Gepubliceerd: 20 september 2016
Indiener(s): Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-XV-2.html
ID: 34550-XV-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

   

blz

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

     

1.

Leeswijzer

4

     

2.

Het beleid

7

     

2.1

Beleidsagenda

7

     

2.2

Beleidsartikelen

35

 

Artikel 1 Arbeidsmarkt

35

 

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

45

 

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

60

 

Artikel 4 Jonggehandicapten

69

 

Artikel 5 Werkloosheid

73

 

Artikel 6 Ziekte en zwangerschap

81

 

Artikel 7 Kinderopvang

88

 

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

95

 

Artikel 9 Nabestaanden

102

 

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

106

 

Artikel 11 Uitvoering

111

 

Artikel 12 Rijksbijdragen

116

 

Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

119

     

2.3

Niet-beleidsartikelen

126

 

Artikel 96 Apparaatsuitgaven kerndepartement

126

 

Artikel 97 Aflopende regelingen

130

 

Artikel 98 Algemeen

131

 

Artikel 99 Nominaal en onvoorzien

133

     

3.

Agentschappen

134

     

4.

Bijlagen

141

 

Bijlage 1

SZA-kader inclusief verdiepingshoofdstuk

141

 

Bijlage 2

Sociale fondsen SZW

164

 

Bijlage 3

Koopkracht en specifieke inkomenseffecten

168

 

Bijlage 4

ZBO’s en RWT’s

181

 

Bijlage 5

Moties en toezeggingen

183

 

Bijlage 6

Subsidieoverzicht

245

 

Bijlage 7

Evaluatie- en overig onderzoek

247

 

Bijlage 8

Horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden

259

 

Bijlage 9

Lijst met afkortingen

261

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het jaar 2017 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2017. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2017.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2017 vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van het Agentschap SZW voor het jaar 2017 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (de begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

B. BEGROTINGSTOELICHTING

HOOFDSTUK 1: LEESWIJZER

Opbouw begroting

De begroting van SZW is vormgegeven conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) en bestaat uit vier hoofdstukken. Na deze leeswijzer volgen hoofdstukken over het beleid, het Agentschap SZW en de bijlagen.

2.1 Beleidsagenda

In de beleidsagenda worden in de paragraaf beleidsprioriteiten de hoofdlijnen van het beleid van SZW in de huidige kabinetsperiode beschreven. De paragraaf wordt afgesloten met een blik op de toekomst. Daarna wordt een overzicht gegeven van indicatoren, zie voor een toelichting de groeiparagraaf. Verder wordt ingegaan op de budgettaire ontwikkelingen van de uitgaven die onder het SZA-kader vallen en zijn het overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven, de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen en het overzicht garanties opgenomen.

2.2 Beleidsartikelen

De beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 13 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. Allereerst wordt de algemene doelstelling en de rol en verantwoordelijkheid van de Minister toegelicht. Daarna komen de beleidswijzigingen 2017 aan de orde. Vervolgens worden de budgettaire gevolgen van beleid in tabelvorm vermeld. In zes van de dertien beleidsartikelen is naast begrotingsgefinancierde uitgaven sprake van premiegefinancierde uitgaven, welke eveneens in tabelvorm worden weergegeven. Ten slotte wordt in elk artikel een toelichting gegeven op de financiële instrumenten. Hierbij wordt gefocust op:

  • Het doel van het financiële instrument;

  • Wie er voor in aanmerking komen;

  • De financiële regeling;

  • De budgettaire ontwikkeling;

  • De beleidsrelevante kerncijfers.

De begrotingsuitgaven en premiegefinancierde uitgaven luiden in constante prijzen. In de Miljoenennota 2017 is een voorziening gecreëerd voor de loon- en prijsbijstellingen op alle begrotingshoofdstukken. De hiervoor gereserveerde middelen worden via de 1e suppletoire wetten 2017 naar de departementale begrotingen overgeboekt. Bij de premiegefinancierde uitgaven wordt het effect van deze loon- en prijsstijging op een afzonderlijke regel «nominaal» in de tabellen van deze begroting opgenomen.

2.3. Niet-beleidsartikelen

De begroting van SZW bevat vier niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de middelen die niet rechtstreeks aan een beleidsdoelstelling kunnen worden gekoppeld.

3. Baten-lastenagentschappen

Onder het ministerie valt één baten-lastenagentschap, namelijk het Agentschap SZW. Over dit agentschap is een technische paragraaf opgenomen die bestaat uit een meerjarige begroting, het kasstroomoverzicht en een overzicht van doelmatigheidsindicatoren, met bij elk onderdeel een toelichting.

4. Bijlagen

De begroting van SZW bevat negen bijlagen. Een aantal van deze bijlagen is op basis van de RBV verplicht. Dit betreft het Verdiepingshoofdstuk en de bijlagen over de ZBO’s en RWT’s, de Moties en toezeggingen, het Subsidieoverzicht en het overzicht Evaluatie- en overig onderzoek. De Horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden bevat een interdepartementaal overzicht van doelstellingen op dit beleidsterrein en is eveneens op de RBV gebaseerd. De bijlagen SZA-kader (samengevoegd met het Verdiepingshoofdstuk), Sociale fondsen SZW en Koopkracht en specifieke inkomenseffecten zijn niet op de RBV gebaseerd.

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen en SZA-kader

De Minister van SZW is beleidsverantwoordelijk voor de begrotingsgefinancierde regelingen zoals opgenomen in deze begroting. Hij is daarnaast ook beleidsverantwoordelijk voor een aantal regelingen die niet begrotings- maar (grotendeels) premiegefinancierd zijn. In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt daarom gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke budgettaire tabel. In de beleidsagenda en in de bijlage SZA-kader inclusief verdiepingshoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De beleidsagenda is hierdoor enkele pagina’s langer dan de norm die de RBV hieraan stelt.

Groeiparagraaf

In de brief Verbetering indicatoren begroting SZW van 11 november 2015 heeft de Minister van SZW voorstellen gedaan voor aanvullende indicatoren om het inzicht in de resultaten van beleid te vergroten. Vervolgens heeft de Minister van SZW in de brief Indicatoren in de SZW-begroting van 3 juni 2016 concrete aanvullingen en een indeling voorgesteld. Deze indicatoren zijn in de begroting 2017 in de beleidsagenda opgenomen na de paragraaf beleidsprioriteiten.

De beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de Minister in beleidsartikel 2 is geactualiseerd. Aanleiding hiervoor vormen opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de verduidelijking van de verantwoordelijkheden van de bewindspersonen van SZW in relatie tot de gedecentraliseerde taken en verantwoordelijkheden in het domein van werk en inkomen. Hierover heeft de Tweede Kamer op 14 maart 2016 een brief ontvangen (Tweede Kamer, 2015–2016, 32 352, nr. 12). Verder is de titel van beleidsartikel 2 gewijzigd in «Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet». Met de invoering van de Participatiewet is het macrobudget Wsw structureel overgeboekt naar de integratie-uitkering sociaal domein van het Gemeentefonds. Vanaf 2017 worden onder het financieel instrument Wsw geen uitgaven meer geboekt.

In beleidsartikel 7 is het aantal kerncijfers over kinderopvang uitgebreid met cijfers over het aantal uren per kind per inkomenscategorie en over gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen. Vanaf 2012 werden deze cijfers opgenomen in de jaarbrief met cijfers over kinderopvang en arbeidsparticipatie. De laatste jaarbrief, met cijfers over het jaar 2015, is op 30 juni naar de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer, 2015–2016, 31 322, nr. 306). De brief bevatte voor kinderopvang veel overlap met de kengetallen in de begroting en het jaarverslag. De tabellen met gegevens over arbeidsparticipatie in de jaarbrief worden voortaan (grotendeels) in de indicatorenparagraaf van de begroting opgenomen.

Tot slot is het gebruik van hyperlinks in deze begroting verder uitgebreid.

Budgetflexibiliteit

Op verzoek van de Tweede Kamer is in de begroting 2017, als aanvulling op de informatie over de juridisch verplichte uitgaven in de beleidsartikelen, in de beleidsagenda een afzonderlijke verzameltabel opgenomen over de niet-juridisch verplichte uitgaven.

Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister en Staatssecretaris

In de Comptabiliteitswet (CW) is in artikel 19 geregeld dat de Minister verantwoordelijk is voor het beheer van de begroting(en) van een ministerie. Daarom wordt de begrotingswet ook ondertekend door de Minister. Dit komt in de beleidsartikelen tot uitdrukking onder het kopje «Rol en verantwoordelijkheid Minister». De Staatssecretaris wordt hier niet genoemd. Het begrip Staatssecretaris komt in de CW niet voor. De verhouding tussen Minister en Staatssecretaris is in de Grondwet (artikel 46) geregeld. De Staatssecretaris wordt belast met een deel van de taken van de Minister. Minister en Staatssecretaris verdelen de taken onderling op aanwijzing van de Minister. Voor SZW betekent dit dat de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor een groot aantal beleidsinstrumenten die in de begroting zijn opgenomen, zoals in de beleidsartikelen 2 (o.a. het Macrobudget participatiewetuitkeringen), 4 (Wajong), 8 (AOW, pensioenbeleid), 9 (Anw) en 11 (uitvoeringskosten SVB). Dit ongeacht het feit dat de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris in de beleidsartikelen niet expliciet bij «Rol en verantwoordelijkheid» wordt vermeld.

Bronvermelding tabellen met kerncijfers

In tabellen waarin realisatiegegevens van kerncijfers zijn opgenomen wordt in noten onder de tabel verwezen naar de bron van deze gegevens. Ramingen van de kerncijfers komen – tenzij anders vermeld – voor rekening van het Ministerie van SZW.

Wijze van verwerking Middellange Termijnraming CPB

Het CPB heeft recent meerjarencijfers voor de jaren 2018–2021 geleverd. Het betreft cijfers voor de macro-economische uitgangspunten zoals nominale ontwikkelingen en de conjuncturele uitgaven voor de werkloosheid. Deze uitgangspunten hebben effect op de uitgaven SZA. Deze cijfers van het CPB zijn in de begroting technisch verwerkt. Het gaat om cijfers voor de volgende kabinetperiode waarvoor nog kaders moeten worden vastgesteld. Met een verwerking van deze MLT-cijfers in de begroting zullen de kabinetscijfers beter aansluiten bij de gangbare cijfers van het CPB die een rol spelen bij de verkiezingsprogramma’s voor de kabinetperiode 2018–2021.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw (Tweede Kamer, 2010–2011, 21 501-220, nr. 537) ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van de aanbevelingen.

Afwijkingen van de RBV

In de beleidsagenda ontbreken de overzichtstabellen met de belangrijkste beleidsmatige mutaties (RBV-model 1.32b). In plaats van deze tabellen wordt in de beleidsagenda een analyse gegeven van de ontwikkeling van het SZA-kader. De aansluitingstabellen tussen de voorgaande en de huidige begroting zijn opgenomen in bijlage 1 van deze begroting.

HOOFDSTUK 2: HET BELEID

2.1 BELEIDSAGENDA

2.1.1 Beleidsprioriteiten
2.1.1.1 Breed gedragen herstel

Balans opmaken

In 2017 zijn er weer verkiezingen en spreekt Nederland zich uit over de richting van een volgend kabinet. Het is nu een goed moment om de balans op te maken van de afgelopen periode. Vier jaar geleden zat ons land midden in een economische crisis die vrijwel iedereen heeft gevoeld. De werk- en inkomenszekerheid van honderdduizenden Nederlanders stond onder druk. Het kabinet nam de verantwoordelijkheid om enerzijds de overheidsfinanciën op orde te krijgen en anderzijds de gevolgen van de crisis te beperken, met een eerlijke verdeling van de lasten. Het kabinet heeft belangrijke hervormingen doorgevoerd, zoals met de Wet werk en zekerheid (Wwz) en de Participatiewet. Daarbij heeft het kabinet steeds oog gehad voor de zwaksten in de samenleving, bijvoorbeeld met de banenafspraak uit het sociaal akkoord en de extra middelen voor armoedebestrijding.

Herstel

Mede dankzij dit kabinet staat Nederland er nu beter voor dan vier jaar geleden. Mensen hebben weer meer vertrouwen in de toekomst en vinden vaker een baan. Het aantal mensen dat een vaste baan krijgt, stijgt voor het eerst sinds 2009. Maar we zijn er nog niet. De werkloosheid is gedaald, maar is nog hoog. Méér werk en beter werk blijven belangrijke uitdagingen voor de nabije toekomst. Met de Participatiewet en de banenafspraak uit het sociaal akkoord heeft het kabinet stappen gezet om de kansen voor mensen die niet goed kunnen meekomen, te vergroten. Zo neemt het aantal mensen met een arbeidsbeperking dat een baan vindt bij een reguliere werkgever toe. De komende jaren moeten we ervoor zorgen dat ieders kansen op goed werk verder verbeteren. Daarbij moeten we ook aandacht hebben voor al die werknemers die onzeker zijn over de toekomst van hun baan. Discussies zoals recentelijk in Groot-Brittannië rondom «Brexit» laten zien dat veel mensen bezorgd zijn over hun positie op de Europese arbeidsmarkt.

Internationale context

Voor veel vraagstukken op SZW-terrein wordt internationale samenwerking steeds belangrijker. Afspraken over goed werk, eerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt en verbetering van arbeidsomstandigheden in internationale productieketens moeten we op Europees of zelfs mondiaal niveau maken. We kunnen ook veel van elkaars ervaringen leren, bijvoorbeeld op het gebied van armoedebestrijding.

Vluchtelingencrisis

De opvang van asielzoekers heeft de afgelopen tijd veel gevraagd van overheden op Europees, landelijk en lokaal niveau, maar ook van duizenden vrijwilligers. Samen staan we voor de uitdaging om degenen die mogen blijven volledig te laten integreren en participeren in onze samenleving. We moeten daarbij voorkomen dat de recente reeks terroristische aanslagen in Europa leidt tot angst die de integratie van nieuwkomers ondermijnt.

2.1.1.2 Beleid 2017

Het beleid voor 2017 richt zich op twee kernwaarden: goed werk en kansen voor iedereen. Voor het realiseren van deze kernwaarden is het van belang dat de ingezette hervormingen en decentralisaties hun beslag krijgen in de praktijk.

Goed werk

Minimumloon

Verhoging minimumjeugdloon

Goed werk begint bij een minimumloon waarvan je kunt rondkomen. Dat geldt ook voor jongeren van 21 jaar die werken en geacht worden financieel zelfstandig te zijn. De huidige vormgeving van het minimumjeugdloon, waarbij jongeren pas vanaf hun 23e recht krijgen op het reguliere wettelijk minimumloon, past daar niet meer bij. Vanaf 2017 werkt het kabinet daarom toe naar een volwaardig minimumloon vanaf 21 jaar en een hoger minimumjeugdloon voor 18-, 19- en 20-jarigen. Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheid om een wettelijk minimumuurloon in te voeren, zodat het minimumloon per gewerkt uur niet meer afhankelijk is van de arbeidsduur. Zo lang er nog geen minimumuurloon is, wordt alvast wettelijk geregeld dat wie meer dan 40 uur per week werkt (meerwerk), ook recht krijgt op evenredig meer dan het wettelijke minimumloon. Verder blijft betaling op basis van stukloon mogelijk, maar gaan werknemers die stukloon ontvangen, ook ten minste het wettelijk minimumloon verdienen. Met deze aanpassingen ontstaat een toekomstbestendige wet die recht geeft op een sociaal aanvaardbare beloning. Een wet die bovendien heldere en eenduidige eisen stelt aan werkgevers, waardoor deze ook beter te handhaven is door de Inspectie SZW.

Werk en zekerheid

Oplossen van knelpunten

De Wet werk en zekerheid is een belangrijke stap naar een betere balans tussen «flex» en «vast» op de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft daarbij oog voor knelpunten en onvoorziene effecten, en lost deze op. Bijvoorbeeld door aanpassing van de ketenbepaling, waardoor de zogenoemde tussenpoos van zes maanden bij cao kan worden teruggebracht naar drie maanden indien sprake is van seizoensgebonden werk. En door aanpassing van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, waarmee het verzekerd loon voor bijvoorbeeld flexwerkers eerlijker wordt berekend. Ook bereidt het kabinet een wetsvoorstel voor waarmee werkgevers en werknemers meer mogelijkheden krijgen om in cao’s afspraken te maken over transitievoorzieningen, zoals omscholing en van-werk-naar-werk-begeleiding van werknemers, in geval van ontslag om bedrijfseconomische redenen. Tot slot werkt het kabinet aan een wetsvoorstel waardoor werkgevers bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid compensatie kunnen krijgen voor de wettelijke transitievergoeding. Het kabinet acht dat gerechtvaardigd, gezien de kosten die werkgevers al maken voor onder meer de re-integratie van hun zieke werknemer. Komende tijd zijn vervolgens de cao-partijen aan zet om met elkaar verdere afspraken te maken over flexibiliteit en zekerheid. Er kan op dit gebied vaak meer dan werkgevers en werknemers denken, en maatwerk is belangrijk. Iedere sector of bedrijfstak is immers anders, met verschillende behoeftes bij werkgevers en werknemers.

Re-integratie

Ziekte en arbeidsongeschiktheid

Ook op andere terreinen blijft het kabinet kritisch kijken naar knelpunten op de arbeidsmarkt. Zoals bij loondoorbetaling en re-integratie in geval van ziekte van een werknemer. Het kabinet gaat de beoordeling van re-integratietrajecten door het UWV, in het bijzonder de re-integratie bij een nieuwe werkgever (het «tweede spoor»), begrijpelijker en voorspelbaarder maken. Hiermee wordt voorkomen dat re-integratietrajecten alleen maar worden gestart om een loonsanctie te voorkomen. Daarnaast moeten zowel werknemers als werkgevers straks het initiatief kunnen nemen voor een vervroegde WIA-aanvraag ingeval een zieke werknemer géén perspectief meer heeft op terugkeer op de arbeidsmarkt. De werkgever kan de IVA-uitkering van zijn zieke werknemer verrekenen met het loon, waardoor zijn financiële lasten omlaag gaan. Deze maatregelen zorgen voor een eerlijkere verdeling van verantwoordelijkheden, en zieke werknemers behouden de maximale kans op terugkeer naar werk. In het najaar van 2016 start een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) om in kaart te brengen hoe de arbeidsparticipatie van WIA-verzekerden met een arbeidsbeperking verder kan worden verhoogd.

Gezond en veilig werken

Inzet op preventie

Het voorkomen van ziekte blijft natuurlijk het beste. Daarom blijft het kabinet inzetten op de preventie van beroepsgerelateerde ziekten en ongevallen. Het meerjarige programma «Duurzame inzetbaarheid» richt zich in 2017 op de aanpak van psychosociale arbeidsbelasting, waaronder het voorkomen van ongewenste omgangsvormen op het werk. Met een wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet wil het kabinet daarnaast de onafhankelijke positie van de bedrijfsarts versterken, en de toegankelijkheid van de bedrijfsarts voor werknemers beter borgen. Het meerjarige programma «Toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg» zal parallel hieraan worden ingezet om de maatschappelijke bewustwording van het belang van preventie en goede arbeidsgerelateerde zorg te vergroten.

Kansen voor iedereen

Meer kansen voor de onderkant van de arbeidsmarkt

Lage-inkomensvoordeel

Om de arbeidsmarktkansen voor mensen met een laag inkomen te vergroten, is er vanaf 2017 het lage-inkomensvoordeel (LIV): een financieel voordeel voor werkgevers die een werknemer in dienst nemen – of houden – die het wettelijk minimumloon verdient of net iets meer. De regeling is eenvoudig: werkgevers hoeven hiervoor geen aanvraag in te dienen. De Belastingdienst betaalt het lage-inkomensvoordeel automatisch uit. In 2018 worden ook de premiekortingen die werkgevers krijgen voor het in dienst nemen van ouderen en mensen met een arbeidsbeperking omgezet in eenvoudigere loonkostenvoordelen, die onafhankelijk van de afgedragen premies worden uitbetaald. Ook kleine werkgevers krijgen dan altijd de volledige tegemoetkoming in de loonkosten voor deze doelgroepen.

Verbeteringen Participatiewet

Het kabinet wil dat mensen met een arbeidsbeperking zo veel mogelijk participeren in regulier werk. De Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten zijn belangrijke instrumenten waarmee het kabinet dit stimuleert. Uit de monitor van de Participatiewet, uit signalen uit de praktijk en uit overleg met de Tweede Kamer komt naar voren dat onderdelen van deze wetten verder verbeterd kunnen worden. Naar aanleiding hiervan zijn met betrokken partijen afspraken gemaakt om de praktische uitvoering te verbeteren. Zo zijn vanaf 2016 een uniforme no-riskpolis en een uniforme premiekorting geïntroduceerd voor iedereen die onder de doelgroep van de banenafspraak valt, en kunnen leerlingen die uit het voortgezet speciaal onderwijs komen direct worden opgenomen in het doelgroepregister. Het wetsvoorstel ter vereenvoudiging en stroomlijning van de Participatiewet bevat een aantal maatregelen om de kansen voor mensen uit de doelgroep verder te vergroten vanaf 2017. Zo kunnen zij straks sneller aan het werk bij een werkgever met een loonkostensubsidie van de gemeente.

Meer beschut werk

Het kabinet wil dat gemeenten meer beschutte werkplekken realiseren. Beschutte werkplekken zijn bedoeld voor mensen die wel kunnen werken, maar zoveel begeleiding en/of aanpassingen nodig hebben dat het niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt. Het aantal beschutte werkplekken bij gemeenten blijft sterk achter bij de doelstellingen: van de beoogde 1.600 nieuwe plekken eind 2015 werden er slechts 44 gerealiseerd. Uit onderzoek van de Inspectie SZW blijkt bovendien dat een kwart van de gemeenten helemaal geen beschut werk aanbiedt. Daarom wil het kabinet gemeenten wettelijk verplichten om werkplekken te realiseren voor mensen met een advies beschut werk. Daarbij stelt het kabinet voor de periode 2016–2020 € 100 miljoen beschikbaar voor extra implementatieondersteuning, een bonus voor gemeenten die beschut werk realiseren en uitbreiding van de no-riskpolis naar de doelgroep beschut werk.

Banenafspraak

De eerste effectmeting van de banenafspraak laat zien dat zowel de marktsector als de overheid de 9.000 afgesproken banen voor mensen uit de doelgroep hebben gerealiseerd in 2015. Dat is mooi nieuws en vormt een goede basis voor de toekomst. Het aantal nieuwe banen moet de komende jaren echter nog stevig blijven groeien om het afgesproken aantal van 125.000 extra plaatsen in 2025 te bereiken. Het zou bovendien mooi zijn als meer mensen die op uitzend- of detacheringsbasis aan de slag gaan, de komende jaren kunnen doorstromen naar een dienstverband bij de werkgever waar zij hun werkzaamheden verrichten. Daarom blijft het belangrijk om te kijken waar de regels kunnen worden vereenvoudigd en hoe belemmeringen voor het in dienst nemen van mensen uit de doelgroep kunnen worden weggenomen.

Soepele transities op de arbeidsmarkt

Intensivering WW-dienstverlening

Werkzoekenden hebben er baat bij als zij zo snel mogelijk een andere baan vinden. Met ingang van 2017 wordt het budget voor de WW-dienstverlening van het UWV daarom verhoogd tot € 160 miljoen. Hiermee kan het UWV een persoonlijkere dienstverlening gaan leveren aan werkzoekenden met een WW-uitkering. Dit voorziet in een behoefte van werkzoekenden en vergroot bovendien de kans op een snelle werkhervatting. Doordat mensen sneller werk vinden, verdient deze investering zichzelf terug.

Scholingsvouchers

Om de overgang van werk naar werk of van een uitkering naar werk verder te ondersteunen, zijn er ook in 2017 scholingsvouchers beschikbaar. Mensen met een baan of een WW-uitkering, en zelfstandigen, kunnen zich hiermee omscholen naar een beroep met een beter perspectief op werk. Zo worden werkzoekenden gestimuleerd om inzetbaar te blijven en kunnen werkgevers gemakkelijker geschikte mensen vinden in beroepen met veel vacatures. Voor deze scholingsvouchers is € 30 miljoen beschikbaar vanaf medio 2016. Daarnaast gaan sociale partners projecten uitvoeren die zijn gericht op dienstverlening aan werkzoekenden en op nauwere samenwerking in de regio. Het kabinet stelt hiervoor € 40 miljoen beschikbaar.

Beperken langdurige werkloosheid vijftigplussers

Vooral voor vijftigplussers kan de overgang naar ander werk of van een uitkering naar werk nog beter. Hoewel vijftigplussers niet vaker werkloos zijn dan andere leeftijdsgroepen, blijkt wel dat vijftigplussers meer moeite hebben om weer aan het werk te komen áls ze werkloos worden. Hierdoor is de langdurige werkloosheid onder deze groep ongewenst groot. Dit wordt aangepakt met het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» dat in 2017 van start gaat: een gemeenschappelijke campagne van het kabinet en sociale partners om het arbeidsmarktperspectief van vijftigplussers te verbeteren. Kern van de aanpak is dat vijftigplussers worden ondersteund bij het vinden van werk en dat werkgevers worden gestimuleerd om hen aan te nemen. Sociale partners hebben hiervoor belangrijke sleutels in handen, bijvoorbeeld het omvormen van generieke «ontziemaatregelen» in cao’s (zoals extra vakantiedagen) die ouderen minder aantrekkelijk maken voor werkgevers. Maar ook het kabinet draagt bij. Zo verlaagt het kabinet de leeftijdsgrens van de no-riskpolis naar 56 jaar en stelt het extra geld beschikbaar voor experimenten om de kansen bij werkgevers beter te benutten. Voor het gehele actieplan (2017–2018) trekt het kabinet € 68 miljoen uit. Oud-voetbalinternational John de Wolf speelt een belangrijke rol als boegbeeld van de aanpak van werkloosheid onder vijftigplussers.

Box ouderenwerkloosheid

De motie Schut-Welkzijn c.s. verzoekt de Minister van SZW om voor het huidige en toekomstige beleid ten aanzien van ouderenwerkloosheid, zoveel als mogelijk is, vast te leggen hoeveel ouderen worden bereikt, welke uitgaven ermee zijn gemoeid en hoe de effectiviteit zal worden gemeten en hierover in de Begroting 2017 te informeren.

Voor wat betreft het toekomstige beleid komt de evaluatieparagraaf in het nieuwe actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» al tegemoet aan deze motie. Eind 2018 zal worden gekeken in hoeverre de ingezette instrumenten een bijdrage leveren aan het behalen van de doelstellingen uit het actieplan. Daardoor is gewaarborgd dat informatie over het gebruik, de effecten en de effectiviteit zoveel mogelijk beschikbaar komt. De Tweede Kamer wordt begin 2017 geïnformeerd over de eindresultaten van het «Actieplan 50pluswerkt», dat tot 1 oktober 2016 loopt. Hierbij zal, waar mogelijk, ook ten aanzien van het huidige beleid (tot 2017) het verzoek in de motie betrokken worden.

In tabel 2.1.1 zijn zoveel mogelijk de beoogde uitgaven en aantallen deelnemers opgenomen van het huidige en toekomstige beleid ten aanzien van ouderenwerkloosheid. Dit betreft de plaatsingsfees uit het «Actieplan 50plus werkt» die in 2017 nog toegekend kunnen worden. Verder zijn de uitgaven en het beoogde bereik van de nieuwe instrumenten uit het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» opgenomen en de overige instrumenten die gericht zijn op de re-integratie van werklozen (waaronder ouderen).

Vervolg: Box ouderenwerkloosheid

Tabel 2.1.1: beoogde uitgaven (€x 1.000) en aantallen deelnemers van het huidige en toekomstige beleid ten aanzien van ouderenwerkloosheid.

Maatregel

Aantal beoogde deelnemers

Uitgaven 2017

Actieplan 50plus werkt

   

Plaatsingsfees

5.000 plaatsingsfees

5.000

     

Perspectief voor vijftigplussers

   

2e loopbaan advies, training leidinggevenden, centraal aanspreekpunt

50.000 werknemers en leidinggevenden

13.000

Intensieve ondersteuning aan werkzoekenden

10.000 werkzoekenden

10.000

Werkgeversbenadering

 

7.000

Verlagen no-risk polis

500 werkzoekenden

65

Experimenten meer werk

 

3.000

Campagne

 

1.000

     

Overige instrumenten

   

Mobiliteitsbonus1

Onbekend

Onbekend

Proefplaatsingen2

Onbekend

Budgetneutraal

X Noot
1

Omdat de premiekorting niet alleen bestaat uit een stimulans om 56-plussers aan te nemen maar zich ook richt op arbeidsgehandicapten, kunnen deze doelgroepen op dit moment niet eenvoudig uit elkaar gehaald worden. Met ingang van 2018 wordt de mobiliteitsbonus vervangen door het loonkostenvoordeel en kan er ook inzicht geboden worden in het aantal verstrekkingen.

X Noot
2

Het instrument proefplaatsing is niet leeftijdsgebonden, waardoor het op dit moment niet mogelijk is een onderscheid naar vijftigplussers te maken. In het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» is aangekondigd dat de mogelijkheid van proefplaatsing voor vijftigplussers verruimd wordt. SZW zal daarbij tevens bezien of de doelgroep beter in beeld gebracht kan worden.

Goede en toegankelijke kinderopvang

Hogere kinderopvangtoeslag

Goede kinderopvang biedt kinderen een vertrouwde en veilige omgeving waarin zij zich kunnen ontwikkelen en bevordert de arbeidsparticipatie van ouders. Daarom investeert het kabinet vanaf 2017 € 200 miljoen per jaar in de toegankelijkheid en kwaliteit van de kinderopvang. De kinderopvang wordt financieel toegankelijker gemaakt door een verhoging van de kinderopvangtoeslag. Daarnaast wordt de toegankelijkheid verbeterd door de bestuurlijke afspraken met gemeenten over uitbreiding van het gemeentelijk aanbod voor peuters van niet-werkende ouders.

Herijking kwaliteitseisen

Het breed gedragen akkoord «Innovatie en kwaliteit in de kinderopvang» vormt de basis voor een herijking van de kwaliteitseisen. Het akkoord behelst onder andere een verhoging van de kwaliteit van de babyopvang door het aantal beroepskrachten per kind te verhogen van één op vier naar één op drie, door coaching on the job voor alle medewerkers en een mentor voor elk kind. De wetgeving hiertoe wordt in 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarnaast bereidt het kabinet wetgeving voor om de verschillen in kwaliteitseisen en financiering van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang op te heffen, waardoor het stelsel overzichtelijker wordt voor ouders.

Aanpassing financiering

Het kabinet wil de financiering van de kinderopvang wijzigen naar een systeem van directe financiering. Dit systeem is gebaseerd op twee geldstromen: de Rijksoverheid bekostigt kinderopvangorganisaties rechtstreeks, en ouders betalen een eigen bijdrage afhankelijk van hun inkomen. Het systeem komt in de plaats van de huidige kinderopvangtoeslag. De geldstromen van en naar ouders worden hiermee beperkt, wat de risico’s van onverwachte nabetalingen en terugvorderingen verkleint. De plannen zijn recentelijk getoetst en dit heeft aanleiding gegeven om extra tijd uit te trekken voor een zorgvuldige voorbereiding. De beoogde invoeringsdatum van (volledige) directe financiering is 2020; het wetsvoorstel wordt nog deze kabinetsperiode aan de Tweede Kamer aangeboden.

Een samenleving waarin iedereen meedoet

Belang van integratie

Het huidige tijdsgewricht kenmerkt zich door oplopende maatschappelijke onrust. De spanningen elders in de wereld, de dreiging die uitgaat van terroristische aanslagen en de maatschappelijke gevolgen van omvangrijke groepen vluchtelingen die hun thuisland hebben verlaten op zoek naar een beter onderkomen, vragen om een stevige inzet op integratie. In de Agenda Integratie heeft het kabinet hiertoe maatregelen ingezet. Deze zijn, in reactie op de recente ontwikkelingen, uitgebreid. De maatregelen zijn gericht op participatie van mensen met een migrantenachtergrond, het uitdragen van de democratische kernwaarden als basis voor het samenleven in Nederland, het stellen van grenzen waar nodig en het creëren van een samenleving waarin er gelijke kansen zijn.

Bestrijding discriminatie

In onze samenleving moet iedereen mee kunnen doen en is er dus geen plaats voor discriminatie. Het kabinet communiceert de normen die we hierover met elkaar hebben afgesproken in Nederland. De campagne «Zet een streep door discriminatie» wordt daartoe verder gevoerd in 2017 in samenwerking met de Ministeries van OCW en V&J. Daarnaast wordt actief lokaal beleid voor de aanpak van discriminatie gestimuleerd. Maatschappelijke organisaties en sleutelfiguren uit verschillende gemeenschappen hebben een belangrijke rol in het bespreekbaar maken van discriminatie, het vergroten van de weerbaarheid van mensen (bijvoorbeeld door ze te stimuleren melding te maken van discriminatie), en het tegengaan van negatieve beeldvorming.

Integratie en participatie nieuwkomers

Rijk en gemeenten geven gezamenlijk uitvoering aan de huisvesting en integratie van vluchtelingen, zoals afgesproken in de bestuursakkoorden. In 2017 wordt met een wijziging van de Wet inburgering de participatieverklaring van statushouders geïntroduceerd en wordt maatschappelijke begeleiding vastgelegd als taak van gemeenten. Met de introductie van de participatieverklaring komt er meer nadruk op de Nederlandse kernwaarden: gelijkwaardigheid, vrijheid, solidariteit en participatie. De participatieverklaring is een onderdeel van het inburgeringsexamen en is verplicht voor alle inburgeringsplichtigen. Het niet afronden van het participatieverklaringstraject kan leiden tot een boete en tot het niet (tijdig) behalen van het inburgeringsexamen. Van nieuwkomers wordt verlangd dat zij participeren. Dit wordt ook gestimuleerd, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk mogelijk te maken. Vrijwilligerswerk kan een waardevolle bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving en kan tegelijkertijd als opstapje dienen naar een betaalde baan voor hen die mogen blijven. Immers: blijven is meedoen. Nieuwe statushouders worden zoveel mogelijk gehuisvest in een arbeidsmarktregio die op basis van hun opleiding en werkervaring de beste kansen biedt. De wachttijd voor huisvesting moet alvast zo nuttig mogelijk worden besteed, bijvoorbeeld aan onderwijs of arbeidsmarktoriëntatie. Het kabinet zal samen met gemeenten blijven kijken hoe de gemeenten hun lokale regierol hierin het beste kunnen vervullen.

Hardere aanpak waar nodig

Werken aan een samenleving waarin iedereen meedoet betekent ook dat mensen die er bewust voor kiezen om niet meer mee te doen, en die het ook voor anderen willen verpesten, harder worden aangepakt. Als onderdelen van het actieprogramma «Aanpak jihadisme» worden gemeenten hierin ondersteund middels de versterkingsgelden en vanuit de Expertise-unit Sociale Stabiliteit met advies op maat gericht op preventie en het voorkomen van escalatie. Met het wetsvoorstel Beëindigingsgrond uitkeringen bij jihadisme wil het kabinet de uitkeringen, toeslagen of studiefinanciering kunnen stopzetten van mensen die uitreizen met het doel om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Daarnaast wordt niet getolereerd dat mensen elkaars vrijheid beperken. Sociale druk zet momenteel diverse geledingen van de Turkse gemeenschap verder tegen elkaar op, terwijl we juist op zoek moeten naar verbinding. Vanuit het integratiebeleid wordt stevig ingezet op dialoog vanuit de landelijke en lokale overheden met de diverse geledingen binnen de Turkse gemeenschap.

Ondersteuning bij armoede en schulden

Armoedebestrijding

Niet iedereen is financieel zelfredzaam. Het voorkomen en bestrijden van armoede en problematische schulden is daarom van belang om mensen kansen te bieden voor een betere toekomst. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor armoedebestrijding en dankzij de decentralisaties in het sociale domein kunnen zij armoede, schulden en andere problemen integraler aanpakken. Het is daarbij van belang dat de schuldhulpverlening breed toegankelijk is en maatwerk biedt. In 2017 werkt het kabinet op basis van de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening samen met betrokken partijen aan het verder verbeteren van de professionaliteit van de schuldhulpverlening, het doorontwikkelen en verspreiden van innovatieve aanpakken en de registratie en beschikbaarheid van noodzakelijke gegevens. Specifiek voor armoedebestrijding onder ouderen met een bijstandsuitkering stelt het kabinet in 2017 en 2018 in totaal € 7,5 miljoen beschikbaar via het Gemeentefonds.

Kansrijk opgroeien

Alle kinderen in Nederland moeten kansrijk kunnen opgroeien. Ook zij die in een gezin leven met een hele kleine portemonnee. In 2014 leefden 421.000 kinderen in een huishouden met een laag inkomen waarvan 131.000 al 4 jaar of langer. Om ervoor te zorgen dat ook kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen kansrijk kunnen opgroeien, stelt het Rijk structureel € 100 miljoen beschikbaar voor benodigdheden voor kinderen (0 tot 18 jaar) waardoor ze mee kunnen doen en die ze nu missen door armoede. Het gaat bijvoorbeeld om schoolbenodigdheden, sportattributen, zwemles, kleding of schoolreisje. Om er zeker van te zijn dat de middelen direct bij de kinderen terecht komen, ontvangen de kinderen deze benodigdheden in natura. De beschikbaarstelling van deze middelen zal op een dusdanige wijze gebeuren dat er zo min mogelijk administratieve lasten zijn.

Vereenvoudiging beslagvrije voet

Terugdringing van armoede- en schuldenproblematiek vraagt ook om een eenvoudig en gecoördineerd proces van schuldinning. De beslagvrije voet voorziet erin dat mensen aan hun financiële verplichtingen voldoen, maar ook voldoende middelen overhouden om in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te voorzien. Schuldeisers moeten de beslagvrije voet dan ook te allen tijde in acht nemen. Dat gaat nog te vaak mis. Daarom wordt het vaststellen van de beslagvrije voet gemakkelijker gemaakt met het wetsvoorstel Vereenvoudiging beslagvrije voet. Het aantal gegevens dat benodigd is voor de bepaling van de beslagvrije voet gaat omlaag en bovendien worden alleen nog gegevens uit standaardregistraties gebruikt, waardoor ook de schuldenaar ontlast wordt. Tegelijkertijd wordt het proces van beslaglegging aangepast zodat beslagleggende partijen beter van elkaars incassoactiviteiten hoogte zijn. Dit alles maakt het voor schuldeisers gemakkelijker om rekening te houden met de beslagvrije voet. Vanwege het grote belang voor mensen met schulden streeft het kabinet naar implementatie in 2017. In het verlengde hiervan zal het kabinet de Rijksincassovisie, die een betere samenwerking tussen overheidsorganisaties beoogt, in 2017 verder concretiseren.

Evenwichtige inkomensontwikkeling

Koopkracht

Het kabinet heeft en houdt ook in 2017 oog voor groepen die financieel op achterstand dreigen te komen, werkenden en niet-werkenden. Voor 2017 leiden de lage dekkingsgraden van de pensioenfondsen tot een extra uitdaging voor een evenwichtige koopkrachtontwikkeling, nu het ernaar uitziet dat een groot aantal fondsen de pensioenen opnieuw niet kan verhogen («indexeren») of misschien zelfs moet korten. Hoewel het niet de rol is van de overheid om gepensioneerden hiervoor te compenseren, neemt het kabinet wel een aantal maatregelen die de koopkracht van gepensioneerden verbeteren. Het kabinet verhoogt vanaf 2017 de zorgtoeslag, de huurtoeslag en het kindgebonden budget, wat gunstig is voor de koopkracht van mensen met een laag inkomen. Daarnaast gaan de algemene heffingskorting en de ouderenkorting structureel omhoog. Met deze koopkrachtmaatregelen gaan bijna 80% van alle gepensioneerden en meer dan 90% van alle werkenden en uitkeringsgerechtigden er volgend jaar in koopkracht op vooruit. Het kabinet zorgt er zo voor dat werkenden, uitkeringsgerechtigden én gepensioneerden profiteren van het economisch herstel in Nederland.

2.1.1.3 Met de blik op de toekomst

Ook voor de jaren na 2017 zijn er uitdagingen op het terrein van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid. Hierbij identificeren we een viertal hoofdthema’s: een toekomstbestendig pensioenstelsel, sociale cohesie, een arbeidsmarkt die steeds sneller verandert, en een arbeidsmarkt die iedereen kansen biedt.

Een toekomstbestendig pensioenstelsel

Overeenstemming over uitgangspunten

We staan de komende jaren voor de uitdaging om ons pensioenstelsel aan te passen aan de manier waarop we werken en leven in de 21ste eeuw. De breed gedragen wensen uit de Nationale Pensioendialoog zijn daarbij richtinggevend: transparantie en heldere afspraken vooraf over pensioenrechten en -risico’s; betere aanpasbaarheid van het pensioen aan de individuele voorkeuren en omstandigheden van mensen; en een pensioenstelsel dat aansluit op de moderne arbeidsmarkt met een toereikende pensioenopbouw voor alle werkenden. Ook de Europese Commissie beveelt Nederland aan om ons pensioenstelsel transparanter en schokbestendiger te maken, en ervoor te zorgen dat jong en oud kunnen vertrouwen op een eerlijke verdeling van de pot. Daarbij wil het kabinet de sterke elementen van het huidige stelsel, zoals het collectief delen van risico’s, behouden.

Zorgvuldige overgang noodzakelijk

Het kabinet heeft 2020 beoogd voor de overgang naar een nieuw stelsel dat aan deze wensen tegemoetkomt. Een ambitieuze doelstelling, die zorgvuldigheid en voortvarendheid vereist bij het verder uitwerken van alternatieven. Ook de transitie naar het nieuwe stelsel moet zorgvuldig worden uitgedacht, zodat de lusten en de lasten eerlijk worden verdeeld. Het kabinet zal hierin de regie houden en nauw blijven samenwerken met het pensioenveld en sociale partners. In de tussentijd worden alvast een aantal verbeteringen aangebracht aan het huidige stelsel. Het nieuwe Financieel toetsingskader (FTK) zorgt ervoor dat financiële schokken geleidelijker doorwerken in de premies en de pensioenuitkeringen. Daardoor hoeven pensioenfondsen hun uitkeringen nu minder te korten. De Wet verbeterde premieregelingen maakt moderne premieregelingen mogelijk die deelnemers een grotere kans bieden op een beter pensioenresultaat. En tot slot werkt het kabinet aan een voorstel voor de automatische overdracht van kleine pensioenen om het pensioenresultaat van mensen die regelmatig van baan wisselen te verbeteren en de uitvoeringskosten te verlagen.

AOW blijft basis

In het nieuwe stelsel blijft de AOW het fundament van onze oudedagsvoorziening. Het kabinet heeft de AOW toekomstbestendig gemaakt door de AOW-leeftijd versneld te verhogen en vanaf 2022 te koppelen aan de levensverwachting. Dankzij de AOW bouwt iedereen in Nederland een welvaartsvaste basis op voor zijn oude dag, en is armoede onder ouderen ook na de crisis relatief laag.

Sociale cohesie

Tegengestelde ontwikkelingen

Maatschappelijke veranderingen leiden tot verschillende tegengestelde ontwikkelingen in onze samenleving. Dit is onder andere te zien bij de houding ten aanzien van asielzoekers: vrijwilligers die bijdragen aan een warme ontvangst en tegelijkertijd de angst bij veel mensen voor de gevolgen van een te grote instroom. De tegengestelde ontwikkelingen uiten zich ook in de stijgende opleidingsniveaus van de tweede generatie niet-Westerse migranten versus de relatief hoge werkloosheid onder diezelfde groep. Onder jongeren met een niet-Westerse migrantenachtergrond leeft het gevoel dat ze niet volledig deel zijn van onze samenleving: zij voelen zich onvoldoende vertegenwoordigd in de media, politiek en bestuur en voelen zich apart gezet in het publieke debat. Maar uitdagingen op het gebied van sociale cohesie betreffen niet alleen migranten. Arm en rijk, hoger en lager opgeleiden leven steeds meer in gescheiden werelden. Deze tegenstellingen kunnen de sociale cohesie onder druk zetten en ervoor zorgen dat mensen niet meer meedoen in onze samenleving. Afbreuk van samenhang in de samenleving maakt ons minder weerbaar tegen negatieve invloeden en daarmee vatbaarder voor crisis. «Wij» en «zij»-denken kan leiden tot sociale spanningen en is in het ergste geval de eerste stap naar radicalisering en extremisme.

Taal, onderwijs en werk

Alleen gezamenlijk kunnen we deze ontwikkelingen het hoofd bieden. Een goed functionerende samenleving, waarin iedereen mee wil doen, vereist dat iedereen kansen ziet voor zijn eigen toekomst. Taal, onderwijs en werk spelen daarin een grote rol. Voor nieuwkomers is het belangrijk dat ze snel de Nederlandse taal leren, een opleiding hebben die aansluit bij de Nederlandse arbeidsmarkt en de kernwaarden van onze samenleving internaliseren. Dit zijn immers belangrijke voorwaarden voor een goede kans op werk en, in brede zin, voor deelname aan onze samenleving. De werkvloer is ook bij uitstek de plek waar mensen uit verschillende groepen elkaar ontmoeten en met elkaar samenwerken. Hierdoor zien mensen niet alleen een toekomst voor zichzelf, maar ook een toekomst met elkaar.

Dialoog

Mensen kunnen hun talenten echter pas optimaal ontwikkelen en benutten als de samenleving ook voor ze openstaat. Waar de samenleving onvoldoende kansen biedt, door vooroordeel of stigma, moeten we met elkaar de dialoog aangaan. Dat gaat niet altijd vanzelf. Daarom blijft het belangrijk om te investeren in een goede verbinding tussen de overheid en het maatschappelijk middenveld, en de dialoog met maatschappelijke organisaties te versterken.

Een arbeidsmarkt die steeds sneller verandert

Een leven lang leren

Om te kunnen profiteren van snelle technologische ontwikkelingen moeten mensen zijn toegerust op permanente verandering. Dit vereist dat zij een leven lang leren en werken aan hun inzetbaarheid. Dit begint op jonge leeftijd, met kwalitatief goede en toegankelijke kinderopvang en scholen. Maar ook werknemers met een goede baan moeten zorgen dat ze blijven meegaan met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Vooral voor mensen met een relatief hoog risico op (langdurige) werkloosheid, zoals laagopgeleiden, flexwerkers of oudere werknemers, is het cruciaal dat ze blijven werken aan hun duurzame inzetbaarheid. Een cultuuromslag ten aanzien van leren is daarom belangrijk bij werkgevers én werknemers.

Beperken tweedeling op de arbeidsmarkt

Een onvoorspelbare toekomst vraagt ook om een goed werkende arbeidsmarkt met heldere spelregels. Een arbeidsmarkt waarin de aard van het werk leidend is voor de contractvorm waaronder het werk wordt verricht. Zo’n arbeidsmarkt is er nog niet. De keuze voor de contractvorm wordt nog mede bepaald door institutionele factoren, zoals verschillen in de fiscale behandeling van werknemers en zzp’ers. Mede hierdoor is het aandeel zzp’ers in de beroepsbevolking sinds 1995 met 60% gestegen, en het aandeel werknemers met tijdelijke contracten met 80%. Deze ontwikkelingen leiden tot een tweedeling op de arbeidsmarkt: een groep vaste werknemers met relatief veel bescherming, en een groeiende groep flexwerkers met relatief weinig. Terwijl het soms gaat om mensen met heel vergelijkbare voorkeuren en heel vergelijkbare werkzaamheden. Ook de Europese Commissie beveelt Nederland aan om actie te ondernemen om deze tweedeling op de arbeidsmarkt te beperken. Hier ligt de komende jaren nog een belangrijke taak voor overheid en sociale partners.

Een arbeidsmarkt die iedereen kansen blijft bieden

Decentralisaties

In een snel veranderende omgeving is het belangrijk dat de overheid mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt blijft ondersteunen en begeleiden naar werk. Met de decentralisaties naar gemeenten is een grote stap gezet naar integraal beleid op het sociale domein (werk, sociale zekerheid, schuldhulpverlening, armoedebestrijding, zorg en onderwijs). Dit proces is nog niet voltooid. Rijk en gemeenten trekken samen op om vervolgstappen uit te denken en in de praktijk te brengen, zodat nog beter maatwerk kan worden geleverd vanuit een integrale blik op de belemmeringen en mogelijkheden van mensen.

Harmonisatie regelingen en instrumenten

Belangrijk aandachtspunt is dat verschillende regelingen (bijvoorbeeld de Participatiewet, Wajong en WIA) soms nog op verschillende manieren ondersteuning bieden bij het vinden van werk. Om mensen in vergelijkbare situaties gelijke kansen te bieden, en om het stelsel voor werkzoekenden en werkgevers overzichtelijker te maken, is het van belang dat regelingen en instrumenten verder worden geharmoniseerd. Hierbij zal moeten worden gezocht naar een balans tussen noodzakelijke veranderingen versus tijd en ruimte voor uitvoerders, zoals gemeenten en UWV, om hun veranderde taken optimaal ten uitvoer te brengen.

2.1.2 Indicatoren

In de brief Verbetering indicatoren begroting SZW van 11 november 2015 heeft de Minister van SZW voorstellen gedaan voor aanvullende indicatoren om het inzicht in de resultaten van beleid te vergroten. Vervolgens heeft de Minister van SZW in de brief Indicatoren in de SZW-begroting van 3 juni 2016 concrete aanvullingen en een indeling voorgesteld. In onderstaande tabellen worden de in deze brieven voorgestelde gegevens gezamenlijk gepresenteerd. De indeling volgt de missie en visie van SZW, de koppeling met de beleidsartikelen in deze begroting staat tussen haakjes vermeld:

  • Werk voor iedereen (1, 7, 13);

  • Kwalitatief goed en eerlijk werk (1);

  • Bestaanszekerheid waar werken echt niet (meer) mogelijk of passend is (2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 13).

Indicatoren: Werk voor iedereen

Tabel 2.1.2.1 Netto arbeidsparticipatie1 (%, jaargemiddelde)
   

2013

2014

2015

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar

65,4

64,9

65,4

15 tot 75 jaar

vrouwen

60,6

59,6

60,3

mannen

70,2

70,1

70,4

15 tot 25 jaar

vrouwen

61

58,8

61,7

mannen

59,2

58,7

59,9

25 tot 35 jaar

vrouwen

79,4

79

79,6

mannen

86

86,3

86,6

35 tot 45 jaar

vrouwen

78,1

76,7

77,0

mannen

88,1

88,3

89,1

45 tot 55 jaar

vrouwen

75,3

74,3

74,8

mannen

86,3

86,1

86,9

55 tot 65 jaar

vrouwen

49,5

50,4

52,4

mannen

68,9

69,4

71,1

65 tot 75 jaar

vrouwen

5,2

5,6

5,6

mannen

15,1

16,6

15,1

         

Moeders (lid van ouderpaar)

76,1

76,6

76,7

         

Vaders (lid van ouderpaar)

89,6

90,9

90,4

         

Alleenstaande moeders

62,2

59,7

59,5

         

Alleenstaande vaders

73,7

75,9

75,7

         

Moeders met jonge kinderen (0–11 jaar)

75,2

75,5

75,9

         

Vaders met jonge kinderen (0–11 jaar)

91,5

93,4

93

X Noot
1

CBS.

Tabel 2.1.2.2 Ontwikkeling in gewerkte uren van vrouwen en moeders met jonge kinderen1 (gemiddelde binnen de groep vrouwen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)
 

2013

2014

2015

Vrouwen 15 tot 75 jaar

25,1

25,3

25,3

Moeders met jonge kinderen (0–11 jaar)

25,1

25,2

25,5

X Noot
1

CBS.

Tabel 2.1.2.3 Werkloosheid (%, jaargemiddelde)1
   

2013

2014

2015

Werkloosheidspercentage

7,3

7,4

6,9

– 15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

13,2

12,7

11,3

 

waarvan migrantenjongeren

21,7

21,7

19,9

– 25 tot 45 jaar

6,3

6,3

5,6

– 45 tot 75 jaar

6,0

6,6

6,5

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

647

660

614

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

8.266

8.214

8.294

X Noot
1

CBS Statline.

Tabel 2.1.2.4 Positie in de werkkring1 (gemiddeld, x 1.000)
   

2013

2014

2015

Werknemers

6.947

6.860

6.909

 

waarvan werknemers met vaste arbeidsrelatie

5.178

5.052

5.014

 

waarvan werknemers met flexibele arbeidsrelatie

1.769

1.808

1.896

Zelfstandigen

1.319

1.354

1.384

X Noot
1

CBS Statline.

Tabel 2.1.2.5 Kerncijfers re-integratie
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

 

Wet Werk en bijstand

Participatiewet

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000)1

69

68

62

56

47

43

Werkenden met een voorziening Participatiewet, ultimo jaar, x 1.0002

nb

nb

nb

35

37

333

waarvan

           

personen met een loonkostensubsidie Participatiewet3

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

1,23

personen met beschut werk3

nvt

nvt

nvt

nvt

nvt

<0,13

tijdelijke loonkostensubsidie voor werklozen of ID/WIW

21

15

10

9

8

5,23

Werknemersbestand Wsw (x 1.000)4

103

102

102

102

103

96

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)4

25

25

27

30

30

36

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)4

5,6

6,1

6,2

6,2

6,5

6,6

Aantal voorzieningen WWB/Participatiewet, ultimo jaar (x 1.000) 2

nb

nb

nb

200

214

209

Aantal personen met een voorziening WWB/Participatiewet, ultimo jaar (x 1.000) 2

nb

nb

nb

162

170

166

X Noot
1

CBS, uitstroom na re-integratie. Het cijfer vanaf 2014 is niet goed vergelijkbaar met eerdere jaren omdat in 2014 de populatieafbakening is gewijzigd. Door een verbeterde berekeningswijze is het jaarcijfer vanaf 2015 niet geheel vergelijkbaar met 2014.

X Noot
2

CBS, statistiek re-integratie gemeenten. Vanaf 2013 registreren gemeenten voorzieningen i.p.v. trajecten. Informatie over 2011 en 2012 is daarom niet beschikbaar.

X Noot
3

Instrumenten worden met ingang van de Participatiewet per 2015 toegepast, daarom is realisatie 2013 en 2014 niet beschikbaar.

X Noot
4

Panteia, Wsw-statistiek.

Tabel 2.1.2.6 Kerncijfers sectorplannen, financieel en aantallen deelnemers1
 

Financieel (x € 1 mln)

 

Aantallen deelnemers

Thema

Initiële beschikkingen

Na bijstelling beschikkingen

Na bijstelling beschikkingen

 

Initiële beschikkingen

Na bijstelling beschikkingen

Na bijstelling beschikkingen

Realisatie

Realisatie

Tranche 1 en 2, peilmaand

maart

2015

oktober

2015

juli

2016

 

maart

2015

oktober

2015

juli

2016

oktober

2015

april

20161

Arbeidsmobiliteit

67,8

35,2

29,8

 

64.226

39.843

41.901

11.771

24.369

Behoud vakkrachten

16,3

9,2

3,4

 

9.165

7.565

1.812

720

989

Scholing

145,3

131,6

113,1

 

244.356

228.295

224.244

86.272

145.881

Bevordering instroom

168,3

150,6

155,5

 

37.392

36.987

41.277

18.376

30.945

Bevordering gezondheid

21,6

19,0

18,8

 

83.970

80.005

77.891

26.430

43.286

Overig

7,9

8,6

8,3

 

2.570

2.570

426

3.321

385

                   

Tranche 3, peilmaand

maart

2016

 

augustus 2016

 

maart

2016

 

augustus 2016

 

augustus 2016

Transities naar werk

65,9

 

nnb2

 

19.088

 

nnb2

 

nnb2

                   

Totaal (excl. overhead)

493,1

354,2

328,9

 

441.679

395.265

387.551

146.890

245.855

Idem (incl. overhead)

508,6

367,7

349,8

 

X Noot
1

Er heeft sinds juni geen nieuwe uitvraag plaatsgevonden.

X Noot
2

Over de uitvoering van de derde tranche is nog geen informatie beschikbaar.

Voor de context van deze kerncijfers wordt verwezen naar de voortgangsbrief van 22 juni 2016 «Voortgang ontwikkelingen Doorstart naar nieuw werk«. In de bijlagen van de voortgangsbrief wordt ingegaan op de reden voor bijstellingen van de beschikkingen voor de sectorplannen uit de eerste twee tranches en de verschuiving van inzet van de middelen tussen verschillende maatregelen in veel sectorplannen. Zo neemt het aantal maatregelen in het kader van behoud vakkrachten sterk af en dat voor bevordering instroom toe.

Voor de realisatie is uitgegaan van de laatste meting / uitvraag die ook in de brief van 22 juni is verwerkt. Bij deze kerncijfers zijn ook cijfers over initiële beschikkingen toegevoegd voor de nieuwere derde tranche sectorplannen. Deze plannen zijn beschikt in de periode oktober 2015 tot en met maart 2016.

Indicatoren: Kwalitatief goed en eerlijk werk

Tabel 2.1.2.7 Gecorrigeerde beloningsverschillen1 (%)
 

2008

2010

2012

Verschil man-vrouw bedrijfsleven

– 9

– 8

– 8

Verschil man-vrouw overheid

– 7

– 6

– 4

Indicatoren: Bestaanszekerheid waar werken echt niet (meer) mogelijk of passend is

Informatie over de verschillende uitkeringen (aantallen en kosten), alsmede een nadere uitwerking van cijfers rond fraude en handhaving per wet staan verspreid over de diverse relevante beleidsartikelen, bij de relevante materiewetten. Samenvattende cijfers rond fraude en handhaving worden hieronder vermeld.

Tabel 2.1.2.8 met de kerncijfers opsporing laat een daling van het totaal opgelegde boetebedrag zien voor zowel het UWV, de SVB als de gemeente. Dat is het gevolg van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2014. Naar aanleiding van deze uitspraak is het sanctiebeleid versoepeld, waardoor er minder hoge boetes zijn opgelegd. Voor het UWV geldt dat het aantal geconstateerde overtredingen en het totaal benadelingsbedrag zijn gedaald door de invoering van de inkomstenverrekening van de Wwz per 1 juli 2015 (zie ook de toelichting bij de TW in beleidsartikel 2 en de WW in beleidsartikel 5).

De incassoratio’s in tabel 2.1.2.9 laten een stabiel beeld zien. De incassoratio zal de komende jaren nog verder toenemen omdat in de Fraudewet is bepaald dat invordering van het benadelingsbedrag en de boete gedurende 10 jaar kan plaatsvinden. Uit tabel 2.1.2.10 blijkt dat voor UWV, SVB en gemeenten gezamenlijk na drie jaar 53% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd.

Tabel 2.1.2.8 Kerncijfers opsporing, UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

Totaal benadelingsbedrag

(x € 1 mln)

Totaal opgelegde boetebedrag

(x € 1 mln)

 

2013

2014

2015

2013

2014

2015

2013

2014

2015

UWV1

38,1

50,1

32,5

71,7

87,8

61,5

23,3

55,3

15,6

SVB2

3,8

3,3

3,3

11,1

7,5

9,6

2,5

3,1

1,7

Gemeenten3

4,9

10,7

11,3

20,0

62,0

66,3

7,6

19,0

14,3

                   

Totaal

46,8

64,1

47,1

102,8

157,3

137,4

33,4

77,4

31,6

X Noot
1

UWV, Jaarverslag.

X Noot
2

SVB, Jaarverslag.

X Noot
3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Tabel 2.1.2.9 Kerncijfers incassoratio’s, UWV, SVB en gemeenten
 

2013

2014

2015

2013

2014

2013

Incassoratio (%)

na 1 jaar

na 1 jaar

na 1 jaar

na 2 jaar

na 2 jaar

na 3 jaar

UWV1

28

22

30

50

48

61

SVB2

33

23

21

56

40

62

Gemeenten3

16

13

14

22

16

23

             

Totaal

26

19

22

45

37

53

X Noot
1

UWV, Jaarverslag.

X Noot
2

SVB, Jaarverslag.

X Noot
3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatiestiek.

Tabel 2.1.2.10 Kerncijfers geïnd bedrag, UWV, SVB en gemeenten
 

2013

2014

2015

2013

2014

2013

Geïnd bedrag (x € 1 mln)

na 1 jaar

na 1 jaar

na 1 jaar

na 2 jaar

na 2 jaar

na 3 jaar

UWV1

26,6

31,1

22,9

47,5

68,6

57,8

SVB2

4,5

2,5

2,4

7,6

4,3

8,4

Gemeenten3

4,4

10,5

11,3

6,1

13,0

6,3

             

Totaal

35,6

44,1

36,5

61,2

85,8

72,5

X Noot
1

UWV, Jaarverslag.

X Noot
2

SVB, Jaarverslag.

X Noot
3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

2.1.3 Budgettaire ontwikkeling SZA-kader
2.1.3.1 Inleiding

De Minister van SZW is binnen het kabinet verantwoordelijk voor het uitgavenkader SZA. In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen binnen deze sector.

2.1.3.2 Uitgaven SZA-kader 2016–2021

De Minister van SZW is binnen het kabinet verantwoordelijk voor het uitgavenkader SZA. In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen binnen deze sector. De bewindspersonen van SZW hebben op basis van het regeerakkoord en het aanvullende pakket wetsvoorstellen uitgewerkt. Veel van deze voorstellen zijn al geïmplementeerd. Dit betreft bijvoorbeeld de Participatiewet, de Wwz en de hervorming kindregelingen.

De SZA-sector is conjunctuurgevoelig doordat de werkloosheidsuitgaven in dit kader zijn opgenomen. Het CPB raamt de werkloze beroepsbevolking op 6,2% in 2016 en 2017.

2.1.3.2 Uitgaven SZA-kader 2016-2021

In onderstaande tabel worden de ontwikkelingen in de SZA-uitgaven voor 2016–2021 per cluster van regelingen getoond. De uitgaven zijn gesaldeerd met de ontvangsten. De totale SZA-uitgaven van € 76,7 miljard in 2016 stijgen naar € 82,7 miljard in 2021. Dit is een toename van € 6,0 miljard in vijf jaar tijd. Deze stijging wordt veroorzaakt door de aanpassing van de uitgaven SZA aan de loon- en prijsontwikkeling. Hiervoor is aan het slot van de tabel een algemene post nominale ontwikkeling opgenomen. Deze post bedraagt € 6,2 miljard in 2021. Gecorrigeerd voor de nominale ontwikkeling dalen de uitgaven SZA met € 0,2 miljard.

Tabel 2.1.3.1 SZA-uitgaven 2016–2021 (x € 1 mld)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Werkloosheid

           

WW-uitgaven (werkloosheid)

5,4

5,0

4,7

4,5

4,2

3,9

Bijstandsuitgaven

5,8

5,9

6,1

6,2

6,3

6,3

             

Arbeidsongeschiktheid / ziekte en zwangerschap / Wajong

           

WAO/WIA/WAZ

9,2

9,2

9,3

9,4

9,6

9,7

Wajong

3,1

3,1

3,1

3,2

3,2

3,2

ZW/WAZO/Transitievergoeding

2,6

2,6

3,3

2,8

2,8

2,7

             

Ouderdom / nabestaanden

           

AOW

36,1

36,1

36,3

36,1

36,1

36,2

Inkomensondersteuning AOW

0,9

0,9

1,0

1,0

1,0

1,0

Anw

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

             

Kinderopvang en kindregelingen

           

KOT

2,0

2,2

2,4

2,4

2,4

2,4

AKW/WKB

5,2

5,3

5,2

5,2

5,2

5,2

             

Re-integratie / participatie

           

Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid

0,3

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

Integratie-uitkering sociaal domein

2,7

2,6

2,4

2,3

2,2

2,3

             

Uitvoeringskosten en overige uitgaven

           

Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.)

2,0

2,0

1,9

1,8

1,8

1,8

Overige uitgaven

1,1

1,3

1,3

1,3

1,3

1,2

             

Nominale ontwikkeling

0,0

1,0

2,0

3,3

4,6

6,2

             

Totaal SZA-uitgaven

76,7

77,9

79,6

80,1

81,2

82,7

Werkloosheid

De werkloosheid is vanaf 2015 aan het dalen en stabiliseert in 2017, om de jaren erna weer te dalen. Deze daling is ook zichtbaar in de ontwikkeling van de werkloosheidsuitgaven van € 5,4 miljard in 2016 naar € 3,9 miljard in 2021. De effecten van de maatregelen uit de Wwz op de WW-uitgaven treden voornamelijk op langere termijn op en groeien vanaf 2016 geleidelijk in. De toename van de bijstandsuitgaven in de jaren 2016–2021 hangt samen met een aantal wetswijzigingen vanaf 2015, zoals de invoering van de Participatiewet. Ook wordt de toename in de uitgaven verklaard door de verhoogde asielstroom die leidt tot een extra beroep op de bijstand.

Arbeidsongeschiktheid, ziekte en zwangerschap, Wajong

De uitgaven aan arbeidsongeschiktheid (WAO/WIA/WAZ) laten in de periode 2016–2021 een stijging zien. Deze wordt voornamelijk veroorzaakt door de geleidelijke verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd waardoor de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen langer doorlopen.

De uitgaven aan de ZW/WAZO blijven in deze periode naar verwachting vrijwel gelijk. In de reeks voor de transitievergoeding (zie beleidsartikel 6) is rekening gehouden met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015. Dit verklaart de piek in de uitgaven aan de ZW/WAZO/Transitievergoeding in 2018.

De uitgaven aan de Wajong stijgen in de periode 2016–2021 licht. Met de invoering van de Participatiewet is de groei beheerst doordat de regeling alleen nog zal gelden voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben.

Ouderdom en nabestaanden

De uitgaven aan de AOW en de inkomensondersteuning AOW blijven in de periode 2016–2021 vrij constant. In deze ramingen is rekening gehouden met de geleidelijke AOW-leeftijdsverhoging naar 67 jaar in 2021. Voor de langere termijn wordt hiermee de automatische kostenstijging uit hoofde van de vergrijzing beheerst. De uitkeringslasten Anw dalen in de periode 2016–2021 licht omdat de instroom in de Anw kleiner is dan de uitstroom uit de Anw en de voorganger van de huidige Anw, de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW).

Kinderopvang en kindregelingen

De weergegeven ontwikkeling van de kinderopvangtoeslag betreft een saldo van uitgaven en ontvangsten. Vanaf 2017 worden de uitgaven kinderopvang met € 0,2 miljard geïntensiveerd. Het kabinet zet in op verdere harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang, waarbij verschillen tussen de twee voorzieningen worden weggenomen. Hierbij wordt de financieringsstructuur voor werkende ouders vanaf 2018 gelijk getrokken. Deze ontwikkelingen leiden tot een toename in de uitgaven kinderopvang in de jaren 2016–2021. In 2017 stijgen de uitgaven aan kindregelingen vanwege de verhoging van het eerste- en tweede-kindbedrag in het kindgebonden budget. Het budgettair beslag van de AKW en de WKB daalt in de jaren erna licht vanwege een afname van het aantal kinderen onder de 18 jaar.

Re-integratie, participatie

In het kader van de Participatiewet zijn het macrobudget Wsw en het Participatiebudget gemeenten structureel overgeboekt naar de integratie-uitkering sociaal domein van het Gemeentefonds. Voor de periode 2015 – 2017 blijven deze middelen onderdeel uitmaken van het SZA-kader. De Minister en Staatssecretaris van SZW blijven aanspreekbaar op het stelsel en de omvang van dit budget.

Het budget voor de uitgaven aan re-integratie van arbeidsongeschikten is in de komende jaren constant. Wel wordt een deel van dit budget 2017 (€ 45 miljoen) reeds in 2016 aan het UWV betaald.

Uitvoeringkosten en overige uitgaven

De uitvoeringskosten van het UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. De opgelegde taakstellingen zijn in de uitvoeringsbudgetten van de ZBO’s verwerkt. Mede hierdoor dalen de uitgaven tot en met 2018. Vanaf 2018 tot en met 2021 dalen de uitgaven nog eens met circa € 0,1 miljard, vooral veroorzaakt door de afloop van diverse tijdelijke budgetten zoals de business case Handhaving van de SVB en de herindeling van de Wajong bij het UWV.

2.1.3.3 Mutaties uitgaven SZA-kader 2016–2021

In het actuele uitgavenbeeld SZA ten opzichte van de vorige begroting zijn meevallers opgetreden. Verwacht wordt dat de economische groei in 2017 uitkomt op 1,7%. Hierdoor verbeteren de overheidsfinanciën. De omvang van de SZA-sector wordt thans geraamd op € 77,9 miljard in 2017 terwijl in de vorige begroting nog werd uitgegaan van € 78,2 miljard. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door lagere werkloosheidsuitgaven dan destijds geraamd. Intensivering in de kinderopvangtoeslag en in de kinderbijslag in het kader van aanpassingen in het belastingplan en de recente intensivering van het kindgebonden budget, leiden tot hogere uitgaven. Bij de AOW is sprake van hogere uitgaven met name omdat de geraamde uitgaven aan de partnertoeslag in de AOW opwaarts zijn bijgesteld. In 2018 stijgen de uitgaven daarnaast ook omdat de ingeboekte besparing van de kostendelersnorm in de AOW voor dat jaar is uitgeboekt. Bij ziekte leidt met name de transitievergoeding in 2018 tot meerkosten. Bij de nominalen zijn de bijstellingen relatief groot in latere jaren vanwege de verwerking van de Middellange Termijnraming van het CPB.

Tabel 2.1.3.2 Mutaties SZA-uitgaven sinds vorige Ontwerpbegroting (x € 1 mld)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

SZA-uitgaven ontwerpbegroting 2016

77,5

78,2

78,7

79,4

80,1

 

Kinderopvangtoeslag

0,0

0,2

0,2

0,2

0,3

 

Kinderbijslag en WKB

0,1

0,2

0,2

0,2

0,2

 

Werkloosheid (WW en Bijstand)

– 0,9

– 0,9

– 1,0

– 1,0

– 1,0

 

AOW

0,2

0,2

0,5

0,3

0,3

 

Arbeidsongeschiktheid, Ziekte en Zwangerschap

– 0,1

– 0,1

0,7

0,1

0,0

 

Nominalen

0,0

0,4

0,8

1,1

1,6

 

Brutering

0,0

– 0,4

– 0,5

– 0,4

– 0,4

 

Overig

0,0

0,1

0,1

0,1

0,0

 
           

82,7

SZA-uitgaven ontwerpbegroting 2017

76,7

77,9

79,6

80,1

81,2

82,7

2.1.3.4 Uitgavenplafond SZA-kader en toetsing aan uitgavenplafond

Uitgavenplafond en kadertoetsing

Het uitgavenplafond wordt jaarlijks conform de begrotingsregels bijgesteld voor prijsontwikkelingen (op grond van prijs Nationale Bestedingen), overboekingen en statistische correcties. Op basis van de prijsontwikkeling is het SZA-kader met € 0,9 miljard verlaagd. Dit heeft geleid tot een neerwaartse aanpassing van de ijklijn met € 0,9 miljard in 2017 ten opzichte van het uitgavenplafond in de vorige begroting.

Tabel 2.1.3.3 Mutaties ijklijn (uitgavenplafond) sinds vorige Ontwerpbegroting (x € 1 mld)
 

2016

2017

Ijklijn SZA-kader ontwerpbegroting 2016

78,1

78,5

Correcties (met name bijstelling pNB-raming)

– 0,7

– 0,9

Ijklijn SZA-kader ontwerpbegroting 2017

77,4

77,6

De actuele uitgavenramingen, zoals deze zijn weergegeven in tabel 2.1.3.2, dienen volgens de regels budgetdiscipline te worden getoetst aan het actuele kader SZA zoals weergegeven in tabel 2.1.3.3. Deze kadertoetsing wordt weergegeven in tabel 2.1.3.4. De SZA-uitgaven zijn in 2017 bijgesteld naar € 77,9 miljard, terwijl het kader uitkomt op € 77,6 miljard. Hiermee wordt het kader SZA in 2017 overschreden, namelijk met (afgerond) € 0,3 miljard.

Tabel 2.1.3.4 Toetsing SZA-uitgaven aan ijklijn (x € 1 mld)
 

2016

2017

Totale SZA-uitgaven

76,7

77,9

Ijklijn SZA-uitgaven

77,4

77,6

Over-/onderschrijding ijklijn SZA

– 0,7

0,3

2.1.4 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven
Tabel 2.1.4 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x € 1.000)

Art.

nr.

Naam beleidsartikel

Uitgaven

Juridisch verplichte uitgaven

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming niet-juridisch

verplichte uitgaven

   

(in € 1.000)

(in € 1.000)

(in %)

(in € 1.000)

(in %)

 

1

Arbeidsmarkt

15.992

14.460

90,4

1.532

9,6

Subsidies (€ 120 dzd en opdrachten (€ 1.412 dzd).

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

6.802.144

6.787.976

99,8

14.168

0,2

Opdrachten (€ 14.168 dzd).

3

Arbeidsongeschiktheid

787

787

100,0

0

0,0

4

Jonggehandicapten

3.239.793

3.239.793

100,0

0

0,0

5

Werkloosheid

190.345

171.570

90,1

18.775

9,9

Subsidies (€ 3.500 dzd en opdrachten (€ 15.275 dzd).

6

Ziekte en zwangerschap

7.450

7.450

100,0

0

0,0

7

Kinderopvang

2.597.959

2.577.457

99,2

20.502

0,8

Subsidies (€ 645 dzd) opdrachten (€ 2.269 dzd) en bijdrage agentschappen (€ 17.588 dzd).

8

Oudedagsvoorziening

24.887

24.887

100,0

0

0,0

9

Nabestaanden

1.253

1.253

100,0

0

0,0

10

Tegemoetkoming ouders

5.560.635

5.560.635

100,0

0

0,0

11

Uitvoering

434.478

434.478

100,0

0

0,0

12

Rijksbijdragen

13.957.930

13.957.930

100,0

0

0,0

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

323.351

316.606

97,9

6.745

2,1

Subsidies (€ 1.988 dzd) en opdrachten (€ 4.757 dzd).

 

Totaal niet-juridisch verplichte uitgaven

     

61.722

   

Toelichting

De uitgaven op de begroting van SZW zijn voor 99,8% juridisch verplicht. Dit komt doordat een groot deel van de SZW-begrotingsuitgaven voortvloeien uit door het parlement aanvaarde afzonderlijke wetten. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inkomensoverdrachten uit hoofde van de Participatiewet, de Wajong en de Wko, maar ook voor de rijksbijdragen. De begroting geeft een beeld van de verwachte uitgaven in 2017 en de komende jaren op grond van deze wetten. Een wijziging in deze uitgaven vereist een wijziging van de desbetreffende wetten op grond waarvan vervolgens de begroting zou kunnen worden aangepast. Deze uitgaven kunnen dus niet worden aangepast door een wijziging van de begroting van SZW.

Bovenstaande tabel heeft alleen betrekking op de begrotingsgefinancierde uitgaven. De premiegefinancierde uitgaven zoals voor de AOW, WW en WIA/WAO, die in de begroting van SZW worden toegelicht, zijn overigens ook veelal juridisch verplicht omdat deze eveneens zijn gebaseerd op een afzonderlijke wet los van de begroting.

In bovenstaande tabel is voor de begroting van SZW aangegeven in welke mate de uitgaven naar verwachting per 1 januari 2017 nog niet juridisch verplicht zijn. Hierin zijn inkomensoverdrachten op basis van een wettelijk regeling als juridisch verplicht gerekend. Daarnaast zijn er de subsidies en opdrachten. Een deel hiervan is ook juridisch verplicht, omdat het om langlopende subsidieverstrekkingen of per ultimo 2016 reeds verplichte opdrachten gaat. Een beperkt deel van de subsidies en opdrachten is ultimo 2016 naar verwachting nog niet juridisch verplicht. In veel gevallen liggen er wel bestuurlijke afspraken aan deze voornemens ten grondslag. Hetzelfde geldt voor de bijdrage aan agentschappen (t.b.v. DUO) bij beleidsartikel 7. De niet-juridisch verplichte uitgaven zijn dan ook niet te beschouwen als middelen die zonder meer vrijelijk beschikbaar zijn voor alternatieve aanwending. Op de totale begroting van SZW gaat het om een bedrag van € 61,7 miljoen nog niet juridisch-verplichte uitgaven.

2.1.5 Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen
Tabel 2.1.5 Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen
 

2015

20161

20172

2018

2019

2020

2021

Geheel artikel?

1. Arbeidsmarkt

         

x

 

Ja

2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

     

x

     

Ja

3. Arbeidsongeschiktheid

   

x

       

Ja

4. Jonggehandicapten

   

x

       

Ja

5. Werkloosheid

 

x

         

Ja

6. Ziekte en zwangerschap

   

x

       

Ja

7. Kinderopvang

x

         

x

Ja

8. Oudedagsvoorziening

       

x

   

Ja

9. Nabestaanden

       

x

   

Ja

10. Tegemoetkoming ouders

     

x

     

Ja

11. Uitvoering

x

         

x

Ja

12. Rijksbijdragen3

             

nvt

13. Integratie en maatschappelijke samenhang

 

x

         

Ja

X Noot
1

De opzet en de vraagstelling van de beleidsdoorlichtingen die in 2016 worden opgeleverd (artikel 5 en 13) zijn medio 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd. Zie: Kamerbrief over de opzet beleidsdoorlichting van artikel 5 en artikel 13.

X Noot
2

Oorspronkelijk stond de beleidsdoorlichting artikel 3 (arbeidsongeschiktheid) gepland in 2017. Uiterlijk 1 maart 2017 wordt het IBO (Interdepartementaal beleidsonderzoek) Arbeidsongeschiktheid opgeleverd. Voor wat betreft de onderwerpen die in het IBO aan de orde komen (WIA), komt het IBO in plaats van de beleidsdoorlichting. Voor een aantal relatief kleine onderwerpen (onder andere WAZ) die niet in het IBO terugkomen is er voor gekozen om deze in een aparte evaluatie aan de orde te laten komen.

De opzet en de vraagstelling van de beleidsdoorlichtingen van 4 is kort voor Prinsjesdag 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd.

De opzet en de vraagstelling van de beleidsdoorlichting van artikel 6, die medio 2017 wordt opgeleverd, is in september 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd. Zie: Kamerbrief over de opzet beleidsdoorlichting van artikel 6.

X Noot
3

Het artikel Rijksbijdragen is een technisch artikel. Er wordt op basis van dit artikel geen specifiek beleid gevoerd. Om die reden wordt dit artikel niet doorgelicht. De evaluatie van het beleid waarvoor deze rijksbijdragen zijn bedoeld, vindt plaats wanneer de artikelen waar dit beleid onderdeel van is worden doorgelicht.

2.1.6 Overzicht van risicoregelingen
Tabel 2.1.6.1 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2015

Geraamd te verlenen 2016

Geraamd te vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Garantie-plafond

Totaal plafond

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Startende Ondernemers

234

0

184

50

0

50

0

50

Tabel 2.1.6.2 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

Saldo 2015

Uitgaven 2016

Ontvangsten 2016

Saldo 2016

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Saldo 2017

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Startende Ondernemers

221

0

221

150

0

150

50

0

50

In 2007 is de tijdelijke SZW-borgstellingsregeling startende ondernemers vanuit een uitkering van kracht geworden. Een garantie heeft een maximale duur van zes jaar. Er worden geen nieuwe garanties meer verleend. De regeling beoogde te onderzoeken hoe starters voor krediet bij het bankwezen terecht konden. Met de regeling konden starters (aanvankelijk alleen vanuit een uitkering) onder gedeeltelijke en aflopende borgstelling van het rijk een bankkrediet voor hun bedrijf verwerven. De starter betaalde een rente en de bank liep een beperkt risico met weinig uitvoeringskosten. Onder invloed van nieuwe instrumenten is besloten de regeling te sluiten. De claims worden afgedekt op de SZW-begroting.

Tabel 2.1.6.3 Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening

Integratie en maatschappelijke samenhang

Inburgering

154.800

divers

Asielgerechtigde nieuwkomers die inburgeringplicht hebben, kunnen via het sociaal leenstelsel een bijdrage krijgen om hun inburgeringonderwijs te bekostigen. Slechts ingeval de nieuwkomers onvoldoende inspanningen hebben verricht om het inburgeringdiploma of NT2-diploma tijdig te behalen dient de lening terugbetaald te worden.

Overige nieuwkomers kunnen een beroep doen op het sociaal leenstelsel wanneer zij niet over voldoende middelen beschikken om hun inburgering zelf te bekostigen. In tegenstelling tot de eerste groep dienen zij de lening wel terug te betalen. De looptijd van deze leningen is divers.

Het leningenbudget neemt vanaf 2016 fors toe vanwege de vluchtelingenproblematiek.

2.2 BELEIDSARTIKELEN

1. Arbeidsmarkt

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • Gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • Arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • Arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • Toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • Maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • De vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon en het maximumdagloon;

  • Het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • Het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • Het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • Het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • Het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • De handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Beleidswijzigingen

Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

  • Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml)

    Per 1 juli 2017 wordt de Wml gewijzigd. De leeftijdsgrens waarop recht bestaat op het volwassenminimumloon wordt verlaagd van 23 naar 22 jaar. Een verdere verlaging naar 21 jaar is voorzien voor 2019. Ook vindt verhoging plaats van de hiervan afgeleide percentages voor het minimumjeugdloon van 18- t/m 21-jarigen. De stukloonregeling wordt aangepast zodat ook bij betaling op basis van stukloon het minimumloon wordt betaald en de Inspectie SZW deze norm kan handhaven. Tot slot wordt een expliciete juridische grondslag gecreëerd voor het moeten betalen van minimumloon over de verrichte arbeid die de normale voltijdse arbeidsduur te boven gaat. De noodzaak hiertoe volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 mei 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1622) waarin is geoordeeld dat deze grondslag ontbreekt.

  • Ketenaansprakelijkheid in de vervoerssector

    In de Wet aanpak schijnconstructies is de civiele ketenaansprakelijkheid voor het aan werknemers verschuldigde loon geïntroduceerd. Een werknemer kan op deze regeling een beroep doen wanneer hij (op basis van een arbeidsovereenkomst) gewerkt heeft ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst van aanneming van werk. Wanneer dat het geval is, kan hij ook de opdrachtgever(s) van zijn werkgever aansprakelijk stellen als de werkgever zijn loon niet heeft betaald. Per 1 januari 2017 geldt deze ketenaansprakelijkheid ook in de transportsector.

  • Wet op de ondernemingsraden (WOR)

    Het wetsvoorstel tot wijziging van de WOR (Tweede Kamer, 2015–2016, 34 494, nr. 2) over de beloning van topbestuurders beoogt invoering van de verplichting tot een jaarlijks gesprek tussen de bestuurder en de ondernemingsraad. Dit gesprek gaat over de ontwikkeling van de beloningsverhoudingen binnen bedrijven met honderd werknemers of meer. Het gaat om het expliciteren van de verplichting om overleg te voeren en de verplichting tot het verschaffen van informatie over de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden en beloning van verschillende groepen werknemers. De wetswijziging moet zorgen voor een duidelijkere norm in de wet. De beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2017.

  • Stimulering kennismigratie

    Ter stimulering van de Nederlandse kenniseconomie zullen in 2017 enkele maatregelen ingaan die de kennisgerelateerde migratie bevorderen. Zo zal voor het internationale bedrijfsleven een regeling worden ingevoerd die een flexibele toelating voor het verrichten van werkzaamheden in Nederland door derdelanders mogelijk maakt. Daarnaast zal het voor kennismigranten, wetenschappelijk personeel en studenten mogelijk worden gemaakt om naast hun werkzaamheden of studie activiteiten als ondernemer te ontplooien en deel te nemen in innovatieve start-ups.

  • Implementatie wetsvoorstel Versterking Arbeidsgerelateerde Zorg

    Naar verwachting zal in 2017 de wijziging van de arbeidsomstandighedenwet in werking treden. Belangrijke elementen hierbij zijn: de versterking van de betrokkenheid van werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie van beroepsziekten en het handelen van de bedrijfsarts. De implementatie zal worden gefaciliteerd door communicatieactiviteiten en stimulering van sectorale en regionale initiatieven.

  • Duurzame inzetbaarheid/psychosociale arbeidsbelasting (PSA)

    In 2017 zal een Actieteam ingezet worden dat bedrijven faciliteert in de aanpak van PSA, met een focus op het voorkomen van ongewenste omgangsvormen zoals pesten op de werkvloer. De ervaringen en goede voorbeelden worden gebruikt om de landelijke aanpak te versterken.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 1.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 1 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

15.444

22.858

16.192

19.819

20.349

20.469

20.469

Uitgaven

17.487

22.758

15.992

20.819

20.349

20.469

20.469

waarvan juridisch verplicht (%)

   

90,4%

       
               

Inkomensoverdrachten

0

6.580

320

0

0

0

0

               

Subsidies

3.558

2.938

3.009

2.920

2.225

2.345

2.345

               

Opdrachten

13.737

9.212

7.843

9.379

9.604

9.604

9.604

               

Bekostiging

192

203

203

203

203

203

203

               

Bijdrage aan andere begrotingen

0

50

842

4.542

4.542

4.542

4.542

Ministerie van EZ

0

50

150

3.850

3.850

3.850

3.850

Ministerie van VWS

0

0

692

692

692

692

692

               

Bijdrage aan agentschappen

0

3 775

3 775

3 775

3 775

3 775

3 775

               

Ontvangsten

22.203

24.000

24.000

24.000

24.000

24.000

24.000

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn een gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft vergoedingen aan werknemers die tijdens ziekte te weinig vakantiedagen hebben opgebouwd.

Subsidies:

De subsidies zijn voor 96% juridisch verplicht. Dit betreft verschillende subsidies voor bijvoorbeeld de Diversiteitscharter, Fairwork en voor een pilot identificatieplicht in de bouw. Daarnaast worden initiatieven van branches in het kader van de programma’s Zelfregulering Gezond en Veilig Werken en Duurzame inzetbaarheid gesubsidieerd.

Opdrachten:

Het juridisch verplichte deel voor opdrachten bedraagt 82%. De middelen worden ingezet voor het programma Zelfregulering Gezond en Veilig Werken, het programma Duurzame inzetbaarheid, het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB), de campagne Arbeid en Zorg en een project op het gebied van de combinatie van werk en mantelzorg. Daarnaast zijn middelen verplicht voor onderzoek.

Bekostiging:

Deze middelen dienen voor de bekostiging van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en zijn 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan andere begrotingen:

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de Gezondheidsraad en het College toelating gewasbestrijdingsmiddelen.

Bijdragen aan agentschappen:

De bijdragen aan agentschappen is voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

De hier gereserveerde middelen zijn bestemd voor het uitbetalen van schadevergoedingen aan werknemers die tijdens ziekte tot 1 januari 2012 te weinig vakantiedagen hebben opgebouwd. In 2016 zijn hier middelen voor gereserveerd, in 2017 wordt nog een klein deel uitbetaald.

B. Subsidies

Aan het subsidiëren van de Diversiteitscharter wordt in 2017 ruim € 0,4 miljoen besteed. Voor het programma Zelfregulering Gezond en Veilig Werken wordt € 0,7 miljoen ingezet voor het ondersteunen van branches en bedrijven bij het ontwikkelen, implementeren en borgen van instrumenten van zelfregulering op het terrein van gezond en veilig werken. De projecten zijn erop gericht partijen te stimuleren en te faciliteren om zelf initiatieven te nemen om veilig en gezond werken blijvend te verbeteren. Voor het programma Duurzame Inzetbaarheid wordt € 1,6 miljoen besteed aan het project «Duurzame Inzetbaarheid in het mkb». Het doel is te bewerkstelligen dat mkb-bedrijven aan de slag gaan met duurzame inzetbaarheid en er binnen het mkb structureel aandacht komt voor duurzame inzetbaarheid.

Voorts zijn er nog enkele subsidies tot een bedrag van circa € 0,2 miljoen. Het gaat onder andere om subsidies voor projecten op het gebied van arbeidsgerelateerde zorg en gevaarlijke stoffen, subsidie aan Fairwork en een pilot identificatieplicht in de bouw.

C. Opdrachten

Het opdrachtenbudget is in 2017 ruim € 1 miljoen lager dan in 2016. In 2017 wordt € 0,6 miljoen besteed aan de campagne Arbeid en zorg. Deze campagne zal zich richten op de maatschappelijke bewustwording van rolpatronen en aandacht vragen voor de verdeling van arbeid- en zorgtaken. Daarnaast wordt € 0,2 miljoen besteed aan een gezamenlijk project met het Ministerie van VWS. De inzet is om werkgevers bewust te maken van het belang werk en mantelzorg te combineren en zowel werkgevers als werknemers daarbij te ondersteunen. Voor het programma Zelfregulering Gezond en Veilig Werken ligt in 2017 de focus op implementatie en borging. Hiervoor wordt € 1,1 miljoen besteed. Er wordt ingezet op kennisdeling tussen branches en bedrijven en het organiseren en overdragen van de opbrengsten van het programma Zelfregulering. Verder wordt inzicht gegeven in de resultaten van de monitor van het programma Zelfregulering op drie niveaus (programma / branche / bedrijf).

In 2017 zal in het programma Duurzame inzetbaarheid ten aanzien van psychosociale arbeidsbelasting de focus verschuiven van communicatie via campagnes naar het stimuleren en faciliteren van organisaties. Er wordt € 0,5 miljoen aan een actieteam besteed, met specifieke aandacht op ongewenste omgangsvormen. Daarnaast wordt € 0,5 miljoen besteed aan diverse (communicatie)activiteiten en bijeenkomsten gericht op duurzame inzetbaarheid, in het bijzonder werkstress. Voor de jaarlijkse uitvoeringsovereenkomst met het NCvB is een bedrag van € 0,6 miljoen beschikbaar. Een bedrag van € 0,5 miljoen is bestemd voor het Arboportaal. Dit portaal dient als startpunt voor werkgevers, werknemers en preventiemedewerkers voor informatie over arbeidsomstandigheden. Een bedrag van € 0,6 miljoen wordt besteed aan het onderhoud van de normalisatie infrastructuur en de beleidsintensivering certificatie.

Naast kleinere (onderzoeks)opdrachten tot een bedrag van ruim € 1 miljoen wordt circa € 0,5 miljoen besteed aan onderzoek en statistieken door SCP en CBS.

D. Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER-commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.

E. Bijdrage aan andere begrotingen

Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage aan de begroting van EZ van € 0,2 miljoen aan de financiering van het Ctgb. De bijdrage aan de begroting van VWS (€ 0,7 miljoen) bestaat grotendeels uit een jaarlijkse bijdrage in de kosten van de Gezondheidsraad.

F. Bijdrage aan agentschappen

Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage van € 3,8 miljoen aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).

G. Ontvangsten

De realisaties van de boeteontvangsten laten niet de stijging zien die was verwacht op grond van de Fraudewet van 2013. De raming van de boeteontvangsten is daarom bijgesteld op basis van realisatiegegevens over voorgaande jaren.

Gezond en veilig werken

Kerncijfers

In 2015 hebben veertien op de duizend werknemers een arbeidsongeval gehad met ten minste een dag verzuim. Het ziekteverzuim is in de periode 2013–2015 vrijwel stabiel. Werknemers verzuimen gemiddeld bijna vier op de honderd werkdagen.

Het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen is in 2015 ten opzichte van een jaar eerder gehalveerd. De naleving zorgplicht Arbowet is gebaseerd op de zorgplicht van de werkgever zoals vermeld in artikel 3 van de wet en geeft in één cijfer een beeld van in hoeverre op de werkvloer de Arbowet door bedrijven wordt nageleefd.

Dit jaar wordt voor het eerst een kengetal over beroepsziekten gepresenteerd. Daarin wordt de jaarlijkse incidentie van beroepsziekten uitgedrukt als het percentage werknemers dat naar eigen zeggen een door een arts vastgestelde beroepsziekte heeft opgelopen. Dertig op de duizend werknemers zeggen in 2014 een dergelijke ziekte te hebben opgelopen.

Tabel 1.2 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Arbeidsongevallen onder werknemers dat verzuim tot gevolg heeft (%)1 2

2,7

1,7

1,4

Ziekteverzuim (%)3

3,9

3,8

3,9

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

3

4

2

Naleving zorgplicht Arbowet (%)5

79

Beroepsziekten onder werknemers als volgens henzelf door een arts vastgesteld (%)6

3,2

X Noot
1

CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden.

X Noot
2

Door gewijzigde opzet en vraagstelling van de enquête is het percentage vanaf 2014 niet goed vergelijkbaar met eerdere jaren. In 2015 is de meting van arbeidsongevallen verbeterd. Er wordt een extra controle uitgevoerd of het arbeidsongeval wel in de afgelopen 12 maanden heeft plaatsgevonden. Hierdoor valt het aandeel werknemers met een arbeidsongeval in 2015 iets lager uit. Wanneer deze verbetering niet was doorgevoerd zou het percentage in 2015 zijn uitgekomen op 1,6%. Deze verbetering wordt voor het jaar 2015 en latere jaren toegepast.

X Noot
3

CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

X Noot
4

Inspectie SZW, administratie.

X Noot
5

Inspectie SZW, monitor Arbo in bedrijf. De monitor wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

X Noot
6

CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt kan deels worden toegeschreven aan cao’s die in het ene jaar wel, en het andere jaar geen actuele looptijd kennen, en deels aan cao’s waaronder het ene jaar meer dan wel minder werknemers vallen dan in het andere jaar.

Tabel 1.3 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Aantal werknemers onder cao1 (x 1.000, ultimo)

5.895

5.486

5.500

• waarvan direct gebonden bedrijfstak- en ondernemings-cao’s

5.260

4.850

4.743

• waarvan gebonden door algemeen verbindend verklaring

635

636

757

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (twv) (x 1.000, ultimo)2 3

8,8

7,2

7,0

X Noot
1

SZW, rapportage cao-afspraken (2013 en 2014) en SZW-administratie (2015).

X Noot
2

UWV, jaarverslag.

X Noot
3

Voor de jaren 2014 en 2015 geldt: Inclusief de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid die sinds 1 april 2014 een deel van de twv’s vervangt.

Handhaving

De Inspectie SZW is de toezichthouder op het terrein van het Ministerie van SZW. Zij werkt aan eerlijk, gezond en veilig werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Op basis van risico- en omgevingsanalyses zet de Inspectie toezicht en opsporing in waar de meest hardnekkige problemen voorkomen en waar de kans op effect groot is. De Inspectie bestrijkt het gehele SZW-terrein: arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeidsverhoudingen en sociale zekerheid. Hiernaast is de Inspectie ook aangewezen als opsporingsorganisatie voor het Ministerie van VWS voor Pgb-fraude en declaratiefraude.

De Inspectie heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in risicogestuurd en effectgericht programmatisch werken. Bij de uitvoering wordt daarbij gebruik gemaakt van een breed instrumentarium. In het Inspectiejaarplan voor 2017 (dat in november 2016 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden) wordt dit nader toegelicht. Tabel 1.4 geeft ter illustratie een overzicht van de risico’s die de Inspectie in 2017 gaat aanpakken, de doelgroepen die daarbij in beeld komen en de interventies die in programma’s gehanteerd worden.

Tabel 1.4 Overzicht van risico’s, doelgroepen en interventies Inspectie SZW in 2017

Risico’s

Doelgroepen

Zorg en Welzijn

Schoonmaak

Transport en Logistiek

Horeca/Detailhandel

Bouw

Land- en Tuinbouw

Metaal

Uitzendbureaus

Grond-, Weg en Waterbouw

(Brzo) Bedrijven met gevaarlijke stoffen

Certificerende instellingen

Producenten, importeurs en distributeurs arbeidsmiddelen

UWV, SVB en gemeenten

Nucl. instellingen en nucl. installaties of bronnen

Interventies1

Illegale tewerkstelling2

 

X

 

X

X

X

X

X

           

A,B,C,D,E

Onderbetaling2

X

X

X

X

 

X

X

X

           

A,B,C,D,E

Arbeidsuitbuiting2

 

X

X

X

 

X

 

X

           

A,B,C,D,E

Schending rechtspositie werknemers

 

X

                       

A,C

Fysieke overbelasting

X

X

   

X

X

X

             

A,B,C,D,G

Ongezonde fysieke werkomgeving

       

X

 

X

             

A,B,C,D

Gezondheidsschade door gevaarlijke stoffen

 

X

   

X

X

X

 

X

X

       

A,B,C,D,E,F

Gezondheidsschade door biologische agentia

X

       

X

               

A,B,D

Psychosociale en cognitieve overbelasting3

X

X

X

 

X

                 

A,C,D,F

Overbelasting als gevolg van werkduur2

X

X

 

X

 

X

X

X

           

A,B,C,D

Onveiligheid op de werkplek

       

X

 

X

   

X

       

A,B,C,D

Zware ongevallen

                 

X

       

A,C,F,E

Onveilig ontwerp arbeidsmiddelen

                   

X

X

   

A,B,D,E,F

Ioniserende straling

X

             

X

       

X

A,B

Onvoldoende arbozorg2

     

X

X

X

X

             

A,B,C,D

Fraude en misbruik regelingen en voorzieningen

                       

X

 

C,F,H,E

Participatie en financiële zelfredzaamheid

                       

X

 

F,H

X Noot
1

Legenda:

A Inspecties

B Voorlichting/Handhavingcommunicatie

C Samenwerking ketenpartners bevorderen

D Branchebeinvloeding

E Opsporingsonderzoek

F Onderzoek

G Nudging

H Bestuurlijk overleg SUWI/Signalering

X Noot
2

Met deze risico’s pakt de Inspectie SZW eveneens schijnconstructies en niet-cao-naleving aan.

X Noot
3

Psychosociale en cognitieve overbelasting wordt tevens als aspect bij arbeidsuitbuiting betrokken.

Naast de risicogerichte aanpak in programma’s gaat een aanzienlijk deel van de inzet van de Inspectie naar onderzoek naar ongevallen, klachten en andere meldingen en behandelt zij verzoeken tot ontheffing van bepaalde specifieke wettelijke verplichtingen. Verder voert de Inspectie stelselonderzoek uit naar de werking van het stelsel van Werk en Inkomen en zet zij deze capaciteit in voor opsporing op basis van afspraken met het OM.

De tabel laat zien dat de Inspectie haar inzet focust naar risico en doelgroep/thema/sector en dat haar toezichtsaanpak kan bestaan uit een mix van verschillende interventies, o.a. inspecteren, (opsporings)onderzoek doen, communiceren, druk zetten op opdrachtgevers en waar mogelijk een ketenaanpak en samenwerking bevorderen. De Inspectie stuurt daarbij op het behalen van effecten. Het effect van interventies van de Inspectie kan bestaan uit:

  • Het verkleinen van de kans dat het risico zich voordoet;

  • Het verkleinen van de omvang van de groep mensen die met het risico in aanraking kan komen;

  • Het verminderen van de kwalijke gevolgen van de risico’s.

De Inspectie SZW wil deze aanpak de komende jaren verder ontwikkelen. Het causale verband tussen interventies en effecten kan lang niet altijd wetenschappelijk vastgesteld kan worden. Daarom richt de Inspectie zich vooral op die indicatoren die plausibel kunnen maken wat het effect is, op het expliciet formuleren van het beoogde maatschappelijk effect en het meten van de resultaten. De ontwikkelde indicatoren per programma worden in de begroting voor 2018 gepresenteerd.

Deze focus is ingezet omdat de reguliere indicatoren van het verleden, zoals aantallen inspecties, te weinig inzicht bieden in het maatschappelijk effect van de Inspectie en als risico in zich dragen dat kwantiteit voorgaat op kwaliteit. Een inspectie kan staan voor een bezoek van enkele uren of juist voor een diepgaand onderzoek van dagen of weken, waarbij de Inspectie een constructie ontrafelt. Sturing louter gebaseerd op aantallen inspecties zou leiden tot een tendens om korte interventies te doen, terwijl juist maximering van effect nuttig is.

De Inspectie blijft aantallen inspecties, boeterapporten, rechercheonderzoeken en onderzoeksrapporten hanteren als belangrijke kengetallen in de aanpak om maatschappelijk effect te behalen, zij het niet als doel op zich.

Tabel 1.5 Kerncijfers handhaving1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Aantal inspecties en onderzoeken arbeidsomstandigheden

16.288

14.500 – 15.500

13.500 – 14.500

Percentage inspecties waarbij overtreding arbeidsomstandigheden is vastgesteld

49

57

50

Aantal inspecties en onderzoeken binnen bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo)

350

380 – 420

250 – 300

Percentage inspecties waarbij overtreding Brzo is vastgesteld

43

40

40

Aantal inspecties Wav, Wml of Waadi

4.500

2.500 – 3.500

2.500 – 3.500

Percentage inspecties waarbij overtreding Wav, Wml of Waadi is vastgesteld

26

> 30

> 30

Aantal programmarapportages Werk en Inkomen

5

6

3

Aantal overige producten Werk en Inkomen

17

18

6

Opsporing: aantal afgeronde opsporingsonderzoeken

61

56

50 – 60

Opsporing: aantal bij het OM aangemelde verdachten

169

130 – 170

130 – 150

Opsporing: vastgesteld nadeel (mln. €)

66

25 – 35

10 – 20

X Noot
1

Inspectie SZW, jaarverslag.

De voorgenomen aanpak zal in het jaarplan nader worden toegelicht. Daarin wordt ook een kwalitatieve uitleg opgenomen als toelichting op de bijstelling van de raming over 2016 en de doorwerking naar latere jaren. De bijstelling betreft zowel het effect van exogene factoren, zoals een toenemend aantal te onderzoeken ongevallen als eigen bewuste keuzes in de inspectiewijze, zoals een toegenomen focus op onderbetaling hetgeen uitgebreider administratief onderzoek bij bedrijven vergt.

Premiekortingen arbeidsgehandicapten en oudere uitkeringsgerechtigden

Budgettair belang buiten de begroting

Om duurzame inzetbaarheid te vergroten en te zorgen dat minder mensen aan de kant blijven staan, zijn er premiekortingen voor het in dienst houden en in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten. Per 1 januari 2018 worden deze premiekortingen omgevormd naar loonkostenvoordelen. Hiermee wordt de verzilveringsproblematiek voor kleine werkgevers opgelost en wordt de systematiek eenvoudiger, robuuster en fraudebestendiger. De omvorming is geregeld in de Wet tegemoetkomingen loondomein, waarin ook de introductie per 1 januari 2017 van het lage-inkomensvoordeel is opgenomen. Dit is een gericht loonkostenvoordeel dat het voor werkgevers aantrekkelijker maakt om mensen met lage inkomens in dienst te nemen of te houden.

Premiekorting jongeren

In 2014 is de premiekorting jongeren geïntroduceerd. Met deze maatregel is uitwerking gegeven aan de afspraak uit de Begrotingsafspraken 2014 om de arbeidsmarkt voor jongeren te versterken met een premiekorting. De premiekorting geldt, onder bepaalde voorwaarden, voor werkgevers die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2015 een uitkeringsgerechtigde tussen de 18 en 27 jaar hebben aangenomen. De premiekorting mag maximaal twee jaar toegepast worden. Vanaf 2018 zijn de uitgaven als gevolg van deze regeling nul.

Werkbonus

Oudere werknemers en zzp’ers kunnen onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op een werkbonus. Per 2015 is de werkbonus voor nieuwe gevallen afgeschaft. Per 1 januari 2018 wordt de werkbonus helemaal afgeschaft.

Overgangsregeling voor de levensloopregeling

De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft. Er is een overgangsregeling die loopt tot 1 januari 2022 voor deelnemers die minimaal € 3.000 hebben gespaard en hun tegoed nog niet opnemen. Deze deelnemers kunnen doorsparen tot 1 januari 2022. Hiervoor is een budget beschikbaar van € 15 miljoen per jaar.

Levensloopverlofkorting

Om de aantrekkelijkheid van de levensloopregeling als alternatief voor het spaarloon te vergroten, konden werknemers een tegemoetkoming in de vorm van een levensloopverlofkorting van maximaal € 201 per gespaard jaar ontvangen. De levensloopregeling is per 1 januari 2012 voor nieuwe gevallen afgeschaft. Voor deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een aanspraak op basis van een levensloopregeling hebben opgebouwd waarvan de waarde in het economische verkeer op 31 december 2011 minimaal € 3.000 bedroeg geldt een overgangsregeling. Deze deelnemers kunnen tot 31 december 2021 doorgaan met het sparen overeenkomstig de op 31 december 2011 geldende voorwaarden. Een uitzondering geldt voor de levensloopverlofkorting. Sinds 1 januari 2012 wordt bij inleg in de levensloopregeling geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. De op 31 december 2011 opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting vervallen niet en worden verzilverd bij de opname van het levenslooptegoed.

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Om de arbeidsparticipatie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten te bevorderen mag de stap naar ondernemerschap niet fiscaal belemmerd worden. Door handicap of ziekte kunnen gedeeltelijk arbeidsongeschikten veelal niet voldoen aan het gebruikelijke urencriterium dat geldt voor de startersaftrek. Daarom kunnen zij in de eerste drie jaren van hun onderneming een beroep doen op de regeling «startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid», waarbij een verlaagd urencriterium geldt.

Laag BTW-tarief arbeidsintensieve diensten

Om de werkgelegenheid binnen sectoren met arbeidsintensieve diensten te ondersteunen geldt binnen de omzetbelasting een verlaagd BTW-tarief van 6% voor arbeidsintensieve diensten (onder andere kappers en fietsenmakers).

Tabel 1.6 Fiscale uitgaven1 (lopende prijzen x € 1 mln)
 

2015

2016

2017

Premiekortingen arbeidsgehandicapten en oudere uitkeringsgerechtigden

322

315

311

Premiekorting jongeren

18

18

5

Werkbonus

47

27

14

Overgangsregeling voor de levensloopregeling

15

15

15

Levensloopverlofkorting

17

11

11

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

2

1

2

Laag BTW-tarief arbeidsintensieve diensten

765

485

497

X Noot
1

Ministerie van Financiën, Belastingdienst. Zie ook bijlage 5 van de Miljoenennota 2017.

2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaalzekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratieinspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandniveaus;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor startende zelfstandigen;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • Het houden van systeemtoezicht en het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt en of, en zo ja, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • De budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • Het terugvorderen van onrechtmatig bestede middelen van het participatiebudget en het terugvorderen van middelen van niet-gerealiseerde plekken in de Wsw over de uitvoeringsjaren tot en met 2014;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en het UWV (TW);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstanduitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering, die een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

Beleidswijzigingen

Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

  • Wetsvoorstel vereenvoudiging en stroomlijning Participatiewet en Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (bqa)

    Op grond van afspraken met de partners van de Werkkamer (VNG, gemeenten, sociale partners en UWV) en op basis van debatten in de Tweede Kamer worden wijzigingen voorbereid van wet- en regelgeving van de Participatiewet en de Wet bqa, die naar verwachting vanaf 2017 in werking zullen treden. Het gaat om de volgende aanpassingen:

    • Een forfaitaire loonkostensubsidie van 50% van het wettelijk minimumloon gedurende maximaal het eerste halfjaar van een dienstbetrekking voorafgaand aan de loonwaardemeting;

    • Een flexibele termijn voor het herbeoordelen van de loonwaarde op de werkplek;

    • Een loonkostensubsidie ook mogelijk maken voor jongeren die al werken;

    • De harmonisering van de mobiliteitsbonus voor mensen met scholingsbelemmeringen met de premiekorting voor mensen uit de doelgroep banenafspraak;

    • De beoordelingscriteria voor de doelgroep banenafspraak worden vereenvoudigd en, waar mogelijk, geüniformeerd.

    Verder vindt in 2016 een onderzoek plaats naar de zogenaamde Praktijkroute. Dit betekent dat als de gemeente via een gevalideerde loonwaardemethodiek heeft vastgesteld dat iemand op een concrete werkplek niet het wettelijk minimumloon kan verdienen, deze persoon tot de doelgroep van de banenafspraak behoort en opgenomen wordt in het doelgroepregister. Bij een positief resultaat van dit onderzoek neemt de Staatssecretaris in het najaar een besluit om wetgeving daartoe bij het parlement in te dienen. De voorbereiding van wetgeving is in gang gezet. In april en juni 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de vereenvoudiging van de banenafspraak.

  • Verplichting beschut werk

    De realisatie van beschut werkplekken door gemeenten komt moeizaam van de grond, terwijl de gemeenten hiervoor vanaf de invoering van de Participatiewet wel middelen ontvangen. Om het creëren van beschutte werkplekken te stimuleren heeft het kabinet voor de jaren 2016–2020 extra middelen van in totaal € 100 miljoen beschikbaar gesteld. Deze middelen worden ingezet voor drie tijdelijke maatregelen. Zo is de uniforme no-riskpolis door het UWV ook beschikbaar gekomen voor de doelgroep beschut werk, komt er een financiële stimulans beschikbaar voor gemeenten om beschut werkplekken te realiseren (bonus beschut werk) en is er extra implementatieondersteuning voor gemeenten. Uit recent onderzoek van de Inspectie SZW blijkt dat ondanks de stimuleringsmaatregelen beschut werk nog steeds niet voldoende wordt gerealiseerd. Het kabinet voelt zich verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat alle gemeenten beschut werkplekken organiseren en maatwerk bieden. Om dit te realiseren wordt een wetsvoorstel voorbereid, waarin wordt voorgesteld dat de gemeenten het aantal beschut werkplekken moeten realiseren dat aansluit bij de behoefte en waarvoor zij vanaf de totstandkoming van de Participatiewet middelen krijgen. Inwerkingtreding van het wetsvoorstel is voor 2017 voorzien.

  • Experimenten Participatiewet

    Er is momenteel een AMvB in voorbereiding waardoor gemeenten de mogelijkheid krijgen om te experimenteren met bepaalde onderdelen van de Participatiewet. Indien deze AMvB tot stand komt krijgen verschillende gemeenten de mogelijkheid om het effect van verschillende interventies op de uitstroom uit de bijstand te onderzoeken. Het is de bedoeling dat de experimenteermogelijkheid in 2017 van kracht wordt.

  • Kansrijk opgroeien

    Kinderen in Nederland moeten kansrijk kunnen opgroeien. Ook kinderen in gezinnen met een hele kleine portemonnee. In 2014 leefden 421.000 kinderen in een huishouden met een laag inkomen, waarvan 131.000 al 4 jaar of langer. Het Rijk stelt structureel € 100 miljoen beschikbaar om de kansen van deze kinderen te verbeteren. Het geld wordt besteed aan benodigdheden zoals schoolspullen, sportattributen, zwemles, kleding of schoolreisje. Om er zeker van te zijn dat de middelen direct bij de kinderen terechtkomen, ontvangen de kinderen deze benodigdheden in natura. De beschikbaarstelling van deze middelen zal zo worden vormgegeven dat de administratieve lasten worden geminimaliseerd.

  • Invoering Breed Wettelijk Moratorium

    Met de invoering van de Wet gemeenschappelijke schuldhulpverlening (Wgs) hebben de gemeenten de mogelijkheid gekregen bij de rechter een moratorium (opschorting) op de inning door schuldeisers van maximaal 6 maanden aan te vragen. Indien de hulpverlening in het kader van de schuldhulpverlening wordt gefrustreerd door de incassoactiviteiten van een of enkele schuldeisers, heeft de gemeente dan de gelegenheid om tussen schuldeisers en schuldenaar «in rust» tot een regeling van de schulden te komen, zonder druk van deurwaarders en incassoactiviteiten. Om dit onderdeel van de wet in werking te kunnen laten treden is een AMvB nodig waarin de voorwaarden worden geformuleerd. Deze AMvB treedt per 2017 in werking.

  • Vereenvoudiging beslagvrije voet

    De beslagvrije voet – het absolute minimum inkomen waarover een schuldenaar moet kunnen blijven beschikken – staat reeds jaren onder druk. De complexiteit van de berekening alsmede het feit dat de schuldenaar te maken kan krijgen met verschillende los van elkaar ingezette incassomaatregelen, leidt er toe dat een grote groep schuldenaren onder de beslagvrije voet zakt en daarmee te weinig geld overhoudt om in de meest basale levensbehoeften te kunnen voorzien. Met het wetsvoorstel tot vereenvoudiging van de beslagvrije voet worden de genoemde knelpunten van de huidige regeling ondervangen. De wet wijzigt:

    • De berekeningswijze van de beslagvrije voet;

    • De gegevens die daarvoor met verschillende instanties dienen te worden uitgewisseld;

    • Het uiteindelijke proces tot vaststelling van de beslagvrije voet.

    Dit vraagt daarom om een gedegen implementatieproces dat in 2017 vorm zal krijgen. Inwerkingtreding van het wetsvoorstel is voor 2018 voorzien.

  • Jeugdwerkloosheid

    Ondanks het aantrekken van de economie en de dalende werkloosheid, zijn sommige jongeren onnodig (lang) werkloos. Hierbij speelt vooral mismatch een rol. Het onbenut laten van jong talent nu en in de toekomst is sociaal en economisch onwenselijk. Daarom zet het kabinet in het kader van de Aanpak Jeugdwerkloosheid ook in 2017 in op een betere oriëntatie op opleiding en werk, de City Deal met vernieuwende oplossingen voor (migranten)jongeren uit achterstandsbuurten en het matchen op werk door gemeenten en UWV van jongeren met een uitkering en jongeren zonder startkwalificatie, waarbij ook met landelijke, regionale en lokale werkgevers afspraken worden gemaakt over instroommogelijkheden. Daarmee blijven werkgevers gestimuleerd om vacatures open te stellen voor jongeren van 18 tot 27 jaar.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 2.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 2 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

913.002

6.614.331

6.703.093

6.936.650

7.028.161

7.113.127

7.179.669

waarvan garantieverplichtingen

– 338

           

Uitgaven

6.506.062

6.708.734

6.802.144

6.980.551

7.068.161

7.113.127

7.179.669

waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,8%

       
               

Inkomensoverdrachten

6.427.252

6.572.752

6.642.731

6.880.066

7.004.717

7.088.438

7.154.980

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

5.623.935

5.776.569

5.897.767

6.100.139

6.224.586

6.307.192

6.369.036

Participatiebudget

1.394

560

0

0

0

0

0

WSW

17.459

21.384

0

0

0

0

0

TW

484.700

487.809

470.329

499.291

494.009

492.181

490.973

AIO

234.062

231.717

232.254

237.959

243.146

248.017

253.598

Bijstand zelfstandigen

62.311

51.046

35.857

35.857

35.857

35.857

35.857

Bijstand overig

1.513

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland)

1.878

2.067

4.924

5.220

5.519

3.591

3.916

               

Garanties

221

150

50

0

0

0

0

               

Subsidies

76.890

127.004

140.448

77.444

43.361

3.361

3.361

               

Opdrachten

1.238

7.720

17.710

20.822

17.814

19.442

19.869

               

Bekostiging

354

872

992

2.026

2.096

1.726

1.297

Nibud

304

304

0

0

0

0

0

ZonMw

50

568

992

2.026

2.096

1.726

1.297

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

107

236

213

193

173

160

162

ZonMw

107

236

213

193

173

160

162

               

Ontvangsten

62.676

36.865

2.572

2.572

2.572

0

0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn 100% juridisch verplicht. De rijksbijdragen aan de uitvoerende instellingen, de gemeenten, het UWV en de SVB worden ruim voor het begrotingsjaar bekend gemaakt. Inkomensoverdrachten die worden gedeclareerd zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve ook voor 100% verplicht.

Garanties:

De geraamde uitgaven zijn voor verwachte claims op garanties van de Tijdelijke SZW-borgstellingsregeling ondernemers 2009–2010 en dus 100% juridisch verplicht.

Subsidies:

De subsidies zijn voor 100% juridisch verplicht. De aanvragen in het kader van de subsidieregelingen, zoals voor de sectorplannen, armoede en schulden en Doorstart naar nieuw werk, zijn beschikt of nog in procedure. Evenzo geldt voor kleinere subsidies, zoals de incidentele subsidies of de subsidies aan SBCM, Nibud of de gesubsidieerde cofinanciering EFBM dat deze voor meerdere jaren zijn toegezegd aan de desbetreffende organisaties.

Opdrachten:

De opdrachten zijn voor ca. 20% juridisch verplicht onder meer in verband met overlopende verplichtingen die in het verleden zijn aangegaan rond bevordering arbeidsparticipatie (o.a. project bevordering arbeidsinschakeling van mensen met psychosociale belemmeringen, aanpak jeugdwerkloosheid) en voor 50% bestuurlijk gereserveerd (o.a. bijdrage Programmaraad, Impuls Vakmanschap, vervolgacties n.a.v. kabinetsreactie evaluatie wet gemeentelijke schulpverlening) en uitvoeringskosten Wet bqa.

Bekostiging:

Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige Kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het budget 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s:

Analoog aan bij het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% verplicht.

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Macrobudget participatiewetuitkeringen

Op grond van artikel 69 Participatiewet verstrekt SZW jaarlijks aan gemeenten een budget voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2017 geraamd op € 5,8 miljard. Hiervan wordt een bedrag van € 71 miljoen gereserveerd voor de betaling in 2017 van de vangnetuitkeringen over 2015. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee al rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten van wie het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigen-risicodrempel overstijgt. In het kader van het tijdelijk vangnet geldt voor 2015 een eigen-risicodrempel van 5% en voor 2016 5% dan wel € 30 per inwoner. Over 2017 en verder zal naar verwachting het definitieve vangnet gaan gelden. De wijze van bekostiging zal daarbij niet veranderen. In tabel 2.2 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Tabel 2.2 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

5.623.935

5.776.569

5.897.767

6.100.139

6.224.586

6.307.192

6.369.036

Macrobudget participatiewetuitkeringen

5.623.935

5.691.569

5.807.767

6.110.764

6.246.461

6.329.067

6.390.911

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

5.308.470

5.336.390

5.432.590

5.725.151

5.853.224

5.932.472

6.001.368

IOAW

258.906

326.349

344.893

354.028

359.948

361.391

352.354

IOAZ

27.784

28.829

30.283

31.585

33.289

35.203

37.189

Correctie 2015

28.774

           

Intertemporele tegemoetkoming

 

85.000

90.000

– 10.625

– 21.875

– 21.875

– 21.875

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstanduitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstanduitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW en IOAZ over de gemeenten verdeeld. Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers bedraagt in 2017 € 32,3 miljoen en maakt onderdeel uit van het Macrobudget participatiewetuitkeringen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont kan in aanmerking komen voor bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 2.3 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden en alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Tabel 2.3 Netto bijstandsnormen van 21-jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd inclusief vakantietoeslag per 1 juli 2016

Gehuwd / samenwonend

€ 1.395,93

Alleenstaande (ouder)

€ 977,15

Budgettaire ontwikkelingen

Ondanks een daling van de werkloosheid stijgen de uitgaven aan Algemene bijstand en loonkostensubsidies. De meerjarige oploop van de uitgaven aan Algemene bijstand en loonkostensubsidies hangt samen met de invoering van een aantal wetswijzigingen vanaf 2015, waaronder de invoering van de Participatiewet en de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw. Vanaf 2017 worden de toenemende uitgaven ook verklaard door de verhoogde asielinstroom en het extra beroep op bijstand dat daaruit volgt.

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een inter-temporele tegemoetkoming in 2016 en 2017 afgesproken. Dit is bedoeld om de feitelijke kosten voor gemeenten door de verhoogde asielinstroom te dekken. De verrekening van de inter-temporele tegemoetkoming met de gemeentelijke budgetten Participatiewetuitkeringen vindt plaats vanaf 2018.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.4 Kerncijfers Participatiewet1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

382

386

396

Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, ultimo)

387

2

2

– waarvan verblijfsduur minder dan 1 jaar

95

2

2

– waarvan verblijfsduur 1 tot 5 jaar

168

2

2

– waarvan verblijfsduur 5 jaar of meer

125

2

2

X Noot
1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

X Noot
2

Dit cijfer wordt niet geraamd.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandniveau voor oudere werkloze werknemers. Vermogen, zoals in een eigen huis of spaargeld, blijft buiten beschouwing. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  • Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;

  • Werknemers die na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

Per 1 juli 2015 geldt voor de IOAW en de IOAZ een kostendelersnorm. In de IOAW en IOAZ geldt de kostendelersnorm alleen voor alleenstaande kostendelers. Nieuwe aanvragers ontvangen 50% van de gehuwdennorm. Voor huidige alleenstaanden en alleenstaande ouders wordt de norm trapsgewijs afgebouwd. Vanaf 1 januari 2017 is de norm 60% van de gehuwdennorm. Uiteindelijk, per 1 januari 2019, ontvangen alleenstaanden en alleenstaande ouders, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen, 50%van de gehuwdennorm.

Tabel 2.5 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand per 1 juli 2016, exclusief vakantietoeslag

Gehuwd / samenwonend

€ 1,489,34

Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners

€ 1.152,79

Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners

€ 1.050,36

Budgettaire ontwikkelingen

De IOAW-uitgaven nemen de komende jaren toe. Dit komt vooral omdat de IOAW-instroom, die met vertraging de conjunctuur volgt, toeneemt. De vertraging treedt op, omdat het grootste deel van de IOAW-instroom eerst 3 jaar WW-gerechtigd is geweest. Daarnaast zijn van invloed de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, waardoor langer gebruik wordt gemaakt van de IOAW, en de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965, waardoor korter gebruik wordt gemaakt van de IOAW.

De uitgaven aan de IOAZ en het volume nemen de komende jaren toe door verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.6 Kerncijfers IOAW en IOAZ1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

19

22

24

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,7

1,8

1,8

X Noot
1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

Banenafspraak

Iedereen verdient een kans op de arbeidsmarkt. In het sociaal akkoord van 2013 is met de sociale partners afgesproken 125.000 banen voor de doelgroep van de banenafspraak te creëren. Afgesproken is dat de sector markt ten opzichte van de nulmeting (1 januari 2013) tot en met eind 2015 6.000 banen realiseert en de sector overheid 3.000 banen. De cijfers van de één-meting laten zien dat er eind 2015 ten opzichte van de nulmeting voor mensen met een arbeidsbeperking 21.057 banen bij reguliere werkgevers zijn gerealiseerd. Het gaat om 15.604 banen bij de sector markt en 5.453 banen bij de sector overheid. Dit betekent dat werkgevers, zowel in de sector markt als in de sector overheid, de doelstelling ruimschoots hebben gehaald. Door dit resultaat is er geen aanleiding om de quotumregeling te activeren. De cijfers laten zien dat we op de goede weg zijn. Tegelijkertijd is de uitdaging voor de komende jaren groot. Het aantal banen zal ten opzichte van de nulmeting jaarlijks moeten blijven toenemen. Daarom blijft het noodzakelijk om te blijven kijken waar belemmeringen kunnen worden weggenomen.

Tabel 2.7 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 20151

Streefwaarde 20152

Streefwaarde 20162

Streefwaarde 20172

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1/1/2013

15.604

6.000

14.000

23.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidsector t.o.v. nulmeting op 1/1/2013

5.453

3.000

6.500

10.000

X Noot
1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

X Noot
2

Streefwaarden afkomstig uit Memorie van Toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.

Tweede Kamer, 2013–2014, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Handhaving

De cijfers op het gebied van fraude en handhaving in de WWB/Participatiewet laten een stabiel beeld zien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.8 Kerncijfers WWB/Participatiewet (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

2

80

82

Kennis van de verplichtingen (%)

2

88

90

       

Opsporing3

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

4,9

11

11

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

20

62

66

       

Incassoratio4

     

Incassoratio 2013 (%)

16

22

23

Incassoratio 2014 (%)

5

13

16

Incassoratio 2015 (%)

5

5

14

X Noot
1

Ipsos »Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015».

X Noot
2

Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

X Noot
3

SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

X Noot
4

CBS onderzoek incassoratio 2015. Incassoratio’s 2014 en 2015 zijn aangepast aan door gemeenten met de uitkering verrekende bedragen. Incassoratio’s 2013 kunnen niet meer met terugwerkende kracht worden aangepast en zijn hiermee licht onderschat (ter illustratie 2015 is zonder deze verrekening 12% ipv 14%).

X Noot
5

Deze cijfers komen niet voor.

A2. Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag.

De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;

  • Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het normbedrag-TW. Indien het dagloon lager is dan het normbedrag-TW, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon. Voor alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager inkomen.

Tabel 2.9 Normbedragen TW per 1 juli 2016 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag

Gehuwd / samenwonend

€ 1.537,20

Alleenstaande (ouder) van 23 jaar en ouder

€ 1.152,97

   

Alleenstaande (ouder) van 23 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners

€ 1.050,55

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven hangen samen met de volumeontwikkelingen in de moederwetten. In 2016 en 2017 daalt het volume in lijn met de ontwikkeling in de moederwetten. De TW-uitgaven stijgen in 2016 licht, omdat de gemiddelde toeslag in 2016 op basis van uitvoeringsinformatie naar verwachting iets hoger uitkomt. In 2018 treedt een toename op van de TW-uitgaven, omdat vanaf 2018 de uitkering van de Wajongers met arbeidsvermogen wordt verlaagd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Per 1 juli 2016 is het aantal Wajongers met een toeslag op grond van de TW met circa 77.000 gedaald. Als gevolg van de afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon is de Wajong-uitkering voor alleenstaanden van 23 jaar en ouder per 1 juli 2016 even hoog als het toetsbedrag voor de TW, waardoor deze groep niet langer in aanmerking komt voor een toeslag. Dit leidt zowel in 2016 als in 2017 tot een daling in het TW-volume in uitkeringsjaren.

De groep Wajongers die niet langer in aanmerking komt voor een toeslag ontving een relatief lage toeslag; de gemiddelde toeslag van de resterende groep TW-ontvangers ligt aanzienlijk hoger. Dit leidt tot een stijging van de gemiddelde toeslag in 2016 en 2017.

Tabel 2.10 Kerncijfers TW1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

198

155

114

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

2.448

3.126

4.076

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

Handhaving

Door de inkomstenverrekening van de Wwz, sinds 1 juli 2015, vallen het aantal geconstateerde overtredingen en het totaal benadelingsbedrag in 2015 lager uit dan in 2014. De incassoratio’s laten een stabiel beeld zien.

Tabel 2.11 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Opsporing

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,5

2,6

1,9

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

9,1

7,2

5,8

       

Terugvordering

     

Incassoratio 2013 (%)

16

35

47

Incassoratio 2014 (%)

2

15

39

Incassoratio 2015 (%)

2

22

18

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

X Noot
2

Deze cijfers komen niet voor.

A3. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau voor AOW-gerechtigden. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tabel 2.12 AIO netto maandbedragen (maximaal) per 1 juli 2016, exclusief vakantietoeslag

Gehuwd / samenwonend

€ 1.424,58

Alleenstaande (ouder)

€ 1.043,40

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten AIO blijven de komende jaren naar verwachting stijgen. De geraamde volumes blijven de komende jaren vrij constant. De verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd heeft een neerwaarts effect op het volume. Daar staat tegenover dat er sinds 2015 tevens personen de AIO instromen vanwege de afschaffing van de partnertoeslag in de AOW, wat een opwaarts effect heeft op het volume. Deze laatste groep heeft naar verwachting recht op een relatief hogere uitkering in de AIO vergeleken met de huidige populatie. Daarom is de verwachting dat de gemiddelde AIO-uitkering de komende jaren zal stijgen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal AIO-gerechtigden blijft voor de komende jaren vrij constant door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. Deze verhoging dempt de jaarlijkse instroom in de AIO.

Tabel 2.13 Kerncijfers AIO1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

41

41

42

X Noot
1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De kerncijfers voor preventie laten een stabiel beeld zien. Sinds 2013 vindt themaonderzoek plaats naar buitenlands vermogen en buitenlands verblijf. Dit onderzoek kan mogelijk een verklaring zijn voor de lichte stijging van de gepercipieerde detectiekans en de kennis van de verplichtingen door het vergrote bewustzijn van mensen op deze thema’s. Daarbij kan dit de stijging van het aantal geconstateerde overtredingen verklaren. Terwijl het aantal overtredingen stijgt, daalt het gemiddelde benadelingsbedrag ten opzichte van 2013. Voor dit laatste is geen verklaring. Een rol kan spelen dat bij in absolute zin kleine aantallen, zoals bij de AIO, enkele gevallen met hoge bedragen grote invloed hebben gehad op het gemiddelde. De incassoratio 2013 vertoont in het tweede jaar een mate van stijging die bij de incassoratio 2014 in het tweede jaar niet te zien is. Mogelijk speelt ook hier een rol dat bij kleine aantallen de aflossing van enkele grote terugvorderingen meer dan evenredige invloed heeft op de incassoratio.

Tabel 2.14 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

2

73

75

Kennis van de verplichtingen (%)

2

84

87

       

Opsporing3

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

0,2

0,3

0,5

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

1,9

1,7

2,2

       

Terugvordering3

     

Incassoratio 2013 (%)

12

42

49

Incassoratio 2014 (%)

4

9,2

19

Incassoratio 2015 (%)

4

4

14

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015».

X Noot
2

Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

X Noot
3

SVB, jaarverslag.

X Noot
4

Deze cijfers komen niet voor.

A4. Bijstand zelfstandigen (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers).

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen, die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is, het inkomen onvoldoende is en de onderneming levensvatbaar is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het krediet?

De uitkering voor levensonderhoud is in principe gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 2.3) als aanvulling voor levensonderhoud. De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskredieten wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Tabel 2.15 Bbz-normen kredietverlening (maxima) 1 januari 2016

Startende zelfstandige

€ 35.549

Gevestigde zelfstandige

€ 193.089

Budgettaire ontwikkelingen

Voor de verstrekking van bedrijfskredieten en uitkeringen voor levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen ontvangen gemeenten een afzonderlijke specifieke uitkering Bbz. Deze uitgaven maken geen onderdeel uit van het Macrobudget participatiewetuitkeringen en zijn voor 2017 geraamd op € 36 miljoen. De daling ten opzichte van 2016 wordt vertekend doordat de uitgaven op gemeentelijk niveau niet goed te ramen zijn met als gevolg dat er achteraf nabetaald en terugontvangen wordt. De hier geraamde uitgaven zijn de gesaldeerde uitgaven. Daarnaast kan een rol spelen dat de ontvangsten op de verleende kredieten zijn gebudgetteerd, waardoor gemeenten selectiever geworden zijn bij het verlenen. In overleg met de VNG is een onderzoek gestart naar de effecten van deze budgettering.

Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers bedraagt in 2017 € 32,3 miljoen en maakt onderdeel uit van het Macrobudget participatiewetuitkeringen (zie tabel 2.2).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.16 Kerncijfers Bbz1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,9

3,9

3,9

X Noot
1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

A5. Bijstand overig

Bijstand overig bestaat vrijwel volledig uit bijstand buitenland. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten. Daarnaast zijn onder bijstand overig voor 2015 de uitgekeerde middelen voor de repatriëringregeling opgenomen. Er worden voor 2017 geen uitgaven voor repatriëring voorzien.

Budgettaire ontwikkelingen

Er zijn geen noemenswaardige budgettaire ontwikkelingen ten aanzien van bijstand overig.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.17 Kerncijfers bijstand overig1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume bijstand overig (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,2

0,2

0,2

X Noot
1

SVB, jaarverslag.

A6. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De toename in de uitgaven aan Onderstand wordt verklaard door de bredere toepassing van de Bijzondere Onderstand, de toegenomen aandacht voor niet-gebruik (communicatie) en door de verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd (zie ook beleidsartikel 8). Hierdoor kunnen de uitkeringen aan Onderstandgerechtigden langer doorlopen. Verder wordt voor armoedeprojecten in Caribisch Nederland in de periode 2016–2019 een bedrag van € 2,256 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Voor de uitvoeringskosten daarvan wordt jaarlijks € 0,3 miljoen uitgetrokken. In verband met de voorgenomen vaststelling van een bestaansminimum in Caribisch Nederland worden de uitkeringen Onderstand in de jaren 2017 e.v. verhoogd. De uitgaven aan uitkeringen Onderstand nemen hierdoor toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.18 Kerncijfers Caribisch Nederland1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0, 5

0,4

0,5

X Noot
1

SZW unit RCN.

B. Garanties

De pilot borgstelling is een afgesloten regeling. De pilot beoogde te onderzoeken hoe startende ondernemers voor krediet bij het bankwezen terecht zouden kunnen. Het jaar 2017 is het laatste jaar waarin nog claims worden verwacht.

C. Subsidies

In totaal is € 140,4 miljoen voor subsidies beschikbaar. Het overgrote deel is bestemd voor de uitfinanciering van de sectorplannen, het armoede- en schuldenbeleid en de subsidieregelingen in het kader van de Doorstart naar nieuw werk. Verder maken incidentele subsidies, de cofinanciering van het Europees Fonds voor Meest behoeftigden (EFMB) en (vanaf 2017) de subsidies aan het Nibud en de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) onderdeel uit van het subsidiebudget.

D. Opdrachten

Deze middelen zijn bestemd voor bevordering arbeidsparticipatie (ca. € 11 miljoen), armoedebestrijding en schuldhulpverlening (ca. € 5 miljoen), bevorderen ondernemerschap (ca. € 1 miljoen) en aanpak jeugdwerkloosheid (€ 0,5 miljoen). Naar aanleiding van de kabinetsreactie op de evaluatie van de Wgs zijn middelen gereserveerd voor het bevorderen van professionaliteit van de schuldhulpverlening, het doorontwikkelen van innovatieve aanpakken en het verbeteren van de registratie en beschikbaarheid van gegevens binnen de gemeentelijke schuldhulpverlening.

E. Bekostiging

Voor de bekostiging van het kennisprogramma vakkundig aan het werk door ZonMw is in 2017 bijna € 1,0 miljoen beschikbaar. De jaarlijkse bijdrage aan het Nibud wordt vanaf 2017 onder de subsidies verantwoord.

F. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Voor de uitvoering van het kennisprogramma vakkundig aan het werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw in 2017 ruim € 0,2 miljoen beschikbaar.

G. Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op de boedelscheiding van de SVB-Nederlandse Antillen.

3. Arbeidsongeschiktheid

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot dat sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan het UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV;

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidswijzigingen

Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

  • Per 1 januari 2017 treedt de Wet verbetering hybride markt in werking. Doel van dit wetsvoorstel is dat werkgevers zich bij de keuze voor een WGA-verzekering meer richten op de effectiviteit van re-integratieactiviteiten en activering van de verzekeraar. Daarom wordt meer evenwicht in de hybride markt aangebracht. Het UWV zal een meer marktconforme premie in rekening brengen bij (middel)grote werkgevers die na een periode van eigenrisicodragerschap terugkeren naar de publieke verzekering bij het UWV. De publieke staartlasten van werkgevers die na een periode van publieke verzekering bij het UWV eigenrisicodrager worden, vallen niet meer onder het eigen risico van werkgevers (ongeacht hun grootte). Hierdoor is het voor werkgevers makkelijker om een keuze te maken tussen de publieke en private verzekeringen.

  • In het sociaal akkoord is afgesproken dat sociale partners met concrete maatregelen komen die ervoor zorgen dat minder mensen een beroep hoeven te doen op een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit de WIA. Hiervoor is een taakstelling in de begroting van SZW ingeboekt die structureel €150 miljoen bedraagt. Eind juni hebben de sociale partners maatregelen aangekondigd. Deze zijn echter (nog) niet concreet genoeg om vanaf 2017 een besparing op de WIA te realiseren.

  • In 2017 wordt de ao-tegemoetkoming verlaagd van € 212,06 netto per jaar naar € 175,63 netto per jaar. Hiermee worden onder andere de kosten voor herziening van de Wml en het besparingsverlies 2017 van de WIA-taakstelling uit het sociaal akkoord gedekt.

  • Het wetsvoorstel waarmee het WIA claimcriterium wordt aangepast voor mensen die met loonkostensubsidie werken in de Participatiewet zal in het najaar van 2016 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2018, dit is een jaar later dan gepland. In de normale WIA-systematiek worden deze werknemers met loonkostensubsidie bij ziekte vrijwel altijd volledig arbeidsongeschikt verklaard, omdat zij geen regulier werk kunnen verrichten op Wml-niveau. Met de Participatiewet is vastgelegd dat bij het bepalen van het arbeidsongeschiktheidspercentage in de WIA rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat een werknemer met loonkostensubsidie heeft gewerkt.

  • Wanneer een WGA-gerechtigde langer dan één jaar meer dan 65% van zijn maatmaninkomen heeft verdiend, eindigt voor hem/haar het recht op de WGA-uitkering na een WIA-beoordeling. Voor deze WIA-beoordeling is op dit moment de inzet van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige vereist. Bij deze beoordeling moet er slechts bepaald worden dat een WGA-gerechtigde langer dan één jaar meer dan 65% van zijn maatmaninkomen heeft verdiend. Dit is administratief vast te stellen op basis van de verstrekte inkomstengegevens, waardoor er geen volledige WIA-beoordeling voor nodig is. De inzet van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige is daarom niet noodzakelijk. De WIA zal worden aangepast zodat deze beoordeling administratief afgehandeld kan worden.

  • In 2017 treedt een van de onderdelen van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters in werking. De WGA-vast en WGA-flex worden samengevoegd. Het onderscheid naar de aard van de dienstbetrekking in de WGA komt daarmee te vervallen. Werkgevers kunnen vanaf 1 januari 2017 kiezen voor publieke WGA-verzekering voor WGA-lasten van vast en tijdelijk personeel of voor eigenrisicodragerschap. De publieke WGA-premie wordt vastgesteld op basis van het gehele WGA-risico van de werkgever.

  • Oorspronkelijk stond de beleidsdoorlichting artikel 3 (arbeidsongeschiktheid) gepland in 2017. Uiterlijk 1 maart 2017 wordt het IBO (Interdepartementaal beleidsonderzoek) Arbeidsongeschiktheid opgeleverd. Voor wat betreft de onderwerpen die in het IBO aan de orde komen (WIA), komt het IBO in plaats van de beleidsdoorlichting. Voor een aantal relatief kleine onderwerpen (onder andere WAZ) die niet in het IBO terugkomen is er voor gekozen om deze in een aparte evaluatie aan de orde te laten komen.

  • Het kabinet gaat de beoordeling van re-integratietrajecten door het UWV, in het bijzonder de re-integratie in het zogeheten «tweede spoor», begrijpelijker en voorspelbaarder maken. Hiermee wordt voorkomen dat re-integratietrajecten alleen maar worden gestart om een loonsanctie te voorkomen. De komende tijd zal deze maatregel nader uitgewerkt worden.

  • Zowel werknemers als werkgevers moeten straks het initiatief kunnen nemen voor een vervroegde IVA-aanvraag ingeval een zieke werknemer géén perspectief meer heeft op terugkeer op de arbeidsmarkt. De werkgever kan de toegekende IVA-uitkering in mindering brengen op het loon dat hij betaalt. De komende tijd zal deze maatregel nader uitgewerkt worden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 3.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 3 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

703

753

787

809

832

867

902

Uitgaven

703

753

787

809

832

867

902

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdrachten

703

753

787

809

832

867

902

Ongevallenverzekering

703

753

787

809

832

867

902

(Caribisch Nederland)

             
               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten:

Budgetflexibiliteit

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten van de Ongevallenverzekering Caribisch Nederland.

Tabel 3.2 Premiegefinancierde uitgaven artikel 3 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Uitgaven

9.040.645

9.285.037

9.474.890

9.699.805

9.965.586

10.290.253

10.646.652

               

Inkomensoverdrachten

8.967.297

9.201.845

9.233.070

9.293.040

9.407.193

9.550.817

9.705.856

IVA

1.408.374

1.682.239

1.924.578

2.171.009

2.429.964

2.701.495

2.982.900

WGA

2.076.296

2.261.078

2.386.214

2.506.022

2.624.866

2.739.379

2.845.688

WGA eigen-risicodragers

334.781

390.504

413.206

434.307

456.017

477.156

496.872

WAO

4.975.807

4.711.391

4.367.983

4.054.964

3.781.932

3.529.671

3.288.469

WAZ

172.039

156.633

141.089

126.738

114.414

103.116

91.927

               

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

73.348

83.192

80.369

100.440

100.453

110.622

111.687

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW

73.348

83.192

80.369

100.440

100.453

110.622

111.687

               

Nominaal

0

0

161.451

306.325

457.940

628.814

829.109

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Ongevallenverzekering (OV) (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatst verdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgavenontwikkeling van de Ongevallenverzekering (OV) wordt verklaard door verhoging van de gerechtigde leeftijd voor de Algemene Ouderdomsverzekering(zie ook beleidsartikel 8). Hierdoor lopen de uitkeringen van de OV langer door.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 3.3 Kerncijfers Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000, ultimo)

<0,1

<0,1

<0,1

X Noot
1

SZW unit RCN.

A2. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming.

De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of van wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. De WIA wordt uitgevoerd door het UWV.

Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun ex-werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan het UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van het UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Werknemers die op of na 29 december 2005, na een wachttijd van twee jaar, 35% of meer arbeidsongeschikt zijn als gevolg van ziekte.

Hoe hoog is de IVA-uitkering en wat is de duur?

Iemand die ten minste 80% arbeidsongeschikt is en niet meer kan herstellen of een geringe kans op herstel heeft, komt op basis van de IVA in aanmerking voor een uitkering van 75% van het laatstverdiende loon, met een maximum van 75% van het maximumdagloon. Het maximumdagloon bedraagt per 1 juli 2016 € 203,85, dat is € 4.433,74 per maand. De IVA-uitkering bedraagt maximaal € 3.325,30 bruto per maand. Daarnaast ontvangen IVA-gerechtigden in 2016 een tegemoetkoming van netto € 212,06 mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een IVA-uitkering. Deze ao-tegemoetkoming is bedoeld om een arbeidsongeschikte tegemoet te komen in de kosten die hij/zij moet maken door zijn/haar handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Hoe hoog is de WGA-uitkering en wat is de duur?

  • Een arbeidsongeschikte die ten minste 35% arbeidsongeschikt is met kansen op herstel komt in aanmerking voor een uitkering op basis van de WGA. De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het loonverlies (oude maandloon minus eventueel inkomen). Het totale inkomen neemt toe naarmate de betrokkene meer werkt.

  • Indien het loonverlies meer dan 35% maar minder dan 80% bedraagt, is er sprake van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. Afhankelijk van het arbeidsverleden heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte minimaal 3 tot maximaal 38 maanden recht op een loongerelateerde uitkering. De wet Wwz bevat maatregelen die de maximale duur van de loongerelateerde uitkering raken, zoals de geleidelijke duurverkorting en de aanpassing van de opbouw van WW-rechten. Dit heeft tot gevolg dat de maximale duur van de loongerelateerde uitkering stapsgewijs – één maand per kwartaal – wordt teruggebracht van 38 maanden naar 24 maanden voor nieuwe instroom in de WGA. Deze maatregelen zijn per 1 januari 2016 in werking getreden.

  • De gedeeltelijk arbeidsgeschikte wordt geacht te gaan of te blijven werken. Om hiertoe aan te zetten wordt de uitkering na de loongerelateerde fase afhankelijk van het verdiende inkomen. Is dat inkomen ten minste 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt het loon aangevuld tot 70% van het loonverlies. Als de betrokkene na afloop van de loongerelateerde uitkering geen werk heeft of minder verdient dan 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt een uitkering verstrekt die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het wettelijk minimumloon.

  • Indien het loonverlies ten minste 80% bedraagt en herstel op termijn nog mogelijk is, is er sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. De volledig arbeidsongeschikte houdt ook na de loongerelateerde fase recht op een uitkering van 70% van het loonverlies.

  • WGA-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WGA-uitkering ontvangen evenals IVA-gerechtigden een ao-tegemoetkoming van netto € 212,06 per jaar.

  • Evenals bij de IVA-uitkering geldt ook bij de WGA-uitkering het maximumdagloon.

  • Het recht op uitkering kan doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2017 stijgen de uitkeringslasten WIA (IVA en WGA) inclusief de lasten voor eigenrisicodragers met circa € 390 miljoen. Dit is een gevolg van het feit dat de WIA een relatief nieuwe regeling is die nog niet het structurele niveau heeft bereikt. Naarmate het WIA-bestand meer ingroeit zal er ook logischerwijs meer doorstroom plaatsvinden van de WGA naar de IVA omdat het WGA-bestand groeit. Hierdoor stijgen de IVA-uitgaven relatief harder dan de WGA-uitgaven. De hogere AOW-gerechtigde leeftijd heeft als gevolg dat WIA-uitkeringen langer kunnen doorlopen. De ao-tegemoetkoming maakt onderdeel uit van de uitkeringslasten IVA, WGA, WAO en WAZ in tabel 3.2.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers WIA zijn gecombineerd met de kerncijfers WAO in tabel 3.4.

A3. Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennia lang mensen zijn die een beroep doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De werknemer die op 1 januari 2004 al een WAO-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  • Hij is 15% of meer arbeidsongeschikt;

  • Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

De WAO blijft ook gelden voor werknemers die hun eerste ziektedag hadden vóór 1 januari 2004 of van wie het recht op WAO-uitkering is geëindigd, indien zij binnen vijf jaar (opnieuw) arbeidsongeschikt worden door dezelfde oorzaak. Hierdoor worden nog slechts nieuwe WAO-uitkeringen toegekend bij herleving van een oud recht.

Hoe hoog is de WAO-uitkering?

De WAO-uitkering bestaat uit twee fasen.

  • In de eerste fase ontvangt een WAO-gerechtigde een loondervingsuitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het dagloon. De uitkering bedraagt per 1 juli 2016 maximaal € 3.325,30 bruto per maand. De duur van de loondervingsuitkering is afhankelijk van de leeftijd op de ingangsdatum van de WAO-uitkering.

  • In de tweede fase ontvangt de WAO-gerechtigde een vervolguitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het vervolgdagloon. De hoogte van het vervolgdagloon is onder andere afhankelijk van de leeftijd die iemand heeft op de ingangsdatum van de WAO-uitkering. De vervolguitkering kan in principe doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

  • WAO-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAO-uitkering en meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een ao-tegemoetkoming van (in 2016) netto € 212,06 per jaar.

Budgettaire ontwikkelingen

Er is alleen nog instroom in de WAO door herleving van uitkeringen. Er worden dan ook nauwelijks nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend. Tegelijkertijd worden er in 2017 21.000 uitkeringen beëindigd. De uitkeringslasten WAO dalen in 2017 met circa € 345 miljoen. In latere jaren gaat de daling van de uitkeringslasten minder snel. Dit komt vooral doordat WAO-uitkeringen langer kunnen doorlopen als gevolg van de (versnelde) verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 3.4 Kerncijfers IVA , WGA en WAO1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

IVA, WGA en WAO

     

Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo)

545

546

547

• waarvan IVA

72

83

94

• waarvan WGA

158

169

179

• waarvan WAO

315

294

274

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

8,1

7,9

7,8

       

Instroom in uitkeringen (x 1.000)

36

39

39

• waarvan IVA

8,5

9,5

9,3

• waarvan WGA

27

29

29

• waarvan WAO

0,9

0,8

0,8

Instroomkans (%)

0,5

0,6

0,6

       

Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000)

45

38

38

• waarvan IVA

6,2

6,5

7,2

• waarvan WGA

9,9

9,7

9,9

• waarvan WAO

29

22

21

Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000)

8,4

8,2

8,8

Uitstroomkans WAO + WIA (%)

7,6

7,0

7,0

       

WGA

     

Aandeel werkende WGA’ers met resterende verdiencapaciteit (%, ultimo)

42

2

2

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

X Noot
2

Het aandeel werkende WGA’ers wordt niet geraamd.

Handhaving

De kerncijfers preventie laten een stabiel beeld zien ten opzichte van 2014. De kerncijfers opsporing wijzen op een lichte daling van het aantal geconstateerde overtredingen en het totaal benadelingsbedrag. De incassoratio’s laten een stabiel beeld zien.

Tabel 3.5 Kerncijfers IVA, WGA en WAO (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie12

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

78

83

Kennis van de verplichtingen (%)

89

91

       

Opsporing3

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,7

1,8

1,7

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

12

9,8

9,4

       

Terugvordering3

     

Incassoratio 2013 (%)

20

40

57

Incassoratio 2014 (%)

4

20

49

Incassoratio 2015 (%)

– 4

– 4

22

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015». Kerncijfers preventie alleen van toepassing op WGA en WAO. Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

X Noot
2

Deze cijfers zijn exclusief IVA. Deze is bij het onderzoek «Kennis der verplichtingen en detectiekans» buiten beschouwing gebleven.

X Noot
3

UWV, jaarverslag.

X Noot
4

Deze cijfers komen niet voor.

A4. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De zelfstandige die op 1 augustus 2004 al een WAZ-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  • Hij is 25% of meer arbeidsongeschikt;

  • Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Hoe hoog is de WAZ-uitkering?

De hoogte van de WAZ-uitkering hangt af van de mate van arbeidsongeschiktheid en het feitelijk gederfde inkomen per dag, mits dat niet hoger is dan het wettelijk minimumloon (de grondslag). De uitkering voor volledig arbeidsongeschikten is 75% van de grondslag en bedraagt per 1 juli 2016 € 1.152,90 bruto per maand. Heeft de betrokkene voortdurend oppas en verzorging nodig, dan kan de uitkering worden verhoogd tot maximaal 100% van de grondslag. WAZ-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAZ-uitkering en meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een ao-tegemoetkoming van (in 2016) netto € 212,06 per jaar.

Budgettaire ontwikkelingen

De toegang voor zelfstandigen tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. In de WAZ is nog slechts in beperkte mate sprake van nieuwe instroom, die bestaat uit herleving van uitkeringen. Het WAZ-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van het zittend bestand. De hogere AOW-gerechtigde leeftijd heeft als gevolg dat WAZ-uitkeringen langer kunnen doorlopen. Hierdoor dalen de uitkeringslasten in de WAZ minder snel.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 3.6 Kerncijfers WAZ1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo)

15

14

12

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

B. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW

Voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ en ZW zet het UWV middelen in om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Het UWV zet deze middelen in voor de inkoop van trajecten en diensten gericht op het vinden van werk en voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder vervoersvoorzieningen, werkplekaanpassing en jobcoaching). Het UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt jaarlijks aan het UWV beschikbaar gesteld en door het UWV verantwoord via de reguliere rapportages.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het jaar 2017 is voor het premiegefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget € 80 miljoen beschikbaar. In het kader van de achterstanden bij de herbeoordelingen in de WIA worden in 2017 en 2018 extra middelen ingezet voor extra verzekeringsartsen. Dekking voor deze extra inzet van verzekeringsartsen komt uit het re-integratiebudget WIA/WAO/WAZ/ZW. Het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget heeft betrekking op de Wajong en wordt verantwoord in beleidsartikel 4 (tabel 4.1).

4. Jonggehandicapten

Artikel

De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.

Algemene doelstelling

De Wajong bestaat uit drie groepen die elk een eigen doelstelling hebben: de «oude Wajong» (tot 2010), de «Wajong2010» (2010 tot 2015) en de Wajong2015. Het moment van instroom bepaalt tot welke groep iemand behoort. In de «oude Wajong» staat inkomensondersteuning voorop en is arbeidsondersteuning beschikbaar voor hen die kunnen werken. Voor de «Wajong2010» (mensen die in de periode 2010 tot 2015 zijn ingestroomd) heeft de overheid als eerste doel de arbeidsparticipatie van Wajongers te bevorderen. Als zij perspectief hebben op het verrichten van arbeid staat voor deze Wajongers arbeidsondersteuning centraal. Als onderdeel van de arbeidsondersteuning kunnen zij zo nodig inkomensondersteuning aanvragen. De doelgroep van de Wajong2015 bestaat uit mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Zij zullen nooit kunnen werken, ook niet met ondersteuning. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan het UWV en de REA-instituten. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;

  • Het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV.

Beleidswijzigingen

Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

  • De voortgezette werkregeling in de Wajong2010 wordt vanaf 2017 aangepast omdat de huidige regelgeving niet uitvoerbaar is. Vanaf 2017 zou het UWV iedere Wajonger die 27 jaar is en die zeven jaar recht heeft gehad op arbeidsondersteuning en niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, oproepen voor een beoordeling van de resterende verdiencapaciteit. Het is echter voor het UWV niet mogelijk om op theoretische basis aan iemand een loonwaarde of verdiencapaciteit toe te kennen onder het wettelijk minimumloon. Het voorstel is de regelgeving zo aan te passen dat iedere werkende Wajonger2010 die 27 jaar is, 7 jaar in de Wajong2010 heeft gezeten en een inkomen van 20% Wml of meer verwerft, een loonaanvulling ontvangt tot 100% Wml. Met de noodzakelijke wijziging van de voortgezette werkregeling wordt ook geregeld dat de Wajongers die nu in de oude Wajong zitten en overstappen naar de nieuwe Wajong geen 7 jaar meer hoeven te wachten voor ze in de voortgezette werkregeling stromen, omdat zij reeds 7 jaar in de Wajong hebben gezeten.

  • Per 1 juli 2017 wordt de Wml gewijzigd (zie beleidsartikel 1). De Wajonguitkeringen zijn gekoppeld aan het minimum(jeugd)loon. Daardoor stijgen de uitkeringen van Wajongers jonger dan 23 jaar.

  • In 2017 wordt de ao-tegemoetkoming verlaagd van € 212,06 netto per jaar naar € 175,63 netto per jaar. Hiermee worden onder andere de kosten voor herziening van het Wml en het besparingsverlies van de WIA-taakstelling uit het sociaal akkoord gedekt (zie hiervoor beleidsartikel 3).

  • In 2017 wordt de beleidsdoorlichting van artikel 4 uitgevoerd. De verwachting is dat deze beleidsdoorlichting eind 2017 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 4 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

3.112.006

3.254.164

3.239.793

3.213.509

3.259.339

3.292.815

3.327.955

Uitgaven

3.112.006

3.254.164

3.239.793

3.213.509

3.259.339

3.292.815

3.327.955

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdrachten

3.003.506

3.094.106

3.145.234

3.094.778

3.156.435

3.206.265

3.244.157

Wajong

3.003.506

3.094.106

3.145.234

3.094.778

3.156.435

3.206.265

3.244.157

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

108.500

160.058

94.559

118.731

102.904

86.550

83.798

Re-integratie Wajong

108.500

160.058

94.559

118.731

102.904

86.550

83.798

               

Ontvangsten

34.069

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten:

Budgetflexibiliteit

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en zijn derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Wajong.

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s:

De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft een re-integratiebudget voor Wajongers op grond van de Wajong.

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

De Wajong biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. De Wajong wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

Mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd of tijdens hun studie arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben. Voor de Wajong2015 geldt hierbij als voorwaarde dat zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

Hoe hoog is de Wajong-uitkering?

Voor mensen met recht op de oude Wajong die volledig arbeidsgehandicapt zijn is de uitkering 75% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2016 is dit € 1.152,90 bruto per maand voor mensen van 23 jaar en ouder. Voor jongeren is de uitkering 75% van het wettelijk minimumjeugdloon. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is deze afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage.

Voor mensen met recht op de Wajong2010 is de uitkering ook 75% van het wettelijk minimumloon. Voor mensen die arbeidsmogelijkheden hebben geldt een activerende uitkeringsstructuur, waarbij «werken moet lonen» het uitgangspunt is. Verdient een Wajonger in de werkregeling meer dan 20% van het minimumloon, dan mag hij de helft van elke extra verdiende euro houden, tot 100% van het minimumloon. Jonggehandicapten in de Wajong2010 die studeren ontvangen een uitkering van 25% van het wettelijk minimumloon.

Mensen met recht op de Wajong2015 ontvangen een uitkering van 75% van het wettelijk minimumloon.

Budgettaire ontwikkelingen

Vanaf 2015 is de Wajong alleen nog toegankelijk voor mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Hierdoor is de instroom sterk gedaald en sinds 2015 kleiner dan de uitstroom. Dit zet zich naar verwachting door in 2017, waardoor het volume van 2016 op 2017 daalt. Desondanks stijgen de verwachte uitgaven, doordat de gemiddelde uitkering sterker stijgt. Dit heeft meerdere oorzaken:

  • De nieuwe instroom heeft duurzaam geen arbeidsmogelijkheden en zal daarom een volledige uitkering ontvangen. Van de personen die uitstromen zal een deel een gedeeltelijke uitkering hebben, omdat zij wel werken.

  • De gemiddelde leeftijd van de Wajongers neemt toe, omdat de grote groep die de afgelopen jaren is ingestroomd ouder wordt. Hierdoor neemt het percentage Wajongers dat een uitkering krijgt dat gebaseerd wordt op het minimumjeugdloon af.

  • Het aantal mensen dat op grond van de studieregeling nog een uitkering van 25% van het wettelijk minimumloon ontvangt neemt af. Deze personen in de Wajong2010 krijgen een hogere uitkering omdat ze niet meer studeren en doorstromen naar de werk- of uitkeringsregeling.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het totale volume van de Wajong neemt af. Dit wordt veroorzaakt doordat de uitstroom uit de oude Wajong en Wajong2010 groter is dan de instroom in de Wajong2015. In 2017 zal naar verwachting een deel van de mensen in de oude Wajong overstappen naar de Wajong2010, als gevolg van de wijzigingen in de voortgezette werkregeling. Hierdoor daalt het aantal mensen in de oude Wajong en stijgt het aantal mensen in de werkregeling in de Wajong2010. Het verwachte aantal werkenden neemt toe als gevolg van de banenafspraak voor arbeidsbeperkten.

Tabel 4.2 Kerncijfers Wajong
   

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo)1

249

246

243

waarvan oude Wajong (tot 2010)

181

177

168

waarvan Wajong2010 (2010 tot 2015)

67

65

70

 

o waarvan werkregeling (%)

78

74

77

 

o waarvan studieregeling (%)

12

9

6

 

o waarvan duurzaam geen arbeidsmogelijkheden (%)

10

17

18

waarvan Wajong2015

1,3

2,9

4,9

         

Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)1

4,5

3,7

3,9

Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)1

6,4

6,8

6,9

         

Aandeel werkenden in de oude Wajong en Wajong2010 (%)

23

25

26

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

Handhaving

De kerncijfers voor de Wajong laten over het totaal een redelijk stabiel beeld zien. De kerncijfers opsporing zijn in 2015 nagenoeg gelijk aan 2014. Er zijn iets minder overtredingen geconstateerd, het gemiddelde bedrag per overtreding is daarentegen iets hoger. De incassoratio’s laten een stabiel beeld zien.

Tabel 4.3 Kerncijfers Wajong (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

77

73

Kennis van de verplichtingen (%)

85

86

       

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,3

1,5

1,2

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

4,6

4,3

4,0

       

Terugvordering2

     

Incassoratio 2013 (%)

21

46

59

Incassoratio 2014 (%)

3

23

50

Incassoratio 2015 (%)

3

3

18

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015». Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

X Noot
2

UWV, jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen niet voor.

B. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Re-integratie Wajong

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de REA-instituten. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie. Specifiek voor jonggehandicapten met arbeidsmogelijkheden die vallen onder de Wajong2010 geldt een acceptatieplicht van passende arbeid. Het UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ en ZW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA,WAO,WAZ en ZW en wordt verantwoord in beleidsartikel 3.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het jaar 2017 is voor het begrotingsgefinancierde deel van het geïntegreerd taakstellend budget re-integratie Wajong € 140 miljoen beschikbaar. Een deel van dit budget (€ 45 miljoen) wordt reeds in 2016 aan het UWV betaald, om het kasritme van het Rijk te optimaliseren. Door de herindeling en aansluitende activering van oude-Wajongers met arbeidsvermogen worden er ten opzichte van eerdere jaren hogere uitgaven verwacht voor re-integratie Wajong in de jaren 2017 en 2018. Het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget neemt na 2017 geleidelijk af (zie tabel 4.1). Dit is het gevolg van de Participatiewet, waarin geregeld is dat de instroom in de Wajong wordt beperkt tot mensen die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben.

5. Werkloosheid

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk loonvervangend inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomensverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.

Brug-WW is erop gericht om arbeidsmobiliteit te stimuleren en transities naar beroepen waar een tekort is aan personeel te bevorderen. Het actieplan perspectief voor 50-plussers is erop gericht de arbeidsmarktpositie van 50-plussers te verbeteren en het risico op (langdurige) werkloosheid te beperken. Werklozen die bij instroom in de WW 60 jaar of ouder zijn, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW).

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen neemt de overheid deze verplichting over.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • Het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV;

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidswijzigingen

Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

  • In juni 2016 is het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» naar de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer, 2015–2016, 29 544, nr. 724). Kern van de aanpak is om vijftigplussers te ondersteunen bij het vinden van nieuw werk, werknemers wendbaarder te maken en werkgevers minder terughoudend te laten zijn bij het aannemen van nieuw personeel. Het actieplan is samen met de sociale partners opgesteld. De aanpak bevat – naast de bestaande instrumenten zoals de mobiliteitsbonus – een aantal nieuwe maatregelen. Het actieplan start op 1 januari 2017 en loopt twee jaar. Na 2018 zal op basis van een evaluatie van de aanpak en de arbeidsmarktsituatie van vijftigplussers worden bezien of en welke aanpak er verder nodig is.

  • Per april 2016 is het instrument brug-WW breder beschikbaar gesteld buiten de sectorplannen (Tweede Kamer, 2015–2016, 33 566, nr. 93). Brug-WW buiten de sectorplannen bestaat uit een parttime arbeidsovereenkomst bij een nieuwe werkgever, in combinatie met een (gedeeltelijke) reguliere WW-uitkering voor de scholingsuren. Na afronding van de scholing geldt een baangarantie van minimaal 6 maanden waarbij de arbeidsovereenkomst wordt uitgebreid met de scholingsuren.

  • Sinds de wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen van 1 juli 2015 kan het WW-dagloon voor starters, herintreders en flexwerkers lager uitkomen dan voorheen. Daarnaast komt het dagloon voor werknemers die na twee jaar ziekte een beroep doen op WW lager uit dan beoogd. Per 1 december 2016 wordt het Dagloonbesluit aangepast (Tweede Kamer, 2015–2016, 34 351, nr. 18). Starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die twee jaar ziek zijn geweest en aansluitend een beroep doen op de WW tussen 1 juli 2015 en 1 december 2016, kunnen met de Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming vanaf 1 april 2017.

  • Op dit beleidsartikel wordt bij het indienen van deze begroting nog gewerkt aan een beleidsdoorlichting. Deze doorlichting zal eind 2016 opgeleverd worden. Mogelijk geeft de beleidsdoorlichting aanleiding om het beleid te wijzigen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 5.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 5 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

42.028

56.313

190.345

66.141

68.238

90.241

112.915

Uitgaven

42.028

56.313

190.345

66.141

68.238

90.241

112.915

waarvan juridisch verplicht (%)

   

90,1%

       
               

Inkomensoverdrachten

29.428

40.413

169.095

49.891

68.238

90.241

112.915

IOW

29.403

40.313

55.995

49.791

68.138

90.141

112.815

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

25

100

100

100

100

100

100

Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit

0

0

113.000

0

0

0

0

               

Subsidies

12.600

15.500

5.000

0

0

0

0

               

Opdrachten

0

400

16.250

16.250

0

0

0

               

Ontvangsten

2.961

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten IOW, uitkeringslasten Cessantiawet (Caribisch Nederland) en uitkeringslasten Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit.

Subsidies:

De subsidies zijn voor 30% juridisch verplicht, dit budget heeft betrekking op plaatsingsfees voor oudere werklozen.

De overige 70% is bestuurlijk gebonden door het sociaal akkoord dat het kabinet met de sociale partners heeft gesloten.

Opdrachten:

De opdrachten zijn voor 6% juridisch verplicht. Deze verplichting heeft betrekking op de campagne om de beeldvorming over vijftigplussers te verbeteren.

Tabel 5.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 5 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Uitgaven

6.546.924

5.759.794

5.498.862

5.287.315

5.086.250

4.871.336

4.723.004

               

Inkomensoverdrachten

6.546.924

5.759.794

5.399.200

5.105.584

4.823.604

4.525.675

4.285.132

WW

6.546.924

5.759.794

5.399.200

5.105.584

4.823.604

4.525.675

4.285.132

               

Nominaal

0

0

99.662

181.731

262.646

345.661

437.872

               

Ontvangsten

379.000

376.980

365.468

371.623

378.430

386.350

395.684

UFO

379.000

376.980

358.780

358.780

358.780

358.780

358.780

Nominaal

0

0

6.688

12.843

19.650

27.570

36.904

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsongeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW. De IOW is een tijdelijke regeling. In het sociaal akkoord is afgesproken om de IOW tot 2020 te verlengen en daarna een evaluatie uit te voeren. In de Wwz is daartoe opgenomen dat oudere WW’ers en WGA’ers in aanmerking kunnen komen voor een IOW-uitkering als zij vóór 1 januari 2020 werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden. De IOW wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

  • Werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar of ouder zijn en die recht hebben op meer dan drie maanden WW-uitkering, komen bij beëindiging van hun WW-uitkering wegens het bereiken van de maximale duur in aanmerking voor een IOW-uitkering. De regeling is toegankelijk voor oudere werklozen die werkloos zijn geworden vanaf 1 oktober 2006;

  • Gedeeltelijk arbeidsongeschikte ouderen hebben na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht op IOW als de loongerelateerde WGA is toegekend op of na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar. De regeling is toegankelijk als het recht op de loongerelateerde WGA-uitkering op of na 1 januari 2008 is ontstaan.

Hoe hoog is de IOW-uitkering?

Deze uitkering is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. Dit is op 1 juli 2016 € 1.537,20 bruto per maand. De uitkering kan lager zijn dan 70% van het wettelijk minimumloon als:

  • De WW- of loongerelateerde WGA-uitkering, in de kalendermaand voor het einde van deze uitkering, lager was dan 70% van het minimumloon;

  • De betrokkene tijdens de IOW-uitkering andere inkomsten heeft, bijvoorbeeld loon of een andere uitkering.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOW stijgen van 2016 op 2017 met € 16 miljoen vanwege de stijging van de AOW-gerechtigde leeftijd. In latere jaren nemen de IOW-uitgaven verder ook toe als gevolg van de duurverkorting in de WW.

Beleidsrelevante kerncijfers

Door de stijging van de AOW-gerechtigde leeftijd verblijven mensen gemiddeld langer in de IOW. Hierdoor neemt het IOW-volume in 2016 en 2017 toe.

Tabel 5.3 Kerncijfers IOW1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren)

2,6

3,5

4,4

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

A2. Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

Budgettaire ontwikkelingen

Er wordt een in de tijd constant uitgavenpatroon verondersteld. De uitgaven kunnen van jaar tot jaar sterk fluctueren, afhankelijk van het aantal bedrijven dat failliet is gegaan en het aantal betrokken werknemers. Specifieke kenmerken van de betrokken werknemers, zoals gemiddeld dienstverband en gemiddeld loon, kunnen ook sterk fluctueren en de hoogte van de uitkeringslasten van jaar tot jaar beïnvloeden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal uitkeringen dat o.b.v. de Cessantiawet wordt verstrekt is beperkt. Het volume wordt geraamd op minder dan 100 uitkeringen per jaar.

Tabel 5.4 Kerncijfers Cessantiawet (Caribisch Nederland)1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen)

<0,1

<0,1

<0,1

X Noot
1

SZW unit RCN.

A3. Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit

Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid kan het dagloon voor enkele groepen WW-gerechtigden lager uitkomen. Dit betreft starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die twee jaar ziek zijn geweest en aansluitend een beroep doen op de WW. Per 1 december 2016 wordt het Dagloonbesluit aangepast met voor deze groepen een dagloonverhogend effect. Over de tussenliggende periode kunnen betrokkenen in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming. Het UWV voert deze overgangsregeling uit vanaf 1 april 2017.

Wie komt er voor in aanmerking?

Recht op een tegemoetkoming hebben:

  • Starters, herintreders en flexwerkers die recht hebben gehad op een WW-uitkering die is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016;

  • Starters, herintreders en flexwerkers die tijdens deze periode werkloos zijn geworden maar geen recht hebben gekregen op een WW-uitkering vanwege hun inkomsten;

  • Werknemers die na de wachttijd voor de Wet WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt waren en die recht hebben gehad op een WW-uitkering die is ontstaan in de periode van 1 juli 2015 tot 1 december 2016.

Een werknemer wordt als starter, herintreder of flexwerker aangemerkt als hij in de referteperiode geen loon heeft genoten in één of meer kalendermaanden.

Budgettaire ontwikkelingen

De overgangsregeling gaat gepaard met € 113 miljoen aan uitkeringslasten.

Beleidsrelevante kerncijfers

De overgangsregeling is een eenmalige compensatie die in 2017 wordt verstrekt. Het aantal personen dat in aanmerking komt voor de compensatie wordt geraamd op 113.000.

Tabel 5.5 Kerncijfers Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit (x 1.000 personen)
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit (x 1.000 personen)

113

A4. Werkloosheidswet (WW)

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. De WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. De maximale duur wordt vanaf 2016 stapsgewijs – één maand per kwartaal – teruggebracht van 38 maanden naar 24 maanden. Bovendien wordt de opbouw van WW-rechten vanaf 2016 aangepast. De maximale duur is daarbij afhankelijk van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat hij werkloos werd. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf tien jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer vanaf 2016 met elk extra gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. De WW wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen moet iemand in ieder geval:

  • De AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt en verzekerd zijn voor de WW;

  • Minimaal vijf arbeidsuren per week kwijtraken (of voor wie minder dan tien uur per week werkte, minimaal de helft van de arbeidsuren);

  • Geen recht meer hebben op loon over die verloren arbeidsuren;

  • Beschikbaar zijn om te gaan werken;

  • Voldoen aan de wekeneis: in de 36 weken voor de eerste werkloosheidsdag in minimaal 26 weken in loondienst hebben gewerkt;

  • Geen ZW-uitkering, WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid of IVA-uitkering ontvangen;

  • Geen WGA-uitkering ontvangen (tenzij men naast de WGA-uitkering werkte, en die baan is kwijtgeraakt);

  • Zich tijdig registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;

  • Niet verwijtbaar werkloos zijn. Verwijtbaar werkloos is iemand die zelf ontslag heeft genomen of om een dringende reden is ontslagen. In dat geval krijgt de werknemer geen uitkering of een korting op de uitkering.

Hoe hoog is de WW-uitkering?

De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het loonverlies (oude maandloon minus eventueel inkomen). Inkomsten uit arbeid worden gedeeltelijk verrekend, zodat het totale inkomen toeneemt naarmate de betrokkene meer werkt. De hoogte van het maandloon is gemaximeerd, waardoor de 75%-uitkering per 1 juli 2016 maximaal € 3.325,30 bruto per maand bedraagt en de 70%-uitkering maximaal € 3.103,62.

Budgettaire ontwikkelingen

Het herstel van de arbeidsmarkt zet in 2016 door, maar voor 2017 verwacht het CPB in verband met de Brexit dat het herstel wordt getemperd. Deze ontwikkelingen leiden in 2016 tot een daling van de WW-uitgaven met circa € 790 miljoen en in 2017 tot een beperktere daling van € 360 miljoen. De effecten van de Wwz groeien vanaf 2016 geleidelijk in. Onder meer de aanpassing van het besluit passende arbeid en invoering van inkomensverrekening hebben daarbij in de komende jaren naar verwachting al een licht neerwaarts effect op de uitkeringslasten.

Beleidsrelevante kerncijfers

De werkloosheid zal in 2016 en 2017 naar verwachting dalen. Dit leidt tot een afname van de WW-instroom. De nieuwe WW-systematiek op basis van inkomensverrekening heeft een vertragend effect op de uitstroom. Het recht op uitkering wordt pas administratief beëindigd nadat gebleken is dat de opgegeven inkomsten overeenkomen met de inkomstenopgave van de werkgever in de polisadministratie. Daarnaast valt de uitstroom mogelijk lager uit dan voorheen, omdat mensen die tegen een lager uurloon vanuit de WW gaan werken, een aanvulling uit de WW blijven behouden.

Hoewel het herstel van de arbeidsmarkt in 2017 wordt getemperd in verband met de Brexit, komt het aantal beëindigde WW-uitkeringen naar verwachting zowel in 2016 als in 2017 hoger uit dan het aantal nieuwe uitkeringen. Het WW-volume vertoont daarmee meerjarig een dalend verloop.

Tabel 5.6 Kerncijfers WW
 

Realisatie

20151

Raming

2016

Raming

2017

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren)

343

327

306

Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo)

446

394

378

Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1.000)

584

510

504

Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000)

579

562

520

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

Het WW-volume in tabel 5.6 wordt weergegeven in uitkeringsjaren. Dit is het gemiddeld aantal WW-uitkeringen gedurende het kalenderjaar omgerekend naar voltijdsequivalenten. Daarnaast bevat tabel 5.6 het aantal lopende WW-uitkeringen per 31 december. De ontwikkeling van deze ultimostand kan via de onderste twee kerncijfers in de tabel worden verklaard uit de totale WW-instroom en de WW-uitstroom gedurende het kalenderjaar.

Handhaving

De kerncijfers preventie laten een stabiel en onveranderd hoog beeld zien. Dat de invoering van de Wwz niet heeft geleid tot een verslechtering van dit beeld, is positief. De kennis van de verplichtingen is met 3% gestegen. Dit heeft mogelijk te maken met de extra informatievoorziening aan WW’ers in 2015 in het kader van de invoering van de Wwz. De kerncijfers opsporing zijn gedaald. Door de inkomensverrekening van de Wwz, sinds 1 juli 2015, vallen het aantal geconstateerde overtredingen en het totaal benadelingsbedrag in 2015 lager uit dan in 2014. De incassoratio’s laten een stabiel beeld zien.

Tabel 5.7 Kerncijfers WW (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

84

84

Kennis van de verplichtingen (%)

94

97

       

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

31

43

27

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

42

63

40

       

Terugvordering 2

     

Incassoratio 2013 (%)

33

56

65

Incassoratio 2014 (%)

3

23

49

Incassoratio 2015 (%)

3

3

34

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015». Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

X Noot
2

UWV, jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen niet voor.

B. Subsidies

Het kabinet heeft in 2013 middelen aan het UWV beschikbaar gesteld voor de aanpak van de werkloosheid onder ouderen op basis van het Actieplan 55-plus werkt. Het plan bevat een subsidieregeling waarmee 55-plussers via de werkgever of op eigen aanvraag scholing(svouchers) kunnen krijgen of die intermediairs een plaatsingsfee toekent wanneer zij een oudere werkzoekende duurzaam (minimaal 3, 6 of 12 maanden) aan een baan helpen. De doelgroep voor deze aanpak en de bijbehorende subsidieregeling is in 2014 uitgebreid naar 50-plussers (Tweede Kamer, 2013–2014, 29 544, nr. 540). Het Actieplan loopt af op 1 oktober 2016. In 2017 kunnen na 6 en 12 maanden gerekend vanaf 1 oktober 2016 nog plaatsingsfees toegekend worden.

C. Opdrachten

Het budget dat in beleidsartikel 5 onder Opdrachten is opgenomen is onder meer gericht op het voorkomen van werkloosheid door werkende 50-plussers meer wendbaar te maken. Dit betreft de introductie van een tweede loopbaanadvies, training voor leidinggevenden en een centraal aanspreekpunt voor werkgevers. Ook is budget beschikbaar voor experimenten om kansen bij werkgevers te benutten die nu onbenut blijven, zoals in de techniek en de ambachten. Het actieplan wordt ondersteund door een campagne om de beeldvorming over 50-plussers te verbeteren. Oud-voetbalinternational John de Wolf zal als boegbeeld van het actieplan hier een belangrijke rol in spelen. Voor bovenstaande maatregelen is in 2017 en 2018 in totaal € 32,5 miljoen beschikbaar. In totaal is er voor het Actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» € 68 miljoen beschikbaar. De resterende middelen worden verantwoord op de beleidsartikelen 6 en 11.

D. Ontvangsten

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. Het UWV verhaalt de WW-uitkeringen op de betrokken overheidswerkgever. Dit wordt als ontvangsten Uitvoeringsfonds voor de Overheid (UFO) op dit beleidsartikel van de begroting opgenomen. Als gevolg van de aantrekkende arbeidsmarkt nemen de ontvangsten UFO in 2017 naar verwachting met € 18 miljoen af.

6. Ziekte en zwangerschap

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap.

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV en de SVB;

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidswijzigingen

Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

  • Het bestaande kraamverlof van 2 dagen met behoud van loon wordt uitgebreid. Een wetsvoorstel om dit uit te breiden met 3 dagen verlof met een uitkering van het UWV is in voorbereiding. De uitkering is gelijk aan het loon met als bovengrens het maximum dagloon. De verwachting is dat parlementaire behandeling van het wetsvoorstel in 2017 wordt afgerond. Invoering is voorzien voor 1 januari 2019. Doelgroep van de regeling zijn de echtgeno(o)t(e) / partner van de moeder dan wel degene die het kind erkend heeft. Het verlof moet worden opgenomen binnen vier weken na de dag van de bevalling.

  • In het eerste kwartaal van 2017 zal binnen de ZW een experiment starten om te onderzoeken of vervroegde inzet van de no-riskpolis, de arbeidsparticipatie bevordert. Dit zal alleen gelden voor vangnetters die geen werkgever meer hebben en die de eerstejaarsziektewetbeoordeling bereiken.

  • De SER zal in 2016 een advies uitbrengen over een sluitend stelsel voor arbeidsongeschiktheid voor zowel werknemers als zelfstandigen.

  • In het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2017 is een voorstel voor uitbreiding van het wettelijk zwangerschaps- en bevallingsverlof in Caribisch Nederland van 12 naar 16 weken opgenomen. De periode waarin zwangere werknemers op grond van de Wet ziekteverzekering BES aanspraak op ziekengeld kunnen maken wordt daarmee verlengd. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2017.

  • Bij ontslag van een werknemer wegens (langdurige) arbeidsongeschiktheid is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd, na de periode van loondoorbetaling. Werkgevers zullen voor deze kosten van de transitievergoeding door het UWV worden gecompenseerd. Een wetsvoorstel van deze strekking is in voorbereiding (zie A4).

  • In 2017 wordt de beleidsdoorlichting van beleidsartikel 6 uitgevoerd. De verwachting is dat deze beleidsdoorlichting en evaluatie van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters in 2017 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. In september 2015 is de Tweede Kamer bij brief geïnformeerd over de opzet van deze beleidsdoorlichting (Tweede Kamer, 2015–2016, 30 982, nr. 24).

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 6.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 6 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

7.581

7.269

7.450

7.549

7.650

7.801

7.951

Uitgaven

7.581

7.269

7.450

7.549

7.650

7.801

7.951

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdrachten

7.581

7.269

7.450

7.549

7.650

7.801

7.951

TAS

4.368

3.830

3.830

3.830

3.830

3.830

3.830

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

3.213

3.439

3.620

3.719

3.820

3.971

4.121

               

Ontvangsten

0

428

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten:

Budgetflexibiliteit

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten TAS en uitkeringslasten ziekteverzekering Caribisch Nederland.

Tabel 6.2 Premiegefinancierde uitgaven artikel 6 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Uitgaven

2.575.582

2.616.641

2.632.784

3.395.561

2.958.648

2.970.329

2.997.690

               

Inkomensoverdrachten

2.575.582

2.616.641

2.584.631

3.304.354

2.819.258

2.775.482

2.740.483

ZW

1.483.923

1.493.384

1.454.462

1.398.040

1.374.529

1.352.022

1.303.130

Transitievergoeding

0

0

0

755.000

215.000

180.000

180.000

WAZO1

1.091.659

1.123.257

1.130.169

1.151.314

1.172.729

1.186.460

1.200.353

WAZO kraamverlof

0

0

0

0

57.000

57.000

57.000

               

Nominaal

0

0

48.153

91.207

139.390

194.847

257.207

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Uitkeringslasten zijn inclusief ZEZ en exclusief kraamverlof.

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van blootstelling aan asbest kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. Indien zij de ziekte maligne mesothelioom of asbestose hebben gekregen door te werken met asbest (in dienst van een werkgever) of maligne mesothelioom hebben opgelopen via werkkleding van een huisgenoot, dan is de (voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk en kunnen zij een schadevergoeding bij de werkgever eisen. Dit kan echter lang duren. Tegelijkertijd is de levensverwachting van mensen met de ziekte maligne mesothelioom vaak erg kort. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een tegemoetkoming. Deze wordt vaak uitgekeerd in de vorm van een voorschot. Als de (voormalige) werkgever later alsnog een schadevergoeding betaalt wordt de tegemoetkoming hiermee verrekend. De TAS wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Mensen die ziek zijn geworden door het werken met asbest, krijgen een voorschot als:

  • Bij hen maligne mesothelioom of asbestose is vastgesteld;

  • Zij, of in het geval van maligne mesothelioom, een huisgenoot in loondienst bij een werkgever in Nederland werkten;

  • Zij, of in het geval van maligne mesothelioom, een huisgenoot op het werk zijn blootgesteld aan asbest;

  • Zij nog geen schadevergoeding hebben gekregen of een schadevergoeding hebben ontvangen die lager is dan € 19.605.

Hoe hoog is de TAS?

Zowel het voorschot als de tegemoetkoming is in 2016 € 19.605. Dit is een eenmalige uitkering. De hoogte van de TAS volgt de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten TAS worden vanaf 2016 constant verondersteld.

Beleidsrelevante kerncijfers

De raming van het volume is voor de komende jaren naar beneden bijgesteld op basis van de realisaties in 2015. De verwachting is dat het aantal toekenningen voor personen met asbestose afneemt in 2016 en 2017 ten opzichte van 2015 omdat de meeste aanvragen door werknemers die al eerder met asbestose zijn gediagnosticeerd inmiddels verwerkt zijn. Daarnaast daalt naar verwachting ook het aantal toekenningen in verband met maligne mesothelioom licht.

Tabel 6.3 Kerncijfers TAS1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,4

0,4

0,4

– toekenning i.v.m. maligne mesothelioom

0,3

0,3

0,3

– toekenning i.v.m. asbesthose

0,1

<0,1

<0,1

Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,2

0,2

0,2

Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%)

86

2

2

X Noot
1

SVB, jaarverslag.

X Noot
2

Deze cijfers worden niet geraamd.

A2. Ziekteverzekering (ZV) (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

Door de verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd (zie ook beleidsartikel 8) lopen de uitkeringen van de ZV langer door. Hierdoor nemen de uitkeringslasten ZV-Caribisch Nederland in de komende jaren in geringe mate toe. Daarnaast nemen de uitkeringslasten met € 130.000 per jaar toe door verlenging van het zwangerschapsverlof van 12 naar 16 weken.

Beleidsrelevante kerncijfers

Op dit moment ontbreekt een zinvol kerncijfer voor het aantal ZV-uitkeringen. De uitgaven vormen op dit moment het enige houvast met betrekking tot de ontwikkeling van de ZV. Dit heeft te maken met beperkingen in de rapportagemogelijkheden van de ICT-applicatie die wordt gebruikt. Een kerncijfer zal worden bepaald in samenhang met de voor 2017 voorziene nieuwbouw van deze applicatie.

A3. Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben die in geval van ziekte loon moet doorbetalen. De ZW bevat minimumnormen voor re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn voor het verrichten van hun werk (wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie) en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat hij moet doorbetalen. De ZW wordt uitgevoerd door het UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager te zijn voor de ZW-uitkeringslasten.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een ziektewetuitkering komen:

  • Uitzendkrachten (zonder vast contract met het uitzendbureau);

  • Oproepkrachten (afhankelijk van het soort oproepcontract);

  • Personen met een arbeidscontract dat afloopt tijdens de ziekte;

  • Personen die een WW-uitkering ontvangen en langer dan dertien weken ziek zijn;

  • Vrouwen die ziek worden als gevolg van zwangerschap of bevalling. Wanneer vrouwen in loondienst werken hebben zij tijdens hun zwangerschapsverlof recht op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg. Als deze vrouwen door de zwangerschap vóór of na de bevalling ziek worden, ontvangen zij een ZW-uitkering;

  • Orgaandonoren die door hun donatie tijdelijk niet kunnen werken;

  • Personen met een no-riskpolis die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en die binnen vijf jaar nadat ze in dienst zijn gekomen van een werkgever ziek worden;

  • Ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders kunnen een beroep doen op de ZW als zij hiervoor een vrijwillige verzekering hebben.

Hoe hoog is de ZW-uitkering?

De ZW-uitkering bedraagt meestal 70% van het loon dat de betrokkene gemiddeld per dag verdiende in het jaar voordat hij ziek werd. De hoogte van het dagloon is per 1 juli 2016 gemaximeerd op € 203,85 bruto per dag. Hierdoor bedraagt de uitkering maximaal € 3.103,62 bruto per maand. De uitkering duurt maximaal twee jaar.

Er zijn enkele uitzonderingen. Orgaandonoren en werkneemsters die arbeidsongeschikt zijn als gevolg van de zwangerschap of bevalling hebben recht op een ZW-uitkering van 100% van het dagloon, wat neerkomt op een uitkering van maximaal € 4.433,74 bruto per maand. Op verzoek van de werkgever kan het UWV de ZW-uitkering van personen die onder de no-riskpolis vallen het eerste jaar op 100% van het dagloon vaststellen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten ZW van de bij het UWV verzekerde populatie nemen in 2017 met ca. € 40 miljoen af ten opzichte van 2016 vanwege een daling van het volume bij zieke werklozen en bij personen met een arbeidscontract dat afloopt tijdens ziekte (eindedienstverbanders). De ontwikkeling van het aantal zieke werklozen reageert met enige vertraging op een stijging of daling van het aantal WW-uitkeringen. Voor 2017 wordt uitgegaan van een daling van het aantal zieke werklozen als gevolg van een verbetering van de conjunctuur in 2015 en 2016. De daling van het aantal eindedienstverbanders wordt verklaard door een toename van het aantal werkgevers dat eigenrisicodrager is.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 6.5 Kerncijfers ZW1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume ZW (x 1.000 uitkeringsjaren)

88

87

84

Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

204

2

2

Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

277

2

2

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

X Noot
2

In- en uitstroom worden niet geraamd.

Handhaving

De kerncijfers preventie laten een stabiel beeld zien. Uit de kerncijfers opsporing blijkt dat het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling licht is afgenomen in 2015 ten opzichte van 2014 en ook het totale benadelingsbedrag is gedaald. Hoewel de incassoratio 2014 in het eerste jaar achterblijft, is in het tweede jaar het verschil met de incassoratio 2013 afgenomen tot 9%-punt.

Tabel 6.6 Kerncijfers ZW (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

79

81

Kennis van de verplichtingen (%)

94

94

       

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,6

1,2

0,7

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

4,0

3,5

2,3

       

Terugvordering2

     

Incassoratio 2013 (%)

29

49

58

Incassoratio 2014 (%)

3

11

38

Incassoratio 2015 (%)

3

3

26

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015». Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

X Noot
2

UWV, jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen niet voor.

A4. Transitievergoeding

Bij ontslag van een werknemer wegens (langdurige) arbeidsongeschiktheid is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd, na de periode van loondoorbetaling. Werkgevers zullen voor deze kosten van de transitievergoeding door het UWV worden gecompenseerd. Een wetsvoorstel van deze strekking is in voorbereiding. Naar verwachting kan de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel in 2017 worden afgerond en kan deze compensatieregeling ingaan per 1 januari 2018. Er wordt van uitgegaan dat de regeling terugwerkende kracht zal hebben tot 1 juli 2015. De compensatievergoeding zal worden gefinancierd vanuit het Awf, waar een verhoging van de premie tegenover staat.

A5. Wet arbeid en zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Soms bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering (zwangerschaps- en bevallingsuitkering en adoptie- en pleegzorguitkering). Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door het UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering komen:

  • Vrouwelijke werknemers;

  • Andere vrouwelijke verzekerden voor de ZW (o.a. thuiswerksters en vrouwen die een ZW-, WW- of loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen);

  • Vrouwelijke vrijwillig verzekerden voor de ZW;

  • Vrouwen van wie de vermoedelijke bevallingsdatum binnen 10 weken na het einde van de verplichte ZW-verzekering ligt, evenals vrouwen die later uitgerekend zijn, maar die toch binnen 10 weken na het einde van de verplichte verzekering bevallen.

Er is een afzonderlijke uitkeringsregeling voor zwangere zelfstandigen, de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Vrouwelijke zelfstandigen, directeuren-grootaandeelhouders, meewerkende echtgenoten en beroepsbeoefenaars op arbeidsovereenkomst (hulpen in de huishouding voor minder dan vier dagen per week) hebben gedurende ten minste 16 weken recht op een uitkering. Zie ook beleidsartikel 12.

Recht op kraamverlof ontstaat als het de echtgeno(o)te of de geregistreerd partner betreft. Daarnaast hebben ook ongehuwd samenwonende en de partner die het kind erkent, recht op dit verlof.

Hoe hoog is de WAZO?

De zwangerschaps- en bevallingsuitkering, het kraamverlof en de adoptie- en pleegzorguitkering bedraagt 100% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 100% van het maximumdagloon. Dit is per 1 juli 2016 gelijk aan € 4.433,74 bruto per maand. De hoogte van de uitkering voor zelfstandigen is maximaal het wettelijk minimumloon (per 1 juli 2016 € 1.537,20 bruto per maand).

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van een verwachte lichte toename van het aantal geboorten de komende jaren, nemen de uitgaven voor zwangerschap- en bevallingsverlof in 2017 met ca. € 7 miljoen toe ten opzichte van 2016. Vanaf 2019 wordt het kraamverlof met drie dagen uitgebreid. De uitgaven hieraan bedragen € 57 miljoen per jaar.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 6.7 Kerncijfers WAZO1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Totaal aantal toekenningen zwangerschap- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen)

137

137

138

Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen)

128

127

128

Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen)

9,8

10,0

10,2

X Noot
1

UWV, jaarverslag.

7. Kinderopvang

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren en kinderen goed toegerust zijn op het primair onderwijs. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling.

Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten ter verbetering van de kwaliteit van kinderopvang. Dit om ervoor te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen sturen die van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de bevordering van de kwaliteit van kinderopvang. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • Het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • Het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk;

  • Het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • Het bevorderen van de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door de Belastingdienst.

Beleidswijzigingen

Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

  • Het kabinet intensiveert vanaf 2017 € 200 miljoen structureel in de kinderopvang (Tweede Kamer, 2015–2016, 31 322, nr. 303). De kinderopvangtoeslag wordt verhoogd, waarbij het maximum vergoedingspercentage in de eerste kindtabel naar 94% en in de tweede kindtabel naar 95% stijgt en de vaste voet naar 33,3% wordt verhoogd. Daarnaast blijven ouders bij werkloosheid ook in 2017 zes in plaats van drie maanden recht houden op kinderopvangtoeslag. De maximum uurprijzen worden naast de reguliere indexatie eenmalig extra verhoogd. Hierdoor nemen de maximum uurprijzen in alle opvangsoorten in 2017 met 4,2% toe.

  • De komst van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is uitgesteld. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de vertraging bij de invoering (Tweede Kamer, 2015–2016, 31 322, nr. 301). Er wordt momenteel een heroriëntatie uitgevoerd op de realisatie en invoering van het personenregister. De Tweede Kamer zal in het najaar van 2016 per brief worden geïnformeerd over het resultaat van de heroriëntatie. Het uitstel van het personenregister heeft geen invloed op de huidige continue screening op basis van bestandsopbouw, deze loopt gewoon door.

  • Het kabinet zet in op verdere harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang, waarbij verschillen tussen de twee voorzieningen worden weggenomen. Hierbij wordt de financieringsstructuur voor werkende ouders vanaf 2018 gelijk getrokken.

  • In het kader van «Innovatie en Kwaliteit in de Kinderopvang» wordt gewerkt aan herijking van de kwaliteitseisen voor de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk en aanpassing van het toezicht daarop. Heldere doelen, duidelijke eisen en betere kwaliteit zijn de uitgangspunten. Het wetsvoorstel zal in het najaar van 2016 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

  • Het kabinet wil de financiering van de kinderopvang wijzigen naar een systeem van directe financiering. Dit systeem is gebaseerd op twee pijlers: de rijksoverheid bekostigt kinderopvangorganisaties rechtstreeks, en ouders betalen een eigen bijdrage afhankelijk van hun inkomen. Het systeem komt in de plaats van de huidige kinderopvangtoeslag. De geldstromen van en naar ouders worden hiermee beperkt, wat de risico’s van onverwachte nabetalingen en terugvorderingen verkleint. De beoogde invoeringsdatum van (volledige) directe financiering is 2020. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel nog deze kabinetsperiode aan de Tweede Kamer aangeboden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 7.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 7 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

2.118.056

2.441.223

2.597.959

2.710.940

2.750.462

2.778.105

2.802.582

Uitgaven

2.120.773

2.441.223

2.597.959

2.710.940

2.750.462

2.778.105

2.802.582

waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,2%

       
               

Inkomensoverdrachten

2.101.032

2.417.338

2.565.833

2.697.721

2.736.739

2.763.952

2.788.429

               

Subsidies

5.560

4.883

5.372

4.606

4.600

4.600

4.600

               

Opdrachten

2.606

5.440

2.986

1.563

2.073

2.503

2.503

               

Bijdrage aan agentschappen

11.575

13.562

23.768

7.050

7.050

7.050

7.050

DUO

9.099

13.084

22.668

5.950

5.950

5.950

5.950

Justis

307

270

250

250

250

250

250

Centraal informatiepunt beroepen gezondheidszorg

2.169

208

850

850

850

850

850

               

Ontvangsten

1.539.131

1.495.030

1.426.533

1.424.773

1.417.870

1.428.958

1.431.602

Ontvangsten algemeen

457.088

403.317

334.820

333.060

326.157

337.245

339.889

Werkgeversbijdrage kinderopvang

1.082.043

1.091.713

1.091.713

1.091.713

1.091.713

1.091.713

1.091.713

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en daarom voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten kinderopvangtoeslag.

Subsidies:

De subsidies zijn voor 88% juridisch verplicht. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om subsidies gericht op de bevordering van kwaliteit van kinderopvang, op toezicht en handhaving in de gastouderopvang, op de harmonisatie van kwaliteitseisen in kinderopvang en peuterspeelzalen en op de versterking van de positie van ouders in het klachtrecht.

Het niet-juridisch verplichte deel betreft de Implementatie van de wetgeving harmonisatie peuterspeelzalen en de versterking van de positie van ouders.

Opdrachten:

De opdrachten zijn voor 24% juridisch verplicht. De juridisch verplichte uitgaven betreffen onder andere kosten voor onderzoek, gegevenslevering en projecten.

Het niet-juridisch verplichte deel betreft de evaluatie subsidieregeling Versterking Taal- en Interactievaardigheden van Beroepskrachten en Gastouders in de Kinderopvang, de kosten in het kader van Continue Screening, huidig toezicht, en het project «een betere basis voor peuters» en onderzoek.

Bijdrage aan agentschappen:

De bijdrage aan agentschappen is op basis van regelgeving voor 26% juridisch verplicht. Het overige deel betreft middelen voor de voorbereidende werkzaamheden in het kader van project Directe Financiering en voor de ICT-voorbereiding en -ontwikkeling van het Personenregister ten behoeve van Continue Screening in de kinderopvang en is bestuurlijk gebonden.

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). De KOT wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Wie komt er voor in aanmerking?

  • Ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren en beide werken (werknemers en zelfstandigen);

  • Alleenstaande ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren (werknemers en zelfstandigen);

  • Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.

Hoe hoog is de kinderopvangtoeslag?

De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van een aantal aspecten afhankelijk:

  • Hoogte van het verzamelinkomen;

  • Hoogte van de werkelijk betaalde uurprijs;

  • Het kind waar de opvang betrekking op heeft: voor het eerste kind geldt een andere toeslag dan voor tweede en volgende kinderen;

  • De opvangsoort: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kennen een verschillend maximumuurtarief waarvoor ouders een toeslag kunnen ontvangen;

  • Het aantal gewerkte uren door de ouder die de minste uren per jaar werkt dan wel de periode waarin een traject naar werk gevolgd wordt;

  • Het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van een kinderopvangvoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

Na de intensivering in 2016 wordt vanaf 2017 structureel € 200 miljoen geïntensiveerd in de kinderopvangtoeslag (Tweede Kamer, 2015–2016, 31 322, nr. 303). Daarnaast is het voornemen is om per 2018 de wet harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang in werking te laten gaan. Hierdoor zijn gemeenten niet meer verantwoordelijk voor de financiering van het huidige peuterspeelzaalwerk voor kinderen van ouders met recht op kinderopvangtoeslag. De ouders van deze kinderen kunnen vanaf 2018 kinderopvangtoeslag aanvragen. Hierdoor stijgen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal huishoudens en het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag laat door de intensiveringen in 2016 en 2017 in de kinderopvangtoeslag een aanzienlijke stijging zien van 5% in 2016 en 3% in 2017. Het gebruik in aantal uren per kind zal in de periode 2015–2017 naar verwachting stabiel blijven. Door de intensiveringen veranderen de verhoudingen in de bijdragen in de kosten van kinderopvang: het aandeel van ouders daalt van 38% in 2015 naar 30% in 2017, het aandeel van overheid en werkgevers(collectief) neemt tegelijkertijd toe van 62% naar 70%.

De indexering van de maximum uurprijzen is voor 2017 met 4,2% hoger dan gebruikelijk omdat naast de reguliere indexatie de maximum uurprijzen 2,5% extra worden verhoogd.

Tabel 7.2 Kerncijfers gebruik kinderopvang (jaargemiddelden)1
 

Realisatie

20152

Raming

2016

Raming

2017

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000, jaargemiddelde)

422

443

458

       

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000, jaargemiddelde)

     

0–12 jaar

642

674

696

0–4 jaar

303

313

324

4–12 jaar

339

361

371

       

Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)

     

0–12 jaar

29%

31%

32%

0–4 jaar

43%

45%

46%

4–12 jaar

23%

24%

25%

       

Aantal uren per kind per maand

     

0–12 jaar

58

57

58

0–4 jaar

81

80

81

4–12 jaar

38

37

38

       

Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000

     

Tot 130% Wml

57

63

65

130% Wml tot 1½ x modaal

152

176

183

1½ x modaal tot 3 x modaal

346

347

358

3 x modaal en hoger

86

88

90

       

Aantal uren per kind per maand met kinderopvangtoeslag

     

Tot 130% Wml

76

75

75

130% Wml tot 1½ x modaal

54

53

54

1½ x modaal tot 3 x modaal

55

55

55

3 x modaal en hoger

67

65

65

X Noot
1

SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS (bevolkingsprognose voor berekening deelname) en Belastingdienst.

X Noot
2

De realisatiecijfers van 2015 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.

Tabel 7.3 Kerncijfers kinderopvang bijdragen sectoren en ouders1
 

Realisatie

20152

Raming

2016

Raming

2017

Bijdragen sectoren (in %)

     

Collectief

62

68

70

Overheid

21

31

36

Werkgevers

41

37

34

Ouder

38

32

30

       

Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)3,4,5

     

Dagopvang

6,83

6,92

7,12

Buitenschoolse opvang

6,69

6,76

6,94

Gastouderopvang

5,56

5,61

5,77

       

Wettelijke maximum uurprijs (in €)6

     

Dagopvang

6,84

6,89

7,18

Buitenschoolse opvang

6,38

6,42

6,69

Gastouderopvang

5,48

5,52

5,75

       

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen7

     

130% Wml

0,96

0,56

0,45

1½ x modaal

2,16

1,77

1,70

3x modaal

5,36

5,00

4,79

       

Ouderbijdrage volgende kind in € per uur voor gezinsinkomen7

     

130% Wml

0,49

0,41

0,37

1½ x modaal

0,84

0,45

0,47

3x modaal

1,53

1,14

1,19

X Noot
1

SZW-berekeningen op basis van informatie van Belastingdienst.

X Noot
2

De realisatiecijfers van 2015 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.

X Noot
3

De raming is opgesteld in prijzen 2016. Echter, het geraamde gemiddelde tarief 2017 is, evenals de wettelijk maximum uurprijs 2017 weergegeven op prijsniveau 2017.

X Noot
4

De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgeven. Deze kunnen afwijken van de door de ouders werkelijk betaalde uurprijzen.

X Noot
5

Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.

X Noot
6

De maximum uurprijzen betreffen de vastgestelde maximum uurprijzen (en niet een raming).

X Noot
7

Kosten van kinderdagopvang per uur voor ouders, gebaseerd op de maximum uurprijzen en de toeslag die ouders ontvangen.

B. Subsidies

Voor 2017 is er € 5,4 miljoen beschikbaar voor subsidies, dit betreft onder andere uitgaven aan:

  • De bevordering van de kwaliteit van kinderopvang, door middel van een subsidie voor de subsidieregeling Versterking Taal- en Interactievaardigheden Beroepskrachten en Gastouders in de Kinderopvang uitgevoerd door het Agentschap SZW en een bijdrage aan Bureau Kwaliteit Kinderopvang;

  • Toezicht en handhaving door middel van een bijdrage aan de Stichting Geschillencommissie in het kader van de versterking van de positie van ouders;

  • De harmonisatie van kwaliteitseisen in kinderopvang en peuterspeelzalen via een bijdrage aan de Brancheorganisatie Kinderopvang voor een project in permanente educatie, en via een bijdrage aan de MO-groep voor de ondersteuning van peuterspeelzaalorganisaties tijdens de harmonisatie.

C. Opdrachten

Voor 2017 is er € 3,0 miljoen beschikbaar voor opdrachten. Het opdrachtenbudget wordt onder andere gebruikt ten behoeve van uitgaven voor de ontwikkeling van instrumenten en daarnaast voor de evaluatie van de subsidieregeling Versterking Taal- en Interactievaardigheden van Beroepskrachten en Gastouders in de Kinderopvang, voor de financiering van huidig toezicht, voor het project Innovatie en Kwaliteit in de Kinderopvang, voor het project «een betere basis voor peuters» en voor diverse onderzoeken.

D. Bijdrage aan agentschappen

Voor 2017 wordt naar verwachting € 23,8 miljoen uitgegeven aan bijdragen voor agentschappen. Het merendeel hiervan is bestemd voor DUO, voornamelijk ten behoeve van voorbereidende werkzaamheden in het kader van het project Directe Financiering en daarnaast voor de ontwikkeling en beheer van het LRKP en de Gemeenschappelijke Inspectieruimte en het beheer van het Register Buitenlandse Kinderopvang en uitvoering van continue screening kinderopvang fase 1.

De bijdragen voor Justis en het Centraal informatiepunt beroepen gezondheidszorg zijn bestemd voor ICT-voorbereiding en -ontwikkeling van het Personenregister in het kader van continue screening in de kinderopvang, onder voorbehoud van de uitkomst van de heroriëntatie waarover de Tweede Kamer dit najaar wordt geïnformeerd. Voor Justis betreft dit daarnaast ook de kosten voor uitvoering van continue screening kinderopvang fase 1.

E. Ontvangsten

De ontvangsten bestaan uit twee componenten, de ontvangsten algemeen en de werkgeversbijdrage. De ontvangsten algemeen zijn de terugbetalingen door ouders die in eerdere jaren te veel aan kinderopvangtoeslag hebben ontvangen. De daling van de ontvangsten is vooral het gevolg van de daling van de uitgaven aan kinderopvangtoeslag in de afgelopen jaren. Als gevolg van de intensiveringen in 2016 en 2017 stijgen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag weer. Hierdoor nemen, met vertraging, ook de ontvangsten naar verwachting weer toe.

De geraamde ontvangsten werkgeversbijdrage kinderopvang zijn stabiel. De bijdrage betreft een vast percentage van de totale loonsom (0,5%).

8. Oudedagsvoorziening

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid biedt een basisinkomen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

De overheid vindt dat iedere gepensioneerde minimaal een basisinkomen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 95% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief individuele pensioenverzekeringen afsluiten.

De overheid biedt onder voorwaarden een inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV). Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • De vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidswijzigingen

Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

  • Kostendelersnorm AOW

    De invoering van de kostendelersnorm AOW wordt uitgesteld naar 2019, daarmee voert dit kabinet de kostendelersnorm niet meer in.

  • Toekomstig pensioenstelsel

    Het is van belang om ook in de toekomst een collectief en solidair stelsel te behouden, dat onder deelnemers kan rekenen op draagvlak en vertrouwen. Daarom is het kabinet in 2015 gestart met de Nationale Pensioendialoog waarin het met alle betrokken partijen onderzocht waar het pensioenstelsel beter kan. Dat heeft aan de basis gestaan van de hoofdlijnen van een nieuw stelsel, zoals het kabinet die vorig jaar aan de Tweede Kamer heeft gemeld. Die hoofdlijnen heeft het kabinet verder ingevuld in de Perspectiefnota. In deze nota (Tweede Kamer, 2015–2016, 32 043, nr. 337) is een aantal vervolgactiviteiten genoemd om invoering van een nieuw pensioenstelsel mogelijk te maken, waaronder een uitwerking van de verschillende transitiepaden voor het afschaffen van de doorsneesystematiek en een onderzoek naar de mogelijkheid om bij pensionering het pensioen deels als een bedrag ineens te ontvangen.

  • Waardeoverdracht kleine pensioenen

    Het streven is om, zoals aan de Tweede Kamer vermeld in de brief van 14 april 2016 (Tweede Kamer, 2015–2016, 32 043, nr. 315), op 1 juli 2017 een wettelijke verplichting van waardeoverdracht van kleine pensioenen in werking te laten treden die in de plaats treedt van het huidige recht van afkoop. Op deze wijze behouden ook kleine aanspraken hun bestemming, waarmee de pensioenvoorziening wordt verbeterd van vooral werknemers met meerdere kortlopende dienstverbanden.

  • Uitbreiding Overbruggingsregeling AOW (OBR)

    Naar aanleiding van het onderzoek naar het (niet-) gebruik van de OBR wordt de regeling uitgebreid Tweede Kamer, 2015-2016, 32 163, nr. 41. Met de uitbreiding kan een OBR-uitkering tot maximaal 1 jaar met terugwerkende kracht worden aangevraagd (de aanvraag moet wel worden gedaan vóór dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt). Daarnaast geven de uitkomsten ten aanzien van het mogelijk niet-gebruik van de OBR aanleiding om de dienstverlening vanuit de SVB te intensiveren. Dit gebeurt door potentiële OBR-gerechtigden gerichter te rappelleren.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 8.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 8 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

102.168

24.266

24.887

23.942

24.975

25.004

25.997

Uitgaven

102.168

24.266

24.887

23.942

24.975

25.004

25.997

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdrachten

101.951

24.266

24.887

23.942

24.975

25.004

25.997

MKOB

1.199

1.017

0

0

0

0

0

Overbruggingsregeling AOW (OBR)

6.378

4.108

4.478

3.833

4.177

4.512

4.760

AOV incl. tegemoetkoming (Caribisch Nederland)

18.274

19.137

20.409

20.109

20.798

20.492

21.237

Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW

76.100

4

0

0

0

0

0

               

Opdrachten

217

0

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

621

2.123

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten:

Budgetflexibiliteit

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Overbruggingsregeling AOW (OBR) en AOV.

Tabel 8.2 Premiegefinancierde uitgaven artikel 8 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Uitgaven

35.813.500

36.994.665

37.477.203

38.158.942

38.793.666

39.453.640

40.317.699

               

Inkomensoverdrachten

35.813.500

36.994.665

37.079.477

37.259.417

37.099.067

37.102.898

37.136.861

AOW

34.968.000

36.055.956

36.133.861

36.304.972

36.139.852

36.141.408

36.173.498

Inkomensondersteuning AOW (IOAW)

845.500

938.709

945.616

954.445

959.215

961.490

963.363

               

Nominaal

0

0

397.726

899.525

1.694.599

2.350.742

3.180.838

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Overbruggingsregeling AOW (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2023. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep alleen het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Daarnaast wordt de OBR per 1 oktober 2016 nogmaals uitgebreid (zie «Beleidwijzigingen»). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Het inkomen waarbij er toegang ontstaat tot de OBR bedraagt maximaal 200% van het wettelijk minimumloon voor alleenstaanden en 300% van het wettelijk minimumloon voor paren. Dit is in de tweede helft van 2016 gelijk aan een bruto bedrag van € 3.074,40 per maand (exclusief vakantietoeslag) voor een alleenstaande en € 4.611,60 per maand (exclusief vakantietoeslag) voor een paar.

Voor de vermogenstoets wordt aangesloten bij de grens van het box 3-vermogen uit de Wet Inkomstenbelasting 2001. Het heffingvrije vermogen uit box 3 bedraagt in 2016 € 24.437 per persoon. Dit betekent voor een (volwassen) eenpersoonshuishouden dat er tot een vermogen van € 24.437 recht bestaat op een overbruggingsuitkering en voor een (volwassen) tweepersoonshuishouden tot een vermogen van € 48.874.

Hoe hoog is de OBR?

De maximale uitkeringshoogte van de OBR is afgeleid van het wettelijk minimumloon en komt netto overeen met de hoogte van het sociaal minimum onder de AOW-gerechtigde leeftijd. Inkomen uit arbeid wordt gedeeltelijk en inkomen uit uitkeringen wordt volledig in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. De hoogte is voorts afhankelijk van het aantal verzekerde jaren in de opbouwperiode overeenkomstig de systematiek van de AOW, en begrensd tot de hoogte van het inkomen uit vut- of prepensioen of het daarmee vergelijkbaar inkomen dat aan de OBR vooraf ging.

Budgettaire ontwikkelingen

De wijziging van de OBR zal, in combinatie met een gerichte rappellering van potentiële OBR-gerechtigden, het niet-gebruik van de regeling naar verwachting terugdringen. Tegelijkertijd blijkt uit realisatiecijfers over 2015 dat de instroom in de OBR lager uitvalt dan eerder werd verondersteld. Daarom zijn de geraamde uitgaven aan de OBR – ten opzichte van de Begroting 2016 – neerwaarts bijgesteld.

Beleidsrelevante kerncijfers

Op basis van de realisatiecijfers over 2015 is de geraamde instroom neerwaarts bijgesteld. Naar verwachting zal de instroom in de OBR steeds verder afnemen, omdat steeds minder personen er voor in aanmerking kunnen komen. In 2016 is de geraamde instroom iets hoger dan de gerealiseerde instroom in 2015, omdat vanaf 1 januari 2016 de regeling is uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. Vanaf 2017 neemt de geraamde instroom weer af.

Tabel 8.3 Kerncijfers OBR1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen)

2,4

2,5

1,8

X Noot
1

SVB, jaarverslag.

A2. Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op St. Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden.

Budgettaire ontwikkelingen

Tot 2021 wordt de AOV-gerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd naar 65 jaar. De hogere AOV-gerechtigde leeftijd dempt het volume van het aantal AOV-gerechtigden. Het aantal 60-plussers neemt in deze jaren tegelijkertijd in geringe mate toe. Hierdoor kunnen de uitgaven van de AOV-Caribisch Nederland van jaar tot jaar fluctueren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 8.4 Kerncijfers AOV1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo)

4,1

4,1

4,1

X Noot
1

SZW unit RCN.

A3. Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland woont tussen de aanvangsleeftijd (in 2017 15 jaar en 9 maanden) en de AOW-gerechtigde leeftijd (in 2017 65 jaar en 9 maanden) is verplicht verzekerd voor de AOW. Ook als een persoon niet in Nederland woont maar hier wel werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, is hij of zij verzekerd.

In 2017 zal de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar en 9 maanden bedragen. Na 2017 zet de geleidelijke verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd door. De AOW-gerechtigde leeftijd wordt in stappen verhoogd naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Daarna wordt de AOW- gerechtigde leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.

Is de partner nog niet AOW-gerechtigd, dan heeft de AOW-gerechtigde recht op een toeslag. Die toeslag wordt alleen uitgekeerd als de jongste partner geen of weinig eigen inkomen heeft. De toeslag stopt zodra de partner een eigen AOW-pensioen ontvangt. Per 1 januari 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom.

Hoe hoog is de AOW?

De hoogte van het AOW-basispensioen is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Alleenstaanden ontvangen 70% van het AOW-normbedrag dat is afgeleid van het wettelijk minimumloon en gehuwden of samenwonenden elk 50%.

Tabel 8.5 AOW bruto maandbedragen per 1 juli 2016, exclusief vakantietoeslag

Gehuwd / samenwonend1

€ 763,33

Alleenstaande

€ 1.119,24

X Noot
1

Indien beide partners AOW-gerechtigd zijn ontvangen zij beiden € 763,33.

De bedragen in bovenstaande tabel zijn volledige AOW-pensioenen. Wie pas later in Nederland is komen wonen of een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond en daarom niet de volledige opbouw heeft gehad, krijgt een lagere uitkering: voor ieder jaar 2% minder AOW.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van de stijgende levensverwachting en de vergrijzing neemt het AOW-volume de komende jaren toe. Door de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd sinds 2013 – en de versnelling van deze verhoging vanaf 2016 – wordt de toename afgevlakt. De uitkeringslasten AOW stijgen tot 2019 als gevolg van de toename van het volume. In 2019 dalen de uitkeringslasten als gevolg van de ingeboekte besparing door de kostendelersnorm in de AOW. Vanaf 2020 stijgen de geraamde uitgaven weer door de toename van het AOW-volume.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 8.6 Kerncijfers AOW1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

3.3292

3.364

3.390

Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo)

19

19

19

Gemiddeld kortingspercentage AOW-uitkering i.v.m. niet verzekerde jaren (%)

47

46

46

X Noot
1

SVB, jaarverslag.

X Noot
2

SVB, administratie.

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans en de kennis van de verplichtingen zijn licht gedaald ten opzichte van 2014. De verschillen zijn niet significant en niet nader te duiden. Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling en het totale benadelingbedrag zijn licht gestegen ten opzichte van 2014. De incassoratio’s laten een stabiel beeld zien.

Tabel 8.7 Kerncijfers AOW (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

70

66

Kennis van de verplichtingen (%)

89

87

       

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,3

0,6

0,7

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

5,6

2,7

4,0

       

Terugvordering2

     

Incassoratio 2013 (%)

39

65

72

Incassoratio 2014 (%)

3

21

43

Incassoratio 2015 (%)

3

3

22

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015». Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

X Noot
2

SVB, Jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen niet voor.

A4. Inkomensondersteuning AOW (IOAOW)

In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds.

Wie komt er voor in aanmerking?

De IOAOW wordt verstrekt aan iedereen die in aanmerking komt voor een AOW-uitkering en woonachtig is in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden of Caribisch Nederland.

Hoe hoog is de inkomensondersteuning AOW?

De hoogte van de IOAOW is afhankelijk van het aantal AOW-opbouwjaren en bedraagt maximaal € 25,48 bruto per maand (prijspeil 2016). De IOAOW wordt jaarlijks geïndexeerd.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van de stijgende levensverwachting en de vergrijzing van de bevolking stijgt het aantal mensen dat recht heeft op de IOAOW jaarlijks. Door de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt deze stijging evenwel afgevlakt.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 8.8 Kerncijfers inkomensondersteuning AOW1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume inkomensondersteuning AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

3.3291

3.364

3.390

X Noot
1

SVB, administratie.

Aanvullende arbeidspensioenen

Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130%, alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad met de wettelijk vastgestelde mate van zekerheid toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen.

Het aantal pensioenfondsen neemt jaarlijks af. Het gaat hierbij vooral om de pensioenfondsen die vanwege de uitdagingen waarvoor ze zich gesteld zien, nadenken over hun toekomstbestendigheid. Dit kan er toe leiden dat pensioenfondsen fuseren of dat de uitvoering van de pensioenregeling wordt ondergebracht bij een andere pensioenuitvoerder, bijvoorbeeld een premiepensioeninstelling, een verzekeraar of een ander (algemeen) pensioenfonds. Het aandeel pensioenfondsen – ook in termen van daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden – met een dekkingsgraad lager dan 130% is vergelijkbaar met dat van voorafgaande jaren.

Tabel 8.9 Kerncijfers aanvullende pensioenen1
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Totaal aantal pensioenfondsen2

281

245

231

Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%

263

227

212

Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000)

5.266

5.130

5.082

Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000)

2.897

2.943

3.144

X Noot
1

DNB, statistiek toezicht pensioenfondsen.

X Noot
2

Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.

9. Nabestaanden

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidswijzigingen

Er zijn in 2017 geen beleidswijzigingen op het terrein van nabestaanden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 9.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 9 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

1.110

1.199

1.253

1.288

1.324

1.377

1.429

Uitgaven

1.110

1.199

1.253

1.288

1.324

1.377

1.429

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdrachten

1.110

1.199

1.253

1.288

1.324

1.377

1.429

AWW (Caribisch Nederland)

1.110

1.199

1.253

1.288

1.324

1.377

1.429

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten:

Budgetflexibiliteit

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AWW Caribisch Nederland.

Tabel 9.2 Premiegefinancierde uitgaven artikel 9 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Uitgaven

452.437

422.779

410.343

391.057

379.796

376.221

372.628

               

Inkomensoverdrachten

452.437

422.779

405.580

384.056

370.840

364.842

358.201

Anw

444.437

415.622

398.612

377.342

364.296

358.399

351.878

Tegemoetkoming Anw

8.000

7.157

6.968

6.714

6.544

6.443

6.323

               

Nominaal

0

0

4.763

7.001

8.956

11.379

14.427

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling in Caribisch Nederland.

Budgettaire ontwikkelingen

De stijging van de uitgaven van de AWW wordt verklaard door de verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd (zie ook beleidsartikel 8). Hierdoor lopen de uitkeringen van de AWW langer door.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 9.3 Kerncijfers AWW Caribisch Nederland1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo)

0,3

0,3

0,3

X Noot
1

SZW unit RCN.

A2. Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Wie komt er voor in aanmerking?

  • Nabestaande partners komen in aanmerking voor een nabestaandenuitkering als zij jonger zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd, de partner op de datum van overlijden verzekerd was voor de Anw en de nabestaande:

    • één of meer kinderen onder de 18 jaar verzorgt, of;

    • voor minstens 45% arbeidsongeschikt is.

  • Een kind heeft recht op een wezenuitkering indien beide ouders zijn overleden. Wezen tot 16 jaar hebben altijd recht op een uitkering. De uitkering kan worden verlengd tot 18 jaar wanneer sprake is van arbeidsongeschiktheid van minstens 45%, en tot 21 jaar bij studie of wanneer de wees meer dan 19 uur per week het huishouden verzorgt waartoe minstens één andere wees behoort.

De Anw maakt geen onderscheid tussen gehuwden en mensen die ongehuwd zijn en samen een huishouding vormen. Daarom wordt gesproken van «partner». Nabestaanden die vóór 1 juli 1996 recht hadden op de voorganger van de Anw, de Algemene Weduwen- en Wezenwet, vallen onder een overgangsregeling.

Hoe hoog is de Anw?

De nabestaandenuitkering bedraagt 70% van het referentieminimumloon. Op de nabestaandenuitkering vindt inkomstenverrekening plaats. Daarbij kent de nabestaandenuitkering een vrijlating voor inkomen uit arbeid. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, plus eenderde deel van het meerdere inkomen. Inkomen in verband met arbeid (bijvoorbeeld WIA- of WW-uitkering) wordt geheel gekort. Eigen vermogen, de inkomsten uit dit vermogen en particuliere aanvullende nabestaandenpensioenen worden niet gekort op de nabestaandenuitkering.

Per 1 juli 2015 is voor de nabestaandenuitkering de kostendelersnorm ingevoerd. De uitkering zal in stappen van 4 jaar verlaagd worden tot 50% van het referentieminimumloon als nabestaanden kosten delen met een of meer meerderjarige personen.

De wezenuitkering bedraagt een percentage van het referentieminimumloon, afhankelijk van de leeftijd van de wees. De hoogte van de wezenuitkering is niet afhankelijk van het inkomen.

Nabestaanden of wezen ontvangen naast hun Anw-uitkering ook een tegemoetkoming Anw.

Tabel 9.4 Anw bruto maandbedragen (maxima) per 1 juli 2016, exclusief vakantietoeslag

Nabestaandenuitkering

€ 1.156,32

Nabestaandenuitkering met een of meer meerderjarige medebewoners (kostendelersnorm)

€ 1.052,62

Wezenuitkering (wezen tot 10 jaar)

€ 370,02

Wezenuitkering (wezen van 10 tot 16 jaar)

€ 555,03

Wezenuitkering (wezen van 16 tot 21 jaar)

€ 740,04

Tegemoetkoming Anw

€ 16,74

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten in de Anw dalen omdat de instroom van nieuwe nabestaanden in de Anw kleiner is dan de uitstroom van personen die recht hebben op de Anw en de voorganger van de huidige Anw, de Algemene Weduwen- en Wezenwet. AWW-gerechtigden stromen de komende jaren uit, voornamelijk vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 9.5 Kerncijfers Anw1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Volume Anw (x 1.000 uitkeringsjaren, jaargemiddelde)

32

30

29

Volume Anw (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

39

35

34

       

Onderverdeling volume Anw:

     

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 uitkeringsjaren, jaargemiddelde),

ingang recht voor 1 juli 1996

10

9

8

• waarvan nabestaanden met kind2

0

0

0

• waarvan nabestaandenuitkering o.g.v. arbeidsongeschiktheid2, 3

10

9

8

       

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 uitkeringsjaren, jaargemiddelde),

ingang recht na 1 juli 1996

20

19

19

• waarvan nabestaanden met kind2

8

8

8

• waarvan nabestaandenuitkering o.g.v. arbeidsongeschiktheid2,3

12

11

11

       

Volume wezenuitkering (x 1.000 uitkeringsjaren, jaargemiddelde)

1,4

1,3

1,4

X Noot
1

SZW berekening op basis van gegevens SVB. De in het SVB-jaarverslag gepresenteerde uitkeringsjaren zijn excl. de uitkeringen die binnen het begrotingsjaar (2014) met terugwerkende kracht zijn verstrekt.

X Noot
2

SVB, administratie.

X Noot
3

Inclusief de groep die tot 1 april 2015 in aanmerking kwam o.g.v. leeftijd (geboren vóór 1950).

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans is in 2015 onveranderd op 83% gebleven. De kennis van de verplichtingen is gedaald van 90% naar 84%. Deze daling is niet significant. Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is gelijk gebleven ten opzichte van 2014. Het totale benadelingsbedrag is toegenomen. Dit betekent dat er een aantal overtredingen met een hogere financiële benadeling zijn geconstateerd.

Tabel 9.6 Kerncijfers Anw (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

83

83

Kennis van de verplichtingen (%)

90

84

       

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

0,2

0,1

0,1

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

1,9

1,9

2,2

       

Terugvordering2

     

Incassoratio 2013 (%)

21

30

33

Incassoratio 2014 (%)

3

12

32

Incassoratio 2015 (%)

3

3

11

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015». Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

X Noot
2

SVB, jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen niet voor.

10. Tegemoetkoming ouders

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.

De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES. Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de kinderbijslagvoorziening BES en de WKB;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door de Belastingdienst.

Beleidswijzigingen

Het eerste en tweede kindbedrag van het kindgebonden budget worden met € 100 verhoogd om de inkomenspositie van gezinnen met lage en middeninkomens te ondersteunen. Doordat het tweede kindbedrag in 2016 eenmalig met € 33 was verhoogd zou dit bedrag in 2017 weer met € 33 zijn verlaagd. Per saldo stijgt het tweede kindbedrag in 2017 ten opzichte van 2016 derhalve met € 67.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 10.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 10 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

5.310.186

5.471.034

5.560.635

5.533.099

5.505.550

5.475.891

5.452.624

Uitgaven

5.310.186

5.471.034

5.560.635

5.533.099

5.505.550

5.475.891

5.452.624

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdrachten

5.310.186

5.471.034

5.560.635

5.533.099

5.505.550

5.475.891

5.452.624

AKW

3.238.238

3.332.033

3.326.308

3.309.405

3.289.343

3.269.132

3.252.449

Kinderbijslagvoorziening BES

0

1.803

1.842

1.842

1.842

1.842

1.842

WKB

2.063.020

2.137.024

2.232.485

2.221.852

2.214.365

2.204.917

2.198.333

TOG

5.428

0

0

0

0

0

0

TOG-kopje

3.500

174

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

217.589

294.162

285.799

288.284

290.228

298.432

272.989

Inkomensoverdrachten:

Budgetflexibiliteit

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AKW, kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland) en WKB.

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)

De AKW biedt ouders een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders van kinderen tot 18 jaar hebben recht op kinderbijslag.

Hoe hoog is de kinderbijslag?

De hoogte van de kinderbijslag hangt af van de leeftijd van het kind. De kinderbijslagbedragen worden per 1 januari 2017 en 1 juli 2017 geïndexeerd. Bij ziekte of handicap of omdat het kind niet thuis woont om onderwijsredenen kan onder nadere voorwaarden sprake zijn van dubbele kinderbijslag. Alleenstaande en alleenverdienende ouders van thuiswonende kinderen met ziekte of handicap kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een extra tegemoetkoming in de AKW.

Tabel 10.2 AKW tegemoetkoming, bedragen per kwartaal per 1 juli 2016

Voor kinderen van:

 

0 t/m 5 jaar

€ 197,51

6 t/m 11 jaar

€ 239,84

12 t/m 17 jaar

€ 282,16

Extra tegemoetkoming AKW (jaarbedrag 2016)

€ 2.005,99

Budgettaire ontwikkelingen

Het budgettaire beslag van de AKW kent een licht dalend verloop door afname van het aantal kinderen onder de 18 jaar.

Beleidsrelevante kerncijfers

Zowel het aantal kinderen als het aantal gezinnen AKW daalt licht.

Tabel 10.3 Kerncijfers AKW1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)

1.917

1.912

1.909

Aantal telkinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)

3.423

3.408

3.400

X Noot
1

SVB, administratie.

Handhaving

De door ontvangers van de kinderbijslag gepercipieerde detectiekans is in 2015 ten opzichte van 2014 gestegen met 3%-punt; de kennis die ontvangers van kinderbijslag hebben van hun verplichtingen is afgenomen met 2%-punt. Het aantal geconstateerde overtredingen nam tussen 2013 en 2014 iets toe tot afgerond 2.300 en daalde in 2015 tot 2.000. Overtredingen vinden relatief vaak plaats wanneer ouders niet doorgeven dat zij gaan werken in het buitenland, waardoor samenloop met andere kinderbijslagen ontstaat. Een andere relatief vaak voorkomende overtreding is het niet opgeven van het inkomen van het kind. Ten opzichte van het aantal kinderen waarvoor kinderbijslag wordt uitbetaald is het percentage geconstateerde overtredingen 0,07% in 2014 en 0,06% in 2015. De incassoratio’s laten een stabiel beeld zien.

Tabel 10.4 Kerncijfers AKW (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

71

74

Kennis van de verplichtingen (%)

78

76

       

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,1

2,3

2,0

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

1,7

1,2

1,2

       

Terugvordering2

     

Incassoratio 2013 (%)

53

72

76

Incassoratio 2014 (%)

3 

55

69

Incassoratio 2015 (%)

3

3

50

X Noot
1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2015». Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

X Noot
2

SVB, Jaarverslag.

X Noot
3

Deze cijfers komen niet voor.

A2. Wet kinderbijslagvoorziening BES

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders en verzorgers die op Bonaire, St. Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn. De kinderbijslagvoorziening BES wordt uitgevoerd door de RCN-unit SZW.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders en verzorgers van kinderen tot 18 jaar die ingezetene zijn van Bonaire, St. Eustatius en Saba.

Hoe hoog is de kinderbijslagvoorziening BES?

De hoogte van het bedrag bedraagt in 2016 40 USD op Bonaire en 42 USD op St. Eustatius en Saba per kind per maand. Dit bedrag wordt voor 2017 geïndexeerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De geraamde uitgaven kinderbijslagvoorziening BES zijn constant.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het geraamde aantal kinderen met kinderbijslagvoorziening BES is constant.

Tabel 10.5 Kerncijfers Wet kinderbijslagvoorziening BES
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, jaargemiddelde)

5,0

5,0

A3. Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders van kinderen tot 18 jaar kunnen het kindgebonden budget ontvangen, afhankelijk van de hoogte van het inkomen en vermogen.

Hoe hoog is het kindgebonden budget?

De hoogte van het kindgebonden budget hangt af van het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, het (gezamenlijke) inkomen en vermogen van de ouders en de leefvorm van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Als het (gezamenlijke) inkomen hoger is dan € 19.759 (bedrag 2016) wordt het kindgebonden budget geleidelijk minder. Voor iedere euro boven dit inkomen, wordt het kindgebonden budget € 0,0675 lager. De bedragen van het kindgebonden budget worden per 1 januari aangepast aan de prijsontwikkelingen.

Tabel 10.6 WKB tegemoetkoming, maximum bedragen per jaar per 1 januari 2016

Een gezin met:

 

1 kind

€ 1.038

   

Verhoging 2e kind (extra bedrag per jaar)

€ 828

Verhoging 3e kind (extra bedrag per jaar)

€ 284

Verhoging ieder volgend kind (extra bedrag per jaar)

€ 284

   

Extra verhoging 12–15-jarigen1

€ 233

Extra verhoging 16–17-jarigen1

€ 415

Alleenstaande ouderkop

€ 3.066

X Noot
1

Ten opzichte van de bovengenoemde bedragen.

Budgettaire ontwikkelingen

Door de verhoging van het eerste en tweede kindbedrag met € 100 per 2017 neemt het budgettaire beslag toe met € 130 miljoen. Doordat het tweede kindbedrag in 2016 eenmalig met € 33 was verhoogd zou dit bedrag in 2017 weer met € 33 zijn verlaagd. Per saldo stijgt het tweede kindbedrag in 2017 ten opzichte van 2016 derhalve met € 67. Door afname van het aantal kinderen onder de 18 jaar daalt het budgettaire beslag na 2017 licht.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal huishoudens met kindgebonden budget neemt in 2017 naar verwachting toe. Dit komt door de verhoging van het eerste en tweede kindbedrag. Hierdoor wordt het afbouwtraject van de toeslag langer en krijgen meer huishoudens recht op kindgebonden budget. Het aantal alleenstaande ouders met WKB neemt naar verwachting toe. In de CBS huishoudensprognose is een opwaartse trend te zien in het aantal eenouderhuishoudens.

Tabel 10.7 Kerncijfers WKB1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

772

754

792

Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

1.422

1.385

1.460

Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

310

317

323

X Noot
1

Ministerie van Financiën, Belastingdienst. De realisatiecijfers van 2015 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen bij het definitief vaststellen van het recht op toeslag.

B. Ontvangsten

De ontvangsten betreffen grotendeels de terugontvangsten ten gevolge van terugvorderingen van het kindgebonden budget. Nadat de toeslagen definitief zijn toegekend worden terugvorderingen ingesteld bij de huishoudens die meer hebben ontvangen dan waar ze recht op hadden op basis van hun vastgestelde inkomen. Omdat de definitieve afrekening achteraf plaatsvindt, zijn de terugontvangsten in een bepaald jaar veelal gebaseerd op definitieve afrekeningen van eerdere jaren. Door de uitbreiding van de WKB met de alleenstaande ouderkop in 2015 nemen de ontvangsten naar verwachting fors toe.

11. Uitvoering

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van sociale zekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de sociale zekerheidswetten vindt mede plaats door ZBO’s en RWT’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Hij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;

  • De vormgeving van het stelsel van sociale-zekerheidswetten die het UWV en de SVB uitvoeren;

  • De vaststelling van de budgetten die aan het UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door het UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;

  • De vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld.

In onderstaande tabel zijn de rechtmatigheidindicatoren voor het UWV en de SVB weergegeven.

Tabel 11.1 Indicatoren rechtmatigheid uitvoering ZBO’s
 

Realisatie

20151

Streefwaarde

20162

Streefwaarde

20173

Rechtmatigheid UWV (in %)1

99,3

99

99

Rechtmatigheid SVB (in %)2

99,8

99

99

X Noot
1

Jaarverslagen 2015 UWV en SVB.

X Noot
2

Jaarplannen 2016 UWV en SVB.

X Noot
3

De streefcijfers zijn opgenomen in de meibrieven aan de ZBO’s. In deze brieven staan de onderling afgestemde beleidsmatige prioriteiten en financiële kaders voor het volgende jaar.

  • Voor de beleidswijzigingen per wet wordt verwezen naar de overige beleidsartikelen.

  • In 2015 is de beleidsdoorlichting van beleidsartikel 11 in combinatie met de evaluatie van de Wet SUWI afgerond en naar de Tweede Kamer verzonden (Tweede Kamer, 2015–2016, 30 982, nr. 26). De uitkomsten hiervan worden verwerkt in de afspraken die met de ZBO’s gemaakt worden.

  • Naar aanleiding van de motie Ulenbelt van december 2015 (Tweede Kamer, 2015–2016, 26 448, nr. 549) is de Algemene Rekenkamer gestart met een onderzoek naar de relatie tussen de doelen die het UWV heeft en de middelen en mensen waarover het UWV beschikt. De Algemene Rekenkamer verwacht het onderzoek in december 2016 te publiceren.

  • Diverse maatregelen zijn genomen om de persoonlijke dienstverlening aan werkzoekenden te verbeteren (Tweede Kamer, 2015–2016, 33 566, nr. 93). Zo zal het UWV structureel meer persoonlijke dienstverlening gaan aanbieden aan WW-gerechtigden voor wie het aannemelijk is dat hierdoor de kans op werkhervatting wordt vergroot. Het UWV gebruikt hierbij de zogenoemde «Werkverkenner». Aan de hand van dit instrument wordt bij instroom in de WW voor iedere werkloze de kans op langdurige werkloosheid ingeschat. Mensen met een verhoogd risico op langdurige werkloosheid worden voor een gesprek uitgenodigd. Op basis van de uitkomsten van dit gesprek wordt de in te zetten dienstverlening bepaald.

  • In het UWV-Informatieplan 2016–2020 geeft het UWV aan hoe het de komende jaren wil werken aan wendbare en toekomstbestendige ICT-systemen. Het plan is met de appreciatie van de Minister van SZW onlangs aan de Tweede Kamer gestuurd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Schut-Welkzijn van december 2015 (Tweede Kamer, 2015–2016, 26 448, nr. 547).

  • Na het signaleren van achterstanden bij herbeoordelingen is een integraal plan opgezet om de beschikbare capaciteit van verzekeringsartsen te maximaliseren en om aanvullende maatregelen te nemen die de werklast voor het UWV verminderen en in de tijd spreiden (Tweede Kamer, 2015–2016, 26 448, nr. 569). Het jaar 2017 zal net als 2016 in het teken staan van beheersing van de achterstanden; in 2018 zal een situatie ontstaan van evenwicht tussen de vraag naar herbeoordelingen en de capaciteit om deze uit te voeren.

  • Mensen in de Wajong2010 blijken langer begeleiding nodig te hebben dan bij de start van de Wajong2010 werd aangenomen. Omdat het in het kader van de banenafspraak belangrijk is dat deze groep goede en voldoende ondersteuning krijgt van het UWV is het dienstverleningsbudget meerjarig verhoogd. De beleidsdoorlichting van beleidsartikel 4 zal onderzoek doen naar de doeltreffendheid van dienstverlening aan de verschillende groepen in de Wajong.

  • In 2016 is de uitkomst van het traject strategische heroriëntatie van de SVB aangeboden aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2015–2016 26 448, nr. 571). De heroriëntatie heeft geleid tot de uitwerking van een drietal strategische doelstellingen van de SVB gericht op een betrouwbare dienstverlening voor de burger, het verhogen van de continuïteit en wendbaarheid van de uitvoering en het intensiveren van de ketensamenwerking. Deze strategische doelstellingen zijn nader uitgewerkt in de veranderagenda 2016–2017. Jaarlijks worden in de reguliere planning- en controlcyclus concrete resultaatsafspraken gemaakt tussen de opdrachtgevers (de Ministeries van SZW en VWS) en de SVB om te komen tot een goede implementatie van de strategische heroriëntatie.

Beleidswijzigingen

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 11.2 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 11 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

438.181

436.082

434.478

388.292

350.686

335.803

336.532

Uitgaven

438.181

436.082

434.478

388.292

350.686

335.803

336.532

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Bijdrage aan ZBO’s/RWT's1

437.532

435.433

433.842

387.661

350.055

335.172

335.901

Uitvoeringskosten UWV

331.571

323.924

326.381

285.211

253.018

239.837

243.171

Uitvoeringskosten SVB

99.590

105.063

101.192

96.254

90.885

89.183

86.578

Uitvoeringskosten IB

6.371

6.446

6.269

6.196

6.152

6.152

6.152

               

Bijdrage aan nationale organisaties

649

649

636

631

631

631

631

Landelijke Cliëntenraad

649

649

636

631

631

631

631

               

Ontvangsten

10.144

16.320

0

0

0

0

0

X Noot
1

Deze bedragen hebben alleen betrekking op de uitvoering van het SZW-beleid door de ZBO’s.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s:

Budgetflexibiliteit

De bijdragen aan ZBO’s zijn 100% juridisch verplicht. Dit zijn de uitvoeringsbudgetten van het UWV, de SVB en het IB. Deze budgetten worden bij de goedkeuring van de jaarplannen vastgesteld.

Bijdrage aan nationale organisaties:

De bijdrage aan nationale organisaties is 100% juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan de LCR. Het budget wordt bij goedkeuring van het jaarplan vastgesteld.

Tabel 11.3 Premiegefinancierde uitgaven artikel 11 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Uitgaven

1.607.496

1.530.786

1.546.537

1.573.334

1.522.508

1.549.244

1.575.413

               

Bijdrage aan ZBO’s/RWT's1

1.607.496

1.530.786

1.524.021

1.516.633

1.444.910

1.442.268

1.434.635

Uitvoeringskosten UWV

1.485.496

1.419.451

1.410.716

1.405.079

1.334.787

1.332.092

1.327.406

Uitvoeringskosten SVB

122.000

111.335

113.305

111.554

110.123

110.176

107.229

               

Nominaal

0

0

22.516

56.701

77.598

106.976

140.778

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Deze bedragen hebben alleen betrekking op de uitvoering van het SZW-beleid door de ZBO’s.

A. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Toelichting financiële instrumenten

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor het UWV, de SVB en het IB, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde ZBO’s. In de jaarplannen nemen het UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitvoeringskosten van het UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. De opgelegde taakstellingen zijn in de uitvoeringsbudgetten van de ZBO’s verwerkt. Mede hierdoor dalen de uitgaven tot en met 2018. Vanaf 2018 tot en met 2021 dalen de uitgaven nog eens met circa € 135 miljoen. Dit wordt voor een beperkt deel (circa € 22 miljoen) veroorzaakt door de ontwikkelingen in de verschillende wetten, met name de daling in de WW. De resterende daling komt door de afloop van diverse tijdelijke budgetten zoals de business case Handhaving van de SVB en de herindeling van de Wajong bij het UWV.

In tabel 11.4 zijn de uitvoeringskosten van het UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Deze toedeling is extracomptabel.

B. Bijdrage aan nationale organisaties

De LCR is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en het UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met het UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.

Tabel 11.4 Extracomptabel overzicht begrotings- en premiegefinancierde uitgaven UWV en SVB (x € 1.000)1
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

UWV (incl. BKWI)

1.817.067

1.743.375

1.737.097

1.690.290

1.587.805

1.571.929

1.570.577

             

Begrotingsgefinancierd

331.571

323.924

326.381

285.211

253.018

239.837

243.171

IOW

1.775

1.907

2.060

2.057

2.473

2.943

3.234

Wajong

114.518

107.690

100.025

90.053

67.121

66.810

66.929

Re-integratie Wajong

78.642

86.631

100.349

81.234

78.234

65.234

68.234

Basisdienstverlening

85.056

80.463

83.392

80.355

72.254

72.254

72.254

Uitvoeringskosten WW 50+

15.450

13.600

240

0

0

0

0

Beoordeling gemeentelijke doelgroep

16.930

19.340

18.100

17.900

20.000

20.000

20.000

Wsw indicatiestelling

10.563

5.313

5.151

4.968

4.812

4.692

4.616

Scholingsvouchers kansberoep

0

900

1.700

400

0

0

0

Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit

0

0

7.410

340

220

0

0

BKWI

8.637

8.081

7.954

7.904

7.904

7.904

7.904

               

Premiegefinancierd

1.485.496

1.419.451

1.410.716

1.405.079

1.334.787

1.332.092

1.327.406

WAO

79.568

71.532

71.781

68.581

65.786

64.126

62.041

IVA

91.822

67.301

68.784

71.167

75.145

79.156

79.156

WGA

230.600

243.126

253.953

239.608

215.497

217.222

225.294

WAZ

3.299

3.333

3.158

2.989

2.848

2.730

2.625

WW

731.623

714.587

706.713

722.817

679.337

674.608

665.186

ZW

260.412

259.090

247.146

240.195

234.071

231.442

230.319

WAZO

14.052

12.670

12.232

12.951

14.570

14.424

14.424

Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW2

60.920

47.811

46.951

46.770

47.532

48.384

48.361

Toevoeging aan bestemmingsfonds

13.200

0

0

0

0

0

0

               

SVB

221.590

216.399

214.497

207.808

201.007

199.358

193.807

             

Begrotingsgefinancierd

99.590

105.063

101.192

96.254

90.885

89.183

86.578

AKW

71.075

74.017

69.610

65.176

65.985

66.339

63.721

TOG3

– 540

0.000

0.000

0.000

0.000

0.000

0.000

TAS

477

0.821

1.023

1.023

1.023

1.023

1.023

KOT/WKB

4.551

4.375

4.355

4.333

4.333

4.333

4.333

AIO

19.610

20.947

22.350

22.385

16.870

14.951

14.989

MKOB4

37

0.000

0.000

0.000

0.000

0.000

0.000

Bijstand buitenland

155

0.270

0.268

0.265

0.265

0.265

0.265

OBR

1.363

2.433

1.351

0.836

0.169

0.022

0.000

Remigratiewet

2.863

2.200

2.236

2.236

2.241

2.249

2.248

               

Premiegefinancierd

122.000

111.335

113.305

111.554

110.123

110.176

107.229

AOW

110.900

101.121

102.317

100.700

99.334

99.440

96.524

Anw

11.100

10.215

10.988

10.854

10.788

10.736

10.705

X Noot
1

SZW-administratie.

X Noot
2

Dit zijn uitvoeringskosten. Re-integratie in de vorm van voorzieningen en/of trajecten staan op het desbetreffende beleidsartikel.

X Noot
3

Geïntegreerd in de AKW.

X Noot
4

Geïntegreerd in de AOW.

12. Rijksbijdragen

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.

De financiering van de sociale fondsen loopt hoofdzakelijk via premieheffing. In een aantal gevallen acht de overheid premieheffing niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen acht de overheid financiering van een regeling via de algemene middelen passender, maar wordt wel gekozen voor uitvoering via de sociale fondsen. De sociale fondsen worden in dat geval via rijksbijdragen voorzien van voldoende financiering.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de algemene middelen, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  • De vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;

  • Het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

Beleidswijzigingen

Er zijn geen belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 12.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 12 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

13.207.236

12.806.278

13.957.930

14.027.086

13.904.754

13.888.214

13.877.625

Uitgaven

13.207.236

12.806.278

13.957.930

14.027.086

13.904.754

13.888.214

13.877.625

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Bijdrage aan sociale fondsen

             

Rijksbijdrage:

13.207.236

12.806.278

13.957.930

14.027.086

13.904.754

13.888.214

13.877.625

in kosten heffingskortingen AOW

1.963.200

2.038.000

2.088.700

2.104.500

2.129.400

2.161.900

2.198.900

vermogenstekort Ouderdomsfonds

11.003.900

10.525.800

11.657.100

11.709.000

11.502.700

11.451.300

11.401.100

tegemoetkoming arbeidsongeschikten

173.802

173.664

145.404

146.118

147.345

149.159

151.234

tegemoetkoming Anw-gerechtigden

8.318

7.157

6.968

6.714

6.544

6.443

6.323

zwangere zelfstandigen

58.016

61.657

59.758

60.754

61.765

62.412

63.068

kraamverlof

       

57.000

57.000

57.000

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan sociale fondsen:

De bijdragen aan sociale fondsen zijn 100% juridisch verplicht. De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW, vermogenstekort Ouderdomsfonds en tegemoetkoming Anw-gerechtigden zijn juridisch verplicht volgens de Wet financiering sociale verzekeringen. De rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten is juridisch verplicht volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rijksbijdrage zwangere zelfstandigen is juridisch verplicht volgens de Wet arbeid en zorg.

A. Bijdrage aan sociale fondsen

Toelichting financiële instrumenten

A1. Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW

Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

Budgettaire ontwikkelingen

De ontwikkeling van de bijdrage volgt de ontwikkeling van de heffingskortingen.

A2. Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en daarmee tot een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat er een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage Ouderdomsfonds stijgt in 2017. Dit komt voornamelijk door een stijging van de uitkeringslasten. Daarnaast stijgt de inkomensondersteuning AOW. De premie-inkomsten stijgen licht. Daardoor daalt de rijksbijdrage in latere jaren. De uitkeringslasten blijven in latere jaren nagenoeg gelijk.

A3. Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten (Wtcg) is in 2014 afgeschaft. De regeling van de tegemoetkoming arbeidsongeschikten is overgeheveld van de Wtcg naar de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De tegemoetkomingen voor de categorieën WIA, WAZ en WAO worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van het UWV opgenomen. De tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de ao-tegemoetkoming nemen in 2017 af door de verlaging van de deze tegemoetkoming (zie beleidsartikel 3). In latere jaren lopen de uitgaven aan de ao-tegemoetkoming licht op doordat het uitkeringsvolume in de arbeidsongeschiktheidsregelingen oploopt.

A4. Tegemoetkoming Anw-gerechtigden

Deze rijksbijdrage dient ter financiering van de in beleidsartikel 9 verantwoorde tegemoetkoming Anw.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage voor de Anw-tegemoetkoming daalt doordat het aantal Anw-gerechtigden daalt. Dat komt doordat de instroom lager is dan de uitstroom.

A5. Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van het UWV opgenomen.

Budgettaire ontwikkelingen

Het aantal geboorten stijgt naar verwachting licht. Hierdoor nemen de uitgaven voor de regeling Zelfstandig en Zwanger enigszins toe.

A6. Rijksbijdrage kraamverlof

Het kraamverlof voor partners wordt uitgebreid van twee dagen naar vijf dagen. Het huidige kraamverlof wordt betaald door werkgevers, de vergoeding voor de uitbreiding wordt via het UWV uitbetaald. De uitbreiding van het kraamverlof wordt gefinancierd uit algemene middelen via een rijksbijdrage aan het Aof.

Budgettaire ontwikkeling

De uitbreiding van het kraamverlof gaat in het jaar 2019 in.

13. Integratie en maatschappelijke samenhang

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migrantenachtergrond.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het doen ontstaan van een sociaal stabiele samenleving. Een sociaal stabiele samenleving betekent dat:

  • Mensen zonder belemmeringen kunnen meedoen;

  • Zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;

  • Iedereen zich thuis voelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Het betekent ook dat migranten en hun kinderen zelfredzaam zijn en nieuwkomers verantwoordelijk zijn voor hun inburgering. Dit wordt gerealiseerd door:

  • Het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;

  • Het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;

  • Er voor te zorgen dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten. Hij financiert een uitkeringsregeling (Remigratiewet) en een sociaal leenstelsel om eventuele financiële drempels om in te burgeren weg te nemen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringstelsel;

  • De visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;

  • Het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid er voor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;

  • De uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.

De uitvoering van het inburgering- (onder meer examens) en leenstelsel en voorinburgering/maatschappelijke begeleiding is belegd bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) respectievelijk het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De Minister van OCW is eigenaar van DUO en de Minister van V&J van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering, d.w.z. de dienstverlening van COA respectievelijk DUO aan het Ministerie van SZW.

  • Het voornemen is om in 2017 het participatieverklaringstraject als nieuw onderdeel aan het inburgeringsexamen toe te voegen. Het participatieverklaringstraject bestaat uit een inleiding in de kernwaarden van Nederland en de ondertekening van de participatieverklaring. Tevens is het voornemen om maatschappelijke begeleiding door gemeenten aan asielmigranten en hun gezinsleden wettelijk vast te leggen. Dit versterkt de borging dat asielmigranten en hun gezinsleden begeleiding krijgen van de gemeenten waar ze zich (regulier) vestigen. De Tweede Kamer is hierover eind 2015 per brief geïnformeerd (Tweede Kamer, 2015–2016, 32 824, nr. 115).

  • Om de participatie en integratie van asielzoekers en statushouders te stimuleren worden pilots gestart op een twintigtal AZC-locaties met als inzet vluchtelingen aan vrijwilligersklussen te koppelen. Vrijwilligerswerk is vaak een eerste stap in de Nederlandse samenleving, geeft een nuttige dagbesteding en leidt tot ontmoetingen tussen vluchtelingen en Nederlanders. Van alle mensen die een verblijfstatus krijgen in Nederland wordt zo snel mogelijk een dossier opgebouwd rond arbeidsmarkt en onderwijs. Zo kan een kansrijke koppeling worden gemaakt tussen de statushouder en de toekomstige woonplaats. Het dossier vormt tevens het startpunt voor de statushouder en gemeente om een gezamenlijk traject te starten rond integratie en participatie. Zo wordt de wachtperiode totdat een woning beschikbaar komt waardevol ingericht en ontstaat er een zachte overgang van AZC naar gemeente.

  • In 2017 zal het wetsvoorstel jihadisme (zie de conceptversie ten behoeve van de internetconsultatie) naar verwachting in werking treden. Het wetsvoorstel beoogt terrorismefinanciering tegen te gaan en de Nederlandse veiligheid te beschermen door de uitkering, toeslag en studiefinanciering van deze uitreizigers meteen en uniform te beëindigen. Beëindiging geschiedt uniform omdat in de socialezekerheidswetgeving en de wetgeving betreffende de toeslagen en studiefinanciering eenzelfde definitie van uitreiziger wordt opgenomen. Op deze wijze moet duidelijk worden dat een ieder waarvan het gegronde vermoeden bestaat dat hij is uitgereisd met het doel zich aan te sluiten bij een terroristische strijdgroepering zijn recht op financiële ondersteuning vanuit de overheid verliest.

  • Bij het opstellen van deze begroting loopt een beleidsdoorlichting betreffende dit beleidsartikel. De uitkomsten zijn eind 2016 bekend. Mogelijk geven de uitkomsten van de beleidsdoorlichting aanleiding tot aanpassingen van het integratiebeleid, waarvan ook de inburgering onderdeel uitmaakt.

Beleidswijzigingen

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 13.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 13 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

148.410

284.629

319.351

307.505

240.909

205.942

176.070

Uitgaven

145.465

280.629

323.351

307.505

240.909

205.942

176.070

waarvan juridisch verplicht (%)

   

97,9%

       
               

Inkomensoverdrachten

45.714

45.406

45.314

45.116

45.477

45.867

46.240

Remigratiewet

44.834

44.906

44.814

45.116

45.477

45.867

46.240

Inburgering

880

500

500

0

0

0

0

               

Subsidies

6.641

9.340

9.940

3.432

3.432

4.032

4.032

Kennisinfrastructuur

2.845

3.240

3.240

1.650

1.650

2.250

2.250

Landelijk Overleg Minderheden

1.101

0

0

0

0

0

0

Vluchtelingenwerk

1.030

1.367

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

Overige subsidies

1.665

4.733

5.668

750

750

750

750

               

Opdrachten

8.738

16.819

23.785

17.375

13.628

13.628

13.628

Inburgering en Integratie

7.038

15.119

22.085

15.675

11.928

11.928

11.928

Remigratie

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

               

Bijdrage aan agentschappen

8.943

13.485

14.500

14.385

14.200

14.200

14.200

DUO

8.943

13.485

14.500

14.385

14.200

14.200

14.200

               

Bijdrage aan ZBO’s/RWT's

27.282

104.700

105.215

82.298

33.920

32.701

32.194

COA

27.282

104.700

105.215

82.298

33.920

32.701

32.194

               

Leningen

48.147

90.879

124.597

144.899

130.252

95.514

65.776

DUO

48.147

90.879

124.597

144.899

130.252

95.514

65.776

               

Ontvangsten

4.357

800

600

200

0

0

0

Ontvangsten algemeen

4.357

800

600

200

0

0

0

Leningen

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten volgen uit wet- en regelgeving op het terrein van de Remigratiewet en zijn daarmee voor 100% juridisch verplicht. Datzelfde geldt voor de inkomensoverdrachten ten behoeve van Inburgering.

Subsidies:

De subsidiemiddelen van SZW zijn bestemd voor bekostiging van de kennisinfrastructuur op het vlak van integratie, Vluchtelingenwerk Nederland en overige incidentele subsidies. Daarvan is ca 80% juridisch verplicht. De juridische verplichting berust op (meerjarige) afspraken c.q. toezeggingen.

Van de 20% van de middelen die niet juridisch verplicht zijn, worden voornamelijk incidentele subsidies verstrekt. Met name op het terrein van de preventie en aanpak van radicalisering worden veel aanvragen voor subsidie ontvangen.

Opdrachten:

De middelen voor opdrachten zijn voor circa 80% verplicht. Het gaat daarbij om contracten voor het ontwikkelen, onderhouden en afnemen van examens inburgering in binnen- en buitenland, onderzoekscontracten en publiekscampagnes rondom integratie, activiteiten in het kader van matching en screening van asielmigranten en de bevordering van vrijwilligerswerk door vluchtelingen.

De middelen die nog niet juridisch verplicht zijn, worden aangewend voor beleidsevaluatie en -onderzoek, voorlichtingscampagnes en aanbestedingen. Zie ook onderdeel C1 over het programma Inburgering en Integratie.

Bijdrage aan agentschappen:

Als gevolg van gemaakte afspraken met Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de uitvoering van het leenstelsel en het beheer van het examenstelsel zijn deze middelen 100% verplicht.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s:

De bijdrage aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) wordt verstrekt op basis van het bestuurlijk akkoord met de VNG over vluchtelingen. De uitgaven zijn daarmee 100% juridisch verplicht.

Leningen:

Het leenstelsel is gebaseerd op de Wet Inburgering 2013. De uitgaven zijn daarmee 100% verplicht.

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

De Remigratiewet biedt een uitweg aan personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben, doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid (uitkeringsituatie) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. De SVB voert de Remigratiewet uit.

Wie komt er voor in aanmerking?

Indien men aan bepaalde criteria voldoet kan men in aanmerking komen voor een remigratievoorziening (maandelijkse uitkering, met eventueel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering). De criteria betreffen onder meer leeftijd, verblijfsduur in Nederland, doelgroep en herkomstland.

Hoe hoog is de uitkering?

Op de uitkeringen remigratievoorziening is het woonlandbeginsel van toepassing. Voorts kunnen er volledige, gekorte of nihil-uitkeringen worden verstrekt (na verrekening van overige inkomsten uit uitkeringen). In 2016 bedroeg de gemiddelde uitkering remigratievoorziening € 507 per maand voor degenen die zijn vertrokken vanaf 1 april 2000 en € 287 per maand voor degenen die zijn vertrokken vóór die datum. Het verschil komt door een hoger aantal gerechtigden met een nihil-uitkering vertrokken vóór 1 april 2000. Bovendien kende de remigratievoorziening vóór die datum nog geen tegemoetkoming voor een ziektekostenverzekering.

Budgettaire ontwikkelingen

Lagere uitgaven in 2017 ten opzichte van voorgaande jaren hangen samen met het vervallen van de basisvoorziening remigratie (o.m. verhuisvergoeding). Per saldo vertonen de uitgaven bezien over de ramingsperiode een lichte stijging. Met name de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd is hiervoor verantwoordelijk.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 13.2 Kerncijfers Remigratie1
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Aantal remigranten met een periodieke uitkering (x 1.000 personen, ultimo)2

15

15

15

X Noot
1

SVB, jaarverslag.

X Noot
2

Inclusief nihil-uitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.

B. Subsidies

Van de subsidiemiddelen ontvangt het Verweij-Jonker instituut € 3,2 miljoen voor het in stand houden van een kennisinfrastructuur op het terrein van integratievraagstukken. Hiertoe is in samenwerking met Movisie een kennisplatform Integratie en Samenleving (www.kis.nl) opgezet. De aldus verzamelde specifieke kennis en expertise komt ten goede aan gemeenten, bedrijven, organisaties en instellingen.

Vluchtelingenwerk Nederland (www.vluchtelingenwerk.nl) ontvangt een subsidie van € 1 miljoen. Daarmee organiseert de stichting de ondersteuning van het werk van vrijwilligers en medewerkers in de regio. In de regio bevorderen deze de maatschappelijke ondersteuning en integratie van asielgerechtigden.

Ten slotte verstrekt de Minister van SZW desgevraagd incidentele subsidies op basis van de Kaderwet SZW-subsidies aan organisaties die de doelstellingen van de overheid op het terrein van integratie en participatie helpen realiseren. Hiervoor is in 2017 een bedrag van € 5,7 miljoen beschikbaar.

C. Opdrachten

De uitgaven aan opdrachten laten in 2017 een sterke stijging zien. Deze stijging betreft de uitgaven bij het Programma Inburgering en Integratie en hangt samen met de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de inburgering buitenland. Omdat de kosten van de inburgering naar het oordeel van het Hof te hoog zijn, kan er een belemmering bestaan voor gezinsvorming en -hereniging. Het Ministerie van SZW moet hierdoor meer kosten voor eigen rekening nemen. Daarnaast zullen in het kader van de bestuurlijke afspraken met de VNG inzake de vluchtelingenproblematiek asielmigranten reeds in een vroeg stadium gescreend worden op opleidingsniveau en arbeidservaring, zodat de migranten snel naar werk toe geleid kunnen worden.

C1. Programma Inburgering en Integratie

Binnen het programma Inburgering en Integratie vinden verschillende activiteiten plaats. Zo worden de ontwikkeling, onderhoud en toezicht inzake inburgeringexamens, en het monitoren van de inburgeringresultaten uitbesteed aan verschillende organisaties. De Minister van SZW stelt hiervoor onder meer in de Wet Inburgering en Wet Inburgering in het buitenland de kaders vast.

Andere activiteiten betreffen het bevorderen van participatie en integratie door nieuwkomers. Dit gebeurt in samenwerking met organisaties in het veld en met onderzoeksinstellingen (voorlichtingscampagnes, dialoog- en netwerkbijeenkomsten, materiaal- en methodiekontwikkeling, trainingen en trainingsmaterialen, conferenties betreffende integratiethema’s zoals zelfbeschikking, burgerschap, onderwijs en arbeidsmarkt, jeugd). Bijzondere aandacht heeft de aanpak van de gevolgen van het Jihadisme. Met het actieprogramma «Integrale aanpak Jihadisme» bestrijdt en verzwakt het kabinet de jihadistische beweging in Nederland en neemt het de voedingsbodem voor radicalisering weg. Daartoe is onder andere een expertisecentrum ingericht, dat kennis en handelingsvaardigheid versterkt bij gemeenten, professionals en gemeenschappen in het omgaan met radicalisering en maatschappelijke spanningen (www.socialestabiliteit.nl). Ook verstrekt SZW aan verschillende organisaties (SCP, CBS en onderzoeksbureaus) opdrachten voor onderzoek naar en evaluatie van de effecten van integratiebeleid. In dat verband kan ook gewezen worden op de start in 2017 van longitudinaal cohortonderzoek naar de integratie onder vluchtelingen. Dat onderzoek vindt plaats in samenwerking met andere departementen.

Tabel 13.3 Kerncijfers Inburgering
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Raming

2017

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO krijgen (x 1.000 personen, ultimo)1

26

40

40

Inburgeraars die slagen voor het inburgeringexamen of NT2-examen (x 1.000 personen, ultimo)1

7

8

10

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van de COA (x 1.000 personen, ultimo)2

10,3

18

16

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten (x 1.000 personen, ultimo)2

13

24

20

Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo)1

18

24

24

X Noot
1

DUO, Informatiesysteem Inburgering.

X Noot
2

COA, voortgangsrapportages.

C2. Remigratie

Het Nederlands Migratie Instituut verzorgt objectieve voorlichting over de Remigratiewet. Het instituut ondersteunt daarmee belangstellenden bij het nemen van een persoonlijk, vrijwillig en verantwoord besluit om Nederland te verlaten onder het doen van afstand van het Nederlanderschap (www.nmigratie.nl).

D. Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) organiseert de inburgeringexamens, voert het sociaal leenstelsel uit, voorziet in informatie aan inburgeraars, gemeenten en instellingen, en handhaaft de inburgeringplicht bij nieuwkomers vanaf 2013. Het Ministerie van SZW stelt hiervoor financiële middelen aan DUO (www.duo.nl) beschikbaar. Vanaf 2017 is DUO ook betrokken bij de participatieverklaringen. DUO bepaalt wie een traject in dat kader moet volgen en stelt de betrokkenen daarvan op de hoogte. Ook beziet DUO of participatieverklaringstrajecten tijdig worden afgerond.

E. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) biedt asielgerechtigden in de opvang het programma «Voorbereiding op inburgering» aan. Het Ministerie van SZW levert COA (www.coa.nl) hiertoe een financiële bijdrage. De rol van COA in het verstrekken van de bijdrage voor maatschappelijke begeleiding aan gemeenten zal naar verwachting medio 2017 vervallen. Het voorstel is om betreffende middelen vanaf 1 juli via een decentralisatie-uitkering rechtstreeks aan gemeenten te geven. In 2016 zal een wijzigingsvoorstel voor de Wet inburgering bij de Tweede Kamer worden ingediend dat hierin onder meer voorziet (zie de conceptversie ten behoeve van de internetconsultatie).

F. Leningen

Asielgerechtigde nieuwkomers die inburgeringplicht hebben kunnen via het sociaal leenstelsel een bijdrage krijgen om hun inburgeringonderwijs te bekostigen. Wanneer de nieuwkomers onvoldoende inspanningen hebben verricht om het inburgeringdiploma of NT2-diploma tijdig (binnen drie jaar) te behalen dient de bijdrage terugbetaald te worden.

Overige nieuwkomers kunnen een beroep doen op het sociaal leenstelsel wanneer zij niet over voldoende middelen beschikken om hun inburgering zelf te bekostigen. In tegenstelling tot de eerste groep dienen zij de lening wel terug te betalen.

Het leningenbudget neemt vanaf 2016 fors toe. De oorzaak daarvan ligt in de huidige vluchtelingenproblematiek en de ramingen die daarbij voor de volumeontwikkelingen door het kabinet zijn gehanteerd. Het kabinet verwacht dat de verschillende maatregelen op het terrein van de vluchtelingenproblematiek een neerwaarts effect op de volumeontwikkeling zal hebben. Vanaf 2019 zien we bij de leningen het budgettaire effect daarvan.

G. Ontvangsten

Ontvangsten zijn het gevolg zijn van de terugbetaling van verstrekte leningen. Omdat het leenstelsel pas vanaf 2013 van kracht is en de termijn waarop ingeburgerd moet worden drie jaar bedraagt, worden ontvangsten van de kant van de nieuwkomers – voor zo ver zij daartoe draagkrachtig genoeg zijn – pas op termijn zichtbaar. Omdat asielgerechtigden in beginsel niet behoeven terug te betalen en onzeker is in hoeveel gevallen overige inburgeraars ook daadwerkelijk zullen terugbetalen, is in afwachting van ervaringscijfers de raming vooralsnog op nihil gesteld. Daarnaast ontvangt het Ministerie van SZW middelen uit het Algemeen Werkloosheidsfonds die verband houden met de remigratie van personen die in het jaar van toekenning een WW-uitkering hadden.

2.3: NIET-BELEIDSARTIKELEN

96. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Artikel

Dit artikel bevat alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van SZW. In beleidsartikel 11 is een verdere toelichting op de bijdragen aan ZBO’s opgenomen, terwijl hoofdstuk 3 van deze begroting nader ingaat op het Agentschap SZW.

Tabel 96.1 Apparaatsuitgaven kerndepartement budgettaire gevolgen (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

288.815

270.151

277.949

279.911

296.177

294.157

295.905

Uitgaven

291.218

270.491

278.324

279.911

296.177

294.157

295.905

               

Personele uitgaven

186.049

201.842

211.226

211.469

223.800

222.478

223.744

• waarvan eigen personeel

177.265

192.450

203.083

202.736

213.823

213.004

214.133

• waarvan externe inhuur

6.427

6.659

5.443

6.046

7.292

6.789

6.926

• waarvan overige personele uitgaven

2.357

2.733

2.700

2.687

2.685

2.685

2.685

               

Materiële uitgaven

105.169

68.649

67.098

68.442

72.377

71.679

72.161

• waarvan ICT

10.400

9.800

9.295

9.346

9.377

9.377

9.472

• waarvan bijdrage aan SSO's

81.784

40.326

38.696

37.690

37.824

37.800

37.867

• waarvan overige materiële uitgaven

12.985

18.523

19.107

21.406

25.176

24.502

24.822

               

Ontvangsten

4.569

15.188

28.777

42.344

61.841

61.147

63.579

A. Personele en materiële uitgaven

Toelichting

De totaal begrote apparaatsuitgaven voor het kerndepartement bedragen in 2017 € 278,3 miljoen. Dit bedrag bestaat uit € 211,2 miljoen personele uitgaven en € 67,1 miljoen materiële uitgaven.

De totale uitgaven nemen meerjarig toe vanwege de opbouw van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO; zie onder).

De bijdrage aan SSO’s waren in 2015 en 2016 incidenteel hoger door de afkoop van de restwaarde van het SZW-gebouw (2015) en de ontvangen restwaarde van de Rijksgebouwendienst en FM Haaglanden (2016). Vanaf 2017 liggen de uitgaven op het structurele niveau van € 38 miljoen.

B. Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op de RSO en doorbelaste uitgaven aan derden, waaronder het Agentschap SZW.

Rijksschoonmaakorganisatie (RSO)

De RSO is in 2016 gestart met het uitvoeren van de schoonmaakactiviteiten. De opbouw van de organisatie zal in de komende jaren geleidelijk plaatsvinden naar gelang er meer departementen aansluiten. De bijbehorende uitgaven komen ten laste van de begroting van het Ministerie van SZW. De schoonmakers zijn in dienst van het Rijk.

Op de begroting van SZW zijn taakstellende ontvangsten voor de RSO opgenomen. Facturering aan de opdrachtgevers vindt plaats op basis van meerjarige dienstverleningsafspraken.

Ter financiering van aanloopkosten van de RSO is voor de eerste jaren een transitiebudget voorzien. De inkomsten zijn namelijk in de eerste jaren onvoldoende om de uitgaven te dekken. De meerjarige bijdrage aan het transitiebudget is in 2015 van alle departementen ontvangen en verwerkt in de uitgavenraming van het kerndepartement. Dit is de verklaring voor het verschil tussen de ontvangstenraming RSO en de uitgavenraming RSO tot en met 2019.

Vanaf 2021 zullen de inkomsten van de RSO volledig dekkend zijn. Tabel 96.2 laat de apparaatuitgaven van RSO afzonderlijk zien.

Tabel 96.2 Extracomptabele tabel apparaatsuitgaven kerndepartement en apparaatsuitgaven RSO (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Kerndepartement exclusief RSO

             

Uitgaven

288.976

257.108

253.721

243.773

241.538

239.990

240.053

Ontvangsten

4.569

5.801

6.657

8.340

8.242

7.811

7.727

               

Rijksschoonmaakorganisatie

             

Uitgaven RSO

2.242

13.383

24.603

36.138

54.639

54.167

55.852

Ontvangsten RSO

0

9.387

22.120

34.004

53.599

53.336

55.852

Tabel 96.3 geeft een samenvatting van de apparaatsuitgaven van het kerndepartement, het Agentschap SZW en van de ZBO’s van het ministerie.

Tabel 96.3 Apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

291.218

270.491

278.324

279.911

296.177

294.157

295.905

               

Totaal apparaatskosten Agentschap SZW

15.997

16.300

15.440

16.000

19.500

14.500

17.500

               

Totaal apparaatskosten ZBO’s/RWT’s1

2.035.028

1.949.899

1.957.863

1.904.294

1.795.965

1.777.440

1.770.536

UWV (inclusief BKWI)

1.807.067

1.733.741

1.737.097

1.690.290

1.587.805

1.571.929

1.570.577

SVB

221.590

209.712

214.497

207.808

201.008

199.359

193.807

IB

6.371

6.446

6.269

6.196

6.152

6.152

6.152

X Noot
1

Dit betreft apparaatskosten samenhangend met zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde beleidsartikelen binnen de SZW-begroting. De ontvangsten beleidsartikel 11 zijn in mindering gebracht op de uitgaven.

In onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven van het departement onderverdeeld naar de verschillende organisatieonderdelen. De uitgaven voor de RSO, huisvesting en ICT van het gehele kerndepartement zijn onder de pSG opgenomen.

Tabel 96.4 Apparaatsuitgaven kerndepartement, naar directoraat-generaal (x € 1.000)
 

2017

SG

26.564

pSG

105.487

DG SZI

26.087

DG Werk

19.553

Inspectie SZW

100.633

Totaal kerndepartement

278.324

Taakstelling 2016–2018

De taakstelling 2016–2018 is voor het kerndepartement SZW onder meer ingevuld door een verdere versobering van de bedrijfsvoering. Voorts zijn de processen rond het beroep en bezwaar van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) vereenvoudigd en gestroomlijnd. Tevens is door deregulering per 1 januari 2016 gestopt met het organisatiegerichte toezicht op het UWV en de SVB. De taakstelling van het kerndepartement is verhoogd om extra formatieplaatsen te kunnen creëren voor medewerkers uit de doelgroep kwetsbare groepen.

De taakstelling van het UWV en de SVB wordt ingevuld door besparingsmogelijkheden als gevolg van een meer doelmatige uitvoering, vereenvoudiging van wet- en regelgeving en versobering van taken en dienstverlening. Het UWV en de SVB verwerken de invulling van de taakstelling in hun jaarplannen die worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

Verdeling taakstelling tussen kerndepartement SZW, Agentschap SZW en ZBO’s

Tabel 96.5 geeft de verdeling van de taakstelling tussen het kerndepartement, het Agentschap SZW en de ZBO’s.

Tabel 96.5 Extracomptabele tabel invulling taakstelling (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling totaal

23.354

52.803

64.978

64.978

         

Kerndepartement

3.354

7.703

9.378

9.378

         

Agentschap SZW

0

0

0

0

         

ZBO’s totaal

20.000

45.100

55.600

55.600

UWV (inclusief BKWI)

17.700

39.700

48.900

48.900

SVB

2.300

5.400

6.700

6.700

Personele ontwikkeling SZW-domein in meerjarig perspectief

Onderstaande grafieken laten de ontwikkeling van het aantal fte voor het kerndepartement SZW en voor het SZW-domein zien voor de periode 2006–2021. Het basisjaar is 2006, omdat in dat jaar ten behoeve van het programma Vernieuwing Rijksdienst een nulmeting heeft plaatsgevonden naar de personele omvang van de Rijksdienst.

Figuur 96.1 fte-ontwikkeling kerndepartement SZW in- en exclusief RSO

De door achtereenvolgende kabinetten opgelegde taakstellingen op de apparaatsuitgaven laten voor het kerndepartement SZW vanaf 2006 een afname van het aantal fte’s zien. Daarnaast is er een overgang van fte’s naar het Ministerie van BZK door de uitvoering van de bedrijfsvoering in Shared Service Organisaties onder te brengen. Aan de andere kant is er een uitbreiding van het aantal fte’s door de komst van beleidsterreinen bij SZW (Kinderopvang in 2011, Integratie en maatschappelijke samenhang in 2012, Financieel Dienstencentrum in 2015).

De verwachting na 2015 is enerzijds gebaseerd op de nog te realiseren taakstellingen op de apparaatsuitgaven in die periode. Anderzijds zal de formatie toenemen door een (tijdelijke) uitbreiding van taken bij de Inspectie SZW. Tevens leidt de oprichting van de RSO tot een opwaartse bijstelling van de formatie. Het effect van de oprichting van de RSO is indicatief in de figuren 96.1 en 96.2 in beeld gebracht.

Figuur 96.2 fte-ontwikkeling SZW-domein (inclusief UWV en SVB) in- en exclusief RSO

De periode 2006–2021 laat voor het gehele SZW-domein een zelfde beeld zien als voor het kerndepartement. De verwachte ontwikkeling betreft een saldo van de gevolgen van de taakstellingen op de apparaatsuitgaven en de uitvoeringskosten, de overgang van dienstonderdelen van en naar andere departementen en van de in- en extensiveringen van beleid(suitvoering) en de oprichting van RSO. Daarbij hebben de optredende conjuncturele effecten op de formatie van het UWV geleid tot een toename van het aantal fte in het SZW-domein in de jaren 2009/2010 en 2013/2015.

97. Aflopende regelingen

Artikel

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal aflopende regelingen is in de begroting een afzonderlijke voorziening getroffen.

Tabel 97.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 97 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

– 121

0

0

0

0

0

0

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

               

Programma-uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

Aflopende regelingen

0

0

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

199

0

0

0

0

0

0

A. Programma-uitgaven

Toelichting

Een aantal wetten en regelingen is financieel afgewikkeld. Er kunnen nog wel nabetalingen plaatsvinden. Het gaat hierbij om nagekomen declaraties of vergoedingen voor nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden. Er worden dan ook geen ramingen voor 2017 en latere jaren opgenomen.

98. Algemeen

Artikel

Op dit artikel worden de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen budgetten verantwoord.

Tabel 98.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en -ontvangsten artikel 98 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

23.605

40.596

37.717

31.685

37.743

34.329

32.740

Uitgaven

27.550

39.948

37.749

31.728

37.743

34.329

32.740

               

Subsidies

191

1.506

396

43

0

0

0

               

Opdrachten

9.186

19.325

18.533

15.395

16.889

16.799

16.852

Handhaving

724

3.736

5.794

4.669

6.866

6.776

6.776

Opdrachten overig

8.462

15.589

12.739

10.726

10.023

10.023

10.076

               

Bekostiging

3.295

3.503

3.455

3.455

3.455

3.139

2.773

Uitvoeringskosten Caribisch Nederland

3.295

3.503

3.455

3.455

3.455

3.139

2.773

               

Bijdrage aan agentschappen

13.086

13.414

13.165

10.635

15.199

12.191

10.915

Agentschap SZW

12.694

12.745

12.500

9.970

14.534

11.526

10.250

Rijksdienst Ondernemend Nederland

392

509

505

505

505

505

505

Agentschap CJIB

0

160

160

160

160

160

160

               

Bijdrage aan andere begrotingen

1.792

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

               

Ontvangsten

438

0

0

0

0

0

0

A. Subsidies

Toelichting

Op het subsidiebudget van artikel 98 worden subsidies begroot en verantwoord met een breed departementaal karakter. Het begrotingsbedrag voor 2017 heeft betrekking op subsidies SUWI-net, Star en Young professionals.

B. Opdrachten

B1. Handhaving

Het beleidsbudget voor handhaving in 2017 bedraagt € 5,8 miljoen. Een belangrijk deel daarvan is gereserveerd voor de uitvoering van niet-structurele innovatieve projecten. Daarvoor vinden tijdens de begrotingsuitvoering overboekingen plaats naar de relevante budgetten voor de feitelijke realisatie.

B2. Opdrachten overig

Hieronder vallen de uitgaven voor onderzoek en voorlichting die niet zijn toebedeeld aan beleidsartikelen. Het onderzoeksbudget op artikel 98 bedraagt € 5,3 miljoen. Van het totale onderzoeksbudget is € 2,7 miljoen bestemd voor beleidsinformatie. Naast de uitgaven voor voorlichtingsprogramma’s worden uit het budget op artikel 98 ook de uitgaven voor algemene publieksinformatie betaald.

C. Bekostiging

De unit SZW, die ondergebracht is bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), voert namens de Minister de regelingen op Caribisch Nederland uit. Het budget voor de uitvoeringskosten van de RCN bedraagt in 2017 € 3,5 miljoen.

D. Bijdrage aan agentschappen

In hoofdstuk 3 van deze begroting wordt nader ingegaan op het Agentschap SZW.

De bijdrage aan de Rijksdienst Ondernemend Nederland heeft betrekking op de uitvoeringskosten van de borgstellingregeling (€ 0,1 miljoen). Daarnaast wordt jaarlijks € 0,4 miljoen gereserveerd voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Globalisering Fonds en de ESF-programma’s.

Voor uitvoeringskosten voor het innen van bestuurlijke boetes door de Inspectie SZW is structureel € 0,16 miljoen geraamd bij het Agentschap CJIB.

E. Bijdrage aan andere begrotingen

Naar het Ministerie van Financiën wordt jaarlijks € 2,2 miljoen overgeboekt ten behoeve van controlewerkzaamheden voor de ESF-programma’s 2007–2013 en 2014–2020.

99. Nominaal en onvoorzien

Artikel

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling.

Tabel 99.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven artikel 99 (x € 1.000)

artikelonderdeel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

0

35.775

621.863

1.040.814

1.126.607

1.097.051

1.077.684

Uitgaven

0

35.775

128.863

643.814

1.126.607

1.097.051

1.077.684

               

Overige beleidsuitgaven

0

35.775

128.863

643.814

1.126.607

1.097.051

1.077.684

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien

0

35.775

128.863

643.814

1.126.607

1.097.051

1.077.684

A. Overige beleidsuitgaven

Toelichting

Onvoorzien

De grondslag van dit artikel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. Op dit artikel staan middelen geparkeerd die op een later moment nog uitgedeeld moeten worden. De totaalstand bestaat voornamelijk uit middelen gereserveerd voor de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV) en Loonkostenvoordeel (LKV) die in de latere uitwerking elders in de begroting worden opgenomen. Bij deze regelingen, die respectievelijk ingaan in 2017 en 2018, vindt uitbetaling plaats na afloop van het kalenderjaar waarin de verplichting ontstaat. Dit verklaart het verschil tussen verplichtingen en uitgaven in 2017 en 2018.

HOOFDSTUK 3: AGENTSCHAPPEN

AGENTSCHAP SZW

Algemeen

Het Agentschap SZW richt zich met name op de uitvoering van complexe Europese subsidieregelingen. In de huidige opdrachtenportefeuille zitten ook enkele nationale regelingen. Bij de uitvoering van de subsidieregelingen ligt de nadruk op het waarborgen van de rechtmatigheid en de doelmatigheid. Onderstaand een opsomming van de subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert. Tenzij anders vermeld is het Ministerie van SZW opdrachtgever van de regelingen.

Europees Sociaal Fonds (ESF)

Het ESF verbetert de kansen van mensen op de arbeidsmarkt. De ESF-programmaperiode 2007–2013 verkeert in de afrondende fase. In het eerste halfjaar van 2016 zijn de laatste projecten afgehandeld en zijn voorbereidingen getroffen voor de eindafrekening aan de Europese Commissie over deze programmaperiode in 2017.

De uitvoering van de nieuwe ESF-programmaperiode 2014–2020 loopt in ieder geval door tot en met 2022. Subsidie wordt verstrekt aan projecten met de volgende thema’s:

  • Actieve inclusie: re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;

  • Actief en gezond ouder worden: het bevorderen van duurzame arbeidsinzet van werkenden.

Als onderdeel van ESF 2014–2020 worden ook projecten gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB). Deze regeling wordt ingezet om de sociale participatie van kwetsbare ouderen (met een laag besteedbaar inkomen) te stimuleren.

Europees Globalisatiefonds (EGF)

Het EGF is een andere Europese subsidieregeling die het Agentschap SZW uitvoert. Bedrijven en sectoren die zijn getroffen door grote veranderingen in de wereldhandelspatronen of als gevolg van de wereldwijde economische financiële crisis, kunnen bij massaontslag gebruikmaken van geld uit het EGF. Dit fonds helpt werknemers met scholing, hulp bij het vinden van een nieuwe baan of steun bij het opzetten van een eigen bedrijf. De programmaperioden en de verwachte looptijd zijn ongeveer hetzelfde als bij het ESF.

Europese Migratie- en Veiligheidsfondsen (EMVF)

In opdracht van het Ministerie van VenJ voert het Agentschap SZW de subsidieregelingen van de EMVF uit. Net als bij het ESF is de uitvoering opgedeeld in programmaperioden en is de verwachte looptijd van deze activiteiten tot en met 2022.

De projecten van de lopende programmaperiode 2007–2013 zijn in 2016 door het Agentschap SZW afgerond.

In de nieuwe programmaperiode (2014–2020) bestaan de Europese migratie- en veiligheidsfondsen uit het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) en het fonds voor de Interne Veiligheid (ISF).

Het AMIF richt zich op asiel- en migratiebeleid, en verstrekt subsidie voor:

  • Het behouden en verbeteren van de kwaliteit van het opvang- en asielstelsel;

  • Het bevorderen van de participatie van onderdanen uit niet-westerse derde landen en hun naaste verwanten in de samenleving;

  • Het bevorderen van de terugkeer van vreemdelingen die geen recht op verblijf in Nederland hebben, nog in afwachting zijn van een beslissing op hun verzoek tot verblijf of tijdelijk verblijfsrecht hebben.

Het ISF is gericht op het bevorderen van grensbewaking en visummanagement, en bestaat uit twee programma’s:

  • Het programma ISF-grenzen heeft als doel de veiligheid in de EU te verhogen en daarnaast legaal reizen makkelijker te maken. Ook financiert het de IT-systemen die nodig zijn voor het grensbewakingssysteem van de EU. Daarnaast worden acties voor de efficiënte verwerking van migratiestromen en visumaanvragen gesteund;

  • Het programma ISF-Politie heeft als doel bij te dragen aan de veiligheid in de EU. Het programma financiert acties ter voorkoming van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, waaronder terrorisme. Het programma heeft ook als doel de samenwerking tussen de rechtsautoriteiten van de lidstaten te verbeteren.

Nationale regelingen

Daarnaast voert het Agentschap SZW enkele nationale regelingen uit:

  • Regeling sectorgewijze opleidingen / sectorplannen (RCSP). Looptijd: 1 oktober 2013 tot en met 2018.

  • Tijdelijke regeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt (DWSRA). Looptijd: 1 juli 2016 tot en met 2018.

  • Kinderopvang: versterking taal- en interactievaardigheden (KTA). Looptijd: eind 2014 tot en met 2018.

  • Regeling schadeclaims vakantiedagen. Looptijd: 2016 (vanaf 1 mei) met uitloop in 2017.

Door middel van de RCSP kunnen werkgevers- en werknemersorganisaties een financiële bijdrage van de overheid krijgen als zij gezamenlijke plannen maken om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Een betere werking van de arbeidsmarkt, het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van werkloosheid staan centraal.

De regeling DWSRA is een uitvloeisel van de RCSP en is met name gericht op projecten inzake samenwerking en regie op de arbeidsmarkt.

De regeling KTA heeft ten doel om de taal- en interactieve vaardigheden van gastouders en medewerkers in de kinderopvang te verbeteren.

De regeling schadeclaims vakantiedagen heeft ten doel werknemers te compenseren voor de gemiste opbouw van vakantiedagen bij ziekte doordat de Nederlandse wetgeving afweek van de Europese richtlijnen.

Begroting van baten en lasten

Tabel 3.1 Begroting van baten en lasten Agentschap SZW voor het jaar 2017 (x € 1.000)
     

Realisatie

Raming

Begroting

       
     

20151

20162

2017

2018

2019

2020

2021

Baten

             

Opbrengst moederdepartement3

13.729

16.520

15.600

15.700

19.000

14.300

18.000

Opbrengst overige departementen

2.814

1.050

1.200

1.300

1.500

1.200

500

Opbrengst derden

Rentebaten

Vrijval voorzieningen

Bijzondere baten

Totaal Baten

16.543

17.570

16.800

17.000

20.500

15.500

18.500

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

Personele kosten

11.981

12.200

11.750

12.400

15.100

11.300

13.800

waarvan eigen personeel

9.302

9.290

9.100

10.200

11.500

10.000

10.800

waarvan externe inhuur

2.013

2.210

2.000

1.500

2.800

750

2.250

waarvan overige kosten

666

700

650

700

800

550

750

Materiële kosten

4.016

4.100

3.690

3.600

4.400

3.200

3.700

waarvan apparaat ICT

1.594

1.500

1.660

1.600

1.800

1.450

1.500

waarvan bijdrage aan SSO's

962

1.000

1.422

1.400

1.600

1.250

1.400

waarvan overige kosten

1.460

1.600

608

600

1.000

500

800

Rentelasten

Afschrijvingskosten

             

Materieel

1

waarvan apparaat ICT

Immaterieel

781

1.020

1.360

1.000

1.000

1.000

1.000

Overige kosten

Dotaties voorzieningen

Bijzondere lasten

Totaal Lasten

16.779

17.320

16.800

17.000

20.500

15.500

18.500

               

Saldo van baten en lasten

– 236

250

X Noot
1

Slotwet SZW 2015.

X Noot
2

Eerste suppletoire begroting SZW 2016.

X Noot
3

Het verschil met de in tabel 98.1 genoemde Bijdrage aan Agentschap SZW wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat in die tabel de bijdragen uit rekeningen buiten begrotingsverband (de door de Europese Commissie verstrekte «technische bijstand»), ter cofinanciering van de uitvoeringskosten van Europese regelingen, niet zijn opgenomen.

Algemeen

De meerjarenbegroting van het Agentschap SZW wordt bepaald door de ontwikkelingen in de orderportefeuille. De ontwerpbegroting wordt opgesteld op basis van de interne capaciteitsplanning, waarin de meest actuele inzichten met betrekking tot de uitvoering van de lopende subsidieregelingen zijn verwerkt. Op het tijdstip dat deze ontwerpbegroting wordt opgesteld zijn de hoofdlijnen van de werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van de subsidieregelingen duidelijk.

Voor aanvang van elk kalenderjaar worden met de opdrachtgevers afspraken gemaakt over de uitvoering van de betreffende subsidieregelingen in dat uitvoeringsjaar. Deze meer gedetailleerde en actuele afspraken worden in wederzijds getekende offertes vastgelegd. In de loop van het jaar worden nieuwe offertes opgesteld als zich significante wijzigingen voordoen in de uitvoering van de lopende subsidieregelingen of als nieuwe subsidieregelingen in uitvoering worden genomen. De laatste versie van de offertes van de lopende subsidieregelingen is de basis voor de aanpassing bij Voorjaarsnota in de 1e suppletoire begroting van SZW.

Doordat de detailafspraken in de offertes op een later moment worden gemaakt zijn deze veel specifieker en meer actueel dan de inzichten op hoofdlijnen tijdens het opstellen van de ontwerpbegroting. Hierdoor kan de 1e suppletoire begroting van de ontwerpbegroting afwijken.

De huidige ontwerpbegroting voor de jaren 2017 tot en met 2021 kan ook nog wijzigen als gevolg van de strategische heroriëntatie van het Agentschap die momenteel wordt uitgevoerd.

Baten

De opbrengsten moederdepartement en overige departementen betreft de omzet van de subsidieregelingen die voor het moederdepartement of overige departementen worden uitgevoerd.

Het grillige patroon van de omzet vanaf 2017 is te verklaren doordat bij de uitvoering van de Europese subsidieregelingen veelal sprake is van tweejarige projecten met grotere werkdruk bij openstelling van het tijdvak (intake en aanvraag) en aan het eind van het project (einddeclaratie). Doordat dit voor zowel ESF als EMVF geldt en de acties ook veelal samenvallen, resulteert dit in het patroon van jaren met meer en minder bedrijfsdrukte.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten vormen de belangrijkste kostenpost voor het Agentschap SZW. Het verloop van de regelingen en hiermee de omvang van de te verrichten activiteiten bepaalt in hoge mate de ontwikkeling in de personele kosten. Het huidige personeelbestand bestaat uit een kern van vast en tijdelijk ambtelijk personeel; daarnaast vindt noodzakelijke inhuur van externen plaats (via mantelcontracten van het Rijk of van SZW).

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen de materiële en immateriële vaste activa. De investeringen in immateriële vaste activa die voortvloeien uit specifieke wensen van de opdrachtgevers worden over meerdere jaren afgeschreven en ook in dit ritme aan de opdrachtgevers doorberekend.

Saldo van baten en lasten

Bij het opstellen van de begroting is een sluitende begroting het uitgangspunt.

Het saldo van baten en lasten van een jaar wordt in het daarop volgend jaar verwerkt in overeenstemming met het besluit van de eigenaar.

Kasstroomoverzicht

In tabel 3.2 wordt het kasstroomoverzicht van Agentschap SZW opgenomen.

Tabel 3.2 Kasstroomoverzicht Agentschap SZW over het jaar 2017 (x € 1.000)
 

Realisatie

Raming

Begroting

       
 

20151

20162

2017

2018

2019

2020

2021

               

1. Rekening-courant RHB 1 januari

2.145

2.231

2.001

2.211

2.211

2.461

2.961

               

totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

17.686

17.570

16.800

17.000

20.500

15.500

18.500

totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 16.317

– 16.300

– 15.440

– 16.000

– 19.500

– 14.500

– 17.500

2. Totaal operationele kasstroom

1.369

1.270

1.360

1.000

1.000

1.000

1.000

               

totaal investeringen (-/-)

– 1.283

– 1.500

– 1.150

– 1.000

– 750

– 500

– 500

totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3. Totaal investeringskasstroom

– 1.283

– 1.500

– 1.150

– 1.000

– 750

– 500

– 500

               

eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

eenmalige storting door moederdepartement (+)

aflossingen op leningen (-/-)

beroep op leenfaciliteit (+)

4. Totaal financieringskasstroom

0

0

0

0

0

0

0

               

5. Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4)

2.231

2.001

2.211

2.211

2.461

2.961

3.461

X Noot
1

Slotwet SZW 2015.

X Noot
2

Eerste suppletoire begroting SZW 2016.

Doelmatigheidsindicatoren

In tabel 3.3 worden de doelmatigheidsindicatoren vermeld.

Tabel 3.3 Overzicht doelmatigheidsindicatoren Agentschap SZW 2017
 

Realisatie

2015

Raming

2016

Begroting

       

2017

2018

2019

2020

2021

Generieke doelmatigheidsindicatoren

             

Uurtarieven

             

Integraal uurtarief (voorcalculatorisch) (€)

98,68

109,65

107,80

107,00

106,00

110,50

108,50

Index reëel uurtarief (gecorrigeerd voor inflatie, 2011=100)

103,6

111,9

108,9

106,4

104,0

106,9

103,3

Omzet per fte:

             

Totale omzet in € 1.000

16.543

17.570

16.800

17.000

20.500

15.500

18.500

fte-totaal

147,8

125,5

137,0

142,0

162,5

132,0

152,0

Omzet per fte (€)

111.928

140.000

122.628

119.718

126.154

117.425

121.711

Saldo van baten en lasten in € 1.000

– 236

250

0

0

0

0

0

Productiviteit:

             

Declarabiliteit (factureerbare/beschikbare uren) (%)

65,5

70,0

70,6

71,0

72,0

73,0

74,0

Ziekteverzuim (totaal incl.langdurig) (%)

3

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

               

Kwalitatieve indicatoren

             

Klanttevredenheid: algemeen oordeel enquête

7,1

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

Beroepsprocedures:

             

% beschikkingen die leiden tot beroepsprocedure

0,6

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

% beroepsprocedures geheel of deels gegrond

22

15

15

15

15

15

15

Tijdigheid beschikken en betalen:

             

% tijdige beschikkingen

91

90

90

90

90

90

90

% tijdige betalingen

99,5

99

99

99

99

99

99

               

Specifieke indicatoren

             

Kosten subsidieproces in % vd subsidie / subsidiabele kosten per project

             

Europese subsidieregelingen

1,7

1,6

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

Nationale subsidieregelingen

             

• RUS-variant 1b: One Touch (ambtshalve vaststellen)

7,4

17,5

17,5

17,5

17,5

17,5

17,5

• RUS-variant 3: Presteren en inzicht in kosten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

RUS = Raamwerk voor Uitvoering van Rijkssubsidies.

De voorcalculatorische uurtarieven zijn integrale kostprijzen (alle kosten / factureerbare uren). De uurtarieven vormen de basis voor de facturering aan de opdrachtgevers. Het grillige patroon van de uurtarieven is te verklaren doordat bij de Europese subsidieregelingen veelal sprake is van tweejarige projecten met grotere werkdruk bij openstelling van het tijdvak (intake en aanvraag) en aan het eind van het project (einddeclaratie). Doordat dit voor zowel ESF als EMVF geldt en de acties ook veelal samenvallen, resulteert dit in het patroon van jaren met meer en minder bedrijfsdrukte. In de jaren van minder bedrijfsdrukte leidt het lager aantal factureerbare uren (doordat de vaste kosten over een lager aantal directe uren worden omgeslagen) tot hogere tarieven.

In de berekening van de reële indexcijfers van de uurtarieven is het effect van de jaarlijkse algemene prijsstijgingen geëlimineerd (vanaf 2016: schatting 1,5%).

Bij de specifieke indicatoren worden de uitvoeringskosten gepresenteerd in verhouding tot de gemiddelde subsidie of de totale subsidiabele kosten per project. De niet aan afzonderlijke projecten toe te rekenen activiteiten en materiële kosten worden in deze berekening niet meegenomen.

Voor de Europese subsidieregelingen worden de uitvoeringskosten van het subsidieproces gerelateerd aan de totale subsidiabele projectkosten. De kosten van uitvoering van de Europese regelingen zijn absoluut gezien hoger dan bij Nationale regelingen vanwege de hoge eisen die de Europese Commissie stelt aan de verantwoording van projectkosten en de controle ervan. Vanwege de grotere gemiddelde projectomvang zijn de kosten van het subsidieproces bij Europese regelingen echter relatief lager.

Voor de Nationale subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert, worden de uitvoeringskosten inzichtelijk gemaakt naar de uitvoeringsvarianten die in het Rijksbreed geldende Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) worden onderscheiden. Voor de RUS-variant «One Touch» wordt de gemiddelde projectomvang berekend op basis van de verleende subsidie. Voor de RUS-variant «Presteren en inzicht in kosten» betreft de gemiddelde projectomvang de totale subsidiabele kosten.

HOOFDSTUK 4: BIJLAGEN

BIJLAGE 1 SZA-KADER INCLUSIEF VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Deze bijlage bevat de volgens de Rijksbegrotingvoorschriften (RBV) verplichte aansluitingstabellen en (per artikel) de verplichte tabellen van het verdiepingshoofdstuk. In aanvulling daarop zijn dergelijke tabellen ook voor de premiegefinancierde regelingen opgenomen. De bijlage begint met een toelichting op de opbouw van het SZA-kader.

B.1.1 HET SZA-KADER

Het SZA-kader bevat zowel uitgaven van regelingen die begrotingsgefinancierd zijn als uitgaven van regelingen die premiegefinancierd zijn. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden uit belastinginkomsten betaald. De premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk door middel van premies gefinancierd. Tabel B.1.1 bevat een toelichting op de opbouw van de SZA-uitgaven.

Tabel B1.1 SZA uitgaven (x € 1 mld)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totale uitgaven begroting

31,9

33,6

34,2

34,7

34,7

34,7

– Correctie rijksbijdragen

12,8

14,0

14,0

13,9

13,9

13,9

– Correctie LIV en LKV

0,5

0,9

0,9

0,9

– Correctie RBG-eng

0,5

0,6

0,5

0,5

0,4

0,4

– Correctie ontvangsten

0,8

0,6

0,6

0,6

0,7

0,6

+ Loon- en prijsbijstelling

0,0

0,2

0,5

0,7

1,0

1,3

A. SZA-uitgaven begroting

17,7

18,6

19,1

19,4

19,8

20,2

Totale uitgaven premie

56,6

57,0

58,5

58,7

59,5

60,6

– Correctie ontvangsten

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

B. SZA-uitgaven premie

56,2

56,7

58,1

58,3

59,1

60,2

             

C. Integratie-uitkering sociaal domein

2,7

2,6

2,4

2,3

2,2

2,3

             

Totale SZA-uitgaven (lopende prijzen) (A+B+C)

76,7

77,9

79,6

80,1

81,2

82,7

Allereerst wordt voor een dubbeltelling gecorrigeerd omdat sociale fondsen voor een deel gefinancierd worden uit begrotingsmiddelen (correctie rijksbijdragen). Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds, welke nodig is omdat de opbrengsten van de AOW-premie onvoldoende zijn om de AOW-uitgaven te dekken. In 2017 worden de SZA-uitgaven hierdoor met € 14,0 miljard gecorrigeerd. Tevens vallen de apparaatuitgaven van SZW en enkele andere uitgaven niet onder het SZA-kader maar onder het kader Rbg-eng (€ 0,6 miljard). Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend wordt eveneens gecorrigeerd: € 0,6 miljard (terugontvangsten Kinderopvang en Tegemoetkoming ouders) en € 0,4 miljard (ontvangsten UFO). Het uitgavenplafond (SZA-kader) wordt in lopende prijzen uitgedrukt, wat betekent dat rekening wordt gehouden met toekomstige loon- en prijsontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de uitgaven. Voor de begrotingsgefinancierde regelingen staan de hiervoor gereserveerde middelen (€ 0,2 miljard) niet op de SZW-begroting, maar op een afzonderlijke begrotingspost die door de Minister van Financiën wordt beheerd. De premiegefinancierde uitgaven zijn al uitgedrukt in lopende prijzen.

De middelen voor de Wsw en het participatiebudget maken onderdeel uit van de integratie-uitkering sociaal domein. Deze uitgaven blijven onderdeel van het SZA-kader en worden bijgeteld.

In lopende prijzen bedragen de SZA-uitgaven in 2017 € 77,9 miljard.

B.1.2 DE AANSLUITINGSTABELLEN

In dit onderdeel van de begroting worden de samenvattende aansluitingstabellen van de premie- en de begrotingsgefinancierde regelingen weergegeven, zowel voor de uitgaven als voor de ontvangsten. De mutaties in deze tabellen worden per artikel gedetailleerd opgenomen in het verdiepingshoofdstuk in onderdeel B.1.3 van deze bijlage.

De opbouw van deze tabellen verschilt van elkaar. Bij de begrotingsgefinancierde regelingen worden, conform de RBV, de mutaties als gevolg van de nota van wijziging, de 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnota) en de nieuwe mutaties (Miljoenennota) vermeld. Bij de premiegefinancierde regelingen is geen sprake van een nota van wijziging of van een suppletoire wet. Voor deze regelingen worden de mutaties uitgesplitst naar uitvoeringsmutaties, macromutaties, loon- en prijsmutaties, beleidsmatige mutaties en kasschuiven. Bovendien wordt een onderverdeling aangebracht in reëel en nominaal.

Tabel B.1.2 Aansluitingstabel uitgaven begrotingsgefinancierd begroting 2016 naar begroting 2017 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Ontwerpbegroting 2016

31.767.150

32.179.881

32.726.718

33.414.820

33.843.461

 

Vastgestelde begroting 2016

31.867.150

32.483.581

33.030.418

33.718.520

34.147.161

 
             

Mutaties Voorjaarsnota

362.362

153.204

396.949

307.868

181.686

 

Totaal tot en met Voorjaarsnota

32.229.512

32.636.785

33.427.367

34.026.388

34.328.847

 
             

Mutaties Miljoenennota

– 372.596

965.155

809.616

637.368

332.346

 
             

Ontwerpbegroting 2017

31.856.916

33.601.940

34.236.983

34.663.765

34.661.193

34.729.049

Tabel B.1.3 Aansluitingstabel ontvangsten begrotingsgefinancierd begroting 2016 naar begroting 2017 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Ontwerpbegroting 2016

1.724.007

1.730.656

1.720.218

1.744.960

1.740.604

 

Vastgestelde begroting 2016

1.724.007

1.730.656

1.720.218

1.744.960

1.740.604

 
             

Mutaties Voorjaarsnota

125.490

25.678

38.228

38.179

47.946

 

Totaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletoire begroting

1.849.497

1.756.334

1.758.446

1.783.139

1.788.550

 
             

Mutaties Miljoenennota

35.419

11.947

23.727

13.372

23.987

 
             

Ontwerpbegroting 2017

1.884.916

1.768.281

1.782.173

1.796.511

1.812.537

1.792.170

Tabel B.1.4 Aansluitingstabel uitgaven premiegefinancierd begroting 2016 naar begroting 2017 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Ontwerpbegroting 2016 reëel

56.288.265

56.012.449

55.777.122

55.593.984

55.379.790

55.213.124

Mutaties:

           

Uitvoeringsmutaties

111.339

166.286

228.658

197.607

173.584

204.341

Macro mutaties

– 935.794

– 1.153.391

– 1.237.593

– 1.224.200

– 1.154.833

– 1.105.398

Loon- en prijsontwikkeling

1.225.206

1.219.128

1.218.708

1.210.484

1.207.018

1.204.846

Beleidmatige mutaties

– 47.675

77.593

970.879

280.325

256.949

245.249

Kasschuiven

– 69.029

34.320

20.754

1.043

13.309

13.582

Diverse overige mutaties

37.390

– 50.037

– 15.004

6.082

– 3.213

– 2.889

Stand ontwerpbegroting 2017 reëel

56.609.702

56.306.348

56.963.524

56.065.325

55.872.604

55.772.855

             

Ontwerpbegroting 2016 nominaal

1.207.751

1.944.785

2.532.297

3.205.970

3.798.832

4.394.690

Mutaties:

           

Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

17.455

8.614

228.901

645.643

1.046.605

1.670.387

Uitdelen loon- en prijsontwikkeling

– 1.225.206

– 1.219.128

– 1.218.708

– 1.210.484

– 1.207.018

– 1.204.846

Stand ontwerpbegroting 2017 nominaal

0

734.271

1.542.490

2.641.129

3.638.419

4.860.231

             

Ontwerpbegroting 2017 totaal

56.609.702

57.040.619

58.506.014

58.706.454

59.511.023

60.633.086

Tabel B.1.5 Aansluitingstabel ontvangsten premiegefinancierd begroting 2016 naar begroting 2017 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Ontwerpbegroting 2016 reëel

385.000

385.000

385.000

385.000

385.000

385.000

             

Mutaties:

           

1. Uitvoering

– 14.905

– 33.105

– 33.105

– 33.105

– 33.105

– 33.105

2. Loon- en prijsbijstelling 2016

6.885

6.885

6.885

6.885

6.885

6.885

Stand ontwerpbegroting 2017 reëel

376.980

358.780

358.780

358.780

358.780

358.780

             

Ontwerpbegroting 2016 nominaal

7.840

12.043

16.279

20.561

24.889

29.262

Mutaties:

           

3. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

– 955

1.530

3.449

5.974

9.566

14.527

4. Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2016

– 6.885

– 6.885

– 6.885

– 6.885

– 6.885

– 6.885

Stand ontwerpbegroting 2017 nominaal

0

6.688

12.843

19.650

25.570

36.904

             

Ontwerpbegroting 2017 totaal

376.980

365.468

371.623

378.430

386.350

395.684

B.1.3 HET VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Dit onderdeel bevat het verdiepingshoofdstuk van de SZW-begroting. In deze paragraaf wordt voor alle artikelen op de SZW-begroting de mutatie van uitgaven en ontvangsten tussen de ontwerpbegroting 2016 en de huidige ontwerpbegroting 2017 gedetailleerd toegelicht. Dit gebeurt zowel voor de begrotingsgefinancierde als voor de premiegefinancierde regelingen. Ook hier verschilt de opbouw van de begrotingsgefinancierde tabellen met die van de premiegefinancierde (zie de opmerking onder B.1.2).

B.1.3.1 Arbeidsmarkt

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 1 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

21.233

19.751

21.619

20.799

20.919

20.919

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

1.042

– 130

– 450

– 450

– 450

– 450

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Overboekingen met andere departementen

– 217

– 3.929

– 50

     

2. Kasschuif

 

300

– 300

     

3. Budgettair neutrale herschikkingen

700

         
             

Stand ontwerpbegroting 2017

22.758

15.992

20.819

20.349

20.469

20.469

  • 1. De belangrijkste overboekingen met andere departementen zijn de overboeking naar het Ministerie van VWS ten behoeve van de Gezondheidsraad en de jaarlijkse bijdrage aan het Ministerie van EZ ten behoeve van het maatschappelijke programma arbeidsomstandigheden, dat door TNO wordt uitgevoerd.

  • 2. Met een kasschuif sluiten de middelen «programma duurzame inzetbaarheid» beter aan op de behoefte.

  • 3. Budgettair neutrale herschikking binnen de SZW-begroting.

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 1 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

29.636

36.067

36.067

36.067

36.067

36.067

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Bijstelling boeteontvangsten

– 5.636

– 12.067

– 12.067

– 12.067

– 12.067

– 12.067

             

Stand ontwerpbegroting 2017

24.000

24.000

24.000

24.000

24.000

24.000

  • 1. Bijstelling van de raming boeteontvangsten op basis van realisatiegegevens over voorgaande jaren. De realisaties van de boeteontvangsten laten niet de stijging zien die was verwacht op grond van de Fraudewet van 2013.

B.1.3.2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 2 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

6.611.078

6.719.127

6.722.097

6.822.849

6.943.585

6.989.970

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 49.987

– 49.731

173.994

183.309

100.322

104.180

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

71.798

72.852

76.102

77.293

78.129

78.632

2. Macro mutaties

– 15.408

– 57.220

– 9.870

10.260

15.004

24.365

3. Mutaties Caribisch Nederland

 

506

740

974

1.208

1.441

4. Overboekingen met departementen

– 2.042

269

134

     

5. Budgettair neutrale herschikkingen

26

– 2.044

– 2.044

– 2.044

– 2.044

– 2.044

6. Kasschuif

1.700

– 850

– 850

   

7. Intertemporele tegemoetkoming

85.000

90.000

– 10.625

– 21.875

– 21.875

– 21.875

8. Verhoging minimumjeugdloon

   

1.000

2.000

3.000

5.000

9. No-riskpolis

– 1.381

– 2.302

– 3.177

– 3.755

– 4.202

 

10. Subsidie projecten dienstverlening en samenwerking

9.400

25.050

30.050

     

11. Schuldhulpverlening

500

4.000

3.000

     

12. Diversen

– 250

– 63

       
             

Stand ontwerpbegroting 2017

6.708.734

6.802.144

6.980.551

7.068.161

7.113.127

7.179.669

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. De ramingen voor het Macrobudget participatiewetuitkeringen, de AIO en de TW zijn aangepast op basis van ontwikkelingen in de werkloosheid en realisaties op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV, de SVB en de gemeenten.

  • 3. Deze ramingsbijstelling heeft betrekking op volume- en prijsontwikkelingen en op de koersverschillen tussen de dollar en de euro.

  • 4. Er zijn in totaal drie overboekingen met andere departementen verwerkt. De voornaamste betreft een overboeking in 2016 van integratiemiddelen Caribisch Nederland ad € 2,3 miljoen naar BZK.

  • 5. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 6. De kasschuif heeft betrekking op de uitvoering van het amendement gericht op sport door kinderen uit gezinnen met lage inkomens waarvoor vooral in 2017 extra middelen nodig zijn.

  • 7. De intertemporele tegemoetkoming dekt de feitelijke kosten voor gemeenten door de verhoogde asielinstroom. De verrekening van de intertemporele tegemoetkoming met de gemeentelijke budgetten Particiaptiewetuitkeringen vindt plaats vanaf 2018.

  • 8. Een hoger minimumjeugdloon maakt het voor werkgevers minder aantrekkelijk om jongeren in dienst te nemen (stijgende loonkosten). Hierdoor zullen er naar verwachting iets meer personen in de bijstand terecht komen.

  • 9. De no-riskpolis financiert personen met beschut werk die ziek thuis zitten. Aangezien (een deel van de) personen met beschut werk met loonkostensubsidie aan het werk zijn, vindt er met ingang van de no-riskpolis een verschuiving plaats van middelen van loonkostensubsidie naar de no-riskpolis.

  • 10. In verband met de Doorstart naar nieuw werk wordt voor de subsidieregeling Tijdelijke regeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt verdeeld over drie jaren een bedrag van in totaal € 64,5 miljoen beschikbaar gesteld.

  • 11. Middelen bestemd voor het bevorderen van professionaliteit van de schuldhulpverlening, het doorontwikkelen van innovatieve aanpakken en het verbeteren van de registratie en beschikbaarheid van gegevens binnen de gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 12. Diverse overige mutaties.

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 2 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

3.475

2.572

2.572

2.572

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting

22.930

         
             

Nieuwe mutaties:

           

1. Ontvangsten

10.460

         
             

Stand ontwerpbegroting 2017

36.865

2.572

2.572

2.572

0

0

  • 1. De ontvangstenmutatie is een gevolg van terugvorderingen naar aanleiding van de verantwoordingen door de gemeenten over de uitvoering van de Wet participatiebudget over 2013 en 2014 (van voor de decentralisatie in het sociaal domein).

B.1.3.3 Arbeidsongeschiktheid

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 3 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

765

778

802

828

866

903

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 26

– 28

– 31

– 35

– 41

– 46

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

14

14

14

14

15

16

2. Ramingsbijstelling

 

23

24

25

27

29

             

Stand ontwerpbegroting 2017

753

787

809

832

867

902

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. De ramingsbijstelling heeft betrekking op volume- en prijsontwikkelingen en op de koersverschillen tussen dollar en euro.

Uitgaven premiegefinancierd artikel 3 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

9.189.075

9.229.927

9.277.775

9.391.053

9.537.754

9.690.865

             

Mutaties:

           

1. Uitvoering

– 60.261

– 33.225

– 18.589

– 19.489

– 14.686

– 14.210

2. Verlaging ao-tegemoetkoming

 

– 30.027

– 30.029

– 30.415

– 30.821

– 31.151

3. Loon- en prijsbijstelling 2016

156.723

157.843

159.103

161.203

163.824

166.599

4. Herschikking premie en begroting

 

– 15.000

       

5. Overig

– 500

3.921

5.220

5.294

5.368

5.440

Stand ontwerpbegroting 2017 reëel

9.285.037

9.313.439

9.393.480

9.507.646

9.661.439

9.817.543

             

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

159.101

260.325

348.575

441.685

539.829

641.972

Mutaties:

           

6. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

– 2.378

58.969

116.853

177.458

252.809

353.736

7. Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2016

– 156.723

– 157.843

– 159.103

– 161.203

– 163.824

– 166.599

Stand ontwerpbegroting 2017 nominaal

0

161.451

306.325

457.940

628.814

829.109

             

Stand ontwerpbegroting 2017 totaal

9.285.037

9.474.890

9.699.805

9.965.586

10.290.253

10.646.652

  • 1. Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV zijn de geraamde uitgaven aan de arbeidsongeschiktheidsregelingen naar beneden bijgesteld. De IVA-uitgaven zijn naar beneden bijgesteld, voornamelijk door een lagere gemiddelde jaaruitkering. De WGA-uitgaven zijn bijna gelijk gebleven. Het aantal personen met een WGA-uitkering is naar beneden bijgesteld, terwijl de gemiddelde jaaruitkering naar boven is bijgesteld. De WAO-uitgaven zijn naar boven bijgesteld door een hogere gemiddelde jaaruitkering en een hoger aantal herlevingen.

  • 2. In 2017 wordt de ao-tegemoetkoming verlaagd van € 212,06 netto per jaar naar € 175,63 netto per jaar. Hiermee worden onder andere de kosten voor herziening van de Wml gedekt.

  • 3. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 4. Budgettair neutrale herschikking tussen de begrotings- en premiegefinancierde re-integratiemiddelen.

  • 5. Diverse overige mutaties. De grootste mutatie betreft het besparingsverlies uit de WIA-taakstelling, namelijk jaarlijks € 5 miljoen vanaf 2017. Zie ook de toelichting op de beleidswijzigingen in beleidsartikel 3.

  • 6. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.

  • 7. Zie 3.

B.1.3.4 Jonggehandicapten

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 4 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

3.174.376

3.221.648

3.140.274

3.193.948

3.234.251

3.269.241

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

3.910

– 15.000

       
             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

53.229

53.493

51.084

51.239

51.313

51.462

2. Ramingsbijstelling

– 22.351

         

3. Verlaging ao-tegemoetkoming

 

– 13.148

– 13.149

– 13.148

– 13.149

– 13.148

4. Voortgezette werkregeling

 

3.500

8.500

8.500

4.000

4.000

5. Herschikking begroting en premie

 

15.000

       

6. Verhoging minimumjeugdloon

 

19.300

26.800

18.800

16.400

16.400

7. Voorfinanciering re-integratie Wajong

45.000

– 45.000

       
             

Stand ontwerpbegroting 2017

3.254.164

3.239.793

3.213.509

3.259.339

3.292.815

3.327.955

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. Bijstelling van de raming op basis van de Juninota van het UWV. De gemiddelde uitkering bleek lager dan eerder geraamd.

  • 3. In 2017 wordt de ao-tegemoetkoming verlaagd van € 212,06 netto per jaar naar € 175,63 netto per jaar. Hiermee worden onder andere de kosten voor herziening van de Wml gedekt.

  • 4. De voortgezette werkregeling in de Wajong2010 wordt gewijzigd omdat deze niet uitvoerbaar blijkt te zijn. Met de noodzakelijke wijziging van de voortgezette werkregeling wordt ook geregeld dat de Wajongers die nu in oude Wajong zitten en overstappen naar de nieuwe Wajong geen 7 jaar meer hoeven te wachten voor ze in de voortgezette werkregeling stromen. Deze wijziging zorgt voor hogere uitkeringslasten.

  • 5. Budgettair neutrale herschikking tussen de begrotings- en premiegefinancierde re-integratiemiddelen.

  • 6. Het wettelijk minimumjeugdloon wordt vanaf 2017 verhoogd. Door de koppeling van Wajonguitkeringen van 23-minners aan het minimumjeugdloon leidt dit tot hogere uitkeringslasten.

  • 7. Voorfinanciering re-integratie Wajong.

B.1.3.5 Werkloosheid

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 5 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

66.620

67.296

61.557

79.040

97.802

116.744

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

746

568

561

721

892

1.065

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

898

1.088

1.074

1.380

1.709

2.041

2. Uitvoering

– 12.351

– 7.857

– 13.301

– 12.903

– 10.162

– 6.935

3. Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit

 

113.000

       

4. Perspectief 50+

 

16.250

16.250

     

5. Budgettair neutrale herschikkingen

400

         
             

Stand ontwerpbegroting 2017

56.313

190.345

66.141

68.238

90.241

112.915

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV is het verwachte aantal IOW-uitkeringen naar beneden bijgesteld.

  • 3. Dit betreft de eenmalige tegemoetkoming in het kader van de tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit.

  • 4. Introductie van het Actieplan «Perspectief voor vijftigplussers».

  • 5. Budgettair neutrale herschikking binnen de SZW-begroting ten behoeve van de voorlichtingscampagne «Aanpak ouderenwerkloosheid».

Uitgaven premiegefinancierd artikel 5 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

6.658.779

6.446.619

6.273.082

5.979.357

5.615.517

5.323081

             

Mutaties:

           

1. Macro mutaties

– 935.794

– 1.134.926

– 1.217.924

– 1.204.744

– 1.136.184

– 1.085.803

2. Loon- en prijsbijstelling 2016

115.871

107.445

101.551

96.627

90.393

85.320

3. Betalingssystematiek WW

– 83.000

– 32.000

– 2.000

     

4. Dienstverlening WW

0

0

– 60.000

– 58.636

– 57.051

– 55.466

5. Overige mutaties

3.938

12.062

10.875

11.000

13.000

18.000

Stand ontwerpbegroting 2017 reëel

5.759.794

5.399.200

5.105.584

4.823.604

4.525.675

4.285.132

             

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

134.170

200.500

264.543

319.074

363.225

405.264

Mutaties:

           

6. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

– 18.299

6.607

18.739

40.199

72.829

117.928

7. Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2016

– 115.871

– 107.445

– 101.551

– 96.627

– 90.393

– 85.320

Stand ontwerpbegroting 2017 nominaal

0

99.662

181.731

262.646

345.661

437.872

             

Stand ontwerpbegroting 2017 totaal

5.759.794

5.498.862

5.287.315

5.086.250

4.871.336

4.723.004

  • 1. Op basis van neerwaarts bijgestelde werkloosheidsramingen van het CPB en uitvoeringsinformatie van het UWV is de raming van het volume uitkeringsjaren WW meerjarig neerwaarts bijgesteld. Ook de raming van het saldo overige lasten en baten WW is op basis van uitvoeringsinformatie meerjarig neerwaarts bijgesteld. Dit betreft onder meer de uitkeringslasten van de regeling onwerkbaar weer en het verhaal op loonovername bij faillissement.

  • 2. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 3. De betalingssystematiek van de WW-uitkering is als gevolg van de inkomensverrekening in de Wwz overgegaan van een wekensystematiek naar een maandsystematiek. Onder de Wwz wordt de uitkering pas na afloop van de maand waarop deze betrekking heeft uitbetaald. In de jaren waarin de inkomensverrekening ingroeit (2015–2018) zorgt dit voor een kaseffect waardoor de WW-uitgaven lager uitkomen. Bij de ontwerpbegroting 2016 was het effect in de jaren 2016–2018 nog niet verwerkt.

  • 4. Het UWV stapt over op een aanpak met meer gerichte, persoonlijke dienstverlening aan WW-gerechtigden. Hiervoor wordt structureel extra uitvoeringsbudget toegekend. De wijziging naar meer effectieve dienstverlening leidt tot een inverdieneffect op uitkeringslasten. Naar verwachting treedt vanaf 2018 een besparing op van jaarlijks circa € 60 miljoen. De precieze omvang van de besparing is afhankelijk van de volumeontwikkeling in de WW.

  • 5. Diverse overige mutaties.

  • 6. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.

  • 7. Zie 2.

Ontvangsten premiegefinancierd artikel 5 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

385.000

385.000

385.000

385.000

385.000

385.000

             

Mutaties:

           

1. Uitvoering

– 14.905

– 33.105

– 33.105

– 33.105

– 33.105

– 33.105

2. Loon- en prijsbijstelling 2016

6.885

6.885

6.885

6.885

6.885

6.885

Stand ontwerpbegroting 2017 reëel

376.980

358.780

358.780

358.780

358.780

358.780

             

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

7.840

12.043

16.279

20.561

24.889

29.262

Mutaties:

           

3. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

– 955

1.530

3.449

5.974

9.566

14.527

4. Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2016

– 6.885

– 6.885

– 6.885

– 6.885

– 6.885

– 6.885

Stand ontwerpbegroting 2017 nominaal

0

6.688

12.843

19.650

27.570

36.904

             

Stand ontwerpbegroting 2017 totaal

376.980

365.468

371.623

378.430

386.350

395.684

  • 1. Overheidswerkgevers zijn eigen-risicodragers voor de WW. De WW-uitgaven worden door UWV verhaald op deze werkgevers. De raming van de ontvangsten uit verhaal is naar beneden bijgesteld op grond van uitvoeringsinformatie van het UWV.

  • 2. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de ontvangsten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 3. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de ontvangsten (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.

  • 4. Zie 2.

B.1.3.6 Ziekte en zwangerschap

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 6 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

7.416

7.467

7.568

7.673

7.828

7.983

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

235

232

228

223

216

208

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

131

134

136

137

140

143

2. Ramingsbijstelling

– 513

– 383

– 383

– 383

– 383

– 383

             

Stand ontwerpbegroting 2017

7.269

7.450

7.549

7.650

7.801

7.951

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. De ramingsbijstelling Ziekteverzekering CN heeft betrekking op volume- en prijsontwikkelingen en op de koersverschillen tussen de dollar en de euro. De volumeraming van de TAS is bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie uit de Juninota van de SVB.

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 6 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting

428

         
             

Stand ontwerpbegroting 2017

428

0

0

0

0

0

Uitgaven premiegefinancierd artikel 6 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

2.595.413

2.592.945

2.607.884

2.623.955

2.633.223

2596.555

             

Mutaties:

           

1. Uitvoering

– 39.955

– 78.662

– 117.714

– 137.884

– 157.516

– 142.461

2. Loon- en prijsbijstelling 2016

50.983

50.463

49.940

50.057

49.954

49.056

3. Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

   

755.000

215.000

180.000

180.000

4. Vertraging ZW-pilots

7.500

15.000

       

5. Kraamverlof

     

57.000

57.000

57.000

6. No-risk polis beschut werk

2.700

4.620

8.500

10.440

12.370

0

7. Overig

0

265

744

690

451

333

Stand ontwerpbegroting 2017 reëel

2.616.641

2.584.631

3.304.354

2.819.258

2.775.482

2.740.483

             

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

52.807

81.052

110.184

140.015

170.075

197.162

Mutaties:

           

8. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

– 1.824

17.564

30.963

49.432

74.726

109.101

9. Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2016

– 50.983

– 50.463

– 49.940

– 50.057

– 49.954

– 49.056

Stand ontwerpbegroting 2017 nominaal

0

48.153

91.207

139.390

194.847

257.207

             

Stand ontwerpbegroting 2017 totaal

2.616.641

2.632.784

3.395.561

2.958.648

2.970.329

2.997.690

  • 1. Zowel bij de ZW als bij de WAZO hebben zich meevallers voorgedaan. Bij de ZW is het aantal zieke werklozen in de raming afhankelijk gemaakt van het aantal WW-gerechtigden. Dit leidt tot een neerwaartse bijstelling van het ZW-volume. Bij de WAZO is de raming naar beneden bijgesteld omdat het totaal aantal geboortes lager ligt dan eerder geraamd.

  • 2. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 3. Bij ontslag van een werknemer wegens (langdurige) arbeidsongeschiktheid is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd, na de periode van loondoorbetaling. Werkgevers zullen voor deze kosten van de transitievergoeding door het UWV worden gecompenseerd. Een wetsvoorstel van deze strekking is in voorbereiding. De compensatievergoeding zal worden gefinancierd vanuit het Awf, waar een verhoging van de premie tegenover staat. Zie ook de beschrijving bij beleidswijzigingen in beleidsartikel 6.

  • 4. De pilots Ziektewet zijn vertraagd waardoor een besparingsverlies is opgetreden in 2016 en 2017.

  • 5. Per 1 januari 2019 wordt het kraamverlof uitgebreid van 2 naar 5 dagen. Voor deze 3 extra dagen wordt een uitkering verstrekt door UWV. Zie ook de beschrijving bij beleidswijzigingen in beleidsartikel 6.

  • 6. In de derde nota van wijziging van de Participatiewet is geregeld dat de no-riskpolis ook voor de doelgroep beschut werk geldt om zo het creëren van beschutte werkplekken door gemeenten te stimuleren. Zie ook de beschrijving bij beleidswijzigingen in beleidsartikel 2.

  • 7. Diverse overige mutaties.

  • 8. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.

  • 9. Zie 2.

B.1.3.7 Kinderopvang

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 7 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

2.365.471

2.400.090

2.418.555

2.435.880

2.452.270

2.460.341

Nota van wijziging

 

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

41.072

– 59.965

– 8.491

20.811

39.899

61.525

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

37.693

39.941

41.075

41.801

42.356

42.826

2. Ramingsbijstelling

– 3.531

– 3.290

20.147

15.740

11.973

11.671

3. Peuterwetsvoorstel

 

3.822

39.654

36.230

31.607

26.219

4. Directe financiering

2.900

10.266

       

5. Risicoreservering directe financiering

 

5.100

       

6. Overboekingen departementen

– 545

         

7. Kasschuiven

– 1.995

1.995

       

8. Budgettair neutrale herschikkingen

158

         
             

Stand ontwerpbegroting 2017

2.441.223

2.597.959

2.710.940

2.750.462

2.778.105

2.802.582

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. De uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst leidt per saldo tot een opwaartse ramingsbijstelling van structureel € 9 miljoen. Dit betreft € 12 miljoen hogere uitgaven en € 3 miljoen hogere ontvangsten. Deze ramingsbijstelling is het saldo van onder andere een hoger aantal kinderen en een lager aantal uren per kind dan geraamd. Daarnaast treden er kaseffecten op, onder andere doordat nabetalingen minder snel plaatsvinden dan geraamd. Tot slot is in 2017 sprake van een éénmalige meevaller van € 15 miljoen, omdat cijfers van het CBS laten zien dat het verlengen van het recht op kinderopvangtoeslag bij werkloosheid van 3 tot 6 maanden in 2017 minder kost dan eerder was aangenomen.

  • 3. De wet harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang leidt per 2018 tot extra uitgaven en ontvangsten kinderopvangtoeslag. Een deel van deze extra uitgaven wordt gedekt door de vrijval van middelen bij gemeenten (stopzetten decentralisatie-uitkering Wet Oke).

  • 4. Dit betreffen de uitgaven aan DUO en SZW (€ 66.000) voor de ontwikkeling van directe financiering in 2016 en 2017.

  • 5. De ervaring leert dat de budgettaire gevolgen van een ICT-traject van te voren moeilijk te ramen zijn. Bovendien zijn er nog verschillende uitwerkpunten rondom directe financiering die hun weerslag kunnen hebben op de uitvoeringskosten. Mede op advies van de ADR is daarom besloten, in deze fase van de ontwikkeling, een risicoreserve van 50% aan te houden.

  • 6. Dit betreft overboekingen naar het Ministerie van OCW voor het masterplan onderwijshuisvesting en onderzoek naar samenwerking scholen en kinderopvang.

  • 7. Er zijn twee kasschuiven die ervoor zorgen dat de beschikbare middelen beter aansluiten op de behoefte.

  • 8. Diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 7 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

1.432.185

1.419.277

1.405.343

1.398.525

1.396.785

1.396.785

Mutatie 1e suppletoire begroting

62.845

5.768

14.113

15.450

26.102

27.893

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Ramingsbijstelling

 

1.488

4.523

1.208

2.453

2.548

2. Peuterwetsvoorstel

   

794

2.687

3.618

3.876

3. Stroomlijning invordering

         

500

             

Stand ontwerpbegroting 2017

1.495.030

1.426.533

1.424.773

1.417.870

1.428.958

1.431.602

  • 1. Ramingsbijstelling ontvangsten kinderopvangtoeslag op basis van uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst (zie ook uitgavenmutatie nr. 2).

  • 2. Zie uitgavenmutatie nr. 3.

  • 3. Het betreft incidentele budgettaire effecten als gevolg van het stroomlijnen van invorderingsregelgeving belastingen en toeslagen. Deze worden gereserveerd op de begroting.

B.1.3.8 Oudedagsvoorziening

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 8 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

40.014

36.953

31.544

31.065

32.144

33.568

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 16.129

– 215

– 211

– 219

– 215

– 223

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

381

545

484

485

494

516

2. Ramingsbijstelling

 

– 12.396

– 7.875

– 6.356

– 7.419

– 7.864

             

Stand ontwerpbegroting 2017

24.266

24.887

23.942

24.975

25.004

25.997

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. Op basis van de realisatiegegevens over 2015 zijn de geraamde uitgaven aan de OBR meerjarig neerwaarts bijgesteld. Bij de 1e suppletoire begroting waren de realisatiegegevens alleen voor 2016 verwerkt, omdat het onderzoek naar het (niet-) gebruik van de OBR nog niet was afgerond. Daarnaast zijn de geraamde uitgaven aan de Algemene Ouderdomsverzekering CN opwaarts bijgesteld. Deze bijstelling heeft betrekking op volume- en prijsontwikkelingen en op de koersverschillen tussen de dollar en de euro.

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 8 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting

2.123

         
             

Stand ontwerpbegroting 2017

2.123

0

0

0

0

0

Uitgaven premiegefinancierd artikel 8 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

35.912.550

35.932.414

35.854.693

35.856.615

35.860.530

35.874.835

             

Mutaties:

           

1. Uitvoering

206.054

272.039

367.733

367.391

367.159

385.937

2. Loon- en prijsbijstelling 2016

872.979

874.989

879.236

875.023

875.171

876.051

3. Uitstel kostendelersnorm

   

156.733

     

4. Overig

3.082

35

22

38

38

38

Stand ontwerpbegroting 2017 reëel

36.994.665

37.079.477

37.259.417

37.099.067

37.102.898

37.136.861

             

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

835.604

1.362.239

1.754.085

2.236.179

2.642.160

3.052.281

Mutaties:

           

5. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

37.375

– 89.524

24.676

333.443

583.753

1.004.608

6. Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2016

– 872.979

– 874.989

– 879.236

– 875.023

– 875.171

– 876.051

Stand ontwerpbegroting 2017 nominaal

0

397.726

899.525

1.694.599

2.350.742

3.180.838

             

Stand ontwerpbegroting 2017 totaal

36.994.665

37.477.203

38.158.942

38.793.666

39.453.640

40.317.699

  • 1. De ramingsbijstelling heeft voornamelijk te maken met hogere uitgaven aan de partnertoeslag in de AOW. Daarnaast is nieuwe uitvoeringsinformatie van de SVB in de ramingen verwerkt. Tot slot valt de indexatie van de AOW hoger uit dan eerder geraamd.

  • 2. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 3. De invoering van de kostendelersnorm AOW wordt uitgesteld naar 2019, daarmee voert dit kabinet de kostendelersnorm niet meer in.

  • 4. Diverse overige mutaties.

  • 5. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.

  • 6. Zie 2.

B.1.3.9 Nabestaanden

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 9 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

1.083

1.112

1.147

1.184

1.238

1.291

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

95

94

93

92

90

88

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

21

22

23

24

25

25

2. Ramingsbijstelling

 

25

25

24

24

25

             

Stand ontwerpbegroting 2017

1.199

1.253

1.288

1.324

1.377

1.429

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. De ramingsbijstelling Algemene weduwen en wezen verzekering CN heeft betrekking op volume- en prijsontwikkelingen en op de koersverschillen tussen de dollar en de euro.

Uitgaven premiegefinancierd artikel 9 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

449.969

434.728

419.761

410.614

409.981

405.544

             

Mutaties:

           

1. Uitvoering

– 33.109

– 36.189

– 42.949

– 47.821

– 54.091

– 57.192

2. Loon- en prijsbijstelling 2016

5.699

5.441

5.144

4.947

4.852

4.749

3. Verdrag Marokko

 

1.600

2.100

3.100

4.100

5.100

4. Overig

220

         

Stand ontwerpbegroting 2017 reëel

422.779

405.580

384.056

370.840

364.842

358.201

             

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

5.776

8.704

9.399

9.639

9.946

10.055

Mutaties:

           

5. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

– 77

1.500

2.746

4.264

6.285

9.121

6. Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2016

– 5.699

– 5.441

– 5.144

– 4.947

– 4.852

– 4.749

Stand ontwerpbegroting 2017 nominaal

0

4.763

7.001

8.956

11.379

14.427

             

Stand ontwerpbegroting 2017 totaal

422.779

410.343

391.057

379.796

376.221

372.628

  • 1. Op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB is de raming meerjarig neerwaarts bijgesteld. De bijstelling wordt voornamelijk veroorzaakt door een lager volume.

  • 2. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 3. In de raming werd uitgegaan van opzegging van het bestaande sociaal verzekeringsverdrag met Marokko. Onlangs is echter een nieuw sociaal verzekeringsverdrag met Marokko gesloten, dat zorgt voor hogere uitkeringslasten dan bij opzegging het geval geweest zou zijn.

  • 4. Diverse overige mutaties.

  • 5. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.

  • 6. Zie 2.

B.1.3.10 Tegemoetkoming ouders

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 10 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

5.329.468

5.302.483

5.285.071

5.266.157

5.248.384

5.233.671

Mutatie Nota van wijziging

100.000

103.700

103.700

103.700

103.700

103.700

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 6.478

– 7.919

– 9.060

– 10.746

– 15.203

– 16.676

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

10.436

9.178

9.431

9.653

9.963

10.212

2. Ramingsbijstelling

37.608

18.793

13.657

6.486

– 1.653

– 8.783

3. Verdrag Marokko

 

4.400

300

300

700

500

4. Verhoging WKB-bedragen

 

130.000

130.000

130.000

130.000

130.000

             

Stand ontwerpbegroting 2017

5.471.034

5.560.635

5.533.099

5.505.550

5.475.891

5.452.624

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. Een hoger aantal eenoudergezinnen dan verwacht leidt tot hogere uitgaven. In latere jaren slaat de per saldo tegenvaller om in een meevaller door een afnemend aantal kinderen.

  • 3. In de raming werd uitgegaan van opzegging van het bestaande sociaal verzekeringsverdrag met Marokko. Onlangs is echter een nieuw sociaal verzekeringsverdrag met Marokko gesloten, dat zorgt voor hogere uitkeringslasten dan bij opzegging het geval geweest zou zijn.

  • 4. Het eerste en tweede kindbedrag van het kindgebonden budget worden met € 100 verhoogd om de inkomenspositie van gezinnen met lage en middeninkomens te ondersteunen. Doordat het tweede kindbedrag in 2016 eenmalig met € 33 was verhoogd zou dit bedrag in 2017 weer met € 33 zijn gedaald. Per saldo stijgt het tweede kindbedrag in 2017 ten opzichte van 2016 derhalve met € 67.

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 10 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

239.915

243.212

244.011

243.954

243.910

243.910

Mutatie 1e suppletoire begroting

20.111

20.570

23.932

22.644

22.190

21.607

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Ramingsbijstelling

34.136

22.017

20.341

12.730

9.232

7.972

2. Stroomlijning invordering

0

0

0

10.900

23.100

– 500

             

Stand ontwerpbegroting 2017

294.162

285.799

288.284

290.228

298.432

272.989

  • 1. De raming van de WKB-ontvangsten is op basis van uitvoeringsgegevens bijgesteld.

  • 2. Het betreft incidentele budgettaire effecten als gevolg van het stroomlijnen van invorderingsregelgeving belastingen en toeslagen. Deze worden gereserveerd op de begroting.

B.1.3.11 Uitvoering

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 11 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

458.267

434.652

416.443

385.203

377.476

375.519

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 34.102

– 36.676

– 39.959

– 40.852

– 50.313

– 50.163

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

6.915

6.556

6.276

5.804

5.687

5.687

2. Ramingsbijstelling

 

– 8.126

– 7.072

– 6.573

– 6.651

– 6.615

3. Kasschuiven

– 300

5.500

– 1.700

– 1.000

– 500

– 1.000

4. Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit

 

18.000

       

5. Dienstverlening Wajong-2010

 

5.000

6.000

8.000

10.000

13.000

6. Herschikking begroting en premie

3.058

         

7. Overboekingen departementen

213

         

8. Perspectief 50+ werkgeversbenadering

 

7.000

7.000

     

9. Overige mutaties

2.031

2.572

1.304

104

104

104

             

Stand ontwerpbegroting 2017

436.082

434.478

388.292

350.686

335.803

336.532

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitvoeringskosten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. De raming is bijgesteld op basis van volumeontwikkelingen van de verschillende regelingen die worden uitgevoerd door het UWV en de SVB.

  • 3. Er zijn 2 kasschuiven verwerkt. Eén ten behoeve van voorfinanciering Vernieuwing AKW. Het bedrag van voorfinanciering wordt in latere jaren in mindering gebracht op het SVB-uitvoeringsbudget en alleen toegekend na positief advies van het Bureau ICT Toetsing. De ander om de beschikbare middelen voor de handhavingsrichtlijn beter aan te sluiten op de behoefte.

  • 4. Gereserveerde uitvoeringskosten ten behoeve van de eenmalige tegemoetkoming in het kader van de tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit. Werkelijke kosten worden op basis van de uitvoeringstoets vastgesteld.

  • 5. Mensen in de Wajong-2010 blijken langer begeleiding nodig te hebben dan eerder werd aangenomen. Omdat het in het kader van de Banenafspraak belangrijk is dat deze groep goede ondersteuning van het UWV krijgt is het dienstverleningsbudget meerjarig verhoogd.

  • 6. De verdeling tussen begroting- en premiegefinancierde uitvoeringskosten wordt regulier aangepast op basis van informatie van het UWV en de SVB.

  • 7. Van het Ministerie van VWS is een bijdrage ontvangen in de kosten van het Centrum Indicatiestelling Zorg.

  • 8. Introductie van het advies voor de 2e loopbaan in combinatie met een centraal aanspreekpunt voor werkgevers om de wendbaarheid van werkende 50-plussers op de arbeidsmarkt te vergroten.

  • 9. Diverse overige mutaties waaronder de uitvoeringskosten voor de regeling scholingsvouchers.

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 11 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting

16.320

         
             

Stand ontwerpbegroting 2017

16.320

0

0

0

0

0

Uitgaven premiegefinancierd artikel 11 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

1.482.479

1.375.816

1.343.927

1.332.390

1.322.785

1.322.244

             

Mutaties:

           

1. Macro mutaties

 

– 18.465

– 19.669

– 19.456

– 18.649

– 15.595

2. Ramingsbijstelling

 

4.387

2.437

– 920

– 3.419

– 3.719

3. Loon- en prijsbijstelling 2016

22.951

22.947

23.734

22.627

22.824

23.071

4. Kasschuiven

– 69.029

34.320

20.754

1.043

13.309

13.582

5. Herschikking begroting en premie

38.610

37.936

36.755

36.330

36.137

35.986

6. Integraal plan herbeoordelingen

10.000

37.000

25.000

     

7. Dienstverlening WW

12.825

59.800

60.375

58.636

57.051

55.466

8. ICT UWV en SVB

 

5.000

5.000

10.000

20.000

20.000

9. Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

   

32.000

8.000

8.000

8.000

10. Uitvoeringskosten WTL en LIV

2.300

6.600

8.200

7.200

6.300

6.300

11. Perspectief 50+

 

10.000

10.000

     

12. Overige mutaties

30.650

– 51.320

– 31.880

– 10.940

– 22.070

– 26.700

Stand ontwerpbegroting 2017 reëel

1.530.786

1.524.021

1.516.633

1.444.910

1.442.268

1.434.635

             

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

20.293

31.965

45.511

59.378

73.597

87.956

Mutaties:

           

13. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

2.658

13.498

34.924

40.847

56.203

75.893

14. Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2016

– 22.951

– 22.947

– 23.734

– 22.627

– 22.824

– 23.071

Stand ontwerpbegroting 2017 nominaal

0

22.516

56.701

77.598

106.976

140.778

             

Stand ontwerpbegroting 2017 totaal

1.530.786

1.546.537

1.573.334

1.522.508

1.549.244

1.575.413

  • 1. De raming is aangepast aan de ontwikkelingen in de werkloosheid.

  • 2. De raming is bijgesteld op basis van volumeontwikkelingen van de verschillende regelingen die worden uitgevoerd door het UWV en de SVB.

  • 3. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitvoeringskosten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 4. Kasschuiven om gereserveerde middelen beter aan te laten sluiten op de behoefte.

  • 5. De verdeling tussen begroting- en premiegefinancierde uitvoeringskosten wordt regulier aangepast op basis van informatie van het UWV en de SVB. De herschikking bij begrotingsgefinancierd is grotendeels opgenomen in de 1e suppletoire begroting. De reeksen in deze bijlage bij de begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven komen dan ook niet overeen (zie de algemene opmerkingen aan het begin van deze bijlage).

  • 6. Toegekende middelen in het kader van het integrale plan herbeoordelingen.

  • 7. Het UWV stapt over op een aanpak met meer gerichte, persoonlijke dienstverlening aan WW-gerechtigden. Dit betreft zowel de structurele middelen als de tijdelijke middelen in het kader van «doorstart naar nieuw werk».

  • 8. Reservering ten behoeve van de Veranderagenda SVB en de projectportfolio van het UWV.

  • 9. Gereserveerde middelen voor publieke uitvoering van de transitievergoeding na langdurig arbeidsongeschiktheid.

  • 10. Gereserveerde middelen voor uitvoering van de Wet tegemoetkomingen loondomein, inclusief het Lage-InkomensVoordeel.

  • 11. Intensieve ondersteuning aan werkzoekenden die het hoogste risico hebben op langdurige werkloosheid in het kader van Perspectief vijftigplussers.

  • 12. Diverse overige mutaties waaronder de inzet van vrijgevallen reserveringen ter dekking van het integraal plan herbeoordelingen, dienstverlening Wajong-2010 en ICT.

  • 13. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitvoeringskosten (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.

  • 14. Zie 3.

B.1.3.12 Rijksbijdragen

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 12 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

13.378.898

13.511.495

13.205.037

13.725.374

13.941.118

14.147.718

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

50.827

12.050

101.847

91.657

82.825

106.981

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Verlaging ao-tegemoetkoming

 

– 30.027

– 30.030

– 30.414

– 30.823

– 31.151

             

2. Ramingsbijstelling MEV

– 391.400

596.400

443.300

60.500

– 162.600

– 403.400

3. Loon- en prijsbijstelling 2016

346

1.388

1.262

1.423

1.478

3.955

4. Rijksbijdrage kraamverlof

     

57.000

57.000

57.000

5. Diverse mutaties

– 809

– 779

– 788

– 786

– 784

– 3.478

             

Stand ontwerpbegroting 2017

12.806.278

13.957.930

14.027.086

13.904.754

13.888.214

13.877.625

  • 1. Ter dekking van de o.a. verhoging van het minimumjeugdloon is de ao-tegemoetkoming verlaagd. Een deel van die verlaging komt uit het premiegedeelte van de ao-tegemoetkoming en is dus zichtbaar als een verlaging van de rijksbijdrage.

  • 2. De ramingen van de rijksbijdragen zijn op basis van macro-economische gegevens van het CPB bijgesteld.

  • 3. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2016 te brengen.

  • 4. Per 1 januari 2019 wordt het kraamverlof uitgebreid van 2 naar 5 dagen. Voor deze 3 extra dagen wordt een uitkering verstrekt door het UWV. Zie ook de beschrijving bij beleidswijzigingen in beleidsartikel 6.

  • 5. Diverse overige mutaties.

B.1.3.13 Integratie en maatschappelijke samenhang

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 13 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

144.278

138.627

131.926

129.989

129.989

129.989

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

132.837

182.317

174.510

111.851

76.284

46.412

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Loon- en prijsbijstelling 2016

714

662

669

669

669

669

2. Expertisecentrum sociale stabiliteit

 

– 100

– 1.600

– 1.600

– 1.000

– 1.000

3. Ramingsbijstelling leningen

7.000

         

4. Overboekingen met departementen

– 100

         

5. Kasschuiven

– 4.000

2.000

2.000

     

6. Taalakkoord

– 100

– 155

       
             

Stand ontwerpbegroting 2017

280.629

323.351

307.505

240.909

205.942

176.070

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2016 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. Een deel van de beschikbare middelen voor het expertisecentrum sociale stabiliteit heeft betrekking op apparaat. Dit leidt tot een herschikking met artikel 96.

  • 3. De raming voor 2016 is bijgesteld op grond van uitvoeringsinformatie van DUO.

  • 4. Naar het Ministerie van OCW is een bijdrage in de kosten van de Taskforce Future is Diversity overgeboekt.

  • 5. De op grond van het bestuursakkoord Rijk-Gemeenten geraamde middelen voor screening van vluchtelingen op opleiding en werkervaring zijn doorgeschoven naar 2017 en 2018, omdat er eerst nog voorbereidingen op de uitvoering moeten worden getroffen.

  • 6. Budgettair neutrale herschikking in verband met uitvoeringskosten Taalakkoord.

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 13 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

800

600

200

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2017

800

600

200

0

0

0

B.1.3.96 Apparaat

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 96 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

262.254

261.598

254.226

283.125

282.848

283.188

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

15.852

10.379

10.564

7.431

6.462

6.475

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Expertisecentrum sociale stabiliteit

 

100

1.600

1.600

1.000

1.000

2. Overboekingen met departementen

1.222

968

975

975

975

975

3. Budgettair neutrale herschikkingen

 

3.260

2.217

3.560

3.650

3.650

4. Kasschuiven

– 5.296

1.510

193

1.572

1.571

450

5. Businesscase RSO

– 3.541

509

10.136

– 2.086

– 2.349

167

             

Stand ontwerpbegroting 2017

270.491

278.324

279.911

296.177

294.157

295.905

  • 1. Een deel van de beschikbare middelen voor het expertisecentrum sociale stabiliteit heeft betrekking op apparaat. Dit leidt tot een herschikking met beleidsartikel 13.

  • 2. Er zijn in totaal 6 overboekingen met andere departementen verwerkt. De belangrijkste betreft een structurele overboeking van € 1,1 miljoen van het Ministerie van VWS in verband met opsporing zorgfraude.

  • 3. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 4. Er zijn twee kasschuiven die ervoor zorgen dat de beschikbare middelen beter aansluiten op de behoefte.

  • 5. De raming van de uitgaven en ontvangsten van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) is aangepast aan de nieuwe businesscase. Hierin is verwerkt de loon- en prijsbijstelling 2016 en het actuele aansluitschema van de deelnemende departementen op de RSO.

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 96 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

17.996

28.928

32.025

63.842

63.842

63.842

Mutatie 1e suppletoire begroting

733

– 660

183

85

– 346

– 430

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Business case RSO

– 3.541

509

10.136

– 2.086

– 2.349

167

             

Stand ontwerpbegroting 2017

15.188

28.777

42.344

61.841

61.147

63.579

  • 1. Zie uitgavenmutatie 5.

B.1.3.98 Algemeen

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 98 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

47.231

42.086

38.755

44.377

39.861

39.861

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 6.244

– 4.256

– 6.560

– 3.489

– 2.297

– 3.520

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Overboekingen met departementen

230

– 32

– 32

– 32

– 32

– 32

2. Budgettair neutrale herschikkingen

– 805

– 2.915

– 2.301

– 3.479

– 3.569

– 3.569

3. Kasschuif RCN

– 1.464

366

366

366

366

 

4. Verdeling doorstart naar werk

1.000

2.500

1.500

     
             

Stand ontwerpbegroting 2017

39.948

37.749

31.728

37.743

34.329

32.740

  • 1. Er zijn in totaal 4 overboekingen met andere departementen verwerkt.

  • 2. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 3. Er is een kasschuif verwerkt zodat de gereserveerde middelen beter aansluiten op de behoefte.

  • 4. Uitvoeringskosten Agentschap SZW voor de SER-pilots TAW en versterking samenwerking arbeidsmarktregio’s.

B.1.3.99 Nominaal en onvoorzien

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 99 (x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

90.282

147.315

683.639

987.329

1.032.882

1.004.482

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

228.712

121.484

– 86

– 52.436

– 56.785

– 57.652

             

Nieuwe mutaties:

           

1. Uitdelen LPO naar artikelen

– 8.030

– 7.306

– 7.033

– 6.561

– 6.444

– 6.444

2. Budgettair neutrale herschikkingen

– 125.467

– 221.439

– 85.107

– 69.811

– 72.184

– 65.177

3. Overboekingen departementen

– 140.691

– 21.988

– 28.883

– 34.270

– 38.434

– 11.888

4. Diverse reserveringen en dekkingen

– 31

18.997

– 5.916

27.356

38.016

14.363

5. Kasschuiven

– 9.000

– 8.200

– 12.800

30.000

0

0

6. Compensatie werkgevers minimumjeugdloon

     

145.000

100.000

100.000

7. Bestrijding armoede onder kinderen

 

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

             

Stand ontwerpbegroting 2017

35.775

128.863

643.814

1.126.607

1.097.051

1.077.684

  • 1. Toedeling van de loon- en prijsbijstelling 2016 naar de begrotingsartikelen om de budgetten op prijspeil 2016 te brengen.

  • 2. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 3. Er zijn verschillende overboekingen met andere departementen verwerkt. De twee voornaamste betreffen de in het uitwerkingsakkoord verhoogde asielinstroom afgesproken verhoging van het participatiebudget dat het Rijk aan gemeenten beschikbaar stelt (€ 136 miljoen in 2016) en de bonus beschut werk (€ 11 miljoen in 2017 oplopend tot € 26 miljoen in 2020).

  • 4. Diverse reserveringen en dekkingen binnen de SZW-begroting.

  • 5. Diverse kasschuiven.

  • 6. Om werkgevers te compenseren voor de verhoging van het minimumjeugdloon, ontvangen zij via de systematiek van de Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl) een tegemoetkoming in de loonkosten met ingang van 2018. Het budgettaire beslag bedraagt 100 mln. De uitbetaling vindt na afloop van het kalenderjaar plaats. Omdat de verhoging van het minimumjeugdloon ingaat per 1 juli 2017, ontvangen werkgevers over 2018 een eenmalige extra tegemoetkoming om werkgevers ook voor dit eerste halfjaar te compenseren.

  • 7. Om ervoor te zorgen dat ook kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen kansrijk kunnen opgroeien, stelt het Rijk structureel € 100 miljoen beschikbaar voor benodigdheden in natura voor kinderen (0 tot 18 jaar), waardoor ze mee kunnen doen en die ze nu missen door armoede.

BIJLAGE 2 SOCIALE FONDSEN SZW

B.2.1 Inleiding

Inhoud

Deze bijlage beschrijft de financiering van de premie-uitgaven voor de budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA). Hiertoe zijn de door de Minister van SZW vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. In de laatste paragraaf wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen.

B.2.2 Financiering SZA-uitgaven 2016–2017

Premievaststelling

Jaarlijks stelt de Minister van SZW de premiepercentages volks- en werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2017 zijn in tabel B.2.1 opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Een aantal premiepercentages is nog onder voorbehoud van (definitieve) vaststelling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

  • AOW: Het premiepercentage voor de AOW wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2016. De AOW-premie is op dit niveau gemaximeerd. Bij het Ouderdomsfonds zijn de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het Ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie beleidsartikel 12). De AOW-premie wordt gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting in de eerste en tweede schijf.

  • Anw: Het premiepercentage voor de Anw wordt verlaagd naar 0,10 procent. Doordat de premieinkomsten hoger lagen dan de uitgaven is er in het Anw-fonds een vermogensoverschot ontstaan. Dit overschot wordt dankzij de verlaging van de Anw-premie afgebouwd.

  • Sectorfondsen: De sectorfondspremies voor 2017 worden in oktober 2016 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. Uit de sectorfondsen wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De in de tabel weergegeven premie van 1,45 procent is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector.

  • AWf: Het Algemeen Werkloosheidsfonds financiert de WW-uitkeringen met een duur langer dan 6 maanden. De Awf-werkgeverspremie wordt voorlopig vastgesteld op 2,60 procent. De hoogte van de AWf-premie is nog onder voorbehoud van vaststelling van de sectorfondspremies. Als het UWV voor 2017 een andere (gemiddelde) sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht, dan kan de AWf-werkgeverspremie worden aangepast, zodat het effect op de lasten neutraal is.

  • Ufo: Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie. De Ufo-premie wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2016.

  • Uniforme opslag kinderopvang: De premieopslag kinderopvang voor 2016 blijft met 0,50% gelijk aan die in 2016. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector betaald door middel van en opslag op de Aof-premie.

  • Aof: De Aof-premie is (voorlopig) vastgesteld op 6,03 procent. De Aof-premie is hoger vastgesteld om te compenseren voor lastenverlichtingen op andere werkgeversterreinen (zie voor het volledige beeld van werkgeverslasten de Miljoenennota 2017) PM. Definitieve vaststelling van de Aof-premie vindt plaats in oktober.

  • Whk: De premie voor de Werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) worden betaald, wordt vastgesteld door het UWV. Een eerste inschatting duidt op een rekenpremie van 1,10 procent in 2017.

Tabel B.2.1 Premiepercentages voor de sociale verzekeringen (%)

premie

fonds

uitgaven

betaald

2016

2017

AOW

Ouderdomsfonds

AOW

Werknemer

17,90

17,90

Anw

Nabestaandenfonds

Anw

Werknemer

0,60

0,10

           

Sfn

Sectorfondsen (gemiddelde premie)

WW, ZW, WGA

Werkgever

1,78

1,45

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW, re-integratie

Werkgever

2,44

2,60

           

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

ZW, WAZO, WGA overheid

Werkgever

0,78

0,78

Sfn / Ufo

Uniforme opslag kinderopvang

Kinderopvang

Werkgever

0,50

0,50

           

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WAO, WIA, WAZ, WAZO

Werkgever

5,88

6,03

Whk

Werkhervattingskas (rekenpremie)

WGA

Werkgever

1,12

1,10

B.2.3 Sociale fondsen 2016–2017

Exploitatiesaldi

De premiegefinancierde uitgaven worden vanuit de sociale fondsen gedaan. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2016 en 2017 en de verwachte ontwikkeling van de desbetreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd, zie tabel B.2.2 en B.2.3. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit enkele van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen zijn de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) samengevoegd. Dit geldt eveneens voor de werkloosheidsfondsen (het AWf en de sectorfondsen). In de praktijk betreft het hier gescheiden fondsen.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2017 bedraagt dit saldo naar verwachting € 2,1 miljard voor alle fondsen samen, tegenover een exploitatiesaldo van € 2,2 miljard over 2016. Het positieve exploitatiesaldo in 2017 maakt onderdeel uit van het totale (negatieve) EMU-saldo.

Het exploitatiesaldo van de jaren voor 2016 is inmiddels omgeslagen in een overschot. Dat is te danken aan het saldo van het arbeidsongeschiktheidsfonds. Dankzij de hogere premies en lagere uitgaven van het WW-fonds is daar het exploitatietekort vergeleken met de raming uit de begroting 2016 flink afgenomen. Het saldo van het Ouderdomsfonds is nul in 2017. Dit komt doordat het Ouderdomsfonds wordt aangevuld met een rijksbijdrage. De uitgaven stijgen wederom terwijl de premieinkomsten gemaximeerd zijn. Het Anw-fonds heeft al jaren een positief exploitatiesaldo doordat de uitgaven lager zijn dan de premieinkomsten. In 2017 wordt de Anw-premie verlaagd waardoor een exploitatietekort ontstaat. Hierdoor wordt het vermogen in het Anw-fonds langzaam afgebouwd.

Tabel B.2.2 Overzicht sociale verzekeringen 20161 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

24.353

1.087

13.446

7.629

46.516

Bijdragen van het Rijk

12.564

7

221

126

12.918

Ontvangen onderlinge Betalingen

0

0

1.146

829

1.975

Saldo Interest

20

11

23

1

56

Totaal Ontvangsten

36.938

1.106

14.836

8.585

61.464

Uitkeringen/ Verstrekkingen

36.995

423

10.519

6.752

54.688

Uitvoeringskosten

102

10

353

1.089

1.554

Betaalde onderlinge Betalingen

464

24

1.755

1.345

3.588

Totaal Uitgaven

37.561

457

12.627

9.186

59.831

           

Exploitatiesaldo

– 27

649

2.209

– 600

2.231

X Noot
1

SZW en CPB (MEV 2017).

Tabel B.2.3 Overzicht sociale verzekeringen 20171 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

24.286

184

14.374

7.550

46.395

Bijdragen van het Rijk

13.746

7

192

129

14.074

Ontvangen onderlinge Betalingen

0

0

1.202

787

1.988

Saldo Interest

18

14

46

– 7

72

Totaal Ontvangsten

38.051

204

15.815

8.459

62.529

Uitkeringen/ Verstrekkingen

37.477

410

10.748

6.466

55.101

Uitvoeringskosten

104

11

367

1.210

1.691

Betaalde onderlinge Betalingen

470

22

1.801

1.309

3.602

Totaal Uitgaven

38.051

444

12.915

8.985

60.395

           

Exploitatiesaldo

0

– 239

2.899

– 526

2.134

X Noot
1

SZW en CPB (MEV 2017).

Vermogensposities

In tabel B.2.4 wordt voor de jaren 2016 en 2017 de vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met de normen. Een vermogen gelijk aan de norm geeft aan dat het fonds gemiddeld genomen over het jaar over voldoende liquiditeiten beschikt om de uitkeringen te financieren. Overschotten en tekorten bij de fondsen gedurende het jaar worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk. Indien er sprake is van een vermogenstekort zal het Rijk niet alleen tijdelijk gedurende het jaar maar ook langduriger deze tekorten moeten aanvullen via de rekening-courant.

Voor de sociale fondsen samen daalt het vermogenstekort in 2016 van – € 7,7 miljard naar – € 5,6 miljard. Bij het Ouderdomsfonds is het feitelijke vermogen ultimo 2017 bijna € 1,0 miljard. Binnen het nabestaandenfonds is sprake van een vermogensoverschot, dat overigens langzaam zal worden afgebouwd dankzij de eerder genoemde premieverlaging. Voor de Arbeidsongeschiktheidsfondsen is het totale vermogensoverschot in 2016 en 2017 respectievelijk € 4,1 miljard en € 7,0 miljard.

De WW-fondsen hebben in 2016 en 2017 een vermogenstekort dat nog in enige mate oploopt. Dit zorgt niet voor risico’s met betrekking tot de uitbetaling van uitkeringen. Deze fondsen maken onderdeel uit van de totale Rijksbegroting en zijn in feite niets anders dan een rekening van het UWV bij het ministerie van Financiën. Het ministerie van Financiën garandeert hiermee dat het UWV altijd over voldoende middelen kan beschikken. Het zogenoemde «leeglopen van de fondsen» vormt derhalve geen enkel risico voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen. Wel maken de exploitatietekorten, die de leegloop veroorzaken, onderdeel uit van het EMU-saldo in deze jaren.

Tabel B.2.4 Vermogen sociale fondsen1 (x € 1 mln)
 

ultimo 2016

ultimo 2017

 

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogensoverschot

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogensoverschot

AOW

958

958

0

958

964

– 6

Anw

4.041

34

4.006

3.801

49

3.753

Arbeidsongeschiktheidsfondsen

4.606

540

4.066

7.505

553

6.952

WW-fondsen

– 13.572

2.188

– 15.760

– 14.098

2.185

– 16.283

Totaal sociale fondsen

– 3.967

3.720

– 7.687

– 1.833

3.751

– 5.584

X Noot
1

CPB (MEV 2017).

BIJLAGE 3 KOOPKRACHT EN SPECIFIEKE INKOMENSEFFECTEN

B.3.1 Inleiding

In deze bijlage wordt de koopkrachtontwikkeling voor 2017 uitgebreid toegelicht. In paragraaf B.3.2 wordt de koopkrachtontwikkeling voor een aantal voorbeeldhuishoudens gepresenteerd. Hierbij is rekening gehouden met de algemene economische ontwikkeling (lonen, prijzen, etc.) en gebruik van regelingen die voor iedereen van toepassing zijn. Specifieke maatregelen die niet voor iedereen van toepassing zijn en waarvan het effect per huishouden kan verschillen (bijvoorbeeld wijzigingen in de kinderopvangtoeslag of huurtoeslag) zijn hier niet in meegenomen. Paragraaf B.3.3 gaat verder in op de effecten van specifieke maatregelen. Op basis van een representatieve steekproef van ongeveer 90.000 huishoudens, waarbij ook bekend is wat het gebruik is van specifieke regelingen, wordt een beeld geschetst van de totale koopkrachtontwikkeling.

Verder wordt in paragraaf B.3.4 ingegaan op de ontwikkeling van financiële prikkels bij werkaanvaarding. Ook wordt er stilgestaan bij de veranderingen in marginale druk als gevolg van kabinetsmaatregelen. In paragraaf B.3.5 wordt een nadere toelichting gegeven op relevante maatregelen die de koopkracht van verschillende huishoudens raken. De hier gepresenteerde effecten en maatregelen hebben alleen betrekking op Europees Nederland. Paragraaf B.3.6 bevat een overzicht van de maatregelen die de inkomens op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) raken.

Vanaf de begroting voor 2016 is geen nieuwe stapelingsmonitor opgenomen. Omdat het om de stapeling gaat van de maatregelen in de gehele periode 2013–2018 veranderen de resultaten niet van jaar-op-jaar. Voor de uitkomsten zij daarom verwezen naar de stapelingsmonitor in de begroting voor 2015.

B.3.2 Algemeen koopkrachtbeeld (voorbeeldhuishoudens)

Het generieke inkomensbeeld wordt gepresenteerd in de vorm van een standaard koopkrachtoverzicht zoals weergegeven in tabel B.3.1. Deze cijfers laten voor achttien voorbeeldhuishoudens de koopkrachtontwikkeling zien als gevolg van de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van generieke maatregelen, zoals aanpassingen in belastingen, (ziektekosten)premies, zorgtoeslag, kinderbijslag en kindgebonden budget, die voor iedereen in de betreffende groep gelden. Voor huishoudens met kinderen wordt in de berekeningen uitgegaan van twee kinderen tussen 6 en 11 jaar oud.

Belangrijke algemene ontwikkelingen die leiden tot het koopkrachtbeeld in 2017 zijn:

  • Een gemiddelde contractloonstijging van 1,6% in de markt;

  • De stijging van het minimumloon met 1,7%, door de koppeling werkt dit ook door naar de uitkeringen;

  • Stijging van de consumentenprijzen met 0,6%;

  • Een tabelcorrectiefactor van 0,3%;

  • Een stijgende gemiddelde pensioenpremie voor werknemers van 6,0% naar 6,2%;

  • De aanvullende pensioenen worden gemiddeld genomen niet geïndexeerd.

Naast bovenstaande ontwikkelingen en los van reguliere indexaties wordt het koopkrachtbeeld van de voorbeeldhuishoudens beïnvloed door de volgende maatregelen (de genoemde beleidsmatige wijzigingen betreffen een saldo van beleidsmaatregelen per regeling voor het jaar 2017):

  • Een toename van de gemiddelde nominale zorgpremie van € 1.199 naar € 1.241;

  • Een verlaging van de lage inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet van 5,5% naar 5,4%;

  • Beleidsmatige verhoging van de normpercentages van de zorgtoeslag. De zorgtoeslag stijgt hierdoor met € 15 voor een alleenstaande en € 33 voor een paar. Dit bovenop de stijging van de zorgtoeslag als gevolg van de hogere zorgpremie;

  • Een beleidsmatige verhoging van de algemene heffingskorting met € 5 tot € 2.254 in 2017;

  • Een beleidsmatige verhoging van de maximale arbeidskorting met € 110 tot € 3.223. Tegelijkertijd wordt de arbeidskorting € 2.325 eerder afgebouwd, vanaf € 32.444 in 2017, maar met een lager percentage (3,6%) dan in 2016 (4%);

  • Verhoging van het belastingtarief tweede en derde schijf met 0,4%-punt;

  • Een beleidsmatige verhoging van het startpunt van de vierde belastingschijf met € 451 naar € 67.072 in 2017;

  • De eerste- en tweede-kindbedragen in het kindgebonden budget worden met respectievelijk € 100 en € 67 verhoogd;

  • Een beleidsmatige verhoging van de ouderenkorting tot de inkomensgrens met € 101 tot € 1.292 in 2017;

  • Afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de sociale zekerheid naar 1,8125 vanaf januari 2017 en 1,8 vanaf juli 2017 en versobering uitbetaling algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner naar 40% in 2017.

Het kabinet streeft naar een evenwichtig inkomensbeeld. Waar het kabinet het afgelopen jaar vooral de lasten voor werkenden verlichtte – om op die manier ook het economisch herstel verder te versterken – is er inmiddels ruimte ontstaan om ook de koopkracht van andere groepen structureel te ondersteunen. In het voorjaar lieten ramingen voor het koopkrachtbeeld van 2017 nog stevige minnen zien voor ouderen en uitkeringsgerechtigden. De koopkracht van niet-werkenden heeft de aandacht van het kabinet. Daarom heeft het kabinet maatregelen genomen die de koopkracht voor deze groepen repareert (figuur B.3.1).

De algemene heffingskorting, zorgtoeslag en huurtoeslag worden verhoogd. Werkenden met een lager inkomen hebben hier ook profijt van. Gezinnen met een laag inkomen kunnen profiteren van de verhoging van het kindgebonden budget. De koopkracht van gepensioneerden verbetert onder andere door de verhoging van de ouderenkorting. Het resulterende inkomensbeeld is evenwichtig; alle groepen gaan er ongeveer in dezelfde mate op vooruit. De mediane koopkrachtontwikkeling over alle huishoudens komt uit op + 1%. 90% van alle huishoudens gaat er in 2017 op vooruit in koopkracht, voor de laagste inkomens is dit zelfs 95%.

Ook in 2017 wordt de armoedeval kleiner. Werkenden met een lager inkomen gaan er het meeste op vooruit. Zij profiteren niet alleen van de maatregelen uit het koopkrachtpakket, maar ook van de verhoging van de maximale arbeidskorting.

Figuur B.3.1

Figuur B.3.1
Tabel B.3.1 Koopkrachteffecten voorbeeldhuishoudens in %1

Actieven

Raming

2016

Raming

2017

Alleenverdiener met kinderen

   

Modaal2

3,4

0,2

2 x modaal

1,8

0,1

     

Tweeverdieners

   

modaal + ½ x modaal met kinderen

5,3

0,5

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

3,5

0,6

modaal + modaal zonder kinderen

4,1

0,4

2 x modaal + modaal zonder kinderen

2,9

0,5

     

Alleenstaande

   

minimumloon

6,7

1,2

modaal

4,1

0,4

2 x modaal

2,2

0,6

     

Alleenstaande ouder

   

minimumloon

5,8

1,3

modaal

5,3

0,7

Inactieven

Raming

2016

Raming

2017

Sociale minima

   

paar met kinderen

1,7

0,8

alleenstaande

1,4

0,1

alleenstaande ouder

1,4

0,9

     

AOW (alleenstaand)

   

(alleen) AOW

2,2

0,5

AOW + € 10 000

1,2

0,6

     

AOW (paar)

   

(alleen) AOW

1,7

0,5

AOW + € 10 000

1,4

0,6

X Noot
1

In het beeld (en elders in de begroting) is gerekend met de raming van de nominale zorgpremie van het Ministerie van VWS. Deze raming valt in 2017 € 1 hoger uit dan de raming van het CPB. Een onderbouwing van de raming van het Ministerie van VWS is opgenomen in de begroting van het Ministerie van VWS.

X Noot
2

Het modaal inkomen bedraagt in 2017 bruto € 37.000.

B.3.3 Algemeen koopkrachtbeeld (puntenwolk inclusief specifieke effecten)

Het koopkrachtbeeld op basis van voorbeeldhuishoudens zoals hierboven is gepresenteerd, houdt geen rekening met verschillen tussen specifieke huishoudens. Ook maatregelen die een deel van een bepaalde groep raken zijn niet in de effecten voor de voorbeeldhuishoudens verwerkt. Een grotere diversiteit van huishoudkenmerken en specifieke maatregelen zorgen voor een grotere spreiding in het koopkrachtbeeld dan de voorbeeldhuishoudens (tabel B.3.1) suggereren. De spreiding in het koopkrachtbeeld wordt getoond in figuur B.3.2. In deze puntenwolk wordt voor een representatieve steekproef van 90.000 huishoudens in kaart gebracht welke koopkrachteffecten zich voordoen, rekening houdend met de kenmerken van de huishoudens zoals de verdeling van inkomen over partners, de kosten van de woning, het aantal kinderen en een breed scala van specifieke maatregelen. Bij deze berekeningen is – zoals gebruikelijk – verondersteld dat zich geen veranderingen voordoen in de persoonlijke situatie van huishoudens. Met andere woorden, werkloosheid, baanaanvaarding of gezinsuitbreiding en dergelijke zijn niet meegenomen bij de doorrekeningen. Dergelijke veranderingen in de persoonlijke situatie hebben in veel gevallen een veel groter effect op de koopkracht van huishoudens dan de hier gepresenteerde statische koopkrachteffecten.

De bovenste en onderste lijn in de puntenwolk, respectievelijk het 95e en 5e percentiel, geven de bandbreedte aan waarbinnen de koopkracht van 90% van de huishoudens met een bepaald inkomensniveau valt. De middelste lijn geeft de mediane koopkracht per inkomensniveau aan. Deze lijnen sluiten aan bij de lijnen die het CPB presenteert in de puntenwolken van de CEP- en MEV-rapporten.

Figuur B.3.2. Statische koopkrachtontwikkeling 2017 huishoudens naar bruto huishoudinkomen (incl. specifieke effecten)

Figuur B.3.2. Statische koopkrachtontwikkeling 2017 huishoudens naar bruto huishoudinkomen (incl. specifieke effecten)

Bron: SZW-berekeningen

Uit een puntenwolk is niet goed af te lezen hoeveel huishoudens precies te maken hebben met een koopkrachteffect van een bepaalde omvang. Ter aanvulling is daarom onderstaande tabel opgenomen die inzicht geeft in de verdeling van de koopkrachtontwikkeling uitgesplitst naar inkomenshoogte, inkomensbron en het al dan niet hebben van kinderen.

Tabel B.3.2 Statische koopkrachtontwikkeling 2017
 

<-5%

– 5 tot – 2%

– 2 tot 0%

0 tot 2%

2 tot 5%

>5%

Totaal

Mediaan

Aantal (x1.000)

Inkomenshoogte1

                 

Minimum

2%

1%

2%

82%

10%

3%

100%

1,2%

380

Minimum-modaal

1%

1%

5%

82%

10%

1%

100%

1,0%

2.370

1x-1,5x modaal2

1%

1%

12%

72%

13%

0%

100%

0,8%

1.560

1,5x-2x modaal

1%

1%

7%

79%

12%

0%

100%

1,1%

1.180

>2x modaal

1%

2%

7%

78%

10%

1%

100%

1,1%

1.670

                   

Inkomensbron3

                 

Werkenden

1%

1%

3%

81%

13%

1%

100%

1,1%

4.550

Uitkeringsontvangers

1%

1%

3%

83%

11%

1%

100%

1,1%

640

Gepensioneerden

3%

3%

17%

73%

4%

1%

100%

0,7%

1.790

                   

Kinderen4

                 

Zonder kinderen

1%

1%

6%

81%

10%

1%

100%

1,0%

3.520

Met kinderen

0%

0%

2%

78%

18%

1%

100%

1,3%

1.850

                   

Alle huishoudens

1%

1%

7%

78%

11%

1%

100%

1,0%

7.160

X Noot
1

Categorie minimum op basis van netto inkomen, overige op basis van bruto inkomen.

X Noot
2

Het modaal inkomen bedraagt in 2017 bruto € 37.000.

X Noot
3

Indeling op basis van belangrijkste inkomensbron van huishouden.

X Noot
4

Indeling naar kinderen op basis van aanwezigheid kinderen tot 18 jaar en exclusief gepensioneerden.

  • Voor alle huishoudgroepen geldt dat de grote meerderheid van de huishoudens erop vooruit gaat. Over alle huishoudens bezien gaat zo’n 90% er per saldo in koopkracht op vooruit en circa 10% er op achteruit;

  • Binnen de groep werkenden gaat 95% er in koopkracht op vooruit. De laagste inkomens gaan er het meeste op vooruit, zij profiteren net als de uitkeringsgerechtigden van de verhoging van de algemene heffingskorting en de zorg- en huurtoeslag. De groep 1x – 1,5x modaal heeft relatief meer last van de verhoging van het belastingtarief tweede en derde schijf;

  • Gezinnen met kinderen gaan er vaker op vooruit dan gezinnen zonder kinderen. Dit heeft te maken met de verhoging van het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag;

  • Van de gepensioneerden ervaart 23% een negatieve inkomensontwikkeling. Dit zijn gepensioneerden met een relatief hoog aanvullend pensioen. Deze groep wordt harder geraakt door het niet-indexeren van de pensioenen. Daarnaast hebben gepensioneerden met een hoog vermogen te maken met de dalende rente.

B.3.4 Financiële prikkels voor werkaanvaarding

Naast een evenwichtig inkomensbeeld is het van belang dat het inkomensbeeld activerend is. Dat houdt in dat werken en/of meer werken loont en niet leidt tot een armoedeval. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval.

De werkloosheidsval laat het verschil in inkomen zien tussen werk en een bijstanduitkering. Een hoger percentage betekent dat werken meer lonend is geworden. Uit tabel B.3.3 blijkt dat alleenstaanden en alleenstaande ouders er in 2017 meer op vooruit gaan bij het aanvaarden van werk tegen het minimumloon. Ondanks de verdere afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting blijft de prikkel om te gaan werken voor alleenverdieners met kinderen gelijk. De verhoging van de maximale arbeidskorting zorgt er in alle gevallen voor dat werken meer loont.

De herintredersval gaat over de inkomensvooruitgang van alleenverdieners met een niet-werkende partner die (weer) aan het werk gaat. De herintredersval wordt gemeten door te kijken naar welk deel van het extra inkomen het huishouden inlevert aan belastingen, minder toeslagen, en kosten kinderopvang als de partner 3 dagen gaat werken. Dit wordt de marginale druk genoemd. De tabel laat zien dat in 2017 de marginale druk daalt voor alle groepen herintreders. Zij profiteren van de verhoging van de maximale arbeidskorting en de intensivering in de kinderopvangtoeslag.

De deeltijdval laat zien hoeveel een huishouden inlevert als een in deeltijd werkende partner een dag meer gaat werken. Ook de deeltijdval wordt gemeten in termen van marginale druk. Tabel B.3.3 laat zien dat de deeltijdval daalt voor de gerapporteerde huishoudens. Evenals de verbetering van de herintredersval is de daling van de marginale druk het gevolg van de verhoging van de maximale arbeidskorting en de intensivering in de kinderopvangtoeslag.

Tabel B.3.3 Arbeidsmarktprikkels
 

2016

2017

Verschil1

Werkloosheidsval

vooruitgang in %

(inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk in plaats van bijstand tegen minimumloon)2

     

Alleenverdiener met kinderen3

3%

3%

0%

Alleenstaande

25%

26%

1%

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)3

7%

9%

2%

 

2016

2017

Verschil1

Herintredersval

marginale druk in %

(marginale druk bij aanvaarden werk niet-werkende partner)2

     

Hoofd minimumloon, partner 3 dagen werk (0,6 x minimumloon)3

68%

65%

– 3%

Hoofd modaal, partner 3 dagen werk (1/2 x modaal)3

28%

27%

– 1%

Hoofd 2x modaal, partner 3 dagen werk (1/2 x modaal)3

33%

32%

– 2%

 

2016

2017

Verschil1

Deeltijdval minstverdienende partner2

marginale druk in %

(marginale druk bij dag extra werk)

     

Hoofd minimumloon, partner van 3 naar 4 dagen werk (0,8 x minimumloon)3

50%

49%

–  1%

Hoofd modaal, partner van 3 naar 4 dagen werk (2/3 x modaal)3

48%

46%

– 1%

Hoofd 2x modaal, partner van 3 naar 4 dagen werk (2/3 x modaal)3

60%

59%

– 1%

X Noot
1

Vanwege afronding zijn de waarden niet altijd gelijk aan het verschil in de eerste twee kolommen.

X Noot
2

Er wordt uitgegaan van een voltijdbaan (5 dagen), tenzij anders vermeld.

X Noot
3

Er wordt uitgegaan van een huishouden met 2 kinderen tussen 6 en 11 jaar en gebruik van buitenschoolse opvang.

Tabel B.3.4 Gemiddelde marginale druk naar inkomenscategorie voor werknemers (%)

Bruto inkomen

2014

2015

2016

2017

Omvang (2016, in %)

< Wml

29,0

28,0

22,7

22,5

21

1x-1,5x Wml

48,1

48,4

47,7

48,7

20

1,5x-2x Wml

49,4

48,2

50,4

51,5

21

2x-3x Wml

51,1

49,2

52,2

52,3

24

>3x Wml

55,8

55,6

54,8

54,9

13

Totaal

46,1

45,3

45,1

45,5

100

In tabel B.3.4 is de gemiddelde marginale druk voor werknemers weergegeven voor een bruto loonstijging (dit verschilt van de situatie in tabel B.3.3 waar het gaat om meer uren werken). Dit is berekend voor alle werknemers in de eerder genoemde representatieve steekproef, rekening houdend met alle fiscale en inkomensafhankelijke regelingen waar een huishouden mee te maken heeft. De marginale druk geeft hier aan hoeveel procent van de bruto loonstijging niet resulteert in een hoger besteedbaar inkomen. In 2017 ligt de gemiddelde marginale druk iets hoger dan in 2016. Dit wordt veroorzaakt door een stijging van de pensioenpremie en enkele wijzigingen in het inkomensbeleid zoals de verhoging van de tarieven in de tweede en derde schijf en de vervroeging van het afbouwpunt in de arbeidskorting. Het lagere afbouwpercentage in de arbeidskorting en de intensivering van de kinderopvangtoeslag dempen de stijging van de marginale druk.

B.3.5 Beschrijving maatregelen inkomensbeeld

In deze paragraaf wordt een nadere toelichting gegeven op de maatregelen die de koopkracht van verschillende huishoudens raken. In tabel B.3.5 staan de maatregelen die voor 2017 van belang zijn. Hierbij is ook aangegeven in hoeverre deze maatregelen al dan niet in de puntenwolk en de frequentietabel in paragraaf B.3.3 zijn opgenomen. In alle voorstellen voor wetgeving en beleidsmaatregelen waarbij koopkrachteffecten voor specifieke groepen aan de orde zijn worden deze betreffende effecten ook vermeld.

Tabel B.3.5 Overzicht van beleidsmaatregelen met inkomenseffecten in 2017

Thema

Beleidsmaatregel

Inkomenseffect

In puntenwolk zichtbaar

1. Fiscaal generiek

Wijzigingen arbeidskorting

+

Ja

 

Verhoging tarief tweede en derde belastingschijf

Ja

 

Verhoging eindpunt derde belastingschijf

+

Ja

 

Beperkt indexeren tweede belastingschijf

Ja

 

Verhoging algemene heffingskorting

+

Ja

 

Versobering uitbetaling algemene heffingskorting

Ja

 

Verhoging ouderenkorting

+

Ja

 

Aanpassing forfaitair rendement box 3

+/–

Ja

 

Inflatieverhogende maatregelen

0

N.v.t.

       

2. Kinderen

Verhoging kindgebonden budget

+

Ja

 

Intensiveringen kinderopvangtoeslag

+

Ja

       

3. Zorg

Verhoging zorgtoeslag

+

Ja

       

4. Wonen

Verlaging eigen bijdrage huurtoeslag

+

Ja

 

Wijziging definities huishoudens huurtoeslag

+

Ja

 

Beperking hypotheekrenteaftrek

Ja

 

Uitgaven voor monumentenpanden

Nee

   

5. Onderwijs

Introductie reisvoorziening minderjarige mbo-studenten

+

Nee

   

6. Sociale zekerheid

Wijziging Wet minimumloon (Wml)

+

Nee

 

Overgangsrecht kostendelersnorm Anw/IOAW/IOAZ/TW

Nee

 

Verlaging tegemoetkoming arbeidsongeschikten

Ja

 

Verandering Wajong2010

+

Nee

 

Aanpassing Dagloonbesluit en compensatieuitkering

+

Nee

 

(Versnelde) verhoging AOW-gerechtigde leeftijd

Nee

 

Afbouw dubbele algemene heffingskorting in sociale zekerheid

Ja

De maatregelen uit de bovenstaande tabel worden hieronder verder toegelicht:

1. Fiscaal generiek

Wijzigingen arbeidskorting

Een belastingplichtige heeft recht op arbeidskorting als hij één van de volgende inkomsten heeft: loon, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Het maximumbedrag van de arbeidskorting wordt beleidsmatig verhoogd met € 110 naar € 3.223 in 2017. Het afbouwpunt van de arbeidskorting wordt verlaagd met € 2.325 naar € 32.444 in 2017. Daarnaast daalt het afbouwpercentage van de arbeidskorting van 4% naar 3,6%. Deze veranderingen geven een positief inkomenseffect van 0,4% voor werkenden tussen een minimum en een modaal inkomen. Werkenden met een inkomen tussen één en anderhalf keer modaal hebben een positief inkomenseffect van 0,2%. Hogere inkomens hebben een positief inkomenseffect van circa 0,3%.

Verhoging tarief tweede en derde belastingschijf

Het tarief voor de tweede en derde schijf gaat omhoog van 40,4% in 2016 naar 40,8% in 2017. Huishoudens met een inkomen boven € 19.982 ondervinden hiervan een negatief inkomenseffect. Dit negatieve inkomenseffect loopt op tot een maximum van – 0,4% voor huishoudens met een inkomen van twee keer modaal.

Verhoging eindpunt van de derde belastingschijf

De bovengrens van de derde schijf wordt beleidsmatig met € 451 verhoogd naar € 67.072 in 2017. Dit betekent feitelijk een verhoging van het startpunt van de vierde schijf. Deze verhoging is een saldo van een verhoging van € 549 ter compensatie van de beperking van de hypotheekrenteaftrek zoals vermeld onder het kopje «wonen» en een beleidsmatige verlaging van € 99. De verhoging van het eindpunt van de derde belastingschijf resulteert in een positief inkomenseffect van maximaal 0,1%.

Beperkt indexeren tweede belastingschijf

Met ingang van 2011 wordt de bovengrens van de tweede schijf maar voor 75% geïndexeerd, zodat vergeleken met volledige indexatie de tweede schijf verkort wordt en de derde schijf verlengd. Aangezien voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd de totaaltarieven van de tweede en derde schijf sinds 2013 gelijk zijn is deze maatregel alleen van belang voor belastingplichtigen vanaf de AOW-leeftijd, die geboren zijn na 1945.

Verhoging algemene heffingskorting

Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. In 2017 neemt de algemene heffingskorting beleidsmatig toe met € 5 naar € 2.254 voor hen die in 2017 de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet zullen bereiken. Deze beleidsmatige aanpassing zorgt voor een beperkt positief inkomenseffect.

Versobering uitbetaling algemene heffingskorting

De minstverdienende partner die niet genoeg belastbaar inkomen heeft om de algemene heffingskorting te verzilveren, krijgt deze toch uitbetaald als de partner genoeg belasting betaalt. Om de arbeidsparticipatie te bevorderen wordt sinds 2009 stapsgewijs over een periode van vijftien jaar de uitbetaling van de algemene heffingskorting afgebouwd. Het gevolg hiervan is dat de minstverdienende partner een grotere prikkel ervaart om (meer) te gaan werken. De minstverdienende partner geboren vóór 1 januari 1963 is uitgezonderd van de maatregel. Er zijn ongeveer 280.000 huishoudens die te maken hebben met de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. De uitbetaling aan de minstverdienende partner bedraagt nog 40% in 2017. Alleenverdienershuishoudens ondervinden een gemiddeld negatief inkomenseffect van – 0,4%.

Verhoging ouderenkorting

De ouderenkorting tot de inkomensgrens wordt beleidsmatig verhoogd met € 101 naar € 1.292 in 2017. Gepensioneerden met een inkomen tot € 36.057 ondervinden hiervan een positief inkomenseffect van gemiddeld 0,4%.

Aanpassing forfaitair rendement box 3

Met ingang van het jaar 2017 wordt het heffingvrije vermogen verhoogd tot € 25.000. Het forfaitaire rendement op sparen en beleggen wordt daarnaast gedifferentieerd. Dit nieuwe systeem sluit beter aan bij de rendementen die belastingbetalers in voorafgaande jaren gemiddeld hebben behaald. De schijfgrenzen worden jaarlijks geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. Het inkomenseffect van deze wijziging is afhankelijk van het vermogen van het huishouden. Het inkomenseffect is gemiddeld positief voor huishoudens met een inkomen tot drie keer modaal. Vanaf een inkomen van drie keer modaal is het inkomenseffect negatief. Deze groep heeft gemiddeld zoveel vermogen dat zij meer vermogensbelasting gaan betalen.

Inflatieverhogende maatregelen

Vanaf 1 januari 2017 zijn er geen nieuwe fiscale maatregelen die een noemenswaardig effect hebben op de prijzen die de consument betaalt.

2. Kinderen

Verhoging kindgebonden budget

In 2017 worden het eerste- en tweede-kindbedrag in het kindgebonden budget verhoogd met respectievelijk € 100 en € 67. Gezinnen met lage- of middeninkomens met twee of meer kinderen gaan er hierdoor in 2017 dus € 167 op vooruit. Daarnaast leidt het tot extra rechthebbenden, doordat het kindgebonden budget minder snel is afgebouwd. Met name alleenstaande ouders en alleenverdieners met kinderen gaan er op vooruit met deze maatregel, doordat zij relatief vaak rechthebbend zijn. Een gezin met twee kinderen met een minimuminkomen ondervindt een positief inkomenseffect van +0,8%. Een gezin met twee kinderen met een modaal inkomen gaat er 0,5% op vooruit.

Intensiveringen kinderopvangtoeslag

De kinderopvangtoeslag wordt verhoogd, waarbij het maximum vergoedingspercentage in eerste kindtabel naar 94% en in de tweede kindtabel naar 95% stijgt. Daarnaast wordt het minimale toeslagpercentage, de vaste voet, in 2017 verhoogd van 23,8% naar 33,3%. De toeslagpercentages in de eerste kindtabel worden, voor iedereen, verhoogd met 2 procentpunt met inachtneming van het maximum. De toeslagpercentages in de tweede kindtabel worden met 1 procentpunt verhoogd voor de lagere inkomens. Alle huishoudens met kinderopvangtoeslag gaan erop vooruit. Het mediane inkomenseffect voor gezinnen die gebruik maken van kinderopvang is +0,2%. Naast de verhoging van de toeslagpercentages worden de maximum uurprijzen naast de reguliere indexatie eenmalig extra verhoogd. Hierdoor nemen de maximum uurprijzen in alle opvangsoorten in 2017 met 4,2% toe. Het inkomenseffect van de extra verhoging is onder meer afhankelijk van of ouders een uurtarief boven of onder de maximum uurprijs betalen en de mate waarin de uurtarieven meestijgen met de maximum uurprijs.

3. Zorg

Verhoging zorgtoeslag

Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage- en middeninkomens mogelijk moet maken de nominale zorgpremie en het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering te betalen. In 2017 wordt de zorgtoeslag ten opzichte van 2016 verhoogd. Deze verhoging wordt bereikt door de normpercentages die de hoogte van de zorgtoeslag bepalen in 2017 neerwaarts aan te passen. Het normpercentage voor eenpersoonshuishoudens daalt van 2,380% in 2016 maar 2,305% in 2017. Het normpercentage voor meerpersoonshuishoudens daalt van 5,220% in 2016 naar 5,055% in 2017. Deze maatregelen staan los van de stijging van de zorgtoeslag als gevolg van de hogere nominale zorgpremie. De zorgtoeslag stijgt beleidsmatig met € 15 voor een alleenstaande en € 33 voor een paar. Het positieve inkomenseffect voor werkenden met een minimuminkomen bedraagt door deze maatregel ongeveer 0,2%. Rond een modaal inkomen is het positieve inkomenseffect 0,1%.

4. Wonen

Verlaging eigen bijdrage huurtoeslag

Vanaf 1 januari 2017 wordt de eigen bijdrage in de huurtoeslag structureel verlaagd. De verlaging van de eigen bijdrage is vormgegeven door de opslag op de normhuur (de opslag plus de normhuur is het bedrag dat voor eigen rekening komt van de huurtoeslagontvanger) met € 10,50 per maand te verlagen. Elke huurtoeslagontvanger met een huur hoger dan de normhuur (ongeveer € 230 per maand) heeft hierdoor een positief inkomenseffect van € 10,50 per maand. Voor de ontvangers van huurtoeslag is het gemiddelde positieve inkomenseffect 0,6%.

Wijziging definities huishoudens huurtoeslag

Per 1 januari 2017 is een wijziging van de definities van de begrippen «meerpersoonshuishoudens» en «meerpersoonsouderenhuishoudens» in de Wet op de huurtoeslag voorzien (onder voorbehoud van goedkeuring van beide Kamers). Dit heeft positieve inkomensgevolgen voor circa 3.000 huishoudens, van gemiddeld circa € 15 per maand.

Beperking hypotheekrenteaftrek

De hypotheekrenteaftrek wordt aangepast voor bestaande en nieuwe hypotheken. In 2014 is begonnen het maximale aftrektarief in de vierde schijf stapsgewijs te verlagen naar 38% in 2041. Dit gebeurt in stappen van ½%-punt per jaar. Voor alle hypotheken wordt in 2017 de aftrek inkomstenbelasting daardoor maximaal mogelijk tegen 50,0%. Voor 90% van de betreffende huishoudens ligt het inkomenseffect van deze maatregel in 2017 tussen – 0,1% en 0,0%. De opbrengst van deze maatregel wordt teruggeven door de derde belastingschijf te verlengen, zie daarvoor onder «fiscaal generiek».

Uitgaven voor monumentenpanden

Vanaf 2017 wordt op de begroting van het Ministerie van OCW de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden omgezet in een niet-fiscale uitgavenregeling met een beperkter budget. Voor grote onderhoudsprojecten met een onherroepelijk karakter zal in 2017 en 2018 een niet-fiscale overgangsregeling worden getroffen waarvoor in 2017 en 2018 jaarlijks € 32 miljoen beschikbaar is. Er is nog geen besluit genomen over de exacte invulling van de overgangsregeling, maar vanwege de bezuiniging zal het inkomenseffect negatief zijn.

5. Onderwijs

Introductie reisvoorziening minderjarige mbo-studenten

Vanaf 1 januari 2017 hebben de circa 100.000 minderjarige mbo-studenten die een opleiding in de beroepsopleidende leerweg volgen recht op een reisvoorziening. Dit zorgt ervoor dat zij en hun ouders de reiskosten niet meer zelf hoeven te financieren. Voor de minderjarige mbo’ers die het betreft die nu hoge reiskosten hebben is het positieve effect groter dan voor hen die nu geen of lage reiskosten hebben.

6. Sociale Zekerheid

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml)

Per 1 juli 2017 wordt de leeftijdsgrens waarop recht bestaat op het volwassenminimumloon verlaagd van 23 naar 22 jaar. Bij fulltime werk op het jeugdminimumloon heeft dit voor een 22 jarige een positief inkomenseffect van 18%. Ook vindt verhoging plaats van de hiervan afgeleide percentages voor het minimumjeugdloon van 18- t/m 21-jarigen. De aanpassing van het minimumjeugdloon leidt ook tot een hogere Wajong-uitkering voor de groep onder 23 jaar en hogere loonkostensubsidie voor deze groep op grond van de Participatiewet. De stukloonregeling wordt aangepast zodat ook bij betaling op basis van stukloon het minimumloon wordt betaald. Tot slot wordt een expliciete juridische grondslag gecreëerd voor het moeten betalen van minimumloon over de verrichte arbeid die de normale voltijdse arbeidsduur te boven gaat.

Overgangsrecht kostendelersnorm Anw/IOAW/IOAZ/TW

Bij de minimumregelingen Anw, IOAW, IOAZ en TW wordt de uitkering voor personen die samenwonen met één of meer volwassenen geleidelijk verlaagd van 70% naar 50% van het minimumloon in 2019. In 2017 krijgt deze groep 60% van het minimumloon.

Verlaging tegemoetkoming arbeidsongeschikten

In 2017 wordt de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten (ao-tegemoetkoming) verlaagd van netto € 212,06 per jaar naar netto € 175,63 per jaar. Hiermee worden onder andere de kosten voor herziening van het Wml en het besparingsverlies van de WIA-taakstelling uit het sociaal akkoord gedekt. De verlaging van de tegemoetkoming zorgt voor een inkomenseffect van – 0,3% voor een alleenstaande arbeidsongeschikte met een minimumuitkering, aflopend tot – 0,1% voor hogere inkomens. Deze maatregel raakt 750.000 gerechtigden met een ao-tegemoetkoming.

Verandering Wajong2010

Vanaf 2017 zorgt de voortgezette werkregeling in de Wajong2010 bij inkomsten van meer dan 20% Wml voor een aanvulling van het inkomen tot 100% WML (voor Wajongers die ten minste 27 jaar zijn en zeven jaar arbeidsondersteuning hebben gehad). In de huidige situatie wordt het loon vanuit de Wajong aangevuld tot minstens 75% van het Wml. Afhankelijk van huidige hoogte van het looninkomen, gaan Wajongers er in de nieuwe werkregeling maximaal 25%-punt in inkomen op vooruit.

Aanpassing Dagloonbesluit en compensatieuitkering

Per 1 december wordt het Dagloonbesluit aangepast. Mensen die in de periode vanaf 1 juli 2015 tot 1 december 2016 geen of een lagere WW-uitkering hebben ontvangen dan zij zouden hebben ontvangen als het nieuwe Dagloonbesluit reeds op 1 juli 2015 van kracht was geweest, kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming vanaf 1 april 2017. Dit betreft circa 113.000 mensen die gemiddeld recht hebben op € 1.000.

(Versnelde) verhoging AOW-gerechtigde leeftijd

In 2013 is gestart met het stapsgewijs verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd. Vanaf 2016 is een versnelling aangebracht in de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. In 2017 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd met 3 maanden verhoogd naar 65 jaar en 9 maanden.

Afbouw dubbele algemene heffingskorting in sociale zekerheid

Sinds januari 2012 wordt de dubbele algemene heffingskorting in de sociale zekerheid (excl. AOW) afgebouwd. In de structurele situatie hebben uitkeringsgerechtigden, evenals alleenverdieners in de fiscaliteit, recht op eenmaal de algemene heffingskorting. De afbouw van de dubbele heffingskorting in de sociale zekerheid wordt in de jaren 2014 tot en met 2017 echter getemporiseerd, zodat per jaar 2,5%-punt wordt afgebouwd in plaats van 5%-punt per jaar. Dit betreft een tijdelijke koopkrachtmaatregel voor sociale minima die is afgesproken in het Regeerakkoord. Per saldo resulteert nog steeds een negatief inkomenseffect van gemiddeld 0,3% voor bijstandsgerechtigden.

B.3.6 Maatregelen Caribisch Nederland

De eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zijn met ingang van 10 oktober 2010 afzonderlijke openbare lichamen van Nederland. Daarom wordt vanaf de begroting 2012 ook aandacht besteed aan maatregelen en ontwikkelingen die de inkomens in Caribisch Nederland raken. Voor Caribisch Nederland beschikt het Ministerie van SZW niet, zoals voor Europees Nederland, over betrouwbare ramingen van de contractloonontwikkeling, de indexatie van de pensioenen en de inflatie. Hierdoor is het niet mogelijk om de koopkrachtontwikkeling, als voorspelling, kwantitatief te visualiseren, zoals dat voor de Europees-Nederlandse situatie wordt gedaan. Wel worden de inflatie-ontwikkeling, het Bruto Binnenlands Product, de primaire inkomens en de dynamische koopkracht nauwgezet door het CBS gemonitord. Dit biedt inzicht in de omvang van de economie en het besteedbare inkomen van huishoudens op de drie eilanden afzonderlijk.

Prijsontwikkeling en indexering van uitkeringen

Jaarlijks worden het minimumloon, de AOV, de AWW, en de Onderstand geïndexeerd op basis van de gerealiseerde prijsontwikkeling in het derde kwartaal van het voorgaande jaar. Per 1 januari 2017 zullen de uitkeringen en het minimumloon dan ook geïndexeerd worden met de consumentenprijsindex (CPI) van het derde kwartaal van 2016.

Verhoging Onderstand

Het kabinet stelt vast dat het huidige niveau van de Onderstand relatief laag is ten opzichte van het Wml. Het kabinet is voornemens een van het Wml afgeleid sociaal minimum vast te stellen, waar de Onderstand volgens een nader te bepalen tijdpad naar toe zal groeien (Tweede Kamer, 2015–2016, 34 300 IV, nr. 59). Bij de uitwerking wordt rekening gehouden met de prikkel tot werken.

Uitbreiding zwangerschaps- en bevallingsverlof

De periode waarin zwangere werknemers op grond van de Wet ziekteverzekering BES aanspraak op ziekengeld kunnen maken, wordt vanaf 1 januari 2017 verlengd van 12 naar 16 weken.

Verbreding Bijzondere Onderstand Caribisch Nederland

SZW heeft de mogelijkheid kosten te vergoeden vanuit de Bijzondere Onderstand. De toepassing ervan – in de zin van welke kostensoorten voor vergoeding in aanmerking komen – is ingekaderd in beleidsregels. Het aantal voor vergoeding in aanmerking komende kostensoorten is in het verleden al uitgebreid, maar om armoede effectief te kunnen bestrijden wordt deze verder uitgebreid.

Toeslag en indexering uitkeringen Ongevallenverzekering BES

Een eenmaal toegekende uitkering Ongevallenverzekering BES blijft levenslang op hetzelfde niveau. Wettelijk is er een basis om bij ministeriële regeling jaarlijks een toeslag te verstrekken om zo met de prijsontwikkeling rekening te houden en deze toeslag jaarlijks te indexeren. In het kader van de verkenning naar verbetermogelijkheden in het stelsel sociale zekerheid is besloten deze toeslag toe te passen (en deze ook jaarlijks te indexeren).

BIJLAGE 4 ZBO’s EN RWT’s

Deze bijlage bevat in tabel B.4.1 een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het moederdepartement vallen. In tabel B.4.2 zijn de bijdragen aan de ZBO’s en de RWT’s opgenomen die onder de verantwoordelijkheid van een ander ministerie vallen. De opgenomen bedragen zijn de in de beleidsartikelen verantwoorde uitgaven van de begrotings- en premiegefinancierde regelingen in de budgettaier tabellen onder de instrumenten «Inkomensoverdrachten» en «Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s.

Tabel B.4.1 Overzicht ZBO's en RWT's vallend onder Ministerie SZW

Naam organisatie

ZBO

RWT

Functie

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen

(x € 1 mln)

Verwijzing website

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief BKWI

x

x

Het UWV voert de sociale verzekeringen voor werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten uit. Werkzoekenden kunnen terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een uitkering, werkgevers voor vacaturebemiddeling en informatie over de arbeidsmarkt. Daarnaast verleent het UWV ontslagvergunningen en tewerkstellingsvergunningen, verricht keuringen en indicatiestellingen en geeft arbeidsrechtelijke informatie. Het BKWI is opgericht om het geheel aan centrale voorzieningen binnen de keten van werk en inkomen te beheren en door te ontwikkelen.

2,3,4,5,6,

11

22.800,5

www.uwv.nl en www.bkwi.nl

Sociale Verzekeringsbank (SVB)

x

x

De SVB voert voor verschillende overheidsorganisaties regelingen en wetten uit.

2,6,8,9,10, 11, 13

41.311,3

www.svb.nl

Inlichtingenbureau (IB)

 

x

Het IB ondersteunt gemeenten bij hun wettelijke taken in het kader van de sociale zekerheid. Het doel is bestrijding van fraude en bevorderen van samenwerking tussen de verschillende organisaties door gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden in de keten van werk en inkomen.

11

6,3

www.inlichtingenbureau.nl

Tabel B.4.2 Overzicht ZBO's en RWT's vallend onder andere ministeries

Naam organisatie

Ministerie

ZBO

RWT

Functie

Begro-tings-artikel

Begrotings-ramingen

(x € 1 mln)

Verwijzing website

ZonMw

VWS

x

 

ZonMw financiert gezondheidsonderzoek en stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren.

2

0,2

www.zonmw.nl

               

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

VenJ

x

 

Het COA is verantwoordelijk voor de opvang, begeleiding en uitstroom (uit de opvang) van asielzoekers in Nederland.

13

105,2

www.coa.nl

BIJLAGE 5 MOTIES EN TOEZEGGINGEN

Overzicht van de door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2010–2011

ID1

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

507

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500, nr. 88

Motie-Van Hijum/Van den Besselaar over samenwonen van bloedverwanten eerste graad

Afgehandeld met memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel WWB-maatregelen (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 853, nr. 6)

X Noot
1

Dit is een identificatienummer voor de administratie van de motie binnen het Ministerie van SZW.

Overzicht van de door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2012–2013

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

605

Kamerstukken II, 2012–2013, 33 086, nr. 35

Motie-Schouw over prijs en kwaliteit van inburgeringscursussen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-02-2016 (Kamerstukken II, 32 824, nr. 121)

628

Kamerstukken II, 2012–2013, 32 043, nr. 159

Motie-van Weyenberg inz. aansluiting bij de normen «correct en niet misleidend» uit de Wet op het financieel toezicht mogelijk is voor de wettelijk verplichte informatie-elementen

Afgehandeld met inwerkingtreding van de Wet Pensioencommunicatie (Stbl. 2015, 193) per 01-07-2015

652

Kamerstukken II, 2012–2013, 29 544, nr. 457

Motie-Hamer/Van Weyenberg over bijzondere aandacht voor jongeren met een niet-westerse achtergrond

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-04-2014 (Kamerstukken II, 29 544, nr. 513)

655

Kamerstukken II, 2012–2013, 32 043, nr. 165

Motie-Van Weyenberg over doorrekenen plan voor hervorming pensioenstelsel van een aantal politieke jongerenorganisaties

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 263)

Overzicht van de door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2013–2014

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

681

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 750, nr. 42

Motie-Van Weyenberg/Van Nieuwenhuizen over modernisering van het avv-beleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016 29 544, nr. 669)

682

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 750 XV. nr. 45

Motie-Schouten c.s. over begeleiding voor nabestaanden

Het onderwerp rouwverwerking en werk heeft onderdeel uitgemaakt van een bijeenkomst in het kader van het project Duurzame inzetbaarheid

694

Kamerstukken II, 2013–2014, 28 719, nr. 84

Motie-Potters/Kerstens over voorkomen dat gemeenten onvoldoende reïntegratie-inspanningen verrichten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-06-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 28 719, nr. 84)

702

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 46

Nader gewijzigde motie-Pieter Heerma over de gevolgen van de aanpassing van het ontslagrecht voor het MKB

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2014 (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 544, nr. 544)

703

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 50

Motie-Klein over de inwerkingtreding van de Wwz en van de nieuwe wet werken na AOW-leeftijd op elkaar afstemmen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 073, nrs. 1–3)

704

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 161, nr. 186

Gewijzigde motie-Koşer Kaya over een participatiewet

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 1)

709

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 161, nr. 171

Motie-Potters/Schouten over het mogelijk maken van maatwerk voor werkgevers

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 198)

710

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 161, nr. 171

Motie-Potters c.s. over monitoren van de banen voor mensen met een beperking die het wettelijk minimumloon kunnen verdienen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 198)

720

Kamerstukken II, 2013–2014, 31 322 nr. 237

Motie-Yücel/Tellegen over de onderlinge aansluiting tussen kwaliteitseisen voor basisonderwijs en kinderopvangvoorzieningen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-05-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 322, nr. 303)

722

Kamerstukken II, 2013–2014, 21 501, nr. 876

Motie-Klein over ongemoeid laten van de individuele pensioenstelsels- en regelingen van de individuele lidstaten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-12-2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 931, nr. 8)

726

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 932, nr. 2

Motie-Omtzigt c.s. over niet instemmen met gedelegeerde regelgeving

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-12-2014 (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 931, nr. 8)

730

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 853, nr. 8

Gewijzigde motie-Baay-Timmerman/Omtzigt over monitoren van het gebruik van tweewonenregeling

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 853, nr. 17)

Overzicht van de door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2014–2015

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

744

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 928, nr. 16

Motie-Van Weyenberg/Vermeij over de voor- en nadelen van het vrijwillig inkopen van AOW over een achterliggende periode

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 928, nr. 20)

745

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 972, nr. 39

Motie Vermeij c.s. over aanpassing van het strategisch beleggingsgebied

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-11-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 292)

747

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 972, nr. 42

Motie-Van Weyenberg/Dijkgraaf over de zwaktes van de huidige systematiek

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 263)

749

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 972, nr. 45

Motie-Dijkgraaf/Van Weyenberg over voorstellen voor een nieuw pensioenstelsel

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 263)

750

Kamerstukken II, 2014–2015, 31 322, nr. 258

Motie-Van Weyenberg c.s. over een vervolgadvies van de SER

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 322, nr. 308)

752

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000-XV, nr. 20

Motie-Schut-Welkzijn/Dijkgraaf over de export van de WGA-uitkering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-06-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000-XV, nr. 20)

757

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000-XV, nr. 28

Motie-Kerstens over begeleiding van mensen na het verlies van een dierbare

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-09-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 538, nr. 196)

759

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000-XV, nr. 33

Motie-Van Weyenberg/Lodders over de uitwerking van het Witteveen-akkoord

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-06-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 227, nrs. 1–3)

762

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000-XV, nr. 36

Motie-Schouten/Van Laar over de fiscale kinderkorting in Caribisch Nederland

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 275, nr. 7)

764

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 981, nr. 15

Motie-Potters/Kerstens over voorkomen van verdringing

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 198)

766

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 981, nr. 33

Motie-Pieter Heerma c.s. over het doorgeven van het quotum bij afnemen van diensten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 198). De Tweede Kamer is nogmaals geïnformeerd met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-02-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 700)

767

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 981, nr. 35

Motie-Kerstens c.s. over cao-afspraken voor mensen met een arbeidsbeperking

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 198)

769

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 981, nr. 37

Motie-Van Weyenberg c.s. over monitoren of het totaal aantal banen voor de doelgroep toeneemt

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 198)

777

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 20

Motie-Van Weyenberg c.s. over waarborgen dat bij inwerkingtreding van de wet uitvoeringskosten van pensioenfondsen en pensioenverzekeraars niet alleen openbaar worden gemaakt, maar dat daarbij ook één uniforme rekenwijze wordt gebruikt zodat uitvoeringskosten met elkaar kunnen worden vergeleken

Afgehandeld met inwerkingtreding per 01-07-2015 van de AMvB pensioencommunicatie (Stb. 2015, 259)

778

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 21

Motie-Van Weyenberg/Vermeij: voor mensen in het pensioenregister een variant op te nemen gebaseerd op hun verwachte AOW-leeftijd en de Kamer vóór 1 mei 2015 over de uitvoering van deze motie te informeren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 34)

780

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 27

Gewijzigde motie-Krol c.s. over brede voorlichting over de nieuwe communicatiewijze

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 34)

781

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 566, nr. 80

Motie-Voordewind over niet extra bezuinigingen op zorg en sociale zekerheid

Is afgehandeld in de Begroting SZW 2016 op pagina 9

782

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 083, nr. 12

Motie-Van Weyenberg over het sluiten van sociale zekerheidsverdrag met 8 landen waar meer dan 100 AOW-gerechtigden wonen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 083, nr. 18)

786

Kamerstukken II, 2014–2015, 30 545, nr. 156

Motie Ulenbelt/Karabulut over de positie van mensen met psychische klachten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 28 719, nr. 95)

787

Kamerstukken II, 2014–2015, 30 545, nr. 155

Motie-Ulenbelt/Karabulut over oppassen op eigen kleinkinderen door bijstandsgerechtigde grootouders

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 2015D43622)

788

Kamerstukken II, 2014–2015, 24 515, nr. 304

Motie-Yücel over het stimuleren van gemeenten om het kindpakket op te nemen in het armoede- en schuldenbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 674)

792

Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 606

Gewijzigde motie-Karabulut/Yücel over presenteren van concrete, buurtgerichte plannen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 674)

794

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 117, nr. 29

Motie-Ulenbelt/Van Weyenberg over het bewandelen van de staatsrechtelijke juiste route

Afgehandeld met Novelle APF d.d. 23-10-2015

795

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 117, nr. 30

Motie-Omtzigt over te ondernemen acties indien het amendement Lodders /Vermeij wordt aangehouden

Afgehandeld met Novelle APF d.d. 23-10-2015

796

Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 626

Motie-Ulenbelt/Van Weyenberg over in kaart brengen van mogelijkheden om beroepsziekten terug te dringen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-01-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 25 883, nr. 267)

797

Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 628

Motie-Van Weyenberg over verlengen van de aanmeldtermijn voor vrijwillige verzekering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 311, nr. 154)

798

Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 630

Motie-Tanamal/Voortman over monitoren van het melden van beroepsziekten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 25 883, nr. 278)

799

Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 631

Motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma over overleg met sociale partners over de afspraken uit het Najaarsoverleg 2014

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 673)

800

Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 633

Motie-Voortman over onderzoeken van collectivisering van loondoorbetaling bij ziekte

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 666)

802

Kamerstukken II, 2014–2015, 32 000-XV, nr. 11

Motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over onderzoeken van de effectiviteit van sectorplannen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 200 XV, nr. 11)

803

Kamerstukken II, 2014–2015, 32 000-XV, nr. 12

Motie-Anne Mulder over de effectiviteit van het reïntegratiebeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 28 719, nr. 94)

808

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 818, nr. 74

Motie-Van Weyenberg over het in dienstnemen van payrollmedewerkers met een arbeidscontract voor onbepaalde tijd

Afgehandeld door OCenW die 49 payrollmedewerkers uiteindelijk in dienst heeft genomen

809

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 818, nr. 74

Motie-Voortman c.s. over het mogelijk maken van meerjarige contracten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 1)

813

Kamerstukken II, 2014–2015, 17 050, nr. 515

Motie-Kerstens over de wijze waarop lagere overheden omgaan met hun verantwoordelijkheden uit hoofde van de Was

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-01-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 008, nr. 24)

Overzicht van de door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2015–2016

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

818

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 269

Motie-Lodders/Vermeij over shoprecht bij het tweede aankoopmoment van de pensioenknip

Motie is afgedaan door aanvaarding amendement Lodders/Vermeij (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 227, nr. 7)

819

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 270

Gewijzigde motie-Lodders c.s. over het onderzoek naar effecten van de lagere UFR

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 285)

820

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 274

Gewijzigde motie-Schouten/Vermeij over het UFR-onderzoek uiterlijk 9 oktober naar de Kamer sturen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 285)

825

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 112

Motie-Potters over concreet maken welke aanpak de regering voor ogen heeft ten aanzien van politiek en jihad salafisme

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-02-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 614, nr. 39)

829

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 315

Motie-Yücel over signaleren van armoede en schulden als onderdeel van het takenpakket van wijkteams

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 322)

831

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, 657

Motie-Vermeij/Krol over een extern boegbeeld tegen ouderenwerkloosheid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 711)

834

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 665

Motie-Anne Mulder over een uitzondering op inhoudingenverbond op het wettelijk minimumloon

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 716)

836

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 754, nr. 331

Motie-Segers/Samson over een effectieve aanpak van radicalisering naar het voorbeeld van Utrecht

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-03-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 754, nr. 363)

839

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 320, nr. 7

Motie-Lodders/Vermeij over samen laten gaan van verplicht gesteld bedrijfstakpensioen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-02-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 301)

840

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 275, nr. 10

Motie-Kuzu over voorkomen dat kinderen in Carabisch Nederland in armoede opgroeien

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-05-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 IV, nr. 59)

848

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 41

Motie-Kerstens over het realiseren van garantiebanen bij de overheid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-03-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 705)

850

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 200-XV, nr. 42

Motie-Kerstens over bestrijden van misbruik van stages en werkervaringsplekken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 712)

851

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 43

Motie-Kerstens/Nijkerken-De Haan over een individueel plan van aanpak voor uitkeringsgerechtigden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 15)

852

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 47

Motie-Yücel c.s. over ook in 2016 en 2017 mogelijk maken van landelijk geoormerkte armoedemiddelen

Subsidieregeling gepubliceerd op 25 maart 2016. Het eerste subsidietijdvak opent op 23 mei 2016

854

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 53

Motie-Van Weyenberg/Krol over scholing en begeleiding voor ouderen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 724)

856

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 56

Motie-Voortman/Tanamal over vergroten van de inspraak van flexwerkers

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 818, nr. 42)

857

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 57

Motie-Voortman c.s. over de wenselijkheid van de invoering van een tweede meerjarig contract

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 18)

859

Kamerstukken II, 2015–2016, 26 448, nr. 547

Motie-Schut Welkzijn over regie nemen over het beleid van het UWV

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-05-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 26 448, nr. 569)

862

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 275, nr. 15

Gewijzigde-motie Van Laar c.s. over leefbare lonen in Caribisch Nederland

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-05-2016, (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 IV, nr. 59)

868

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 052, nr. 21

Motie-Van Weyenberg/Yücel over een akkoord over de wijziging van het socialezekerheidsverdrag

Bij plenaire behandeling van de opzeggingswet verdrag Marokko op 13-01-2016 is gemeld dat de termijn gesteld is op 01-07-2016

870

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 685

Motie-Van Weyenberg/Dijkgraaf over een kabinetsreactie op verbetervoorstellen voor avv-beleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 726)

872

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 329

Motie-Krol over voorkoming en bestrijding van armoede onder bepaalde bevolkingsgroepen

Afgehandeld met verzamelbrief in afschrift aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016 2016D0182)

877

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 502, nr. 118

Motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma over een nadrukkelijker rol van de Inspectie SZW in de pakketbezorgingssector

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-05-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 502, nr. 121)

881

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 697

Motie-Öztürk over overleg met Interprovinciaal Overleg en Unie van Waterschappen over antidiscriminatieclausules (onder aandacht brengen van standaardclausules en -teksten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 729)

882

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 699

Motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over gemotiveerd terugkoppelen van de redenen voor afwijzing bij sollicitatie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 729)

886

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 255, nr. 20

Motie-Aukje de Vries c.s. over een nieuw contract voor een variabele pensioenuitkering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d.11-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 338)

888

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 255, nr. 22

Gewijzigde motie-Vermeij/Aukje de Vries over onderzoek naar de voor- en nadelen van varianten van projectierentes

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-05-2016, (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 255, nr. 29)

889

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 303

Motie-Van Weyenberg/Vermeij over een impactanalyse van de verwachte AOW-leeftijd en de bijbehorende pensioenrichtleeftijd

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

894

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 4

Motie-Schouten c.s. over overheidsonderdelen die nu achterlopen, aansporen tot verbetering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 728)

895

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 6

Motie-Voortman/Karabulut over informatie over de voortgang van de banenafspraak binnen de overheid

Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 728)

896

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 11

Gewijzigde motie-Pieter Heerma/ Schouten over de directe toegang van werkgevers tot de profielen van mensen uit de doelgroep van de Participatiewet

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 19)

897

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 4

Motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over de verkenner opdracht geven voor het aanvragen van oplossingen voor seizoensarbeid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 17)

901

Kamerstukken II, 2015–2016, 31 322, nr. 293

Motie-Yücel c.s. over de verdere samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 322, nr. 308)

913

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 475, nr. 16

Motie-Krol over in het komend actieplan het beleid voor oudere werklozen beter te borgen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 724)

B.5.2 Lopende moties

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2008–2009

ID1

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

372

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 802, nr. 2

Motie-Omtzigt/ Spekman over aspecten van de Anw en de verhouding tot de herziene Europese Sociale Code; hierin meenemen de rol van gemeentes bij reïntegratie van nabestaanden

Planning 1-12-2016

394

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 780, nr. 34

Motie-Ortega-Martijn c.s. over verruimen van de criteria voor zelfstandigenaftrek voor Wajong'ers

EZ maakt een plan van aanpak voor de evaluatie van de zelfstandigenregelingen, waaronder de zelfstandigenaftrek van arbeidsongeschikten. Streven is de evaluatie in 2016 aan te besteden en deze op z’n laatst eind 2016 af te ronden. Na de afronding van de evaluatie zal de Tweede Kamer over de bevindingen en over de uitvoering van de motie worden bericht. Planning: 1e kwartaal 2017

X Noot
1

Dit is een identificatienummer voor de administratie van de motie binnen het Ministerie van SZW.

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2011–2012

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

539

Kamerstukken II, 2011–2012, 32 701, nr. 18

Motie-Peters/Azmani over integratie van de WwiK in het Bbz

Deze motie wordt bezien in het licht van IBO ZZP. Hiernaast is reeds in de werkwijzers vanuit het programma Vakmanschap aandacht besteed aan het belang om bij de uitvoering van het Bbz de krachten meer te bundelen en meer regionaal samen te werken (zoals onder de WwiK verplicht was). Tevens wordt bezien welke andere aangrijpingspunten zich voordoen. Beoogd is de Tweede Kamer hierover in juli van 2016 te informeren. Planning: begin november 2016

573

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 929, nr. 17

Motie-Sterk over een kwalitatief onderzoek naar de effecten van het wetsvoorstel huisbezoek

Inspectie voert onderzoek uit. Loopt cf. planning

586

Kamerstukken II, 2011–2012, 33 241, nr. 14

Motie-Klaver c.s. over begeleiding van zieke werklozen

De Kamer wordt vóór het einde van 2016 middels de brief over de evaluatie van de modernisering ZW, geïnformeerd over de evaluatie begeleiding zieke werklozen. Planning: 4e kwartaal 2016

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2012–2013

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

607

Kamerstukken II, 2012–2013, 33 086, nr. 48

Gewijzigde motie-Dibi over monitoren van de effecten van de gewijzigde wet

De Kamer wordt eind 2017 hierover geïnformeerd

641

Kamerstukken II, 2012–2013, 33 538, nr. 14

Motie-Tellegen/Heerma inz. verzoek om het functioneren van het systeem van continue screening, alsmede van andere maatregelen in navolging van rapport-Gunning na een periode van drie jaar na inwerkingtreding van de Wijzigingswet kinderopvang 2013 te evalueren en de Kamer te informeren

Rapport wordt na Prinsjesdag 2016 opgeleverd

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2013–2014

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

688

Kamerstukken II, 2013–2014, 24 515, nr. 273

Motie-Schouten over privacyproblemen bij het vroegtijdig signaleren van schulden

BKR verwacht begin 2016 met pilots te kunnen starten. De bevindingen daarvan kunnen waarschijnlijk in oktober 2016 aan de Tweede Kamer gemeld worden. Planning: oktober 2016

700

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 43

Motie-Hamer over gelijke behandeling bij de arbeidsvoorwaarden voor payrollwerknemers

Er komt geen advies van de StvdA over driehoeksrelaties. Motie wordt momenteel uitgewerkt in wetgeving. Planning inwerkingtreding: 1 januari 2017

705

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 161, nr. 153

Gewijzigde motie-Dijkgraaf c.s. over het beschikbaarstellen van aanvullende instrumenten

De motie verzoekt om aanvullende instrumenten indien blijkt dat het instrumentarium van de Participatiewet tekort zou schieten. Uitvoering van de motie wordt betrokken bij de voorgenomen monitoring en evaluatie van de Participatiewet. De evaluatie is voorzien uiterlijk in 2019, daarvoor vinden tussenrapportages plaats in 2016 en 2018. Planning januari 2019

707

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 161, nr. 168

Motie-Potters/Dijkgraaf over één landelijk aanspreekpunt voor werkgevers om plaatsing van arbeidsbeperkten te bevorderen

De Programmaraad komt niet tot overeenstemming met partijen. SZW organiseert nu gesprekken met Divosa, VNG, Cedris en UWV om tot samenwerkingsafspraken te komen. Planning oktober 2016

712

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 161, nr. 174

Motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma over onderzoek naar de effectiviteit van loondispensatie en loonkostensubsidie

Motie verzoekt om onderzoek naar effectiviteit loondispensatie en loonkostensubsidie uiterlijk drie jaar na invoering Participatiewet. Het betreft een vergelijkend effectiviteitsonderzoek. Zoals in de brief aan de Tweede Kamer van 27 november 2015 over eerste ervaringsonderzoeken Participatiewet is aangegeven is het streven om het onderzoek in 2018 af te ronden en de Tweede Kamer eind 2018 over de resultaten te informeren. Planning eind 2018

728

Kamerstukken II, 2013–2014, 29 544 nr. 537

Gewijzigde motie-Kerstens c.s. over monitoren van de nieuwe grens van belastbaarheid van ten minste twee uur per dag

UWV neemt monitoren van de nieuwe grens van belastbaarheid van ten minste twee uur per dag mee in het onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het beoordelingscriterium arbeidsvermogen. Verwachte rapportage: 4e kwartaal 2016. De rapportage wordt met de evaluatie Participatiewet aan de Tweede Kamer aangeboden

732

Kamerstukken II, 2013–2014, 33 863, nr. 23

Gewijzigde motie-Omtzigt/Vermeij over een oplossing voor het probleem van het niet samenvallen van verschillende data

Stas SZW en Stas FIN zijn akkoord met afschaffen doorwerkvereiste. Dit zal worden opgenomen in het Belastingplan 2017, onder voorbehoud van budgettaire dekking

736

Kamerstukken II, 2013–2014, 17 050, nr. 481

Gewijzigde Motie-Van Weyenberg over meldingen van de Stichting Normering Arbeid

Na de zomer (2016) wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over publicatievorm «periodiciteit» van meldingen SNA en inzet van Inspectie

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2014–2015

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

754

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000, nr. 25

Motie-Vermey/Van Oijk over de toegankelijkheid van de kinderopvang voor zzp'ers

Wordt betrokken bij de wetgeving Directie Financiering, die na Prinsjesdag naar de Tweede Kamer gaat

758

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000-XV, nr. 32

Motie-Van Weyenberg c.s. over het bevorderen van intersectorale scholing

Deze motie wordt met twee andere moties in één brief aan de Tweede Kamer beantwoord voor Prinsjesdag 2016. Dit is de Tweede Kamer gemeld bij brief van 26-04-2016

761

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000-XV, nr. 35

Motie-Schouten c.s. over initiatieven om werken over de grens gemakkelijker te maken

Op 26-04-2016 is door de Minister van BZK een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met de stand van zaken van de werkzaamheden van het actieteam grensoverschrijdende economie en arbeid. Toegezegd is dat de Tweede Kamer in het najaar geïnformeerd wordt over de resultaten van het actieteam. Het actieteam geeft uitvoering aan de motie: het zoekt naar mogelijke oplossingen bij de gemelde belemmeringen bij grensoverschrijdende economie en arbeid en inventariseert welke stakeholders aan de slag moeten gaan met de oplossingen. De departementen BZK, EZ, SZW en OCW hebben namens het Rijk zitting in het actieteam

765

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 981, nr. 16

Motie-Potters/Kerstens over deactivering van de quotumheffing

Deactivering is niet opportuun zolang niet tot activering van de quotumheffing is overgegaan. Als besloten wordt tot activering zal middels wetswijziging de mogelijk tot deactivering worden geregeld. Planning: indien quotumregeling wordt geactiveerd, 1ekwartaal 2018

768

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 981, nr. 36

Motie-Kerstens c.s. over een brede prestatieladder sociaal ondernemen

De motie is meegenomen in de reactie op het verkennende advies van de SER. Inhoudelijk hebben beide bewindspersonen nog niet op de kabinetsreactie gereageerd. Planning eind december 2016

771

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 981, nr. 40

Motie-Van Ojik/Kerstens over het eventueel verhogen van de heffing

Deze motie vraagt de heffing te verhogen als werkgevers er voor kiezen de heffing te betalen in plaats van meer mensen met een beperking in dienst te nemen. De heffing wordt niet eerder dan 1-1-2017 geactiveerd. Pas in 2018 zal dan voor het eerst blijken of werkgevers ervoor kiezen de heffing te betalen. Als de heffing dan verhoogd moet worden, zal dit niet eerder dan 1-1-2019 aan de orde kunnen zijn. Planning: 1e kwartaal 2019

773

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 045, nr. 14

Motie-Yücel c.s. over geschikte vormen van alternatieve ouderraadpleging

Stand van zaken is ongewijzigd: over de uitvoering van de motie vindt overleg plaats met BOinK en met de betrokken branche-organisaties. De veldpartijen leveren een voorstel

774

Kamerstukken II, 2014–2015, 31 322, nr. 72

Motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma over het jaarlijks monitoren van de ontwikkeling van het aantal oudercommissies

Het onderzoek wordt momenteel uitgevoerd. Na Prinsjesdag wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek

775

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 108, nr. 19

Motie-Van Weyenberg c.s. over de jaarlijkse monitor over het resultaat van de Wet aanpak schijnconstructies

Kabinet zal monitor WAS opstellen en jaarlijks rapporteren over rol publieke opdrachtgevers. Eerste rapportage bij brief van 5 juli 2016 naar Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 108, nr. 26) Planning: volgende rapportage aan de Tweede Kamer op 01-07-2017

779

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 23

Motie-Vermeij/Van Weyenberg verzoekt de regering om, communicatiekanalen te verkennen om werknemers meer inzicht te bieden in het absolute bedrag aan pensioenpremie dat de werkgever voor hen betaalt en de Kamer hier voor 01-07-2015 over te informeren

Planning: Tweede Kamer informeren voor eind 2016

801

Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 635

Motie-Schut-Welkzijn/Tanamal over onderzoek naar de werking van het tweedespoortbeleid

Er is opdracht gegeven voor het onderzoek. Planning eindrapport onderzoek: 4e kwartaal 2016

807

Kamerstukken II, 2014–2015, 25 883, nr. 252

Motie-Kerstens over de mogelijkheid van één certificerings- en keuringsinstelling

De motie is opgenomen in de toezegging aan de Tweede Kamer om het functioneren van het stelsel rondom asbest te evalueren. Dat wordt in de tweede helft van 2017

811

Kamerstukken II, 2014–2015, 32 824, nr. 100

Gewijzigde motie-Karabulut/Potters over vervolgonderzoek naar de TRSO’s in Nederland

Onderzoek gaat spoedig van start. De Tweede Kamer wordt najaar 2016 hierover geïnformeerd

812

Kamerstukken II, 2014–2015, 17 050, nr. 510

Motie-Schouten/Kerstens over beleidsregels voor vrijwilligerswerk bij commerciële activiteiten

Deze motie loopt mee in de evaluatie van de aanpassing van de beleidsregels vrijwilligerswerk WW. Planning: 4e kwartaal 2016

814

Kamerstukken II, 2014–2015, 29 279, nr. 258

Motie-Pieter Heerma c.s. over een verbod op groeperingen met doelstellingen die in strijd zijn met de democratische rechtsorde

Kabinetsreactie is in de maak, echter tweede ronde BWO nodig inclusief OM. BZK is leidend, na het zomerreces gaat er een rapport inclusief kabinetsreactie naar de Tweede Kamer

815

Kamerstukken II, 2014–2015, 29 797, nr. 259

Motie-Van Dam over gedeelde waarden en onderlinge verbondenheid in de samenleving

De Tweede Kamer ontvangt voor Prinsjesdag een kabinetsreactie op de motie Van Dam. BZK is de trekker van deze kabinetsreactie

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2015–2016

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

826

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 312

Motie-Karabulut over de hoogte van de beslagvrije voet

In het conceptwetsvoorstel wordt aandacht besteed aan de vraag of de nieuwe beslagvrije voet een solide bodem is. 5 juli is de internetconsultatie van het wetsvoorstel van start gegaan. In het najaar, na consultatie door de Raad van State zal het voorstel naar de Tweede Kamer gaan. Planning najaar 2016

827

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 313

Gewijzigde motie-Voortman c.s over ruimte voor variatie in de experimenten

De Staatssecretaris heeft aangegeven dat de AMvB niet op 1 januari 2017 in werking kan treden, maar dat wordt beoogd zo snel mogelijk daarna. (Planning begin 2017)

828

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 314

Gewijzigde motie-Voortman/Yücel over integrale werkwijzen voor schuldhulpverlening voor jongeren

Afgelopen periode is een rondetafelbijeenkomst georganiseerd door SZW, met onder andere OCW en DUO over jongeren en schulden. In het najaar zal verdere invulling gegeven worden aan deze motie. Planning december 2016

844

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 36

Motie-Nijkerken-De Haan over effectiviteit van re-integratieprojecten

De afwikkeling van deze motie loopt in principe mee in de toezegging dat de Tweede Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd over de stand van zaken van het kennisprogramma. Planning: november 2016

845

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 37

Motie-Nijkerken-De Haan/Kerstens over vervullen van vacatures in grensregio's

Deze motie wordt meegenomen in een brief van het Actieteam GEA (Grensoverschrijdende Economie en Arbeidsmarkt). Het is een brief van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van SZW. Planning: najaar 2016

846

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 39

Motie-Pieter Heerma/Schouten over de toename van mensen in beschermingsbewind

Onderzoek naar beschermingsbewind is afgerond. In het najaar zullen er verdere stappen gezet worden rondom de toename van mensen in beschermingsbewind. Planning december 2016

847

Kamerstukken II, 2015–2016, nr. 34 300, nr. 40

Motie-Vermeij/Van Weyenberg over lokale proeven met anoniem solliciteren

Planning: Een tussenstand van de monitor is op 5 juli 2016 aan de Tweede Kamer toegezonden. Na afronding van de experimenten wordt de eindstand opgemaakt (15 september oplevering monitor). Het eindresultaat wordt meegenomen in de voortgangsrapportage actieplan arbeidsmarktdiscriminatie die in oktober/november 2016 aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden

849

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 46

Motie-Yücel c.s. over een maatschappelijke kosten-batenanalyse van schuldenbeleid van overheden A

Deze motie voorziet in een MKBA voor het gehele schuldenbeleid van de overheid. Voordat deze MKBA aanbesteed kan worden zal gewacht moeten worden op de resultaten van de evaluatie Wgs. Deze zal in juni naar de Tweede Kamer gaan voorzien van een kabinetsreactie, waar ook aandacht besteed wordt aan deze MKBA. Planning begin december 2016

853

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 44

Motie-Kerstens/Van Weyenberg over verlenging van de tijdelijke uitbreiding van de Inspectie SZW

Motie zal voor einde jaar 2016 worden uitgevoerd

855

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 53

Motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma over meer mogelijkheden voor intersectorale scholing A

Deze motie wordt met twee andere moties in één brief aan de Tweede Kamer beantwoord voor Prinsjesdag 2016

858

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-XV, nr. 69

Motie-Krol over de Rotterdamse aanpak voor zzp'ers in geldproblemen

In de laatste verzamelbrief 2015 is het voorbeeld van de gemeente Rotterdam inzake de zzper’s toegelicht. Ook is SZW op bezoek geweest in Rotterdam om kennis te nemen van hun aanpak. Beoogd is de Tweede Kamer hierover eind oktober 2016 te informeren

860

Kamerstukken II, 2015–2016, 26 448, nr. 548

Motie-Schut-Welkzijn over inperken van de twee jaar gewenningsbijdrage

Toegezegd is om bij de volgende wetswijziging de verschillende perioden van gewenningsbijdrage meer te uniformeren. Er is nog geen datum bekend voor een wetswijziging, dus is er nog geen planning bekend

866

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 109

Gewijzigde-motie-Sjoerdsma over op korte termijn aanbieden van taalcursussen op de noodopvanglocaties

De Tweede Kamer wordt voor Prinsjesdag geïnformeerd. In de brief van 2 juni 2016 over Inburgering is kort aandacht besteed aan de uitvoering van de motie Sjoerdsma

869

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 194, nr. 17

Motie-Nijkerken-De Haan/Kerstens (PvdA) om de resterende financiële middelen mobiliteitsbonus vanaf 2021 specifiek aan te wenden voor de doelgroep in de vorm van een bonus/ korting voor de werkgever

De huidige regeling loopt eind 2020 af. In 2019 zal de stand van zaken wat betreft de premiekorting/mobiliteitsbonus doelgroep banenafspraak worden bezien (zie ook ID 3413). Er is dan voldoende volume om de evaluatie over drie jaar te kunnen uitvoeren. In 2019 zal aansluitend een besluit worden genomen over de inzet van de resterende middelen. Planning eind 2019

871

Kamerstukken II, 2015–2014, 29 544, nr. 690

Gewijzigde motie-Anne Mulder over maatwerk in het algemeen verbindend verklaren

Meenemen in brief aan Tweede Kamer, najaar 2016, mede afhankelijk van verschijnen van monitor transparante dispensatiebepalingen (UAW) (Brief komt voor uit toezegging Minister Kamer te informeren over transparante dispensatiebepalingen + dispensatiepraktijk cao-partijen + dispensatiebeleid SZW). Motie vraagt te onderzoeken hoe toetsingskader avv maatwerk beter zou kunnen bevorderen dan nu het geval is

873

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 330

Gewijzigde motie-Krol/Yücel over een verkenning naar het kwijtschelden en overnemen van schulden

Deze motie is een verbreding van de scope voor de MKBA naar het schuldenbeleid van de overheid. Voor deze motie geldt dus hetzelfde als voor de motie nummer 849. Planning begin december 2016

874

Kamerstukken II, 2015–2016, 30 012, nr. 58

Motie-Lucas over een nationaal scholingsfonds voor alle werkenden

Onderzoek naar Nationaal Scholingsfonds wordt meegenomen in onderzoek naar verplichte scholingspremie. Brief met resultaten wordt voor begrotingsbehandeling SZW naar Tweede Kamer gestuurd

875

Kamerstukken II, 2015–2016, 30 012, nr. 63

Motie-Krol over een evenredige deelname van alle werkenden aan scholingstrajecten

Motie wordt gezien als ondersteuning van beleid. Brief over stand van zaken bestaand beleid wordt voor Prinsjesdag 2016 naar Tweede Kamer gezonden. Dit is de Tweede Kamer gemeld bij brief van 26-04-2016

876

Kamerstukken II, 2015–2016, 30 012, nr. 64

Motie-Van Weyenberg/Lucas over de afspraken van O&O fondsen over intersectorale scholing

Deze motie wordt met twee andere moties in één brief aan de Tweede Kamer beantwoord voor Prinsjesdag 2016. Dit is de Tweede Kamer gemeld bij brief van 26 april 2016

878

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 693

Motie-Van Weyenberg/Vermeij over verruimen van de uitsluitingsgronden wegens arbeidsmarktdiscriminatie

Planning: uitkomsten meenemen in de voortgangsrapportage actieplan arbeidsmarktdiscriminatie die in oktober/ november 2016 aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden

879

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 694

Gewijzigde-motie Van Weyenberg c.s. over intensiveren van de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie

Planning: Uitkomsten meenemen in de voortgangsrapportage actieplan arbeidsmarktdiscriminatie die in oktober/ november 2016 aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden

880

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 695

Motie-Van Weyenberg c.s. over voorstellen om zwangerschapsdiscriminatie te verminderen

Planning: Uitkomsten meenemen in de voortgangsrapportage actieplan arbeidsmarktdiscriminatie die in oktober/ november 2016 aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden

883

Kamerstukken II, 2015–2016, 21 501, nr. 394

Motie-Schut-Welkzijn/Pieter Heerma over toepassing van het woonlandbegingsel bij de export van alle kindregelingen binnen de EU

Motie wordt aangehouden in afwachting van het Commissie voorstel tot wijziging van verordening 883. Vooralsnog wijzen signalen er op dat de voorstellen van de Europese Commissie geen indexatie van de kinderbijslag zal bevatten. Planning: eind 2016 na start artikel 50 procedure

884

Kamerstukken II, 2015–2016, 21 501, nr. 395

Motie-Ulenbelt/Kerstens over gelijke behandeling van alle legaal verblijvende werkenden

Gegeven de berichten uit het VK omtrent starten van de artikel 50 procedure is er niet voor het najaar 2016 nadere voorstellen van de Europese Commissie te verwachten

885

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 255, nr. 19

Motie-Aukje de Vries over onderzoek naar de bijdrage van banksparen naar een beter pensioen

Planning is om in het najaar 2016 een brief hierover aan de Tweede Kamer te sturen (het wordt een beperkt onderzoek) en dit voor 1 januari 2017 af te ronden

887

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 255, nr. 21

Motie-Omtzigt over transparantie van kosten die ten laste komen van pensioendeelnemers

Planning: voor Prinsjesdag brief naar Tweede Kamer

890

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 124

Motie Karabulut/Marcouch over concrete voorstellen tegen segregatie

Kamerbrief is in de maak en zal voor Prinsjesdag worden verzonden

892

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 336, nr. 7

Motie Schut-Welkzijn over het brengen van het IVA onder het hybride stelsel

De Minister informeert de Tweede Kamer over de voortgang in het derde kwartaal van 2016 vóór de begroting

893

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 336, nr. 8

Motie Schut-Welkzijn over continuering van de uitvoering van de re-integratie door verzekeraars

De Minister informeert de Tweede Kamer over de voortgang in het derde kwartaal vóór de begroting

898

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 7

Motie-Vermeij over een overgangsregeling voor het WW-dagloonbesluit. Onderzoeken of de overgangsregeling voor het WW-dagloonbesluit eerder van kracht kan worden dan 1 januari 2017 en de Tweede Kamer te informeren over de uitvoeringstoets voor deze overgangsregeling. Monitoren van de uitvoering en gevolgen van de compensatieregeling en het nieuwe dagloonbesluit, en de uitkomsten daarvan voor 1 juni 2017 aan de Tweede Kamer te sturen

De Tweede Kamer is middels de voortgangsbrief Wwz die op 30 juni 2016 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 18), geïnformeerd over de uitkomsten van de uitvoeringstoets van het UWV over de compensatieregeling. Vóór het zomerreces 2017 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de monitor. Planning: 2e kwartaal 2017

899

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 12

Motie-Van 't Wout over meer meetbare doelstellingen bij de evaluatie van de Wwz

Planning: Doelstellingen zijn zoveel mogelijk meetbaar geformuleerd. Er wordt reeds kwantitatieve monitorinformatie verzameld. Kwalitatief onderzoek in de komende jaren zal nodig zijn om duidelijk te maken in hoeverre ontwikkelingen op de arbeidsmarkt het gevolg zijn van de Wwz

900

Kamerstukken II, 2015–2016, 31 322, nr. 291

Gewijzigde motie-Voortman/Yücel over actie openbaarmaking van risicoprofielen

De Tweede Kamer wordt voor Prinsjesdag geïnformeerd

905

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 408, nr. 12

Gewijzigde motie-Ulenbelt c.s. over de capaciteit van de Inspectie SZW

Het streven is de Tweede Kamer vóór de behandeling van de SZW begroting 2017 nader te informeren

907

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 396, nr. 16

De motie Van Weyenberg/Pieter Heerma over aanvullende maatregelen om hernieuwd misbruik te voorkomen

 

908

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 614, nr. 42

De motie Sjoerdsma over transparantie over de financiering van religieuze instellingen

Wordt meegenomen in volgende brief over buitenlandse financiering. Streefdatum nog onbekend. In ieder geval voor het AO Integratieonderwerpen op 12 oktober.

909

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 614, nr. 43

De gewijzigde motie-Sjoerdsma/Marcouch over borging van artikel 6 van de Grondwet

Er wordt bezien of deze kan worden afgedaan in de motie Van Dam brief. Data traject onbekend. Trekker is BZK.

910

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 614, nr. 45

Gewijzigde-motie Pieter/Heerma over voorkomen van financiering van Nederlandse gebedshuizen door buitenlandse overheden

Wordt meegenomen in volgende brief over buitenlandse financiering. Streefdatum nog onbekend. In ieder geval voor het AO Integratieonderwerpen op 12 oktober

911

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 614, nr. 46

Motie-Marcouch/Sjoerdsma over voorstellen om de vrijheid van godsdienst te beschermen

Er wordt bezien of deze kan worden afgedaan in de motie Van Dam brief. Data traject onbekend. Trekker is BZK

912

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 614, nr. 47

Motie-Kuzu over wegnemen van het beeld dat de overheid inz. de islam met twee maten meet

Er wordt bezien of deze kan worden afgedaan in de Kamerbrief over racisme/moslimdiscriminatie van SZW

914

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 132

Motie-Sjoerdsma/Karabulut over harde criteria voor toekenning van het keurmerk Blik op werk

Blik op Werk heeft dit opgepakt. Er is bij enkele partijen offerte aangevraagd die de kwaliteit van de lessen die de taalaanbieders verzorgen moet gaan controleren. Contact met de onderwijsinspectie hierover heeft Blik op Werk nog niet gelegd. Tweede Kamer wordt na Prinsjesdag geïnformeerd

916

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 141

Motie-Marcouch/Pieter Heerma over actie kennismaken met de Nederlandse Cultuur en Samenleving

De Tweede Kamer wordt in het najaar (na Prinsjesdag) geïnformeerd over de invulling van de motie

917

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 144

Motie-Azmani over informeren van gemeenten door DUO

De Tweede Kamer wordt na Prinsjesdag geïnformeerd. Om gemeenten op persoonsniveau te informeren zal de wet eerst moeten worden aangepast (Wet op Privacy)

918

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 340

Motie-Schouten/Yücel over een concreet actieplan voor de Rijsincassovisie

In de schuldenbrief van 01-07-2016 is een eerste invulling gegeven aan de motie. De verdiepende verkenning van concretisering van de rijksincassovisie is in het najaar van 2016 gereed

919

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 342

Motie-Van Veldhoven/Koşer Kaya over de vaste lasten betalen voor mensen met gediagnosticeerd laag IQ

Binnen het ondersteuningsprogramma effectieve schuldhulp, waaraan o.a. de VNG, Divosa, de NVVK en SZW deelnemen, wordt besproken hoe gemeenten nu omgaan met mensen met een laag IQ en met welke dienstverlening gemeenten hen het beste kunnen ondersteunen. Goede voorbeelden zal SZW via de portal www.effectieve-schuldhulp.nl verspreiden. Planning oktober 2016

920

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 344

Motie-Van Veldhoven/Koşer Kaya over ondersteunen van lokale pilots gericht op schuldpreventie

Voorbeelden worden opgenomen in de volgende verzamelbrief. Planning oktober 2016

921

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 344

Motie-Yücel/Schouten over bevorderen dat organisaties werk gaan maken van een sociale incasso

In het rapport over de concretisering van de rijksincassovisie dat in het najaar naar de Tweede Kamer zal gaan, zal verdere invulling gegeven worden aan deze motie. Planning december 2016

922

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 345

Motie-Yücel over aansluiten van rijksoverheidsinstanties op het landelijk beslagregister

Op dit moment wordt er een verkenning gedaan naar de verbreding van het beslagregister. In het najaar is het eindrapport afgerond. De Tweede Kamer zal dan geïnformeerd worden over de voortgang van de verbreding. Planning najaar 2016

924

Kamerstukken II, 2015–2016, 30 950, nr. 95

Motie-Amhaoch/Marcouch over de rol van het bedrijfsleven in het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie

Planning: motie loopt mee in de tweede Voortgangsrapportage Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie die voorzien is voor najaar 2016

927

Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 336

Gewijzigde motie-Van Weyenberg over evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten

Bij brief van 11-07-2016 is de Tweede Kamer meegedeeld dat samen met Veiligheid en Justitie deze evaluatie ter hand wordt genomen en de Tweede Kamer voor 01-07-2017 over het resultaat wordt geïnformeerd

928

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 475-XV, nr. 8

Motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma over het niet naar achteren schuiven van middelen

Indien er de intentie is om middelen van de sectorplannen naar achteren te schuiven, zal overleg met de Tweede Kamer gevoerd worden. Nog niet bekend op welke termijn

929

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 475-XV, nr. 9

Motie-Pieter Heerma c.s. over de capaciteit van de Inspectie SZW

Is in onderzoek genomen. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd voorafgaande aan de begrotingsbehandeling 2017 in december van dit jaar

930

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 475-XV, nr. 10

Motie-Schut-Welkzijn c.s. over de bestrijding van ouderenwerkloosheid

In de begroting 2017 wordt een stuk opgenomen dat beantwoordt aan deze motie

932

Kamerstukken II, 2015–2016, 22 831, nr. 111

Motie-Azmani/Knops over voorkomen van afdracht van gemeenschapsgeld aan een buitenlandse mogendheid

Afhandeling motie in afwachting onderzoek in het kader van motie 938. Verwachtte afhandeling: na Prinsjesdag

938

Kamerstukken II, 2015–2016, 22 831, nr. 118

Gewijzigde motie-Karabulut over het in kaart brengen van het netwerk en de vertegenwoordigers van het Eritrese regime in Nederland

De motie wordt na Prinsjesdag afgehandeld. PvE ligt ter goedkeuring bij de Minister van SZW

939

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 731

Motie-Van Weyenberg/Ziengs over zo snel mogelijk afspraken maken met de Aziatische horecasector

Verzoek van deze motie wordt verwerkt in wijzigingen van de Regeling Uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (Ruwav) en het Besluit Uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (Buwav). De regeling wordt voor 1 oktober 2016 gepubliceerd, zoveel eerder als mogelijk. De wijziging van het Besluit lukt niet voor 1 oktober 2016. Streefdatum is voor 1 januari 2017

941

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 733

Gewijzigde motie-Ulenbelt/Kerstens over het buiten werking stellen van de detacheringsrichtlijn door Frankrijk

Planning: voor 1 oktober 2016 brief naar de Tweede Kamer

942

Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 734

Motie-Ziengs/Van Weyenberg over een flexibel quotum dat wordt aangepast aan de daadwerkelijke behoefte aan koks

Verzoek van deze motie wordt verwerkt in wijzigingen van de Regeling Uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (Ruwav) en het Besluit Uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (Buwav). De regeling wordt voor 1 oktober 2016 gepubliceerd, zoveel eerder als mogelijk. De wijziging van het Besluit lukt niet voor 1 oktober 2016. Streefdatum is voor 1 januari 2017

943

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 22

Motie Schouten/Pieter Heerma over meetellen van de inkoop van diensten voor de banenafspraak als het werk niet op locatie bij de opdrachtgever gebeurt

Het advies van de Werkkamer wordt eind derde kwartaal 2016 verwacht. Planning brief aan Tweede Kamer: vierde kwartaal 2016

944

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 29

Motie-Koşer Kaya over alles op alles zetten om het doelgroepenregister zo snel mogelijk up to-date te brengen

De Tweede Kamer wordt middels een brief geïnformeerd vóór 1 december 2016

945

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 33

Gewijzigde motie-Voortman c.s. over de algemene maatregel van bestuur zo snel mogelijk aan de Kamer sturen

Aan de afwikkeling van de motie wordt gewerkt. Planning begin januari 2017

946

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 31

Motie-Pieter Heerma/Schouten over pilots waarbij de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO-ladder overdraagbaar wordt

Het advies van de Werkkamer wordt eind derde kwartaal 2016 verwacht. Planning brief aan Tweede Kamer: vierde kwartaal 2016

947

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 32

Motie-Kerstens-Nijkerken-De Haan over leerlingen uit het praktijkonderwijs automatische in het «doelgroepenregister'opnemen

De wijziging wordt uitgewerkt in lagere regelgeving. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2017

948

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 362

Motie-Koşer Kaya/Karabulut over in kaart brengen hoe groot de instroom, doorstroom en uitstroom van het stelsel van schuldhulpverlening is

Aan de afwikkeling van de motie wordt gewerkt. Planning begin januari 2017

949

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515 nr. 363

Motie-Moors over nader onderzoek doen naar wat nodig is om financiële educatie effectiever te maken

Aan de afwikkeling van de motie wordt gewerkt. Planning begin januari 2017

950

Kamerstukken II. 2015–2016, 24 515, nr. 364

Motie-Moors over stopzetten van interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes waarvan is aangetoond dat deze niet effectief zijn

Aan de afwikkeling van de motie wordt gewerkt. Planning begin januari 2017

951

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 366

Motie-Karabulut c.s. over mogelijk maken van pilots voor effectieve schuldhulpverlening

Aan de afwikkeling van de motie wordt gewerkt. Beoogd is de Tweede Kamer daarover te berichten. Planning begin januari 2017

952

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 369

Motie-Karabulut/Koşer Kaya over advies van de SER en het SCP over het terugdringen van het aantal kinderen in armoede

Aan de afwikkeling van de motie wordt gewerkt. Beoogd is de Tweede Kamer daarover te berichten. Planning begin april 2017

953

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 370

Motie-Yücel over een integrale en bredere kindpakketten

Aan de afwikkeling van de motie wordt gewerkt. Beoogd is de Tweede Kamer daarover te berichten. Planning begin december 2016

954

Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 371

Motie-Schouten/Karabulut over onderzoek naar toenemende armoede onder werkenden

Aanvraag voor informatie bij het CBS wordt voorbereid. Het moet gereed zijn voor de begrotingsbehandeling van december 2017

B.5.3 Afgehandelde toezeggingen

Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen vergaderjaar 2008–2009

ID1

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2120

03-03-2009 Plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het vergroten van de kans op werk van langdurig werklozen (Passende arbeid)

De Minister zegt toe dat hij het samenstel van regelingen zal evalueren. Het tijdstip van die evaluatie wet verbetering kansen langdurig werklozen wordt nader bezien in verband met de economische omstandigheden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 26 448 nr. 556)

2538

Uitgaande brief 27-03-2009 rapportage incidenten BRZO «99 bedrijven over het kalenderjaar 2007 (Kamerstukken II, 2008–2009, 25 884, nr. 144)

Incidentenrapportage MHC/ BRZO: De Minister heeft toegezegd om met ingang van 2008 in een driejaren cyclus de Tweede Kamer incl. bedrijfsleven te informeren over de onderzochte ongevallen en de resultaten van de MHC/BRZO-onderzoeken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-09-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 26 956, nr. 2014)

X Noot
1

Dit is een identificatienummer voor de administratie van de toezegging binnen het Ministerie van SZW.

Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen vergaderjaar 2011–2012

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2531

07-09-2011 AO Arbeidsmarktbeleid

Uitvragen suggesties aan werkgevers verlichting administratieve lasten na afschaffing kleine banenregeling. Ten aanzien van administratieve lastenverlichting in verband met afschaffing van de regeling kleine banen zal de Minister werkgevers vragen welke mogelijkheden ze daartoe concreet zien, suggesties oppikken en desgewenst met de Tweede Kamer communiceren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 356, nr. 89)

Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen vergaderjaar 2012–2013

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2772

23-10-2012 Plenaire behandeling Wet vereenvoudiging regeling UWV (33 327)

Monitoring en evaluatie wet vereenvoudiging regelingen UWV. De uitvoering van de startersregeling zal vanaf 1 januari gemonitord worden, onder meer om te bezien of het gebruik van de regeling afneemt. De resultaten daarvan worden na 1 jaar aan de Tweede Kamer gerapporteerd. De toepassing van de wijziging in de dagloonregels die uit het wetsvoorstel voortvloeit zal eveneens worden gemonitord en hierover zal na 2 jaar worden gerapporteerd aan de Tweede Kamer. In zijn brief van 29-10-2012 heeft de Staatssecretaris toegelicht dat UWV de nieuwe berekening zal monitoren. Dit heeft mede betrekking op de consequenties van het werken met het loon uit de laatste dienstbetrekking en het gebruik van de dagloongarantieregeling. De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer informeren over de resultaten van deze monitoring. De hele evaluatie van het wetsvoorstel inclusief de andere maatregelen die daarin voorliggen gebeurt na 2 jaar

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 26 448, nr. 556)

2822

03-04-2013 AO Beleidsdoorlichting Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Staatssecretaris zal dmv de Verzamelbrief gemeenten oproepen zich actiever in te zetten om nabestaanden te ondersteunen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-09-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 538, nr. 196)

2843

25-04-2013 AO Arbeidsmigratie

De Minister zal de Tweede Kamer halfjaarlijks informeren over de voortgang van de aanpak van schijnconstructies

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 17 050, nr. 522)

2847

23-05-2013 AO arbeidsomstandigheden

De Minister informeert de Tweede Kamer over voorstel(len) om nationale kop(pen) te schrappen, op moment dat dit aan de orde is

Deze toezegging wordt ingevuld met toezegging 3230

2870

Uitgaande brief 17-03-2013 Voortgangsbrief aanpak malafide uitzendbureaus

G-rekening voor uitzendbureaus

Er komt voorlopig geen verplichte G-rekening voor niet-gecertificeerde uitzendbureaus. Besluitvorming is uitgesteld. De Staatssecretaris van Financiën informeert de Tweede Kamer najaar 2016 over de G-rekening in algemene zin

2878

30-05-2013 AO Pensioenonderwerpen

De Staatssecretaris neemt in het traject pensioenopbouw voor zelfstandigen de PPI en de verlenging van de vrijwillige voortzetting mee

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2016 (Kamerstukken II, 32 043 / 31 311, nr. 339)

Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen vergaderjaar 2013–2014

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3001

03-12-2013 Begrotingsbehandeling SZW 2013

De Staatssecretaris vindt het belangrijk samen met de Staatssecretaris van VWS goed inzicht te bieden in hetgeen er nu geregeld is voor mantelzorgers

Deze toezegging is afgedaan met de Memorie van Antwoord van de WWB-maatregelen (Kamerstukken I, 2013–2014, 33 161, nr. E)

3003

05-09-2013 Debat over het bericht «In deel Schilderswijk is sharia wet» (Van Klaveren)

De Minister zegt toe ander wijken in een onderzoek te betrekken, waarbinnen zich een vergelijkbare samenspel van factoren voortdoet als in de Schilderswijk

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 118)

3011

Uitgaande brief 20-01-2014 Waardeoverdracht, (Kamerstukken II 2013–2014, 32 043, nr. 197)

De Staatssecretaris streeft er naar de Tweede Kamer voorjaar 2014 van de uitkomst van het onderzoek op de hoogte te stellen, evenals van het tijdstip waarop de beoogde wetswijziging tot aanpassing van het wettelijk systeem van waarde-overdracht bij de Tweede Kamer kan worden ingediend

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 315)

3029

23-01-2014 AO Verzuimbegeleiding

Voor enkele procenten als ziek registreren. De Minister zal de administratieve ziekmeldingen, waarbij de werkgever de werknemer voor enkele procenten als ziek registreert, bespreken met de Stuurgroep Verbetering Poortwachter

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 802 nr. 16)

3030

23-01-2014 AO Verzuimbegeleiding

Gedragscode bescherming persoonsgegevens CBP. De Minister zal het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) vragen naar hun bereidheid om de gedragscode met betrekking tot het uitwisselen van persoonsgegevens te actualiseren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 802, nr. 16)

3031

23-01-2014 AO Verzuimbegeleiding

Overleg met Verbond van Verzekeraars over privacy. De Minister zal in gesprek gaan met het Verbond van Verzekeraars over suggesties ter verbetering van het reintegratieproces, waarbij privacy voorop blijft staan

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 802, nr. 16)

3043

Verslag plenair debat wetsvoorstel hervorming kindregelingen

Jaarlijks monitoren van fraude mbt alleenstaande ouderkop in kindgebondenbudget

Is gepubliceerd in halfjaarsrapportage belastingdienst op 16-09-2015

3049

Uitgaande brief 04-04-2014 Maatschappelijke dialoog over toekomst pensioenstelsel. (Kamerstukken II, 2013–2014, 32 043, nr. 204)

De Staatssecretaris is van plan de Tweede Kamer ten minste twee keer per jaar te rapporteren over de voortgang en opbrengsten van de dialoog toekomst pensioenstelsel en de Tweede Kamer, als dat opportuun is, er uiteraard ook bij betrekken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 263)

3055

12-03-2014 AO Integratieonderwerpen

De Minister zegt toe dat Tweede Kamer in het voorjaar van 2015, na de afronding van de pilots, een evaluatie van de participatieverklaring ontvangt, waarin ook nadrukkelijk wordt gekeken naar andere landen (o.a. Frankrijk, Zwitserland, Denemarken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 115)

3066

Uitgaande brief 11-04-2014 Schriftelijk overleg vaste commissie voor SZW over diverse pensioenonderwerpen (Kamerstukken II 2013–2014, 32 043, nr. 206)

«De doorsneepremiesystematiek heeft voordelen, maar leidt als gevolg van diverse ontwikkelingen steeds vaker tot effecten die vroeger niet optraden en die bij de invoering niet waren voorzien. In vervolg op het rapport van het CPB zal het kabinet onderzoeken hoe omgegaan kan worden met de doorsneepremie. Het kabinet zal daarbij verschillende modaliteiten verkennen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 263)

3072

16-04-2014 AO Pensioenonderwerpen

De Staatssecretaris gaat in gesprek met de pensioensector over hoe pensioenfondsen omgaan met vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw voor ex-werknemers die na ontslag zzp-er zijn geworden. In dat verband verzoekt de Staatssecretaris de Minister van BZK daarover in gesprek te gaan met ABP

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2016 (Kamerstukken II, 32 043/31 311, nr. 339)

3079

Uitgaande brief 16-05-2015 Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie en kabinetsreactie SER advies «Discriminatie werkt niet»

Arbeidsdiscriminatie/PSA: De Inspectie SZW analyseert de bij het College Rechten van de Mens beschikbare informatie over discriminatie op de arbeidsmarkt en start indien daartoe aanleiding is een nalevingsonderzoek op grond van de arbo-wet. De Inspectie SZW richt nog dit jaar een programma PSA in. Hiervoor worden eind 2014, begin 2015 verkenningen uitgevoerd. Op basis van deze verkenningen worden mogelijke interventies geprogrammeerd. En rapporteert de Tweede Kamer hierover bij voortgangsbrief 2015. In het AO Arbeidsdiscriminatie van 21-05-2014 heeft de Minister aanvullende toegezegd om zo mogelijk in de voortgangsbrief (najaar van 2014) een stand van zaken te geven van het overleg tussen de Inspectie en het College van de Rechten van de Mens. Dit overleg richt zicht op de analyse die de Inspectie doet van de beschikbare informatie bij het College over discriminatie op de arbeidsmarkt

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 649)

3080

Uitgaande brief 12-05-2014 Aanpak malafide uitzendbureaus en zelfregulering. (Kamerstukken II, 2013–2014, 17 050, nr. 473)

AMU/Maatregelen zelfregulering: De Minister heeft toegezegd toe te zien op snelle invoering van de maatregelen in het kader van zelfregulering en tussentijds de voortgang te monitoren. Over een jaar wordt de Tweede Kamer geinformeerd over de resultaten van het pakket aan maatregelen betreffende zelfregulering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 641)

3081

Uitgaande brief 16-05-2014 Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie en kabinetsreactie SER advies «Discriminatie werkt niet!» (Kamerstukken II 2013–2014, 29 544, nr. 523)

Het kabinet gaat, in die gevallen waarin dat juridisch mogelijk is, in de nieuwe contracten een clausule opnemen waarin is vastgelegd dat het contract zal worden beëindigd als bedrijven, of de leiding van bedrijven, onherroepelijk strafrechtelijk zijn veroordeeld voor discriminatie. Tevens gaat het kabinet, opnieuw in die gevallen waarin dat juridisch mogelijk is, in de aanbestedingsdocumenten een clausule opnemen dat, als bedrijven of de leiding van bedrijven onherroepelijk strafrechtelijk zijn veroordeeld voor discriminatie in de vier jaren voorafgaande aan een aanbestedingsprocedure, deze bedrijven uitgesloten worden bij aanbestedingsprocedures van het Rijk. Generieke toepassing van deze clausules is niet mogelijk gebleken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 649)

3083

Uitgaande brief 16-05-2014 Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie en kabinetsreactie SER advies «Discriminatie werkt niet!» (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 544, nr. 523)

Het kabinet zal in 2014 starten met aanvullend onderzoek naar arbeidsmarktdiscriminatie. Momenteel verkent het kabinet de haalbaarheid en opzet van een onderzoek om middels on-line sollicitatieplatforms te achterhalen hoe werkgevers op CV’s met verschillende persoonskenmerken reageren. Hierbij zal ook worden bekeken hoe discriminatie bij het zoeken van stages en leerbanen in beeld gebracht kan worden. Het kabinet is voornemens om het onderzoek na twee jaar te herhalen om te zien of er een verschil is met de resultaten van het eerste onderzoek. Met de toezegging om nieuw onderzoek te doen geeft het kabinet invulling aan de motie Van Weyenberg c.s

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 649)

3092

13-02-2014 Plenair debat Wwz (33 818) Voortzetting

De Minister zegt toe om de komende tijd ook breder de vinger aan de pols te houden met betrekking tot de positie van het MKB. Het gaat dan om een agenda voor het MKB, samen met de Minister van Economische Zaken en het MKB zelf over o.a. administratieve lasten, ondersteuning bij sectorplannen en de loondoorbetaling bij ziekte (hoe kun je samen de premie drukken, want het risico is groot). De Minister zal binnen een jaar in het bredere kader van de MKB-agenda terugkoppelen wat daar aan de orde komt over cumulatie van de transitievergoeding en loondoorbetaling tijdens ziekte

Afgehandeld met brieven aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 17 en Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 717)

3098

27-05-2014 Verzoek mw. Karabulut tijdens de RvW 5 maart 2013 om een dertigledendebat inz. de gevolgen fraudewet in de sociale zekerheid

Toegezegd om voor 01-01-2014 te komen met een concrete uitwerking van de maatregelen die ik in mijn brief van 26-05-2014 (Kamerstukken II, 2013–2014, 17 050 nr. 474) heb aangekondigd en daarbij de overweging over de mogelijke aanpassing van de wet WAV/WAADI) te betrekken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 144, nr. 27)

3112

04-06-2014 AO Arbeidsmarktbeleid

In de volgende reguliere jaarrapportage over de cao-afspraken wordt aandacht besteed aan het monitoren van bovenwettelijke aanvullingen op de WW

Afgehandeld met Rapportage CAO-afspraken 2015 d.d. 04-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 727)

3124

26-04-2014 Wetgevingsoverleg Jaarverslag SZW

Mobiliteitsbonussen kunnen leiden tot draaideureffecten. SZW komt terug op het signaal dat mobiliteitsbonussen tot draaideureffecten kunnen leiden

Dit is wettelijk gerepareerd in de memorie van toelichting van het Wetsvoorstel Wet tegemoetkomingen loondomein. Beoogde invoeringsdatum 1 januari 2017 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 304, nr. 3, blz. 12)

3126

25-06-2014 AO Arbeidsongeschiktheid

Plan van aanpak kanker en werk. De Minister zal in gesprek gaan met partijen om te kijken hoe kankerpatiënten na herstel weer aan de slag kunnen/ blijven. De Minister zegt een brief toe vóór het eind van het jaar. Hij stuurt in september een procedurele brief over de aanpak

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 802, nr. 16)

3127

25-06-2014 AO Arbeidsongeschiktheid

Informeren over gelijk speelveld. De Minister zegt toe de Tweede Kamer na de zomer of begin van het najaar te informeren over het overleg met het Verbond van Verzekeraars over het gelijk speelveld in de WGA indien hier aanpassingen uit voortkomen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-06-2015, (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 716, nr. 18)

3135

Uitgaande brief 02-07-2014 Antwoorden nader schriftelijk overleg wijziging Schattingsbesluit

Toezenden herziene richtlijn «Verminderde arbeidsduur». Vanaf 1 januari 2015 zal een herziene richtlijn «Verminderde Arbeidsduur» van kracht zijn. Deze herziene richtlijn zal te zijner tijd eveneens aan de Tweede Kamer worden gestuurd

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 197)

3140

03-07-2014 VAO Armoede en Schuldhulpverlening

De Staatssecretaris stuurt voor 01-07-2016 de evaluatie van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening naar de Tweede Kamer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 509, nr. 1)

3142

03-07-2014 VAO WWB onderwerpen en Participatiewet n.a.v. het AO 26 juni jl.

De Staatssecretaris zal het UWV vragen om Wajongers die niet worden opgeroepen voor een beoordeling (omdat zij bijvoorbeeld in een instelling zitten) zo spoedig mogelijk te informeren. Zij zal de Tweede Kamer informeren over de wijze van beoordeling

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 197)

3143

25-06-2014 AO Arbeidsongeschiktheid

Juridische procedures beroepsziekten:de Minister zegt toe dat hij dit jaar een brief stuurt over het bekorten van de duur van juridische procedures met betrekking tot het verhalen van werkgerelateerde schade

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 25 883, nr. 262)

3147

03-07-2014 Plenaire behandeling van de Verzamelwet pensioenen 2014 (33 863)

De Staatssecretaris heeft in reactie op een verzoek van de heer Van Weyenberg toegezegd de Tweede Kamer inzicht te bieden in hoe de governance bij beroepspensioenfondsen gestalte krijgt en daarbij aandacht te schenken aan de gepensioneerden in het bestuur

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 863, nr. 33)

3157

03-07-2014 VAO WWB onderwerpen en Participatiewet n.a.v. het AO 26 juni jl.

De Staatssecretaris zal het UWV vragen om Wajongers die niet worden opgeroepen voor een beoordeling (omdat zij bijvoorbeeld in een instelling zitten) zo spoedig mogelijk informeren. Zij zal de Tweede Kamer informeren over de wijze van beoordeling

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 197)

3217

Uitgaande brief 16-05-2014 Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie en kabinetsreactie SER advies «Discriminatie werkt niet!» (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 544, nr. 523)

De Minister zal in 2015 rapporteren over het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 649)

3234

31-10-2013 AO Handhaving

De Minister zegt toe voor het volgende AO Handhaving inzicht te geven in de resultaten van Syri

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-06-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 17 050, nr. 508)

Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen vergaderjaar 2014–2015

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3166

13-10-2014 Wetgevingsoverleg Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet ivm aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader)

In mei 2015 zal de Staatssecretaris de hoofdlijnennotitie over de uitkomsten van de nationale pensioendialoog naar de Tweede Kamer doen toekomen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 263)

3167

13-10-2014 Wetgevingsoverleg Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet ivm aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader)

Eind 2015 zal de Staatssecretaris de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek van DNB naar de ontwikkeling van de pensioenpremies

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-03-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 255)

3168

13-10-2014 Wetgevingsoverleg Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet ivm aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader)

Zodra EIOPA – in het kader van Solvency II – een UFR vaststelt voor de waardering van verplichtingen van verzekeraars, zal de Staatssecretaris onderzoeken of het wenselijk is de UFR die voor Nederlandse pensioenfondsen geldt, te stroomlijnen met de UFR voor verzekeraars

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 265 en I 33 972, Q)

3169

13-10-2014 Wetgevingsoverleg Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet ivm aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader)

In november 2014 zal de Staatssecretaris de Kamer schriftelijk informeren over de verkenning van het voorstel van de RMU om pensioenpremies, respectievelijk pensioenaanspraken, te kunnen benutten voor de aflossing van woningschulden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 288)

3179

01-10-2014 Vervolg AO Kinderopvang

De Minister zal de door BKK geselecteerde trainingen voor het verbeteren van taal- en interactievaardigheden monitoren en de Tweede Kamer medio 2016 informeren over het bereik en de gebruikerservaringen van deze trainingen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 322, nr. 305)

3181

24-09-2014 AO Kinderopvang

De Minister zal onderzoek doen naar de positie van werknemers in faillissement

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-08-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 695, nr. 9)

3194

05-11-2014 AO Pensioenonderwerpen

In voorjaar 2015 onderzoek naar Tweede Kamer over gepensioneerden in bestuur beroepspensioenfondsen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 863, nr. 33)

3201

19-11-2014 AO Dienstverlening aan huis

Voor het zomerreces 2015 informeert de Minister de Tweede Kamer over de resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheid van omzetting van het dagencriterium in een urencriterium in de Regeling dienstverlening aan huis

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 652)

3210

26-11-2014 Begrotingsbehandeling SZW

Dekking kinderbijslag BES. De Staatssecretaris herhaalt de eerdere toezegging mbt verzilveringsproblematiek van de kinderbijslag op de BES-eilanden en zal zich inspannen voor het vinden van een dekking (zie begroting 2015, motie Schouten/Van Laar stuknummer 36)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 327, A/nr. 1)

3216

09-12-2014 Stemmingen n.a.v. ingediende moties bij het VAO Pensioenen van 9 december jl. motie Omtzigt c.s. over niet voor 1 februari 2015 agenderen van het IORP-2 voorstelmotie Omtzigt c.s. over niet instemmen met de IORP-2 pensioenrichtlijn

Staatssecretaris is bereid om de Tweede Kamer te informeren als uit de onderhandelingen en de trialoog over de IORP-richtlijn blijkt dat de uitkomst afwijkt van datgene wat nu voorligt

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 391, nr. 14) en met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 391, nr. 16)

3219

26-11-2014 Begrotingsbehandeling SZW

De uitkomsten van het IBO-onderzoek de belastingenherzieningen en loondoorbetaling De Minister zegt toe te proberen de uitkomsten vanhet IBO-onderzoek, de belastingherzieningen en de discussie over loondoorbetaling bij ziekte samen te pakken (Vermeij, PvdA)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 311, nr.154)

3227

Verslag debat Nasleep aanslag Parijs

De Minister zegt toe dat hij in de eerst volgende voortgangsrapportages rondom het actieplan jihadisme in te gaan op de punten van Kamerlid Van Oijk die verzoekt de Minister om na te gaan of er voldoende expertise wordt opgebouwd bij de gemeenten en of er voldoende gebeurt in de eerste lijn omtrent jihadisme

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-10-2015. (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 754, nr. 323)

3236

22-01-2015 AO Inburgering

De Minister zegt toe vóór de zomer een brief naar de Tweede Kamer te sturen over resultaten pilot participatieverklaring: daarin zal ook worden ingegaan op de «verdieping» van KNS (grondrechten, vrijheden, normen en waarden) in het inburgeringsexamen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 115)

3237

22-01-2015 AO Inburgering

De Minister zegt toe om eind 2015 een brief naar de Tweede Kamer te sturen, waarin inzicht wordt geboden in prijs en kwaliteit van inburgeringscursussen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-02-2016 (Kamerstukken, II, 2015–2016, 32 824, nr. 121)

3240

22-01-2015 AO Inburgering

De Minister zegt toe na de zomer brief aan de Tweede Kamer te sturen met update inburgeringsexamens en leningen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, nr. 32 824, nr. 105)

3241

22-01-2015 AO Inburgering

De Minister zegt toe vóór zomer de Tweede Kamer te informeren over wat gedaan is aan de knelpunten in het overgangsrecht nav brief BVNT2: verzilveren gehaalde examenonderdelen, berekening aantal uren voor ontheffing en eis van gekeurmerkte instellingen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 824, nr. 105)

3248

28-01-2015 AO Pensioenonderwerpen

Wetsvoorstel optimalisering premie-overeenkomsten gaat voor de zomer naar de Tweede Kamer, als dat niet lukt krijgt de Tweede Kamer tijdig een brief

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-05-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 047, nr. 257)

3253

28-01-2015 AO Pensioenonderwerpen

Er zal voorts in de context van de hoofdlijnennota toekomstvisie met de pensioensector worden gesproken over doorontwikkeling premieovereenkomsten in relatie tot bedrijfstakpensioenfondsen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 265)

3254

28-01-2015 AO Pensioenonderwerpen

De Staatssecretaris duikt in de communicatie over pensioenopbouw tijdens ww, alsmede over nabestaandenpensioen op risicobasis en stuurt daarover voor eind maart een brief naar de Tweede Kamer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-06-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 258)

3256

Uitgaande brief 05-02-2015 Nota n.a.v. Verslag en nota van wijziging Wet aanpak schijnconstructies

De inhoud en strekking van de amvb (bij openbaarmaking inspectiegegevens) zal worden gedeeld met de Tweede Kamer

Afgehandeld met 4e Voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer d.d. 01-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 17 050, nr. 522)

3258

Verslag VAO Nederlandse inkomens- en vermogensongelijkheid d.d. 05–02 2015

In reactie op de vraag van Nijboer en Koolmees, is een kabinetsreactie toegezegd op het rapport van SCP (sociaal en cultureel rapport 2014), over ongelijkheid in Nederland

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 000 XV nr. 7)

3262

25-02-2015 Plenair debat Wetsvoorstel Pensioencommunicatie(34 008)

Artikel met link naar instrument voor financiële planning wordt uit de concept amvb pensioencommunicatie gehaald

Afgehandeld met AmvB pensioencommunicatie die per 1 juli 2015 in werking is getreden. (Stb. 2015, 259)

3263

25-02-2015 Plenair debat Wetsvoorstel Pensioencommunicatie

Binnen half jaar ontvangt de Tweede Kamer een analyse van de rechten die kunnen worden ontleend aan het UPO

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

3264

25-02-2015 Plenair debat Wetsvoorstel Pensioencommunicatie(34 008

Binnen een half jaar ontvangt de Tweede Kamer nadere informatie over de mogelijkheden voor uitbreiding van het pensioenregister met derdepijlerproducten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 008, nr. 36)

3265

25-02-2015 Plenair debat Wetsvoorstel Pensioencommunicatie

Tijdens de Pensioen3-daagse wordt publieksaandacht gevraagd voor het Pensioenregister

Afgehandeld tijdens Pensioendriedaagse begin nov.2015

3266

25-02-2015 Plenair debat Wetsvoorstel Pensioencommunicatie(34 008)

De Pensioenkijker wordt geactualiseerd en andere websites worden tegen het licht gehouden

Afgehandeld. Pensioenkijker is inmiddels geactualiseerd

3268

25-02-2015 Plenair debat Wetsvoorstel Pensioencommunicatie

Binnen twee maanden ontvangt de Tweede Kamer een brief waarin de gemaakte keuzes t.a.v. de reële dekkingsgraad worden toegelicht

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-05-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 32)

3269

25-02-2015 Plenair debat Wetsvoorstel Pensioencommunicatie

Met het Pensioenregister wordt besproken hoe en wanneer de levensverwachting kan worden ingebouwd bij de weergave van het te bereiken pensioeninkomen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 34)

3274

11-02-2015 2e termijn AO Arbeidsmarktbeleid Werkervaringsplaatsen/Wml

Bij de behandeling 2e termijn van het AO Arbeidsmarktbeleid 11-02-2015 is in een reactie op een vraag van Ulenbelt (SP) door de Minister toegezegd om de Tweede Kamer te informeren over de meldingen m.b.t. de werkervaringsplaatsen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, Aanhangsel 883)

3275

04-03-2015 AO WWB-onderwerpen en Participatiewet

In het najaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken hoe gemeenten invulling geven aan beschutte werkplekken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-09-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 30 545, nr. 189)

3278

04-03-2015 AO WWB-onderwerpen en Participatiewet

De Staatssecretaris brengt in de loop van het jaar met collega van VWS verslag uit over inspanning/voorstellen op het vlak van begeleiding naar werk van mensen met een psychische belemmering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 28 719, nr. 95)

3279

04-03-2015 AO WWB-onderwerpen en Participatiewet

De Staatssecretaris informeert de Tweede Kamer voor de zomer over de stand van zaken m.b.t. Proson

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 252, nr. 19)

3281

04-03-2015 AO WWB-onderwerpen en Participatiewet

De Staatssecretaris informeert de Tweede Kamer in het najaar over de tussenstand van het aantal extra banen uit hoofde van de baanafspraak sociaal akkoord, inclusief aantal extra banen in 2014

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 640)

3283

Uitgaande brief 02-03-2015 brief n.a.v. Wetsvoorstel pensioencommunicatie (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 30)

De Staatssecretaris zal hierover contact opnemen met de pensioenuitvoerders, omdat zij op basis van de huidige wetgeving nog de UPO-modellen vaststellen. Daarbij zal de Staatssecretaris onder meer aan de orde stellen of het niet mogelijk is uit te gaan van de actuele rekenrente, die de betrokken pensioenuitvoerder hanteert bij de aankoop van pensioen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2015, 34 008, nr. 35)

3284

11-03-2015 AO Arbeidsmigratie

De Minister informeert de Tweede Kamer als afspraken uit het Convenant Aziatische Horeca niet worden nagekomen of zaken niet goed gaan

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31–05-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 681, nr. 43)

3285

05-03-2015 2e Termijn AO Arbeidsmarktbeleid

De Minister stuurt de Tweede Kamer 6 en 12 maanden na inwerkingtreding van de Wwz een beeld over de effecten van het overgangsrecht transitievergoeding voor seizoenswerkers op basis van contacten met organisaties van werkgevers en werknemers

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 18)

3286

11-03-2015

AO Arbeidsmigratie

De Minister informeert de Tweede Kamer voor de zomer over het standpunt inz. het Duitse minimumloon, inclusief de vraag of het Nederlandse WML ook voor internationaal transport door in het buitenland gevestigde transportondernemingen zou moeten gelden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 861, nr. 39)

3287

11-03-2015 AO Arbeidsmigratie

De Minister stuurt de Tweede Kamer voor 1 mei 2015 een brief over de waarschuwing Wav en stand van zaken Fair Produce

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 144, nr. 27)

3288

26-02-2015 Plenaire behandeling Wet aanpak schijnconstructies

De Minister zal Tweede Kamer voor 1 juni 2015 een brief sturen met de voors en tegens van het verbod op inhoudingen voor kosten van huisvesting en zorgverzekering op het wettelijk minimumloon

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 716)

3289

26-02-2015 Plenaire behandeling Wet aanpak schijnconstructies. De Minister zegt toe te bezien of het, bijvoorbeeld in het geval waarin er sprake is van overeengekomen tarieven, in het licht van de strijd tegen schijnzelfstandigheid in de rede zou kunnen liggen om de ketenaansprakelijkheid open te stellen

De Minister zegt toe te bezien of het, bijvoorbeeld in het geval waarin er sprake is van overeengekomen tarieven, in het licht van de strijd tegen schijnzelfstandigheid in de rede zou kunnen liggen om de ketenaansprakelijkheid open te stellen

Afgehandeld met 4e Voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer d.d. 01-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, nr. 17 050, nr. 522)

3294

25-03-2015 AO Armoede- en Schuldenbeleid

De Staatssecretaris zal voor het zomerreces een brief naar de Tweede Kamer sturen met daarin de volgende punten:De uitkomsten van gesprekken die de Staatssecretaris gaat voeren met banken over preventie en vroegsignalering van schulden. Een reactie op het onderzoek Inkomenseffecten landelijke en gemeentelijke minimaregelingen van KWIZ, uitgevoerd in opdracht van de SP. In samenspraak met OCW zal de Staatssecretaris de Tweede Kamer informeren over het kader rondom (dakloze) jongeren, schuldhulpverlening en studiefinanciering.In samenspraak met Financiën een toelichting op het partnerbegrip in een aantal specifieke situaties inzake het aanvragen van de alleenstaande ouderenkop

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 24 515, nr. 310)

3303

31-03-2015 Mondelinge vraag van het lid Ulenbelt (SP) aan de Minister van SZW over de uitspraken van de Minister inzake pakketbezorgers bij de actie voor het Ministerie van SZW (eigen waarneming)

De Minister kondigt aan voor de zomer te komen met een concrete aanpak voor de pakketsector. Hij is bereid in gesprek te gaan met de Minister van EZ, zonder belofte daarover. Hij zal met EZ/ACM kijken naar de mogelijkheden voor zzp’ers om gezamenlijk te onderhandelen over prijzen. Het resultaat neemt de Minister mee in de brief over de verkenning. De Minister gaat ook in gesprek met de sector. De resultaten gaan mee in de brief over de verkenning

Afgehandeld met brief van aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 502, nr. 115)

3306

Uitgaande brief 23-04-2015 schriftelijk overleg n.a.v. Wetsvoorstel aanpak schijnconstructies en schijnzelfstandigheid. (Kamerstukken I, 2014–2015, 34 108, D)

De Minister zal de sociale partners in de pakketdienstensector uitnodigen om in gesprek te gaan over de vraag hoe tot een duurzaam stelsel van arbeidsrelaties kan worden gekomen. Afhankelijk van de ontwikkelingen en bevindingen in de loop van 2015, zal hij aan het eind van dit jaar bezien of aanvullende (wettelijke) maatregelen nodig zijn.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 502, nr. 115)

3307

23-04-2015 AO Arbeidsmarktbeleid

Voor de begroting wordt er een brief naar de Tweede Kamer verzonden met daarin de aanpak jeugdwerkloosheid omgezet in afspraken en akkoorden (in aanvulling op de brief met OCW)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 675)

3308

23-04-2015 AO Arbeidsmarktbeleid

De vragen over het gebruik van het doelgroepenregister zal de Staatssecretaris beantwoorden voor 1 juli

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-05-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 614)

3309

10-12-2014 Wetgevingsoverleg Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De Staatssecretaris zeg toe te bezien of in de specifieke casus van het bedrijf Dow Chemical Company te Terneuzen, Zeeuws Vlaanderen, werk voor het bedrijf dat plaatsvindt binnen de muren van de sociale werkvoorziening mee kan tellen voor het quotum. De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer voor 31 januari 2015 hierover informeren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d,d, 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 198)

3310

10-12-2014 Wetgevingsoverleg Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De Staatssecretaris zegt toe voor de zomer van 2015 terug te komen op de meeteltermijn van twee jaar

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr. 198)

3319

Verslag AO Integratie 40-06-2015

De Minister zegt toe dat, met de eerste voortgangsrapportage van het Actieprogramma Integrale aanpak jihadismee na de zomer, een toelichting wordt gegeven op de invulling van het actiepunt «tegengeluid»

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 574, nr. 326)

3320

Verslag d.d. 5 juni 2015 inzake AO Integratie 4 juni 2015

De Minister zegt toe dat voor 1 juli 2015 het onderzoek van Labyrinth naar de kwaliteit van het Motivactiononderzoek aan de Tweede Kamer wordt verstuurd

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 824, nr. 101)

3321

Verslag d.d. 5 juni 2015 inzake AO Integratie 4 juni 2015

De Minister zegt toe dat de Tweede Kamer in oktober 2015 het kwalitatieve onderzoek van SCP naar de opvattingen van o.a. Turks-Nederlandse jongeren ontvangt

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 117)

3322

Verslag d.d. 5 juni 2015 inzake AO Integratie 4 juni 2015

De Minister zegt toe dat het Survey Integratie Minderheden (SIM) in januari 2016 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 824, nr. 117)

3323

03-06-2015 AO gevolgen van de wet hervorming kindregelingen kinderalimentatie

De Minister heeft aangegeven de gevolgen van de WHK op kinderalimentatie kwalitatief te monitoren door in gesprek te blijven met het veld. Indien er wijzigingen zijn in de alimentatienormen of de Hoge Raad zich heeft uitgesproken over de prejudiciële vragen zal de Minister de Tweede Kamer hierover – uiterlijk begin 2016 – informeren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-02-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 716, nr. 27)

3328

Uitgaande brief 17-06-2015 Brief n.a.v. Amendement Lodders/Vermeij: ringfencing bij fusie tussen verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 117, nr. 35)

De Staatssecretaris voert momenteel onderzoek uit naar de mogelijkheid het algemeen pensioenfonds open te stellen voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen met alle bijbehorende waarborgen. Als het onderzoek tot een positieve uitkomst leidt, dan kan op die manier de gewenste schaalvergroting bewerkstelligd worden. Het onderzoek wordt deze zomer opgeleverd. Het onderzoek en de analyse van het kabinet stuurt de Staatssecretaris in het najaar 2015 naar de Tweede Kamer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 291)

3329

28-05-2015 AO Arbeidsongeschiktheid en Beroepsziekten

De Minister zal de Tweede Kamer voor 1 augustus 2015 informeren over de regeling voor verlof wegens een vruchtbaarheidsbehandeling en dit thema ook betrekken in de SER adviesaanvraag «Werken en leren in de toekomst»

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-08-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 25 883, nr. 258)

3331

16-06-2015 Plenaire behandeling Wet Algemeen Pensioenfonds

De Staatssecretaris doet de Tweede en Eerste Kamer het advies van de Raad van State als dat beschikbaar is, en het kabinetsstandpunt daarover, zo snel mogelijk toekomen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 117, nr. 37–38 en Kamerstukken I, 34 117, C)

3333

16-06-2015 Plenaire behandeling Wet Algemeen Pensioenfonds

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer in het najaar informeren over hoe de Nederlandsche Bank om denkt te gaan met pensioenfondsen die te maken zouden kunnen krijgen met punten van aandacht rond gesloten boekjaren in relatie tot de vergunningverlening van het algemeen pensioenfonds

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 117, nr. 37–38)

3337

24-06-2015 AO WWB-onderwerpen en Participatiewet

Zodra deze consequenties voor de verdeling (verdeelmodel) duidelijk zijn zal de Staatssecretaris de Tweede Kamer hierover vóór 1 augustus 2015 informeren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-07-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 30 545, nr. 186)

3338

24-06-2015 AO WWB-onderwerpen en Participatiewet

De Staatssecretaris zegt toe in het najaar te komen met de eerder genoemde monitorgegevens (beschut werk) en een overzicht te gaan maken van gemeenten, die geen beschut werk inrichten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 675)

3339

Uitgaande brief 06-07-2015 Hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel

In het najaar 2015 zal de Staatssecretaris namens het kabinet een werkprogramma aan uw Tweede Kamer sturen, waarin zij uiteen zet welke stappen het kabinet de aankomende tijd gaat nemen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 298)

3341

17-06-2015 AO Raad WSB van 18 juni

Als de Minister in het najaar in het kader van de herziening van een minimumloon zal ingaan op de discussie over de hoogte en het bestaan van een jeugdminimumloon,zal de Minister de Tweede Kamer ook gegevens verstrekken over de hoogte van het jeugdminimumloon ten opzichte van het minimumloon voor volwassenen in de landen om ons heen. Het lijkt nu het beste dat de Minister integraal meeneem als de Minister de Tweede Kamer namens het kabinet over het minimumloon als geheel zal informeren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 716)

3342

08-04-2015 AO SUWI-onderwerpen

De Minister zegt toe om voor de begrotingsbehandeling een brief aan de Tweede Kamer te sturen met daarin een eerste beeld over de werking van de Wwz

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 1)

3343

Plenair debat Wwz dd 16-04-2015

De Minister zegt toe om in de brief die voor de begrotingsbehandeling naar de Tweede Kamer wordt gestuurd over een eerste beeld van de werking van de Wwz (toegezegd in AO SUWI 8 april 2015) ook in te gaan op de opzet van de evaluatie van de Wwz in het algemeen en de ketenbepaling in het bijzonder

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 1)

3344

02-07-2015 Stemmingen n.a.v. ingediende moties bij het debat over bedrijven die flexkrachten ontslaan als gevolg van de Wwz

De Minister nodigt FNV en LTO uit voor een overleg in augustus om te horen wat er uit hun overleg tav seizoenswerk is gekomen. Aan het begin van het parlementaire jaar stuurt de Minister een verslag van dit overleg naar de Tweede Kamer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 79)

3345

02-07-2015 Verzoek van het lid Heerma (CDA) tijdens de RvW van 16 juni 2015 om een dertig-ledendebat inz. Onderzoek FNV naar ontslagen van flexwerkers i.v.m. de Wwz om te zetten in een meerderheidsdebat, samen met het verzoek van mw. Karabulut tijdens de RvW van 22 april jl.

De Minister zal sociale partners vragen naar hun visie op een wijziging van de ketenbepaling die inhoudt dat een tweede – langjarig – contract kan worden aangegaan, zonder dat een vast contract ontstaat, mits een dergelijk contract niet tussentijds kan worden opgezegd

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 1)

3346

02-07-2015 Verzoek van het lid Heerma (CDA) tijdens de RvW van 16 juni 2015 om een dertigledendebat inz. Onderzoek FNV naar ontslagen van flexwerkers i.v.m. de Wet Werk en Zekerheid om te zetten in een meerderheidsdebat, samen met het verzoek van mw. Karabulut tijdens de RvW van 22 april jl.

De Minister zal de Tweede Kamer in de brief over het eerste beeld van de werking van de Wwz ook informeren voor welke sectoren een uitzondering op de ketenbepaling is getroffen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 79)

3347

Uitgaande brief 28-10-2014 voorstel van wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33 981)

Voortgang uitwerking oplossing inleenverbanden tijdens de eventuele quotumheffing. De regering zal de Tweede Kamer vóór de zomer van 2015 informeren over de voortgang van de uitwerking voor inleenverbanden tijdens de quotumheffing

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 161, nr 198). De Tweede Kamer is nogmaals geïnformeerd in de brief d.d. 23-02-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 700)

3348

08-04-2015 AO SUWI-onderwerpen

Eerste beeld werking Wwz. De Minister zegt toe om vóór de begrotingsbehandeling in december 2015 een brief aan de Tweede Kamer te sturen met een eerste beeld over de werking van de Wwz

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 1)

3349

01-07-2015 AO Handhaving

Geven van een nadere toelichting op de antwoorden op Tweede Kamervragen van Kamerlid Schouten over vrijwilligerswerk

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-09-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 17 050, nr. 521)

3350

25-06-2015 Wetgevingsoverleg Verantwoordingsstukken 2014 en Slotwet

Beeld en redenen van de onderrealisatie van de sectorplannen en of en hoe de eventuele onderuitputting kan worden ingezet. De Tweede Kamer ontvangt als onderdeel van de half-jaarlijkse quickscan over sectorplannen in november (d.w.z. vóór de begrotingsbehandeling 2016) een gefundeerd beeld van het kasritme en uitputting van de 3e tranche sectorplannen, de onderrealisatie van het eerste en tweede aanvraagtijdvak en de redenen voor deze onderrealisatie en of en hoe de (eventuele) onderuitputting kan worden ingezet

Deze toezegging is afgehandeld met de brieven van 17-11-2015 en 30-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 566, nr. 84 en 86)

3351

25-06-2015 Wetgevingsoverleg Verantwoordingsstukken 2014 en Slotwet

Brug-WW los van de sectorplannen. De Minister heeft toegezegd te bezien of het mogelijk is om de Brug-WW ook open te stellen voor sectoren en werkgevers zonder sectorplan

De invoering van Brug-WW los van sectorplannen is aangekondigd in de brief over «Doorstart naar werk» van 30 november 2015. De regeling is gepubliceerd in de Staatscourant van 29-03-2016. (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 566, nr. 86)

3352

17-06-2015 AO Raad WSB van 18 juni 2015

De Minister zal de Tweede Kamer te zijner tijd informeren over de uitspraak van de Raad van State inzake tewerkstellingsvergunningen voor Japanners in relatie tot de toelating van Kroaten tot de NL-arbeidsmarkt

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 21 501-31-391)

3353

01-07-2015 Stemmingen n.a.v. de ingediende moties bij het Wetgevingsoverleg Verantwoordingsstukken 2014 en de Slotwet

Zorgen voor een beperkte set indicatoren in de beleidsagenda en het beleidsoverleg om inzicht te verbeteren en betere oordeelsvorming Tweede Kamer mogelijk te maken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300, XV, nr. 12)

3360

02-07-2015 VAO Arbeidsomstandigheden (AO d.d. 28-05-2015)

De Minister gaat in gesprek met de Minister van VWS over het tekort aan bedrijf- en keuringsartsen, de financiering van de opleiding en het onderzoek over het tekort en hoopt voor eind 2015 hierop terug te komen en de kamer te informeren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 25 883, nr. 266)

3361

28-05-2015 AO Arbeidsomstandigheden

De Minister gaat het gesprek aan over pesten met: a.VNG betreffende de reikwijdte en kracht van de landelijke commissie ongewenst gedrag. b.Stichting van de Arbeid betreffende plan van aanpak om pesten op het werk aan te pakken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-03-2016 met de beantwoording van de Kamervragen van Tanamal en Kerstens over geweld op het werk (Kamerstukken II, 2015–2016, Aanhangselnummer 1718)

3393

02-07-2015 VAO Handhaving (n.a.v. AO Handhaving van 1 juli 2015)

De Minister zoekt uit wat een reëel tijdpad zou kunnen zijn voor het regelen dat gemeenten inkomens met uitkeringen kunnen verrekenen. Dit naar aanleiding van de aangehouden motie Schut-Welkzijn (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 17 050, nr. 516)

De afwikkeling van de toezegging is niet langer noodzakelijk gelet op het feit dat de aangehouden motie waarnaar wordt verwezen door de Kamer op 31-05-2016 is verworpen (dit o.v.v. Stemmingen moties Regeling Bestuurlijke Boete op 31-05-2016 (89-10-1)

Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen vergaderjaar 2015–2016

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3358

02-09-2015 Plenaire behandeling Wijz. Wet van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ivm de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang) (34 195

Voor de stemmingen schriftelijk reageren op de vraag van lid Heerma over de VOG

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 195, nr. 11)

3359

09-09-2015 Verslag van het AO (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 322, nr. 284)

De opzet van de evaluatie van de aanbevelingen van de commissie-Gunning volgt in de tweede helft van 2016

Evaluatieopzet is verzonden naar Tweede Kamer 08-03-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 322, nr. 290)

3362

03-09-2015 AO Pensioenonderwerpen

Tweede Kamer informeren of het mogelijk is dat mensen die gebruik maken van de Pensioenknip na afloop van de tijdelijke uitkering kunnen shoppen tussen uitvoerders

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 286)

3363

03-09-2015 AO Pensioenonderwerpen

Informeren aan de Tweede Kamer over uitkomsten van het overleg met de AFM over toezicht op de uitvoering van de Pensioenknip

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 286)

3364

23-09-2015 Voortzetting Plenaire behandeling Wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen ivm harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten

Verhouding tussen de mobiliteitsbonus en het LIV. Voor de stemmingen op dinsdag 29 september komt er een brief over de verhouding tussen de mobiliteitsbonus en het LIV

Afgehandeld met brief «Wetsvoorstel harmonisering instrumenten Participatiewet» aan de Tweede Kamer d.d. 28-09-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 194, nr. 19)

3365

23-09-2015 VAO Pensioenbeleid n.a.v. het AO Pensioenbeleid van 3 september 2015

Tweede Kamer informeren over de wijze waarop pensioenfondsen het begrip «partner» definiëren in het kader van het nabestaandenpensioen n.a.v overleg met de Stichting van de Arbeid en Pensioenfederatie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 008, nr. 35)

3366

23-09-2015 VAO Pensioenbeleid n.a.v. het AO Pensioenbeleid van 3 september 2015

Overleg met sociale partners voor publicatie AMvB waardeoverdracht

Afgehandeld. Amvb gepubliceerd Stb. 2015, nr. 469

3367

03-09-2015 AO Pensioenonderwerpen

Informeren van de Tweede Kamer (en Eerste Kamer) over stand van zaken rond voorlichting Raad van State amendement Lodders/Vermeij in het kader van het wetsvoorstel APF

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 117, nr. 3738)

3368

23-09-2015 VAO Pensioenbeleid n.a.v. het AO Pensioenbeleid van 3 september 2015

Brief over inzagerecht verantwoordingsorgaan/ RvT in contracten en kosten pensioenfonds

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043 , nr. 287)

3369

23-09-2015 VAO Pensioenbeleid n.a.v. het AO Pensioenbeleid van 3 september 2015

Informeren Tweede Kamer over meest waarschijnlijke AOW-leeftijd in pensioenregister

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-11-2015, (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 008, nr. 35)

3370

03-09-2015 AO Pensioenonderwerpen. Kamer informeren over de uitkomsten van onderzoek naar de gevolgen op korte en lange termijn van de (kwantitatieve) gevolgen van de aangepaste ufr

Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van onderzoek naar de gevolgen op korte en lange termijn van de (kwantitatieve) gevolgen van de aangepaste ufr

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 285)

3371

03-09-2015 AO Pensioenonderwerpen

Tweede Kamer informeren of de uitkomsten van het onder (TZ 3370) genoemde onderzoek eerder naar de Tweede Kamer kan worden gestuurd

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-09-2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 043, nr. 267)

3373

23-09-2015 AO Arbeidsmigratie

De Minister zal cijfers rondom loonkostenverschillen (icm aantallen) in de EU als gevolg van de detacheringsrichtlijn nog een keer aanleveren bij Kamerleden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 861, nr. 42)

3374

23-09-2015 AO Arbeidsmigratie

De Minister heeft een voortgangsrapportage aanpak schijnconstructies toegezegd

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 17 050, nr. 522)

3376

30-09-2015 AO Arbeid en zorg

Minster zal gesprek hebben over mogelijkheden tot vergroting van bekendheid over verlofregelingen met relevante organisaties zoals Women Inc en zal de Tweede Kamer daarover informeren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 25 883, nr. 264)

3378

24-09-2015 AO Armoede- en schuldenbeleid

De Staatssecretaris heeft toegezegd in oktober een brief inzake het verdiepend onderzoek beschermingsbewind naar de Tweede Kamer te sturen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 320)

3379

24-09-2015 AO Armoede- en schuldenbeleid

De Staatssecretaris heeft toegezegd voor de begrotingsbehandeling een brief inzake het onderzoek Duurzaamheid schuldhulpverlening naar de Tweede Kamer te sturen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 322)

3380

24-09-2015 AO Armoede- en schuldenbeleid

De Staatssecretaris heeft toegezegd voor de begrotingsbehandeling een brief inzake het onderzoek Huishoudens in de rode cijfers naar de Tweede Kamer te sturen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 322)

3381

24-09-2015 AO Armoede- en schuldenbeleid

De Staatssecretaris heeft toegezegd een brief naar de Tweede Kamer te sturen met daarin: Stand van zaken vroegsignalering BKR (CU) Stand van zaken Besluit Schuldbemiddelaars (min. EZ) (CU) Een terugkoppeling van het gesprek met de verantwoordelijke wethouder over het geldloket zoals dat in Amersfoort is ingericht (D66). De uitomst van het vervolggesprek met de banken (gepland eind november). In het gesprek wordt doorgevraagd op het blokkeren van leefrekeningen door banken als dwangmiddel (CDA). Naar aanleiding van de uitzending bij Radio Reporter: kijken naar alle instrumenten die aan de orde zijn en inzicht bieden in wat gemeenten nu aan het doen zijn (mede in relatie tot de cijfers die in de uitzending zijn genoemd)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 322)

3382

24-09-2015 AO Armoede- en schuldenbeleid

De Staatssecretaris heeft toegezegd voor het kerstreces een brief over de vereenvoudiging van de beslagvrije voet (incl. hardheidsclausule) naar de Tweede Kamer te sturen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 324)

3383

24-09-2015 AO Armoede- en schuldenbeleid

De Staatssecretaris heeft toegezegd in de Verzamelbrief aan gemeenten de volgende onderwerpen op te nemen:hoe gemeenten om kunnen omgaan met de kostendelersnorm in het geval van tijdelijk verblijf (bij dakloosheid en vluchtelingen) en schrijnende gevallen. De toegang tot de schuldhulpverlening van ZZP’ers en jongeren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, nr. 2015D43622).

3384

23-09-2015 AO WW-Dagloon

Brief over technische punten WW-dagloon. De Minister zegt toe op korte termijn een brief aan de Kamer te sturen over technische punten met betrekking tot de WW-dagloonvaststelling

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 26 448, nr. 542)

3386

29-10-2015 AO Integratie

De Minister zegt toe z.s.m. met Min BuZa de mogelijkheden te bekijken voor acties richting de Turkse overheid – n.a.v. Brief van Turkse premier aan Nederlandse (en andere Europese en Canadese burgers)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, Aanhangsel 458)

3388

08-10-2015 AO SUWI-onderwerpen

Op 7 oktober jl. heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over de redelijkheid van het boetebeleid Wet arbeid vreemdelingen (Wav) in een zaak waarin een boete was opgelegd aan een werkgever wegens het illegaal tewerkstellen van een vreemdeling. In het algemeen overleg SUWI is toegezegd de Tweede Kamer voor 31 oktober een reactie te geven op deze uitspraak

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-10-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 144, nr. 26)

3389

29-10-2015 Stemmingen nav het VAO Integratieonderwerpen

De Minister zegt toe dat er op korte termijn taalcursussen worden aangeboden op de noodopvanglocaties, zodat er vanaf dag één begonnen kan worden met het leren van de taal

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 19 637, nr. 2085)

3390

18-09-2015 Wetsvoorstel vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw

De regering zal de Tweede Kamer informeren over de inhoud van de ministeriële regeling nadat daarover overleg met de gemeenten heeft kunnen plaatsvinden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 227, nr. 13)

3391

29-10-2015 AO Participatiewet

De Kamer ontvangt een brief over het punt van de Rfv dat het verdeelmodel te snel en onder politieke druk is ingevoerd voor het VAO over de Participatiewet.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 30 545, nr. 193)

3392

29-10-2015 AO Participatiewet

Een werkgroep in de werkkamer wordt gevraagd om bureaucratische aangelegenheden tegen het licht te houden en naar oplossingen te kijken. Daarbij worden o.a.meegenomen: loonwaardemeting en de rol daarbij van het UWV; herhaling loonwaardemeting; en het automatisch opnemen van de VSO pro leerlingen in het doelgroepenregister. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over tijdpad en uitkomsten van de werkkamer voor de begrotingsbehandeling (brief in november)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 675)

3393

02-07-2015 VAO Handhaving (n.a.v. AO Handhaving van 01-07-2015)

De Minister zoekt uit wat een reëel tijdpad zou kunnen zijn voor het regelen dat gemeenten inkomens met uitkeringen kunnen verrekenen. Dit naar aanleiding van de aangehouden motie Schut-Welkzijn (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 17 050, nr. 516)

De afwikkeling van de toezegging is niet langer noodzakelijk gelet op het feit dat de aangehouden motie waarnaar wordt verwezen door de Kamer op 31 mei 2016 is verworpen (dit o.v.v. Stemmingen moties Regeling Bestuurlijke Boete op 31 mei 2016 (89-10-1).

3396

Uitgaande brief 01-10-2015 Vierde voortgangsrapportage aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2015–2016, 17 050, nr. 522)

Aanpak schijnconstructies; ook de ketens waar gewerkt wordt met een vervoersovereenkomst zal de Minister onder bereik van de van de ketenaansprakeijkheid brengen

Afgehandeld met Nota nav Verslag Wetsv. Boek 7 BW goederenvervoer (34 461) d.d. 14-07-2016

3398

25-11-2015 Wetsvoorstel Novelle pensioenen

De Staatssecretaris zal contact opnemen met de Nederlandsche Bank over een spoedige vergunningverlening APF

Met DNB is contact geweest om dit punt onder de aandacht te brengen. Daarmee afgehandeld

3399

18-11-2015 Begrotingsonderzoek SZW

De Minister gaat, samen met de commissie SZW van de Tweede Kamer, aan de slag met de door alle Kamerleden gesteunde aanbevelingen van de rapporteurs t.a.v. indicatoren

Is opgenomen in Begroting 2017

3400

01-12-2015 Begrotingsbehandeling SZW 1 en 2 december

De Staatssecretaris zal bekijken of zij de Kamer voor de Kerst het een en ander kan laten weten over de uitvoering van de motie Lodders c.s. (25 februari 2015: verzoek om zo snel mogelijk ook derdepijlerproducten, zoals lijfrentes, toe te voegen aan het pensioenregister, de toegankelijkheid voor gepensioneerden mogelijk te maken en de Tweede Kamer over de voortgang hiervan voor het eind van het jaar te informeren)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 008, nr. 36)

3401

Begrotingsbehandeling SZW 1 en 2 december

De Minister zegt toe dat er een verkenner komt met een beoordeling van welke sectoren een probleem rond seizoenswerk hebben (i.r.t. de ketenbepaling van de Wwz) en hij komt tevens met een opvatting over de vraag of de sectoren dat eventueel op een goede manier kunnen oplossen. Deze beoordeling komt op 1 mei

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 17)

3402

01-12-2015 Begrotingsbehandeling SZW 1 en 2 december 2015

De Minister zegt toe dat de Minister van Economische Zaken de Tweede Kamer begin volgende week (week van 7 december) informeert over de zes payrollmedewerkers bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer door min. EZ d.d. 15-12-2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 885, nr. 9)

3405

01-12-2015 Begrotingsbehandeling SZW 1 en 2 december

Aanpak ouderenwerkloosheid. De Minister zegt toe dat hij in het voorjaar met een plan komt, voorzien van concrete doelen, om in overleg met de sociale partners de ouderenwerkloosheid aan te pakken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 724)

3411

20-01-2016 AO Pensioenen

SZW rapporteert over het gesprek met de 3 beroepspensioenfondsen die nog geen gepensioneerden in hun bestuur hebben

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

3414

20-01-2016AO Pensioenen

Er wordt nader gekeken of er mogelijke varianten zijn om ook verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen toegang te geven tot het algemeen pensioenfonds

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-02-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 301)

3416

20-01-2016 AO Pensioenen

Er komt een schriftelijke reactie aan de Tweede Kamer op een technische vraag van het Lid Lodders over de mogelijkheid voor deelnemers mbt waarde-overdracht van een PPI naar een APF

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-02-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 301)

3417

20-01-2016 AO Pensioenen

De Minister zegt toe dat er een onderzoek komt naar het (niet)gebruik van de overbruggingsregeling AOW incl. inzicht in de uitgekeerde bedragen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 2-9-2016 (Tweede Kamer, 2015-2016, 32 163, nr. 41)

3420

04-02-2016 Dertigledendebat inzake schuldenproblematiek bij huishoudens

De Staatssecretaris heeft toegezegd voor het AO armoede- en schuldenbeleid van 6 april 2016 de Tweede Kamer een brief te sturen over de mogelijkheid dat het CJIB meewerkt aan minnelijke schuldregelingen met kwijtschelding. Daarbij wordt ook de vraag betrokken of het CJIB ook rekening houdt met verkeersboetes die voor 1 januari 2016 zijn opgelegd

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-05-2016, (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 279, nr. 34)

3421

04-02-2016 Dertigledendebat inzake schuldenproblematiek bij huishoudens

De Staatssecretaris heeft aangegeven voornemens te zijn de Rijksincassovisie voor het volgende AO aan de Tweede Kamer te sturen. Als bijlage bij de Rijksincassovisie wordt een overzicht gevoegd van preferente schuldeisers met een toelichting hoe zij zich tot elkaar verhouden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 336)

3422

20-01-2016 AO Pensioenen

Voor de zomer (2016) ontvangt de Tweede Kamer een uitwerkingsbrief over de toekomst van het pensioenstelsel, incl. een reactie op de bevindingen van de SER

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 337)

3423

20-01-2016 AO Pensioenen

Er komt een schriftelijk antwoord op de vraag over de mogelijkheden voor beroep op de Ondernemingskamer van het verantwoordingsorgaan van beroepspensioenfondsen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-03-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 302)

3424

20-01-2016 AO Pensioenen

SZW brengt bij de Pensioenfederatie het belang van diversiteit onder de aandacht (n.a.v. teleurstellende resultaten van die geconstateerd zijn door de monitoringcommissie van de Code Pensioenfondsen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

3425

20-01-2016 AO Pensioenen

De Staatssecretaris stuurt de Kamer voor 17 februari 2016 een verslag van het gesprek met het Pensioenregister (op 3 februari) over het opnemen van de verwachte toekomstige AOW-leeftijd in het pensioenregister

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-03-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 302)

3426

20-01-2016 AO Pensioenen

In mei 2016 krijgt de Tweede Kamer een update van de positie van pensioenfondsen, op basis van gegevens DNB, incl. een appreciatie van het kabinet

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-05-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 326)

3427

20-01-2016 AO Pensioenen

De Staatssecretaris gaat in gesprek met het pensioenfonds voor de kappers (n.a.v. signaal sociale partners over positie van het fonds)

Toegezegde gesprek heeft op 06-04-2016 plaatsgevonden. Kappers hebben gerefereerd aan dit gesprek in een brief die ze in juni 2016 hebben gestuurd aan Tweede Kamer (in aanloop naar het AO van 8 juni). Daarmee afgehandeld

3428

08-10-2015 AO SUWI-onderwerpen

De Minister geeft de Tweede Kamer inzicht in de gemaakte kosten m.b.t. het heronderhandelingsproces met Marokko over het sociale zekerheidsverdrag (reiskosten missies)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-02-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 052, nr. 22)

3429

04-02-2016 Verzoek van het lid Van Weyenberg tijdens de RvW van 24-02-2015 om een debat inz. toekomst CAO's

De Minister zal ingaan op de vraag of en hoe meer empirisch onderzoek mogelijk is naar avv. Hierbij is het van belang om de insider/outsider problematiek ook te betrekken bij de vraag naar mogelijk vervolgonderzoek en ook de internationale literatuur in ogenschouw te nemen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 726)

3430

Uitgaande brief 01-03-2016 Uitvoering toezeggingen pensioenregister en beroep verantwoordingsorgaan beroepspensioenfondsen. (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 302)

Impactanalyse opname van een variant op basis van de verwachte toekomstige AOW-leeftijd in het Pensioenregister

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

3431

Uitgaande brief 01-03-2016 Uitvoering toezeggingen pensioenregister en beroep verantwoordingsorgaan beroepspensioenfondsen. (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 302)

De Staatssecretaris zal de mogelijkheden bekijken om deze advies- en beroepsrechten ook aan verantwoordingsorganen van beroepspensioenfondsen toe te kennen en uw Tweede Kamer daarover voor de zomer informeren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

3432

Uitgaande brief 03-03-2016 Brief SOMz inzake nale-vingsonderzoek WOR

De Minister laat bezien hoe het nieuwe werknemersdeel op methodologisch verantwoorde wijze alsnog kan worden uitgevoerd. De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer vóór de zomer over de uitkomsten berichten. Het nalevingsonderzoek onder werkgevers zal de Staatssecretaris methodologisch op dezelfde wijze laten uitvoeren als voorheen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 818, nr. 42)

3435

09-03-2016 Voortzetting plenaire behandeling voorstel van wet van het lid Lodders tot wijziging van onder andere de Pensioenwet ivm de invoering van de mogelijkheid tot uitbetaling van pensioen in pensioeneenheden (Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden

De initiatiefnemer en de Staatssecretaris hebben toegezegd om ons oordeel te geven over enkele – op dat moment – nog op te stellen amendementen op het wetsvoorstel verbeterde premieregeling

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-03-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 255, nr. 28)

3436

10-03-2016 AO Arbeidsmarktbeleid

Analyse effecten lifo en looncurve op arbeidsmarktpositie plussers. In het reeds toegezegde plan van aanpak voor de ouderenwerkloosheid (voorjaar 2016) zal een analyse de effecten van het lifoprincipe binnen het ontslagrecht en het verloop van de looncurve op de arbeidsmarkt voor ouderen worden opgenomen

De analyse is een onderdeel van het Actieplan Aanpak werkloosheid onder 50 plussers, dat d.d. 07-06-2016 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 724)

3441

16-03-2016 AO Participatiewet

De Staatssecretaris zal samen met Minister Plasterk en Minister Blok in de ministerraad aandacht vragen voor de onderdelen van de overheid waar sprake is van een achterstand in het realiseren van de afgesproken extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Zij zal daarbij ook bespreken of het mogelijk is de Tweede Kamer hierover in juni te informeren

Deze toezegging is afgedaan middels de brief die BZK op 04-07-2016 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 728)

3442

16-03-2016 AO Participatiewet

De Staatssecretaris informeert in april de Tweede Kamer over de resultaten van het overleg met de Werkkamer over de praktijkroute (loonwaardemeting op de werkplek als toegang tot het doelgroepregister), een appreciatie van het onderzoek naar inkoop van diensten van Berenschot en de herbezettingvoorwaarde

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 352, nr. 16)

3445

09-03-2016 AO Wet werk en zekerheid

De Minister zegt toe om uiterlijk 1 juli 2016 een brief te sturen aan de Tweede Kamer met een voorstel op het terrein van transitievergoeding bij ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid, dat ook met sociale partners zal worden besproken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 17)

3446

09-03-2016 AO Wet werk en zekerheid

De Minister zegt toe om voor 1 juli 2016 een brief te sturen aan de Tweede Kamer met een voorstel op het terrein van transitievergoeding bij ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid, dat ook met sociale partners zal worden besproken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 16)

3447

09-03-2016 AO Wet werk en zekerheid

De Minister zal Lodewijk de Waal, die de knelpunten bij m.n. seizoensarbeid met de ketenbepaling onderzoekt, vragen om een rol te spelen in het cao-overleg bij het primair onderwijs waar men worstelt met de ketenbepaling i.r.t. invalkrachten.

Afgehandeld met onderhandelaarsakkoord d.d. 27-04-2016

3448

09-03-2016 AO Wet werk en zekerheid

De Minister stuurt binnenkort een brief aan de Tweede Kamer met antwoord op de vraag van mevr. Voortman (GL) of zwangere wetenschappers hinder ondervinden van de nieuwe ketenbepaling.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 14)

3451

03-03-2016 AO Raad WSB

Toezegging tijdens AO van 7 maart 2016 betr. brief aan Tweede Kamer over de toegang van zzp-ers tot de Nederlandse arbeidsmarkt op grond van het Associatieverdrag met Oekraïne

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 21 501–31, nr. 400)

3454

10-03-2016 AO Arbeidsmarktbeleid

Brief Calamiteitenregeling. Sociale partners vragen wat het vervolgtraject met betrekking tot de calamiteitenregeling is. De Minister heeft aangegeven dat invoering wordt uitgesteld tot 1 oktober 2016

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 26 448, nr. 570)

3455

17-03-2016 Plenaire behandeling (34 336) (Wijz.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet financiering sociale verzekeringen en enkele andere wetten ivm verbetering van de hybride markt van de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wet verbetering hybride markt WGA)

Informeren maximaal risico bij uittreden publiek verzekerden. Tijdens de behandeling van de Wet verbetering hybride markt WGA op 17 maart 2016 heeft de Minister een kamerbrief toegezegd over het maximaal risico als per 2017 alle voor de WGA publiek verzekerde werkgevers uittreden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-03-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 336, nr. 9)

3457

31-03-2016 Verzoek van het lid Krol tijdens de RvW van 11 juni 2015 om een debat voorafgegaan door een brief over het rapport van het CPB over langdurige werkloosheid

Opzegbaarheid gegevensverstrekking UWV cao-aanvullingen. De heer Van Weyenberg verzocht de regering om te bewerkstelligen dat, indien het UWV gaat meewerken aan de uitvoering van de verlengde WW-duur (derde WW-jaar), dit zo gebeurt dat het altijd binnen afzienbare termijn omkeerbaar is. De motie is aangehouden nadat de Minister aangaf binnen twee weken met een Kamerbrief te komen waarin hij de volgende vraag van Van Weyenberg beantwoordt: «Is het UWV van plan om afspraken over de levering van gegevens te maken die het voor langere tijd binden en niet op kortere termijn opzegbaar zijn?»

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 26 448, nr. 563)

3460

30-03-2016 AO Hoofdlijnen herziening pensioenstelsel

De Tweede Kamer ontvangt binnen 2 weken de antwoorden op de schriftelijke vragen over het Nederlandse standpunt bij de IORP-onderhandelingen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 33 931, nr. 12)

3461

30-03-2016 AO Hoofdlijnen herziening pensioenstelsel

Bij de beantwoording van de vragen tbv het plenaire debat over het ECB (rente)beleid zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de vraag of de ECB binnen hun mandaat blijft

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-05-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 326)

3462

30-03-2016 AO Hoofdlijnen herziening pensioenstelsel

De Tweede Kamer ontvangt binnen 2 weken de beleidsbrief waardeoverdracht

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-04-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 117, nr. 1)

3467

30-03-2016 AO Hoofdlijnen herziening pensioenstelsel

De Tweede Kamer ontvangt vóór 15 juni 2016 de uitwerkingsnota herziening pensioenstelsel (vervroeging eerdere toezegging). Indien dit niet haalbaar blijkt, dan hoort de Kamer vóór 1 juni waarom dit niet lukt. In de nota aandacht voor de groepen zzp’ers, geactualiseerde groep witte vlek, en nabestaanden/arbeidsongeschikten. Ook aandacht voor Europeesrechtelijke aspecten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 337)

3468

30-03-2016 Verslag AO Hoofdlijnen herziening Pensioenstelsel

Voor 01-05-2016 laat SZW de Tweede Kamer weten of en zo ja hoe ook nabestaanden meegenomen worden in de koopkrachtplaatjes

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

3471

14-04-2016 AO Armoede- en Schuldenbeleid

Voor 1 juli gaat er een uitgebreide brief naar de Tweede Kamer waarin een heleboel onderwerpen die wij vandaag hebben besproken, aan bod zullen komen. In die brief zal in ieder geval inzicht worden gegeven op het beslagregister en een tijdsplanning. Ook de voorgestelde verbeteringen uit de ingediende petitie zullen hierin worden meegenomen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 24 515, nr. 360)

3472

14-04-2016 AO Armoede- en Schuldenbeleid

In de volgende verzamelbrief voor gemeenten zal de Staatssecretaris (cf. reeds aangenomen Motie Krol) aandacht vragen voor armoedebestrijding onder bepaalde bevolkingsgroepen, waaronder ouderen (50-plussers)

Afgehandeld met verzamelbrief d.d. 14-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 2016D30182)

3481

09-06-2016 AO Arbeidsmarktbeleid

Tweede Kamer informeren over WW-rechten bij gedeeltelijke werkhervatting (sollicitatieplicht en opsouperen WW-recht). De Minister heeft n.a.v. vragen van de heer Van Weyenberg toegezegd vóór 1 juli 2016 een brief te sturen over WW-rechten bij gedeeltelijke werkhervatting

Deze toezegging is afgedaan met de tweede voortgangsbrief Wwz die op 30-06-2016 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr.18)

3488

08-06-2016 AO Pensioenonderwerpen

De Tweede Kamer wordt vóór het VAO (21/6) geïnformeerd als het het CPB niet lukt om tbv de perspectiefnota vier extreme scenario’s (Japanscenario, »70 jaren Nederland, Dot.com crisis, crisis 2008) door te rekenen voor de kansrijke SER-varianten.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 337)

3489

08-06-2016 AO Pensioenonderwerpen

Tbv de perspectiefnota zal het CPB gevraagd worden om de kansrijke SER-varianten door te rekenen voor vier extreme scenario’s (Japanscenario, »70 jaren Nederland, Dot.com crisis, crisis 2008)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 337)

3490

Uitgaande brief 03-06-2016 Verzamelbrief pensioenonderwerpen (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

Nav onderzoeksrapport Aon Hewitt: in de perspectiefnota nader ingaan op gevoeligheden, naast de rente, die een rol kunnen spelen bij de transitie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 337)

3491

08-06-2016 AO Pensioenonderwerpen

De Tweede Kamer ontvangt vóór 1/7 informatie over het contact tussen SZW en V&J over een evaluatie van de Wet verevening pensioenen bij echtscheiding

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 338)

3498

29-06-2016 AO Participatiewet

De Staatssecretaris zorgt ervoor dat de Tweede Kamer maandag 4 juli voor 17.00 uur de rapportage van de heer Spigt ontvangt

De toezegging is afgedaan middels de brief die BZK op 04-07-2016 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 544, nr. 728)

3499

29-06-2016 AO Participatiewet

De Staatssecretaris komt uiterlijk maandag 4 juli voor 17:00 met een brief met meer informatie over het VN verdrag artikel 27 i.r.t. het blinden- en slechtzienden die het minimumloon verdienen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 352, nr. 20)

3520

09-06-2016AO Arbeidsmarktbeleid

Tijdens het AO Arbeidsmarktbeleid van 9 juni jl. heeft de Minister toegezegd uw Tweede Kamer te zullen informeren over de wijze waarop cao-partijen in sectoren waar sprake is van seizoensarbeid omgaan met de in de wet geboden mogelijkheid om bij cao de tussenpoos in de ketenbepaling terug te brengen tot ten hoogste drie maanden voor functies waarin de werkzaamheden wegens klimatologische en natuurlijke omstandigheden seizoensgebonden zijn en ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden verricht. Uit het overzicht dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze brief blijkt dat de meeste cao-partijen het gesprek over de uitzonderingsmogelijkheid op de ketenbepaling voor seizoensarbeid zijn aangegaan en met de geboden mogelijkheden die de wet hun biedt uit de voeten kunnen

Afgehandeld met brief van aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 18)

B.5.4 Lopende toezeggingen

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 1996–1997

ID1

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3

Uitgaande brief 29-10-1996 Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie) Kamerstukken II, 1996–1997, 25 478, nr. 4

Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie)

Er is samenhang met een klacht van de Nederlandse vakcentrales over naleving van ILO-Verdrag 81. Nederland is gevraagd om naast de reguliere rapportage over dit verdrag in augustus 2017 ook in te gaan op een aantal specifieke vragen. Naar verwachting kan na beantwoording van deze vragen uiterlijk in 2018 een beslissing genomen worden over de wenselijkheid van ratificatie door Nederland van dit verdrag

X Noot
1

Dit is een identificatienummer voor de administratie van de toezegging binnen het Ministerie van SZW.

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 2010–2011

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2382

Plenaire behandeling Wetsvoorstel (Aanpassing Wet arbeid vreemdelingen; introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers

De Tweede Kamer ontvangt een brief over de beleidsregels UWV inzake de nieuwe weigerings/intrekkingsgrond, binnen een half jaar nadat het wetsvoorstel door beide Kamers is aanvaard

Planning brief naar Tweede Kamer oktober 2016

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 2011–2012

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2681

Dertigledendebat over het bericht dat de crisis wordt misbruikt als reden voor massaontslag en grote ondernemingen met mooie winsten zo tien procent van hun personeelsbestand schrappen (Hamer) na ontvangst van een brief) (Minister SZW) (verzoek van mw. Hamer tijdens de regeling van werkzaamheden van 08-11-2011

De Minister doet zijn best om, op verzoek van de PVV, vóór het zomerreces een brief aan de Tweede Kamer te sturen met informatie over een aantal bedrijven die reorganisaties hebben aangekondigd: hoeveel mensen hebben hun arbeidsplaats daadwerkelijk verloren, hoeveel werknemers zijn intern en extern aan een andere baan geholpen en voor hoeveel mensen is een ontslagvergunning aangevraagd

 

3145

19-06-2012 Plenaire behandeling wetsvoorstel (Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het in dienstnemen en in dienst houden van oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers) (33 284) Evaluatie mobiliteitsbonussen

De mobiliteitsbonussen voor oudere werklozen en arbeidsgehandicapten dient te worden geëvalueerd. Deze toezegging is ook opgenomen in de evaluatie agenda

Planning oplevering evaluatie: 4e kwartaal 2019

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 2012–2013

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2831

17-04-2013 Plenaire behandeling van de Herziening van de Wet arbeid Vreemdelingen (33 475)

De Minister zegt op verzoek van D66 toe na een te jaar kijken naar het aantal verleende twv's en in hoeverre deze repeterend worden toegekend

Planning: brief naar Tweede Kamer oktober 2016

2868

22-05-2013 Vervolg plenaire behandeling Wetsvoorstel Versterking Bestuur Pensioenfondsen (33 182)

In de evaluatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen worden ook de onderwerpen visitatiecommissie, diversiteit en de bevindingen van DNB over onder meer bestuursleden zonder stemrecht meegenomen

Planning: Start van de evaluatie is drie jaar na inwerkingtreding van de organisatiebepalingen van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en dat is 1 juli 2017. De resultaten van de evaluatie inclusief de monitoring kunnen vervolgens in 4e kwartaal 2017 aan beide kamers gemeld worden

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 2013–2014

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2935

20-03-2014 AO SUWI-onderwerpen

De Minister zal de Tweede Kamer informeren over verplichte inschrijving door werkzoekenden bij een uitzendbureau en de mogelijkheid van een uitzendbureau om inschrijving te weigeren

Er vindt overleg plaats tussen UWV en SZW over de uitvoering van de verplichte inschrijving. De Tweede Kamer zal vóór het einde van 2016 worden geïnformeerd over de vermeende weigering door uitzendbureaus en de handhaving van de verplichting. Planning: eind 4e kwartaal 2016

2951

Uitgaande brief 01-11-2013 Registratieplicht zelfstandigen op grond van de Waadi

De beleidsregels boeteoplegging Waadi zullen gepubliceerd worden in de Staatscourant. Over twee jaar zal de Minister onderzoeken of deze regeling tot misbruik heeft geleid. Als dat niet het geval is, kan zo nodig een wettelijke uitzondering van de registratieplicht voor deze groep zelfstandigen in de Waadi worden opgenomen

Wordt meegenomen in brief over keurmerk SNA. Planning: brief naar de Tweede Kamer voor Prinsjesdag 2016

3075

23-01-2014 AO Arbeidsomstandigheden (Arbo)

Brand windturbine: De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de resultaten van de onderzoeken naar aanleiding van de brand in een windturbine met dodelijke slachtoffers

OM heeft strafrechtelijk in onderzoek genomen. Mede vanwege complexiteit van bewijsmateriaal is informatiemoment aan de Kamer vooralsnog niet te bepalen

3090

13-02-2014 Plenair debat Wet werk en zekerheid (33 818) Voortzetting

De Minister zegt toe nauwlettend te zullen volgen of de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie in de Wwz er, gezien de precedentwerking, toe leidt dat het aantal zaken bij de rechter op termijn zal afnemen. De Minister zegt ook toe scherp in de gaten te houden of het middel niet misbruikt wordt (in die zin dat het een onderhandelpunt wordt), en of dit al dan niet leidt tot een toename van hogere vergoedingen in vaststellingsovereenkomsten dan de wettelijke transitievergoeding. Dit zal te zijner tijd onderzocht worden door een enquête onder werkgevers en werknemers te houden, om na te gaan hoe de vaststellingsovereenkomsten eruit zien. De Tweede Kamer zal over de resultaten worden geïnformeerd

Monitoring van de wet is in volle gang, in hoger beroep zijn nu enkele tientallen uitspraken gedaan, nog geen uitspraken in cassatie. Afname van aantal zaken in eerste aanleg wordt pas na een aantal jaren zichtbaar. De gevolgen voor de hoogte van vergoedingen in vaststellingsovereenkomsten zal tzt worden onderzocht

3093

13-02-2014 Plenair debat Wet werk en zekerheid (33 818) Voortzetting

De Minister zegt toe dat hij de jurisprudentie over de uitwerking van het criterium «billijke vergoeding» bij «ernstig verwijtbaar handelen of nalaten» in de Wwz op de voet zal volgen en zal analyseren. Daarmee wacht hij niet op de evaluatie van de totale Wwz in 2020. Als het misgaat, als het uit de hand loopt, komt de Minister terug naar de Tweede Kamer met voorstellen

De jurisprudentie zal worden gevolgd. In de MvT bij de Wwz is opgenomen dat dit uiterlijk in 2017 zal worden geëvalueerd, waarna het kabinet in samenspraak met de StvdA conclusies zal trekken en die aan de Tweede Kamer zal voorleggen

3110

05-06-2014 AO Inburgering

De Minister zegt toe, n.a.v. vragen De Graaf PVV betreffende inburgeraars die met lening examen hebben gedaan en dat niet hebben gehaald en die vervolgens uit beeld raken, om welke aantallen gaat het dan, hoeveel geld is daarmee gemoeid, hoe wordt het geleende geld dan teruggehaald, deze vragen mee te nemen bij de reeds toegezegde rapportage over de terugbetalingsdiscipline van DUO-leningen

De Tweede Kamer wordt voor Prinsjesdag (begin september) nader geïnformeerd over de voortgang van de inburgering

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 2014–2015

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3174

01-10-2014 Vervolg AO Kinderopvang

Vraag of kinderopvang onder WNT valt, wordt meegenomen in de nadere uitwerking van de omkering die aankomend voorjaar aan de Tweede Kamer wordt aangeboden

Dit wordt meegenomen in wetsvoorstel Directe Financiering, dat na de zomer aan de Tweede Kamer wordt aangeboden

3180

01-10-2014 Vervolg AO Kinderopvang Naar aanleiding van de uitkomst van de verkenning naar kinderen met diabetes in het onderwijs, zal de Minister de Tweede Kamer informeren over de maatregelen die hij (eventueel) zal nemen in de kinderopvangsector voor deze kinderen

Naar aanleiding van de uitkomst van de verkenning naar kinderen met diabetes in het onderwijs, zal de Minister de Tweede Kamer informeren over de maatregelen die hij (eventueel) zal nemen in de kinderopvangsector voor deze kinderen

De Tweede Kamer wordt na Prinsjesdag geïnformeerd of er aanleiding bestaat om maatregelen te treffen om de toegang tot de kinderopvang van kinderen met diabetes te bevorderen, en zo ja welke dat zijn

3186

De Minister zal de Kamer informeren over verplichte inschrijving door werkzoekenden bij een uitzendbureau en de mogelijkheid van een uitzendbureau om inschrijving te weigeren

De Minister heeft toegezegd dat hij, naar aanleiding van het bericht in de Volkskrant van 27 oktober, UWV opheldering zal vragen of het bericht in de Volkskrant juist is;of er sprake is van een incident of structureel;of de in 2013 gemaakte afspraken zijn geïmplementeerd.hoe de bescherming van de medische privacy gewaarborgd wordt voor iedereen die contact heeft met UWV. Alsdan zal de Minister bezien of dat moet leiden tot nadere maatregelen. Over de uitkomsten zal de Minister de Tweede Kamer informeren

UWV heeft het advies van de KNMG in december 2015 aan SZW gezonden. In het advies plaatst de KNMG kanttekeningen en spreekt zich niet uit over de juridische juistheid van de werkwijze bij UWV. SZW dringt bij UWV op aan om alsnog de AP te consulteren. Dit mede gelet op het bericht in Trouw (23–1). Het UWV heeft inmiddels verzocht om een oordeel van het AP. Dit wordt in de tweede helft van 2016 na Prinsjesdag verwacht

3199

13-11-2014 AO Participatiewet en WWB-onderwerpen

De Staatssecretaris heeft toegezegd voor het einde van het jaar een brief te sturen over social return bij het Rijk in relatie tot de banenafspraak. Dit betreft geen nieuwe toezegging maar een herhaling van de toezegging, zoals gedaan in de brief van Minister Blok

Onlangs heeft er een overleg plaatsgevonden met collega’s van het Ministerie van BZK. Afgesproken is dat Minister Blok, naar aanleiding van zijn toezegging, de regering dit jaar informeert over SRoI binnen de rijksoverheid. Planning augustus 2016

3204

26-11-2014 Begrotingsbehandeling SZW

De Minister zegt toe de praktische belemmeringen t.a.v. de sollicitatieverplichtingen voor oudere werklozen te bezien

Ihkv actiepan ouderen wordt een pilot persoonlijke ondersteuning ingericht. Deze pilot biedt individueel maatwerk aan oudere werkzoekenden. Daarbij zal ook de vraag worden meegenomen of er voor oudere werkzoekenden, naast het schrijven van sollicitatiebrieven, andere (wellicht meer) geschikte methoden zijn waarmee oudere werkzoekenden op een effectieve en efficiënte manier ander werk kunnen vinden. De inzichten die dit oplevert kunnen vervolgens worden meegenomen in de invulling van de sollicitatieverplichting voor oudere werkzoekenden. Planning: 4e kwartaal 2016

3230

Verslag van het AO arbeidsomstandigheden van d.d. 30-10-2014

In de eerste helft van 2015 informeert de Minister de kamer over het overleg met de sociale partners over de beeldschermrichtlijn

De Minister heeft inmiddels een besluit genomen. De Tweede Kamer wordt daar bij gelegenheid over geïnformeerd (dus geen aparte brief)

3239

22-01-2016

AO Inburgering

De Minister zegt toe om een brief naar de Tweede Kamer te sturen over Europese procedures zodra infractieprocedure EC over Wib officieel binnen is

EC is bij mail van 23 mei geïnformeerd over de aanpassingen in de Wib. Beantwoording zal na Prinsjesdag plaatsvinden

3261

11-02-2015 AO Arbeidsmarktbeleid

De Minister stuurde op 1 april 2015 een brief samen met OCW aan de Tweede Kamer over het vervolg van de Aanpak Jeugdwerkloosheid en zegt daarin toe de Kamer periodiek te informeren over de voortgang

Beoogd is de Tweede Kamer een nieuwe voortgangsrapportage aan te bieden voor de Begrotingsbehandeling SZW 2017. Planning: Begin december 2016

3267

25-02-2015 Plenair debat Wetsvoorstel Pensioencommunicatie (34 008)

Voor de zomer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd hoe het best kan worden gecommuniceerd over het werkgeversdeel in de pensioenpremie

Bijgestelde planning: eind september 2016. (na Prinsjesdag)

3290

12-03-2015 Plenaire behandeling Wet werken na de AOW (34 073, PM)

De Minister zal de werking van de WAA-maatregel uit het wetsvoorstel Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd betrekken bij de evaluatie van de wet (of dit inderdaad als antiverdringingsmaatregel werkt en AOW-gerechtigden niet juist aantrekkelijker maakt als werknemer)

Planning: Betrekken bij evaluatie over de werking van de wet over de eerste twee jaar na inwerkingtreding, najaar 2018 gereed

3291

12-03-2015 Plenaire behandeling Wet werken na de AOW (34 073, PM)

De Minister zegt toe om in overleg met de Staatssecretaris De nader onderzoek te doen naar hoe pensioenopbouw bij werken na de AOW in pensioenregelingen is geregeld. Daarbij zal de vraag worden betrokken hoe dat het beste geregeld kan worden voor AOW-gerechtigden, en zal het belang van werknemers worden meegewogen. De Minister merkt op dat het wel een zaak van sociale partners is om hier afspraken over te maken

Planning: eind september 2016 (na Prinsjesdag)

3302

Uitgaande brief 19-12-2014 Wetsvoorstel pensioencommunicatie. (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 008, nr. 6)

Drie jaar na inwerkingtreding van het (volledige) wetsvoorstel nagaan of de maatregelen hebben bijgedragen tot een beter pensioenbegrip van de deelnemer en daarbij ook na te gaan of er sprake is geweest van een verlaging van de regeldruk

Wet Pensioencommunicatie is 1 juli 2015 gefaseerd in werking getreden. Onderzoek in 2018

3304

14-04-2015 Mondelinge vraag van het lid Krol (50PLUS) aan de Staatssecretaris van SZW over het bericht «Kabinet prikkelt langer werken én straft af»

De Staatssecretaris zal het verzoek m.b.t. het fiscale doorwerkvereiste overbrengen aan de Staatssecretaris van Financiën. De Tweede Kamer zal voor 15 mei a.s. een gezamenlijke brief ontvangen. NB Regeling van werkzaamheden d.d. 15 april. De vaste commissie voor SZW zal nog een inventarisatie van de vragen over het fiscale doorwerkvereiste toesturen aan SZW ten behoeve van de brief die is toegezegd

Besluitvorming over afschaffen fiscale doorwerkvereiste loopt mee met de augustus-besluitvorming

3305

14-04-2015 Mondelinge vraag van het lid Krol (50PLUS) aan de Staatssecretaris van SZW over het bericht «Kabinet prikkelt langer werken én straft af'

De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen, die verzoekt in overleg met sociale partners en pensioenuitvoerders te komen met voorstellen om de data voor pensioen, ontslag en AOW te laten samenvallen. De Tweede Kamer zal voor de zomer in kennis worden gesteld van de resultaten van het overleg met sociale partners en pensioenuitvoerders.

Stas SZW en Stas FIN zijn akkoord met afschaffen doorwerkvereiste. Dit zal worden opgenomen in het Belastingplan 2017, onder voorbehoud van budgettaire dekking

3315

22-06-2016 AO Loondoorbetaling bij ziekte

Voorstel loondoorbetalingsverplichting. De minister streeft er naar in oktober de Tweede Kamer te informeren over de uitwerking van de maatregelen rondom loondoorbetaling uit de brief d.d. 21 april 2016, de variant voor kleine werkgevers en de uitkomsten uit het onderzoek naar het tweede spoor.

De Tweede Kamer wordt in oktober 2016 geïnformeerd over de uitwerking van de maatregelen rondom loondoorbetaling.

3330

09-10-2014 Plenaire behandeling wetsvoorstel modernisering regelingen voor verlof 32 855

De Minister zal een arbeid en zorgbijeenkomst organiseren en daarna een brief met de visie van het kabinet over arbeid en zorg naar de Tweede Kamer sturen

Planning: Bijeenkomst wordt in oktober 2016 gehouden. De Tweede Kamer is over dit uitstel geïnformeerd tijdens AO positie van de mantelzorger op 14-01-2016

3332

16-06-2015 Plenaire behandeling Wet Algemeen Pensioenfonds

De Staatssecretaris bericht in het najaar de Tweede Kamer over wat het voor deelnemers betekent als een pensioenregeling naar België verhuist

Planning: Loopt mee in toezegging van Min. FIN om na de zomer 2016 met een plan te komen om te voorkomen dat pensioenen steeds meer op Europees niveau geregeld worden en Tweede Kamer na Prinsjesdag hierover te informeren

3334

16-06-2015 Plenaire behandeling Wet Algemeen Pensioenfonds

De Staatssecretaris stuurt de Tweede Kamer een inventarisatie van wat er moet gebeuren om het algemeen pensioenfonds voor internationale regelingen werkbaar te maken

Planning: Loopt mee in toezegging van Min. FIN om na de zomer 2016 met een plan te komen om te voorkomen dat pensioenen steeds meer op Europees niveau geregeld worden en Tweede Kamer na Prinsjesdag hierover te informeren

3335

16-06-2015 Plenaire behandeling Wet Algemeen Pensioenfonds

Het keuzerecht rond de ingang van de pensioendatum wil de Staatssecretaris snel nader bestuderen. Als het enigszins kan neemt de Staatssecretaris het in de beantwoording van de Kamervragen van de heer Omtzigt over de kleine pensioenen mee

Dit onderwerp gaat meelopen in het wetstraject waardeoverdracht en kleine pensioenen. Geplande inwerkingtreding 1 juli 2017

3336

16-06-2015 Plenaire behandeling Wet Algemeen Pensioenfonds

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer op de hoogte stellen van de juridische analyse over de mogelijkheden om het overdragen van het pensioenkapitaal bij een verzekeraar aan een lopende pensioenregeling bij een pensioenfonds mogelijk te maken

Dit onderwerp gaat meelopen in het wetstraject waardeoverdracht en kleine pensioenen. Geplande inwerkingtreding 1 juli 2017

3340

Uitgaande brief 13-07-2015 Onderzoek gepensioneerden in besturen beroepspensioenfondsen (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 863, nr. 33)

Er zijn veel ontwikkelingen gaande bij de beroepspensioenfondsen, die de Staatssecretaris de komende jaren zal blijven bezien. De Staatssecretaris is voornemens de Tweede Kamer over twee jaar te informeren over hoe die ontwikkelingen zijn verlopen en welke conclusies daaruit zouden kunnen volgen

Planning: Ontwikkelingen monitoren en na 2 jaar resultaten in brief naar Tweede Kamer

3354

Uitgaande brief 26-08-2015 Onderzoek «werknemers en insolventie'

In overleg met de Minister van Veiligheid en Justitie en met de diverse stakeholders uit de praktijk wil de Minister verder bekijken of er – mede op basis van de onderzoeksrapporten – aanleiding is tot het nemen van maatregelen, waaronder eventuele aanpassing van het arbeids- en/of insolventierecht, met het oog op de positie van de werknemer bij insolventie van de werkgever. Over de conclusies die de Minister hieruit zal trekken zal de Minister de Tweede Kamer in het eerste kwartaal van 2016 nader informeren

Stichting van de Arbeid heeft in juli 2016 aangegeven dat er geen advies komt; formele brief volgt. Op 10 oktober stakeholdersoverleg(met VenJ) over mogelijke maatregelen. Daarna brief naar Tweede Kamer planning najaar 2016 (nov/dec).

3355

Uitgaande brief 26-08-2015 Onderzoek «werknemers en insolventie'

Naar aanleiding van de conclusie van de onderzoekers dat in de praktijk vaak wordt verondersteld dat de medezeggenschapsregels bij insolventie van de werkgever niet van toepassing zijn, zal de Minister in ieder geval in overleg treden met de Commissie Bevordering Medezeggenschap van de Sociaal Economische Raad om te bekijken in hoeverre er meer bekendheid kan worden gegeven aan het feit dat dit in beginsel wel degelijk het geval is

Stichting van de Arbeid heeft in juli 2016 aangegeven dat er geen advies komt; formele brief volgt. Op 10 oktober stakeholdersoverleg(met VenJ) over mogelijke maatregelen. Daarna brief naar Tweede Kamer planning najaar 2016 (nov/dec).

3356

Uitgaande brief 01-09-2015 Voortgangsrapportage actieplan arbeidsmarktdiscriminatie (Kamerstukken II, 2014–2015, 29 544, nr. 649)

De Minister zal de Tweede Kamer volgend jaar (2016) opnieuw informeren over de verdere voortgang van het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie en eventuele nieuwe maatregelen.

Planning: Voortgangsrapportage actieplan arbeidsdiscriminatie december 2016

3357

02-09-2015 Plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (34 195))

Meer duiding geven aan het begrip structureel en regelmatig ten behoeve van de praktijk. Dit door in overleg met de branche in te zetten op communicatie hierover én door met de toezichthouder de invulling van het begrip vast te leggen in de beleidsregels werkwijze toezichthouder. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd voor de inwerkingtreding van de wet, komend voorjaar

Inwerkingtreding wetswijziging is uitgesteld i.v.m. vertraging bij invoering van personenregister. De Tweede Kamer zal hierover ruim voor inwerkingtreding worden geïnformeerd

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 2015–2016

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3372

23-09-2015 AO Arbeidsmigratie

Implementatiewet handhavingsrichtlijn eind dit jaar, begin volgend jaar aangeboden aan de Tweede Kamer, samen met uitbreiding ketenaansprakelijkheid naar vervoersovereenkomst

Wetsvoorstel 34 408 is als hamerstuk aangenomen in EK op 31-5-2016. Het 2e onderdeel van de toezegging, de uitbreiding ketenaansprakelijkheid, wordt plenair behandeld na het zomerreces

3375

23-09-2015 AO Arbeidsmigratie

Er komt in oktober een brief van de Minister van SZW en de Staatssecretaris Financiën over de ET-regeling

Planning: Voor september 2016 gaat een brief naar de Tweede Kamer

3385

Uitgaande brief 14-10-2015 Inzagerecht raad van toezicht en verantwoordingsorgaan

Tijdens de behandeling van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft de Staatssecretaris toegezegd om drie jaar na de inwerkingtreding van de organisatiebepalingen uit deze wet – 1 juli 2017 – een evaluatie uit te zullen voeren. De Staatssecretaris is bereid om in het kader van deze evaluatie de wenselijkheid van een inzagerecht van verantwoordingsorganen in contracten en kosten van het pensioenfonds mee te nemen

Planning: Start van de evaluatie is drie jaar na inwerkingtreding van de organisatiebepalingen van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en dat is 1 juli 2017. De resultaten van de evaluatie inclusief de monitoring kunnen vervolgens in 4e kwartaal 2017 aan beide kamers gemeld worden

3387

AO Integratie d.d. 29 oktober 2015

De Minister zegt toe dat het onderzoek en de Kabinetsreactie antidemocratische groeperingen in de 1e kwartaal van 2016 naar de Tweede Kamer gaan

Kabinetsreactie is in de maak, echter tweede ronde BWO nodig inclusief OM. BZK is leidend, niet bekend of nog voor het reces rapport inclusief kabinetsreactie naar de Tweede Kamer gaat

3394

24-09-2015 AO Medezeggenschap

Najaar 2016 ontvangt de Minister het SER-onderzoek naar de scholing bij de OR. Daarna zal hij de Tweede Kamer informeren inclusief een kabinetsreactie daarop

Planning: Najaar 2016 brief naar de Tweede Kamer

3395

24-09-2015 AO Medezeggenschap

Gevolgen voor de pensioenen werknemers betrekken bij onderzoek positie van werknemers in insolventie

Stichting van de Arbeid heeft in juli 2016 aangegeven dat er geen advies komt; formele brief volgt. Op 10 oktober stakeholdersoverleg(met VenJ) over mogelijke maatregelen. Daarna brief naar de Tweede Kamer, planning najaar 2016 (nov/dec)

3397

Uitgaande brief 30-11-2015 Uitvoering toezeggingen pensioencommunicatie en uniformering begrip partner. (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 008, nr. 35)

Het is het voornemen van de Staatssecretaris om eind volgend jaar (2016) te bezien in hoeverre aan deze Aanbevelingen (van de StvdA) inzake uniformering partnerdefinitie gevolg is gegeven en zij zal de Tweede Kamer dan over de uitkomsten informeren

Planning: Eind 2016 met Stichting van de Arbeid overleggen over in hoeverre gevolg is gegeven aan de Aanbevelingen

3403

Uitgaande brief 27-11-2015 Opzet evaluatie Wwz en eerste beeld invoering Wwz. (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 1)

De Minister zal de Tweede Kamer periodiek, halfjaarlijks, via voortgangsrapportages informeren over de werking van de Wwz. In deze halfjaarlijkse brieven zullen dan verschillende toezeggingen en deelrapportages over de Wwz meelopen die eerder zijn toegezegd

Deze toezegging loopt tot 1-1-2020. Halfjaarlijks wordt er een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de voortgang van de Wwz. Er zijn nu 2 brieven verstuurd. De eerste brief was van 27-11-2015, (Kamerstukken II, 34 351, nr. 1). De tweede brief was van 30-06-2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 351, nr. 18)

3404

Uitgaande brief 10-12-2015 Beantwoording van de Kamervragen van het lid Vermeij over de representativiteit van beroepspensioenfondsen

De Staatssecretaris wil een duurzame oplossing vinden voor de beroepspensioenregelingen. Daarom wil de Staatssecretaris in overleg met de pensioensector en sociale partners kijken naar de wijze van verplichtstelling van beroepspensioenfondsen, in het bijzonder in relatie tot beroepsgenoten in loondienst en zelfstandigen, en mede in relatie tot de voorgenomen wijziging van de vormgeving van verplichtstelling van bedrijfstakpensioenfondsen

Dit loopt mee in de toekomstdiscussie pensioenen. Planning eind 2020

3406

Begrotingsdebat 2 december 2015

De Minister zegt toe het boekje van het lid Heerma te betrekken bij de uitwerking van de motie-Van Dam over de weerbare democratie

De Kamer ontvangt voor Prinsjesdag een kabinetsreactie op de motie Van Dam. BZK is de trekker van deze kabinetsreactie

3413

29-09-2015 Stemmingen n.a.v. de ingediende amendementen, moties en het wetsvoorstel plenaire behandeling wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen ivm harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten (34 194 PM)

Na drie jaar vindt een evaluatie naar de werking van de no-riskpolis plaats. Op basis daarvan zal worden bezien of er aanleiding is voor wetgeving met het oog op de situatie na 2020. (...) Wanneer de tussentijdse evaluatie aanleiding geeft tot continuering van de uniforme no-riskpolis zal daarvoor een nieuwe wettelijke basis moeten worden getroffen. Voorts is met sociale partners en VNG afgesproken dat na drie jaar de stand van zaken wat betreft de premiekorting doelgroep banenafspraak zal worden bezien en dat na vijf jaar de mobiliteitsbonus verdwijnt voor de doelgroep van de banenafspraak. De dan resterende financiële middelen kunnen dan voor andere arbeidsmarktinstrumenten in de belasting- en premiesfeer worden ingezet

De evaluatie dient begin 2019 beschikbaar te zijn omdat er dan voldoende volume is om de evaluatie over drie jaar te kunnen uitvoeren. In de aanloop daar naar toe zal met betrokken partijen de evaluatie worden voorbereid. Planning: januari 2019

3415

20-01-2016 AO Pensioenen

SZW beziet de casus van de pensioenregeling waarvan de uitvoering recent naar Malta is verhuisd, en bericht de Tweede Kamer over eventuele bevindingen

Planning: loopt mee in toezegging van Min. Fin om na zomer 2016 met een plan te komen om te voorkomen dat pensioenen steeds meer op Europees niveau geregeld worden en de Tweede Kamer na Prinsjesdag hierover te informeren

3418

20-01-2016 AO Pensioenen

De Staatssecretaris zegt toe dat er een onderzoek komt naar het (niet-) gebruik van de overbruggingsregeling AOW, incl. inzicht in de uitgekeerde bedragen

Onderzoek is afgerond. In afwachting van SVB-rapportage. Afgesproken met de Staatssecretaris dat brief en rapport vóór Prinsjesdag aan de Tweede Kamer worden verzonden

3419

20-01-2016 AO Pensioenen

De Minister zegt toe mbt uitsluitsel over de timing van het onderzoek OBR: wanneer krijgt de Tweede Kamer de resultaten

Met een brief van 26-02-2016 heeft de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer laten weten dat de uitkomsten van het onderzoek naar niet-gebruik OBR vóór Prinsjesdag 2016 aan de Tweede Kamer gezonden zal worden

3433

04-02-2016 Plenair debat inz. toekomst CAO’s

Tegelijkertijd met de reeds geplande

monitor over transparante dispensatiebepalingen in cao’s (van directie UAW) zal de Minister de Tweede Kamer na de zomer berichten over hoe cao-partijen zelf omgaan met dispensatieverlening, en daarbij ook een appreciatie te geven van het dispensatiebeleid van SZW

Planning: najaar 2016 brief naar Kamer (mede afhankelijk van het gereedkomen van de monitor van UAW)

3434

18-02-2016 Verzoek va het lid Van Weyenberg (D»66) tijdens de RvW van 17 juni 2015 om een plenair debat inz. het onderzoeksrapport van het CPB inz. discriminatie op de arbeidsmarkt

In de nieuwe voortgangsrapportage actieplan arbeidsdiscriminatie die eind 2016 aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden wordt ingegaan op de invulling van diversiteitsbeleid binnen de rijksoverheid

Planning: De verzending van de voortgangsrapportage actieplan arbeidsmarktdiscriminatie staat gepland voor oktober/ november 2016

3443

16-03-2016 AO SUWI-onderwerpen

De Minister informeert de Tweede Kamer uiterlijk september 2016 over de haalbaarheid dat UWV werkzoekenden een persoonlijke brief verstrekt met daarin aangegeven op welke regelingen de werkgever aanspraak kan maken bij deze specifieke potentiële werknemer.Aanvullende informatie: Bovenstaand n.a.v. een verzoek van Kamerlid Weyenberg. Of (uitvoerbaarheid) het kan en hoe het kan. Wenselijkheid ondersteunt ieder

Planning: Uiterlijk eind september 2016 de Tweede Kamer informeren

3444

16-03-2016 – AO SUWI-onderwerpen

De Minister informeert de Tweede Kamer in december 2016 over de KPI’s van de ZBO’s. Aanvullende informatie: Bij de aanbieding van de jaarplannen 2017 worden ze uitgelicht. Diverse Kamerleden dringen aan op actief op de hoogte te worden gehouden bij ontwikkelingen

Planning: december 2016

3458

23-03-2016 AO Discriminatie

De Minister zegt toe dat de Tweede Kamer voor eind 2016 zal worden geïnformeerd over de opbrengsten van de motie Bisschop om antisemitisme binnen de EU te agenderen, waarbij nadruk ligt op inzicht in effectieve maatregelen

De Tweede Kamer wordt conform toezegging na Prinsjesdag (in het najaar van 2016) hierover geïnformeerd

3459

23-03-2016 AO Discriminatie

In de voortgangsrapportage arbeidsmarktdiscriminatie wordt aandacht besteed aan de positieve rol van het bedrijfsleven in het bevorderen van meer aandacht voor diversiteit

Planning: De volgende voortgangsrapportage Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie staat gepland voor oktober/november 2016

3463

07-04-2016 AO Huwelijksdwang en Achterlating

De Minister zegt toe dat de voortgangsrapportage integratie eind 2016 naar de Tweede Kamer wordt gezonden. Daarin wordt meegenomen of het mogelijk is seksuele diversiteit toe te voegen aan burgerschapsonderwijs op scholen

De Tweede Kamer wordt na Prinsjesdag geïnformeerd in de brief Voortgang integratie

3464

07-04-2016 AO Huwelijksdwang en Achterlating

De Minister zegt toe dat de Tweede Kamer geïnformeerd voor het zomerreces 2016 wordt geïnformeerd over hoe het onderzoek wordt uitgevoerd naar de dilemma’s waar hulpverleners mee te maken krijgen bij hulpverlening aan meisjes, vrouwen en LHBT'ers met een biculturele achtergrond

De Tweede Kamer wordt voor Prinsjesdag geïnformeerd

3465

07-04-2016 AO Huwelijksdwang en Achterlating

De Minister zegt toe dat de Tweede Kamer voor de zomer geïnformeerd wordt over de motie van Dam (gedeelde waarden en onderlinge verbondenheid in de samenleving)

De Tweede Kamer ontvangt na Prinsjesdag eind september een kabinetsreactie op de motie Van Dam. BZK is de trekker van deze kabinetsreactie

3466

07-04-2016 AO Huwelijksdwang en Achterlating

De Minister zegt toe dat hij KIS om advies zal vragen over effectieve aanpakken. Informatie hierover wordt opgenomen in de voortgangsrapportage integratie voor eind 2016

De Tweede Kamer wordt na Prinsjesdag geïnformeerd

3469

14-04-2016 AO Armoede- en Schuldenbeleid

De AMvB ten behoeve van het moratorium komt na een consultatieronde en na advies van de Raad van State in september naar de Tweede Kamer

Planning september 2016 (voor Prinsjesdag)

3470

14-04-2016 AO Armoede- en Schuldenbeleid

Het streven is dat de vereenvoudiging van de beslagvrije voet per 1 januari 2017 zal worden ingevoerd

De wetgeving voor de vereenvoudiging van de beslagvrije voet wordt in de tweede helft van 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden. Planning eind december 2016

3473

14-04-2016AO Armoede- en Schuldenbeleid

De Staatssecretaris gaat contact opnemen met haar collega Bussemaker over de problematiek van jongeren met een studietoelage, die momenteel niet in de schuldhulpverlening kunnen komen

Op dit moment wordt een rondetafel gepland met VNG, NVVK, OCW, DUO, St. Van de Straat die in juni moet plaatsvinden, zodat de resultaten hiervan in een gezamenlijke brief van OCW en SZW voor het zomerreces aan de kamer gestuurd kan worden. Planning eind september 2016

3478

02-06-2016 Plenaire behandeling wijz.wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet ivm de bevoegdheden van de ondernemingsraad inz. de arbeidsvoorwaarden pensioenen

De Staatssecretaris zal de SER om advies vragen over de medezeggenschap tav pensioenen in kleine bedrijven. Daarbij zal de Staatssecretaris ook aandacht vragen voor de positie van voormalige werknemers in gesloten pensioenregelingen

Planning: september 2016 adviesaanvraag SER

3479

02-06-2016 Plenaire behandeling wijz.wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet ivm de bevoegdheden van de ondernemingsraad inz. de arbeidsvoorwaarden pensioenen

Op verzoek van VVD en PvdA heeft de Staatssecretaris toegezegd om de uitvoering van de wet in de praktijk – inclusief eventuele procedures bij de rechter – te monitoren en de Tweede Kamer daarover na twee jaar te informeren

Planning: evaluatie medio 2018

3480

09-06-2016 AO Arbeidsmarktbeleid

Reactie op SER-advies loondoorbetaling. In najaar 2016 zal de Minister een reactie geven op het SER-advies over loondoorbetaling bij ziekte. Daarbij wordt zoals eerder toegezegd ook ingegaan op de collectieve variant

De SER is bezig met de uitwerking van het advies

3482

17-05-2016 Mondelinge vraag van het lid Karabulut (SP) over het bericht dat 421.000 kinderen in armoede opgroeit

De Staatssecretaris zegt toe voor de begrotingsbehandeling inzicht te verschaffen in de (voor zover) bekende resultaten ten aanzien van de 5 miljoen euro die het kabinet n.a.v. het amendement Van Dekken/Yücel beschikbaar heeft gesteld om meer kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen te kunnen laten sporten

Het Ministerie van VWS en het Jeugdsportfonds zijn geïnformeerd over de toezegging. Planning november 2016

3483

Uitgaande brief 21-06-2016 Reactie op aangenomen motie 31 497 nr. 188 over een Wajonguitkering voor ernstig meervoudig gehandicapte kinderen

De Staatssecretaris gaat de in de motie geschetste situatie dat ouders om financiële redenen hun kinderen van school afhalen als onderdeel van de evaluatie Participatiewet onderzoeken. Met de tussenrapportage evaluatie Participatiewet rapporteert de Staatssecretaris de Tweede Kamer voor het zomerreces van 2017 over de resultaten van dit onderzoek

De toezegging wordt beantwoord in de tussenrapportage evaluatie Participatiewet Planning: vóór zomerreces 2017

3484

22-06-2016 AO Arbeidsongeschiktheid

Informeren WGA-instroomcijfers uitzendbranche en andere sectoren. De Minister zal de Tweede Kamer schriftelijk informeren over de WGA-instroomcijfers van de uitzendbranche en andere sectoren

De Minister informeert de Tweede Kamer over de voortgang in het derde kwartaal van 2016 vóór de begroting

3485

22-06-2016 AO Arbeidsongeschiktheid

Gesprek aangaan met AYA platform. De Minister zal in gesprek gaan met het AYA platform. De Tweede Kamer zal hierover gelijktijdig met de voortgang van de AMvB geïnformeerd worden

De Minister zal in gesprek gaan met het AYA platform. De Tweede Kamer zal hierover gelijktijdig met de voortgang van de AmvB geïnformeerd worden. Planning: september 2016, na Prinsjesdag

3486

22-06-2016 AO Arbeidsongeschiktheid

Uitkomsten gesprek Novag en UWV betreffende herbeoordelingen delen. In september 2016 zal de Minister de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van de gesprekken tussen UWV en Novag met betrekking tot de uitvoering van de herbeoordelingen

De Minister zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van de gesprekken tussen UWV en Novag met betrekking tot de uitvoering van de herbeoordelingen. Planning: september 2016, na Prinsjesdag

3492

08-06-2016 AO Pensioenderwerpen

De Tweede Kamer ontvangt voor 1 juli informatie over de mogelijke marsroute nav gesprek SZW met de partners over de fusiemogelijkheden voor verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen

In de brief aan de Tweede Kamer van 11-07-2016 (Kamerstukken II, 32 043, 338) heeft de Staatssecretaris aangegeven dat er momenteel onderzoek zal plaatsvinden samen met de pensioensector en sociale partners de mogelijkheden voor fusie van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen met afgescheiden vermogens. Deze gesprekken hebben een constructief karakter. Voor Prinsjesdag wordt de Kamer nader geïnformeerd over de uitkomsten van deze gesprekken.

3493

08-06-2016 AO Pensioenderwerpen

In oktober/november ontvangt de Tweede Kamer een nieuwe overzicht van de financiële positie (dekkingsgraden) van de pensioenfondsen, gebaseerd op de stand eind derde kwartaal. Het kabinet stuurt een appreciatie mee

In het najaar van 2016 wordt een brief naar de Tweede Kamer gestuurd

3494

08-06-2016 AO Pensioenonderwerpen

Voor 1/12 ontvangt de Tweede Kamer een analyse over de tendens dat pensioenfondsen naar België uitwijken en het vestigingsklimaat voor pensioenfondsen in Nederland

Voor 1 dec.2016 brief naar Tweede Kamer

3495

Uitgaande brief 03-06-2016 Verzamelbrief pensioenonderwerpen (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over het vervolgonderzoek naar de reden van de witte vlek

Planning: december 2016 brief naar Tweede Kamer

3496

08-06-2016 AO Pensioenonderwerpen

Het CPB of een andere partij zal worden gevraagd een internationale vergelijking te maken van de rentegevoeligheid van pensioenstelsels

Planning: december 2016

3497

Uitgaande brief 03-06-2016 Verzamelbrief pensioenonderwerpen (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 043, nr. 328)

Wet verplichte beroepspensioenregeling aanpassen om verschil in rechten van verantwoordingsorganen te repareren

Dit onderwerp wordt meegenomen in Verzamelwet pensioenen 2017. Indiening bij Tweede Kamer op zijn vroegst november 2016

3500

Uitgaande brief 12-04-2016 Motie Kerstens.

De Minister zal Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling 2016 informeren over de voortgang van het plan van aanpak misbruik stages

Reactie op motie Kerstens (29 544, nr. 732) wordt hierin meegenomen. Afhandeling voor begrotingsbehandeling 2017

3510

23-06-2016 WGO Begrotingsonderzoek

In het WGO van 23-06-2016 toegezegd dat in het vervolg beleidsmatige en technische mutaties in de Slotwet conform RBV zullen worden toegelicht

In de Slotwet zullen voortaan de mutaties worden toegelicht

3511

23-06-2016 WGO Begrotingsonderzoek

In het WGO van 23-06-2016 is toegezegd dat conform de werkwijze bij OCW en VWS met een werkgroep van de commissie in gesprek zal worden gegaan om een gezamenlijke informatiebehoefte van de Tweede Kamer en het ministerie nader te bepalen zodat voor alle partijen een zinvolle en gedragen set van indicatoren/ kerncijfers beschikbaar komt

Het BOR heeft aangegeven een werkgroep te starten na de zomer. In februari/maart 2017 verwachten zij iets op te leveren. SZW zorgt dat zij in dit proces betrokken wordt

3512

23-06-2016 WGO Begrotingsonderzoek

In het WGO van 23-06-2016 is toegezegd dat op basis van het lopende onderzoek naar prestatie-indicatoren UWV en SVB eind van het jaar bezien zal worden welke indicatoren kunnen worden opgenomen in Begroting en Jaarverslag

Afspraken met SVB zijn bijna rond. Gesprekken met UWV lopen nog. Planning 1e kwartaal 2017

3513

23-06-2016 WGO Begrotingsonderzoek

De Minister zegt toe de Tweede Kamer vóór 1 oktober 2016 een beeld te geven of het mogelijk is om de tussenevaluatie sectorplannen voor de verkiezingen af te ronden

De Tweede Kamer zal vóór 1 oktober 2016 geïnformeerd worden of de tussenevaluatie Sectorplannen vóór de verkiezingen afgerond kan worden. Planning: vóór 1 oktober 2016

3514

06-07-2016 AO Armoede- en Schuldenbeleid

Voor 1 september zal de Staatssecretaris de Tweede Kamer informeren over de mogelijkheid om in de verkenning van de SER naar combinatiebanen, waarbij aandacht is voor werkende armen, ook de positie van de eenverdieners onder de werkende armen te betrekken. De verkenning zelf verwacht de Staatssecretaris in het najaar

Antwoord wordt voorbereid, vraag wordt informeel bij de SER uitgezet. Planning: vóór Prinsjesdag 2016

3515

20-01-2016 AO Pensioenen

SZW beziet de casus van de pensioenregeling waarvan de uitvoering recent naar Malta is verhuisd, en bericht de Tweede Kamer over eventuele bevindingen

Aan de afwikkeling van de toezegging wordt gewerkt. Beoogd is de Tweede Kamer daarover te berichten. Planning begin januari 2017

3516

06-07-2016 AO Armoede en Schuldenbeleid

Uiterlijk eind november maakt de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer duidelijk of en op welke punten wetgeving aangepast dient te worden om de toegang tot de schuldhulpverlening te verbeteren (verduidelijken). Het onderzoek naar de toegang tot de schuldhulpverlening door inspectie SZW verschijnt in oktober/november. Om tijd te winnen bereidt ze al een eventuele wetswijziging voor, maar of dat daadwerkelijk doorgang krijgt is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek

Aan de afwikkeling van de toezegging wordt gewerkt. Beoogd is de Tweede Kamer daarover te berichten. Planning eind november 2016

3517

06-07-2016 AO Armoede en Schuldenbeleid

Na het reces en voor de begrotingsbehandeling zal de Staatssecretaris de Tweede Kamer informeren over de vorderingen van de gesprekken met VNG en de rechterlijke macht over alternatieven voor beschermingsbewind

Aan de afwikkeling van de toezegging wordt gewerkt. Beoogd is de Tweede Kamer daarover te berichten. Planning begin oktober 2016

3518

06-07-2016 AO Armoede en Schuldenbeleid

Voor eind oktober gaat de Staatssecretaris in gesprek met VWS en Maatschappelijke opvang koepels over armoedeproblematiek in de vrouwenopvang en zelfredzaamheid

Aan de afwikkeling van de toezegging wordt gewerkt. Beoogd is de Tweede Kamer daarover te berichten. Planning eind oktober 2016

3519

30-06-2016 Uitgaande brief tweede voortgangsbrief Wwz

De Minister zegt toe om de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van het gesprek met de Raad voor de Rechtspraak (RvdR) over de toepassing van het nieuwe ontslagrecht uit de Wwz. Het gaat om de constatering uit onderzoek dat de hoogte van de transitievergoeding soms lijkt te worden meegewogen bij het toe- of afwijzen van een ontbindingsverzoek en om de vraag waarom rechters menen in soms te weinig ruimte te zien om te ontbinden o.g.v. een verstoorde arbeidsverhouding

Planning: wanneer gesprek met de RvdR heeft plaatsgevonden, wordt een brief aan de Tweede Kamer opgesteld, naar verwachting december 2016

BIJLAGE 6 SUBSIDIEOVERZICHT

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van het Ministerie van SZW.

Binnen deze bijlage wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies uit hoofde van subsidieregelingen en incidentele subsidies uit hoofde van de Kaderwet SZW. Subsidieregelingen zijn regelingen die door het Ministerie van SZW zijn ingesteld. De Kaderwet SZW is een algemene titel op grond waarvan partijen een subsidieverzoek kunnen indienen bij het Ministerie van SZW.

Definitie subsidie

In deze bijlage wordt de subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht gebruikt. Deze wet definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21 Awb):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Tabel B.6.1 Subsidies uit hoofde van subsidieregelingen (x € 1.000)

Artikel

Naam subsidie (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen 2015

Laatste evaluatie (jaartal, met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal)

1

Kwaliteit arbeidsverhoudingen

283

300

0

0

0

0

0

7

2013

2018

2017

2

Sectorplannen

67.067

108.001

105.973

43.244

40.000

0

0

33

2017

2016

2

Armoede en schulden

2.809

6.400

5.300

700

0

0

0

15

2020

2018

2

Cofinanciering dienstverlening1

0

5.500

18.750

13.250

0

0

0

2019

2019

2

Scholing richting een kansberoep

0

3.900

6.300

16.800

0

0

0

2019

2018

4

Scholing jonggehandicapten2

12.269

13.300

13.300

0

0

0

0

5

2013

2017

2017

5

Scholing en plaatsing oudere werklozen

12.600

15.500

5.000

0

0

0

0

divers

20163

2016

7

Versterking vaardigheden

3.233

3.400

3.400

3.400

0

0

0

480

2017

2018

13

Subsidiëring overleg minderheden

1.101

0

0

0

0

0

0

10

2016

2014

                         
 

TOTAAL

99.362

156.301

158.023

77.394

40.000

0

0

550

     
X Noot
1

De volledige naam: Cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt.

X Noot
2

De regeling Scholing jonggehandicapten wordt steeds voor een periode opengesteld en toegekend en daarna via een in het Staatsblad te publiceren wijziging verlengd.

X Noot
3

Conform artikel 27 van de regeling heeft het UWV verslag gedaan van de doeltreffendheid van de regeling in de periodieke rapportages van het UWV. Bij brief Tweede Kamer, 2014–2015, 29 544, nr. 617 is verslag gedaan over de stand van zaken en ontwikkelingen van deze subsidieregeling. Begin 2017 zal de Minister van SZW een brief met de eindresultaten van de regeling naar de Tweede Kamer sturen.

Tabel B.6.2 Beschikbare middelen incidentele subsidies uit hoofde van de Kaderwet (x € 1.000)

Artikel

Naam subsidie (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen 2015

Laatste evaluatie (jaartal, met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (zie toelichting)

1

Arbeidsmarkt

3.350

2.638

3.009

2.920

2.225

2.345

2.345

23

2013

2020

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

7.928

6.307

4.125

3.450

3.361

3.361

3.361

 

2018

 

subsidies algemeen

4.824

3.103

1.021

346

257

257

257

17

     
 

EFMB

0

100

0

0

0

0

0

1

     
 

SBCM

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

1

     
 

Nibud

304

304

304

304

304

304

304

1

     

7

Kinderopvang

2.327

1.483

1.972

1.206

4.600

4.600

4.600

8

2015

2021

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

5.540

9.340

9.940

3.432

3.432

4.032

4.032

 

2016

 

opbouw kennisfunctie integratie

2.846

3.240

3.240

1.650

1.650

2.250

2.250

5

     
 

vluchtelingenwerk

1.030

1.367

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

1

     
 

overig

1.664

4.733

5.668

750

750

750

750

19

     

98

Algemeen

191

1.506

396

43

0

0

0

2

                         
 

TOTAAL

19.336

21.274

19.442

11.051

13.618

14.338

14.338

77

     

Incidentele subsidies worden vanwege het ad-hoc-karakter en de veelal kleine bedragen niet afzonderlijk geëvalueerd. In tabel B.6.2 wordt onder de laatste en volgende evaluatie verwezen naar de beleidsdoorlichtingen op het desbetreffende beleidsartikel. In een beleidsdoorlichting kan het gehele beleidsterrein aan de orde komen. In 2013 is de begroting van SZW opnieuw ingedeeld. Beleidsartikel 2 is gevormd uit diverse andere artikelen. Dit houdt in dat er nog geen beleidsdoorlichting van beleidsartikel 2 is geweest. Omdat beleidsartikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang pas sinds 2013 op de begroting van SZW staat, heeft hier nog niet eerder een beleidsdoorlichting plaatsgevonden.

Tabel B.6.2 geeft een overzicht van de in de begroting 2017 onder het financiële instrument subsidies beschikbare middelen. Deze middelen zijn beschikbaar voor aanvragen voor incidentele subsidies (looptijd in de regel niet meer dan vier jaar). Op voorhand kan niet worden aangegeven welke subsidies zullen worden aangevraagd en wat de einddatum zal zijn. Omdat daarnaast de middelen structureel op de begroting staan, wordt de einddatum in deze tabel niet ingevuld.

BIJLAGE 7 OVERZICHT EVALUATIES EN OVERIG ONDERZOEK

Overzicht onderzoek artikel 1: Arbeidsmarkt
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Arbeidsmarkt

2019

2020

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (WAS)

2015

2016

 

Tussentijdse evaluatie duurzame inzetbaarheid in het MKB1

2015

2016

 

Profijt van de overheid

2016

2017

 

Definitieve evaluatie duurzame inzetbaarheid in het MKB2

2016

2016

 

Monitoring en evaluatie Regeling cofinanciering sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2014

2016

 

Monitoring en evaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2017

2019

 

Werken na de AOW (artikel 1, 5 en 8)

2016

2018

 

Tussentijdse evaluatie jeugdlonen

2018

2019

 

Evaluatie Wwz (artikel 1 en 5)

2014

2020

 

Evaluatie mobiliteitsbonussen in dienst nemen arbeidsgehandicapten en uitkeringsgerechtigden ouder dan 56 jaar

2019

2019

 

Evaluatie Wet flexibel werken

2018

2020

 

Evaluatie arbeidsgerelateerde zorg

2020

2020

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Langer doorwerken met arbeidsbeperkingen

2015

2016

 

Effectmeting Brug-ww en scholingsvouchers

2016

2019

 

Evaluatie ESF-regeling Duurzame Inzetbaarheid voor bedrijven

2014

2016

 

Evaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie

2016

2013

 

Evaluatie ESF-regeling Duurzame inzetbaarheid voor sectoren

2017

2019

 

Evaluatie ESF-regeling Geïntegreerde en Territoriale Investering

2018

2020

X Noot
1

Bij Begroting 2016 onder de titel «Tussentijdse evaluatie Actieplan Gezond Bedrijf».

X Noot
2

Bij Begroting 2016 onder de titel «Definitieve evaluatie Actieplan Gezond Bedrijf».

Overzicht onderzoek artikel 2: Bijstandswet, Participatiewet en Toeslagenwet
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

2017

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Monitoring en evaluatie Regeling cofinanciering sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2014

2016

 

Monitoring en evaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2017

2019

 

Effect tijdelijke aanvullende dienstverlening UWV

2017

n.n.t.b.1

 

Subsidieregeling evaluatie armoede- en schuldenproblematiek

2018

2018

 

Evaluatie loonkostensubsidie en dispensatie

2016

2018

 

Evaluatie no-riskpolis o.g.v. wetsvoorstel Harmonisatie instrumenten Participatiewet

2019

2019

 

Evaluatie quotumheffing (indien quotum geactiveerd)

2019

2020

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Ervaringsonderzoek werkgevers Participatiewet

2014

2017

 

Ervaringsonderzoek doelgroep Participatiewet

2014

2017

 

Ervaringsonderzoek gemeenten Participatiewet

2014

2017

 

Monitor en eindevaluatie Participatiewet

2014

2019

 

Gemeentecijfers monitor transities Participatiewet

2015

2019

 

Thermometer Wsw (eenmeting)

2015

2017

 

Onderzoek Normbaten Bbz

2016

2017

 

Evaluatie EFMB (Europees Fonds voor de Meest Behoeftigen)

2017

2019

X Noot
1

SZW bespreekt de komende tijd de looptijd en methodiek van het onderzoek met een onderzoeksbureau. Deze gesprekken zijn bepalend voor het moment van oplevering.

Overzicht onderzoek artikel 3: Arbeidsongeschiktheid
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Niet van toepassing1

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie modernisering ZW (artikel 3 en 6, finale effectmeting)

2014

2016

 

Arbeidsongeschiktheid1

2016

2017

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Niet van toepassing

   
X Noot
1

Oorspronkelijk stond de beleidsdoorlichting artikel 3 (arbeidsongeschiktheid) gepland in 2017. Uiterlijk 1 maart 2017 wordt het IBO (Interdepartementaal beleidsonderzoek) Arbeidsongeschiktheid opgeleverd. Voor wat betreft de onderwerpen die in het IBO aan de orde komen (WIA), komt het IBO in plaats van de beleidsdoorlichting. Voor een aantal relatief kleine onderwerpen (onder andere WAZ) die niet in het IBO terugkomen is er voor gekozen om deze in een aparte evaluatie aan de orde te laten komen.

Overzicht onderzoek artikel 4: Jonggehandicapten
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Jonggehandicapten

2016

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Onderzoek naar het begrip «Arbeidsvermogen»

2015

2016

Overzicht onderzoek artikel 5: Werkloosheid
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Werkloosheid

2015

2016

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Monitoring en evaluatie Regeling cofinanciering sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2014

2016

 

Regeling vrijwilligerswerk in de WW

2016

2016

 

Meting netto-effectiviteit netwerktrainingen1

2016

2017

 

Werken na de AOW (artikel 1, 5 en 8)

2016

2018

 

Evaluatie Actieplan Perspectief voor vijftigplussers

2017

2019

 

Monitoring en evaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2017

2019

 

Perspectief voor vijftigplussers

2017

2019

 

Evaluatie Wwz (artikel 1 en 5)

2014

2020

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Onderzoekskader Evaluatie Actieplan Perspectief voor vijftigplussers

2016

2016

X Noot
1

Bij Begroting 2016 onder de titel «Evaluatie subsidie 50plus werkt!»

Overzicht onderzoek artikel 6: Ziekte en zwangerschap
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Ziekte en zwangerschap

2015

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie modernisering ZW (artikel 3 en 6, finale effectmeting)

2014

2016

 

Pilot Ziektewet uitstroom sectoren

2014

2017

       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Effectiviteit van re-integratie in het tweede spoor

2016

2017

Overzicht onderzoek artikel 7: Kinderopvang
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Kinderopvang

2020

2021

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie Commissie Gunning (inclusief evaluatie «continue screening»)

2016

2016

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Nulmeting aanwezigheid oudercommissies en alternatieve vormen van ouderparticipatie

2015

2016

 

Wachtlijst en capaciteitsonderzoek

2015

2016

 

Evaluatie subsidieregelingen versterking vaardigheden (tussentijds verslag)

2015

2016

 

Kwaliteitsonderzoek (monitor) Kinderopvang

(KDV, BSO, PSZ, GO)

2016

2016

 

Kwaliteit ouderparticipatiecreches (OPC’s)

2016

2016

 

Evaluatie subsidieregelingen versterking vaardigheden

2015

2018

Overzicht onderzoek artikel 8: Oudedagsvoorziening
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Oudedagsvoorziening

2018

2019

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Werken na de AOW (artikel 1, 5 en 8)

2016

2018

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Monitor twee daken regeling1

2015

2016

 

Impact van een overstap van een uniform naar een life-cycle beleggingsbeleid in de opbouwfase

2016

2016

X Noot
1

Bij Begroting 2016 onder de titel «Monitor twee-woningenregel».

Overzicht onderzoek artikel 9: Nabestaanden
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Nabestaanden

2018

2019

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Experiment Anw inlichtingenplicht

2016

2017

Overzicht onderzoek artikel 10: Tegemoetkoming ouders
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Tegemoetkoming ouders

2017

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Monitor alleenstaande ouders

2015

2016

Overzicht onderzoek artikel 11: Uitvoering
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Uitvoering

2020

2021

       

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Monitoring en evaluatie Regeling cofinanciering sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2014

2016

 

Monitoring en evaluatie sectorplannen (artikel 1, 2, 5 en 11)

2017

2019

 

Evaluatie handhavingsbeleid SZW mbt sociale verzekeringswetten

2016

2017

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Privacy impact assessment toegang SUWI

2015

2016

Overzicht onderzoek artikel 13: Integratie en maatschappelijke samenhang
 

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Integratie en maatschappelijke samenhang

2015

2016

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatieonderzoek zelfbeschikking

2015

2017

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
 

Niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

     
 

Jaarrapport Integratie

2015

2016

 

Hoofdonderzoek Maatschappelijke aansluiting kinderen EU-migranten

2015

2016

 

Verdiepende studie 2015, de effecten van het integratiebeleid in Nederland

2015

2016

 

Monitor inclusie (Roma)

2016

2017

 

Barometer Culturele diversiteit

2016

2017

BIJLAGE 8 HORIZONTALE OVERZICHTCONSTRUCTIE INTEGRATIEBELEID ETNISCHE MINDERHEDEN

Tabel B.8 Overzichtconstructie Integratiebeleid etnische minderheden

Nr. hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Onderdeel

Doelstelling

Inburgering

XV

SZW

13

Faciliteren dat inburgeringsplichtigen hun inburgeringsexamen halen.

Arbeid en werkgelegenheid

         

VI

VenJ

31

31.2

Overheid als werkgever.

VII

BZK

7

7.1

Mede zorgen voor een voldoende aanbod van goed geschoold overheidspersoneel en voor een betrouwbare, herkenbare overheid door het bevorderen van integriteit, diversiteit, transparantie en kostenbewustzijn van overheidsorganisaties.

XVIII

WR

3

3.1

Kwaliteit Rijksdienst.

Jeugd (en veiligheid)

XV

SZW

13

Het versterken van maatschappelijke en economische zelfredzaamheid, zodat de maatschappelijke samenhang toeneemt en tegenstellingen worden tegengegaan.

Emancipatie

       

VIII

OCW

25

Het versterken van maatschappelijke zelfredzaamheid van bi-culturele LHBT’s en bijdragen aan de sociale acceptatie op grond van seksuele oriëntatie en/of gender-identiteit in bi-culturele kringen.

Participatie

       

VII

BZK

7

7.2

Uitvoeren van pensioenregelingen voor (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalig overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.

XV

SZW

13

Het versterken van maatschappelijke en economische zelfredzaamheid, zodat de maatschappelijke samenhang toeneemt en tegenstellingen worden tegengegaan.

XVIII

WR

1

1.1

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

Toelichting

In het interdepartementaal overzicht integratiebeleid etnische minderheden zijn doelstellingen opgenomen uit de begrotingen met specifieke maatregelen en algemene maatregelen, waarbij expliciete beleidsdoelstellingen op het terrein van het integratiebeleid etnische minderheden zijn geformuleerd in de begroting, in beleidsnota’s of in de integratiemonitor. Het overzicht is ingedeeld naar een aantal beleidsterreinen om de samenhang tussen de beleidsmaatregelen van de verschillende ministeries inzichtelijker te maken: Inburgering, Arbeid en werkgelegenheid, Jeugd (en veiligheid), Emancipatie en Participatie.

Voor elk beleidsterrein is weergegeven waar de specifieke en algemene maatregelen zijn te vinden in de Rijksbegroting. Weergegeven zijn:

  • Begrotingshoofdstuk;

  • Ministerie;

  • Nummer artikel;

  • Onderdeel artikel (indien in de desbetreffende begroting nader uitgesplitst);

  • Omschrijving doelstelling waar de maatregel deel van uitmaakt.

De maatregelen op andere begrotingshoofdstukken dan die van SZW worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van bewindspersonen van andere departementen.

BIJLAGE 9 LIJST MET AFKORTINGEN

AIO

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen

AKW

Algemene Kinderbijslagwet

AMU

Aanpak Malafide Uitzendbureaus

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

Anw

Algemene nabestaandenwet

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

AOV

Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland

AOW

Algemene Ouderdomswet

Arbo

Arbeidsomstandigheden

ATW

Arbeidstijdenwet

avv

Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Awb

Algemene wet bestuursrecht

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

AWW

Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland

AZC

Asielzoekerscentrum

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen

Brzo

Besluit risico’s zware ongevallen

BTW

Belasting Toegevoegde Waarde

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

bqa

banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

cao

collectieve arbeidsovereenkomst

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CEP

Centraal Economisch Plan

CN

Caribisch Nederland

COA

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

CPB

Centraal Planbureau

Ctgb

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen

Divosa

Vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten

DNB

De Nederlandsche Bank

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

DWSRA

Dienstverlening Werkzoekenden en projecten Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt

EBB

Enquête Beroepsbevolking

EFMB

Europees Fonds voor Meest Behoeftigen

EGF

Europees Globalisatiefonds

EMU

Economische en Monetaire Unie

EMVF

Europese Migratie- en VeiligheidsFondsen

ESF

Europees Sociaal Fonds

EU

Europese Unie

EZ

Ministerie van Economische Zaken

fte

fulltime equivalent (=voltijdbaan)

GGD

Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst

IAU

Incidentele aanvullende uitkering

IB

Inlichtingenbureau

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICT

Informatie- en Communicatie Technologie

ILO

International Labour Organization

IOAOW

Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden

IOAW

Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

IOAZ

Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

IOW

Inkomensvoorziening oudere werklozen

IVA

Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten

KOT

Kinderopvangtoeslag

LCR

Landelijke Cliënten Raad

LIV

Lage-inkomensvoordeel

LKV

Loonkostenvoordeel

MAU

Meerjarige aanvullende uitkering

MEV

Macro-Economische Verkenning

mkb

midden- en kleinbedrijf

MKOB

Mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming voor oudere belastingplichtigen

MLT

Middellange Termijnraming

NCvB

Nederlands Centrum voor Beroepsziekten

NT2

Nederlands als tweede Taal

OBR

Overbruggingsregeling AOW

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Oke

Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie

OM

Openbaar Ministerie

OOP

Out Of Pocket kosten

OR

Ondernemingsraad

Pgb

Persoonsgebonden Budget

PGVN

Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland

PSA

Psychosociale Arbeidsbelasting

RBG-eng

Rijksbegroting in enge zin

RCSP

Regeling sectorgewijze opleidingen / sectorplannen

RCN

Rijksdienst Caribisch Nederland

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RSO

Rijksschoonmaakorganisatie

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

RUS

Raamwerk voor Uitvoering van Rijkssubsidies

SBCM

Stichting Beheer Collectieve Middelen

SER

Sociaal Economische Raad

SSO

Shared Service Organisaties

SUWI

Structuur Uitvoering Werk en Inkomen

SVB

Sociale Verzekeringsbank

Sw

Sociale werkvoorziening

SZA

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TAS

Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers

TK

Tweede Kamer

TOG

Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen

TNO

Instituut voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderwijs

TW

Toeslagenwet

twv

Tewerkstellingsvergunning

UFO

Uitvoeringsfonds Overheid

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

VenJ

Ministerie van Veiligheid en Justitie

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Waadi

Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

Wajong

Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

Was

Wet Aanpak Schijnconstructies

WAV

Wet Arbeid Vreemdelingen

WAZ

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

WAZO

Wet arbeid en zorg

WGA

Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten

Wgs

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

WIA

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

WKB

Wet op het kindgebonden budget

Wko

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Wml

Wettelijk Minimumloon

WOR

Wet op de Ondernemingsraden

WR

Ministerie van Wonen en Rijksdienst

Wtl

Wet tegemoetkomingen loondomein

Wsw

Wet sociale werkvoorziening

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WW

Werkloosheidswet

WWB

Wet Werk en Bijstand

Wwz

Wet werk en zekerheid

ZBO

Zelfstandige Bestuursorgaan

ZonMw

Zorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen

ZW

Ziektewet

zzp’er

zelfstandige zonder personeel