Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 oktober 2016
Op Prinsjesdag heb ik tezamen met de Minister van Financiën uw Kamer geïnformeerd over de financiële compensatie van eenverdienerhuishoudens waarbij één van de partners chronisch ziek is en de maatregel eigen bijdrage voor cliënten met een modulair pakket thuis.1 In deze brief is toegezegd u nader te informeren over de genomen maatregelen. Uw Kamer heeft mij daarnaast tijdens de regeling van werkzaamheden van woensdag 21 september jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 2, Regeling van Werkzaamheden) verzocht om een brief met daarin een verdere uiteenzetting van de tegemoetkoming.
De hoofdpunten van deze brief:
• Zowel vanuit de Eerste als Tweede Kamer is eerder verzocht de mogelijkheden te onderzoeken om eenverdienerhuishoudens waarbij één van de partners chronisch ziek is financieel tegemoet te komen.
• Het kabinet heeft er voor gekozen om de genoemde groep financieel tegemoet te komen door middel van een landelijke aanpassing van de maximale eigen bijdragen voor Wmo-ondersteuning. De gemeenten worden voor de derving van inkomsten gecompenseerd (50 mln.).
• Het hebben van Wmo-ondersteuning was ten tijde van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) één van de criteria voor het ontvangen van een tegemoetkoming. De kans dat eenverdienerhuishoudens waarbij één van de partners chronisch ziek is ondersteuning ontvangt vanuit de Wmo is dan ook relatief groot.
• Voor ongeveer 12.000 niet AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens leidt de maatregel tot een aanzienlijke verlaging van eigen bijdrage voor Wmo-ondersteuning. Van deze groep betalen huishoudens tot een inkomen tot € 35.000 zelfs geen eigen bijdragen meer. Ook de andere huishoudentypen profiteren, waardoor in totaal circa 290.000 huishoudens in meer of mindere mate profijt zullen hebben.
• Daarnaast blijkt er in de praktijk een groep chronisch zieken te zijn met een modulair pakket thuis (Wlz) waarvoor een eigen bijdrage wordt vastgesteld die niet in verhouding staat tot de kostprijs van de zorg en waarbij de inzet van informele zorg onbedoeld zou kunnen worden ontmoedigd.
• Voor cliënten met alleen een modulair pakket thuis die 20 uur of minder per maand Wlz-zorg afnemen wordt daarom de eigen bijdrage gelijk gesteld aan de minimale eigen bijdrage van € 23,– per maand. De maatregel zal voor 2016 met terugwerkende kracht gelden, waarbij in het meest uitzonderlijke geval de maximale eigen bijdrage van € 701,80 bijgesteld wordt naar € 23,–.
Aanleiding maatregel
Uit de brief die uw Kamer op Prinsjesdag heeft ontvangen is aangegeven dat het lastig is om eenverdieners met een chronisch zieke partner gericht tegemoet te komen. Het gaat om een beperkte groep van ongeveer 10.000 tot 20.000 huishoudens. Het kabinet heeft ervoor gekozen om deze huishoudens te compenseren door een landelijke aanpassing van de maximale eigen bijdragen voor Wmo-ondersteuning. Voor ongeveer 12.000 niet AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens leidt de maatregel tot een aanzienlijke verlaging van eigen bijdrage voor Wmo-ondersteuning. Het hebben van Wmo-ondersteuning was ten tijde van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) één van de criteria voor het ontvangen van een tegemoetkoming. De inschatting is dan ook dat met de maatregel circa 60% van de doelgroep alleenverdieners met chronisch zieke partner wordt bereikt.
Dit betekent dat de landelijk vastgelegde maximale waarden van de parameters binnen de extramurale eigen bijdragesystematiek van de Wmo 2015, die jaarlijks door VWS worden gepubliceerd, per 2017 in het voordeel van cliënten zullen worden aangepast. Deze maatregel is van invloed op alle huishoudens die een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 betalen, maar in grotere mate voor meerpersoonshuishoudens onder de AOW-leeftijd.
Om uit te leggen wat de maatregel inhoudt, wordt in bijlage 1 uitgelegd hoe de maximale eigen bijdrage per 4 weken (de maximale periodebijdrage) voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 wordt berekend.
Uitwerking maatregel 2017
Hieronder een schematisch overzicht van de maximale parameters 2016 en doorwerking van de maatregel in de maximale parameters die voor 2017 zullen gelden. De genoemde bedragen en percentages zullen nog gepubliceerd worden in de Staatscourant.
Uit het schema is af te lezen dat:
− Voor alle niet AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens;
• de maximale periodebijdrage (A) van € 27,80 per vier weken (€ 361,40 per jaar) wordt afgeschaft,
• de procentuele bijdrage (het marginaal tarief C) over het verschil tussen het bijdrageplichtige inkomen en de € 28.177 van 15% wordt verlaagd met 2,5%-punt naar 12,5%,
• het inkomensbedrag (B) waarboven de bijdrage van 12,5% verschuldigd is, wordt verhoogd van € 28.177,- naar € 35.000,-.
– Voor alle overige huishoudens die een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening betalen:
• wordt de maximale periodebijdrage (A) van € 19,40 voor eenpersoonshuishoudens en € 27,80 voor meerpersoonshuishoudens, gelijkgetrokken en verlaagd naar € 17,50.
• wordt de procentuele bijdrage (het marginaal tarief C) eveneens verlaagd van 15% naar 12,5%.
Voor ongeveer 12.000 niet AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens leidt de maatregel tot een aanzienlijke verlaging van eigen bijdrage voor Wmo-ondersteuning. De andere typen huishoudens (AOW-gerechtigden en alleenstaande niet AOW-gerechtigden) worden reeds bereikt door de algemene koopkrachtmaatregelen van het kabinet, maar profiteren ook van de verlaging eigen bijdrage Wmo-ondersteuning. Waardoor in totaal circa 290.000 huishoudens in meer of mindere mate profijt zullen hebben van de maatregel. In bijlage 22 wordt de verandering van de maximale periode bijdrage weergegeven en in onderstaande tabel 1 worden de inkomenseffecten3 op jaarbasis gepresenteerd.
De gemeenten worden gecompenseerd voor minder opbrengsten aan eigen bijdragen. Het gaat structureel vanaf 2017 om een bedrag van € 50,– miljoen dat zal worden toegevoegd aan het gemeentefonds en zal worden verdeeld via de integratie-uitkering Sociaal domein volgens het objectieve verdeelmodel Wmo 2015. Dit betekent dat ook gemeenten worden gecompenseerd die de waarden van de parameters reeds in het voordeel van de cliënt hebben aangepast, gemeenten die voor bepaalde cliënten geen bijdrage vragen voor een maatwerkvoorziening en pgb4 en gemeenten die de eigen bijdragen met terugwerkende kracht voor alle huishoudens hebben kwijtgescholden.
De toevoeging zal technisch worden verwerkt in de begrotingsstanden via een nota van wijziging op het gemeentefonds, omdat een mutatie tussen begrotingshoofdstukken niet meer verwerkt kon worden. In de septembercirculaire die op Prinsjesdag is verschenen kon de toevoeging nog wel worden verwerkt. Hierdoor was het mogelijk de gemeenten te voorzien van toelichting en het budgettaire effect voor hun gemeente.
Eigen bijdrage nu |
Δ Eigen bijdrage Wmo op jaarbasis |
Inkomenseffect |
|
---|---|---|---|
Niet Aow gerechtigden |
|||
Meerpersoonshuishoudens |
|||
Minimumloon2 |
€ 361 |
€ –361 |
2,0% |
modaal |
€ 1.460 |
€ –1.397 |
5,8% |
1,5 x modaal |
€ 4.122 |
€ –1.841 |
5,8% |
2x modaal |
€ 6.785 |
€ –2.285 |
5,8% |
Alleenstaande |
|||
minimumloon |
€ 252 |
€ –25 |
0,2% |
modaal |
€ 2.204 |
€ –350 |
1,6% |
2 x modaal |
€ 7.529 |
€ –1.238 |
3,2% |
Aow gerechtigden |
|||
AOW (alleenstaand) |
|||
(alleen) AOW |
€ 252 |
€ –25 |
0,2% |
AOW +5000 |
€ 599 |
€ –83 |
0,6% |
AOW +10000 |
€ 1.349 |
€ –208 |
1,2% |
AOW (paar) |
|||
(alleen) AOW |
€ 361 |
€ –134 |
0,9% |
AOW +5000 |
€ 548 |
€ –165 |
0,9% |
AOW +10000 |
€ 1.298 |
€ –290 |
1,4% |
De berekeningen zijn er op gebaseerd dat mensen hun maximale periodebijdrage betalen. Dat geldt voor 80% van de mensen. Voor de overige groep komt het voor dat mensen een wat lagere bijdrage betalen, vanwege lagere zorgkosten en dus naar rato profiteren van de maatregel. Deze groep omvat midden en hogere inkomens.
Daarnaast zullen de inkomenseffecten ook afwijken voor de gemeenten die op welke wijze dan ook de eigen bijdrage reeds in het voordeel van cliënt hebben aangepast.
Chronisch zieken modulair pakket thuis (Wlz)
Zoals ook in de brief op Prinsjesdag is aangegeven blijkt er een groep chronisch zieken te zijn die mede dankzij de inzet van informele zorg slechts enkele uren Wlz-zorg nodig hebben. Afhankelijk van hun inkomen kan het voor komen dat zij een forse eigen bijdrage opgelegd krijgen die groter is dan de kostprijs van de geleverde zorg. Dit komt omdat de eigen bijdrage voor het modulair pakket thuis (Wlz) sinds begin dit jaar gelijk getrokken is met de andere Wlz eigen bijdragen en daardoor niet langer afhankelijk is van het feitelijk aantal uren geleverde zorg.
Om dit probleem op te lossen is er nu praktisch voor gekozen om voor cliënten met alleen een modulair pakket thuis die 20 uur of minder per maand Wlz-zorg afnemen, de eigen bijdrage gelijk te stellen aan de minimale eigen bijdrage van € 23,– per maand. De maatregel zal voor 2016 met terugwerkende kracht gelden, waarbij in het meest uitzonderlijke geval de maximale eigen bijdrage van € 701,80 bijgesteld wordt naar € 23,–. Circa 3.500 cliënten zullen een lagere eigen bijdrage verschuldigd zijn door de maatregel. Hiermee wordt voorkomen dat er een eigen bijdrage moet worden afgedragen die niet in verhouding staat tot de afgenomen zorg en onbedoeld de inzet van informele zorg zou kunnen ontmoedigen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
Toelichting berekening maximale periodebijdrage
Hieronder uitgelegd hoe de maximale eigen bijdrage (de maximale periodebijdrage) voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 wordt berekend.
Als een gemeente kiest voor het heffen van een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening moet de gemeente zich houden aan de normen die zijn vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Het CAK stelt de eigen bijdrage vast en int het bedrag. De hoogte van de inkomensafhankelijke maximale eigen bijdrage (de maximale periodebijdrage) wordt als volgt vastgesteld:
A. Het maximale bedrag per bijdrageperiode (de maximale periodebijdrage)
Dit bedrag is voor cliënten met een bijdrageplichtig inkomen tot het inkomensbedrag (zie onder B) voor 2016 landelijk vastgesteld op € 19,40 per vier weken voor eenpersoonshoudens met een niet AOW-gerechtige leeftijd en eenpersoonshoudens met een AOW-gerechtigde leeftijd. Voor de groepen meerpersoonshoudens met een AOW-gerechtigde leeftijd en meerpersoonshoudens niet AOW-gerechtigde leeftijd is de maximale periodebijdrage in 2016 vastgesteld op € 27,80 per vier weken.
B. Het startpunt van het inkomensafhankelijke deel (het inkomensbedrag)
Huishoudens met een bijdrageplichtig inkomen hoger dan het inkomensbedrag betalen een hogere maximale periodebijdrage dan het maximale bedrag (genoemd hiervoor onder A). Boven de inkomensbedragen zijn de maximale periodebijdragen inkomensafhankelijk, terwijl voor de huishoudens met een bijdrageplichtig inkomen onder het inkomensbedrag (ook wel het basisbedrag benoemd) het maximale bedrag van toepassing is. Hier geldt dat sprake is van vier verschillende bedragen voor de vier verschillende groepen huishoudens.
C. Het marginaal tarief
Huishoudens betalen in 2016 15 procent over het deel van het bijdrageplichtige inkomen dat boven het startpunt van het inkomensafhankelijke deel ligt. Deze bijdrage wordt opgeteld bij het maximale bedrag per bijdrageperiode.
In figuur 1 hieronder wordt schematisch weergegeven hoe de maximale periodebijdrage wordt berekend. In het figuur zijn in het bijzonder de aanpassingen voor eenverdienerhuishoudens met een chronisch zieke partner weergegeven (onderdeel groep meerpersoonshoudens niet AOW-gerechtigde leeftijd).
Figuur 1. Systematiek berekening maximale periodebijdrage
De rekensom van de maximale periodebijdrage is daarmee als volgt: het basisbedrag (A) + 1/13 (een bijdrageperiode is 1/13e deel van een kalenderjaar) * het marginaal tarief (C) * het verschil tussen het bijdrageplichtige inkomen en het inkomensbedrag (B).
Jaarlijks worden de basisbedragen (A) en de inkomensbedragen (B) aangepast met behulp van de prijsindex voor de gezinsconsumptie. Ook wordt het marginaal tarief jaarlijks bekend gemaakt. Dit vindt plaats bij ministeriële regeling.
De gemeenten zijn vrij om de landelijk vastgestelde parameters in het voordeel van de cliënten aan te passen. Dit betekent concreet dat gemeenten de basisbedragen (A) en het marginaal tarief (C) neerwaarts kunnen bijstellen. De inkomensbedragen (B) mogen gemeenten hoger vaststellen, gezien een hoger inkomensbedrag in het voordeel van de cliënt is. Eventuele wijzigingen mogen gemeenten alleen in gelijk mate doorvoeren en dat betekent dat een wijziging procentueel voor alle vier de groepen huishoudens gelijk moet zijn. Bijvoorbeeld: een verlaging van 1% voor zowel de € 19,40 als de € 27,80 voor alle groepen.