Kamerstuk 34550-XVI-117

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 21 november 2016, over onderdeel Sport en Bewegen van de begroting VWS 2017 en aanverwante zaken

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2017

Gepubliceerd: 2 december 2016
Indiener(s): Helma Lodders (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-XVI-117.html
ID: 34550-XVI-117

Nr. 117 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 2 december 2016

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 21 november 2016 overleg gevoerd met mevrouw Schippers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2017 (Kamerstuk 34 550 XVI);

  • de verzamelbrief Sport van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 september 2016 (Kamerstuk 30 234, nr. 147);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 oktober 2016 inzake rubbergranulaat in kunstgrasvelden (Kamerstuk 30 234, nr. 148);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 november 2016 inzake het Werkprogramma 2017 Nederlandse Sportraad (Kamerstuk 30 234, nr. 149);

  • de voortgangsbrief Sport november 2016 van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 november 2016 (Kamerstuk 30 234, nr. 150);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 november 2016 met antwoorden op vragen van de commissie inzake opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting artikel 6 Sport over de periode 2011–2016 (Kamerstuk 32 772, nr. 16) (Kamerstuk 32 772, nr. 21).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Post

Voorzitter: Van Dekken

Griffier: Clemens

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bruins Slot, Van Dekken, Pia Dijkstra, Rudmer Heerema en Van Nispen,

en mevrouw Schippers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aanvang 10.03 uur.

De voorzitter:

Een heel goede morgen. We zijn hier bij een heel bijzonder wetgevingsoverleg Sport, dat we staand doen, althans in eerste termijn. Nu denkt u op de publieke tribune allemaal: dat geldt niet voor mij. Maar dat geldt natuurlijk ook voor u allen! Dat gelooft u niet, hè? Nee. Ik zie de onthutsing al op de gezichten. Dat is inderdaad niet aan de orde, maar wel voor de woordvoerders, de Minister en een deel van haar ambtelijke staf.

Ik heet de Minister, haar ambtelijke staf, de overige ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en natuurlijk onze gewaardeerde sportwoordvoerders van harte welkom. Er ontbreekt er een, namelijk de initiatiefnemer van dit geheel, de heer Van Nispen van de SP. Hij loopt op dit moment vanaf het station hiernaartoe. Hij heeft wat vertraging opgelopen, niet vanwege zijn conditie maar vanwege de conditie van en de vertraging op het spoor. We doen het dus even anders qua volgorde. Dat betekent dat mevrouw Bruins Slot namens het Christen Democratisch Appèl de aftrap mag doen in dezen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Sport is maatschappelijk goud dat verzilverd moet worden. Dat maatschappelijke goud zien we in de eerste plaats bij al die vrijwilligers die zich inzetten op de vele sportverenigingen die ons land rijk is. Zij zijn de kampioenen van Nederland. Steeds vaker zetten sportverenigingen ook de poorten open en vervullen ze een belangrijke maatschappelijke rol in de wijk. Om dat allemaal goed te kunnen begeleiden, zijn echter wel goed functionerende verenigingsbesturen nodig. Daar lopen verenigingen steeds vaker tegenaan: het vinden van goede vrijwillige bestuurders die bereid zijn om zich structureel in te zetten voor een vereniging. Er zijn wel meerdere goede voorbeelden. Zo bestaan er buddysystemen, waarbij zwakkere en sterkere verenigingen gekoppeld worden. Ook is onder andere in Apeldoorn een project gestart met een pool van ervaren bestuurders die ingezet kunnen worden om verenigingen te ondersteunen. Op welke wijze kunnen we dit soort projecten verder delen, zodat we de bestuurder-vrijwilliger beter kunnen ondersteunen?

Ik kom op de Kennisagenda Sport. Er is veel te bereiken met het delen van goede voorbeelden. Het is goed dat de Minister inzet op een Nationale Kennisagenda Sport en Bewegen. Het lijkt daarbij echter vooral te gaan om het verbinden van de sportpraktijk met nieuwe wetenschappelijke inzichten. Er is juist bij veel sportverenigingen en gemeenten behoefte aan het delen van praktijkervaringen. Hoe zorg je er bijvoorbeeld voor dat gemeenten in hun beleid niet alleen met georganiseerde sport bezig zijn maar ook ruimte houden voor de steeds verder groeiende ongeorganiseerde sport? Hoe zorg je ervoor dat sportvelden en sportcomplexen openstaan voor iedereen in de buurt die er gebruik van wil maken? Hoe zorg je ervoor dat clubs daadwerkelijk open clubs worden? Hier zijn goede voorbeelden van, maar die blijken lang niet overal bekend te zijn. Kan de Minister inzetten op een betere verspreiding van deze goede voorbeelden?

Een tweede uitdaging waarmee de sport in de regio vaak te maken krijgt, is het leggen van de verbinding tussen breedtesport en topsport. We weten allemaal dat topsport en breedtesport elkaar versterken, maar het is vaak lastiger om die verbinding in de regio te leggen. Hoe zorg je voor goede talentontwikkeling dicht bij huis, zodat ook getalenteerde kinderen in de eigen omgeving kunnen blijven opgroeien? De topsportcentra zijn nog niet helemaal eerlijk over het land verdeeld. Er zijn nog duidelijk witte vlekken. Kan de Minister garanderen dat de investering van 10 miljoen die zij doet voor de topsport niet alleen in de Randstad terechtkomt? Wil de Minister in overleg met NOC*NSF bekijken of in Limburg een pilot gestart kan worden om de topsportinfrastructuur in die regio verder te versterken? Kan Sportzone Limburg de komende jaren ondersteund worden als landelijk voorbeeld voor nieuwe verdienmodellen in de topsportontwikkeling?

Sport moet voor iedereen toegankelijk zijn en toppers moeten in staat zijn om hun talenten te ontwikkelen. Het CDA vraagt dan ook altijd aandacht voor bijvoorbeeld de Special Olympics. Het is echt geweldig dat de Minister een eenmalige bijdrage heeft toegezegd zodat een delegatie kan meedoen aan de winterspelen in 2017. Complimenten daarvoor. Het zou natuurlijk nog mooier zijn als er een structurele bijdrage zou komen. Dan denk ik aan het mogelijk maken van projecten als Play Unified, waarin sporters met en zonder beperking met elkaar sporten, elkaar ontmoeten en aanraken en samen scoren. Of het project Healthy Communities, waarbij in het kader van het Nationaal Programma Preventie een pledge specifiek voor mensen met een verstandelijke beperking landelijk wordt uitgerold en gemonitord. Hier valt nog veel winst te boeken. Onderzoek toont namelijk aan dat mensen met een verstandelijke handicap een aanzienlijk slechtere gezondheid hebben. Ziet de Minister mogelijkheden om dergelijke projecten voor mensen met een verstandelijke beperking te stimuleren?

Topsport en breedtesport zijn beide gebaat bij een integere sport. Laat ik beginnen met een compliment voor de Minister: de antidopingwet ligt in de Kamer. Daar hebben we even op moeten wachten, maar eindelijk kan de Kamer nu ook verder bekijken wat er in wetgeving noodzakelijk is om dopingbestrijding te verbeteren. Binnenkort organiseren CDA en PvdA een rondetafelgesprek over doping en de antidopingwet. Het is mooi om te zien dat breed in de Kamer de wens bestaat om dat te doen. Dat moet ook een vervolg krijgen.

Een ander gevaar voor de integriteit van de sport is matchfixing. Internationaal zien we dat er steeds verder een vermenging is tussen sport en zware criminaliteit. In Nederland is dat nog nauwelijks aangetoond, hoewel incidentele geluiden inmiddels wel anders doen vermoeden. Kan de Minister aangeven hoe het met het vooronderzoek van het Openbaar Ministerie hiernaar staat, dat al vele jaren geleden opgestart is?

Topsport is meer dan integriteit van sport. Het is ook een belangrijk terrein om duurzaamheid te versterken. De duurzaamheidsregeling voor sportverenigingen is een groot succes. Begin dit jaar was het subsidiepotje van de Minister binnen enkele dagen al op. Het was een soort survival of te fittest, een soort topsportwedstrijd om dat geld te krijgen. Ik geloof dat het binnen ongeveer een week op was. Er blijkt dus veel animo voor te zijn bij verenigingen. Het CDA vindt het zonde dat niet alle verenigingen die dat willen nu al kunnen investeren in verduurzaming. Bij verduurzaming gaan de kosten natuurlijk voor de baat uit. Als er nu geïnvesteerd wordt, kunnen verenigingen direct besparen. Is de Minister bereid de subsidies van de komende jaren voor een deel naar voren te halen?

We zitten nog steeds in onzekerheid of onze voetbalkunstgrasvelden wel echt veilig voor de gezondheid zijn. Ook op de kunstgrasvelden van rugbyclubs liggen giftige autobandkorrels. Het is goed dat het RIVM nu echt verdiepend onderzoek doet. Kijkt het RIVM ook naar de rugbyvelden? Ik las van het weekend het nieuws dat er bij rugbyclub The Dukes uit Den Bosch een hoge concentratie van giftige autobandkorrels ligt. Zij hebben die autobandkorrels namelijk naar een onderzoeksbureau in Duitsland gestuurd, naar TÜV. Uit dat artikel blijken wel wat opvallende zaken. Er staat in dat in Duitsland klaarblijkelijk lagere eisen gelden voor de giftigheid van autobandkorrels, rubbergranulaat. Is dat inderdaad het geval? Hanteert Duitsland strengere veiligheidseisen voor giftige autobandkorrels? Waarom zou dat het geval zijn?

Een andere vraag met betrekking tot voetbalkunstgrasvelden is of het inderdaad klopt dat het risico op blessures daar veel groter is. Kan de Minister daar wat meer over vertellen? Er wordt in het voetbal immers steeds meer op kunstgras gespeeld. Ik vraag dat ook omdat de Minister de afgelopen jaren regelmatig onderzoek heeft laten doen naar blessurepreventie.

Het CDA maakt zich zorgen om een plan van de Staatssecretaris van Financiën dat de sport hard kan raken. De sportcursussen zijn op dit moment vrijgesteld van btw. Dan gaat het om cursussen voor trainers, coaches, scheidsrechters, materieelbeheerders of bestuursleden van de sportvereniging. Is de Minister op de hoogte van dit voornemen van de Staatssecretaris van Financiën om de goedkeuring op de vrijstelling van btw op sportcursussen te laten vervallen? Heeft de Minister enig inzicht in de financiële gevolgen die dit kan hebben? Wil zij hierover met de Staatssecretaris van Financiën in gesprek gaan? Deze btw-vrijstelling is een manier om vrijwilligers te ondersteunen en ervoor te zorgen dat er betere vrijwilligers actief zijn op een sportvereniging en dat dit op een goede manier kan gebeuren. Ik vind het eigenlijk onbegrijpelijk als de Staatssecretaris van Financiën dat weer met een aantal juridische regeltjes gaat dwarsbomen. Graag krijg ik hierop een nadere toelichting.

Sport is maatschappelijk goud dat verzilverd moet worden. Daarom is het ook wel bijzonder dat wij als Kamer op initiatief van de heer Van Nispen van de SP kunnen beginnen met staand vergaderen. Ik ben zeer benieuwd hoe dit ons allemaal bevalt vandaag. Wij hebben als Kamerleden in ieder geval ons beste beentje voorgezet vandaag.

De voorzitter:

En dan is het natuurlijk altijd maar afwachten hoe dat afloopt. Ik zie dat de heer Van Nispen inmiddels binnenkomt. Ik geef hem even de tijd om te acclimatiseren en zijn trainingspak aan te doen.

Ik geef het woord aan mevrouw Dijksma van D66. O nee, wij hanteren de begrotingsvolgorde. Dit betekent dat de heer Heerema namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie aan het woord is.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik had vandaag eigenlijk een foto willen meenemen. Een foto van mijn dochter. Bente, heet zij, en Bente is twee jaar en vijf maanden oud. Afgelopen zomer heeft zij haar eerste stapjes op de weg van een leven lang sport gezet. Zij vindt sporten en bewegen gelukkig echt helemaal geweldig. Het begon bij de Olympic Experience in Scheveningen. Zij had daar voor het eerst een judopakje aan. Ik wist niet eens dat er zulke kleine judopakjes bestonden, maar het stond haar zo ontzettend schattig en zij voelde zich zo ontzettend stoer. Dan ben ik als vader heel erg trots. De foto staat trouwens op mijn Instagram, voor degenen die hem even willen zien. Nu wordt zij elke vrijdag al onrustig, omdat wij op zaterdag samen naar peutergym gaan. Dat vindt zij geweldig. Zij klimt, klautert, koprolt en springt, maar het allerbelangrijkste is dat zij leert dat sporten leuk en gezond is om te doen.

Ik ben mijn bijdrage niet voor niets begonnen met mijn dochter Bente, want zij staat aan het begin van een leven lang sport. De afgelopen maanden heb ik met meer dan 75 personen en organisaties om tafel gezeten om een beter beeld te krijgen van hoe de sport er nu voor staat en wat men van de toekomst verwacht. Ik heb met leerlingen van de ALO (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) gesproken, met buurtsportcoaches, sportbonden, gymleraren, sponsoren in de sport, topsporters, trainers, NOC*NSF, de ALO's, CIOS'en (Centraal Instituut Opleiding Sportleiders), wethouders sport en vele anderen. Het beeld dat ik uit deze gesprekken heb gekregen, is ten eerste dat wij Onze Minister van Sport dankbaar moeten zijn. In tijden van recessie is het haar gelukt om de sport buiten de bezuinigingen te houden. Zij heeft de begroting voor sport stabiel kunnen houden en het is haar zelfs gelukt om bij te springen op de momenten dat het zo ontzettend nodig was. Nu komt er zelfs structureel geld bij in de aanloop naar Pyeongchang en Tokyo. Laat ik maar niet bescheiden zijn: de inspanningen van deze Minister van Sport in de afgelopen financieel moeilijke jaren zijn van levensbelang voor de sport geweest. Daar wil haar ontzettend voor danken.

Het tweede dat uit de gesprekken naar voren kwam, is het feit van de veranderende samenleving. Steeds meer mensen beoefenen hun sport buiten een sportclub, met als gevolg dalende ledenaantallen bij veel sportclubs en dus helaas ook bij sportbonden. Dat heeft effect op het potentieel aan kader, trainers en vrijwilligers. Hoe minder schouders beschikbaar zijn, hoe zwaarder de lasten voor deze vrijwilligers.

Ten derde merkte in de vele gesprekken de zorgen over de vraag hoe wij onze jongeren een leven lang kunnen laten sporten. Dat begint al op de basisschool in de kleuterklas. Die kinderen vormen onze toekomstige generatie, de generatie die niet alleen medailles moet winnen op de Olympische Spelen in 2032, maar vooral de generatie die sportiever, gezonder en fitter in het leven staat. Het is dankzij de inspanningen van Onze Minister van Sport gelukt landelijk de sportbegroting op peil te houden. Er zijn echter ook onzekerheden in de sport. Onzekerheid over de vraag of de contributies op peil kunnen blijven, of de loterijgelden op niveau blijven, of sponsorinkomsten blijven doorlopen, of gemeenten niet te hard en te ruw bezuinigen. Er is noodzaak voor een steeds professionelere en dus duurdere sportorganisatie.

Deze onzekerheden vormen het vierde element dat mensen mij hebben meegegeven in de gesprekken die in heb gevoerd. Nu wij de crisis achter ons hebben gelaten en iedereen moet gaan merken dat het beter gaat, geldt dat wat mij betreft ook voor het werkveld sport, want wij hebben in Nederland sportbonden die het geweldig doen, van de volleybalbond tot het watersportverbond, van de atletiekunie tot de hockeybond, en nog een flink aantal meer. Wij moeten echter ook onder ogen zien dat de toekomst uitdagingen biedt. Onze unieke sportcultuur met sportverenigingen op elk lokaal niveau is mij te dierbaar om de kans te accepteren dat het minder zou kunnen worden. Ik wil voorkomen dat we moeten wennen aan een lagere status quo, maar ik wil vooral voorkomen dat we over een aantal jaren concluderen dat we eerder hadden kunnen handelen.

Ik heb daar een plan voor. In het verkiezingsprogramma van de VVD, dat men waarschijnlijk al heeft gelezen, staat prominent in de paragraaf over sport dat wij een nationaal sportakkoord willen sluiten. Doel van dit sportakkoord is om met sportbonden, het onderwijs, lokale overheden en uiteraard NOC*NSF, maar in feite elke instantie die zich met sport bezighoudt en die de sport in Nederland wil versterken, tot zo concreet mogelijke afspraken te komen om de sport in Nederland organisatorisch en financieel te borgen voor de komende tien à twaalf jaar.

Hoe dit er precies uitziet, weet ik niet. Dat hangt af van de organisaties die mee willen praten en die mee willen werken aan een sportiever en gezonder Nederland. Ik weet wel dat ik al ontzettend veel enthousiaste reacties heb gekregen op mijn plan om in deze veranderende samenleving, met uitdagingen voor de sport, het sportlandschap zo breed mogelijk te verkennen, te herijken en te versterken. Ik kijk ernaar uit om deze handschoen vanuit de politiek op te pakken en ik doe een oproep aan alle organisaties die zich met sport bezighouden om zich de komende maanden te oriënteren op de bijdrage die zij kunnen en willen leveren.

Dit was mijn aftrap voor dit wetgevingsoverleg, en dat allemaal naar aanleiding van een foto van mijn dochter in een stoer judopakje.

De voorzitter:

Als woordvoerder Sport van de PvdA heb ik een vraag over het sportakkoord waarover u spreekt. Ik zag dat er in Gelderland behoorlijk is geïnvesteerd in een vergelijkbaar sportakkoord. Zou u dat willen doen via provincies, gemeentes, maatschappelijke organisaties en sportbonden? Moet het op nationaal niveau worden geregeld of doen we het met z'n allen? In de PvdA vinden we dit ook een interessante gedachte, gezien het debat over sport dat we in de afgelopen jaren hebben gevoerd. Hoe zou u deze willen invullen? Wellicht kunnen we daar direct in meegaan.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb gezegd dat elke instantie die sport belangrijk vindt en wil meepraten over zo'n akkoord, gewoon moet aanschuiven. Dat kunnen ook provincies of gemeenten zijn, of maatschappelijke organisaties. Ik denk dat wij bij het versterken van sport in Nederland elke organisatie broodnodig hebben en kunnen gebruiken. Gelderland is een heel goed voorbeeld. Laten we dat soort voorbeelden meenemen om het nationaal goed op te kunnen pakken.

De voorzitter:

Nogmaals, ik vind het een interessante gedachte en ik vind dat het gesprek daarover moet plaatsvinden, maar het sportakkoord in Gelderland kost alleen al 27,5 miljoen euro. Als je dat doorrekent naar andere provincies, leidt dat tot een forse verhoging van het sportbudget. Ik neem aan dat u daar een voorstander van bent.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

De uitvoering van het sportakkoord is volledig afhankelijk van de organisaties die aanschuiven. Volgens mij betekent dit dat wij op een andere manier naar de financiering van de sport gaan kijken. Er is al een externe werkgroep van maatschappelijke organisaties bezig, waarbij NOC*NSF een van de trekkers is. Deze zal ook met voorstellen komen hoe we de sport anders kunnen financieren. Ik zal zeer welwillend beluisteren welke mogelijkheden er zijn. Moeten we dat budget vergroten, versterken of effectiever inzetten? Het is een terechte vraag, maar als het gaat om een heel andere invulling van de sport, organisatorisch en financieel, dan zul je ook naar het totale budget moeten kijken.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik ga terug naar de agenda, want daar staan enkele onderwerpen op waarover ik de Minister graag wat wil meegeven. Ik heb met grote interesse de oprichting, invulling en lancering van de Sportraad gevolgd. Het is goed om te zien dat deze nu daadwerkelijk uit de startblokken is gekomen, met een werkprogramma voor 2017. Dat is nodig, want er valt nog een wereld te winnen. Ik illustreer dit met een praktijkvoorbeeld. Ik was twee weken geleden, op zaterdag, bij de competitiewedstrijd Aken-Dresden, en dan heb ik het over damesvolleybal. Ik was uitgenodigd door Myrthe Schoot, lid van ons nationale volleybalteam in Rio. Er zaten ruim duizend supporters op de tribune, in een kolkende arena, voor een gewone competitiewedstrijd. Een dag later was ik bij de worldcup baanwielrennen in Apeldoorn. Daar was het iets minder kolkend. De bezoekersaantallen kwamen pas wat later op de dag op gang. Het verschil tussen zaterdag en zondag hield mij bezig. Wij bewijzen keer op keer dat wij sportevenementen op een fantastische manier kunnen organiseren. De voorbeelden zijn legio: het WK beachvolleybal, het WK hockey, het EK atletiek. We hebben ook geweldige organisatiebureaus, zoals TIG Sports. Toch is er bij een flink aantal sportevenementen, zoals bij een worldcup, nog steeds een wereld te winnen, zodat zij nog meer maatschappelijke en economische impact hebben.

Ik snap het voorstel van de Sportraad voor een werkdocument voor 2017 en de inzet die de raad daarvoor gaat plegen, maar ik zie ook een rol voor de Sportraad bij de totstandkoming van bijvoorbeeld het sportakkoord waarover ik het eerder heb gehad. Zou het niet fantastisch zijn als de Sportraad parallel aan de tijdslijn van tien à twaalf jaar voor diezelfde periode probeert vast te stellen hoe en wanneer we verschillende sportevenementen en multisportevenementen naar Nederland kunnen halen, dus met een meerjarige strategie? Ik ben ervan overtuigd dat wij als land elk EK, elk WK, de Formule 1 of zelfs Olympische Spelen kunnen organiseren, goedkoper, slimmer, effectiever en met meer impact. De Sportraad zou in die meerjarige planning de lead moeten hebben.

Ik wil hierbij graag onderdeel drie uit de voortgangsbrief van de Minister betrekken. Ik vind het namelijk een heel verstandig idee om de vrijgekomen middelen uit de fusie van Lotto en Staatsloterij in te zetten voor evenementen. Maar ik heb ook gemerkt dat het bij sommige sporten nu eenmaal belangrijk is om voorbereidende evenementen als een worldcup te organiseren om een EK of WK gegund te krijgen. In dat verband vraag ik de Minister of het mogelijk is om ook worldcups mee te nemen in de strategische overwegingen.

Ik kom nu op de inzet van extra structurele middelen voor topsport. Ik ben daar ontzettend blij mee en dank de Minister daarvoor. De topsport in Nederland heeft deze middelen nodig om zich verder te ontwikkelen en om de top tien-ambitie na te kunnen blijven streven. Ik ben het eens met de wijze waarop de Minister de middelen wil inzetten, met 8 miljoen voor topsport, 1 miljoen specifiek voor paralympische sport en 1 miljoen voor flankerende maatregelen. Ik heb echter wel het idee dat we de bestedingsrichting kunnen verduidelijken. Met de 8 miljoen voor topsport moeten we volgens mij ook investeren in talentvolle en kansrijke programma's, waarbij het van belang is dat sportbonden eindverantwoordelijk blijven, met maatwerkfinanciering voor en verbreding van de focus en van topsportprogramma's, met innovatie – dat is echt een heel belangrijk onderdeel – en met ondersteuning van standalone topsporters. Bij het miljoen voor de paralympische sport kan ik mij voorstellen dat met name materiaalkennis en innovatie tot een duidelijke, kwalitatieve verbetering van de prestaties zullen leiden. Kan de Minister op deze suggesties ingaan? Ik worstel met de gedachte om dit tastbaar te maken voor de sportwereld. Volgens mij is die behoefte er, want in aanloop naar Tokio is dit een cruciaal moment en duidelijkheid is ontzettend waardevol.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Met de heer Heerema deel ik dat het mooi is dat er extra geld is voor de sport. Dat vindt het CDA ook belangrijk. Ik hoor hem aan het begin van zijn betoog heel nadrukkelijk aangeven dat hij het van belang vindt dat mensen vanuit de sport van onderop bekijken hoe ze het geld willen besteden. Maar nu hoor ik in zijn betoog over de 10 miljoen van de Minister dat we een soort blauwdruk moeten gaan opleggen. Dat vind ik een beetje tegenstrijdig. Kun je de verdere invulling niet het beste aan de sportwereld zelf overlaten, nu de Minister de grote kaders heeft aangegeven?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

De kaders die de Minister heeft aangegeven, zijn wat mij betreft duidelijk. Ik heb in de afgelopen periode met sportbonden en grote organisaties om tafel gezeten en daarbij heb ik een heel duidelijk signaal gekregen dat duidelijkheid over de mogelijke bestedingsrichtingen wel wenselijk is. Daarom worstel ik ermee en stel ik de vraag aan de Minister hoe zij tegen dit soort richtingen aankijkt. Als het zou helpen voor sportbonden als we bijvoorbeeld met een motie deze middelen een richting geven, zouden we daar volgens mij niet tegen moeten zijn omdat dit tijdstip ontzettend cruciaal is in aanloop naar Tokio. De Olympische Spelen zijn net geweest. Contracten van coaches lopen af. Als er op dit moment te lang wordt gewacht, mist er een flink onderdeel in de aanloop naar Tokio. Daar wil ik gewoon duidelijkheid over hebben. Als de Kamer daarbij een klein handje kan helpen, dan doe ik dat graag.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De heer Heerema geeft aan dat hij in overleg met de sportbonden al heeft bekeken hoe dat geld dan moet worden besteed. Dat betekent dat de bonden daar daadwerkelijk een idee bij hebben. Waarom laat de heer Heerema het daarom niet gewoon over aan de bonden? Waarom moet hij het eerst zelf invullen? Mensen op de werkvloer, mensen die echt actief zijn in de sport en er dagelijks mee bezig zijn, zitten er midden in en weten waar het geld naartoe moet.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik blijf bij mijn antwoord in eerste termijn. Ik denk dat het heel verstandig is om te bekijken of die behoefte er is. Als die behoefte er is, en als het duidelijkheid aan de sportwereld geeft over wat men kan verwachten, moet de Kamer het niet nalaten. Als nu blijkt dat het niet nodig is, moeten we het vooral niet doen. Ik vind niet dat de overheid er noodzakelijkerwijs op moet sturen. Als de behoefte er echter is, lijkt het me heel verstandig dat wij als Kamer er breed achter gaan staan.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, mijnheer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dan de maatschappelijke carrière na een topsportcarrière. Ik ben erg blij dat de Minister hiervoor structureel middelen beschikbaar stelt. Ik ken te veel ex-topsporters die worstelen met de overgang naar een maatschappelijke carrière. We kunnen hier meer doen dan we deden. Ik vraag de Minister of deze middelen specifiek voor sportbonden en CTO's (Centrum voor Topsport en Sportonderwijs) zijn bedoeld of dat andere partijen met goede resultaten ook kunnen deelnemen. Ik wil namelijk voorkomen dat elke sportbond opnieuw het wiel gaat uitvinden, terwijl organisaties al aan de weg timmeren met goede resultaten.

Ik heb nog twee punten. Het eerste punt betreft de economische missie naar Tokio, een zeer succesvolle trip als ik de social media mag geloven. Ik was overigens graag meegegaan, maar dat terzijde. Met de Olympische Spelen in mijn achterhoofd vroeg ik mij af of we weleens hebben meegekeken bij een volledige voorbereiding van vier jaar in een organiserend land. Na afloop van georganiseerde Olympische Spelen vernemen we wel een terugblik en evaluatie, maar is het gezien onze ambities op evenemententerrein niet verstandig om eens een heel voorbereidingstraject te volgen? Volgens mij geeft ons dat een schat aan informatie waarmee de sportraad wellicht ook wat kan. Nu ik het toch over de Olympische Spelen heb: wat heb ik genoten van ons Team NL in Rio. Hoogtepunten, dieptepunten, verrassingen, kippenvel en prachtige medailles: alles zat er dit keer in. Vanaf deze plek geef ik nog een groot compliment aan Team NL, inclusief het hele begeleidingsteam. U hebt ons onvergetelijke weken bezorgd. Mijn persoonlijke favoriete moment is toch het goud van Sanne Wevers. Of toch de medaille van Marrit, want die vond ik ook heel mooi.

Ik kom bij mijn laatste punt. Er is vandaag een amendement van de heer Van Dekken en mijzelf voorbijgekomen. Dit amendement is een herhaling van vorig jaar, toen de heer Van Dekken en ik succesvol hebben gezocht naar onderuitputting die niet juridisch verplicht was. Dat bleek toen 1,7 miljoen te zijn. Dat geld hebben we toen specifiek herbestemd voor sportbonden, die daarmee ongelooflijk nuttige dingen hebben gedaan. Ik noem het opleiden van trainers, het ondersteunen van talentprogramma's en gehandicaptensport en de versterking van het kader. Dit jaar hebben wij 1,1 miljoen kunnen vinden. We willen daarmee in dezelfde systematiek hetzelfde doen, dus het bestemmen voor sportbonden met een bestedingsrichting. Ik ben blij dat we hiermee de sportbonden een extra steuntje in de rug kunnen geven.

Ik kom tot een afronding. Sport is voor mij mijn hoofdportefeuille. Ik vind het een ongelooflijk belangrijk onderwerp. Ik vind het geweldig om op deze manier mijn passie voor sport te kunnen inzetten voor een betere, gezondere en sportievere samenleving. Het is overigens altijd al mijn wens geweest om woordvoerder te mogen zijn op deze prachtige portefeuille. Het is trouwens ook geen onderwerp dat ons echt verdeelt in deze Kamer. Ik brand dus van ambitie om in de volgende periode met elkaar vorm te geven aan het sportakkoord, om de sport organisatorisch en financieel te borgen voor de toekomst.

De voorzitter:

Dank u wel. Als u dan ook nog iets kunt doen aan het manipuleren van de verkiezingsuitslag, komt het ongetwijfeld goed. De heer Van Nispen heeft namens de SP een vraag aan u.

De heer Van Nispen (SP):

Ik bied nogmaals mijn excuses aan dat ik was opgehouden in het verkeer. Ik heb een vraag over het amendement van de heren Heerema en Van Dekken over die 1,1 miljoen extra voor de sportbonden. Ik vind dit een sympathiek amendement, maar vraag wel om iets nader toe te lichten ten koste waarvan dit gaat. Als ik het goed lees, gaat het wel ten koste van sport en bewegen in de buurt. Ik wil graag een nadere toelichting van de heer Heerema hoe hij dat ziet. Ik heb een tweede vraag. Het geld is ook bedoeld ter bevordering van trainersopleidingen, het ondersteunen van vrijwilligers en het versterken van het scheidsrechterskorps. Maar nu dreigt de btw verhoogd te worden naar 21%. Mevrouw Bruins Slot heeft daar in haar bijdrage al aandacht voor gevraagd. Als het hier gaat om 1 miljoen, dan wordt het geld dat met de ene hand wordt gegeven met de andere hand, door de Minister van Financiën, weer weggehaald. Hoe ziet de heer Heerema dat?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Wij hebben gezocht naar middelen die nog niet juridisch verplicht zijn en dus nog niet bestemd zijn. Dat zit in twee onderdelen, Sport en Bewegen in de Buurt uit het passend sport- en beweegaanbod en Innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling. In de besteding van die 10 miljoen zou innovatie ook al terug kunnen komen. Daarom kan ik me goed voorstellen dat we deze middelen effectief richting de sportbonden inzetten, omdat er via de buurtsportcoaches al een fors bedrag richting de buurt gaat. Wat betreft de vraag over de btw die mevrouw Bruins Slot ook op tafel had gelegd was ik vooral blij dat er in het Belastingplan zo weinig over het Sportbesluit werd gezegd. Als er een ander btw-tarief is dan ik mee heb gekregen – ik zie geknik aan mijn zijde – dan zal ik me daar iets meer in moeten verdiepen, want dat heb ik dan over het hoofd gezien.

De heer Van Nispen (SP):

Over de dekking wil ik het volgende zeggen. Het feit dat iets nog niet juridisch verplicht is, wil nog niet zeggen dat er geen nuttige dingen gaan gebeuren met het geld. Laten we de vraag of dit kan vooral bij de Minister leggen. Ik ben voor steun aan de sportbonden, maar als dat gaat ten koste van Sport en Bewegen in de Buurt, hoor ik graag van de Minister waarvan het precies ten koste gaat. Ik zal zelf ook nog terugkomen op de btw. Ik vind dat een heel belangrijke vraag. We moeten oppassen dat we, als we iets goeds willen doen voor de sport, geen last hebben van een maatregel van een ander ministerie die misschien nog wel groter is dan het bedrag dat we hier herbestemmen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik denk dat we daar, zeker in het begin, helemaal aan dezelfde kant staan. Laten we kijken wat het effect is en hoe we daar eventueel iets aan kunnen doen als dat op gaat treden.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. We staan hier met een primeur. Het is niemand ontgaan dat we hier vandaag voor het eerst in de Tweede Kamer staand vergaderen. De woordvoerders Sport hebben samen het initiatief genomen omdat we het goede voorbeeld willen geven. Langdurig zitten is niet goed. Langdurig staan is dat trouwens ook niet. Afwisseling is beter. Misschien is dat ook wel waar we op uit gaan komen. Dat gaan we allemaal zien. Ik dank de Minister voor haar enthousiasme om hieraan mee te doen en aan alle mensen die hier werken en die vanmorgen alles hebben klaar gezet.

Dit debat gaat natuurlijk niet over de werkomstandigheden in de Tweede Kamer, maar over de gezondheid van heel veel Nederlanders en het belang van bewegen. Laat dat duidelijk zijn. Ik heb recent nog Kamervragen gesteld over langdurig zitten en de risico's daarvan. Van alle Europeanen zitten Nederlanders het meest. Nederlandse werknemers zitten gemiddeld tien uur per dag, 80% van de werkdag. Ook scholieren zitten veel te veel, terwijl we weten dat langdurig zitten de kans vergroot op het krijgen van diabetes type 2, hart- en vaatziekten en vroegtijdig overlijden. Mijn vraag aan de Minister is waarom we wel een beweegnorm hebben en geen zitnorm? Hoelang zou je maximaal mogen zitten en hoe vaak kun je zitten het beste onderbreken? Is de Minister bereid ervoor te zorgen dat er ook zoiets komt als een zitnorm? Is de Minister bereid om in gesprek te gaan met werkgevers en het onderwijsveld via de besturen of de directeuren, om onder de aandacht te brengen dat er meer kan en moet gebeuren om gezonde omstandigheden en meer afwisseling tot stand te brengen? Ik hoor dus graag twee toezeggingen, een over het tot stand brengen van de zitnorm en een over het gesprek met de werkgevers en de scholen om de gezondheid van werknemers en scholieren te bevorderen.

De SP heeft de afgelopen jaren initiatieven genomen om vooral kinderen, maar daarmee de hele samenleving, in beweging te krijgen. Een sportievere samenleving is een gezondere samenleving. Vaak heb ik bijvoorbeeld aandacht gevraagd voor het steeds meer verdwijnen van het schoolzwemmen. In steeds minder gemeentes wordt dit aangeboden. Ik vind dit echt een slechte zaak. Het was een aantal jaar geleden nog heel normaal. Het hoorde er gewoon bij. Ik vraag me steeds af waarom dit nu allemaal niet meer mogelijk zou zijn. Als we zwemvaardigheid belangrijk vinden in een waterrijk land, dan moeten we ook zorgen dat we het weer mogelijk maken. Ik vind het ook zorgelijk dat concurrentie op zwemdiploma's aan het toenemen is. Er loopt nu gelukkig een veelomvattend onderzoek naar al deze aspecten van zwemmen. We moeten hier echt actief mee aan de slag, omdat het nu niet de goede kant opgaat. Dat geldt voor beide punten die ik heb genoemd en misschien nog wel voor meer zaken.

Het geldt ook voor het bewegingsonderwijs. Wat stond het toch mooi in het regeerakkoord: «Het kabinet streeft naar meer gymlesuren per week in het primair onderwijs.» Dat is helaas niet gelukt. Ook al die vorige kabinetten die in soortgelijke bewoordingen dezelfde belofte deden, is het niet gelukt. Ik spreek mijn teleurstelling hierover uit. Er is een initiatiefwetsvoorstel van de SP ingediend dat meer en beter bewegingsonderwijs in het basisonderwijs regelt, opdat we alle kinderen in beweging krijgen. Na het doorlopen van de procedures kunnen we daarover in debat gaan. Ik hoop dat dat zo snel mogelijk kan, zodat we dit wel echt kunnen regelen.

Na zes jaar Minister Schippers op het Ministerie van Sport, moeten we de balans opmaken. Wat is er wel en niet bereikt? Zijn in de afgelopen jaren substantieel meer kinderen duurzaam gaan sporten en bewegen? Zijn er minder kinderen die te zwaar zijn? Is de zwemvaardigheid verbeterd? Ik vrees dat we al dit soort vragen met «nee» moeten beantwoorden. Dat is dan toch een teleurstellende conclusie. Deze Minister heeft het in de afgelopen jaren vaak gehad over het naar Nederland halen van de Olympische Spelen. Ook recentelijk heeft zij daarover gesproken. De Minister zei: «Ik zou dat heel graag willen.» Maar hadden we het niet iets vaker moeten hebben over de basis, de kansen voor alle kinderen? Zijn er op dit vlak in de afgelopen jaren geen kansen gemist? Wat is hierop de reactie van de Minister?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb net in mijn bijdrage in antwoord op een vraag van de heer Van Nispen al gezegd dat er een fors bedrag naar sporten in de buurt gaat. We hebben onder anderen buurtsportcoaches. Het gaat hierbij om ongeveer de helft van het onderdeel Sport en Bewegen van de begroting. Het is dus echt een fors bedrag. Er gebeuren ontzettend veel dingen mee. Op veel plekken gebeuren er heel goede dingen, maar soms heeft het wat minder effect. Als de heer Van Nispen de Minister vraagt of er verbeteringen hebben plaatsgevonden, heeft hij zelf geen enkel zicht op wat er in de buurt met alle buurtsportcoaches plaatsvindt. Daar zijn toch hartstikke mooie resultaten behaald?

De heer Van Nispen (SP):

Dat is een prikkelende vraag. Natuurlijk ben ik geweest op die plekken waar ze combinatiefunctionarissen en coaches in de buurt hebben. Natuurlijk zie ik ook heel mooie dingen. Maar de heer Heerema heeft toch net als ik alle onderzoeksrapporten gelezen waarin de risico's worden genoemd van dit soort projecten? Ik dacht juist dat de VVD daar in het verleden ook kritisch op was en dat zij zich ook afvroegen of het gaat om duurzame, langdurige effecten, wat er gebeurt als het subsidiegeld of het projectgeld wegvalt en of daar risico's aan verbonden zijn. Ik dacht dat de heer Heerema hier in het verleden juist kritisch over was. Wij hebben het initiatief genomen om te pleiten voor kansen voor alle kinderen op een plek waar alle kinderen komen, namelijk de basisschool. De VVD heeft het toch niet voor niets in het regeerakkoord opgeschreven? Ik ken de inspanningen van de heer Heerema voor de vakleerkracht heel goed. Op dat punt steunen wij elkaar, maar er is op dit punt niets verbeterd. Daarom stel ik deze kritische vraag toch aan de Minister. De heer Heerema kan voor haar staan. Dat is heel mooi, maar de kritiek die in deze vraag ligt besloten, is daarmee niet weg.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het was oprecht geen kritiek. Als het op school gebeurt, hoort het bij het Ministerie van OCW thuis. Dat is in vele debatten aan de orde geweest. Deze Minister gaat er helaas niet over. Ik zie dat in de buurt heel veel gebeurt. Natuurlijk kun je daar kritisch over zijn, maar feit is wel dat uit allerlei metingen bij NOC*NSF blijkt dat steeds meer beweegnormen worden gehaald. Ik zie dat er effect optreedt. Daarom stelde ik daarover een vraag aan de heer Van Nispen. Hij kan deze vraag bij de Minister neerleggen, maar als we alle informatie kennen, zien we dat er verbetering heeft opgetreden.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind het een interessant punt. Nogmaals, ik vind dat er heel veel mooie dingen gebeuren in de buurten. Dat is vaak heel erg prachtig, maar het gaat natuurlijk wel om duurzame effecten, ook voor de langere termijn. Zijn substantieel meer kinderen duurzaam gaan sporten en bewegen in de afgelopen jaren? Zijn er minder te dikke kinderen? Is de zwemvaardigheid substantieel verbeterd? Die vragen heb ik hier op tafel gelegd. We horen graag de antwoorden van de Minister, maar ik vrees toch echt dat we die vragen niet allemaal positief kunnen beantwoorden, en dan druk ik mij nog erg voorzichtig uit.

Voorzitter. De SP heeft in het vorige debat over sportbeleid uitgebreid aandacht besteed aan de maatschappelijke kracht van sport. Sport is geen kostenpost, maar een investering in een gezonde samenleving. De maatschappelijke voordelen van sport worden nog steeds onderschat. Op allerlei terreinen, onder meer op het terrein van gezondheid, integratie en criminaliteitsbestrijding, kan sport als middel een belangrijke bijdrage leveren aan een betere samenleving. Er is nu door de Minister op verschillende beleidsterreinen en bij verschillende gemeenten een eerste inventarisatie van de maatschappelijke kracht van sport gemaakt. Dat is interessant en daar kunnen we, nee, daar móéten we ons voordeel mee doen. Hoe nu verder? Hoe weten we wat de omvang, de effecten en de potentie van sport is op al die andere gebieden? Wat is er allemaal nog meer mogelijk? Hoe gaan we verder met dit onderzoek?

Waaruit bestond de afgelopen jaren de coördinerende rol van VWS bij sport in relatie tot andere beleidsterreinen? De Minister gaat niet over de fiscale maatregelen waar de sport last van heeft, want dan moeten we bij Financiën zijn. Maar wat is de rol van Sport bij de programma's ter bestrijding van kinderarmoede of voor gelijke kansen van SZW en OCW? Ook hier zijn volgens mij kansen gemist. Wat heeft de Minister gedaan richting haar collega's om de belangrijke rol van sport te benadrukken en op te eisen?

Dat brengt mij op het volgende punt. Ik noemde het al: de financiën. Gemeenten en sportverenigingen hebben het financieel best zwaar. Dat weten we al een poosje. 93% van de gemeenten zou als gevolg van rijksoverheidsbeleid noodgedwongen bezuinigen op sport. Nu begrijpen we ook – het ging al over tafel – dat er een nieuwe lastenverzwaring dreigt, namelijk een fiscale maatregel die sportcursussen 21% duurder maakt doordat de btw-vrijstelling vervalt. Mijn CDA-collega heeft er ook al naar gevraagd. De SP vindt dat nogal een bedreiging voor sportverenigingen en dan met name voor de kwaliteit van die verenigingen. Het niveau van de trainer bepaalt sterk hoe goed je leert sporten, maar een goede sporttrainer kan ook zo veel betekenen in het leven van een jeugdige. Waarom zouden we hier nou financiële drempels voor opwerpen? We hebben juist meer gediplomeerde trainers, coaches, scheidsrechters en juryleden nodig en zeker niet minder. Waarom moet het 21% duurder worden door een maatregel van het Ministerie van Financiën? Wat vindt Onze Minister van Sport hiervan? Is de Minister bereid, zich daartegen te verzetten, te protesteren bij Financiën en ervoor te zorgen dat dit niet doorgaat?

Ik ben bij de officiële aftrap op een school in Rotterdam geweest van The Daily Mile, het dagelijkse rondje hardlopen voor basisschoolleerlingen. Ik vind het echt geweldig om te zien hoe enthousiast die kinderen rennen. Het is vormvrij, het kan dus gewoon altijd en daarom zou ik het echt iedere school aanraden. Fittere kinderen worden slimmere kinderen! Maar wat kan de Minister samen met Onderwijs doen? De Minister zegt: het staat scholen vrij om hieraan mee te doen. Ik snap dat wel, maar toch zou ik graag willen dat de Minister hier iets minder passief dus iets actiever op is. Dit kan toch zeker op een wervende manier onder de aandacht worden gebracht van de scholen? Er gebeurt nu, vind ik, net iets te weinig op dat vlak.

Binnenkort bespreken we de Wet uitvoering antidopingbeleid. Het is goed dat we daar nog een rondetafelgesprek over organiseren, want ook de SP zit nog met veel vragen, waarvan ik er nu al enkele aan de Minister mee zou willen geven. Hoe staat het eigenlijk met de capaciteit en de prioriteit bij opsporingsinstanties en toezichthouders? Worden meldingen over verdenkingen wel voldoende en snel genoeg opgevolgd? Als dat niet gebeurt, schieten we niet zo heel veel op met meer mogelijkheden om informatie uit te wisselen. Hoe zit het met dopinggebruik in de amateursport? Niet alleen op internet is veel verboden spul verkrijgbaar maar ook in sportscholen. Ik vraag de Minister of er hier niet heel veel te verbeteren valt. Hoe zit het met de voorlichting in deze branche? Het toezicht op de beruchte sportscholen waar dopinggebruik wordt gefaciliteerd: wat weten we daar nu al van? Hoe goed hebben we hier zicht op? Is er niet alle reden voor een nader onderzoek naar doping in de amateursport?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De heer Van Nispen maakt er terecht een punt van dat het dopinggebruik in de amateursport onderbelicht is, zeker in bepaalde takken van sport. In 2009 of 2010 heeft de Gezondheidsraad een diepgravend onderzoek gedaan en daar kwamen heel pittige resultaten uit. Ik hoor de heer Van Nispen nu vragen om een nader onderzoek, maar bedoelt hij dan nader onderzoek door de Gezondheidsraad of denkt hij aan een ander onderzoek?

De heer Van Nispen (SP):

Dat is een goede vraag. Ik ben daar, eerlijk gezegd, nog niet helemaal uit. We moeten ook geen onderzoek om het onderzoek doen. Volgens mij stamt het laatste onderzoek inderdaad uit 2009 en dat vind ik vrij lang geleden. We kunnen nu dan ook twee dingen doen. We kunnen de Minister vragen om maatregelen te nemen. Dat zou ik kunnen steunen als we precies zouden weten wat er moet gebeuren. Ik heb daar zelf overigens ook wel ideeën over. Zo zou je de voorlichting kunnen verbeteren of met de branche om de tafel kunnen gaan om te bekijken of er niet een soort keurmerk moet komen of een verplichte vergunning, die je kunt intrekken als er onvoldoende gebeurt. Er zijn allerlei ideeën denkbaar, maar ik weet niet zeker of alles de afgelopen zeven jaar hetzelfde is gebleven. Vandaar mijn voorzichtige vraag aan de Minister of er reden is om dat onderzoek te herhalen zodat we precies weten waar het over gaat. Liever heb ik natuurlijk dat er wordt opgetreden als we weten dat er daadwerkelijk wat mis is.

De voorzitter:

Mevrouw Bruins Slot heeft geen vervolgvraag. U vervolgt uw betoog.

De heer Van Nispen (SP):

Net als de rest van Nederland ben ook ik geschrokken van de uitzending van ZEMBLA over kunstgras en de rubberkorrels die mogelijk kankerverwekkend zijn. Mij bekruipt het gevoel: hoe kan dit nou, hoe is dit mogelijk? Wordt er pas actie ondernomen als onderzoeksjournalisten ermee komen? In antwoord op Kamervragen schrijft de Minister dat zij om nieuw onderzoek heeft gevraagd omdat de uitzending de nodige onrust in de samenleving heeft veroorzaakt. Komt dit nieuwe onderzoek er vanwege de onrust of omdat er mogelijk toch iets aan de hand is? Waren er voor de uitzending van ZEMBLA nooit signalen?

Mijn tweede vraag gaat over de lobby van de bandenfabrikanten en de rol van de ministers. Heb ik goed begrepen dat volgens de Minister Nederland juist strengere regels wilde en dat ZEMBLA dit dus verkeerd in beeld heeft gebracht? Begrijp ik dat goed of heb ik de antwoorden niet goed gelezen? Ik hoor dat graag van de Minister. Door de uitzending van ZEMBLA kreeg ik een zeer verontrustend beeld van de lobby en de rol van de ministers. Volgens de Minister is het echter precies andersom en heeft Nederland juist voor strengere regels gepleit. Graag een antwoord daarop.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De vraag van de heer Van Nispen is mij niet helemaal duidelijk. Hij verwijst naar het programma van ZEMBLA. Uit de antwoorden van de Minister op mijn vragen blijkt dat het ministerie al in het voorjaar informatie van een hoogleraar heeft gekregen dat er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de giftigheid van rubbergranulaat, die autobandenkorrels. Het CDA wil graag weten waarom er eerst een programma nodig is voordat het ministerie in actie komt. Waarom heeft men dit niet in het voorjaar gedaan? Hoe kijkt de heer Van Nispen daartegenaan?

De heer Van Nispen (SP):

Ik vroeg het net iets voorzichtiger, maar in de kern komt het op hetzelfde neer. Waarom wordt er pas actie ondernomen als onderzoeksjournalisten ermee komen? Ik denk dat wij dezelfde vraag hebben.

Het subsidiepotje om sportaccommodaties te verduurzamen – denk aan zonnepanelen op het dak – is elke keer weer razendsnel leeg. Is de Minister bereid om te bezien of het geld uit het fonds naar voren gehaald kan worden middels een kasschuif of iets dergelijks? Welke nadelen zitten daaraan? Laat ik die vraag eens op tafel gooien. Met andere woorden: waarom vinden wij het niet goed dat meer sportverenigingen gestimuleerd worden om te verduurzamen?

Tot slot heb ik enkele vragen over het programma Grenzeloos actief. Dit programma is ingesteld om mensen met een beperking meer mogelijkheden te geven om te kunnen sporten en bewegen. We constateren dat Wmo-regio's, sociale wijkteams en MEE bezig zijn met de uitvoering van dit programma. Dat is heel goed, maar wat er is tot nu concreet bereikt? Hoeveel mensen met een beperking hebben nu meer mogelijkheden om te sporten en bewegen? Wat is de stand van zaken? Kan de Minister hier wat meer duidelijkheid over geven?

De voorzitter:

Ik draag het voorzitterschap over aan de heer Heerema omdat ik namens mijn fractie een bijdrage mag leveren.

Voorzitter: Rudmer Heerema

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. «Doping is business. Maar dan wel business waar zo min mogelijk mensen vanaf mogen weten. Na een kwartier staat dokter Fuentes op van zijn stoel. Hij haalt het infuus uit mijn arm en dept het bloed weg met een watje. Hij geeft me een markeerstift en zegt met een zwaar accent tegen me: «I give you number. Twentyfour. Two four.» (...) Hij wijst naar de volle zak met bloed. (...) Ik trek mijn trainingsjack aan en geef hem een hand. (...) De deur valt achter me dicht. Vanaf hier is er geen weg meer terug.»

Dit is geen citaat van mezelf. Ik heb het niet persoonlijk beleefd. Dit is een citaat uit het boek Thomas Dekker Mijn Gevecht van journalist Thijs Zonneveld over de ex-wielrenner Thomas Dekker. Ik denk dat een hoop mensen in deze zaal dat boek inmiddels hebben gelezen en het op inhoud hebben beoordeeld. Het is een boek vol onthullingen over de schimmige wereld van dopinggebruik in de wielersport. Jarenlang zouden Nederlandse sporters – ik zeg: zóuden Nederlandse sporters – volop gebruikmaken van allerlei doping om hun prestaties te verhogen. Vaak met succes want een zakje bloed doet blijkbaar wonderen. Wie het boek goed leest, vraagt zich vooral af hoe het mogelijk is dat Nederland nog steeds geen echte antidopingwet heeft. Pas half september van dit jaar ontvingen wij een wetsvoorstel antidopingbeleid. Het is de bedoeling dat daarmee de dopingcontrole een wettelijke grondslag krijgt. Dat is op zichzelf mooi, maar ik vraag deze sportminister waarom de praktische uitvoering bij de sportbonden blijft. De PvdA vraagt zich af of dit effectiever is voor het schoner worden van de wielersport. Zouden mannen als Thomas Dekker en Michael Boogerd hiermee geholpen zijn? Ook dat vraag ik aan deze Minister, wetende dat wij op 16 januari een belangrijke hoorzitting hebben in de Tweede Kamer over het antidopingbeleid. Ik wil wel alvast iets van een antwoord.

Sport moet verbroederen en verbinden en is daarmee bij uitstek dienstbaar aan een verbonden samenleving. Vanuit onze PvdA-waarden willen wij ervoor zorgen dat ieder kind de kans krijgt om te sporten in een veilige en eerlijke omgeving. Dat kan en mag nooit afhankelijk zijn van de dikte van je portemonnee, de plek waar je ouders opgroeien of de wijk waarin je woont. Er zijn nog altijd ongeveer 400.000 kinderen van wie de ouders sportdeelname simpelweg niet kunnen betalen. De PvdA wil dat ook kinderen uit armere gezinnen kunnen sporten. Wij hebben daarom, los van andere maatregelen, de afgelopen tijd behoorlijk ingezet op de rol van de buurtsportcoaches. Door de samenwerking tussen deze buurtsportcoaches, scholen en sportverenigingen te verbeteren kan de toegankelijkheid van sportfaciliteiten nog effectiever worden verbeterd.

Er is op voorstel van de Partij van de Arbeid 100 miljoen structureel vrijgekomen om arme kinderen te helpen. De kans om te kunnen sporten moet daar een belangrijk onderdeel van zijn. Wij zijn er ontzettend positief over dat een deel van dit bedrag naar het Jeugdsportfonds gaat. Verder zal een deel van dat bedrag worden verdeeld over het Jeugdcultuurfonds, Stichting Leergeld en Stichting Jarige Job. Wij zijn daar blij mee.

Over de buurtsportcoaches hebben wij de afgelopen jaren heel veel gediscussieerd. Wij hebben ons afgevraagd welke doelgroepen precies moesten worden bediend. Dat ging van jong tot oud. Maar uit de rapportages blijkt dat maar 30% van de armere kinderen wordt bereikt door de buurtsportcoaches. Ik zou het op prijs stellen als er een duidelijkere definitie komt van het werk van de buurtsportcoaches, namelijk het actief opzoeken van kinderen die vanwege het inkomen van hun ouders of verzorgers nog niet kunnen sporten, waarbij het Jeugdsportfonds concreet wordt betrokken. Dat zou de opdracht moeten zijn van de buurtcoaches. Ik hoop dat ik daar een toezegging op kan krijgen van de Minister. Dat scheelt wellicht een motie.

Het behalen van het zwemdiploma is een voorbeeld van de toegankelijkheid van sportfaciliteiten over het algemeen. Wij hebben er meermaals op gewezen dat dit nog steeds niet vanzelfsprekend is voor veel kinderen van ouders met een laag inkomen of met een niet-Nederlandse achtergrond. Ook mijn collega van de SP heeft dat gedaan. Wij zijn blij dat er inmiddels gesprekken gaande zijn over zwemveiligheid en schoolzwemmen en wij horen graag de resultaten van de monitors, maar wij hebben dit weleens eerder aan de hand gehad en het begint alweer te jeuken en te prikkelen gezien alle ontwikkelingen. Wil de Minister toch nog een keer nadenken over de vraag of een verplicht zwemdiploma een idee zou kunnen zijn? Ik zeg het hier niet voor het eerst en ik denk ook niet voor het laatst: dit is voor de PvdA sinds twee jaar een heel serieus af te wegen verhaal. Zwemdiploma verplicht of niet? Dat moet de vraag zijn.

De toegankelijkheid van sport voor mensen met een beperking blijft een aandachtspunt. Uit recent onderzoek van de regering bleek dat de belangrijkste knelpunten bij de Special Olympics zitten in de financiële middelen. Wij zijn ook erg blij te vernemen dat de Minister voor de Special Olympics World Winter Games van 2017 de stichting een eenmalige subsidie schenkt. Wij blijven wel benadrukken dat ook de amateursport voor mensen met een beperking niet uit het oog mag worden verloren. Ook hier is nog ruimte voor verbetering. Hoe ziet de Minister dat in het licht van de aanbevelingen van het rapport over paralympisch sporten? Zijn de uitkomsten al op die manier ingebed en, zo ja, hebben ze al tot resultaat geleid?

Ik kom te spreken over discriminatie in de sport. Een veilige sportomgeving voor sporters, vrijwilligers en toeschouwers is een randvoorwaarde. Veel partijen hebben zich hier al langere tijd voor ingezet. De veiligheid is al in grote mate verbeterd. Ik wil mijn collega-woordvoerders overigens ontzettend bedanken, want dankzij hun inzet is er een hoop gebeurd op weg naar een veiliger sportklimaat. Het sportproject Naar een veiliger sportklimaat en de Training Sport & Gedrag hebben hieraan bijgedragen. Dankzij een Kamermeerderheid zal dat gelukkig ook in 2018 zo blijven. Maar helaas blijft discriminatie op basis van etnisch profileren en het uitsluiten van homoseksuele spelers nog steeds een probleem. In het kader van het actieplan homoacceptatie in het voetbal van de KNVB – dat plan is overigens geïnitieerd door Michael van Praag, die hier nu ook in de zaal zit – worden mooie initiatieven gestart om dat laatste punt aan te pakken. Wij vragen de Minister hoe zij denkt discriminatie binnen de sport in zijn geheel, of waar dat kan, uit te bannen. Voor de PvdA – maar ik neem aan dat dat voor elke politieke partij geldt – is discriminatie per definitie onaanvaardbaar.

Ik kom op de veiligheid van sport en op mijn persoonlijke missie, namelijk de aanpak van matchfixing. Misschien is het niet per se een missie an sich, maar ik heb er in de Tweede Kamer wel veel mee te maken gehad. Criminelen hebben nog steeds invloed op sportwedstrijden. We zien nog steeds bewegingen, al dan niet bewezen. Er is in Nederland een fixer actief geweest. Ik weet niet wat dat doet met sporters hier in Nederland, maar die fixers zijn er en ze hebben invloed op sportwedstrijden, ook op amateurniveau, op sportclubs en zelfs op supporters. Niet onbelangrijk is dat een te groot deel van de professionele sporters aangeeft weleens benaderd te zijn geweest om wedstrijden te beïnvloeden. Ik hoef niet eens te verwijzen naar het programma Rambam, waarin dit voor het laatst aan de orde was.

De PvdA heeft in het afgelopen jaar een onderzoek afgedwongen naar fraude, matchfixing en witwasserij binnen het betaald voetbal. Daar werd al het nodige over gezegd. Mevrouw Bruins Slot van het CDA zei: dat is een vooronderzoek. Maar als een vooronderzoek drieënhalf jaar moet duren, is dat wel een heel vreemd verhaal. Dat duurt gemiddeld een halfjaar, waarna het zeker resultaat moet opleveren. Er is blijkbaar meer aan de hand.

Ook de Nederlandsche Bank onderzoekt de situatie binnen de organisaties in het betaald voetbal. Daarover zou voor de zomer een rapport verschijnen, maar dat heb ik niet gezien en daar heb ik niets over gehoord. Dat rapport is blijkbaar in een bureaula verdwenen of men is er nog steeds mee bezig. Ik vind dat hoogst merkwaardig. Ik spreek deze Minister daar niet per se op aan, maar zij is wel de Minister van Sport en van schone sport. Als ik zie hoe er gedraald wordt bij Justitie en het Openbaar Ministerie om dat onderzoek structureel en serieus aan te pakken, blijf ik mij zorgen maken om schone sport. Ik heb al eerder gezegd: maak nou één centraal meldpunt, maak het justitieel en denk desnoods na over een opsporingseenheid. Ik zou het zeer waarderen als ook het kabinet zich op die manier druk zou willen maken over de ziekte die matchfixing is.

De voorzitter:

Wij hebben op 15 december een AO over matchfixing gepland in de commissie Veiligheid en Justitie. Heeft de heer Van Dekken bij dat AO exact dezelfde inzet?

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat laat ik afhangen van de actuele ontwikkelingen op het dossier matchfixing. Ik kan dat nog niet zeggen. Toen wij de vorige keer spraken over matchfixing was er opeens sprake van een enorme onthulling door een belangrijke coalitie van de KNVB en onderzoeksjournalisten. Er kwam toen ineens naar voren dat er meerdere gefixte wedstrijden waren. Maar de heer Heerema kan er wel op rekenen dat een belangrijk deel van wat ik hier nu zeg, zeker zal terugkomen in dat algemeen overleg over matchfixing. Ik vind echt dat er te veel gedraald is, bijvoorbeeld op het Bochum-dossier. Dat dossier ging van vier naar vijf pakketten, waarna er uiteindelijk werd gezegd: sorry, dat was niet de bedoeling, maar we hebben de fixers nog steeds niet. Alles stond gewoon op tape. Het is nog steeds vreemd dat er geen justitiële vervolging heeft plaatsgevonden en dat er geen onderzoek is gedaan. De fixer loopt vrij rond en zegt: kom mij desnoods maar ophalen; ik vertel het verhaal wel. Maar we doen dat niet.

De voorzitter:

Het is goed om te horen dat u dezelfde inzet zult hebben op de plek waar die inzet ook echt thuishoort.

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik ben dat niet eens met de heer Heerema, want vanaf 2010 staat het onderwerp matchfixing elk jaar op de agenda bij de behandeling van de Sportbegroting. Sterker nog, we zijn daar tijdens de begrotingsbehandeling mee begonnen, toen we om onderzoeken hebben gevraagd. Minister Schippers heeft ook een tweetal onderzoeken geïnitieerd; hulde daarvoor. Toen het onderwerp echt justitieel werd, omdat er wel degelijk sprake was van matchfixing, werd het overgenomen door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Dat is logisch. Maar deze Minister zit er wel bovenop, en dat doet mij deugd.

Ik sprak zojuist al over het project Naar een veiliger sportklimaat; de Partij van de Arbeid vindt dat echt belangrijk. Daarom is het goed om te weten en te horen dat 60 voetbalclubs worden begeleid door Halt en de gemeente om een veilige en pedagogisch verantwoorde sportcultuur te ontwikkelen. Dit soort acties en ontwikkelingen vanuit de KNVB waarderen we bijzonder. Ik was bij de eerste pilot ergens in Arnhem. Het ging toen allemaal stroef en het was allemaal ingewikkeld, maar we zien nu dat het structureel wordt; dat is goed. Het is ook belangrijk om te weten dat de training Sport & Gedrag wordt ingezet bij jongeren die zich misdragen. Een andere interessante ontwikkeling is de samenhang tussen tuchtrecht voor amateur- en profvoetbal. Sterker nog: er wordt straks misschien zelfs gewerkt met een onafhankelijk aanklager. Ook dat zal helpen om de problemen op en rond de velden op te lossen. Die structurele aanpak staan we graag voor. Daarom wil ik nu alvast vragen – het is nog lang geen 2018 – of dat project ook na 2018 kan worden voortgezet, want dat is heel belangrijk. Ik begrijp dat de Minister altijd welwillend is en ik begrijp ook dat zij moet overleggen met haar collega van Veiligheid en Justitie – daar is ie weer! – maar ik hoop dat zij het pleidooi van de Partij van de Arbeid in haar oren knoopt.

Over de kunstgrasvelden is al een heleboel gezegd. Ik heb mij ook verbaasd over de antwoorden. Hoe gezond is sporten op kunstgras? Ik ben daar heel bezorgd over. We hebben ook vragen gesteld over werknemers die op en rond sportclubs werken. Ik vond de beantwoording eerlijk gezegd nogal lichtzinnig, ook in de wetenschap dat er een onafhankelijk onderzoek door het RIVM plaatsvindt – dat wordt natuurlijk ook weer betwist – en dat de resultaten daarvan nog zullen komen. Ik maak mij daar heel veel zorgen om. In mijn eigen Groningen is men bijvoorbeeld bezig met het ontwikkelen van een soort keurmerk voor sportvelden; ik denk dat dat een heel verstandige gedachte is. Misschien moeten we samen bekijken of er alternatieven voor kunstgras te bedenken zijn. Het behoeft geen betoog dat ik een groot voorstander van het gewone gras ben. Ook mensen binnen de KNVB en de betaaldvoetbalorganisaties zijn dat. Gisteravond laat werd bij Studio Sport weer een schitterend pleidooi gehouden voor de terugkeer van het oude gras, over dat nu met tien of zestien teams is, daar wil ik vanaf zijn – ik ben Willem Janssen niet – maar ik vond het een heel waardevolle discussie.

Dit was mijn laatste sportbijdrage in deze regeringsperiode. Ik weet echt niet hoe de komende regeringsperiode er komt uit te zien. Ik dank in ieder geval de Sportminister voor haar enorme inzet en de resultaten die zij heeft geboekt op het terrein van de sport. Ik wil een en ander ook een beetje naar ons allen toetrekken, ook naar de Partij van de Arbeid. Ik heb hier gewerkt met in ieder geval altijd vier andere mensen die ongelofelijk gepassioneerd zijn als het gaat om de sport en die hun hart altijd hebben opengesteld voor alle ontwikkelingen en problemen die er waren. Zij hebben altijd op een constructieve en positieve wijze meegedacht over sport en de manier waarop je bewegen in de maatschappij kunt stimuleren. Ik ben daar blij mee. Ik heb geleerd van mijn stiefvader. Hij zei: als het moeilijk is, moet je nooit opgeven, maar altijd net zo lang doorgaan tot je heb bereikt wat je wilt. Dat is een boodschap aan ons politici, aan de jonge sporter en eigenlijk aan ons allemaal. Mijn stiefvader was bouwvakker. Hij kan niet zo heel veel meer. Vijf jaar geleden zei ik tegen hem: let op, we gaan ervoor zorgen dat die 400.000 kinderen die nu niet kunnen sporten of die nu niet aan sport en spel kunnen doen, dat wel kunnen gaan doen. Ik zeg u één ding: het gaat gebeuren. Ik heb mijn stiefvader gisteravond nog even gebeld. Hij zei: mooi doan, jong! Ik dank u allen zeer.

De voorzitter:

Hebt u nog een vraag, mevrouw Dijkstra?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Nee, sorry. Ik was voorbarig.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage, mijnheer Van Dekken. Ik draag het voorzitterschap weer aan u over.

Voorzitter: Van Dekken

De voorzitter:

Dat is mij een groot genoegen, vooral omdat ik het woord mag geven aan mevrouw Dijkstra van D66.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Wij spreken in deze commissie regelmatig over het belang van bewegen in je vrije tijd, op school en op het werk. Je wordt fit als je niet de hele tijd zit. Het is mooi dat wij nu proberen om het goede voorbeeld te geven, maar we hadden natuurlijk allang een rondje moeten lopen of wat oefeningen moeten doen als we echt het goede voorbeeld hadden willen geven.

De voorzitter:

U wilt dat nu gaan doen, begrijp ik?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Nou, ik denk dat ik zo snel mogelijk mijn bijdrage ga geven, zodat we daaraan toekomen. Ik vind het wel heel mooi dat wij dit nu proberen. Dat is een compliment aan collega Van Nispen, die dit geïnitieerd heeft. We zullen straks wel voelen hoe het uitpakt.

Ik ben heel blij met de uitvoering van de motie die ik samen met de Partij van de Arbeid heb ingediend om Nederlandse topsporters die een medaille zijn misgelopen door dopinggebruik van andere sporters, alsnog te eren met een oorkonde in het Olympisch Stadion. Dat vind ik een mooi gebaar. Gaat de Minister, bijvoorbeeld bij de ondertekening daarvan, ook de sporters uitnodigen van wie we weten dat ze een medaille zijn misgelopen, zoals Enith Brigitha, die ik in een vorig overleg al genoemd heb?

Nu we toch in het Olympisch Stadion zijn, is het stapje naar de Olympische Spelen natuurlijk makkelijk gemaakt. D66 zou graag de Olympische Spelen naar Nederland halen; dat mag duidelijk zijn. We willen daarbij niet allerlei nieuwe, megalomane stadions bouwen, maar juist gebruikmaken van bestaande faciliteiten. In de sporten waarin we als Nederland excelleren, hebben we ook hoogstaande infrastructuur. We hebben prachtige zwembaden, voetbalstadions, hockeyvelden en roeibanen. We hebben in Nederland uitgebreide ervaring met het organiseren van hardloopevenementen, wielerwedstrijden en triatlons met enthousiast publiek langs de kant. We hebben de zee en het IJsselmeer om de watersportwedstrijden in te organiseren en een prachtig Olympisch Stadion. Ik vind het echter ook belangrijk dat we geen overhaaste besluiten nemen. Dat zeg ik voordat collega's denken: even vragen hoe het precies zit. Er is een goed plan nodig, met breed draagvlak in de Kamer maar vooral ook onder de bevolking en het bedrijfsleven. We moeten ervoor zorgen dat alle kosten en tijd ook ten goede komen aan Nederland als geheel op allerlei vlakken, zoals duurzaamheid, sportiviteit in de breedste zin, mensenrechten, economie, gezondheid, leefomgeving en innovatie. D66 wil de Olympische Spelen graag op de agenda zetten. Daarom ga ik mijn collega's ook vragen om daarover begin volgend jaar een rondetafelgesprek te organiseren; dat zeg ik alvast tegen de Minister. Ik stel me voor dat we daarbij een brede vertegenwoordiging uitnodigen uit de sport, maar ook uit het bedrijfsleven en uit organisaties, en mensen met raakvlakken op andere gebieden, zoals duurzaamheid en huisvesting. We kunnen hun vragen welke kansen er zijn en welke uitdagingen of wellicht gevaren, want ook daar moeten we open voor staan. We moeten ook bekijken wat er vanuit de politiek nodig is.

De voorzitter:

En laat nu de politiek, in dit geval de heer Heerema, een vraag hebben over uw voorstel.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dit is een heel mooi idee. Wij hadden het ook in ons vorige verkiezingsprogramma staan. Nu praten we met name over multisportevenementen. Ik heb er in mijn bijdrage iets over gezegd hoe we daarvoor misschien in een meerjarenplanning en -strategie aandacht kunnen hebben. Ik ben wel benieuwd naar de rondetafel die volgens D66 in het voorjaar georganiseerd zou moeten worden. Is er in de financiële paragraaf van het D66-verkiezingsprogramma iets opgenomen om een aanzet te geven of daadwerkelijk tot organisatie over te kunnen gaan? Want de kosten zijn natuurlijk fors. Ook ik denk dat wij dit veel effectiever en slimmer kunnen dan andere landen het gedaan hebben, maar ik wil wel graag van D66 horen welke financiële mogelijkheden zij ziet.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Daar hebben wij op dit moment nog geen dekking voor opgenomen. We hebben wel gezegd dat we dit uitgebreid willen onderzoeken, vandaar ook het verzoek om de rondetafel. We hebben ook gezegd: als er mogelijkheden zijn, willen we daar zeker geld voor gaan vrijmaken.

De voorzitter:

Geen vervolgvraag, mijnheer Heerema? Nee.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik kom bij mijn vraag aan de Minister, die eerder heeft gezegd dat zij ook best graag de Olympische Spelen naar Nederland zou willen halen. Hoe ziet zij nu haar rol in dit proces?

Ik ga nu in op vrouwen in de sport. Ook op dit punt dank ik de Minister voor de uitvoering van de motie waarin de regering werd verzocht de verschillen in kaart te brengen in sportdeelname en waardering tussen vrouwen en mannen. Alleen deel ik niet haar conclusie dat de overheid niks kan doen aan het tegengaan van de bestaande verschillen. Er staan in het rapport een aantal suggesties, zoals: maak gender onderdeel van het sportbeleid en heropen het beleid gericht op het vergroten van het aandeel vrouwen in leidinggevende posities. Er zijn nog steeds heel weinig vrouwen in leidinggevende posities te vinden. Maar twee van de negen bestuurders bij NOC*NSF zijn vrouw. Een op de drie bondsbesturen bestaat uit alleen maar mannen. Maar 17% van de bondsbestuurders is vrouw en slechts 12% van de topcoaches is vrouw, om over vrouwelijke bondscoaches maar te zwijgen. Daar kan dus echt wel een tandje bij, wel meer dan dat wat mij betreft. De Minister gaat natuurlijk niet over de benoemingen zelf, maar zij kan dit wel stimuleren en aan de orde stellen en de bonden erop aanspreken. Zij heeft tenslotte ook een collega voor Emancipatie, die ook zo'n rol heeft bij diversiteit. Ik zou de Minister willen vragen wat zij daaraan gaat doen. Dit is namelijk ook onderdeel van het verbeteren van de kwaliteit van sportbesturen. Is er oog voor die kwaliteit? Staat dat voldoende op de agenda? Heeft de Minister daar contact over met NOC*NSF?

We ontvingen het werkplan «Uit de startblokken» van de nieuwe Nederlandse Sportraad. Met drie vrouwelijke leden van in totaal negen leden doet de Nederlandse Sportraad het iets beter dan NOC*NSF. Een derde is eigenlijk het minimum. De Nederlandse Sportraad gaat adviseren over grootschalige sportevenementen. Dat is met het oog op mogelijke Olympische Spelen ook helemaal geen slechte gedachte. Ik vraag me wel af of er geen overlap gaat ontstaan met het werk van andere organisaties, zoals NOC*NSF, de gemeenten, het Kenniscentrum Sport en het Interprovinciaal Overleg Sport. Hoe blijft de rolverdeling overzichtelijk? Wie gaat wat doen?

Ik kom op sport en gezondheid. D66 wil graag dat sport en bewegen veel meer deel worden van zorg en gezondheid. Vanuit de gezondheidszorg worden medische handelingen voorgeschreven in plaats van meer bewegen, terwijl dit in sommige gevallen eigenlijk veel effectiever, gezonder en goedkoper kan zijn. Wij willen dat we beweegprogramma's weer gaan vergoeden. We willen de samenwerking stimuleren tussen huisartsen, fysiotherapeuten, buurtsportcoaches, lokale sportondernemers en sportverenigingen. Wil de Minister hier ook mee aan de slag?

Ik was afgelopen zomer op werkbezoek bij Formupgrade in Arnhem. Mevrouw Bruins Slot is daar ook geweest. Dat is zo'n prachtig initiatief! Een zeer betrokken ondernemer krijgt moeilijk te bereiken groepen uit achterstandswijken weer aan het bewegen. Ik kreeg daar verhalen te horen van mensen met diabetes die konden stoppen met hun insulinegebruik, omdat ze weer regelmatig bewogen. Mensen met een chronische aandoening zaten veel beter in hun vel en konden daardoor weer meedoen in de maatschappij. In plaats van een dure maagoperatie gingen mensen met obesitas de strijd met hun overgewicht aan met beweegprogramma's. Dit soort geweldige initiatieven verdienen een structurele plek in ons zorgsysteem en geen afhankelijkheid van subsidies die geen zekerheid bieden. Deelt de Minister dit? Wat gaat zij hiermee doen? De Sportimpuls die hier werd gegeven, krijgt dit centrum niet meer. De ondernemer doet verlieslijdend zijn werk, maar is zo bevlogen dat hij ermee door wil gaan.

Ik kom het onderwerp kunstgras. Iedereen heeft de mogelijke schadelijkheid van dit gras al genoemd en het baart iedereen heel veel zorgen. Ik sluit me kortheidshalve graag aan bij alle vragen die hierover gesteld zijn. Heeft de Minister al nagedacht over de vraag of en hoe clubs worden geholpen als er iets aan de hand blijkt te zijn?

Ik sluit me overigens ook aan bij de vragen van mevrouw Bruins Slot over verduurzaming. Het enthousiasme daarvoor toont aan dat we daar meer snelheid aan moeten geven.

Ik kom op duikongevallen. We hebben deze zomer een flink aantal fatale duikongelukken gezien in de Nederlandse wateren. Het gaat vaak om ervaren, maar ook wat oudere duikers. Het is echt een zorgelijke toename. Kan de Minister samen met de duikbranche, zoals het Duikmedisch Centrum, duikverenigingen en organisatoren van duiktrips, zoeken naar oorzaken en oplossingen om deze ongelukken terug te dringen?

Het is heel mooi dat er extra geld beschikbaar komt voor de topsport, maar ik heb toch nog een paar vragen hierover. We willen natuurlijk wel dat het geld op de goede plek terechtkomt. Er komt 8 miljoen beschikbaar voor nieuwe talenten- en topsportprogramma's die nu nog buiten de focus liggen. Wat is dan precies het doel en naar welke criteria wordt gekeken bij de verdeling van dat geld? Wordt er bij talentontwikkeling uit de topsport ook een brug geslagen naar breedtesport? Waar blijft de ongeorganiseerde sport bij de verdeling van het geld? Mevrouw Bruins Slot vroeg daar ook al naar.

Ook voor topsporters komt er onvermijdelijk een einde aan hun topsportcarrière. Voor hen is het weer het begin van een maatschappelijke carrière, maar die start is vaak moeilijk. Het is goed dat de Minister hiermee aan de slag gaat. Tijdens het vorige sportdebat hebben wij gevraagd om te kijken naar een verlenging van het studievoorschot voor oud-topsporters. De Minister schrijft dat onderzoek aangeeft dat daar geen reden voor is, maar dit is een onderzoek onder de sporters die al studeren. Ik wil graag dat de Minister ook nog kijkt naar de sporters die niet studeren, maar dat wel zouden willen doen nadat zij met de topsport zijn gestopt.

Omdat dit het laatste wetgevingsoverleg is met de Minister, wil ik haar danken. Ik vind dit altijd de leukste overleggen. Ik waardeer de inzet van de Minister zeer. Wij zijn het wellicht niet over alles eens, maar wij zien toch dat hier een Minister met hart voor de sport staat.

De voorzitter:

Waarvan akte.

De heer Van Nispen (SP):

Ik hoor een hoop terechte en goede vragen van mijn collega van D66. Ik mis in haar verhaal echter aandacht voor de breedtesport en bijvoorbeeld het belang om alle kinderen te laten sporten en bewegen in de buurt en op scholen. Waarom kan D66 een tegenstander worden genoemd van de initiatiefwet voor meer en beter bewegingsonderwijs en meer gymles op de basisscholen? Kan mevrouw Dijkstra daarover iets zeggen?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Wij vinden het heel erg belangrijk, maar wij vinden het lastig om dit weer op te leggen bij het onderwijs. Ook bij bijvoorbeeld het schoolzwemmen heeft het onderwijs een belangrijke rol, maar het gaat ons net iets te ver om dit in het onderwijs te verplichten. Wij moeten echter steeds weer bekijken of wij voldoende bereiken zonder dit vast te leggen. Wij willen graag dat dit heel goed wordt gestimuleerd. Ik zal samen met mijn collega van Onderwijs nog naar de initiatiefwet kijken.

De heer Van Nispen (SP):

In ieder geval dank voor deze constructieve houding. Ik denk echter wel dat daarvoor nog geld moet worden uitgetrokken; het kan niet gratis. Er zijn bijvoorbeeld voldoende vakleerkrachten nodig, et cetera. De reden dat ik deze opmerking maak, is dat wij misschien gaan spreken over het naar Nederland halen van de Olympische Spelen. Mijn collega van de VVD heeft al gezegd dat dit veel geld zal kosten en dat wij moeten bekijken hoe wij dit kunnen organiseren. Kunnen wij dan ook niet denken: laten wij er eerst maar eens voor zorgen dat alle kinderen op de basisschool meer en beter bewegingsonderwijs krijgen? Dan zal ik nadenken over dat rondetafelgesprek et cetera, maar laten wij in ieder geval bij de basis beginnen. Dat is mijn klemmende oproep aan mijn collega va D66.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik ben het met de heer Van Nispen eens dat wij hier goed naar moeten kijken. Wij zijn er voorstander van om grote topsportevenementen in Nederland te organiseren, omdat die de motivatie om te bewegen, versterken. Wij moeten steeds blijven kijken hoe wij zo veel mogelijk kinderen aan het bewegen krijgen. Er zijn natuurlijk al de nodige programma's voor kinderen van wie de ouders sportactiviteiten niet kunnen financieren. Daar is het nodige opgezet, daar ben ik heel blij mee en wij moeten daar de komende jaren mee doorgaan. Ik ben het helemaal met de heer Van Nispen eens dat dit van groot belang is.

De voorzitter:

Ik dank alle woordvoerders, inclusief mijzelf, voor deze inbreng in eerste termijn. Ik heb met de Minister afgesproken dat wij schorsen tot 12.30 uur. Dat wordt een combinatie van een ordentelijke beantwoording van vragen en een lunch, maar ook de herinrichting van deze zaal. De eerste termijn van de kant van de Minister doen wij zittend. Het voorstel is dat het publiek dan gaat staan. Ik zie dat daar een ruime meerderheid voor is.

(Hilariteit)

De vergadering wordt van 11.19 uur tot 12.36 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan door met de eerste termijn van de kant van het kabinet. Het woord is aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, maar in dit geval noemen we haar de sportminister.

Minister Schippers:

Voorzitter. Sorry dat ik wat verlaat ben, maar ik moest wat vragen beantwoorden over hoe het staand vergaderen was bevallen. Toen de heer Van Nispen met dit idee kwam, heb ik hem en de griffier laten weten dat ik dit een heel goed idee vond. Vervolgens kreeg ik allerlei brieven van artsen dat je steunkousen aan moet als je langer dan een halfuur staat. Die heb ik ook toegestuurd gekregen. Ik had nog wel een barrière om ze aan te trekken, dus dat heb ik niet gedaan. Het departement had voorgesteld om de Deskbike mee te nemen, maar helaas mocht dat niet van de Kamer. De aanbieding staat, dus als de commissie dat ooit leuk vindt, nemen we deze graag een volgende keer mee.

Ik weet dat er wat lacherig over wordt gedaan, ook door een van de journalisten die mij net bevroeg, maar als je kijkt naar hoeveel uren wij hier in de Kamer zitten, dan kan ik één ding zeggen: dat kan gewoon niet gezond zijn. Wij verslaan het gemiddelde aan alle kanten. Als wij werkgevers of de samenleving vragen om daaraan te denken, vind ik het heel goed als wij er zelf ook wat aan doen.

Ik moet hier nog één ding over zeggen. Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd om bij het herzien van de Nederlandse norm voor gezond bewegen ook aandacht te besteden aan het zitten, het sedentair gedrag. Hierover verwacht ik de Kamer voor de zomer van 2017 te informeren. Daarmee heb ik de vraag van de heer Van Nispen over de zitnorm ook beantwoord. Dat is uitgezet, dus wij zijn in afwachting van de resultaten daarvan.

Ik dank de vaste Kamercommissie voor de samenwerking van de afgelopen jaren. Ik zie een groot verschil met sommige andere commissies waar ik weleens te gast mag zijn. Bij alles wat er op sportgebied gebeurt, is er veel meer coöperatie tussen het kabinet en de commissie. Er komen heel veel goede ideeën uit deze commissie. Er worden ook heel veel dingen in gang gezet door deze commissie. Er is meer eendrachtig beleid dan bij andere commissies, omdat we allemaal willen dat er meer wordt bewogen en meer aan sport wordt gedaan. Dat vinden wij niet alleen van fysiek belang, omdat het gezond is, maar ook van maatschappelijk en economisch belang. Daarbij ben ik één ding vergeten. Ik heb de neiging om altijd bezig te zijn met wat we nog moeten doen en hoe het beter moet in de toekomst, dus ik heb geen testament gemaakt.

De heer Van Nispen vroeg of de Minister wel wat gedaan heeft op dit terrein in de afgelopen vier jaar, omdat hij er zo weinig van zag, om het in mijn woorden samen te vatten. Ik denk dat er ongelofelijk veel is gebeurd. Als de Kamer dat op prijs stelt, wil ik dat best in een brief allemaal opsommen. Er is niet alleen veel gebeurd om mensen daadwerkelijk aan het sporten en bewegen te krijgen, maar ook om elkaar te vinden om die doelstellingen te bereiken. Dat is altijd minder sexy, omdat je daarmee minder kunt scoren, maar je moet voorkomen dat je langs elkaar heen werkt. We moeten elkaar bij deze doelstellingen weten te vinden op nationaal niveau; bij Onderwijs, Sociale Zaken, Economische Zaken, Sport en Financiën. Daar hebben we vaker een dingetje mee, maar goed, we proberen hen er toch een beetje bij te houden. We moeten dat ook tussen de overheidsniveaus van gemeenten, provincies en het Rijk en met andere partijen.

Er is ongelofelijk veel gebeurd, ook in programmaverband. Het Jeugdsportfonds heeft 200.000 kinderen extra aan het sporten gekregen. Laten we ook de 4.800 buurtsportcoaches niet vergeten. De evaluatie die daarvan plaatsvindt, komt ook naar de Kamer. Als we voor de vuist weg berekenen dat er gemiddeld 200 à 300 mensen door een buurtsportcoach worden bereikt, zitten we op een kleine anderhalf miljoen mensen die door dit aanbod van de software, om het zo maar te noemen, worden bereikt. Die veldjes zijn er, maar het gaat erom iemand op zo'n veldje te zetten die een veilige omgeving schept. Dat zorgt voor een veilige omgeving, waardoor ouders denken dat zij hun kind daar veilig kunnen laten sporten. Dat is ongelofelijk belangrijk.

Ik heb hier een enorme reeks cijfers waaruit blijkt wat allemaal in beweging is gebracht. Ik ga die niet allemaal opsommen, want ik heb de Kamer beloofd om haar daarover een heel mooie brief te sturen waarin staat wat wij zelf nou een beetje kunnen schetsen. In de hele wereld stijgt het aantal gevallen van obesitas flink, maar in Nederland er is een lichte daling. Een lichte daling. Ik weet niet of het een trend is; dat hoop ik natuurlijk van harte, maar ik weet het niet. Ik kan wel dit zeggen: in de wijken waar langjarig wordt geïnvesteerd in bewegen, gezond eten en preventie, heeft dat een ontzettend goed effect op de leefstijl en het beweeggedrag van die groep. Het vergt echter een lange adem. Wij weten allemaal hoe moeilijk het soms is om dingen vol te houden.

Er zijn allerlei programma's gestart zoals Bewegen op het werk, Gezonde School en JOGG. Deze programma's draaien misschien een beetje op de achtergrond, maar zij hebben wel een impact op de doelgroepen waarvoor sporten nou juist niet vooropstaat, waarbij sporten en lid zijn van een sportvereniging niet de cultuur van het gezin is of iets is wat men van jongs af aan meekrijgt. Ook bij het gehandicaptensportbeleid is het niet de inzet om dit apart te organiseren. De inzet is juist om zo veel mogelijk te integreren, om aan te sluiten bij waar al wordt gesport en om het beter vindbaar te maken. Ook dat klinkt natuurlijk wat minder sexy, maar uiteindelijk is dat wel wat gehandicapten en mensen die willen bewegen tegen ons hebben gezegd: wij weten niet waar we naartoe kunnen, wij weten niet waar wij het kunnen vinden, help ons daarbij. Daar zijn wij ons actief voor gaan inzetten.

Het programma Naar een veilig sportklimaat is een ontzettend belangrijk programma. Het loopt nog tot en met 2018. Ik ga nu niet zeggen dat wij het gaan verlengen, want het is wel heel raar als ik iets wat tot 2018 loopt, nu al ga verlengen. Dan loop ik mijn opvolger wel heel erg voor de voeten. Ik kan mijn opvolger wel warm aanbevelen om dat te vervolgen. Laat ik het zo tegen de heer Van Dekken zeggen. Het is gewoon een belangrijk programma. Wij zien dat de dingen die in de samenleving gebeuren, ook in de sport gebeuren. Wij kunnen dat niet zomaar oplossen. Dat verdient dus langjarig de aandacht.

Ik heb een intensieve integriteitsagenda gehad. Daar zal ik straks verder op ingaan. In de topsport zijn er de afgelopen jaren geweldig mooie ontwikkelingen geweest en die gaan wij ook doorzetten. Wij hebben verschillende missies georganiseerd. Ik ga ze niet allemaal opsommen, maar het ministerie doet niet meer dan faciliteren. Het ministerie wil juist een omgeving schetsen waarin anderen kunnen excelleren, waarin anderen kunnen opbloeien en waarin anderen de topprestaties kunnen neerzetten. Die zetten wij niet neer, die zetten anderen neer.

Er komt 10 miljoen extra voor de topsport. Wij hebben allemaal gezien hoe goed de topsport het heeft gedaan, vooral bij de Paralympische Spelen, maar ook bij de Olympische Spelen. Wij kunnen ontzettend trots zijn op de prestaties van de afgelopen zomer. Wij zagen een schitterende Tour de France met Bauke Mollema. Wij hebben in Rio zowel bij de Olympische als de Paralympische Spelen geweldige prestaties gezien, met een twaalfde en zevende plaats in het medailleklassement. Om dat de komende jaren te versterken en om de internationale concurrentie beter te kunnen aangaan, wordt het budget verhoogd met structureel 10 miljoen euro. Zeker tegen de woordvoerders die hier weleens de volksgezondheidportefeuille hebben, zeg ik dat 10 miljoen euro in de zorg van een andere omvang is dan hier. Het sportbudget is natuurlijk een ander budget dan een volksgezondheidsbudget. Dit is niet een beetje. Vanuit de overheid gezien, is dit een gigantische verhoging van het budget. Die komt ook in een goede tijd, want het is waar dat wij de sportbegroting in de afgelopen jaren buiten alle bezuinigingsoperaties hebben kunnen houden. Dat hebben we met elkaar gedaan, want de woordvoerders hebben ervoor gezorgd dat de moties waarin werd verzocht om geld weg te halen bij de sport in de Kamer zijn afgewezen. Met elkaar hebben we daar dus voor gezorgd.

Tegelijkertijd is er door een verlaging van de inkomsten via Lotto wel wat gebeurd in de sport. Het is meer gaan wankelen. Ik ben dan ook blij dat we het door de fusie hopelijk beter kunnen borgen, dat we onze doelstelling kunnen behouden en dat we daardoor de weg naar boven kunnen vinden. Voor de hele sport, voor de breedtesport, voor de topsport, voor de gehandicaptensport en voor sport voor ouderen, dus voor iedereen, is het belangrijk dat we de weg naar boven weer inzetten. Daarmee kunnen we een kwaliteitsimpuls geven. Ik vind het belangrijk dat we juist ook naar de topsport kijken. Bij NOC*NSF had men zo nu en dan slapeloze nachten om alles houtje-touwtje weer aan elkaar te kunnen knopen. Het is een compliment waard dat dit gelukt is, maar ik ben blij dat we de sport nu wat lucht kunnen geven.

Een van de dingen die onder onze aandacht is gebracht, is de nazorg voor topsporters. Wij zijn in gesprek gegaan met topsporters over wat nodig is om hen na hun topsportcarrière beter te begeleiden naar een andere maatschappelijke invulling van hun leven, naar maatschappelijke functies. Ik ben daarmee in de publiciteit getreden en heb daar kritiek op gekregen. Veel mensen vroegen zich af waarom we dit speciaal voor topsporters doen en niet voor mensen die bijvoorbeeld met muziek stoppen. Daar zit wel een verschil in, want een topsporter begint vaak heel jong en komt in trainingsprogramma's terecht waarbij alle focus komt te liggen op topsportprestaties. De carrière van een topsporter stopt als hij het fysiek niet meer kan volhouden om bij de top te blijven. Van een musicus hoop je dat hij het zijn hele leven kan blijven. Hij heeft niet zo'n stopmoment als een topsporter. Er is echt wel behoefte aan nazorg. We doen het niet in ons eentje maar met alle mensen die er al mee bezig zijn, want het is niet zo dat er helemaal niets was. NOC*NSF ontplooide daar activiteiten voor, net als de bonden zelf en de CTO's. Wij hebben geprobeerd om daar financiële impulsen aan te geven zodat we meer kunnen doen en ook meer maatwerk kunnen leveren, want de ene sporter is de andere niet. Voor de een is een licht zetje nodig en voor de ander moet je flink aan de bak. Nazorg is dus belangrijk en daar hebben wij op ingezet.

Ik kom toe aan de integriteit. Wij maken ons met elkaar al een tijdje zorgen over de integriteit in de sport, die steeds meer onder druk komt te staan. Juist in de sport is dat extra schadelijk, want je wilt dat mensen op een eerlijke, respectvolle en gelijkwaardige manier deelnemen. Doping, matchfixing, discriminatie en geweld op het veld horen gewoon niet bij de sport die wij willen. Deze zaken vragen dan ook om een stevige aanpak. Daarom hebben we dit ook tot hét thema van het Europees voorzitterschap gemaakt. Een aantal landen zeiden vooraf dat Europa hier niet over gaat, maar wij hebben aangegeven dat alle landen ermee te maken hebben. Wij financieren mee met grote evenementen. Als wij dat doen, dan moeten wij er toch met elkaar voor zorgen dat toewijzing van die evenementen op transparante en eerlijke wijze gaat? Er mag dan ook verantwoording worden gevraagd over hoe dat is gegaan en gefinancierd. Ik ben dan ook heel blij met hoe dat is gelopen tijdens het Europees voorzitterschap. Landen die eerder hier en daar een beetje mopperig deden, zijn toch in actie gekomen en vonden het ook wel iets waartoe we in Europees verband beter zouden kunnen aanzetten. We hebben dan ook Raadsconclusies aangenomen over transparantie en goed bestuur bij grote sportevenementen.

Ook hebben wij een Europese antidopingconferentie georganiseerd, omdat dit een thema is dat ons niet alleen nationaal maar ook internationaal bezighoudt; zie ook de zaken die daarna gebeurden in de aanloop naar de Paralympische Spelen. Die dopingschandalen hebben de discussie mondiaal weer aangezwengeld. Met de Nederlandse partners hebben we afgesproken dat we ons ervoor inzetten om de cultuur van een schone sport te versterken door sporters te helpen. Ik vind het heel verkeerd om alleen sporters aan te spreken. Natuurlijk hebben zij een verantwoordelijkheid. Als je als jonge sporter echter ergens komt waar het normaal is om doping te gebruiken, stap je als het ware in een omgeving waarin je een uitzondering bent als je het niet doet. We moeten dan niet alleen de sporter aanpakken, maar vooral ook de netwerken eromheen. Als die blijven bestaan, helpt het allemaal niet wat wij met elkaar doen.

Wij zijn het erover eens dat we een sterker WADA (World Anti-Doping Agency) willen met meer bevoegdheden, dat luistert naar signalen van klokkenluiders en dat niet alleen de regels opstelt, maar ook bekijkt wat ermee gebeurt in de praktijk. We pleiten dus voor een betere monitoring van het toepassen van de internationale regels en vinden dat er op internationaal niveau moet worden nagedacht over sanctionering. Dit is een onderwerp dat wij al jaren met elkaar bespreken. Met elkaar proberen we om er beter in te worden. Dat zou de komende jaren moeten worden doorgezet.

Bij sport en bewegen gaat het niet alleen om gezondheid. Het gaat er ook niet alleen om dat het leuk is. Sport en bewegen zijn ook van maatschappelijk grote waarde. De inventarisatie die ik op verzoek van de Kamer heb laten uitvoeren, laat zien dat sport en bewegen door ministeries en gemeenten breed worden ingezet bij het realiseren van verschillende beleidsdoelen. Gezondheid, educatie, burgerschap, sociale leefbaarheid, fysieke leefomgeving, economie en internationale samenwerking zijn maar een aantal van die doelen. De inventarisatie laat zien dat er nog veel kansen zijn, met name op lokaal niveau, om sport in te zetten om deze verschillende beleidsdoelen te realiseren. Op dit moment worden de Beleidsdoorlichting Sport en de Sport Toekomstverkenning uitgevoerd door het RIVM. Die zijn beide eind 2017 gereed. De uitkomsten zullen input geven voor de wijze waarop we dit in de toekomst kunnen aanscherpen.

Ik ga over tot het beantwoorden van de vragen. Ik doe dat op onderwerp.

De voorzitter:

Ik onderbreek u even, Minister, want mevrouw Dijkstra van D66 heeft een vraag.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik wilde de Minister alleen vragen of zij een overzicht heeft van de onderwerpen. Of is dat lastig?

Minister Schippers:

Er kan altijd iets in een verkeerd mapje zitten, maar grosso modo begin ik met de Sportraad, sport in de buurt, vrijwilligers, schoolzwemmen, lagere inkomens, achterstandsgezinnen, scholen en The Daily Mile. Die vormen één blokje. De maatschappelijke waarden en zwemmen vormen het tweede blokje. Het derde blokje betreft de gehandicaptensport. Ik behandel de onderwerpen overigens in willekeurige volgorde. U merkt dat ze een beetje door elkaar zitten. Topsport, integriteit, doping, matchfixing en discriminatie vormen het vierde blokje. Duurzaamheid, kunstgras ...

De voorzitter:

Die worden gecombineerd?

Minister Schippers:

Ja, die worden gecombineerd. Tot slot is er een blokje varia, waarin ik ook het onderwerp btw en de amendementen behandel.

De voorzitter:

De btw zit in het blokje varia?

Minister Schippers:

Ja. Ik kan ook andersom beginnen. Er zit geen lijn in.

De voorzitter:

Ik zou het niet doen.

Minister Schippers:

Ik ben blij dat we voor het eerst een officiële adviesraad voor de sport hebben. Ik wil benadrukken dat die raad niet is ingesteld om de Minister van VWS te adviseren, maar dat die raad als kabinetsadviseur is aangesteld. Dat vind ik heel belangrijk, omdat we hier met elkaar heel vaak constateren dat zaken ten aanzien van bewegen, sport, organisatie van sport of bestrijding van integriteitsproblemen versnipperd liggen over allerlei verantwoordelijkheden van verschillende departementen. Daarom vind ik het heel belangrijk dat wij een Sportraad hebben die het kabinet adviseert.

Ik heb de Sportraad gevraagd om gevraagd en ongevraagd advies te geven over kansen en ontwikkelingen in z'n algemeenheid op het terrein van sport. Ik heb dat breed gehouden en wil hier ook echt benadrukken dat breed wat mij betreft breed moet zijn, omdat we anders kansen kunnen missen en dat zou zonde zijn. Daarom is de Sportraad ook zo breed samengesteld. Een belangrijk aandachtspunt is de vraag wat we doen met het organiseren van evenementen, want we zien dat evenementen soms heel gunstig met financieel goede gevolgen worden georganiseerd, maar heel vaak ook niet. De gevolgen daarvan worden dan gedragen door ofwel gemeenten ofwel die sportbonden. Dan heeft het dus impact op allerlei dingen die die bonden en gemeenten op het terrein van sport doen. Daarom is het zo belangrijk dat er breed gezocht kan worden naar hoe het creatief, innovatief en beter gedaan kan worden dan we hebben gedaan. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we, als er lessen worden getrokken bij het ene evenement, het wiel niet opnieuw gaan uitvinden bij het andere evenement? Er wordt nu eerst gekeken naar wat de overheid aan subsidie geeft en van daaruit wordt er gerekend wat er nodig is vanuit het bedrijfsleven en anderen. Hoe zorgen we ervoor dat we dat omdraaien?

We moeten ook bekijken wat we in Nederland willen organiseren. Daar is veel gebeurd. De afgelopen jaren zijn er, voorafgaand aan de Sportraad, allerlei andere groepen actief geweest, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat we elkaar niet internationaal beconcurreren. Als Amsterdam en Eindhoven allebei pitchen op een EK atletiek, schiet het niet op. Eindhoven moet dan pitchen op zwemmen en Amsterdam op atletiek. Zo zorgen we ervoor dat we voor elkaar lobbyen in plaats van in concurrentie met elkaar. Dat soort zaken zijn al veel beter gedaan. Er is dus al echt veel gebeurd, ook in het overleg met gemeenten, provincies en de sport. Ik denk dat het belangrijk is dat we een raad hebben die ook een beetje orde brengt in wat daar gebeurt. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat er geen dingen dubbel gedaan worden. Dat is doodzonde. Laten we ons juist vooral richten op wat we met elkaar meer kunnend doen. Het mag ook zeker niet zo zijn dat we met elkaar gaan concurreren. Er moet zo veel gebeuren. De bestaande groepen kunnen dus hun activiteiten voortzetten, aanvullend op of in overleg met de sportraad. Laten we in ieder geval zorgen dat we daar een goede lijn in vinden, zodat we elkaar versterken in plaats van dingen dubbel doen of elkaar juist niet versterken.

Daarbij gaat het over heel veel elementen. Het is nu ook al mogelijk om financiering van VWS te krijgen voor aanloopevenementen die nodig zijn als voorwaarde om het grote internationale sportevenement naar Nederland te halen. Ook in de aanloop kan het dus. Het gaat dan wel om officiële Europese kampioenschappen of wereldkampioenschappen. Die komen daarvoor in aanmerking. Een jaarlijkse worldcup valt hier niet onder. Deze kunnen doorgaans zonder overheidssubsidiegelden worden gefinancierd.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

De Minister zegt: we moeten ervoor waken dat er dubbel werk wordt gedaan, en dat doen we ook. Zij zegt ook dat het in overleg met elkaar moet worden gedaan. Maar hoe houd je die rolverdeling overzichtelijk? Dat heb ik in eerste termijn ook aan de Minister gevraagd. Is het helemaal duidelijk wie wat doet bij grootschalige sportevenementen?

Minister Schippers:

Als je iets nieuws opstart, moet je het even resetten, want voordat je het weet, gebeuren allerlei dingen dubbel. Het opstarten ervan doet ook niets af aan de enorme stappen die zijn gezet. Ik vind het belangrijk om het netwerk De kracht van sportevenementen hier te noemen. Dat netwerk heeft al enorm grote stappen gezet. Mij gaat het erom dat we op die ladder doorgaan met de professionaliseringsslag. De Sportraad moet onder zich goed organiseren dat al die dingen niet overlappen, niet dubbel gebeuren en uiteindelijk op het goede moment bij elkaar komen. Het is een heel belangrijke coördinerende taak om die verbanden te houden. De Sportraad kan niets doen zonder goed overleg met de wethouders van de grote gemeenten of zonder overleg met gedeputeerden die ambities hebben in het kader van de evenementenkalender.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik vat het even samen. Als ik het goed begrijp, zegt de Minister dat de Sportraad hierbij de regie heeft.

Minister Schippers:

De Sportraad ziet het als zijn opdracht om extra slagkracht te krijgen en evenementen naar een hoger niveau te tillen. Daaronder moet goed georganiseerd worden dat alles ten dienste daarvan staat. De Sportraad neemt zelf geen operationele taken op zich. Hij zal dus niet allerlei dingen die andere partijen nu doen overdoen. Het is uiteindelijk van groot belang dat de Nederlandse Sportraad een centrale rol speelt om overlap en witte vlekken te voorkomen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik wil graag nog wat meer helderheid hebben over de worldcups. Ik heb gehoord dat het Minister van VWS wel degelijk evenementen die nodig zijn om grotere evenementen naar Nederland te halen, zoals EK's en WK's, financieel wil ondersteunen. Maar een zin later hoor ik dat worldcups er niet onder vallen. Dat terwijl bijvoorbeeld de KNZB, die de ambitie heeft om EK's en WK's naar Nederland te halen, vindt dat het organiseren van worldcups wel degelijk een onderdeel is van het streven om grotere evenementen naar Nederland te halen. Betekent dit antwoord van de Minister dat de financiering van worldcups volledig bij provincies en gemeenten terechtkomt? Zijn daar geen middelen voor vanuit NOC*NSF of het ministerie? Dat is voor mij nog niet helder.

Minister Schippers:

Daar zijn nu geen gelden voor gereserveerd. Dat is ook nooit zo geweest. Wij hebben er ook nooit geld in gestopt. Ik zeg niet dat het voor eeuwig en altijd zo moet blijven. Wij krijgen daar ook adviezen over. Ik wil juist de focus op wat wij te besteden hebben verleggen. Er is ontzettend veel belang bij het organiseren van grote evenementen, maar wij moeten ze misschien ook eens anders aanvliegen. Het is dus niet waar dat worldcups door ons medegefinancierd worden.

De voorzitter:

Hebt u een vervolgvraag, mijnheer Heerema?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nee.

De voorzitter:

Dan vervolgt de Minister de beantwoording.

Minister Schippers:

Is het een idee voor de Sportraad om vanaf nu het traject van de voorbereiding van de Olympische Spelen te volgen? Zeker gelet op het werkprogramma dat de Sportraad heeft opgesteld, is het van groot belang om te bekijken hoe heel grote evenementen in elkaar steken. Het grootste sportevenement is wel zo'n beetje de Olympische Spelen. De vraag is ook hoe je zulke evenementen kunt opzetten zonder dat je het risico loopt op al die enorme financiële debacles waar we nu ook over horen in het kader van Tokio. Daarbij is er wel het besef dat wij misschien niet aan het allergrootste moeten beginnen, maar dat wij eerst moeten beginnen met ons af te vragen hoe wij de evenementen die al georganiseerd worden, financieel beter kunnen afsluiten. Daar moeten we beginnen. Ik vind overigens dat het de Sportraad vrijstaat om daar een ander programma op te zetten. Dat is evident, want daar gaat hij zelf over.

D66 vroeg naar mijn rol bij het naar Nederland halen van de Olympische Spelen. Ik ben het niet eens met de heer Van Nispen die zegt: ja, de Minister heeft zich de afgelopen jaren steeds gefocust op het naar Nederland halen van de Olympische Spelen. Dat is echt onjuist. Sterker nog, in het regeerakkoord van dit kabinet is in tegenstelling tot in het regeerakkoord van het vorige kabinet daarover een ander standpunt ingenomen. Mijn tijd heb ik daar dan zeker ook niet aan besteed.

Als mensen mij vragen of ik kansen zie om de Olympische Spelen ooit naar Nederland te halen, heb ik daar de afgelopen zes jaar vrij consequent op geantwoord. Ik vrees dat ik dat de komende zes ook zal doen, ook al luistert er dan verder niemand meer naar. We moeten niet onderschatten wat voor kansen het biedt. Het enige wat ik niet wil, is dat we automatisch de rekening bij de belastingbetaler neerleggen. Laten we de kansen die de Olympische Spelen een land op allerlei terreinen bieden niet onderschatten. Het gaat dan niet alleen om de economie, maar ook om de maatschappij, het gevoel van trots, het gevoel van betrokkenheid en het gevoel van saamhorigheid.

Het is goed om er op een intelligente manier naar te kijken. Mevrouw Dijkstra schetste al dat we natuurlijk niet enorme witte olifanten moeten gaan bouwen waar verder nooit meer iemand naar omkijkt. Dat is een les die we allemaal intussen wel hebben geleerd. Ik ben heel erg trots op wat ik in Tokio zag. Daar heeft men problemen met de hotelcapaciteit en met het realiseren van tijdelijke locaties en dan is het wel een Nederlands samenwerkingsconsortium dat met drijvende oplossingen komt! Dat consortium legt tijdelijke opvang in de haven neer, zodat men daar ook mensen kan onderbrengen in plaats van in de bestaande hotels. Bovendien kan men daar dan ook andere economische activiteiten doen. Het zijn wel Nederlanders die met dit soort innovatieve ideeën komen, ideeën die je misschien eerst hier of op een andere manier voor heel andere problemen kunt gebruiken.

Ik denk dus dat de Olympische Spelen echt een katalysator kunnen zijn voor al die andere doelstellingen die we hebben. Maar we moeten niet doen of je voor óf tegen moet zijn of dat het zou moeten. Nee, laten we eerst bekijken welke kansen het biedt, wat ervoor nodig is en of het reëel is. Misschien moet Nederland het ook helemaal niet alleen willen doen en zouden we moeten bekijken of we het samen met Duitsland en België kunnen organiseren. Ik geloof dat de geesten daar nog niet helemaal rijp voor zijn, maar ik vind dat wel een legitieme vraag, gezien de risico's die aan de organisatie van dit evenement kleven.

Voorzitter. Ik ga verder met het kopje «Sport en Bewegen in de Buurt en vrijwilligers». Zwemmen staat er in mijn papieren ook bij, maar volgens mij is dat dubbel.

De voorzitter:

Het is goed om te horen dat dat prioriteit heeft.

Minister Schippers:

Het programma Sport en Bewegen in de Buurt is met twee jaar verlengd tot en met 2018. Het programma loopt goed. Zo is het aantal buurtsportcoaches waarvoor gemeenten intekenen, groter dan wij kunnen leveren. Tegen de mensen die denken dat er ontzettend veel geld overblijft op dit programma, moet ik dan ook zeggen dat dat een misvatting is. Wij kunnen niet eens voldoen aan de vraag! We hebben een ongelooflijke hoeveelheid buurtsportcoaches, 4.800, en dat is een aantal dat ik niet had verwacht toen wij hier met elkaar besloten om er onze schouders onder te zetten. Ik had echt niet geloofd dat er nu zo ongelooflijk veel buurtsportcoaches actief zouden zijn.

We evalueren op dit moment het programma en die evaluatie komt naar de Kamer. Maar ik wil niet wachten op die evaluatie als ik nu al dingen constateer die ik kan verbeteren. Met name het bereiken van kwetsbare groepen als ouderen, chronisch zieken en gehandicapten blijkt lastig, ook in dit programma. Binnen de Sportimpuls voor 2017 en 2018 wordt daarom meer aandacht gevraagd voor deze doelgroepen en daarnaast wordt het beroepsprofiel van de sportbuurtcoach verder doorontwikkeld om deze groepen beter te kunnen bereiken.

De heer Van Dekken zei dat het alleen zou moeten gaan naar kinderen, maar ... Ik hoor hem dat nu buiten de microfoon ontkennen en ik ben blij dat hij dit nu uit de wereld helpt.

De voorzitter:

Het ging mij erom dat 30% van de kinderen is bereikt en de rest niet. Dat wij die andere doelgroepen willen bedienen, hebben wij inderdaad lang geleden afgesproken. Dat gaat langzamerhand ook heel goed. Dit is een belangrijke nuance. Ik dacht al: waarom begint de Minister niet over de arme kinderen?

Minister Schippers:

Je ziet dat de buurtsportcoach ongelooflijk belangrijk werk doet in die gemeenten en in die wijken waar sporten niet gangbaar is in het dagelijks leven. Daar hebben die coaches een ongelooflijke toegevoegde waarde. We hebben ook doelstellingen afgesproken voor chronisch zieken en ouderen. Kinderen zitten op een gegeven moment op school en waarom kan een sportcoach in die tijd niet ingezet worden voor ouderen? Een tabel uit een wat ouder onderzoek gaf aan dat bewegen na het 65ste jaar sterk naar beneden gaat. Om mij heen zie ik steeds meer beweeggroepen voor ouderen ontstaan. Die zullen zeker het tij keren, maar het blijft lastig, ook om groepen gehandicapten te bereiken. We moeten niet opgegeven, maar er juist harder voor vechten om die groepen beter te bereiken.

In 2017 en 2018 laten wij experimenten uitvoeren om ondernemerschap binnen de sport te stimuleren. Wij dagen ondernemers uit om een duurzaam sport- en beweegaanbod te realiseren specifiek gericht op doelgroepen die lastiger te bereiken zijn, zoals ouderen, chronisch zieken, gehandicapten, mensen uit lagere inkomensgroepen en mensen met overgewicht. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voert deze oproep uit.

De woordvoerder van de Partij van de Arbeid vroeg ...

De voorzitter:

... een heleboel, maar mevrouw Dijkstra wil u eerst iets vragen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik weet niet of de Minister er nog op terugkomt, maar ik heb iets gevraagd over een initiatief van een ondernemer.

Minister Schippers:

Dat ging over Arnhem. Daar kom ik nog op.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dan wacht ik nog even.

De voorzitter:

Dan de vraag van de Partij van de Arbeid, niet onbelangrijk.

Minister Schippers:

De woordvoerder van de Partij van de Arbeid had als belangrijk punt de sportdeelname voor kinderen van wie de ouders het niet kunnen betalen. In dat kader noemde de heer Van Dekken die 30%. Hij refereerde ook aan een gesprek met zijn stiefvader. Ik kan zeggen dat dit, zolang de heer Van Dekken Kamerlid is, als rode draad door zijn bijdragen loopt. Hij vraagt hier tijdens ieder overleg aandacht voor. Als er gekozen moet worden, maakt hij hier een topprioriteit van. Ik heb de moties die hij hierover heeft ingediend op een rijtje staan. Die zijn consequent ingediend en iedere keer is er consequent extra geld naartoe gegaan. Daarmee is de steun van de rest van de Kamer voor dit onderwerp evident. Er moet meer focus zijn op deze groep kinderen. Die groep heeft meer aandacht nodig. Het gaat niet alleen om het kunnen sporten an sich, om het lidmaatschap, maar ook om de dingen die je ervoor nodig hebt. Die zaken zijn hier allemaal opgesomd.

Sinds 2014 zijn er in totaal 167 projecten gestart via de Sportimpuls Jeugd in lage inkomensbuurten. Deze projecten richten zich op jongeren tussen nul en eenentwintig jaar en hun ouders in buurten of wijken waar relatief veel gezinnen wonen met een laag inkomen. De aanvraag moet aansluiten bij het gemeentelijk armoedebeleid. Sinds 2006 steunt VWS de landelijke organisatie van het Jeugdsportfonds Nederland. Dat fonds heeft als doel om zo veel mogelijk kinderen uit gezinnen in achterstandswijken te laten sporten. Het Jeugdsportfonds bestaat uit de landelijke organisatie en 31 lokale en provinciale stichtingen. Daarnaast laat ik via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in 2017 en 2018 experimenten uitvoeren die zich specifiek richten op met mensen met een laag inkomen. Ondernemers worden uitgedaagd om experimenten te ontwikkelen om de doelgroep duurzaam in beweging te krijgen. De doelstelling van het Jeugdsportfonds was om ultimo 2016 40.000 kinderen uit de doelgroep aan het sporten te krijgen. Deze grens werd al in 2015 overschreden toen, mede dankzij activiteiten van de Kamer en extra financiën, 42.813 kinderen konden sporten. Dat was een oplopende reeks.

De voorzitter:

Betekent dat dat ik nu helemaal niets mag vragen over kinderen in armoede enzovoorts?

Minister Schippers:

Jawel.

De voorzitter:

Ik had gevraagd als woordvoerder van de Partij van de Arbeid om een omschrijving van de werkzaamheden van de buurtsportcoaches. Is het mogelijk om die doelgroep, die deels wordt bediend maar deels ook niet, nog gerichter te bedienen – het kan mij eerlijk gezegd niet zo gek veel schelen met wie en hoe – om alle 400.000 kinderen aan sport en spel te krijgen, via de maatschappelijke coalitie die op dit moment georganiseerd wordt? Dat was mijn concrete vraag. Toen vroeg ik: zou de Minister dat ook willen? Dat was alles.

Minister Schippers:

Er word 100 miljoen extra uitgetrokken voor kinderen die opgroeien in lage-inkomensgezinnen in den brede en op allerlei gebieden. Daar is sport één ding van. Dat loopt via Sociale Zaken. Dat zet dat geld uit bij gemeenten op de volgens dat ministerie meest effectieve manier. Het is dus het Ministerie van Sociale Zaken dat wel of geen voorwaarden verbindt aan de manier waarop dat geld precies uitgegeven moet worden. De gemeenten bepalen zelf in de praktijk of ze een buurtsportcoach nodig hebben en op welk gebied. Ze vragen dan cofinanciering aan ons. Wij cofinancieren dat. Ik kan de heer Van Dekken verzekeren dat in de wijken waarin de hockeyclub of de rugbyvereniging de meeste lidmaatschappen heeft, het aantal buurtsportcoaches aanmerkelijk lager is dan in de wijken waar niemand lid is van een sportvereniging. In wijken waar iedereen lid is van een sportvereniging zit niemand te wachten op een buurtsportcoach, want die kinderen gaan al naar de hockeyclub of naar de rugbyvereniging. Juist in andere gebieden, die ik zelf heb bezocht, zetten gemeenten via school of aansluitend op school competities op tussen kinderen die geen lid zijn van een sportvereniging. De cijfers laten zien dat 98% van de gemeenten zich het meest op de doelgroep jeugd richten, met name de 4- tot 12-jarigen, de jongere kinderen. 80% van de gemeenten richt zich op de groep die daarna komt, de 12- tot 18-jarigen. Zij richten zich steeds meer op nieuwe doelgroepen, zoals mensen uit een achterstandswijk, 31%, mensen met overgewicht, 55%, een doelgroep waarnaar expliciet werd gevraagd door de Kamer, en mensen met een handicap of chronische aandoening, 57%. Deze coaches richten zich met name op gebieden waar het echt nodig is. Waar geen vraag is, gaat men ook niet aanbieden.

De voorzitter:

Ik heb nog één vraag daarover en dan houd ik op met zeuren. Vindt de Minister die 30% arme kinderen in al die jaren afdoende resultaat? Wij moeten toe naar 100%. Het enige wat ik vroeg, is of de regering in overleg wil treden met de relevante partijen om een concrete opdrachtomschrijving te realiseren voor de buurtsportcoaches. Is dat al zo en, zo ja, is dat afdoende? Als dat niet zo is, vindt de Minister dan ook dat dat moet gebeuren? Dan kunnen wij de buurtsportcoaches namelijk die opdracht geven, op lokaal niveau natuurlijk.

Minister Schippers:

De buurtsportcoach is bedoeld voor de mensen die veel te weinig of niet sporten. Dat zijn ook de moeders van die kinderen. Er zijn veel activiteiten opgezet, waarvan ik er zelf een aantal heb gezien, om de moeders van de kinderen die wij met de buurtsportcoach bereiken, wanneer die op school zitten met een trimclubje of een gymclubje aan het sporten te krijgen, zodat niet alleen de kinderen sporten, maar het hele gezin veel meer sport en dat in het gezin gewoner wordt. We hebben niet specifiek meegegeven dat men zich moet richten op kinderen die in een achterstandspositie verkeren, die in een achterstandswijk wonen of die deel uitmaken van gezinnen met heel lage inkomens. Onze opdracht aan de buurtsportcoach is: breng de groepen in beweging die niet of nauwelijks bewegen, die geen lid zijn van een sportvereniging en die we niet kunnen bereiken op de huidige manier. Dat is de opdracht. Gemeenten pakken die opdracht heel verschillend op. Een gemeente in een landelijk gebied heeft te maken met andere vragen en problemen dan een grootstedelijke gemeente. Die opdracht wordt dus heel verschillend ingevuld. Ik maak daarbij de aantekening dat de grootstedelijke problematiek echt niet ernstiger is. Juist in landelijke gebieden is er echt behoefte aan buurtsportcoaches. Zij spelen daar een heel belangrijke rol.

Ik kom op de werkbezoeken die D66 en het CDA in Arnhem hebben afgelegd. Er is daar een goed initiatief opgezet en men wil weten hoe het daarmee nu verdergaat. Bij de preventie voor risicogroepen moet men inzetten op kinderen met een verhoogde kans op overgewicht en obesitas, kwetsbare ouderen, groepen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten of mensen die wonen in buurten met een slecht gezondheidsprofiel. Als je iets aan die problemen wilt doen, is sporten en bewegen cruciaal. Het programma Sport en Bewegen in de Buurt en de Sportimpuls zijn juist ingezet om op dat punt in te kunnen grijpen.

De bundeling met eerstelijnszorg en JOGG-adviseurs laat zien dat er met sport- en beweegprogramma's resultaten worden geboekt in het voorkomen van bijvoorbeeld overgewicht. In de gecombineerde leefstijlinterventie voor mensen met overgewicht heeft het Zorginstituut geduid op welke individuen en activiteiten de Zorgverzekeringswet van toepassing is. De Zorgverzekeringswet kan voor een specifieke groep en bij specifieke interventies een rol spelen. Maar de begeleiding bij bewegen is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

Gemeenten kunnen een bijdrage leveren, bijvoorbeeld met de inzet van een buurtsportcoach. Er zijn ook mooie projecten ontstaan. Indien de jury daarover positief is, krijgen deze ondernemers de opdracht om een aanbod te ontwikkelen. Er wordt vervolgens bekeken of dat daarna, zonder subsidies, structureel aan te bieden is. Dat lukt niet altijd. Ik pak even mijn tweede blaadje erbij. Mijn excuses, want dat zit in een ander mapje. Daarop staat dat de ondernemer van dit project alweer gepitcht heeft voor een vervolgfinanciering. Die aanvraag is in behandeling. Deze ondernemer komt ook in aanmerking voor het experiment ten aanzien van de Sportimpuls. Hij heeft daarvoor inmiddels een aanvraag ingediend. Het gaat om experimenten met een aantal projecten gericht op kwetsbare groepen, waarnaar mevrouw Dijkstra zojuist ook vroeg. Ik gaf net al aan dat ondernemers die doelgroepen meer moeten aanspreken. Dit wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze ondernemer heeft in dat kader ook een aanvraag ingediend.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik wil niet te veel ingaan op één ondernemer, maar ik heb juist begrepen dat die aanvraag is afgewezen. Ik vind dat echt doodzonde, want hiermee worden juist de groepen bereikt waarover de Minister het heeft. Ik vraag mij vooral af hoe je dit structureler kunt maken. Ik denk dat dat de achterliggende vraag is.

Minister Schippers:

We zijn daarnaar op zoek. Structureler betekent ook dat de overheid soms structureel bijlegt. We doen dat ook ten aanzien van de buurtsportcoaches. Dat gaat over een niet gering bedrag, want het is het grootste programma in de hele begroting. Ik heb overigens begrepen dat het besluit over dit project pas op 1 december valt, dus ik weet niets over een afwijzing. Maar ik ga ook niet over individuele projecten. Die worden beoordeeld door de RVO. We proberen voortdurend partijen bij elkaar te krijgen om een goede businesscase te krijgen. Zoals bekend proberen we dat ook ten aanzien van de samenwerking van gemeenten met zorgverzekeraars op dit terrein. Ook daarvoor is er een subsidie waarmee je de onrendabele top eraf kunt halen, omdat er altijd een deel overblijft waarvan je zegt: ik geloof niet dat ik dat zou moeten doen, want dat valt niet onder mijn voorwaarden. Als rijksoverheid proberen wij dat onrendabele karakter er steeds af te halen, maar uiteindelijk moet je dan wel een businesscase krijgen die op zichzelf weer ronddraait, want anders komt er op basis hiervan ook nooit iets nieuws tot stand en krijg je een soort vaste subsidierelatie met ondernemers. Dat moet je ook zien te voorkomen. Ik loop niet vooruit op de besluitvorming in dezen. Ik weet echt niet hoe die zal uitvallen. Aan de ene kant heb je de vraag of je overgaat op voortdurend subsidies. We hebben met elkaar in de Kamer besloten dat we dat niet doen; eens in de zoveel tijd moet dat stoppen. Aan de andere kant heb je de duurzaamheid.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dat is precies het pleidooi dat ik houd. Ook ik pleit ervoor om dat niet alleen via subsidieregelingen te doen, maar om te kijken naar de vraag hoe je dat kunt blijven stimuleren en hoe je die organisaties daarbij kunt helpen. Ik vraag me ook af in hoeverre er gekeken wordt naar de bredere uitstraling op het hele sociale domein. Misschien heeft de Minister daar ook een antwoord op? Bij dit voorbeeld is het fantastisch om te zien dat 200 vrouwen met een hoofddoekje die eigenlijk hun huis niet uit komen, komen sporten. Er zitten heel veel aspecten aan die laten zien dat dit allemaal in elkaar overloopt en dat dit een heel breed belang heeft. Sport is daar de kern van. Ik vind dat zo'n mooi voorbeeld.

Minister Schippers:

Om antwoord te geven op de vraag van mevrouw Dijkstra: ze zijn afgewezen voor Sportimpuls, maar voor de experimenteerruimte waar ik het net over had, kunnen organisaties zich tot 1 december aanmelden. Daar zullen ze dus geen uitsluitsel over hebben. Een gemeente gaat over het gemeentelijke beleid; die gaat over wat er daar gebeurt. De gemeente moet dingen inzetten en het gemeentelijk beleid ontwikkelen. Ik heb er zelf eigenlijk een beetje een hekel aan om dat door middel van landelijk beleid te doen. Toen ik net Minister was, zag ik dat wij dansclubjes in Almere subsidiëren. Ik vind dat helemaal geen rijkstaak; ik vind dat een gemeentelijke taak. Als dingen goed zijn voor een gemeente, dan moet je ook op gemeentelijk niveau bekijken hoe je die duurzaam kunt financieren.

Voor een aantal mooie dingen die wij belangrijk vinden, maar waar een onrendabel aspect aan zit, hebben wij wel een aantal programma op rijksniveau. Sportimpuls is een voorbeeld daarvan. We hebben nu ook die experimenteerruimte. Bij de zorg is daar ook ruimte voor in het kader van preventie. Er lopen ongelofelijk veel programma's, maar uiteindelijk moeten we wel voor een vorm van financiering en bekostiging zorgen waarmee je een duurzame lijn kunt uitzetten. Die duurzame lijn kan echter nooit zijn dat wij vanuit het Rijk al deze lokale initiatieven blijvend financieren. Je kunt ze opzetten zodat ze zich kunnen bewijzen, maar op een gegeven moment moet dat ergens door worden overgenomen.

Mijn volgende punt gaat over de Nationale Kennisagenda Sport en Bewegen. Er is behoefte aan het delen van praktijkvoorbeelden. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de ongeorganiseerde sport ook wordt gefaciliteerd? We hebben het Kenniscentrum Sport opgericht met als opdracht om voorbeelden te verzamelen en te verspreiden; dat is zijn corebusiness. We brengen het Kenniscentrum Sport, NOC*NSF en de Vereniging Sport en Gemeenten dan ook voortdurend met elkaar in verbinding om deze zaken onder de aandacht te brengen en onder de aandacht te houden. Je kunt ook op www.allesoversport.nl van alles vinden. We hebben er met al die programma's niet alleen voor gezorgd dat nieuwe initiatieven kunnen ontstaan, maar we hebben ook bekeken of ze werken, en als ze werken, dan zetten we ze op dit soort websites, zodat iedereen er gebruik van kan maken. Er wordt nu gevraagd of ik meer wil doen. Ik wil erop wijzen dat door één amendement hier wel geld op wordt weggehaald – ik zal dat zo nog even benoemen – terwijl ik denk dat het kennisaspect wel belangrijk is om met behulp van elkaar beter te worden.

Heb ik met NOC*NSF contact over de kwaliteit van sportbesturen en genderdiversiteit? Ja. NOC*NSF organiseert samen met Kenniscentrum Sport half december een bijeenkomst over vrouwen in sportbesturen. NOC*NSF heeft ook een Code Goed Sportbestuur, waarin het punt van diversiteit expliciet staat benoemd. Tijdens de Olympische Spelen heb ik ook gesproken met onze internationale sportbestuurders. Het is ontzettend moeilijk om in het internationale sportbestuur te komen. Ik ben ook heel trots op onze mensen die daarin actief zijn, omdat het moeilijke posities zijn om te bereiken. Ik wil hier echter ook benadrukken wat ik in de dagelijkse praktijk zie. Natuurlijk kun je zeggen: ik wil dat in ieder sportbestuur een derde van de bestuurders vrouw is. Dat is heel makkelijk voor ons om hier af te kondigen. Maar wat zie ik nou in mijn eigen omgeving? Men krijgt al nauwelijks bestuurders, man of vrouw. Aan mensen die vaak al jaren in een bestuur zitten, wordt vaak gevraagd: wil je alsjeblieft nog een termijn doen, anders hebben we geen penningmeester meer. Ik vind het dus ook heel lastig om vanuit de overheid dit soort extra eisen op te leggen, omdat dit vrijwilligersbanen zijn en mensen die het soms al jaren doen, niet vervangen kunnen worden. Vrouwen moeten zich ook wel aanmelden. Ik wil niet vervelend zijn, maar als ik naar mezelf kijk: ik heb me ook niet aangemeld voor een sportbestuurderschap in mijn eigen gemeenschap, omdat ik daar geen tijd voor heb of denk te hebben. O, het mag ook niet, wordt hier gezegd. Gelukkig! Anders had ik weer niet aan iets voldaan waaraan ik moest voldoen. Wij moeten allemaal veel in het leven. Ik vind het heel lastig om tegen die besturen te zeggen dat één derde van de besturen uit vrouwen moet bestaan als ik zie dat ze nu al heel moeilijk vrijwilligers kunnen vinden om het werk door te zetten. Mevrouw Bruins Slot wees er al op.

Er zijn wel activiteiten gaande waarop ik heel trots ben. Heroes of Football is een initiatief van de Alliantie Gelijkspelen. In dit kader heeft Michael van Praag op 10 november ook het European Diversity Statement getekend, samen met tal van andere Europese voetbalbonden. Daarmee heeft hij aangegeven zich in te zetten voor homoacceptatie. Ik heb zelf ook een aantal jaren geleden een EPAS-conferentie (Enlarged Partial Agreement on Sport) geopend over homoseksualiteit en sport. Het is wel belangrijk dat we er met elkaar aandacht voor vragen en blijven vragen dat we discriminatie willen bestrijden, of die nou vrouwen of homo's betreft.

Mevrouw Bruins Slot zei dat goed functionerende bestuurders nodig zijn en vroeg hoe wij goede voorbeelden kunnen delen en dit kunnen steunen. Het Kenniscentrum Sport verzamelt deze voorbeelden en verspreidt ze via de Vereniging Sport en Gemeenten, NOC*NSF en allesoversport.nl. Met het actieplan Naar een veiliger sportklimaat zijn trainingen opgezet om de kwaliteit van bestuurders te verbeteren. Dat financieren we ook. In programma's als Buurtsportcoach hebben we lerende netwerken opgezet waarin bestuurders goede voorbeelden kunnen delen en van elkaar kunnen leren. Ik ben het in ieder geval met mevrouw Bruins Slot eens dat we hiervoor aandacht moeten hebben en houden.

Ik ga nu in op de gehandicaptensport. Hoeveel meer mensen die willen sporten en bewegen zijn bereikt door Grenzeloos actief? Dit najaar kunnen ruim 440.000 mensen met een handicap met één druk op de knop zoeken naar sportaanbod in de eigen regio. Het is dus in ieder geval makkelijker gemaakt om het te vinden. Er is uiteraard ook aandacht voor amateursport voor mensen met een beperking. Het programma richt zich op de ontsluiting van kennis over de vraag naar en het aanbod van gehandicaptensport en op het versterken van het regionale aanbod door het stimuleren van samenwerking tussen de diverse organisaties. Het programma is feitelijk één jaar actief. Dat is dus nog erg kort om al ongelofelijk veel resultaten te kunnen opsommen. Wel heeft het Fonds Gehandicaptensport middelen beschikbaar gesteld voor regio's voor het gebruik van de app en voor de website unieksporten.nl, waarop men kan zoeken in het sportaanbod, ook specifiek op beperking. Zeven grote regio's zijn toegetreden tot Uniek Sporten, wat gelijkstaat aan 523 sportaanbieders en 956 activiteiten. Iedere regio ontvangt een subsidie voor een lokale sportaanbieder. Zo draagt het fonds ook bij aan de ontwikkeling van de sport. Dit najaar volgen nog zes tot zeven regio's. Met minimaal veertien regio's is het Fonds Gehandicaptensport in gesprek. Naar verwachting zijn begin 2017 meer dan 20 van de in totaal 34 regio's toegetreden. In het najaar van 2016 kunnen dus 44.381 inwoners met een handicap een sport zoeken in hun regio. Dit is een begin, en zo zie ik het ook. Het is geen eind. We hebben dit ingezet en dit moet groeien. Ik vind het belangrijk dat we er met elkaar heel goed bij blijven, zodat het groeit en we kunnen bijsturen als dat nodig is.

Ik kom op mensen met een lichte verstandelijke of een verstandelijke beperking en de Special Olympics. Jaarlijks worden de nationale Special Olympics georganiseerd. Dit jaar was dat in de gemeente Nijmegen. Voorafgaand heeft een bijeenkomst over gezonde leefstijl voor mensen met een verstandelijke beperking plaatsgevonden als side event. Daaruit kwam naar voren dat we te weinig weten over deze doelgroep. We hebben dus besloten in gesprek te gaan met alle betrokkenen om beter te weten te kunnen komen wat de behoeften zijn van deze groep. Wij hebben die spelen gefinancierd. Waarom hebben we dat eenmalig gedaan? Ze hadden het probleem dat de spelen altijd voorgefinancierd moeten worden. Daar hadden ze geen geld voor. Doordat wij dat nu één keer doen, kan het doorgang vinden en kunnen ze de financiering ieder jaar gewoon zelf opbrengen. De voorfinancieringsvraag hebben wij dus van tafel gehaald.

Wat doen we buiten de Special Olympics verder aan deze doelgroep? We hebben naar aanleiding van het side event afgesproken dat we veel meer bekijken wat de behoeften zijn van de groep en hoe we daar beter aan tegemoet kunnen komen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het is goed dat de Minister constateert dat er meer behoefte is aan kennis over de sportbehoeften van deze groep en wat deze mensen nodig hebben. Maar wat is de vervolgstap? Heeft de Minister het gesprek al gevoerd? Als de uitkomsten van het gesprek bekend zijn, welke stappen gaat zij dan ondernemen?

Minister Schippers:

Dit is ingezet. We hebben recentelijk dat side event gehad. We gaan eerst met elkaar bepalen wat de behoefte is om er vervolgens wat mee te doen. Wat we ermee moeten doen, is afhankelijk van waar de knelpunten zitten. Waar kan iemand met een verstandelijke beperking niet meesporten met een gewone sport? Misschien kan het wel, maar is er iets extra's nodig wat wij over het hoofd zien. Afhankelijk van wat er uit de gespreksronde komt, kunnen we zien wat er nodig is.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het is natuurlijk een logische stap om eerst in gesprek te gaan en daarna te bekijken wat er precies nodig is. Ik vind het in ieder geval heel wenselijk dat de Minister hier actief mee aan de slag gaat. Wanneer kan zij de Kamer informeren over de stand van zaken rond de gesprekken en eventuele vervolgstappen?

Minister Schippers:

Ik kan de Kamer voor de zomer van 2017 niet alleen informeren over de gesprekken, maar ook over wat we daarmee gaan doen. Dat lijkt me nuttig, anders heeft de Kamer er nog niet veel aan.

De voorzitter:

We werken in dit wetgevingsoverleg overigens niet met een lijst van toezeggingen, maar het komt allemaal zo snel mogelijk in het verslag. Dat is de traditie alhier.

Minister Schippers:

Wij proberen zelf ook een lijstje bij te houden.

De voorzitter:

Dat is heel verstandig, Minister. Gaat u verder met uw lijstje.

Minister Schippers:

Ik kom bij de maatschappelijke waarde en kracht van sport. Hoe gaan we verder nu we dat onderzoek hebben gedaan? Deze inventarisatie was een eerste poging om te bekijken hoe sport en beweging worden ingezet voor maatschappelijke doelen. Het goede nieuws is dat het breed in beeld is. De omvang is wel lastig te bepalen, omdat sport en bewegen vaak niet apart benoemd of begroot worden. In de loop van komend jaar komen de Sport Toekomstverkenning en de beleidsdoorlichting beschikbaar, zoals ik al zei. Ik denk dat we die echt nodig hebben. De beleidsdoorlichting zegt namelijk iets over de effectiviteit van het beleid. Is wat we doen wel effectief? Dat zou input moeten zijn voor eventuele aanpassingen of nieuw beleid.

Ik kom op de The Daily Mile.

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft nog een vraag aan u, Minister.

De heer Van Nispen (SP):

En niet eens omdat ik aansla op The Daily Mile, iets wat ik wel heel erg leuk vind. Ik wil nog even ingaan op de maatschappelijke kracht van sport. De Minister zegt dat zij de beleidsdoorlichting nodig heeft om meer te weten te komen. Ik vond de eerste inventarisatie ontzettend interessant om te zien wat sport allemaal al doet, bij al die gemeenten en verschillende beleidsterreinen. Dat zijn maar termen. Je ziet dat het iets met de integratie doet of met de gezondheid of de criminaliteitsbestrijding. Maar ik ben zo benieuwd naar de omvang, de effecten en, nog belangrijker, de potentie en wat wij nog meer kunnen doen met sport. Ik ben bang dat een beleidsdoorlichting die al een poosje geleden is ingezet en die vast ook allemaal nuttige dingen oplevert, geen antwoord geeft op de vragen die ik en anderen hier op tafel leggen. Kan de Minister daarop reageren?

Minister Schippers:

Dat zijn twee dingen. Ik noemde niet alleen de beleidsdoorlichting maar ook de Sport Toekomstverkenning. Die twee geven wel degelijk input. De beleidsdoorlichting geeft aan hoe effectief het is wat wij doen en de Sport Toekomstverkenning geeft aan welke kansen er zijn en hoe je die zou kunnen verzilveren.

De heer Van Nispen (SP):

Dat klinkt al iets concreter en beter. Als wij terugkijken met het doel om weer vooruit te kijken, verwijs ik naar bijvoorbeeld de programma's van Sociale Zaken en Onderwijs in de afgelopen jaren om kinderen gelijke kansen te geven. Welke rol heeft VWS daarbij gespeeld voor de sport? Kan de sport in de toekomst een nadrukkelijker rol gaan spelen, ook bij andere ministeries? Hoe zal de Minister daartoe een eerste aanzet geven?

Minister Schippers:

De Sport Toekomstverkenning moet meer richting geven. Wat zou je in de toekomst moeten doen om meer uit de initiatieven te halen dan wij nu doen? Hoe kunnen wij dat beter doen? Waar is verbetering mogelijk? Ik kan me niet voorstellen dat wij het al helemaal goed doen. Er kunnen altijd dingen beter. Die drie dingen samen – deze inventarisatie, de Sport Toekomstverkenning maar ook de evaluatie van het beleid – kunnen ingrediënten zijn om een nieuw beleid uit te zetten, ook voor een nieuw kabinet. Daarin kunnen zaken worden aangescherpt als uit deze inventarisaties en verkenningen blijkt dat ze beter zouden kunnen.

Fitte kinderen zijn slimmer of kunnen in ieder geval beter presteren op school. De vraag is of ik hiermee actiever in de richting van het onderwijs kan gaan. Wij zijn behoorlijk actief richting het onderwijs, maar scholen hebben vrijheid van onderwijs en zij bepalen veel zelf. Ik zou wel meer willen bepalen op scholen, maar zo is het niet geregeld. Door zaken aan te bieden, proberen wij scholen te verleiden om dingen te doen. Zo zie je dat niet alleen buurtsportcoaches een enorm belangrijke rol spelen op scholen bij de verbetering van het bewegingsonderwijs, maar dat wij ook een bijdrage leveren aan het programma Gezonde School en JOGG. Ergens heeft dit allemaal weer connecties met die school.

The Daily Mile vind ik een prachtig initiatief. Ik vind het vooral prachtig omdat ik, als ik een idee heb, altijd te horen krijg waarom het niet kan. Er zijn altijd redenen waarom het niet kan: wij hebben niet genoeg gymzalen, wij hebben niet genoeg sportvelden. Voor The Daily Mail heb je helemaal niets nodig, behalve goede wil, energie en creativiteit. Gewoon doen. Dat is ook precies wat er is gebeurd. Ik heb publiekelijk gezegd dat ik hier ongelooflijk enthousiast over ben en waarom. Ik heb ook in gesprekken met studenten, die altijd aangeven waarom dingen niet van de grond komen, gezegd dat dit een belangrijke levensles is: er kan veel als je maar wilt. Het Kenniscentrum Sport heeft dit op zijn site gezet. Erben Wennemars is de ambassadeur van The Daily Mile. Deze actie vindt plaats binnen het JOGG-programma dat door de rijksoverheid wordt gesubsidieerd. Dit is een geweldig voorbeeld van succesvolle initiatieven. Ik hoop dat veel scholen zich hierbij aansluiten.

Ik ga nu over naar het schoolzwemmen. Dit staat hoog op de prioriteitenlijst van de heer Van Nispen, want ik weet zeker dat dit ieder overleg terugkomt. Er zijn dingen in gang gezet. De vorige keer hebben we besproken wat er gebeurd is. In de zomer 2017 kan ik een tussenstand melden van het onderzoek om de zwemvaardigheid te monitoren, waarin aandacht wordt besteed aan de structuur van het zwemonderwijs. In oktober 2016 heb ik mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs op Kamervragen geantwoord dat wij hiermee voortvarend aan de slag zijn gegaan. Ik zal niet wachten tot het helemaal klaar is, want dat is ergens in 2018, maar deze zomer al met tussenresultaten komen. Wat betreft het verplichte zwemdiploma heb ik de zwemsector ondersteund, die een plan heeft voor een onderzoeksprogramma. Dat onderzoek wacht ik af en dan kunnen wij erover besluiten. Nogmaals, die tussentijdse resultaten verwacht ik in de zomer van 2017. Dan kunnen we er nader over spreken.

Mevrouw Dijkstra vroeg of ik kan onderzoeken hoe we het aantal duikongevallen kunnen terugdringen. Ik moet het antwoord hierover schuldig blijven, totdat ik enig zicht heb op de ontwikkeling van duikongevallen en of deze specifiek bij oudere, ervaren duikers voorkomen. Dat kan ik niet melden. Mevrouw Dijkstra stelt dat. Ik ga in overleg en zal bekijken waar het aan schort en of we er wat aan kunnen doen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik kan de Minister de mailwisseling daarover wel doen toekomen, dan weet zij ook waar het vandaan komt.

Minister Schippers:

Dank u wel.

De voorzitter:

Niet via de privémail, maar via de officiële mail.

Minister Schippers:

Voorzitter. Ik ga gestaag door. We zijn nu bij de topsport. Er is 8 miljoen voor talentvolle en kansrijke programma's, waarbij de sportbonden zelf de eindverantwoordelijke zijn. Er is ook 8 miljoen voor innovatie en stand-alonetopsporters, waarvan 1 miljoen voor paralympische, en voor materiaalkennis en innovatie. De vraag van de VVD was of ik daarop wil reflecteren. Ik heb aangegeven dat er binnen de in de brief geschetste contouren ruimte is om meer specifiek in te zetten op nieuwe programma's, maatwerk en ondersteuning van talentvolle en kansrijke stand-alonetopsporters voor wie de bonden nog geen programma hebben, ook paralympische, en voor materiaalkennis en innovatie. Het primaat bij deze programma's ligt sowieso bij de sportbonden, want zij hebben de kennis. NOC*NSF coördineert.

Zijn de middelen specifiek voor de CTO's bestemd of kunnen anderen hier ook van leren? De CTO's kunnen lerende topsportsystemen faciliteren door coaches en trainers, topsporters en onderwijspartners te stimuleren om kennis en ervaring uit te wisselen. Daar kunnen anderen ook van leren.

Er is ook gevraagd of de nieuwe gelden alleen naar de Randstad gaan of ook naar anderen. Er is ruimte binnen die 10 miljoen om topsport zowel kwantitatief als kwalitatief door te ontwikkelen in de infrastructuur van de nationale en regionale centra. De huidige CTO's liggen zeker niet alleen in de Randstad. Het gaat om Papendal, Heerenveen en Eindhoven, naast Amsterdam, dat wel in de Randstad ligt, moet ik bekennen.

Ik denk dat er juist een goede regionale spreiding is van die CTO's. Voor de CTO's geldt een accreditatieprocedure door NOC*NSF. Er zijn harde, kwantitatieve criteria voor een minimumaantal sporters en programma's. Daar voldeed Limburg niet aan. In het kader van talentontwikkeling wordt er komend jaar gekeken naar het positioneren van clusters van regionale trainingscentra. Er worden momenteel kwaliteitscriteria opgesteld. Kortom, ik wijs die CTO's niet zelf aan. Dat hebben we gelegd bij mensen die er kwantitatief en kwalitatief over kunnen oordelen.

De voorzitter:

Ik onderbreek u even, Minister, want er is ook het verhaal dat diezelfde CTO's zich zorgen maken over de korting op de NOC*NSF-bijdragen. In de afgelopen periode was die 10 tot 15% en in de toekomst zou het gaan om een eender bedrag. Kunt u daar eens iets over zeggen? Epke Zonderland en een heleboel andere sporters hebben het land nationaal en internationaal natuurlijk ongelofelijk veel succes en uitstraling opgeleverd. Het gaat ook om talentontwikkeling. Ik vraag mij dus een beetje af welke donkere wolk er op dat vlak nou weer van Friesland tot Limburg in de lucht hangt.

Minister Schippers:

Dat heeft natuurlijk alles te maken met de positie waarin de sport verkeert. Ik kan eigenlijk zeggen «verkeerde», want de 10 miljoen was wel nodig om een en ander overeind te houden of een nieuwe impuls te geven. Dat was juist nodig omdat de gelden die NOC*NSF van de Lotto kreeg, gestaag afnamen. Het moet dan uit de lengte of de breedte komen. Bij de verdeling van de pijn is overal naar gekeken. Er komt nu extra geld. Naar mijn mening moet men niet alleen bekijken waar een en ander kan worden bijgeplust, maar moet men ook nagaan waar de schade beperkt kan worden. Zo heb ik het ook ingezet.

De voorzitter:

Zegt u daarmee dat NOC*NSF er eigenlijk voor moet zorgen dat de CTO's in ieder geval stabiel blijven en niet opnieuw een financiële klap krijgen? Ik zeg het nogmaals: van Limburg tot Friesland is dat wel degelijk een zorg.

Minister Schippers:

Om die reden heb ik de besteding van de topsportgelden die er extra bij komen, niet al tot achter de komma ingevuld. Dan kan immers juist in gesprek met het veld worden bepaald waar dat geld wel of niet heen gaat. Dit is juist een antwoord op de vraag of ik dat niet specifieker kon invullen. Dat heb ik juist niet gedaan.

De voorzitter:

Ik vroeg eigenlijk om een ja of nee.

Minister Schippers:

Dat kan ik niet zeggen, want dan ga ik wel vooraf vastleggen waaraan gelden moeten worden besteed, terwijl dat eigenlijk in goed overleg met de mensen zelf vastgesteld moet worden: waar is de euro nou het meeste waard, waar kunnen wij met dat geld nou het meeste bereiken?

De voorzitter:

Ik doe nog één poging. Bent u met mij van mening dat de CTO's in de toekomst gewoon bestendig moeten worden, gezien het belang van deze organisaties?

Minister Schippers:

Het gaat altijd om het doel dat je ermee wilt bereiken. Ik hecht er zeer aan dat jonge sporters kunnen leren en kunnen sporten. Ik hecht ook zeer aan de infrastructuur die daarvoor is opgezet. Als dat beter kan, moeten wij dat beter doen. Het is ons aller doel om dingen niet slechter te laten verlopen, maar waaraan dat extra geld precies wordt besteed ... In de brief heb ik ook geschreven dat dit tot nu toe niet op slot is gezet of een heel specifieke bestemming heeft. Dat heeft de heer Van Dekken gezien.

De ongeorganiseerde sport maakt hiervan geen onderdeel uit. Dit betreft immers een investering in topsport. Uit de begroting blijkt dat nog veel meer wordt geïnvesteerd in breedtesport, uiteraard. Ik heb geschetst op welke sectoren deze impuls betrekking heeft.

Ik ga in op de transitie. Mij is gevraagd of ik iets kan doen voor de oud-topsporters die nu nog niet studeren, maar die dat wel willen doen na afloop van hun sportcarrière. Conform de uitwerking van het aangekondigde plan voor de transitie naar een nieuwe maatschappelijke carrière, is het juist de bedoeling dat ex-topsporters zo snel mogelijk worden toegeleid naar een nieuwe opleiding óf baan. Ik zeg niet dat het altijd werken moet zijn. Het is juist mogelijk dat men zich wil bijscholen of überhaupt aan een nieuwe opleiding wil beginnen. Ik wil dat heel graag invullen via een persoonlijk ontwikkelplan omdat er niet één mal is voor alle topsporters. Er moet dus juist samen met een carrièrecoach worden bekeken wat in een individueel geval het meest aangelegen is om te doen. Dat kan gaan over een studiekeuze of een baankeuze; het kan zijn dat wij stages proberen te regelen om werkervaring op te doen. Dat kan dus juist in den brede.

Ik ben gekomen bij het kopje integriteit, te beginnen bij matchfixing. Er werd gevraagd naar de stand van zaken van het vooronderzoek naar matchfixing. Het gaat de heer Van Dekken helemaal niet verwonderen: over de inrichting van het voorbereidend onderzoek, de vraag welke partijen hierbij betrokken zijn en de vraag of het onderzoek concrete strafrechtelijke aanknopingspunten heeft opgeleverd, kan ik geen mededelingen doen. De mogelijke belangen van opsporing en vervolging en de privacybelangen van betrokkenen liggen hieraan ten grondslag.

Naast dit onderzoek is er sprake van structurele samenwerking tussen opsporingsdiensten en sportbonden in het nationaal platform matchfixing. De aanpak van fraude in de voetbalbranche behelst meer dan alleen matchfixing. Het Openbaar Ministerie kijkt samen met de opsporingsdiensten in het kader van een voorbereidend onderzoek naar signalen in de sportwereld die kunnen wijzen op matchfixing of fraude. Daarbij valt te denken aan fraude met transfergelden, illegaal gokken of witwassen. Uiteraard wordt steeds bekeken of er aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijk onderzoek. Het bekijken van dergelijke signalen in het kader van voorbereidend justitieel onderzoek is een continu proces. Ik heb begrepen dat de Kamer daarover een overleg zal hebben met mijn collega's van Justitie, die daar veel meer verstand van hebben, hoewel ik vermoed dat zij ook zo'n antwoord geven. Wij krijgen dit antwoord namelijk zelf ook altijd.

De voorzitter:

Dat is inderdaad het antwoord van beide ministers. Daaromheen speelt wel het nodige en veel meer, vooral over de inhoud van het dossier. Maar laten we het inderdaad maar op de agenda zetten voor 15 december. U bent van harte uitgenodigd. Misschien hoort u dan ook nog iets nieuws.

Minister Schippers:

Voorzitter, zoals u weet, luisteren wij altijd graag mee bij dit soort overleggen.

Ik kom op het project matchfixing. NOC*NSF heeft vanaf 2014 subsidie gehad voor voorlichting en educatie, aanpassing van het tuchtrecht, instelling van een onderzoekscommissie integriteit en instelling van een poel van aanklagers en van een vertrouwensloket voor de sport. De sport heeft natuurlijk een eigen verantwoordelijkheid om de integriteit te versterken en maatregelen te implementeren. De overheid moet dat stimuleren, bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe maatregelen en continu in gesprek gaan met de sportsector over de vraag of aanvullende maatregelen nodig zijn. Op basis van concrete plannen moeten wij dan bezien of wij iets extra's kunnen betekenen.

Ik kom nu bij doping. Sinds 2013 is er een structureel overleg tussen de Dopingautoriteit, de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de douane, het Openbaar Ministerie, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Ministerie van VWS. Al deze partijen hebben vanuit hun eigen praktijk en bevoegdheden te maken met verschillende aspecten van de handel in doping. In dit overleg wordt, binnen de juridische kaders die daarvoor gelden, informatie uitgewisseld over dopinggerelateerde zaken. De uitwisseling van informatie wordt gehinderd door de private status van de stichting Dopingautoriteit. Dat verandert als het wetsvoorstel Wet uitvoering antidopingbeleid zou worden aangenomen. De Dopingautoriteit wordt dan een zelfstandig bestuursorgaan, een publiekrechtelijk orgaan, wat de uitwisseling van informatie vergemakkelijkt. Ik denk dat dit ook echt nodig is. Zoals bekend is in het regeerakkoord opgenomen dat we geen nieuwe zbo's oprichten, dus het feit dat hiervoor een nieuwe zbo opgericht wordt, geeft dit al aan. We hebben alles onderzocht om dit zonder een nieuw zbo te doen, maar zijn zelf tot de conclusie gekomen dat het echt nodig is om een nieuw zbo op te richten. Deze nieuwe status biedt de Dopingautoriteit de mogelijkheid om over de handel in doping concrete werkafspraken te maken met de andere genoemde instanties. Zowel VWS als de Dopingautoriteit wil optimaal gebruik gaan maken van deze nieuwe mogelijkheden. Deze werkafspraken gaan niet over de capaciteit van die instanties.

Het laatste onderzoek van de Gezondheidsraad naar doping in de amateursport dateert inderdaad van 2009. Ik heb twee onderzoeken uitgezet die meer inzicht in dit onderwerp kunnen bieden. Het RIVM heb ik gevraagd om een nieuw onderzoek naar de gezondheidseffecten van het gebruik van doping en voedingssupplementen, ook in de amateursport. Ik verwacht in de tweede helft van 2017 de resultaten uit de Leefstijlmonitor over dopinggebruik in de breedtesport.

In het wetsvoorstel Wet uitvoering antidopingbeleid blijft de praktische uitvoering van dopingbestrijding bij de sportbonden. Het is heel belangrijk – daar hebben we erg naar gezocht – dat we aansluiting vinden bij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en sport die we bij het antidopingbeleid in Nederland al langer hanteren. Het stellen van inhoudelijke regels voor doping, dus over wat er wel en niet mag, is ook de verantwoordelijkheid van de sport. De praktische uitvoering van die dopingregels is daarmee ook een verantwoordelijkheid van de sport zelf. Het is de rol van de overheid om ervoor te zorgen dat de sport in de juiste positie is om die verantwoordelijkheid te nemen en daar de juiste instrumenten voor heeft. Dat laatste wordt in de wet geregeld, maar de wet verandert niks aan de verdeling, omdat we daar niet alleen geen aanleiding toe zien, maar omdat we daarmee naar mijn mening ook echt een stap terug zouden zetten.

De voorzitter:

De heer Van Nispen wil interrumperen, maar ik weet niet of de Minister klaar is met het blokje doping.

Minister Schippers:

Ik wilde nu gaan naar het eren van sporters, de symbolische geste.

De voorzitter:

Die sporters waren eigenlijk de dupe van die dopinggevallen. Het woord is aan de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

De nieuwe Wet uitvoering antidopingbeleid maakt concrete werkafspraken mogelijk. Het belang dat die er snel na invoering van de wet gaan komen lijkt me evident. Misschien kan de Minister daar nog iets over zeggen. De Minister zei dat de wet niet over de prioriteiten van deze instanties gaat. Een wet kan inderdaad niet zeggen hoeveel capaciteit of prioriteit ergens aan gegeven wordt. Ziet de Minister dat wel als een knelpunt? Je kunt regels maken wat je wilt, maar het gaat er vervolgens om wat de instanties ermee doen.

Minister Schippers:

Dat is zeker zo. Dat is ook bij WADA te zien. Wij kunnen met elkaar allemaal regels maken, maar aan het einde moeten we kijken of die regels worden uitgevoerd en wat daarmee gebeurt. Het hele systeem is daarin belangrijk. Op nationaal niveau moesten we echt iets doen aan ons eigen systeem om ervoor te zorgen dat wij effectiever zouden zijn. Dat wil niet zeggen dat je de verantwoordelijkheid van die sportbonden wegneemt.

De heer Van Nispen (SP):

Dat klopt. Verder vroeg ik speciaal aandacht voor de sportscholen. Verboden middelen zijn namelijk niet alleen via internet goed verkrijgbaar, maar ook bij sommige sportscholen. Daarop antwoordde de Minister vrij snel dat het RIVM in de Leefstijlmonitor van 2017 naar de gezondheidsaspecten gaat kijken. Dat is mooi, maar dat is volgens mij nog niet het onderzoek waar ik op doelde. In 2009 is er onderzoek gedaan naar de beschikbaarheid, de handel en de zaken die we allemaal niet willen in de amateursport. Kijkt dit nieuwe onderzoek alleen naar de gezondheidsaspecten of ook naar de mogelijke aanpak van praktijken die we niet willen?

Minister Schippers:

Voor de praktijken die we niet willen, is er ook staand beleid. Als mensen naar pillen zoeken op internet, kun je ook bij de IGZ, de Inspectie voor de Gezondheidszorg, terechtkomen. Ze waarschuwt dan en zegt: pas op als je op zoek bent naar geneesmiddelen; dat blauwe pilletje hoeft niet te bevatten wat je denkt dat het bevat. Je kunt gewoon geneesmiddelen kopen op internet. Je kunt ze van over de hele wereld vandaan trekken. Juist daarop voert de IGZ sinds jaar en dag actief beleid op, ook met campagnes. Dit is één zo'n campagne. Ten aanzien van antidopingacties in de sport zelf hebben wij bijeenkomsten georganiseerd waarin wij daadwerkelijk met de sportsector in gesprek gaan over wat zij eraan doen en hoe wij met elkaar de doping kunnen bestrijden. Dat kun je niet alleen. Daar zal je met elkaar de slag mee aan moeten gaan. Ik wil het juist niet houden bij alleen maar regels maken, maar ik wil ook het gesprek aangaan met die sectoren. De fitnessorganisaties waren ook bij die bijeenkomst aanwezig, omdat ook daar het belang wordt gezien dat wij met elkaar de handen ineenslaan om ervoor te zorgen dat we dat keren.

De heer Van Nispen (SP):

Ik wil nog heel kort iets zeggen. Er is een aantal sportscholen dat berucht is omdat er gewoon gehandeld wordt. Een gesprek met de sector is altijd een goede eerste stap. Het belang benadrukken van voorlichting is dat ook. Maar dan moeten we ook een stapje verder durven gaan en zeggen dat we nog eens gaan onderzoeken hoe erg het nou is met die praktijken die we niet willen en er vervolgens op handhaven. Of we moeten zeggen dat we het eigenlijk wel weten en er ook echt wat aan gaan doen door een paar van die rotte appels er uit te plukken en die aan te pakken met het toezicht en het strafrecht. Voorlichting en gesprekken zijn heel goed, maar daar kan het niet alleen bij blijven.

Minister Schippers:

Nee, maar we hebben ook met de sector het actieplan Samen voor een schone sport opgesteld. Dat actieplan is samen met de Atletiekunie, de KNVB, Fit!vak, de Koninklijke Nederlandse Biljart Bond en de Dopingautoriteit opgesteld. Wat doet de biljartbond erbij?

De voorzitter:

De Minister vraagt wat de biljartclub ertussen doet.

Minister Schippers:

Ik hoor hier dat ik het niet moet onderschatten. Ik heb daar gewoon wat minder verstand van.

De voorzitter:

Er worden hier heel rare dingen gezegd. Ik zal ze hier niet herhalen.

Minister Schippers:

Ik word even bijgeschoold over het gebruik van middelen in de biljartsport.

Het is dus niet bij praten alleen gebleven. We hebben samen dat project opgericht om samen een dopingvrije cultuur te bewerkstelligen. VWS heeft daarvoor een subsidie gegeven van drie ton. Ik heb de Kamer daar overigens ook van op de hoogte gesteld. Ik denk dat we met elkaar actieplannen zullen moeten blijven uitvoeren. Ik heb ook wat betreft een aantal andere sporten waarin sprake is van dopingschandalen, gesprekken met ploegleiders en coaches over doping. We moeten niet alleen een wet maken en regels opstellen. We moeten ook in gesprek blijven als een en ander naar buiten komt. Als het nodig is, moeten we actie ondernemen, zowel preventief als repressief. Daarnaast moeten we in gesprek blijven over de vraag wat nog meer nodig is.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Er is inderdaad een actieplan opgesteld met onder andere Fit!vak en de Dopingautoriteit. De heer Van Nispen doelt er echter ook op dat er een heleboel fitnesscentra zijn die helemaal niet zijn aangesloten bij Fit!vak. Als je bekijkt wat daar wel en niet wordt gedaan in het kader van het bestrijden van dopinggebruik en het voorkomen dat er wordt gehandeld in doping, dan kom je er niet met een gesprek. De vraag is hoe je bedrijven of sportscholen aanpakt die dopinggebruik faciliteren en laten voortbestaan, met alle gezondheidsrisico voor de individuele fitnesser/bodybuilder van dien.

De voorzitter:

Als woordvoerder van de PvdA sluit ik mij gemakshalve aan bij die vraag. Die vraag had ik eigenlijk ook liggen. Het speelt immers al een aantal jaren.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dit is een bijzondere vorm van interrumperen, waarbij we als duo een vraag stellen aan de Minister.

De voorzitter:

Het maakt het wel makkelijker. Het is een beetje een schizofrene houding, maar het moet even.

Minister Schippers:

In de loop der jaren is er wel wat gebeurd. We hebben verschillende dingen opgezet. Er worden inderdaad alleen controles uitgevoerd in de topsport en niet in de amateursport. Maar de vraag is ook wat je ermee opschiet in een amateursport. Als je het zo doet, dring je zo'n sport alleen nog maar meer in de «achterschuurtjes». Je moet er dus voor zorgen dat je veel meer preventieve programma's opzet en dat je veel meer preventief in gesprek gaat met sportscholen over de vraag wat ze ertegen doen, hoe ze dopinggebruik kunnen voorkomen, of ze voldoende wijzen op de consequenties van dopinggebruik en of ze duidelijk maken hoe ongezond het is. Dat doen we ook vanuit de zorg. De IGZ is zeker actief met preventieve campagnes om mensen ervan bewust te maken wat zij doen met hun lijf.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

In het rapport van de Gezondheidsraad uit 2009 stond dat bepaalde fitnesscentra zich compleet niet bezighouden met het tegengaan van het gebruik van doping. De branche heeft zelf het goede voorbeeld gegeven door het actieplan te steunen, maar een heleboel fitnesscentra zijn geen onderdeel van Fit!vak. Nogmaals vraag ik de Minister: hoe zorg je ervoor dat bij dit soort fitnesscentra, die dus niet hun handtekening onder het actieplan hebben gezet, ook geen doping wordt gebruikt en dat daar de handel in doping zeker niet wordt gefaciliteerd? Hoe pak je dat aan?

Minister Schippers:

Ik denk dat het toch een samenstel van maatregelen is, waarbij preventieve maatregelen van belang zijn, zoals laten zien hoe slecht het is. Wat enorm helpt is zo'n televisieprogramma waarin iemand het zelf uitprobeert en vervolgens aangeeft wat het met je lijf doet, maar goed, ik weet niet of de doelgroep daarnaar kijkt. Ik vond dat programma zelf wel heel indrukwekkend. Daarnaast is het van belang dat je probeert om er vanuit de zorg aandacht aan te besteden. Dat gebeurt via de IGZ. Tegelijkertijd dient er ook sprake te zijn van opsporing van de handel in doping. Ook de repressiekant is van belang, waarbij via Veiligheid en Justitie, de douane en het Openbaar Ministerie wordt opgetreden als dat nodig is. Dat is de handhavingskant.

Mevrouw Dijkstra refereerde aan de symbolische geste die ik op verzoek van de Kamer heb gedaan. Ik vond dat zelf een heel mooi verzoek en daarom heb ik er graag aan voldaan. We doen het ten behoeve van de topsporters die naast een medaille hebben gegrepen. We doen dat tijdens de kampioenenlunch die ik in februari 2017 organiseer voor de Nederlandse wereldkampioenen van 2016. Daar zijn dus ook allerlei actieve sporters bij. Zij vroeg verder of wij ook de sporters zullen uitnodigen die het eventueel betreft. Het is natuurlijk heel erg lastig om dat te doen, zeker ook in het geval van een sport waarin breder doping werd gebruikt. Ik kan ook daar niet teruggaan in de tijd om te achterhalen wie er heeft gebruikt. We hebben daarom expliciet gekozen voor een symbolische geste. We kunnen immers achteraf geen klassementen herschikken. Dat is het lastige en daarom doen we het symbolisch. Je weet verder ook niet of een herschikking definitief zou zijn. Concreet eerherstel van de individuele sporters die hierdoor geraakt zijn, is dus niet mogelijk, maar met deze geste willen wij hun eigenlijk in zijn algemeenheid eerherstel geven.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Een korte vraag. Ik begrijp van de Minister dat de kampioenenlunch dus echt een feestelijke bijeenkomst zal worden. Ik neem aan dat die de nodige uitstraling zal hebben.

Minister Schippers:

Daar gaan we natuurlijk onze beste voor doen. Enith Brigitha heeft het op de agenda gezet en ik kan me voorstellen dat we haar als representant van deze groep uitnodigen. We moeten het allemaal nog regelen, maar ik kan me dat zeer goed voorstellen. Wij zullen van onze kant zeer ons best doen om het feestelijk te laten zijn.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dat zou mijn warme aanbeveling zijn, voorzitter!

De voorzitter:

Ik wilde eigenlijk al zeggen dat u iets doet met het comité van aanbeveling. Dat geldt voor die andere motie-indiener ook. Hoe feestelijk is dat!

Minister Schippers:

Hoe denk ik discriminatie in de sport geheel uit te bannen? Dat is een wel heel grote ambitie, maar tegelijkertijd moet het natuurlijk wel een ambitie van ons allemaal zijn. In het actieplan Naar een veiliger sportklimaat en in de Alliantie Gelijkspelen is er aandacht voor het herkennen en bestrijden van discriminatie. Zo zit er bijvoorbeeld in de opleiding van trainers een module om het te leren herkennen, want pas als je het herkent kun je er daadwerkelijk iets aan doen. Ik heb net ook al een aantal voorbeelden gegeven van situaties waarin actie is ondernomen om discriminatie tegen te gaan.

Voorzitter. Mijn op een na laatste mapje gaat over de energie van sportaccommodaties en kunstgras. Een aantal leden heeft gevraagd of de gelden van de duurzaamheidsregeling naar voren kunnen worden gehaald. Het financieel beslag zou dan op de begroting 2017 rusten, zo is het nu eenmaal in de financiële huishouding van de overheid geregeld. Ik kan het dus niet dekken en dat betekent weer dat we ervoor hebben uitgetrokken, wat we ervoor hebben uitgetrokken. We zijn er wel met de sportsector over in gesprek. Daarbij komen ook de verwachtingen voor 2017 aan de orde en dat heeft een wisselend beeld opgeleverd. Dit jaar was het budget op 22 maart uitgeput. Ik weet niet hoe het volgend jaar zal gaan, maar ik zie geen mogelijkheden om hieraan middelen toe te voegen of om hiervoor middelen naar voren te halen.

Het kunstgras. Heeft of wil Duitsland strengere regels dan Nederland? Nederland heeft zich samen met Zweden hard gemaakt voor strengere regels. We hebben dat dus niet met Duitsland maar met Zweden gedaan. We hebben dat geprobeerd door de regels van toepassing te verklaren op artikelen. We noemden het artikelen want dan zijn de regels strenger. Daar is uiteindelijk niet voor gekozen, want er is gekozen voor de definitie van de mengvorm. Het gaat nu dus om dat rubberen granulaat. Er is dus niet gekozen voor de definitie waarvan wij voorstander waren. Plat gezegd komt het erop neer dat we hier bakzeil hebben moeten halen omdat er in Europa gewoon geen draagvlak voor was. Nu is het onderzoek van het RIVM aan de gang. Afhankelijk van wat daar uitkomt, zullen wij ons opnieuw tot de Europese Unie wenden.

Kijkt het RIVM ook naar rugbyvelden? Ja.

Waarom wordt er nu pas nieuw onderzoek gedaan? Waren er eerder geen signalen? Het RIVM heeft herhaaldelijk gekeken naar rubbergranulaat. Ook als ik naar aanleiding van een signaal vroeg aan het RIVM of er nader onderzoek nodig was, heeft het tot op heden steeds geconcludeerd dat daar geen aanleiding toe was. Ik heb nu extra onderzoek gevraagd. Dat wordt voor het eind van het jaar opgeleverd. Dat onderzoek bestaat uit twee delen. Het ene deel beslaat een literatuurstudie, die kijkt naar die stoffen en de nieuwste inzichten daarin. Dat komt begin 2016. Het andere is daadwerkelijk monsters nemen op de kunstgrasvelden. Dat komt voor het kerstreces.

De voorzitter:

Mevrouw Bruins Slot heeft een vraag, maar misschien bent u nog niet klaar met de beantwoording van dit deel van de vragen.

Minister Schippers:

Ik heb nog drie kunstgrasvragen liggen.

De voorzitter:

Ik zie het. Zullen wij dat eerst doen, mevrouw Bruins Slot?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat is goed.

Minister Schippers:

Heb ik al nagedacht over de vraag hoe ik clubs ga helpen als er wel iets aan de hand blijkt te zijn? Ik wil eerst de resultaten van dit onderzoek afwachten. Ik vind het echt voorbarig om daar nu dingen over te zeggen. Ik zou ook niet weten wat. Wij krijgen eerst van het RIVM te horen wat er moet gebeuren. Als ik daar de uitkomsten van heb, zal ik daar zo snel mogelijk richting de Kamer op reageren.

In Groningen wordt een keurmerk voor kunstgras ontwikkeld. Kan ik daar een reflectie op geven? Sportaccommodatiebeleid is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Verschillende gemeenten zijn aan het nadenken over en in gesprek over een eventueel keurmerk. Dat zou kunnen. Ikzelf wil gewoon regels: het is goed of het is niet goed. Als het niet goed is, wil ik dat wij het aanpakken. Ik wacht dus eerst het RIVM-onderzoek af.

Is het blessurerisico groter op kunstgras dan op gewoon gras? Voetballen op kunstgras leidt niet tot meer of ernstigere blessures dan op gewoon gras. Ook leidt het wisselen van de ondergrond niet tot een verhoogde kans op blessures. Dit blijkt uit een studie waarin meer dan 1.900 wedstrijden van 32 Scandinavische professionele clubs geanalyseerd zijn.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het volgende is mij nog niet helemaal duidelijk uit de beantwoording van de Minister. Klaarblijkelijk heeft rugbyvereniging The Dukes uit Den Bosch een deel van haar rubbergranulaat laten onderzoeken door het Duitse TÜV. Dat is een vrij bekende Duitse onderzoeksorganisatie, die ook wettelijk voorgeschreven keuringen doet. Die hanteert, als ik het zo lees, andere eisen voor de giftigheid van rubbergranulaat dan het RIVM. Mijn vraag aan de Minister is dus: hanteert Duitsland strengere eisen dan Nederland voor de grens van giftigheid van het rubbergranulaat? Heeft zij daar meer kennis over?

Minister Schippers:

Nee, dat wordt Europees vastgesteld. Wij hebben juist voor een strengere Europese norm gepleit. Dat heeft Duitsland niet. Dat heeft ons daar niet in gesteund, Zweden wel. Die norm heeft het dus ook niet gehaald. Dat heb je als je met z'n tweeën ergens voor bent en de rest niet. Misschien keert dat tegen de tijd dat wij andere uitkomsten hebben.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik heb nog een vervolgvraag over een ander punt. In de beantwoording op mijn Kamervragen heeft de Minister heel duidelijk gezegd dat het ministerie in het voorjaar al signalen heeft gekregen van de hoogleraar die ook in de uitzending van ZEMBLA zat. Hij zei: ik betwijfel of dat onderzoek van het RIVM wel goed genoeg is. De Minister heeft het over signalen die zij aan het RIVM heeft doorgegeven. Heeft zij in het voorjaar ook direct contact opgenomen met het RIVM om de onderzoeksresultaten van die hoogleraar aan het RIVM door te geven met de vraag: kijk hier een keer naar; dit ziet er anders uit dan wat wij tot nu toe van jullie gehoord hebben?

Minister Schippers:

Deze signalen zijn niet alleen bij mij terechtgekomen, maar ook bij het RIVM, want dat houdt ook in de gaten wat er zoal gebeurt. Het RIVM heeft op basis van de signalen die in het voorjaar zijn afgegeven, geen aanleiding gezien om te zeggen: er moet nieuw onderzoek komen. Het RIVM vond de uitzending van ZEMBLA ook geen aanleiding voor verder onderzoek. Ik heb het RIVM daarom gevraagd. Ik vind zelf dat je op basis van dat programma en op basis van de uitspraken die deskundigen daarin hebben gedaan, onderzoek moet doen en dat je daarbij ook de mensen moet raadplegen die in die uitzending een andere positie hebben ingenomen dan het RIVM.

De heer Van Nispen (SP):

Ik wil het ook hebben over het moment waarop het onderzoek is ingesteld. In de antwoorden op de Kamervragen staat dat het RIVM zowel voor als na de uitzending van ZEMBLA heeft geconcludeerd dat er geen gezondheidsrisico's zijn. De Minister heeft naar aanleiding van die uitzending, en niet eerder, contact opgenomen met het RIVM om dat onderzoek in te laten stellen. De reden daarvoor was de onrust en niet het ontstaan van mogelijke twijfels over de gezondheidsrisico's.

Minister Schippers:

Het departement heeft weleens eerder, naar aanleiding van signalen, om nieuw onderzoek gevraagd bij het RIVM. We hebben toen te horen gekregen dat er geen aanleiding bestond om die indringend te onderzoeken. Ik heb zelf het RIVM gevraagd om dat wel te doen, naar aanleiding van de uitzending van ZEMBLA.

De heer Van Nispen (SP):

Ook ik heb nog een vraag op een ander punt. In de uitzending van ZEMBLA kwam een vrij verontrustend beeld naar voren van de rol die niet alleen de bandenfabrikantenlobby, maar ook de ministeries op dit punt zouden hebben gespeeld richting Europa. Ik vind het verrassend dat de Minister in haar antwoorden op Kamervragen aangeeft dat het precies andersom ligt. Volgens haar heeft Nederland juist voor strengere regels gepleit, maar is dat niet gelukt. Heeft ZEMBLA het volgens de Minister verkeerd in beeld gebracht? Hoe moet ik dat zien?

Minister Schippers:

Ik zeg hier alleen hoe het gegaan is. Wij wilden een andere definitie, maar die heeft het niet gehaald. Het klopt dat wij die eis hebben laten vallen. Wij konden daar geen meerderheid voor krijgen. We wilden dat die definitie strenger zou worden, maar we hebben die eis moeten laten vallen, omdat we daarin alleen stonden met Zweden. Zo is het gegaan.

De heer Van Nispen (SP):

Als je een discussie verliest op een punt dat heel belangrijk is, namelijk de gezondheid, is dat toch reden om meteen een onderzoek in te stellen, al is het maar om daarmee je gelijk aan te tonen, namelijk dat je een belangrijk punt te pakken hebt in de Europese discussie? Dat onderzoek komt er nu pas naar aanleiding van de uitzending van ZEMBLA. Waarom is er niet eerder gezocht naar een nadere onderbouwing van iets waarvan Nederland kennelijk al voorstander was?

Minister Schippers:

Dat staat los van elkaar. Die discussie ging namelijk ook over de vraag onder welke definitie het moet vallen. Er worden in Europa heel veel stoffen besproken door 28 landen. Soms win je wat en soms verlies je wat. Het is niet uitzonderlijk als je een keer aan het kortste eind trekt. Maar in antwoorden op vragen van de heer Van Nispen, mevrouw Bruins Slot en anderen heb ik wel aangegeven dat de Europese Commissie, in het kader van deze al langer lopende discussie over de normstelling voor paks in consumentenproducten – daar gaat het hier in feite om – het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) heeft gevraagd om onderzoek te doen naar de samenstelling van het granulaat. Dat onderzoek is veel eerder ingezet, nog voor de uitzending van ZEMBLA. Dat heeft elkaar gekruist. Het is niet zo dat er niets gebeurde. Er is wel degelijk gevraagd om de samenstelling van het granulaat te bekijken. De resultaten van dat Europese onderzoek krijgen wij in februari 2017. Dat onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de inbreng van I en M. Ik voer deze discussie helemaal niet op Europees niveau, want die wordt door de Staatssecretaris van I en M gevoerd.

Ik kom op het laatste cluster vragen, dat ik «varia» noem. Een aantal leden heeft aangekaart dat mijn collega van Financiën NOC*NSF heeft gevraagd een verkenning te maken van de gevolgen van een invoering van de btw op bijvoorbeeld sportcursussen waarvoor nu een vrijstelling geldt. Ik weet dat het Ministerie van Financiën vaker dat soort verkenningen doet, overigens ook in de gezondheidszorg. We moeten natuurlijk afwachten wat daaruit komt, maar het is heel helder dat er geen sportgeld naar andere doeleinden gaat. Wat mij betreft gaat dat niet gebeuren zolang ik hier zit, zo zou ik dat willen zeggen. We hebben dat ook gezien op andere terreinen in andere casus. Laat ik in dat kader het Bridportarrest nog even onder de aandacht brengen. Ook naar aanleiding daarvan heb ik gezegd dat het niet zo kan zijn dat de inkomsten uit die btw-vragen – die spelen op allerlei terreinen en zijn helemaal niet uniek voor de sport; die spelen ook bij de zorg en bij andere diensten – vervolgens even toegevoegd worden aan de algemene middelen via dit soort acties. Dat is zeker niet mijn insteek in dezen. We bekijken wel hoe dit soort exercities verdergaat en we zullen deze lijn volgen, wat de uitkomst ook zal zijn.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik vind het prettig om te horen dat de Minister daar stevig in is, maar ik zou eigenlijk graag willen dat ze de laatste paar maanden gebruikt om tegen de Staatssecretaris van Financiën te zeggen: alles goed en wel met die verkenning, maar dit gaat echt om een vrijstelling waardoor vrijwilligers in de sport beter de sport kunnen ondersteunen en verenigingen beter in staat zijn om leuke wedstrijden voor hun sporters te organiseren. Laat ik heel eerlijk zijn: aan de ene kant wordt er bij de Belastingdienst 700 miljoen het raam uit gekieperd voor goede regelingen en aan de ene kant wordt de sport nu gepakt met een paar miljoen. Zou de Minister van Sport met de Staatssecretaris van Financiën in gesprek willen gaan en tegen hem willen zeggen: alles goed en wel, maar dit is echt het paard achter de wagen spannen?

Minister Schippers:

Er wordt helemaal niemand gepakt, althans niet naar mijn weten. Er is een verkenning gaande en dat gebeurt niet alleen op het terrein van de sport; die verkenning vindt overal plaats. Dat gebeurt bijvoorbeeld ook op het terrein van de zorg en van de zorgdiensten. Je moet dus heel helder zijn in je communicatie. Vanuit Sport zijn we in de afgelopen jaren steeds heel helder in de richting van Financiën geweest. Onze boodschap was: beste mensen, wij vinden het helemaal prima dat jullie dit verkennen, maar uiteindelijk gaat sportgeld naar sport; als jullie dat anders willen doen door middel van constructies daarop, dan gaat het om de uitwisseling van geld en dan willen we niet gedwongen worden om allerlei complexe dingen op te tuigen om het weer op de juiste plaats te krijgen. Die discussie doet zich zowel bij de zorg als bij de sport voor. Er wordt dus niet weggehaald of gepakt. Financiën doet verkenningen, net zo goed als ik dat weleens doe, maar er is nog helemaal geen beleid aangekondigd. Als dat wordt aangekondigd, is de stelregel dat het niet ten koste gaat van het sportgeld zoals dat nu is vastgesteld.

De voorzitter:

Die verkenners komen hier de commissie niet in; dat is de conclusie, mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

We weten ook dat er altijd een soort grijs gebied is tussen verkiezingen en de komst van een nieuw kabinet waarin er onvoorspelbare dingen gebeuren, terwijl de mogelijkheden daartoe daarvoor echt hermetisch afgesloten waren. Ik heb daarom eigenlijk liever dat de Minister haar positie gebruikt om voor maart aan te geven dat we die kant dus gewoon niet op gaan.

Minister Schippers:

Ik ben ontzettend belangrijk, maar om er nu van uit te gaan dat men bij een nieuwe formatie enorm onder de indruk zal zijn van een briefje van de oude Minister van Sport! Dit speelt zowel bij de btw op cursussen als bij de sport, en laten we wel wezen: het Bidportarrest komt natuurlijk ook ter tafel tijdens de formatie; dat hoef ik u ook niet te vertellen. Ik heb daarover hetzelfde gezegd als ik nu zeg; ik zal dat blijven zeggen. Ik zou iedereen die aan die tafel komt willen uitnodigen om dat ook voort te zeggen, maar het is natuurlijk niet zo dat ik dat voor een volgend kabinet kan bepalen. Het moet heel helder zijn dat wij dat niet zo willen; dat hebben we ook steeds zo voor elkaar gekregen. Het vergt de aandacht van een ieder van ons om dat ook straks te voorkomen, mochten daar snode plannen toe zijn.

De voorzitter:

De conclusie is: met de sport wordt niet gekwartet.

Minister Schippers:

De Kamer heeft van mij nog een reactie tegoed op het amendement-Heerema/Van Dekken op stuk nr. 100. In dat amendement wordt geregeld dat 1,1 miljoen wordt vrijgemaakt voor de sportbonden met het versterken van de breedtesport in Nederland als hoofddoel. Ik vind dat een ontzettend mooi doel, ik ben daar ook ontzettend voor, maar het gaat mij even om de dekking. De dekking is dat het budget voor Sport en Bewegen in de Buurt wordt verlaagd met 1 miljoen en dat voor kennis en innovatie met een ton. Zoals ik al zei, is het niet zo dat er geld op de plank blijft liggen. Bij de buurtsportcoach knijpen we wegens succes al steeds aan het einde van het jaar. Natuurlijk is geld niet altijd precies bij aanvang al helemaal verplichtend besteed, maar dat wil niet zeggen dat dit geld overblijft. Dat wil ik wel meegeven. Dit gaat ook over kennis en innovatie. Ik vind dat zelf ook belangrijk. Met deze gelden proberen we juist om kennis en innovatie onder de aandacht te brengen van partijen die niet opnieuw het wiel willen uitvinden. Ik zal het oordeel over het amendement dus aan de Kamer laten, maar ik wil wel goed onder de aandacht brengen dat er geen gratis geld is. Er is geen geld dat niet ten koste gaat van iets anders.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Volgens mij zitten wij in de Kamer om keuzes te maken en moeten we bekijken waar we impact kunnen hebben met de middelen die we hebben. Dat kan op vele manieren en dit is de manier waarop wij het in dit amendement proberen te regelen.

Minister Schippers:

Ik ben nog vergeten te zeggen dat ook de VSK Monitor eronder valt. Dat zijn wel dingen die ik even aan wil geven. Die dingen gaan we dan dus niet doen.

De voorzitter:

De VSK Monitor valt eronder, zei de Minister nog.

Minister Schippers:

Ook.

De voorzitter:

Ook, ja, precies. Nog meer? Als ik dat vraag, zet ik de deur wijd open en dan wordt het een heel apart verhaal.

De heer Van Nispen (SP):

Het gaat nu vrij snel, maar het gaat wel ergens over. Het gaat over een besteding van 1,1 miljoen. Ik vind het eigenlijk wel belangrijk om precies te weten waar we nou ja of nee tegen zeggen, ten koste waarvan dat gaat en wat de gevolgen zijn. Zou dat dus toch wat uitgebreider in een brief kunnen komen? Dan weten we voor de stemmingen precies waar we ja of nee tegen zeggen.

Minister Schippers:

Ja, daartoe ben ik zeker bereid.

De voorzitter:

Dank u wel. Voorts?

Minister Schippers:

Klaar.

De voorzitter:

Klaar, inderdaad. Volgens mij is dat zo. Ik kreeg het dringende verzoek om even te schorsen. De heer Van Nispen zei namelijk dat we al twee uur zitten en dat is ook zo. Dat betekent: all rise!

De vergadering wordt van 14.28 uur tot 14.41 uur geschorst.

De voorzitter:

We beginnen met de tweede termijn. Het woord is zo meteen aan de woordvoerders. Ik wijs even op de spreektijden. De SP heeft nog drie minuten, de VVD zeven, het CDA vier, de Partij van de Arbeid ook zeven, en D66 moet het doen met een schamele twee minuten. Mevrouw Dijkstra ken ik echter als kordaat, dus dat moet geen enkel probleem opleveren. Als eerste is het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Nu we weer zitten, moet ik vaststellen dat het staand vergaderen mij toch beter beviel. Ik wil de Minister van harte steunen als zij of de mensen van haar ministerie graag een deskbike mee willen nemen. Wat mij betreft staan we dat natuurlijk gewoon toe.

Ik heb wel een toezegging gehad over de zitnorm. De Minister gaf aan dat er inderdaad zoiets komt. Ik heb nog niet de toezegging gehad – of die heb ik gemist – over de gesprekken met werkgevers, organisaties en schoolbestuurders om te bekijken of er meer gedaan kan worden om onze kinderen en werknemers wat minder te laten zitten.

Ik vind dat je tradities in ere moet houden. Als de Minister zegt dat het een traditie is dat de SP altijd aandacht vraagt voor schoolzwemmen en bewegingsonderwijs, dan houd ik die graag in ere. Dat zal ik zeker onvermoeibaar blijven doen, want ik vind dat alle kinderen kansen moeten krijgen om te sporten en zich te ontwikkelen, en dat is nu nog niet zo. Er loopt wel van alles – daarover ging ook een interruptiedebat tussen de heer Van Dekken en de Minister – maar ik ben echt bezorgd over het bereik. Bereiken we wel alle kinderen en hoe zit het met de langere termijn? Hoe zit het nou? Hoe duurzaam is het? Hoe structureel is wat we in gang hebben gezet met al die projecten die langs zijn gekomen? Precies daarom is er de initiatiefwet van de SP voor meer en beter bewegingsonderwijs, meer en betere gymles op de basisscholen. Daarmee bereik je echt alle kinderen. Daar is dan geen discussie meer over mogelijk. Daarom kom ik daar ook steeds op terug.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik wil hier graag even op reageren, want dan hoeft het niet in mijn tweede termijn. De heer Van Nispen vroeg mij in eerste termijn hoe ik aankeek tegen het bewegingsonderwijs en zijn initiatiefwet. Ik wil graag aangeven dat in ons conceptverkiezingsprogramma nog geen, maar in ons uiteindelijke verkiezingsprogramma wél steun zit voor zijn initiatiefwet: drie uur bewegingsonderwijs in de week. Daar kan The Daily Mile overigens ook onder vallen. Wij steunen ook het voorstel voor een vakdocent.

De voorzitter:

Nou, mijnheer Van Nispen, how surprising!

De heer Van Nispen (SP):

Nou, dat is echt ontzettend goed nieuws. Daar ben ik echt heel blij om. Ik kijk uit naar de termijn van de voorzitter zelf om te zien of hij een soortgelijke mooie mededeling heeft, want dan zijn we er bijna.

De voorzitter:

De voorzitter was als woordvoerder niet van plan om daarop in te gaan, maar dat zien we straks wel.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben er oprecht heel erg blij mee. Dank voor deze aanvulling. Een leukere interruptie kun je je niet wensen.

Er komt een onderzoek naar doping in de amateursport. Ik had daar anders een motie over ingediend, maar ik hoor dus dat er een onderzoek komt. Ik blijf daar wel bezorgd over. Kan er misschien een eerste rapportage komen zodra die gereed is, zodat we die informatie bij de wetsbehandeling kunnen betrekken? Ik weet wel dat de wet op net wat anders betrekking heeft, maar als we het over doping hebben, kunnen we het beter goed doen. Daarom zou ik graag weten of er een eerste rapportage zou kunnen liggen.

Over de dreigende btw-verhoging, die ik een bedreiging voor de sport vind, was de Minister helder. Sportgeld gaat naar de sport en niet naar andere doeleinden. Ik vind dat we daar ook vanuit de Tweede Kamer helder over moeten zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Staatssecretaris van Financiën voornemens is om de goedkeuring op de vrijstelling van btw op sportcursussen te laten vervallen;

constaterende dat deze maatregel leidt tot duurdere opleidingen en cursussen voor bijvoorbeeld trainers en scheidsrechters;

van mening dat het van belang is om de toegang tot en betaalbaarheid van sportverenigingen en sportcursussen zo laagdrempelig mogelijk te houden;

verzoekt de regering, de vrijstelling van btw op sportcursussen in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101 (34 550-XVI).

De heer Van Nispen (SP):

Over de maatschappelijke kracht van sport zijn mooie dingen gezegd. Er is een eerste inventarisatie. We weten dat sport als bindmiddel in de samenleving allerlei mooie dingen kan doen. Het kan de integratie en de participatie bevorderen en het kan de criminaliteit tegengaan. We kennen allerlei mooie projecten. Ik vind het dan ook heel mooi dat er een beleidsdoorlichting en een Sport Toekomstverkenning komen. Ik hoop dat die bevatten wat ik wil, namelijk het meten van de omvang en de effecten. Ik wil dat er bekeken wordt wat er nog meer gedaan kan worden met sport vanuit de gemeenten en alle andere ministeries. Ik hoop dat dit bevat wat ik wil en dat het inderdaad ingrediënten bevat voor een nieuw kabinet waar de SP graag deel van uitmaakt om ook dit te realiseren.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording in eerste termijn. Wij hebben het een en ander gewisseld over de World Cup-organisatie. Ik ben nog niet helemaal tevreden, omdat ik merk dat bij het binnenhalen van bijvoorbeeld een groot zwem-WK het nu eenmaal noodzakelijk is om die worldcups te organiseren. Dat is een kip-of-eidiscussie. Als wij dat niet goed doen, krijgen wij de wereldkampioenschappen niet en als wij de wereldkampioenschappen graag willen hebben, moeten wij dat dus doen. Ik speel hier nog even mee en ik ga erover nadenken. Misschien neem ik een-op-een contact op met de Sportraad die, als ik het goed heb begrepen, als adviseur bereikbaar is voor iedereen. Ik zal daar binnenkort contact mee zoeken om te bekijken of hij hierin een rol kan spelen.

De Minister heeft gereageerd op het amendement. Ik heb in mijn reactie al gezegd dat het een kwestie van keuzen maken is. Ik wacht de brief af die de Minister aan de Kamer zal sturen, want ik ben wel benieuwd naar de vorm die wij hieraan kunnen geven als wij het verkeerd hebben ingeschat.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik krijg graag een nadere verduidelijking. De heer Heerema spreekt over de vorm die wij hieraan zouden kunnen geven. Dat is wat vaag. De buurtsportcoach doet heel goed werk in veel gemeenten en wijken en levert een belangrijke bijdrage aan de sportparticipatie van mensen die anders niet aan sporten toekomen. Wat zal de heer Heerema precies wegen met dit amendement?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik ga het antwoord van de Minister wegen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De Minister is duidelijk geweest. Zij heeft gezegd dat de dekking die de heer Heerema kiest, ten koste gaat van zaken die wij in de buurten en wijken in de gemeenten willen doen voor kinderen die wij aan het sporten willen krijgen. De vraag is wat de heer Heerema aanvullend gaat wegen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Er zijn veel projecten op lokaal niveau, goede en minder goede projecten. Ik heb begrepen dat de Minister daarvan een nadere duiding zal geven in haar brief. Die nadere verduidelijking zal ik vervolgens wegen.

Ik heb een flink deel van mijn bijdrage in eerste termijn besteed aan het sportakkoord dat in het verkiezingsprogramma van de VVD is opgenomen. Ik ben daar erg blij mee. Ik hoop dat wij daarmee een soort van toekomst voor de sport in Nederland kunnen bewerkstelligen en dat wij die toekomstbestendig kunnen maken.

Ik heb gezegd dat er meer duidelijkheid moet komen over de besteding van het geld, omdat dit zo'n cruciaal moment is in de aanloop naar Tokyo. Ik heb van diverse sportbonden gehoord dat zij op hete kolen zitten omdat zij zich afvragen of zij wel of niet coaches moeten aannemen. Dat is natuurlijk belangrijk in het eerste jaar in de aanloop naar Tokyo. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering structureel 10 miljoen euro extra beschikbaar stelt voor topsport en dit een belangrijke impuls kan geven aan het topsportklimaat in Nederland;

overwegende dat de extra middelen voor topsport nader ingevuld dienen te worden en dat slagvaardig handelen cruciaal is in deze periode na de Olympische Spelen van Rio en in aanloop naar de Olympische Spelen in Tokio;

overwegende dat de sportbonden en NOC*NSF baat hebben bij een financieel kader zodat zij weten waar ze aan toe zijn;

verzoekt de regering, de extra beschikbare 10 euro miljoen structureel als volgt in te zetten:

  • 8 miljoen euro specifiek voor topsport met als bestedingsrichtingen: investeren in talentvolle en kansrijke sportprogramma's waarbij sportbonden eindverantwoordelijk blijven voor de programma's, maatwerkfinanciering voor en verbreding van de focus- en topsportprogramma's, innovatie, ondersteuning van stand-alone topsporters, ondersteuning van nieuwe takken van sport op de Olympische Spelen en vergroten van de talent- en opleidingsprogramma's;

  • 1 miljoen euro specifiek voor paralympische sport met als bestedingsrichtingen: het doorontwikkelen van de paralympische sport, paralympisch maatwerk op het gebied van bijvoorbeeld materiaalkennis en innovatie en talentontwikkeling specifiek gericht op de paralympische sport;

  • 1 miljoen euro flankerend aan topsport met onder andere als bestedingsrichtingen: de stipendiumregeling en het optimaliseren van de coachesopleidingen waarbij het Ministerie van VWS een landschapsverkenning doet om het opleidingslandschap te vereenvoudigen, te versterken en te professionaliseren, waarbij partners zoals bijvoorbeeld alo's, de CIOS'en, sportbonden en NLcoach nauw betrokken worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (34 550-XVI).

Ik zie dat de heer Van Nispen een vraag heeft.

De heer Van Nispen (SP):

Er komen heel sympathieke voorstellen langs, maar deze roepen de vraag op waar deze motie voor is bedoeld. Waarin wijkt deze motie af van het beleid van de Minister? Een motie dien je niet zomaar in. Die dien je in omdat je iets wilt veranderen aan het beleid, bijvoorbeeld als je iets wilt invullen, omdat je er geen vertrouwen in hebt dat de Minister dat op een goede manier gaat doen, in overleg met de sport. Waar is deze motie precies voor bedoeld? Waar komt deze heel specifieke invulling vandaan?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb in mijn aanloop al aangegeven dat dit een cruciaal moment is en dat er snel gehandeld kan worden. Volgens de sportwereld is er verduidelijking nodig om snel aan de slag te kunnen gaan. Ik ben van mening dat deze motie helpt om die verduidelijking en dat slagvaardig handelen sneller van de grond te krijgen. Het gaat niet om maanden maar om dagen waarin beslissingen genomen moeten worden in de sportwereld. Zoals ik het begrepen heb, is deze motie zeer wenselijk.

De heer Van Nispen (SP):

Dan wil ik weleens weten volgens wie dan precies. Dat mag dan ook wel uitgelegd worden. Als het een kwestie is van dagen, waarom denkt mijn VVD-collega dan dat wij dat in de Kamer beter kunnen dan het ministerie? Dat vind ik echt interessant. Waarom kunnen wij dat sneller dan het hele ministerie, in goed overleg met de sportsector?

En nog iets. Ik hoorde ook de term «innovatie». Was dat niet een thema waarop geld werd weggehaald met het amendement?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Deze innovatie is specifiek voor de topsport. Het gaat om de extra middelen van 10 miljoen voor topsport. Daar zit die innovatie in. Dat is een zeer wenselijke bestedingsrichting, zoals ik begrepen heb van de verschillende partijen waarmee wij in de afgelopen tijd hebben gesproken. Het is niet beter dan het ministerie, maar het ministerie heeft een globale richting aangegeven. Als de motie wordt aangenomen, is er de komende week een heel duidelijk beeld waarin wij ons kunnen herkennen en waarmee wij aan de slag gaan. Ik ben van mening dat deze motie voor verduidelijking zorgt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Zegt de heer Heerema nu dat innovatie in de topsport oké is, terwijl hij bij amendement geld weghaalt bij innovatie die vooral bij de amateursport zit? Is innovatie bij de amateursport niet oké? Ik wil graag dat dit wordt verduidelijkt.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Innovatie in de amateursport is natuurlijk ook oké. Dit zijn middelen die juridisch nog niet verplicht zijn en die nog ingezet kunnen worden. Ze zijn nog niet bestemd. Ik begrijp heel goed dat de Kamer veel dingen wil, waar innovatie onderdeel van is, net als opleidingen van trainers, scheidsrechters of coaches. We moeten keuzes maken. Er zijn nog middelen beschikbaar waarmee we een keuze kunnen maken, dus dan maken de heer Van Dekken en ik deze keuze.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het blijft toch wat onduidelijk. De heer Heerema haalt doelbewust een ton weg bij innovatie. Klaarblijkelijk moet dat ergens anders naartoe gaan, maar wat doen we dan bij de innovatie van de amateursport? Welke stappen wil hij dan minder nemen dan noodzakelijk is?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Bij innovatie zit een onderdeel dat nog niet juridisch verplicht is. Dat hebben we samengepakt met een deel van «bewegen in de buurt». Daar komt het bedrag van 1,1 miljoen euro vandaan. Dat kunnen we via de sportbonden heel goed herbestemmen. Het is duidelijk dat dit effect heeft op wat er met innovatie gebeurt. Als we het niet zouden doen, heeft dat weer effect op trainers, coaches, kader en vrijwilligers. Dat is ook belangrijk, maar wij moeten op een gegeven moment daadwerkelijk keuzes maken.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Sport is maatschappelijk goud dat je moet verzilveren. Dat is een zin die ik als CDA'er de afgelopen jaren vaak gebruikt heb. Ik bedank de Minister dan ook voor haar toezegging om actief aan de slag te gaan met het sportaanbod voor mensen met een verstandelijke handicap en voor haar inzet om dat meer passend te maken. Ik kijk echt uit naar de brief van het ministerie zodat wij kunnen bezien of wij in dezen een slag kunnen maken.

Bij de goede voorbeelden van hetgeen er gebeurt bij verenigingen, van het versterken van het vrijwilligersbeleid, maar bijvoorbeeld ook van het aantrekken van betere bestuurders, gaf de Minister aan dat een grote rol is weggelegd voor het Kenniscentrum Sport en de website allesoversport.nl. Ik ken de beide instanties. Ik heb natuurlijk regelmatig gesprekken met mensen uit de sport. Als ik hen daar weleens op wijs, valt het mij op dat hun naamsbekendheid echt wat achterloopt bij de naamsbekendheid van bijvoorbeeld het Nederlands Instituut voor Sport & Bewegen, wat het daarvoor was. Hoe kan de Minister ervoor zorgen dat deze twee vindplaatsen, van het Kenniscentrum Sport en de website allesoversport.nl, bij de bestuurders van de verenigingen breed gekend is?

De Minister geeft heel duidelijk aan dat zij zelf opdracht heeft gegeven voor het doen van een nader onderzoek naar het rubbergranulaat op de kunstgrasvelden. Dat vind ik ook goed van haar, want ik wil het nu ook wel weten. Ik vind het verstandig van de Minister dat zij als opdrachtgever duidelijk tegenover het RIVM heeft aangegeven dat dit gewoon boven water moet komen. Ik heb wel nog een vraag over de tijdlijn van de gebeurtenissen. In antwoord op mijn vraag zegt de Minister dat het ministerie en het RIVM van de betrokken hoogleraar eigenlijk tegelijkertijd hebben vernomen dat hij vraagtekens zet achter het onderzoek van het RIVM. Heeft de Minister of haar ministerie toentertijd, in het voorjaar, ook contact opgenomen met het RIVM om te vragen hoe het de resultaten van die hoogleraar woog? Ik heb nu het idee dat er wel twee parallelle processen zijn geweest, maar dat in het voorjaar niet echt overleg heeft plaatsgevonden tussen het RIVM en het ministerie, zeker nu de Minister de opdrachtgever van het RIVM is. Graag krijg ik hierover meer duidelijkheid.

Het is van belang om overal in Nederland topsport te hebben. Wij hebben inderdaad een aantal goede topsportcentra, maar wij zien ook heel veel andere goede regionale initiatieven waardoor topsport voor heel veel jongeren ook dichtbij, in de buurt, in de woonplaats, is. Het is goed om ook op dat punt verder aan innovatie te doen. Ik wil daarom de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat ook getalenteerde kinderen het recht hebben om zo veel mogelijk in de eigen omgeving op te groeien;

van mening dat er daarom een goede regionale spreiding van voorzieningen voor talentontwikkeling en topsport moet zijn;

constaterende dat hier momenteel onvoldoende sprake van is;

tevens constaterende dat de financiering van topsport al jaren onder druk staat en vernieuwende financiële modellen in de topsportontwikkeling hierin een oplossing kunnen bieden;

constaterende dat in Limburg op dit vlak private en publieke partijen succesvol samenwerken;

verzoekt de regering, in overleg met NOC*NSF te bekijken of een pilot gestart kan worden met de Sportzone Limburg, waarmee komende jaren de topsportinfrastructuur in de regio Limburg versterkt wordt als landelijk voorbeeld van nieuwe verdienmodellen in de topsportontwikkeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (34 550-XVI).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Een tweede reden voor deze motie is dat de Minister altijd aanstuurt op publiek-private initiatieven. Het bijzondere is juist dat in Limburg daarvan nadrukkelijk gebruik wordt gemaakt. Daarom vind ik het ook zo interessant om te bekijken of wij dat op een hoger plan kunnen brengen.

Ten slotte ga ik in op de duurzaamheidsregeling. Die is een groot succes. Van tevoren had ik trouwens niet gedacht dat dit zo'n vlucht zou nemen. De Minister zegt dat zij niet kan toveren en het geld voor de komende jaren niet naar voren kan halen. Er zijn wel steeds debatten met de Minister van Economische Zaken. Op dat ministerie liggen echt honderden miljoenen op de plank voor duurzaamheidsinitiatieven. Zijn er mogelijkheden om bijvoorbeeld sportverenigingen daartoe meer toegang te laten krijgen? Dan kunnen wij niet alleen via de weg van het Ministerie van VWS, maar ook via de weg van het Ministerie van EZ erin slagen om duurzaamheid bij sportverenigingen op een hoger niveau te brengen.

Voorzitter: Rudmer Heerema

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Ik heb niet heel veel toe te voegen na het antwoord van de Minister. Ik ben blij dat het project Naar een veiliger sportklimaat in ieder geval kan rekenen op een warme overdracht. Dat is belangrijk, opdat het project nu ook daadwerkelijk raakt ingebed en wordt uitgevoerd door allerlei partijen waaronder de KNVB, Halt en de gemeenten. Dat is gewoon goed nieuws.

Ik kan nog een heleboel zeggen over matchfixing, maar dat ga ik allemaal niet doen omdat we er op 15 december een algemeen overleg over hebben.

De rode draad van mijn bijdrage in de debatten is inderdaad altijd geweest: wat doen we voor sport en spel voor arme kinderen? Daarom wil ik een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sport en spel de gezondheid bevorderen en al op jonge leeftijd de ontwikkeling stimuleren van belangrijke sociale vaardigheden;

constaterende dat helaas een sportlidmaatschap voor kinderen uit gezinnen met een laag inkomen vaak niet vanzelfsprekend is;

constaterende dat er extra geld beschikbaar is met het oormerk om kinderarmoede te bestrijden, bestemd voor onder andere het Jeugdsportfonds;

verzoekt de regering om in overleg te treden met relevante partijen teneinde in de concrete opdrachtomschrijving van de buurtsportcoaches op te nemen dat zij kinderen die vanwege het inkomen van hun ouders nog niet sporten, actief opzoeken, hen stimuleren om lid te worden van een vereniging en als intermediair op te treden naar het Jeugdsportfonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104 (34 550-XVI).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het klopt wat de heer Van Dekken zegt. Hij is in de afgelopen jaren altijd een warm pleitbezorger geweest voor het vergroten van de mogelijkheden voor kinderen van ouders met weinig geld om te kunnen blijven sporten. Dat is een goed streven, waarin het CDA de PvdA altijd heeft ondersteund. Daarom wil ik de heer Van Dekken vragen hoe hij de reactie van de Minister weegt op de dekking van het amendement dat hij heeft ingediend. Daarmee wordt geld weggehaald dat bedoeld is om arme kinderen te laten sporten. Gaat de heer Van Dekken naar een nieuwe financiële onderbouwing van het amendement? Graag een verduidelijking.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik twijfel er heel erg aan of dat daadwerkelijk het geval is. Bovendien heeft de Minister zojuist gezegd een brief naar de Kamer te sturen waarin zij uitlegt hoe de invulling van het amendement zou moeten plaatsvinden. Mevrouw Bruins Slot zal mij niet snel in de positie zien waarin ik zeg: we hebben 100 miljoen structureel voor arme kinderen binnengefietst en dan kan er nu wel een ton of zes af. Zo werkt dat natuurlijk niet. Daar ben ik heel duidelijk in. Het mag de kinderen niet raken.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik begrijp de heer Van Dekken dus goed dat hij zegt: ik wacht op de brief van de Minister en zal afhankelijk van haar onderbouwing wel of niet op zoek gaan naar een andere dekking van het amendement?

De heer Van Dekken (PvdA):

Zo is het.

De heer Van Nispen (SP):

De woordvoerder van de PvdA zegt heel mooie dingen over het belang van sport voor alle kinderen, ongeacht hun sociaaleconomische achtergrond. Daarmee ben ik het helemaal eens. Maar net deed mevrouw Dijkstra iets heel moois. Zij gaf het goede voorbeeld door steun uit te spreken voor de SP-initiatiefwet voor meer en beter bewegingsonderwijs. Dat was de heer Van Dekken vergeten in zijn bijdrage. Daarom stel ik hem de uitnodigende vraag om dat alsnog te doen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik begrijp de uitnodiging. Ik begrijp ook dat de heer Van Nispen langs verschillende adressen is gegaan voor steun voor zijn initiatiefnota. We zeggen dan altijd in de Kamer: dat gaan we eens even nader bestuderen. De heer Van Nispen weet als geen ander dat ik zeer warme sympathieën heb voor de opvattingen in die nota. Maar ik kan natuurlijk niet alles in een keer regelen, zonder dat ik bijvoorbeeld weet wat de financiële consequenties zijn. Eerlijk gezegd denk ik dat wij hetzelfde ideaal nastreven. De weg ernaartoe is alleen soms wat hobbelig en ingewikkeld. Het hangt ook een beetje af van in welke coalitie je zit. Maar de heer Van Nispen kan rekenen op mijn warme aandacht, zoals hem niet zal verbazen.

De heer Van Nispen (SP):

Laat ik het daar maar eventjes mee doen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat was toch warm genoeg?

De voorzitter:

U was klaar met uw termijn?

De heer Van Dekken (PvdA):

Zeer zeker, als er geen uitdagingen meer liggen.

Voorzitter: Van Dekken

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Ik zal het zo kort en snel mogelijk proberen te doen. Ik dank de Minister voor haar antwoorden. We spraken over de Sportraad, over het advies over grootschalige sportevenementen en de rolverdeling. Mij is toch niet helemaal duidelijk wie de regie heeft. Dat vraag ik dus nog aan de Minister.

Over vrouwen in de sport zei de Minister dat we de inspanningen vooral moeten richten op de vraag hoe we überhaupt nog vrijwilligers krijgen die in sportbesturen willen. Ik zou willen zeggen: daarom is het juist belangrijk dat er wel aandacht is voor vrouwen in de sportbesturen, ook in het belang van de kwaliteit. Ik dien hiertoe de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het percentage vrouwen in leidinggevende functies in sportfuncties achterblijft bij de deelname van vrouwen in de sport;

overwegende dat is aangetoond dat divers samengestelde groepen betere beslissingen nemen, en meer vrouwen als trainer, coach of bestuurder ervoor kunnen zorgen dat vrouwen zich veiliger en meer welkom voelen;

verzoekt de regering, meer diversiteit in leidinggevende functies in de sport te stimuleren, bijvoorbeeld door bonden daarop aan te spreken, en dit als aandachtspunt op te nemen in beleidsontwikkeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (34 550-XVI).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Wij spraken ook over bewegen als medicijn. De reactie van de Minister hierop heeft mij niet helemaal overtuigd. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de gezondheidszorg soms medische handelingen worden voorgeschreven, waar meer bewegen in sommige gevallen effectiever, gezonder en goedkoper kan zijn;

overwegende dat sport en bewegen een meer structurele plek moeten krijgen in de gezondheidszorg;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om sport en bewegen beter te borgen in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld door beweegprogramma's weer te gaan vergoeden en de samenwerking tussen huisartsen, fysiotherapeuten en buurtsportcoaches, lokale sportondernemers en sportverenigingen te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106 (34 550-XVI).

Het duurde even voordat de aanwezige leden de indiening van de motie ondersteunden.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Iedereen zit waarschijnlijk nog na te denken over hoe snel ik heb gerateld en wat ik nu eigenlijk zei!

De voorzitter:

Nee, er zaten twee mannen met elkaar te praten.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Mannen kunnen dat niet zo snel.

De voorzitter:

Dat is precies de kern!

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik ben er, voorzitter.

De voorzitter:

En de motie is onderdeel van de beraadslaging. Dat scheelt een slok op een borrel, zou ik zeggen. Hiermee hebben de woordvoerders hun tweede termijn afgerond. De Minister moet de teksten van een tweetal moties nog ontvangen. Ik schors even totdat die binnen zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De Minister is klaar voor de beantwoording in de tweede termijn. Het zal voornamelijk over de ingediende moties gaan.

Minister Schippers:

Ja, het gaat over de moties en vragen.

Voorzitter. De heer Van Nispen gaf aan dat hij nog geen antwoord had gekregen. Hij vroeg of er gesprekken waren of nog komen met scholen en werkgevers over zitgedrag. Die worden natuurlijk al gevoerd, want wij hebben door alle projecten op school via Zorg en via Sport regelmatig overleg over de manier waarop de school gezonder ingericht kan worden. Ik ben ook heel blij dat er bijvoorbeeld in Limburg een aantal scholen is dat alles heeft omgegooid en heeft bekeken wanneer kinderen moeten bewegen. Via die leidraad is alles nu ingericht. Dat wordt gemonitord door de Universiteit Maastricht. Ik ben heel benieuwd wat dat oplevert. Dat is echt heel interessant. Wij doen dat dus. Het advies van de Gezondheidsraad zal weer extra input vormen om met de ministeries van OCW en Sociale Zaken in gesprek te gaan, maar ook met de private partijen. Ik ben zeer gemotiveerd om dat door te zetten.

Er is gevraagd of de eerste rapportage over dopingonderzoek ingebracht kan worden in de wetsbehandeling. Die wet ligt in de Kamer. Ik zou heel graag willen dat die wet hier niet te lang op moet wachten. De Leefstijlmonitor verwacht ik in de loop van 2017. Ik had gezegd dat ik de Kamer daarvan in de zomer de eerste resultaten zou doen toekomen. De resultaten over de doping in de breedtesport krijg ik in de tweede helft van 2017. Kortom, ik hoop zelf dat het wetsvoorstel eerder behandeld wordt dan al deze onderzoeken. Ik zou dus liever niet willen wachten.

De heer Van Nispen (SP):

Om misverstanden weg te nemen, wil ik heel kort zeggen dat het niet mijn doel is om de Wet uitvoering antidopingbeleid later te behandelen. Integendeel, die behandel ik liever sneller. Ik zou het heel prettig vinden als het mogelijk is om in datzelfde debat ook aandacht te besteden aan dopinggebruik in de amateursport. Als er tegen die tijd toch al iets te melden is, dan zou ik het graag horen van de Minister. Als het niet kan, kan het niet, maar misschien kan die tussenrapportage naar voren gehaald worden. Dat was de strekking van mijn vraag.

Minister Schippers:

Gelet op de tijd, betwijfel ik of het kan. Maar natuurlijk ben ik bereid om voor die wetsbehandeling bij elkaar te harken wat er bij elkaar te harken is. Ik hoop dat de wet nog in deze kabinetsperiode in de Kamer behandeld kan worden.

Ik kom op de motie-Van Nispen op stuk nr. 101. Zoals die nu ingestoken is, zou ik haar echt moeten ontraden. Dat vind ik jammer. Er wordt geconstateerd dat de Staatssecretaris van Financiën voornemens is om de goedkeuring op de vrijstelling van btw op sportcursussen te laten vervallen. Hij is bezig met een verkenning, dus hij heeft dat besluit nog niet genomen. Er staat dat deze maatregel leidt tot duurdere opleidingen en cursussen. Het is een verkenning. Als de heer Van Nispen de motie zou ombouwen en zou zeggen dat hij van mening is dat het van belang is om de toegankelijkheid tot en betaalbaarheid van sportverenigingen en sportcursussen zo laagdrempelig mogelijk te houden, dan ben ik het met hem eens. Hij zou de regering kunnen verzoeken de vrijstelling van btw op sportcursussen in stand te houden of te compenseren. Ik weet niet hoe dit uit gaat pakken. Als hij een signaal wil geven dat de afschaffing van de vrijstelling van de btw niet ten koste mag gaan van geld dat is bedoeld voor sport of het verbeteren van de kwaliteit van de sport, dan kan ik dat nooit positief beantwoorden, omdat hij weet hoe dat intern in het kabinet is geregeld. Ik zal dan echter wel graag het oordeel aan de Kamer overlaten. Dan zou ik toch vragen om de motie wat aan te passen.

De heer Van Nispen (SP):

Daar ben ik toe bereid. Dat er sprake is van een voornemen klopt inderdaad niet. Dat is een slordigheid van mij. Dat wordt een verkenning. Ik zal de motie dienovereenkomstig aanpassen zoals de Minister net suggereerde. Ik vind het namelijk echt belangrijk dat niet alleen de Minister zegt dat sportgeld sportgeld moet blijven, maar dat we dat ook vanuit de Kamer zeggen.

Minister Schippers:

De heer Heerema zegt dat de worldcuporganisaties vaak nodig zijn om een groter evenement te organiseren. Dat is een kip-of-eiverhaal. Tot nu toe is dat niet gebeurd. De Sportraad heeft aangegeven hier in zijn programma aandacht aan te besteden. Het is goed om daarover contact met de Sportraad op te nemen. Over het amendement zijn wat misverstanden. Ik zal een brief schrijven om die misverstanden zo veel mogelijk op te heffen, want de heer Van Nispen heeft gelijk dat dat juridisch geen verplicht geld is. Maar wij verwachten dat de VSK Monitor daar op zit. Zoals ik heb beloofd, zal ik de Kamer een brief doen toekomen over die gelden en over de vraag hoe, wat en waar. We hebben het gedeeltelijk aan onszelf te danken dat daar wat verwarring over is.

In de motie-Rudmer Heerema op stuk nr. 102 wordt de regering verzocht om de gelden wat meer in te vullen. In de motie staat een opsomming. Een aantal van die dingen heb ik genoemd, maar een aantal andere dingen heb ik niet genoemd. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Tweede Kamer over.

Mevrouw Bruins Slot zegt dat de naamsbekendheid van het kenniscentrum achterloopt bij de naamsbekendheid van het NISB. Dat is logisch, want het NISB bestond veel langer en die naam was helemaal ingesleten, maar het Kenniscentrum Sport is nieuw. Het bestaat sinds 1 januari. NOC*NSF deelt de kennis ook met het Kenniscentrum Sport en verwijst op zijn site naar de site van het kenniscentrum. We zien dat ook via lopende programma's, zoals het programma inzake de buurtsportcoaches en Naar een veiliger sportklimaat, waarbij Kenniscentrum Sport een rol speelt, het kenniscentrum langzaam maar zeker meer bekendheid krijgt. Maar ik kan op het verzoek van mevrouw Bruins Slot ingaan en zeg toe dat ik via de sociale media van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport extra aandacht zal besteden aan de website allesoversport.nl en aan het kenniscentrum.

Er is gesproken over het RIVM en er is gevraagd: hoe zit het nou precies in elkaar? Naar aanleiding van de kritiek van professor Berger uit Maastricht op eerder onderzoek van het RIVM heeft het ministerie contact gehad met het RIVM. Het RIVM is toen bij zijn standpunt gebleven. Het RIVM is het agentschap dat wetenschappelijke kennis levert. Wij baseren ons op die kennis. Wij hebben een en ander dus vervolgens gevolgd.

In de motie-Bruins Slot op stuk nr. 103 staat dat er onvoldoende spreiding is. Ik wil daarbij aangeven dat de CTO's ook op basis van sport zijn ingedeeld. Het kan best wel zijn dat je vlak bij CTO Heerenveen woont, maar naar een heel ander CTO gaat omdat bij het CTO Heerenveen geen onderwijs wordt gegeven in de sport waar je je op focust, terwijl elders wel onderwijs wordt gegeven in die sport. Wij hebben het immers gebundeld op onderdelen. In de motie wordt de regering verzocht, in overleg met NOC*NSF te bekijken of een pilot gestart kan worden met de Sportzone Limburg, om de topsportinfrastructuur in de regio Limburg te versterken. Ik vind het heel positief als er privaat-publieke samenwerking is. Ik vind datgene waar Limburg mee bezig is en de activiteiten die daar worden ingezet, ook heel innovatief en positief. Maar ik wil niet datgene waar deze motie om vraagt, namelijk ingrijpen in de wijze waarop het nu gaat. Men bekijkt nu waar wat het beste kan worden georganiseerd, en dan wordt het ook georganiseerd. Ik wil niet dat dit via een kader met kwaliteitscriteria vanuit Den Haag wordt doorkruist en dat er wordt gezegd: nee, dit moet nu in een pilot in Limburg. Ik kom veel in het land en ik zie ook andere initiatieven, waaronder initiatieven van andere provincies, waarvan ik vind dat daarbij echt in topsport wordt geïnvesteerd en dat de publiek-private samenwerking wordt aangegaan. Daarom wil ik deze motie ontraden.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik merk aan de reactie van de Minister dat mijn overwegingen haar waarschijnlijk een verkeerde indruk hebben gegeven over de bedoeling van de motie. De bedoeling van een motie moet je altijd aan de schrijver van de motie overlaten. De overwegingen over de regionale spreiding van de voorzieningen kan ik altijd wijzigen als de Minister zich daar comfortabeler bij voelt. Het gaat mij erom dat wordt gezien dat een aantal vernieuwende dingen in Limburg gebeuren. De Minister werkt vaker met proeftuinen. Ik vraag haar eigenlijk om te bekijken of zij daar nog een draai aan kan geven. Ik vraag haar om vooral naar het dictum te kijken. Als de Minister zich daar comfortabeler bij voelt, kan ik wel wat snoeien in de overwegingen, zodat daarin wat meer wordt aangesloten bij de opmerkingen die de Minister heeft gemaakt.

Minister Schippers:

Ik heb een aantal programma's opgestart. Een daarvan is het programma voor sportinnovatie en dat biedt ook allerlei kaders. Ik ben best bereid om te kijken naar initiatieven wanneer men zegt dat er iets ontbreekt. Ik kan mensen dan in contact brengen met de programma's die daarop gericht zijn, maar dan moet het natuurlijk wel aan de kaders van die programma's voldoen. Het gaat mij te ver om mij speciaal in te moeten spannen om deze regio een pilot te geven. Ik ben eerlijk gezegd in verschillende andere regio's geweest waar ook ongelooflijk mooie dingen gebeuren. Ik zou die regio's dan eigenlijk tekortdoen als ik hun ook niet een pilot geef. Als men voor gesloten deuren komt te staan, ben ik zeker bereid om te fungeren als makelaar tussen zo'n initiatief en de bestaande programma's, maar dit specifieke verzoek wil ik dus niet honoreren.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik zal in ieder geval een gewijzigde motie indienen naar aanleiding van de opmerking van de Minister.

De voorzitter:

Zou dat helpen?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat weet ik niet.

De voorzitter:

Laat ik het de Minister vragen. Minister, kunt u in de context van de woorden van mevrouw Bruins Slot met een gewijzigde motie leven?

Minister Schippers:

Als het de strekking blijft dat wij specifiek voor Sportzone Limburg met NOC*NSF op zoek zouden moeten gaan naar een pilot, blijft mijn oordeel «ontraden». Het kan natuurlijk altijd zo zijn dat het oordeel van de Kamer een andere is, maar mijn oordeel blijft «ontraden». Ik zie in heel veel regio's mooie dingen gebeuren en bovendien steken ook heel veel provincies echt geld in sport. Met het oog daarop zou ik het niet reëel vinden om dit te doen.

De voorzitter:

Hebt u de boodschap meer dan begrepen, mevrouw Bruins Slot?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter, ik zal me hierop beraden. Ik zal sowieso een gewijzigde motie indienen naar aanleiding van de opmerkingen van de Minister. Vervolgens is het aan de Kamer om hierover een uitspraak te doen.

De voorzitter:

Zo is dat.

Minister Schippers:

De duurzaamheidsregeling. Zijn er mogelijkheden om sportverenigingen toegang te bieden tot de EZ-regelingen? Wij hebben dat al eerder op verzoek van de Kamer uitgezocht. Economische Zaken gaf toen aan dat het geen ruimte in zijn begroting ziet om sportverenigingen toegang te verlenen tot die programma's. Dus dat is helaas niet het geval.

De heer Van Dekken heeft op stuk nr. 104 de vierde motie van vandaag ingediend. In de motie wordt de regering verzocht om in overleg te treden met relevante partijen teneinde in de concrete opdrachtomschrijving van de buurtsportcoaches op te nemen dat zij kinderen die vanwege het inkomen van hun ouders nog niet sporten, actief opzoeken. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

De woordvoerder van de D66-fractie vraagt wie de regie heeft bij de Sportraad. De Sportraad heeft de regie. Het is belangrijk dat er afstemming is met de Sportraad en de andere stakeholders, waaronder de netwerkorganisatie De kracht van sportevenementen, het Kenniscentrum Sport en NOC*NSF, om taken af te stemmen en de samenwerking met elkaar te vinden. Het is van groot belang dat we elkaar in de sport versterken en elkaar niet beconcurreren. We moeten zo veel mogelijk de krachten bundelen, juist omdat we het allemaal zo belangrijk vinden om meters te maken.

Er zijn twee moties ingediend door mevrouw Dijkstra. Haar eerste motie op stuk nr. 105 verzoekt de regering om meer diversiteit te stimuleren. Ik heb aangegeven dat wij sowieso moeten inzetten op meer diverse besturen. Ik acht de motie ondersteuning van beleid en laat het oordeel aan de Kamer.

Tot slot de motie op stuk nr. 106, waarin de regering wordt verzocht om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om sport en bewegen beter te borgen in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld door beweegprogramma's weer te gaan vergoeden. Dit is de begroting Sport en met het oog daarop zou ik deze motie heel erg willen ontraden. Als er financiering gevonden moet worden, zal dat geld uit een andere begroting moeten komen dan de Sportbegroting. Juist omdat dit wetgevingsoverleg over de Sportbegroting gaat, wil ik hier nu even heel scherp op zijn.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik vraag in de motie om het te onderzoeken, maar ik begrijp dat de Minister zegt: dat gaan wij ook niet doen, want het is gewoon uitgesloten.

Minister Schippers:

Nee, wij zijn juist heel druk bezig met deze richting. Ik ben bijvoorbeeld met de NZa aan het bekijken of er geen tarief kan komen op secundaire preventie. Ik heb er zelf ook voorbeelden van gezien bij de vrouwenkliniek voor cardiologie, die aangeeft: cardiologie is niet hetzelfde voor mannen en vrouwen; bij vrouwen krijg je echt andere signalen. Laten we dus bekijken hoe we daar medisch anders op in kunnen spelen, maar ook hoe we mensen uit het ziekenhuis kunnen houden, juist door een leefstijlverandering met bewegen. Onderzoeken vind ik dus prima, maar wij bespreken vandaag de Sportbegroting. En het gaat in de motie om «borgen in de gezondheidszorg». Iets borgen in de gezondheidszorg zou ik echt willen doen met de financiën van de gezondheidszorg en niet met die van deze begroting.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

De Minister zegt heel duidelijk dat wij dat niet hier moeten doen, terwijl wij hier natuurlijk integraal tegen aankijken. Dat is ook de hele bedoeling van de motie. Maar goed, als zij dat zegt, zegt zij dan tegen mij: dien haar bij het AO preventie in?

Minister Schippers:

Ja, het zou mij een geruster gevoel geven als u dat zou willen doen, bij een VAO natuurlijk, dat dus alvast is aangekondigd.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik zal dat in mijn inbreng vragen. Dan weet de Minister alvast dat zij een VAO kan ontlopen door hier een bevredigend antwoord op te geven.

Minister Schippers:

Ik kan ook in een brief uiteenzetten wat er gebeurt en waar wij mee bezig zijn op dit terrein. Die brief stuur ik dan naar de algemene commissie voor VWS. Dat zou misschien beter zijn.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dat lijkt mij heel mooi. Dat betekent dat ik de motie even aanhoud. Je weet maar nooit.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Pia Dijkstra stel ik voor, haar motie (34 550-XVI, nr. 106) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb nog een vraag over de motie-Rudmer Heerema op stuk nr. 102. Ik vond de beantwoording daarover vrij snel gaan. De Minister liet het oordeel daarover aan de Kamer, terwijl het hier wel gaat om de indiening van de 10 miljoen. Dat vind ik ook belangrijk. Ik wil heel graag weten waar ik precies ja tegen zeg. Is de Minister van plan het precies zo te doen als mijn collega dit nu invult of zijn er accentverschillen? Mijn tweede vraag is: gaat het hier wel of niet alleen over olympische sporten? Valt vrouwenvoetbal of zaalvoetbal ook binnen het bereik van deze motie of is dat naar het oordeel van de Minister niet het geval?

Minister Schippers:

De gelden gaan expliciet naar topsport. De verdeling heb ik aangegeven in mijn brief. De heer Heerema zegt: een aantal dingen die u zegt staan hierin, maar ik doe het net een slag concreter. Omdat hij enorm veel tijd heeft besteed aan de hele rondgang langs de sportbonden, zit hij dicht bij waar wij straks waarschijnlijk op uit gaan komen met de sportbonden. Dan heb je deze concretiseringsslag eerder bekendgemaakt. Omdat daar een intensief overleg aan ten grondslag ligt, laat ik het oordeel daarover aan de Kamer.

De heer Van Nispen (SP):

Mijn tweede vraag was of hier ook niet-olympische sporten in zouden kunnen vallen, zoals vrouwenvoetbal of zaalvoetbal. Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Daarvoor zijn vooral EK's en WK's heel erg belangrijk. Dat is natuurlijk ook topsport, maar niet olympisch. Valt dit er nu wel of niet onder? Ik kan dat uit de tekst niet een-twee-drie afleiden.

Minister Schippers:

Jawel, dat valt eronder voor zover het topsport is. Je hebt ook vrouwenvoetbaltopsport. Als het onder het kopje «topsport» valt, valt het hieronder.

De voorzitter:

Het zou toch heel mooi zijn als het vrouwenvoetbal deel zou zijn van de Olympische Spelen?

Minister Schippers:

Ze deden al mee aan het WK, hè.

De voorzitter:

Precies, maar dat is nog niet volledig. Daar ging een eerdere discussie over in de Tweede Kamer, maar dat allemaal ter zijde.

Ik dank de Minister en haar ambtelijke staf voor alles. Ik dank ook de woordvoerders. Stemming over de moties is dinsdag 29 november aan de orde. De stemming over het amendement is aan de orde bij de stemmingen over de begroting. Dat zal later zijn.

Alle dank aan de woordvoerders, aan mijn gewaardeerde griffier, de stenografen, de bode, de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat volgden via het internet.

Sluiting 15.30 uur.