling te verhogen van 4 naar 11% voor de volledig elektrische auto. Dan hoeft hij nog de helft minder belasting te betalen dan een niet-elektrische auto. Dan blijft er nog een forse stimulans, waar ik helemaal voor ben. Maar als wij straks elektrische auto's in de categorie € 30.000–€ 40.000 krijgen, dan krijgen de leaserijders weer een elektrische auto die inderdaad € 50 aan bijtelling per maand kost. Dan weet ik precies wat er gebeurt, heel precies. Iedereen zal hier dan moord en brand schreeuwen. Als u dan moord en brand schreeuwt, dan waarschuw ik u hier en nu en mag u het amendement steunen. Ik wil het amendement indienen om de accijnzen in de grensregio en ook in de rest van Nederland wat omlaag te laten gaan. Als u een andere bestemming hebt, is dat prima en zal ik er ook naar kijken. Maar dit is echt het volgende probleem in wording waarvoor u gewaarschuwd bent.
De heer Groot (PvdA):
Toen ik het over een paar miljoen had, had ik het over de laadpalen en niet over de elektrische auto's. Dat budgettaire beslag is groter, maar overigens beperkt, want het loopt nog niet storm met het aantal volledig elektrische auto's. Wij hebben tegelijkertijd een evaluatieregeling afgesproken. De heer Omtzigt was daarbij en hij was er ook blij mee. Het kan met de elektrische auto's niet zo ver uit de hand lopen als met de plug-inhybrides. Ik ben wel blij dat de heer Omtzigt blijkbaar bereid is om mee te kijken naar de effectiviteit van de bedrijfsopvolgingsregeling. Dat is winst, waarvan akte.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben nog steeds benieuwd naar de voorbeelden voordat dit de hoogste prioriteit heeft om de regeling door te lichten. Misschien denkt u dat we er wat aan kunnen doen. Er is inderdaad een evaluatieregeling, maar ik merk op dat de PvdA niet alleen heeft gestemd tegen mijn amendement bij de autobrief om de bijtelling van 4% naar 11% te verhogen, maar zelfs tegen het amendement om een noodremprocedure in de weg te zetten die de Staatssecretaris de mogelijkheid geeft om het bijtellingspercentage onmiddellijk te verhogen, als alles uit de hand loopt. Jawel, het had zelfs het «oordeel Kamer» van de Staatssecretaris. Als het gewoon gevolgd was, dan had het amendement het gehaald. Dat had er in ieder geval voor gezorgd dat er een noodrem was als het echt uit de hand zou lopen. Zo zuinig zijn wij hier dus niet geweest met subsidies voor elektrische auto's.
De heer Groot (PvdA):
Die evaluatie zat volgens mij ook al in de wet ingebakken. De Staatssecretaris vond zo'n aparte noodremprocedure overbodig. Het was weliswaar oordeel Kamer, maar het voegde ook weinig toe.
De heer Omtzigt (CDA):
Het was oordeel Kamer. Als de Staatssecretaris oordeel Kamer geeft op een amendement van mijn hand, moet hij het wel echt nodig hebben. Zelfs toen wees de PvdA het af. Ik kan de heer Groot verzekeren dat ik het amendement opnieuw zal indienen, nu hij hier zo over praat. Want dit gaat de orde worden. Er komen een paar elektrische auto's die in een keer een heel hoge vlucht gaan nemen in het leasesegment. Dan willen we toch niet weer met zijn allen gaan zeggen: ja, maar dat hadden we niet bedoeld. Ik zal de heer Groot dus een reparatiemogelijkheid bieden. Ik weet dat de PvdA uit politieke overwegingen die overgang van 4% naar 11% nu niet steunt. Ergens snap ik dat wel en ergens is het ook wel consequent, want dat is nu zo afgesproken. Maar ik ga nu bieden, want ook de heer Groot wil niet dat dit echt misgaat. Echt niet!
De heer Van Weyenberg (D66):
Laten we het debat over de plug-ins niet overdoen. Ik geef de heer Omtzigt op één punt absoluut gelijk: die plug-ins werden veel minder elektrisch gereden dan de bedoeling was. Daarmee ben ik het volstrekt eens. Er is echter een verschil. Ik zou de heer Omtzigt willen vragen om dat even mee te nemen, want anders zouden mensen hier de indruk kunnen krijgen dat er allemaal rampen met elektrische auto's gebeuren. Als die nulemissie-auto's een vlucht gaan nemen – deden ze dat maar, zo zeg ik tegen de heer Omtzigt – kun je je natuurlijk op een gegeven moment afvragen of we dat nog fiscaal moeten stimuleren in dezelfde mate als nu. Zeker is echter dat die dingen dan nul emissies uitstoten. Geen uitstoot betekent geen fijnstof. Dat zijn 100% elektrische auto's. Dat is anders dan bij de plug-ins. Ik snap het punt van de heer Omtzigt nog steeds, maar ik weeg de dingen anders. Het relevante verschil tussen plug-ins en volledig elektrisch is dat volledig elektrische auto's per definitie volledig elektrisch rijden. Daar kun je geen druppel benzine meer in stoppen.
De heer Omtzigt (CDA):
Je kunt er hooguit nog wat kolenstroom in stoppen, maar qua fijnstof in de stad doen elektrische auto's echt wel wat. Dat was precies de reden waarom wij de bijtelling naar 11% zouden willen verlagen. Dat is nog steeds maar de helft van normale auto's. Wij zien dus echt wel in dat je hiervoor subsidie geeft, maar anders dan een aantal partijen denken wij niet: hoe groener, hoe beter. Wij vinden het onverstandig om auto's die relatief groen zijn, bijna gratis te maken. Dat leidt namelijk weer tot een soort jojo-effect. Breng deze auto's gewoon onder de 11%. Dat gaat u over een jaar toch zelf wel doen. Zorg er dan voor dat die overgang naar elektrisch rustig verloopt, want die overgang is wel degelijk zinnig.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben blij met die laatste opmerking van de heer Omtzigt. Ik vind echter dat het moeizaam gaat en er dus een impuls nodig is. Ik ben het met hem eens dat zo'n impuls altijd eindig is. De noodzaak stopt als straks iedereen elektrisch rijdt. Ik prijs de dag dat dat gebeurt, maar we zijn er nog heel ver van verwijderd. Tot dat moment zegt in ieder geval D66: zet daar vol op in. Eerlijk gezegd hoop ik dat de angst van de heer Omtzigt voor een explosie van dit soort auto's in het leasesegment bewaarheid wordt, want op dit moment zijn we daar – zowel in de lease als particulier – helaas nog heel ver van verwijderd.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik blijf erbij dat je hiervoor beter een pad kunt uitstippelen dat duurzaam is voor een periode van vier of vijf jaar en dat je niet met noodremmen moet werken. Ik kan me nog herinneren dat de groene lobby moord en brand schreeuwde toen wij ervoor pleitten om de bijtelling naar 7% te verhogen. Dan zou er volgens deze lobby geen auto meer verkocht worden. Dat gebeurde wel. Ze reden overigens nog steeds niet elektrisch. Denk aan een verstandig percentage. Mensen € 50 netto per maand laten betalen voor een royale middenklasser, dat kan echt niet. Daar kan iemand met een bijstandsuitkering zijn vierdehands Opel Kadett niet van rijden. Laten we heel eerlijk zijn in die verhoudingen. Daar kun je zelfs de oudste, meest aftandse auto's niet van rijden, als je wegenbelasting moet betalen, er een heel klein beetje benzine in moet stoppen en je autoverzekering moet betalen. De verhouding is dus weg, maar dat wil niet zeggen dat we het niet wat willen stimuleren.
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar de heer Grashoff.
De heer Omtzigt (CDA):
Nou, ik heb nog een heel klein stukje tekst, voorzitter, over het allerlaatste wetsvoorstelletje. Ik werd gestopt door die laadpalen; eindelijk kwamen er wat interrupties! Dat voorstel gaat over de uitwisseling van de ruling. Ik vraag mij het volgende af. De Europese Commissie heeft voor het onderzoek naar de Nederlandse rulingpraktijk de Nederlandse rulings opgevraagd. Ik weet niet of zij alle rulings heeft opgevraagd, maar in ieder geval wel heel veel. Is er ook meteen een database aangelegd van deze rulings? Die hadden wij in Nederland nog altijd niet. Dat zou het uitwisselen van bestaande rulings wel vergemakkelijken. In de nota miste ik het antwoord op de vraag wat er gebeurt als de Belastingdienst per ongeluk verkeerde informatie uitwisselt. Herstelt de Belastingdienst dit dan zelf? Wat kan een belastingplichtige doen als hij vragen krijgt van een buitenlandse fiscus op grond van foutief uitgewisselde informatie? Hoe kan hij zich verdedigen? Ik ga ervan uit dat dit niet vaak zal voorkomen, maar het is wel van belang om hierover vooraf nagedacht te hebben. Ik deel de vragen van mijn collega over Duitsland: dat land lijkt totaal niet uit te wisselen. Misschien kan de Staatssecretaris nog even aangeven hoe de uitwisseling met EU-landen de afgelopen maanden is verlopen. Dan kunnen we zien of andere landen die in theorie graag Nederlandse rulings willen inzien, ook wel eens eigen rulings laten inzien.
Op een aantal punten sluit ik me aan bij andere collega's. Ten aanzien van de afvalstoffenheffingen zou ik me natuurlijk bij de heer Dijkgraaf hebben aangesloten, maar aangezien hij er niet is, sluit ik me aan bij andere collega's. Die nul procent heffing kan echt heel nare exportgevolgen hebben voor verbrandingsovens in Nederland.
Wat de Fiscale vereenvoudigingswet en de sterke positie van de Belastingdienst betreft: was dat nou wel nodig?
Ik wil de vraag van Bashir ondersteunen: kan de openbaarheid van de belastingrechtspraak nu eens goed geregeld worden? De Staatssecretaris zou dan kunnen beginnen bij het openbaar maken van alle fiscale rechtspraak. Die is dan geanonimiseerd. Op dit moment komt niet elke fiscale uitspraak terecht op Rechtspraak.nl. Dat betekent dat de Belastingdienst wel de beschikking heeft over alle uitspraken, maar de belastingplichtige die wordt vervolgd niet. Dan kan de Belastingdienst selectief ergens in gaan shoppen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. De inkomensongelijkheid in Nederland is de afgelopen jaren toegenomen, ook onder het kabinet-Rutte II. De cumulatieve koopkrachtcijfers van het CPB lieten dat gewoon onomstotelijk zien. Dat is een feit. Je kunt dat ontduiken door heel hard te gaan blaffen en te roepen dat er geen jota klopt van die cijfers, zoals Onze Minister van Financiën deed. Je kunt het ook ontwijken door te zeggen «ja, het is wel zo, maar het ligt niet aan het kabinetsbeleid», zoals premier Rutte deed. Ik heb het de heer Nijboer en vandaag de heer Groot ook zien doen. Ten slotte kun je ook de boodschapper aanvallen op allerlei dingen die misschien niet goed of anders dan in het verleden zijn gedaan. Het vervelende is dat het aan het blote feit allemaal niets verandert; het is gewoon zo. Dan is de vervolgvraag of je er iets aan zou willen doen met elkaar.
Als dit nu het eerste, enige en unieke signaal was de afgelopen jaren, dan zou je kunnen zeggen: kloppen die cumulatieve koopkrachtcijfers van het CPB wel? Laten we vaststellen dat het Centraal Planbureau ook in maart van dit jaar bij de middellange termijnprognoses onderbouwd heeft aangegeven dat de inkomensongelijkheid de afgelopen jaren is toegenomen en overigens bij ongewijzigd beleid ook blijft toenemen. Ook in 2014 heeft de WRR een onderzoek gedaan en ook dat onderzoek toonde aan dat inkomensverschillen in Nederland groter worden. Daar zaten de cijfers over 2015 en 2016 nog niet in, maar ik kan er vergif op innemen dat als de WRR voor 2015 en 2016 het onderzoek overdoet, er geen andere conclusie uitkomt, zeker niet als je naar het jaar 2016 kijkt.
Hoe je het ook wendt of keert, de vraag komt gewoon terug: vind je dat je er iets aan moet doen? Het appel dat wij samen met de SP op de politiek en op progressieve partijen in het kabinet en in deze Kamer doen, is: laten we er iets aan doen. Moet je daar het complete inkomensgebouw voor op zijn kop zetten? Moet je daar gekkigheid voor uithalen? Nee, helemaal niet. In het amendement dat ik samen met de heer Bashir heb ingediend, gaat het eigenlijk om een vrij bescheiden ingreep. 2,4 miljard lijkt een heleboel, maar zo idioot veel is het ook niet. Door datgene wat vorig jaar in het Belastingplan kwam, namelijk een verhoging en een verlenging in de derde schijf, terug te draaien inclusief het effect op de afbouw van de heffingskorting, komt er 2,4 miljard beschikbaar als je dat inderdaad in een algemene heffingskorting stopt, in de hoogte van de algemene heffingskorting. Op die manier kun je het gewoon alleszins behoorlijk rechttrekken. Dat lijkt zo logisch als je uitgaat van het motto «eerlijk delen» en van de uitgangspunten die ik ook herken in de achtereenvolgende verkiezingsprogramma's van de Partij van de Arbeid, die altijd zo erg lijken op die van GroenLinks. En ik ben dan zo verbaasd over de reacties die ik daarop krijg. Ik doe dus nogmaals een appel: lees het amendement nog eens goed, kijk nog eens goed naar de effecten --ik ben graag bereid om mee te denken of wat die effecten dan precies zijn – en ga met ons mee zodat we ervoor kunnen zorgen dat we Nederland op dit punt een beetje recht doen. Ik wil het kabinet graag helpen om de belofte over eerlijk delen een klein beetje waar te maken.
De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Grashoff kiest expliciet voor nivelleren. Dat is een keuze. Ik begrijp echter niet dat je van mensen die gaan werken in dit plan zo'n offer vraagt, ook niet vanuit de gedachte van «eerlijk delen». En ik vind het ook weer niet zo sociaal om van mensen met een baan 800 miljoen aan hogere belastingen te vragen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik ben wel blij dat de heer Van Weyenberg die vraag stelt, want dan komen we tenminste een beetje in de richting van wat dit voorstel nu echt doet. Als je bekijkt wat de effecten hiervan zijn, dan zie je dat iedereen tot modaal erop vooruitgaat. Mensen met een uitkering gaan er het meeste op vooruit, maar het werkt door tot mensen met een modaal inkomen; daar ligt ongeveer het omslagpunt. Ook degenen die eerder in dit debat hebben gezegd bezorgd te zijn over de hoge marginale belastingdruk, waar met name de laagste inkomensgroep van werkenden mee te maken hebben, zouden door dit amendement dus een stukje van het vraagstuk opgelost zien. Het wordt hier niet door vergroot.
Het is ook niet zo dat je door dit wetsvoorstel het gat tussen werkenden en mensen met een uitkering in euro's kleiner maakt. Je sluit het terug naar de algemene heffingskorting en die is voor iedereen hetzelfde. Het telt ook voor mensen met lagere inkomens en werkenden gewoon even hard door totdat je in de afbouw terechtkomt.
Het effect is heel eenvoudig: de mensen met de laagste inkomens en de niet-werkenden gaan er ongeveer € 250 per jaar op vooruit. Je moet ons daar niet aan ophangen, want het is nogal moeilijk voor ons om dit heel precies uit te rekenen. Mensen met een inkomen rond de € 40.000 zouden ongeveer € 6 per maand extra aan belasting gaan betalen. Dit wordt inderdaad betaald door mensen met relatief hogere inkomens. Het gaat dan om mensen met een inkomen van € 70.000 tot € 80.000 en hoger. Voor die groep ontstaat inderdaad een stevige belastingverhoging van ongeveer € 1.200 per jaar. Dat is heel klip-en-klaar het effect van wat wij voorstellen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik waardeer het dat de heer Grashoff daar gewoon eerlijk over is. Omdat je die afbouw hebt, stijgt de marginale druk natuurlijk ook in het traject tot het modale inkomen. Ik wil dat ook graag van de Staatssecretaris weten. Het is misschien raar om dat in mijn interruptie te doen, maar volgens mij stijgt die marginale druk gewoon. Dat is een bewuste keuze van de heer Grashoff. Niet als mensen de stap naar werk zetten, stijgt de marginale druk; die stijgt vanaf het moment dat zij gaan werken, als zij een beetje promotie maken of een uur meer gaan werken. Dat lijkt mij onvermijdelijk gegeven de bewuste politieke keuze die de heer Grafhoff op dat punt maakt.
Maar dan nog heb ik twee vragen. Ten eerste vind ik het nogal wat om mensen met een inkomen van € 40.000 – dat is net boven modaal – al zwaarder te gaan belasten. Mijn vraag aan de heer Grashoff is: dat zijn toch geen rijke mensen? Ten tweede wil ik de heer Grashoff nogmaals vragen of het klopt dat werkenden per saldo in totaliteit 800 miljoen meer belasting gaan betalen. Het lijkt mij goed om dat ook in dit debat nog even expliciet te wisselen. Dat is ongeveer het bedrag dat uit onze berekeningen naar voren kwam. De heer Grashoff gaf eerder aan dat hij ook dacht dat het om dit bedrag ging. Ik neem aan dat hij nog steeds ongeveer van die aanname uitgaat.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Dat klopt wel ongeveer, hoewel ook daarvoor geldt dat het lastig is om het heel precies uit te rekenen. Je moet het ongeveer als volgt zien. Je verschuift 2,4 miljard. Ongeveer 800 miljoen daarvan verschuift dan van werkenden naar niet-werkenden en ongeveer 1,8 miljard of 1,6 miljard verschuift dan van hoger betaalde werkenden naar lager betaalde werkenden. Ook daar zit dus een herverdelingsaspect. Het is dus niet alleen een herverdeling tussen werkenden en niet-werkenden, maar ook tussen werkenden met een hoger salaris en werkenden met een lager salaris. Dat is inderdaad een uiting van een visie op inkomensverdeling die wat egalitairder is dan het kabinetsbeleid tot nu toe.
Ter aanvulling van het antwoord aan de heer Van Weyenberg merk ik op dat dit het effect is van sec één maatregel. Zodra we kijken naar andere vraagstukken die wij ook willen oplossen, bijvoorbeeld sterker belasten van milieu en terugschuiven van de opbrengst daarvan naar verlaging van de kosten van arbeid, dus naar de arbeidskorting – daarvoor hebben wij een amendement ingediend over de energiebelasting voor grootverbruikers – zien we dat we wat dat betreft niet erg van mening verschillen met D66. Natuurlijk zouden wij ook willen dat de lasten over de hele linie worden verschoven van arbeid naar milieuvervuiling en vermogen. Dat moet dan worden gezien in de samenhang van een aantal maatregelen. Ik denk dat de heer Van Weyenberg dat niet met mij oneens is. Hij heeft net als wij een amendement ingediend – of wil een amendement indienen – over de energiebelasting voor grootverbruikers. Ik ben buitengewoon geïnteresseerd in dat amendement van D66. Het zou zomaar kunnen – dat ligt zelfs enigszins voor de hand – dat wij dat zullen steunen. Misschien kan dat omgekeerd ook.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik steun van harte de vergroening en daarmee het verlagen van de lasten op arbeid. Het amendement van de heer Grashoff over vergroening is per saldo zelfs een beetje in het voordeel van werkenden, want ook de niet-werkenden gaan wellicht meebetalen aan sommige van die belastingen. Per saldo resulteert het palet van de heer Grashoff echter gewoon in een forse verzwaring van de macrolasten voor alle werkenden. Op dat punt maken wij een andere keuze. Gelet op de maatvoering die ik tot nu toe heb gezien, denk ik dat we elkaar op dat punt niet vinden, maar de heer Grashoff heeft helemaal gelijk op het punt van het meer belasten van vervuiling en het minder belasten van arbeid: op dat punt vinden wij elkaar inderdaad traditioneel. Ik denk dat dat ook geldt voor de wederzijdse amendementen die daarop betrekking hebben.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Het blijft natuurlijk altijd lastig om in zo'n discussie over afzonderlijke maatregelen te spreken over de optelsom van maatregelen, maar het is interessant wat er straks uit de doorrekening van de verkiezingsprogramma's komt. Ik kan u verzekeren dat al onze inspanningen erop zijn gericht om de lasten op arbeid overall naar beneden te brengen en om tegelijkertijd sterker te nivelleren. Wij denken dat dat kan en dat gaan wij ook aantonen met de doorrekening van ons verkiezingsprogramma.
Ik heb hier voldoende over gezegd. Als je dit wilt rechttrekken, kan dat gewoon. Daar hoeven we niet heel gekke dingen voor te doen. Het is niet zo dat mensen er ernstig door gedupeerd raken. Over het geheel genomen wordt het er gewoon eerlijker van.
Belastingontduiking en -ontwijking is een doorn in het oog van heel veel Nederlanders en is ondermijnend voor de solidariteit in onze samenleving. Niemand vindt belasting betalen leuk, hoewel ik mijzelf weleens heb aangesloten bij de «bond van blije belastingbetalers»; dat is een beetje flauw als je ook door de overheid betaald wordt. Eigenlijk is iedereen echter wel doordrongen van de noodzaak om onze collectieve voorzieningen in stand te houden, van onderwijs tot en met defensie, spoorwegen en Deltawerken. Iedereen snapt dat, maar je snapt het niet meer als de één geen of weinig belasting betaalt en de ander netjes het volle pond. Dat wringt niet een beetje; dat wringt heel erg. Natuurlijk zien we dat dit de afgelopen tijd op de agenda staat. Daar ben ik heel blij mee. Ik zie langzaam maar zeker ook een zekere verschuiving. Ik zou bijna zeggen dat we van deze VVD-staatssecretaris meer zien dan in het verleden van sommige bewindspersonen met een andere politieke kleur, van wie we meer zouden hebben kunnen verwachten. Dat neemt niet weg dat ik nog steeds betwijfel of dit echt de topprioriteit is van dit kabinet en ook van deze Staatssecretaris. Dan moet me toch ook van het hart dat je, als je dit echt wilt, geen gekke dingen moet gaat doen, al is het maar symbolisch, zoals beroep aantekenen als de Europese Commissie Starbucks aanwijst en zegt: jongens, dat gaan we dus niet meer doen. Ik vind dat nog steeds een heel rare beweging en ik vraag de Staatssecretaris nog eens om daar gewoon mee te stoppen. Het geld voor die processen kun je nuttiger besteden. De Staatssecretaris heeft nog wel een paar probleempjes op zijn bord liggen. Laat hem daar dan aandacht aan besteden. Mijn buurvrouw zegt dat de Staatssecretaris nog meer rechtszaken wil gaan voeren, maar dan weet ik niet precies wat zij wel weet.
Al jarenlang staan we toe dat heel rijke particulieren hun vermogen kunnen wegsluizen naar andere landen op een zodanige manier dat er geen belasting over wordt betaald. We nemen kleine stapjes, maar die teugels moeten veel strakker worden aangehaald. Heeft de Staatssecretaris al voorstellen en gedachtegangen over verdergaand beleid om hier echt paal en perk aan te stellen?
We staan bedrijven toe om onder de vlag van vrijstellingsregelingen die bedoeld zijn om geen dubbele belasting te betalen, zoals de deelnemingsvrijstelling, weinig tot geen belasting te betalen. Dit is de zogenaamde «double non-taxation», het dubbele niet-heffen. We staan bedrijven in de hele wereld toe om via in Nederland gevestigde lege brievenbusfirma's zo'n 4.000 miljard euro per jaar door Nederland te laten stromen. Daarmee veroorzaken we een enorme belastingontwijking, die overigens grotendeels niet Nederland treft maar allerlei andere landen, waaronder heel veel landen die die belastingcenten nog veel harder nodig hebben dan wij. Het is niet voor niks dat juist Nederland internationaal echt een slechte reputatie heeft opgebouwd op dit vlak. We moeten ons hiervoor schamen. En we moeten er snel wat aan doen.
De Staatssecretaris zet nu in op een internationale samenwerking in OESO-verband, het multilaterale instrument. Ik ben blij dat er in OESO-verband aan gewerkt wordt. Ik ben blij dat de Staatssecretaris daarmee aan de slag gaat. Maar de Staatssecretaris is nogal ernstig optimistisch. Hij schrijft aan ons: «Dit zogenoemde «multilaterale instrument» (MLI) pakt belastingontwijking via belastingverdragen, onder andere via brievenbus-bv's, op effectieve wijze aan. De «lege brievenbusfirma» zal naar verwachting uit het straatbeeld verdwijnen.» We hebben vervolgens ook een brief gekregen over het MLI. Die was er wel, maar kwam wel heel erg kort van tevoren. Ik vind dat echt zo kort van tevoren dat ik het moeilijk vind om daarop te reageren. Deze brief zal ongetwijfeld op een ander moment nog uitvoeriger aan bod komen, maar laat ik toch zeggen: uit wat de Staatssecretaris hier opschrijft, is het goede nieuws dat hij het er in elk geval blijkbaar erg mee eens is dat die lege brievenbus-bv's zo spoedig mogelijk uit het straatbeeld moeten verdwijnen. Zo duidelijk was hij naar mijn mening tot nu toe nog niet. Dat is dus winst.
Maar ik deel nog niet helemaal in het optimisme. Ik vraag me sterk af of dat gerechtvaardigd is. Ten eerste ligt er een nog niet afgeronde internationale afspraak, die nu weer doorschuift naar volgend voorjaar; eerder zou die al ongeveer voor het eind van het jaar klaar zijn. Ten tweede weten we dat dit soort processen meestal eerst drastisch wordt afgezwakt voordat er daadwerkelijk iets wordt overeengekomen. Is dat risico hier ook aanwezig?
Mijn zorgen worden verder versterkt door de passage in de brief waarin de Staatssecretaris zelf over het MLI schrijft: «De maatregelen die in de MLI worden opgenomen, zijn dus niet nieuw. De MLI betreft daarom vooral de implementatie van bestaand verdragsbeleid.» Maar juist met dat «bestaande verdragsbeleid» van Nederland tot op heden is het fenomeen van de brievenbus-bv's tot grote wasdom gekomen. Ik heb het gevoel dat het niet helemaal klopt als er dan wordt gezegd dat we dat voortzetten en dat we het eventjes oplossen met waar we multilateraal al mee bezig waren. Ik wil graag dat de Staatssecretaris wat nader duidt waaraan hij zijn optimisme verbindt. Uiteraard willen we natuurlijk ook die brief, die voor vandaag niet is gelukt, met spoed hebben. Daar zullen we dan op terugkomen.
Wat GroenLinks betreft hoeven we niet te wachten. Ik wil dus ook pleiten voor een stevige set van «substance»-eisen. Wat is substantie aan een bedrijf? In gewoon Nederlands lijkt het me dat er een reële economische activiteit zou moeten zijn. Er moet dus een vorm van productie zijn, van goederen en/of diensten, die in redelijke verhouding staat tot de omvang – lees: de omzet – van het bedrijf, voor zover dat in Nederland gevestigd is. Dat lijkt me niet gek. Het lijkt me nog best wel lastig om dat effe uit te werken in een concrete regeling, maar bepaald niet minder complex dan het hele gebeuren dat we in die ingewikkelde brief over het MLI lezen. Is dit nu niet gewoon uit te werken en in de wet vast te leggen, met een nette beroepsmogelijkheid? En kunnen we daar niet aan koppelen dat we elk bedrijf dat niet voldoet aan deze «substance»-eisen geen enkel fiscaal voordeel toestaan, inclusief de verdragsgerelateerde voordelen? Dan zijn we de lege brievenbus-bv's inderdaad snel kwijt. Dat zou grote winst zijn voor heel veel burgers in de wereld, maar ook voor Nederland. Nederland kan dan eindelijk afkomen van zijn slechte reputatie als groot doorgeefluik van belastingontwijkende bedrijven.
Ik kom op de innovatiebox. We honoreren tot een bedrag van 1,6 miljard aan aftrekposten op basis van nagenoeg niet-effectieve bestedingen. Dat kwam ook uit de evaluatie naar voren. Nu gaan we daar in OESO-verband iets aan doen. Dat is prima. Daarvoor is de prachtige nexusbreuk bedacht, maar die zegt nog altijd dat je die innovatiekosten eerst nog met een factor 1,3 mag vermenigvuldigen voordat ze gaan rekenen als aftrekpost. Is het nou zo dat die factor mág van de OESO, maar niet hoeft? En is de Staatssecretaris het met mij eens dat we er dan verstandig aan doen om die factor gewoon op 1,0 te stellen? Dat scheelt alweer een slok op een borrel.
In de huidige voorstellen wordt echt minimaal bespaard op de innovatiebox. Ik las volgens mij dat het rond de 160 miljoen is, en hier hoorde ik 145 miljoen. Dat is minder dan 10% van het totaal. Het lijkt er dus op dat de innovatiebox in de nieuwe aanpak nog steeds de ontwijkingsbox blijft. Of kan de Staatssecretaris ons garanderen dat er over de band van de S&O-tickets nu echt eens strak op wordt gehandhaafd dat sprake is van innovatie? Kan hij er dan ook een groter bedrag voor inboeken? Dat lijkt me dan eigenlijk wel een logische consequentie.
Er zijn nu aanvullende regels voor de renteaftrek, die ervoor zorgen dat met name private-equityfondsen minder excessieve schulden kunnen maken die ze vervolgens van de winst kunnen aftrekken. Dat is gebeurd op basis van de nota van de heren Groot en Nijboer. Wij hebben veel waardering voor dat initiatief; dat is hartstikke goed. Het is een stap in de goede richting. Dat wil ik hier ook graag vermelden.
Ik kom op de expatregeling. Voor slimme buitenlanders die een ruim boven modaal salaris hebben, heel goed zijn opgeleid en heel goed hun eigen belangen kunnen dienen, bestaat een riante regeling om de zware kant van hun bestaan wat te verlichten. Het gaat om 30% belastingvrij. De Rekenkamer heeft ernstige twijfels bij de onderbouwing van het percentage, het minimumbedrag en de effectiviteit. We hebben daar erg over nagedacht, maar we hebben eerlijk gezegd geen enkele geldige reden kunnen vinden voor het bestaan van deze faciliteit. Dat is toch vreemd. Het is een soort generieke regeling, die regelt dat mensen van buiten die hier komen werken, dat tegen een veel gunstiger tarief doen dan iemand die hier gewoon werkt. Die mensen profiteren hier echter ook van de snelwegen, de voorzieningen, het onderwijs, de gezondheidszorg enzovoorts. Dat blijft toch raar. Wat ons betreft mag die hele regeling dus vertrekken. Ik heb al eerder gezegd dat we eindelijk een keer een punt hebben waarop wij het met de PVV eens zijn. Het moet inderdaad niet gekker worden. Dit is echt een zeldzaamheid en dat moet het vooral blijven. Maar goed, wat ons betreft mag de expatregeling dus verdwijnen.
De heer Omtzigt (CDA):
Misschien moeten we even van plaats wisselen, dan kunnen jullie aan elkaar wennen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Wij zitten vaak genoeg naast elkaar, maar dat went toch slecht eigenlijk.
De heer Omtzigt (CDA):
Je probeert in de omhelzing van de PvdA te komen, hè? Desperate.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik ga nog iets doen om de heer Van Dijck tegen me in het harnas te jagen. Dat is het volgende. Ik ben medeondertekenaar van een amendement om de expatregeling in elk geval flink naar beneden te brengen. De credits voor dit amendement moeten naar de heer Dijkgraaf gaan. Ik ben een beetje jaloers, want ik vind dat ik dat amendement best had kunnen bedenken, maar hij was me voor. Het is een fantastisch amendement waarmee we het in elk geval af willen toppen op de balkenendenorm. Dat lijkt me wel het minste wat we kunnen doen. Ik denk dat dit gezien de eerdere uitspraken van sommige partijen, ook van coalitiepartijen, een reële kans op een meerderheid zou moeten maken in deze Kamer. Het restant, het grootste deel van het bedrag dat bij de expatregeling te verdienen valt, stoppen wij graag in het verlagen van het eigen risico in de zorg. Daartoe zullen we dan ook zelf een amendement indienen.
Ik kom op vergroening. Het vergroenen in de belastingen is niet echt de hobby van deze Staatssecretaris. Ik weet intussen wat hij dan gaat zeggen, namelijk dat we al koploper zijn op het gebied van groene belastingen en dat het niet meer effectief is als we dat nog verder oprekken. De Staatssecretaris kent mijn standaardreactie daarop, namelijk dat het blijkbaar dus niet zo effectief is wat we doen. Ik vraag dan altijd of we het niet effectiever kunnen maken en of we daar met elkaar over kunnen nadenken. Maar dan houdt het altijd op. En dat vind ik jammer, want ik heb deze Staatssecretaris heel hoog. Ik denk dat hij over de creativiteit beschikt, en anders wij samen wel, om te kijken naar echt effectieve vormen van belastingvergroening. Dat zou de mooiste samenwerking zijn tussen VVD en GroenLinks die denkbaar is. Mevrouw Schouten merkt op dat GroenLinks naar iedereen lonkt. Tja, straks moet ik nog over de eenverdieners beginnen, maar dat staat niet in mijn tekst. Ik kom wel bij een plan van D66, namelijk dat voor de laadpalen.
Wij zijn heel blij met het wetsvoorstel over de laadpalen, op basis van de motie van de heer Van Weyenberg en mijzelf van vorig jaar. Dat is een heel goede stap en het is netjes uitgewerkt. Een mooie volgende stap zou zijn om toch ook naar het thuisladen te kijken. Wij denken dat dit gewoon kan. Wij hebben daarom ons licht opgestoken bij bedrijven die dagelijks werken met het meten van elektriciteit. Die bevestigen ons dat het prima mogelijk moet zijn om te meten via een submeter. Als er risico zou zijn van misbruik kun je dat vrij eenvoudig begrenzen door een cap te zetten op het totale volume dat je afneemt. Dat zou je dan overigens wel in laagtarief willen hebben. Dat helpt wellicht ook om zelfs met een elektrische auto niet al te veel kilometers te maken. Is de Staatssecretaris bereid om hiernaar te kijken? We willen hem anders best helpen met een motie of amendement.
Ik kom bij de energiebelasting op grootverbruikers. Ik heb gelukkig al gehoord dat collega Van Weyenberg daar een voorstel voor deed. Wij hebben ook een voorstel. Dat komt er nog aan, want is nog niet helemaal klaar. Dat vind ik vervelend, want ik had het voorstel graag al helemaal klaar willen hebben. Wij willen de tarieven in de tweede en vierde schijf ophogen. Die suggestie hebben we vorig jaar bij het Belastingplan ook gedaan. Toen leek die eerst een beetje in de etalage te staan, maar daarna sprak de VVD daar een njet over uit. Zo heb ik dat tenminste altijd begrepen. Dat vind ik jammer. Wij willen namelijk niet potverteren; dat woord hoort er dan altijd bij. Wij willen het terugsluizen in de richting van de EIA-regeling – daarmee gaat het rechtstreeks terug naar vergroeningsinvesteringen in bedrijven – en anders naar de arbeidskorting. Met dat laatste komen we weer in de buurt van het verlagen van de kosten op arbeid. Ik zou me kunnen voorstellen dat een dergelijk voorstel met enige sympathie zou kunnen worden bejegend door de Staatssecretaris. Ik ben buitengewoon benieuwd wat hij ervan vindt.
Dan kom ik toe aan een klein technisch puntje: de hulpketels bij de stadsverwarming. Er zijn vragen over gesteld door een aantal fracties, waar ik heel blij mee was, maar in de antwoorden las ik een zeker onbegrip over wat de kern van het vraagstuk is. In de kern is het een heel klein vraagstuk. Het gaat niet om het fundamenteel herzien van de policy inzake duurzaamheid of duurzame warmte. Het gaat erom dat er bij warmtelevering sprake is van een basislast, die je makkelijk kunt verduurzamen door geothermie, restwarmte of biomassa te gebruiken. Dat is een slag die veel warmteleveringsbedrijven willen maken in Nederland. Je houdt over de levering via hulpketels voor de piekbelasting. Die is veel moeilijker te verduurzamen. Om die reden blijven die hulpketels op gas gestookt worden. Dan kun je nog steeds een ongelofelijke CO2-reductie bereiken – naar men zegt 80% tot 90% – maar onder sommige omstandigheden, met name bij het omzetten van de installatie naar biomassa, kan het gas voor die hulpketels plotseling in het veel hogere belastingtarief terechtkomen. Daardoor wordt de businesscase grotendeels onderuitgehaald, want die clubs moeten dan veel meer belasting gaan betalen. Dat gaat dus niet goed en dat is doodzonde.
Het lijkt een klein weeffoutje, want bij geothermie, ook duurzame warmte, mag de hulpketel wel in het degressieve tarief blijven. Als er sprake is van restwarmte mag dat ook, maar als er sprake is van biomassa, mag dat niet. Dat is echt een raar weeffoutje. Ik nodig de Staatssecretaris van harte uit om er nog even naar te kijken. Het is met een minimaal amendementje te regelen. Daar willen wij de Staatssecretaris van harte bij helpen. Het gaat om het toevoegen van twee woorden in de wet. Ik heb het amendement klaarliggen. Het is een kwart A4'tje, inclusief toelichting. Eigenlijk is het een zo apolitiek punt dat ik liever zou zien dat de Staatssecretaris dat even regelt met een minimale nota van wijziging. Dan zijn we ervan af. Dat bespaart hem een onderzoek dat vele malen duurder is, een heel lange discussie en een vertraging van de verduurzaming van de warmtelevering. Ik hoor hierop graag een reactie van de Staatssecretaris.
Tot slot kom ik nog even op de OCW-punten, monumentenzorg en scholing, hoewel ik aan het eind van de rit het gevoel heb te praten over een voorstel dat op sterven na dood is. Dat verbaast mij, want dat heb ik nog niet eerder meegemaakt. Het begon al met de bijdrage van de VVD. Ik wil er toch wat genuanceerds over zeggen. De fractie van GroenLinks vindt de twee voorstellen over monumentenzorg en scholing in zoverre sympathiek dat wij het ermee eens zijn dat deze uit de fiscale sfeer worden gehaald en in de subsidiesfeer worden gebracht. Al was het maar omdat een aftrekpost naar zijn aard betekent dat als je heel veel geld hebt, je heel veel af te trekken hebt. Dat leidt niet tot een eerlijke besteding van geld voor monumenten. Dat werkt ook een beetje in de hand dat dit minder effectief wordt besteed en dat een kleine groep deelnemers gebruikmaakt van het grootste deel van het geld.
Wij staan dus positief tegenover die beweging naar een systeem van vouchers of van subsidie, want dat is van dezelfde orde. Het kabinet heeft het zich wel maximaal moeilijk gemaakt door er een niet-onderbouwde bezuiniging aan op te hangen, waarvan de effecten ook niet inzichtelijk zijn. Over de monumenten zeggen wij: laat de Staatssecretaris in samenspraak met de Minister komen met een aanpassing van die regeling, die redelijke grenzen heeft. Die bovengrens is ook te krap. Niet elk pand hoeft voor € 40.000 geschilderd te worden. Zelfs dan zit je al snel aan die bovengrens, want die is te laag en de ondergrens is te hoog. Het percentage is niet goed. Als je dat allemaal een beetje bijschaaft, zou je volgens ons tot een reële regeling kunnen komen, maar dan moet je niet zo'n idiote bezuiniging inboeken, want dan lukt het niet meer. Ik kan me voorstellen dat dit oplosbaar is, maar ik laat dit graag over aan de Staatssecretaris en aan de Minister.
Voor de scholing is er iets meer tijd, omdat het daarvoor pas in 2018 zou ingaan. Eigenlijk ben ik het volledig eens met de heer Van Weyenberg: het is echt wel gek als wij dit probleem hebben met Leven Lang Leren, daarvoor met dit gaan beginnen, dus ruim 50% aan bezuinigingen gaan inboeken, en dan zeggen dat we een prachtige regeling gaan maken. Ik snap de redenering van het kabinet over de weinig effectieve besteding van deze scholingsaftrek wel. Dat is volgens mij een sterk punt, maar het is natuurlijk wel doodzonde dat er een zodanig open einde wordt gemaakt. Ik kan het huidige voorstel daarom niet steunen. Ik hoop van harte dat er heel heldere antwoorden komen, maar ik weet niet of dat genoeg zou zijn. Ik denk namelijk niet dat we er met de stem van de heer Van Vliet en die van GroenLinks komen. Wij van GroenLinks komen er vandaag best slecht van af, zonder de eenverdieners. Maar ik heb nu iedereen gehad. Dit gaat dus niet lukken. Ga ik vandaag toch nog geschokt weg. Ik wil het hierbij laten, voorzitter.
De heer Bashir (SP):
Ik ben verbaasd over een ander punt. De heer Grashoff was net verbaasd over mijn voorstel om de eerste schijf in de Vpb te verlagen in plaats van te verlengen. De heer Grashoff trok daarvoor met de rechtse partijen op tegen de SP. Ik heb hem hier echter helemaal niet over gehoord. Is GroenLinks nou voor de verlenging van de eerste schijf in de winstbelasting, wat het kabinet wil? Of gaat GroenLinks de SP steunen om de eerste schijf te verlagen in plaats van te verlengen, om zo de kleine ondernemers te stimuleren in plaats van de grote bedrijven en multinationals?
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voor alle helderheid: wij zijn totaal geen voorstander van de verlenging van die schijf. Ik wil best aan de heer Bashir tegemoetkomen door een amendement in te dienen waardoor dit wordt teruggebracht en waardoor de middelen die daardoor vrijkomen, op een zinvolle manier worden gebruikt, bijvoorbeeld voor de verlaging van de arbeidskosten. Ik wil dat heel graag doen en reken daarbij op de steun van de SP.
De heer Bashir (SP):
Dat was geen antwoord op mijn vraag. U kunt zich niet onthouden van stemmen; u moet voor- of tegenstemmen. Er komt straks een amendement van de SP dat voorstelt om de eerste schijf van de winstbelasting niet te verlengen, maar om deze te verlagen. Als de heer Grashoff tegen het voorstel van de SP stemt, stemt hij dus vóór het kabinetsvoorstel voor de verlenging van de eerste schijf. Daarmee stimuleert hij niet de kleine bedrijven tot € 200.000, maar de bedrijven die daarboven zitten.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. En nu doe ik het ook echt: ik dien een amendement in om de verlenging van die schijf terug te draaien en voor een nuttige besteding van de middelen. Ik zal het amendement van de SP niet steunen, want wij zijn noch voor een tariefverlenging noch voor een tariefsverlaging, ook niet voor het eerste deel. Wij zien daarin geen zinvolle of effectieve manier van omgaan met de lastenverdeling tussen bedrijven en arbeid. Het standpunt van de SP ...
Voorzitter, ik hoor de heer Bashir nu echt iets onzinnigs zeggen. Ik heb gezegd waar ik tegen ben. Ik heb zelfs gezegd dat ik een amendement hiervoor zal indienen. Uiteindelijk rest de vraag of je een belastingplan als geheel wilt steunen, of niet. Daarin zitten altijd wel dingen die je zelf ook vindt en dingen waar je tegen bent. Ik weet het nog niet; het hangt af van het totale debat. Maar ik kan me voorstellen dat zelfs de SP niet a priori tegen het hele Belastingplan zal willen stemmen als dat ene amendement van haar niet wordt aangenomen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik spreek ook namens de SGP. Ik wil ook even melden dat het amendement dat zonet is rondgedeeld, niet namens mij is ingediend. Wat mij opvalt, is dat het ook niet door de SP is ingediend. Dit was toch het amendement waarover we bij de Financiële Beschouwingen nog wat discussie kregen, omdat er twee keer een dekking voor was gebruikt? Die expatregeling zou namelijk zowel voor het eigen risico als voor ontwikkelingssamenwerking worden gebruikt. De naam van de heer Smaling stond daar toen nog onder, maar die is opeens uit het geheel verdwenen. Dat moest ik toch even constateren.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ze willen het dus niet binnenhalen, maar wel uitgeven!
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ze willen het inderdaad niet binnenhalen, maar ze willen het wel uitgeven. Maar goed, dat laat ik maar even terzijde.
De heer Bashir (SP):
Ik wil nog even een kort punt maken. Ik zie dit amendement nu voor het eerst voor mij liggen. Het is niet aan mij voorgelegd, dus dan kan ik mijn naam er ook niet onder zetten.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het was destijds ook niet voorgelegd aan de woordvoerder financiën van de SP en daarom ging het een beetje verkeerd. De naam van de heer Smaling stond eronder, zonder dat de woordvoerder van de SP bij de Algemene Financiële Beschouwingen daar kennis van had genomen. De naam van de heer Smaling stond er echter wel degelijk onder. Ik constateer nu dat er bij de SP inderdaad wel wordt uitgegeven, maar dat er niet wordt geïnd. Maar goed, dat gebeurt wel vaker.
Vandaag is het Hervormingsdag. Men kent de geschiedenis vast. 499 jaar geleden sloeg één man met 95 stellingen heel wat heilige huisjes omver. De hamerslagen van Maarten Luther op de deur van de slotkapel in Wittenberg zetten de toenmalige wereldorde op zijn kop en leidden tot een immense kettingreactie. Deze reformatiebeweging stempelde de cultuur, onder andere in onze contreien, met kenmerken zoals matigheid, vlijt, spaarzaamheid en rationaliteit, aldus de Duitse publiciste Christine Eichel. Dat protestantse stempel op onze cultuur, de andere tradities niet te na gesproken, komt deze Staatssecretaris van belastingen goed uit. Nergens ter wereld vind je immers een hogere belastingmoraal, en dus ook een beperkt nalevingstekort, dan in Nederland, Nieuw-Zeeland en de Scandinavische landen.
Ik ga vandaag niet spreken over 95 stellingen, maar ik beperk mij tot 7 stellingen. Ik zal die een voor een nalopen. Ik zal ze eerst benoemen, om ze daarna allemaal toe te lichten. Ten eerste: Staatssecretaris Wiebes is geen Luther. Anders gezegd: we wachten nog op de hervormingsdag van deze Staatssecretaris. Ten tweede: het belastingstelsel mag niet langer tot scherpe tweedelingen leiden. Ten derde: de algemene heffingskorting is geen algemene heffingskorting meer. Ten vierde: consistentie is te verkiezen boven jojoën. Ten vijfde: kom eerst met argumenten en pas daarna met lastenverzwaringen. Met andere woorden: bega geen monumentale vergissing. Dat is al eerder benoemd. Ten zesde: familiebedrijven verdienen de toekomst, ook voor een volgende generatie. Ten zevende: de Belastingdienst kan barmhartiger. Mogelijk heb ik nog een kleine toegift, maar ik zal bekijken hoever ik kom.
Ten eerste: de Staatssecretaris is geen Luther. Met het aantreden van deze Staatssecretaris leek Hervormingsdag gekomen. Niet lang na zijn aantreden kwam er een veelbelovende brief onze kant op, waarin werd aangekondigd dat de rommelzolder van ons belastingstelsel hoognodig moest worden opgeruimd. Afgelopen jaar leek het moment daar. Er was immers 5 miljard voor lastenverlichting beschikbaar, een onvermijdelijk smeermiddel dat nodig is om überhaupt tot een belastingherziening te kunnen komen. Het adagium van de Staatssecretaris werd zelfs: een lastenverlichting zonder een stelselherziening is een gemiste kans. Zoals we weten, hebben we met elkaar deze kans gemist. Mijn fractie kon daar geen verantwoordelijkheid voor nemen en heeft tegen het Belastingplan 2016 gestemd, temeer daar dit Belastingplan onrechtvaardige verhoudingen verder uitvergrootte.
Daarmee kom ik op mijn tweede stelling, namelijk dat het belastingstelsel niet tot tweedeling mag leiden. Dat doet het huidige stelsel wel degelijk, zeker na de lastenverlichting van vorig jaar. Mijn fractie stemt dan ook in met de analyse van bijvoorbeeld de heren Stevens en Lejour dat het huidige belastingstelsel verdeelt, dat een stelselherziening moet leiden tot verbinding en dus tot het dichten van kloven, tot het verkleinen van in ieder geval de tweedeling tussen jong en oud, werknemer en zzp'er, huurder in de vrije sector en woningeigenaar en dus ook tussen eenverdieners en tweeverdieners. De eerste drie kloven bestaan al veel langer en zijn de afgelopen jaren niet zozeer groter geworden als wel schrijnender tegen de achtergrond van een flexibiliserende arbeidsmarkt. De kloof tussen eenverdiener en tweeverdiener bestaat ook al veel langer, maar die is gedurende deze kabinetsperiode bij een modaal gezinsinkomen opgelopen van een factor twee tot bijna een factor zes voor het betalen van belasting.
Ons belastingstelsel dempt kortom de maatschappelijke verschillen niet langer, maar vergroot deze uit. Het stelsel dat de Staatssecretaris een volgend kabinet nalaat, is verworden tot een megafoon van zorgelijke maatschappelijke trends, in plaats van tot een fluisterstille inkomstenbron. En de dienst die de inkomsten van de Staat moet ophalen, werkt ook al niet zo fluisterstil als voorheen. Maar ja, dat terzijde. Daarover komen we deze week nog te spreken. Dat het stelsel niet is hervormd, betekent niet dat het kabinet op stelselniveau heeft stilgezeten. Sterker: op sneaky wijze is een zeer grote wijziging doorgevoerd, een wijziging die budgettair gezien groter in omvang was dan de lastenverlichting van afgelopen jaar.
En daarmee kom ik op mijn derde stelling: de algemene heffingskorting is geen algemene heffingskorting meer. De algemene heffingskorting is door dit kabinet namelijk inkomensafhankelijk gemaakt. Dat is gebeurd tijdens de soap over de inkomensafhankelijke zorgpremie aan het begin van deze kabinetsperiode. Die kwam er niet. Wij zitten nu wel opgezadeld met iets wat nog erger is, maar tegelijk ook minder zichtbaar: een inkomensafhankelijke algemene heffingskorting. De aloude belastingvrije som per huishouden is definitief verleden tijd. Toen deze in 2001 werd omgezet in een overdraagbare algemene heffingskorting bleef deze de facto nog een aantal jaren in stand. Met eerst het inkomensafhankelijk maken en later het besluit om deze heffingskorting af te bouwen tot nul bij een inkomen van op dit moment € 66.417, heeft het kabinet het principe dat de overheid met haar vingers van het eerste deel van het inkomen, een soort van bestaansminimum, dient af te blijven, losgelaten. Op de vraag van mijn fractie in het verslag of de algemene heffingskorting haar naam nog wel waard is, schrijft het kabinet: «De algemene heffingskorting wordt zo genoemd, omdat iedere belastingplichtige er recht op heeft. Nu de hoogte van de algemene heffingskorting bij een bepaald inkomen nul bedraagt, is de korting inderdaad minder algemeen geworden van vroeger.» Minder algemeen. Voorzitter, het is nul. Hoe taxeert de Staatssecretaris deze kabinetsmaatregel? Hoe kijkt hij eigenlijk aan tegen het principe dat de Staat het eerste deel van het huishoudinkomen dient vrij te laten van belastingheffing?
Dat het geen kleine ingreep van het kabinet betreft, blijkt wel uit het antwoord op onze vraag – ik ging er net bij mevrouw De Vries op in – hoeveel het zou kosten om de algemene heffingskorting weer inkomensonafhankelijk te maken, namelijk 6,3 miljard euro. De afbouw van de heffingskorting verloopt in het traject van de tweede en derde schijf met ongeveer 4,75%. Het vergt dus een verhoging van de tarieven in de tweede en derde schijf van 4,75% om het inkomensafhankelijk maken van de algemene heffingskorting zonder grote koopkrachteffecten ongedaan te maken. Zo blijkt ook uit het aan duidelijkheid niets te wensen overlatende antwoord. Waarvoor dank. Met andere woorden: dit kabinet heeft stilletjes de belastingtarieven voor de middeninkomens met bijna 5% verhoogd. Dat is ongekend, ook als je de lichte tariefdaling in het Belastingplan van afgelopen jaren eraf haalt.
Die afbouw van de algemene heffingskorting zien we ook terug in de ontwikkeling van de marginale druk in deze kabinetsperiode. Zo ligt als gevolg van het kabinetsbeleid het toptarief voor veel belastingplichtigen niet op 52%, maar op 55,6% in 2017. Als werknemer met recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting betaal je tot een inkomen van € 20.650 helemaal geen belasting, niets. Daar staat tegenover dat een eenverdiener met twee kinderen en wonend in een huurwoning – het voorbeeld heb ik net ook al aangehaald – bij een brutoinkomensstijging met € 5.000, van € 27.000 naar € 32.000 netto – er € 57 op achteruitgaat. Dat is dus een marginale druk van meer dan 100%. Hoezo werken moet lonen? Ziedaar het grote verschil tussen een- en tweeverdieners in beeld. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het marginaledrukpad, zowel vanuit arbeidsmarktperspectief als vanuit het rechtvaardigheidsperspectief?
Dan stelling vier: consistentie is te verkiezen boven jojoën. Ik weet het, wij zijn niet altijd consistent en het beleid dat wij voeren derhalve ook niet. Als dit echter ergens zichtbaar wordt, is dat wel bij de belastingplannen waarin jaarlijks de koopkrachtontwikkeling wordt gefinetuned. Dit kabinet maakt het echter wel heel bont. Dat steekt mijn fractie, temeer daar er vorig jaar heel grote woorden zijn gebruikt en onwrikbare standpunten zijn ingenomen. De opeenvolgende belastingplannen van het kabinet vertonen namelijk een jojobeweging. Nadat vorig jaar de derde schijf werd verlengd, wordt deze nu weer beperkt. Nadat vorig jaar de arbeidskorting fors werd verhoogd, wordt deze nu weer verlaagd. Nadat vorig jaar alles op alles werd gezet om 35.000 modelmatige banen te creëren, waarbij ook alternatieven die bij de behandeling van het Belastingplan op tafel kwamen om die reden werden afgeschoten, worden nu door de plannen van de coalitie 21.000 banen vernietigd. Dit met het koopkrachtpakket dat bijna een factor 5 kleiner is dan het 5 miljardpakket van afgelopen jaar. Deze gegevens gecombineerd leiden ertoe dat een baan nu een fiscale kostprijs heeft die bijna een factor 3 hoger is dan afgelopen jaar. Dit maakt de halsstarrige houding bij het kabinet en de coalitie in afgelopen jaar extra pijnlijk. Waarom moest vorig jaar het laatste restje rechtvaardigheid jegens eenverdieners worden opgeofferd op het altaar van de modelmatige arbeidsmarktprincipes, terwijl nu zonder dat de coalitie moeilijk doet, 21.000 banen op papier worden weggespoeld? Hoe belangrijk is consistentie dan voor deze Staatssecretaris?
De heer Bashir (SP):
Mevrouw Schouten heeft kritiek op de Staatssecretaris. Dat mag, want de SP heeft die ook. Er is echter wel een verschil tussen de SP en de ChristenUnie, want de ChristenUnie stond iedere keer in de rij om een akkoord met dit kabinet te sluiten en dat vervolgens door de Kamer te krijgen. In 2013 was er bijvoorbeeld het woonakkoord, er zijn toen begrotingsafspraken gemaakt. Er was het pensioenakkoord en het akkoord over langdurige zorg in 2014, enz., enz. Al die keren heeft mevrouw Schouten blijkbaar de punten die zij nu naar voren brengt, vergeten in te brengen. De algemene heffingskorting is bijvoorbeeld niet in één keer zo naar beneden bijgesteld. Over de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting hebben wij vaker gediscussieerd. Was het niet handiger geweest als mevrouw Schouten die punten naar voren had gebracht op het moment dat het kon en niet pas achteraf, op het moment dat het laatste Belastingplan aan de orde is?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De heer Bashir weet net zo goed als ik dat wij vorig jaar allerlei concrete voorstellen hebben gedaan om de algemene heffingskorting juist wel meer overdraagbaar te maken. Wij hebben ook tegen het laatste Belastingplan gestemd. Wij hebben daar dus niet de verantwoordelijkheid voor genomen, juist vanwege de punten die ik nu opbreng en die ik vorig jaar ook heb opgebracht. Wij hebben dat keer op keer benoemd. Wat dat betreft is het dus niet zo'n heel nieuwe inbreng voor de Staatssecretaris. Er is inderdaad niet heel veel respons gekomen vanuit de Kamer, in ieder geval van een deel van de partijen die de plannen wel hebben gesteund. Het klopt dat wij gezamenlijk een amendement hadden ingediend. Ik zie wel, zoals ik net ook al heb geconstateerd, dat het amendement dat nu door de heer Bashir is ingediend, de beweging de andere kant op maakt. Dat geeft de eenverdieners eigenlijk weer een stomp op de neus, omdat zowel een beweging wordt gemaakt bij de arbeidskorting als het aangrijppunt bij het einde van de derde schijf verandert, waardoor de afbouw van de algemene heffingskorting steiler wordt. Dat is ook niet in het voordeel van de eenverdieners. Wij hebben dus concrete voorstellen gedaan. In die zin is deze bijdrage misschien een herhaling van zetten, maar daarmee niet minder belangrijk. De beweging die in dit Belastingplan wordt gemaakt, verergert deze situatie ook nog een keer.
De heer Bashir (SP):
Voor de transparantie is het wel van belang om op te merken dat de algemene heffingskorting helemaal aan het begin van deze kabinetsperiode inkomensafhankelijk is gemaakt. Dus toen is het grootste verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners gecreëerd, op het moment dat de ChristenUnie bij de afspraken zat en daarvoor getekend heeft. Ik heb ze net al genoemd: het begrotingsakkoord in 2013, daarmee samenhangend het pensioenakkoord en het woonakkoord. Toen is de basis gelegd voor het enorme verschil tussen de belasting die de eenverdiener en de tweeverdiener moeten betalen. Uiteraard hebben wij vorig jaar tegengestemd. De ChristenUnie heeft ook tegengestemd, maar toen was het al te laat. De ChristenUnie had dit eerder moeten aankaarten en ertegen in moeten gaan. Nu is het een beetje te laat, zeg ik tegen mevrouw Schouten.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Bij het woonakkoord hebben wij het helemaal niet over de algemene heffingskorting gehad, omdat het over het woonakkoord ging. Ik constateer dat de SP in al die jaren ook niet tegen het Belastingplan heeft gestemd. De SP heeft daarbij dus ook steeds ingestemd met de bewegingen die in het kabinet zijn gemaakt. Sterker nog, het was volgens mij de SP zelf die zei: we moeten veel meer toewerken naar dit soort inkomensafhankelijke regelingen, bijvoorbeeld bij de zorgpremie. Die zouden de eenverdiener ook veel harder raken. Het is dus een beetje spreken met twee monden wat de SP nu doet.
De heer Bashir (SP):
Het is niet waar dat de SP al die jaren voor het belastingplan heeft gestemd. We hebben wel af en toe voor een belastingplan gestemd, maar niet voor belastingplannen waar we tegen waren. Toen de inkomensverschillen groter werden, hebben we tegengestemd.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Wij stemmen ook niet voor belastingplannen waar wij tegen zijn. Maar goed, dat terzijde.
Ik kom bij de scholings- en monumentenaftrek. Ik zit aan het einde van het rijtje woordvoerders en ik twijfel dus of ik alle argumenten zal herhalen. Ik wil in elk geval terugkomen op een punt dat ik al eerder heb aangeraakt, ook bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Toen heb ik al opgemerkt dat het kabinet tegen zijn eerste begrotingsregel zondigt. Nadat het uitgavenkader al was overschreden, overschrijdt het kabinet ook nog eens de grens tussen inkomsten en uitgaven «voor de oplossing van rijksbrede begrotingsproblematiek», zo lees ik in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de monumenten- en scholingsaftrek. In totaal gaat het om 131 miljoen euro; 25 miljoen op de lasten van eigenaren van monumenten en 106 miljoen ten laste van werkenden die door middel van scholing investeren in hun capaciteiten, uitgaande van het feit dat precies dezelfde doelgroepen recht krijgen op de nieuwe subsidie. We weten uit de stukken dat dat nog niet het geval is, al hebben we nog helemaal geen definitieve regeling gezien.
Ook opmerkelijk was, en daar kwamen we net achter in de schorsing, dat er een novum staat in de memorie van toelichting die precedentwerking kan hebben. Er vindt een kasschuif plaats op de bezuiniging die in 2018 gerealiseerd wordt. In 2018 hebben we bij de monumentenaftrek een bezuiniging ingeboekt, maar die wordt naar voren gehaald, naar 2017, om de problematiek op de begroting van OCW op te lossen. Ik zie oneindig veel mogelijkheden. Als we gewoon allerlei mogelijkheden voor 2040 gaan inboeken, dan gaan we die in 2017 of 2018 gebruiken met een kasschuif. Dat mag dus nu. Nou, bedankt. Ik kan me echter voorstellen dat de Staatssecretaris daar zelf ook iets van vindt. Misschien kan hij toelichten wat hij daarvan vindt. In elk geval bedankt voor de tip. Het precedent is geschapen.
De heer Omtzigt (CDA):
Het vervelende van dit debat is natuurlijk dat alleen de woorden schriftelijk worden vastgelegd. Mag ook worden vastgelegd dat de Staatssecretaris hier heftig ja knikte? Dat was ons allemaal heel duidelijk.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik kijk uit naar de beantwoording volgende week. Laat ik het daar maar op houden.
We kunnen kort en lang erop ingaan, maar dit wetsvoorstel is natuurlijk gewoon een ordinaire lastenverzwaring, nota bene ten nadele van ons cultuurhistorisch erfgoed en van een Leven Lang Leren in onze kenniseconomie. Is mijn fractie dan pertinent en principieel tegen het omzetten van deze belastinguitgave en subsidieregelingen? Nee. Mijn fractie voelt voor vereenvoudiging waar mogelijk en redelijk, en ik ken natuurlijk ook het rapport van de commissie-Dijkhuizen die de monumentenaftrek noemde als voorbeeld van een regeling die beter omgezet zou kunnen worden naar een subsidieregeling. Dat moet dan echter wel budgetneutraal. En daar wringt de schoen. Bovendien wil je als Kamer pas over een wet als deze stemmen als je precies weet wat je ervoor terugkrijgt. Waarom komt het kabinet vlak voor zijn missionaire einde plotsklaps met dit wetsvoorstel terwijl er in de afgelopen jaren alle tijd was voor het ontwikkelen van een degelijke visie, goede argumentatie en uitgewerkte subsidieregelingen? Het moge duidelijk zijn: met dit wetsvoorstel heeft mijn fractie zowel inhoudelijk als procedureel de nodige moeite.
Naast mijn algemene opmerkingen en vragen, heb ik specifiek wat vragen over de afzonderlijke punten. Allereerst de scholingsaftrek. Eerst maar de hoofdvraag: wat draagt dit voorstel bij aan een Leven Lang Leren, aan de behoefte om je bij, om en op te scholen? Inderdaad, dat is meer een vraag voor de collega van OCW dan voor deze Staatssecretaris, maar wel een wezenlijke. Ze zit er volgende week bij, dus ik ga ervan uit dat deze vragen worden doorgeleid. Laat duidelijk zijn, mijn fractie is voor scholingsvouchers voor mensen met een beroepsopleiding – dat is zelfs een van de voorstellen in ons verkiezingsprogramma – maar dat is qua doelgroep geen alternatief voor de scholingsaftrek. Over doelgroepen gesproken: welke inkomensgroepen maken eigenlijk vooral gebruik van de scholingsaftrek? Dat werd mij nog niet helemaal duidelijk uit de nota naar aanleiding van het verslag. Mocht de hele regeling onverhoopt doorgaan, waar ik inmiddels wat vragen over heb, dan moet deze natuurlijk wel worden voorgehangen. Dat moeten we ook met de Minister van OCW bespreken, maar ik neem aan dat de Staatssecretaris deze mening met ons deelt.
Dan de monumentenaftrek. Het timingsvraagstuk is op dit punt nog een stukje onverteerbaarder dan bij het schrappen van de scholingsaftrek. Pas in 2019 gaat een nieuwe regeling in. Mijn inhoudelijke vragen zullen later ook nog aan de Minister van OCW gesteld worden, maar laat ik nu vooral het volgende zeggen. De bezuiniging op deze regeling in vergelijking met het huidige fiscale regime komt op mij over als gokken met ons cultuurhistorisch erfgoed. De overgangsregeling biedt voor een beetje monument maar een fractie van de aftrekpost die nu kan worden genoten. Daarbij hebben we het dus niet alleen over rijksmonumentale woonhuizen maar ook over 7.500 agrarische gebouwen en ruim 1.000 kastelen, landhuizen en buitenplaatsen.
Ik kom bij mijn zesde stelling: familiebedrijven verdienen de toekomst. Mijn fractie is een groot fan van familiebedrijven, van ons Rijnlands model waarin familiebedrijven de ruggengraat van economie en samenleving vormen. Dan komen er toch wat vragen op in relatie tot de voorstellen van het kabinet over de BOR, de bedrijfsopvolgingsregeling. De Staatssecretaris vindt het vertrekpunt voor zijn voorstel Bedrijven in de wet in de door de Hoge Raad afgekeurde praktijk van de Belastingdienst. Om een lang verhaal kort te maken: zijn oneigenlijke constructies niet op een andere en slimmere wijze aan te pakken dan met het rigide voorstel van de 5%-regel? Is reparatiewetgeving echt nodig, aangezien de wetgever nu al voorziet in een gelijke behandeling tussen directe en indirecte belangen? Leidt deze reparatiewetgeving niet tot overkill? Is het aan de kant schuiven van de vermogensetikettering niet in lijn met de gedachte achter de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteiten? Kortom, ik ben nog niet overtuigd van de noodzaak van de vormgeving van deze reparatiewetgeving.
Ik kom bij stelling zeven: de Belastingdienst kan barmhartiger. Oftewel: de overheid veroorzaakt nota bene soms armoede. Dat klinkt hard, maar dat is soms wel het geval. Afgelopen vrijdag was ik bij de presentatie van een rapport over de rol van de kerken bij armoedebestrijding. Die is overigens groter geworden in de afgelopen jaren, maar daar zal ik bij de collega van SZW verder op ingaan. Een veelgehoorde klacht betrof daar de complexiteit, met name bij de belastingen en de toeslagen. Die kan ertoe leiden dat er grote navorderingen komen waardoor mensen direct in de armoede terechtkomen. Deze Staatssecretaris heeft nu een pakket aan maatregelen neergelegd om de invordering van belastingen en toeslagen te stroomlijnen en dat juich ik toe. Het helpt niet alleen de Belastingdienst maar ook de burger. Bovendien worden er meer maatregelen genomen zoals de toepassing van het breed moratorium, en dat is mooi. Toch heb ik wel een paar vragen naar aanleiding van het wetsvoorstel. In Nederland moet elke partij de beslagvrije voet respecteren. Ik heb het met de Staatssecretaris al vaker erover gehad. Er is inmiddels een beslagregister en daar zijn alle deurwaarders bij aangesloten. De Belastingdienst is dat nog niet. De Staatssecretaris zegt: dat gaat komen, maar het ligt allemaal nogal lastig in verband met de privacy. Kan de Staatssecretaris mij uitleggen waarom deurwaarders wel met zo'n register kunnen en zelfs moeten werken, maar dat voor de Belastingdienst nog zo'n groot probleem is? Deurwaarders hebben toch ook te maken met privacyaspecten? Of heeft het meer met de prioriteitsstelling binnen de Belastingdienst te maken?
Er komt een standaardbetalingsregeling van twaalf maanden en een maatwerkregeling van 24 maanden. De grote vraag is echter: wanneer kom je in aanmerking voor die maatwerkregeling? Het maakt voor de maandelijkse terugvordering nogal uit of je onder de standaard of onder de maatwerkregeling valt. Ik krijg niet scherp hoe dat bepaald wordt. Wat is bijvoorbeeld een «laag inkomen»? Wat is «voldoende vermogen»? Kan en moet dat niet nader toegelicht worden om al dat soort discussies te voorkomen? De Belastingdienst wordt met dit voorstel nog preferenter dan zij nu al is. Mevrouw De Vries begon daar ook al over. Dat betekent nogal wat voor andere schuldeisers. Zij staan langer te wachten in de rij, wat ook maatschappelijke kosten met zich mee kan brengen, bijvoorbeeld als een huurder uit zijn huis wordt gezet en er vervolgens opvang geregeld moet worden. Wij zijn dus nog niet overtuigd van deze meer preferente positie van de Belastingdienst. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de positie van andere schuldeisers als dit voorstel wordt doorgezet? Hoe rechtvaardigt hij dat andere partijen straks nog langer op hun geld moeten wachten?
Ik kom richting het einde van mijn bijdrage in eerste termijn. Ik heb verder geen stellingen maar wel enkele vragen. Die hebben betrekking op de afkoop van pensioen in eigen beheer door directeur-grootaandeelhouders. In zijn commentaar legde het FD vanochtend de vinger op de zere plek en waarschuwde voor het bekende mattheuseffect: rijkere dga's kunnen volop profiteren van de fiscaal aantrekkelijke aankoop en krijgen op de koop toe ook nog eens een lagere Vpb-aanslag, terwijl minder rijke dga's – zij die minder dan 2 ton winst maken – achter het net vissen. Enkele vragen aan de Staatssecretaris.
De heer Groot (PvdA):
Ik heb het commentaar ook gelezen, maar dat miskent een beetje dat dga's die niet afkopen, een heel eind geholpen zijn, omdat ze in ieder geval de oudedagsverplichting kunnen afstempelen en van die dividendklem af zijn. Dat is toch ook voor dga's die niet afkopen een enorme vooruitgang ten opzichte van de huidige situatie? Dus «achter het net vissen»? Het is ook in het belang van de dga's die niet afkopen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ben ook positief over de voorstellen van de Staatssecretaris. Misschien ben ik daarin wat te zuinig geweest, maar ik vind het goed dat we hierin nu eindelijk een oplossing vinden voor een lang slepend probleem. Alleen, ik wil wel dat het een effectieve maatregel is. Het klopt dat met het afstempelen al een eind tegemoet wordt gekomen aan de problemen van de dga's, maar we willen uiteindelijk dat het echt een effectieve regeling wordt, dus dat er ook kan worden afgekocht. Dat is de vraag die blijft staan. Als de maatregel op deze manier wordt vormgegeven, gaat dat dan wel daadwerkelijk gebeuren? Niet iedereen heeft het geld cash op de plank liggen om te kunnen afkopen, laat staan dat het fiscaal aantrekkelijk is.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Hoe voorkomt de Staatssecretaris dat alleen dga's die voldoende middelen hebben, van de afkoopmogelijkheid gebruik zullen maken en de rest toch een beetje met lege handen staat? Moeten we misschien niet kijken naar een soort uitgestelde mogelijkheid voor afkoop? Iemand die op dit moment of de komende drie jaar de middelen niet heeft, kan dan toch nog een soort claim houden voor het geval dat hij later de middelen wel heeft.
Er is nog wel wat te zeggen over de dga-voorstellen van de Staatssecretaris. Zo veronderstelt hij heel goede huwelijken. Of moeten we het fiscaal aantrekkelijke afkopen vooral zien als een soort luxe relatietherapie voor dga's? Daar zouden wij op zich niet tegen zijn, maar – even zonder dollen, voorzitter – er zijn nogal wat zorgen, bijvoorbeeld bij de NOB, op dit punt. Hoe moet de partner of de ex-partner geïnformeerd worden over alle consequenties? Dat lijkt mij toch wel een punt waarover helderheid moet komen. Is de Staatssecretaris bereid om in gesprek te gaan met de NOB om na te gaan hoe deze onduidelijkheid kan worden weggenomen? In ieder geval moet voor iedereen duidelijk zijn hoe hiermee dient te worden omgegaan.
In de nota naar aanleiding van het verslag geeft het kabinet toe dat de innovatiebox niet het meest krachtige middel is om innovatie te bevorderen; de heer Groot begon er ook al over. Om er maar van af te zijn, wordt de versterking-van-het-vestigingsklimaatargument weer van stal gehaald, of, beter geformuleerd: het belastingontwijkingsklimaat. Past de innovatiebox eigenlijk in het beleid van het kabinet om belastingontwijking aan te pakken? Zo ja, is het dan niet een beetje vreemd om met een innovatiebox belastingontwijking te willen voorkomen? Is de Staatssecretaris bereid om een regeling te onderzoeken die effectiever is voor innovatie dan de huidige innovatiebox? Bij de scholings- en monumentenaftrek was het argument opeens dat een subsidieregeling veel effectiever zou zijn dan een aftrekpost en dat we daarom toch maar van die aftrekpost af moesten. Als we die lijn doortrekken, denk ik dat er wel veel meer mogelijkheden zijn ten aanzien van innovatie. Wordt dit de nieuwe kabinetslijn en kunnen we dus verwachten dat voor innovatie straks wordt gekeken naar een subsidieregeling in plaats van naar een aftrekpost? Dat zou heel consequent zijn als we de lijn doortrekken.
Ik rond af. Over Hervormingsdag gesproken: dit kabinet begon de rit met een uitgesproken hervormingsagenda. De AOW-leeftijd moest versneld en verder omhoog, de groei van de zorguitgaven moest worden beheerst en de woningmarkt moest gezonder. Dat is allemaal gelukt, op z'n minst gedeeltelijk. Bij het belastingstelsel kwam de hervormingsmotor echter haperend tot stilstand. De urgentie bleek niet groot genoeg en de visies bleken te zeer tegengesteld. Wat mijn fractie betreft is dit een van de issues die een nieuw kabinet moet oppakken. Niet om over 500 jaar terug te kunnen blikken op een grootse belastingreformatie, wel om een stelsel te creëren dat eerlijker en eenvoudiger is dan het huidige, een stelsel dat er minstens tien jaar, en hopelijk meer, tegenaan kan.
De heer Groot (PvdA):
Mevrouw Schouten constateert terecht dat er heel veel is hervormd. Het belastingstelsel stond niet in het regeerakkoord. Dat hebben we proberen te doen met de oppositiepartijen. Dan zie je dat dat inderdaad niet meevalt. Om dan te zeggen dat het kabinet niet goed heeft geacteerd, zoals ik mevrouw Schouten een beetje hoor zeggen ... Ik zou willen zeggen: de oppositiepartijen hebben evenmin goed geacteerd. Het bleek immers niet mogelijk om afspraken te maken over zo'n belastinghervorming. Hadden we dit maar meegenomen bij de kabinetsformatie, dan waren we een stuk verder opgeschoten.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Zonder te vervallen in jij-bakken, wijs ik erop dat ik net iets heb gezegd over de inconsistentie van de argumenten toen en nu. Wij hebben ontzettend hard meegedacht met voorstellen – dat weet de heer Groot ook – om iets tot stand te brengen waardoor er een wijziging zou kunnen plaatsvinden. Maar inderdaad, rechtvaardigheid was voor ons een groot principe. Zoals ik al aangaf, zijn destijds 35.000 papieren banen en allerlei voorstellen in één klap van tafel geveegd, terwijl er nu met één maatregel 21.000 banen verloren gaan. Ik wil niet jij-bakken, voorzitter, maar ik denk dat de heer Groot een klein beetje naar zichzelf kan kijken op dit punt.
De heer Groot (PvdA):
Voldoende materiaal om bij een volgende kabinetsformatie de belastinghervorming op de agenda te zetten.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Mag ik hieruit opmaken dat de heer Groot nu inziet dat het toch wel rechtvaardiger is om in ieder geval het verschil tussen een- en tweeverdieners substantieel te verkleinen?
De voorzitter:
Laten we die vraag als cliffhanger bewaren voor volgende week. Hiermee dank ik u allen voor uw inbreng, ook namens de Staatssecretaris, kan ik misschien wel zeggen. Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Volgende week gaan we verder. De heer Omtzigt heeft een voorstelletje gedaan. De heer Grashoff had het over de substancebrief. De substancebrief volgt eind deze week, op donderdag. Voordat de regering begint met haar eerste termijn, krijgt eenieder van u nog kort het woord. Ik vraag u om dan in staccato iets te vragen of op te merken over de substancebrief. Zelf denk ik aan een spreektijd van één minuut. Dat moet lukken. Dat doen we dus voor de eerste termijn van de regering. Overigens zal hier ook de Minister van Onderwijs, mevrouw Bussemaker, bij aanwezig zijn.
De heer Omtzigt (CDA):
Het ging om drie brieven. De substancebrief, de brief over de koopkracht naar aanleiding van de inbreng van de PVV en de beantwoording van de Kamervragen over de bezwaren.
De voorzitter:
Over het intrekken van bezwaren.
De heer Omtzigt (CDA):
Die brief is helaas niet aangekomen; dat is ons althans meegedeeld.
De voorzitter:
De brief over de koopkracht is van het CPB. Daar gaan we dus achteraan. Ik heb begrepen dat het intrekken van de bezwaren formeel niet echt bij de behandeling van dit Belastingplan hoort. Daarom was mijn conclusie dat in dit debat, voor de nu voorliggende voorstellen, alleen de substancebrief relevant is. De griffie jaagt achter de koopkrachtplaatjes aan; dat was het punt van de heer Van Dijck. Die informatie kan bij het debat worden betrokken, maar die wilde ik niet betrekken bij die extra spreektijd. Die informatie kan nog worden gebruikt voor interrupties, voor de tweede termijn en voor de plenaire behandeling. Die spreektijd van een minuut wilde ik specifiek laten gelden voor de substancebrief. Ik zie bevestigende signalen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik dacht aan een minuut voor die drie zaken. Die willen wij er wel bij betrekken.
De voorzitter:
U gaat over uw woorden, maar ik wil het aan het begin vooral kort houden, want anders krijgen we weer enorme inbrengen als we al die brieven weer gaan bespreken.
De heer Omtzigt (CDA):
Een beperking van de spreektijd lijkt mij zinnig, want anders wordt het een heel lange dag.
De voorzitter:
U kent mijn intentie. Verder mag u zeggen wat u wilt. Voor mijn part vertelt u in die minuut een mop, maar ik wil dus graag dat het om dat ene onderwerp gaat. Daarmee zijn we volgens mij helder. Ik schors de vergadering tot volgende week.
Sluiting 18.06 uur.