Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2016
Tijdens het AO Bedrijfslevenbeleid en Innovatie van 11 februari jl.1 en tijdens het AO Marktwerking en Mededinging van 30 juni jl.2 heb ik toegezegd uw Kamer dit najaar te informeren over de invulling van de taakstelling bij het Nederlands Metrologisch Instituut, VSL. Hierbij informeer ik u over de stand van zaken en de stappen die ik voornemens ben de komende tijd te zetten.
Voorgeschiedenis
Bij brief van 16 juni 2015 heb ik in beantwoording van vragen van het lid De Liefde (VVD) over de bezuinigingen bij VSL3 aangegeven dat deze bezuinigingen het gevolg zijn van de doorwerking van respectievelijk het Regeerakkoord Rutte II en het Lenteakkoord, waarbij aan het Ministerie van Economische Zaken (EZ) een taakstelling is toebedeeld oplopend tot 146 miljoen euro structureel vanaf 2018. In het kader daarvan zijn ook algemene taakstellingen opgelegd aan zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak ressorterend onder EZ, zoals VSL.
De taakstelling voor VSL (op een EZ-bijdrage van ongeveer 9,8 miljoen euro) is als volgt opgebouwd:
Jaar (cijfers in €) |
2016 |
2017 |
2018 e.v. |
---|---|---|---|
Lenteakkoord |
– 85.000 |
– 130.000 |
– 407.000 |
Rutte II |
– 282.000 |
– 642.000 |
– 783.000 |
Totaal |
– 367.000 |
– 772.000 |
– 1.190.000 |
Inclusief EU-onderzoeksubsidies en opdrachten vanuit de markt is de jaarlijkse omzet van VSL ongeveer 15 miljoen euro.
In eerdergenoemde beantwoording heb ik aangegeven dat ik de geplande bezuinigingen voor 2016 ongedaan heb gemaakt om VSL de gelegenheid te geven om de gevolgen van de taakstelling inzichtelijk te maken in het meerjarenplan 2016–2019 (hierna: meerjarenplan).
Meerjarenplan en aanvullende onderzoeken
In het door VSL opgeleverde meerjarenplan worden vier reductiescenario’s beschreven voor de invulling van de taakstelling. Het meerjarenplan is als bijlage toegevoegd aan deze brief.4 De vier scenario’s zien er grofweg als volgt uit: A) opheffen de dienstverlening op de technologieën die geen speerpunt zijn, B) verdelen van de bezuinigingen over het hele VSL-metrologieprogramma («kaasschaaf»), C) focussen op marktomzet waarbij relatief veel faciliteiten worden opgeheven en D) opheffen van één technologisch speerpunt. Alle vier de scenario’s betekenen een verminderde dienstverlening van VSL en vereisen aanvullende maatregelen om een verliesgevende exploitatie te voorkomen.
Om te onderzoeken of er toch mogelijkheden zijn om de dienstverlening ondanks de taakstelling op gelijk niveau te houden, heb ik onderzoeksbureau Panteia opdracht gegeven om een verkenning te doen naar de mogelijkheden voor Europese specialisatie van dienstverlening van Nationale Meetinstituten (hierna: NMI’s). De achterliggende gedachte daarbij is dat VSL zich in die situatie zou kunnen richten op een beperkter pakket aan standaarden, waarvoor zij tegelijkertijd een groter afzetgebied zou hebben. Daardoor zou het standaardenbeheer per saldo goedkoper kunnen worden. Daarnaast heb ik gesprekken gevoerd over de gevolgen van de taakstelling met belanghebbenden uit het bedrijfsleven.
Onderzoek Panteia
Het onderzoeksrapport van Panteia is als bijlage toegevoegd aan deze brief.5 Panteia heeft in het onderzoek de Europese infrastructuur rondom metrologie in kaart gebracht, gekeken naar internationale samenwerking op het gebied van metrologie en specifiek gekeken naar het functioneren van de NMI’s van Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat verdergaande Europese specialisatie van de dienstverlening van Nationale Meetinstituten en de samenwerking tussen deze instituten noodzakelijk is, maar op korte termijn niet kan worden bewerkstelligd. Panteia voorziet dat dergelijke specialisatie op een termijn van vijf tot tien jaar kan groeien, maar dat daarvoor de nodige barrières zullen moeten worden overwonnen. Ook geeft Panteia aan te verwachten dat de vraag naar metrologiediensten toeneemt en dat technologieën complexer worden, waardoor het beroep op publieke middelen de komende vijf tot tien jaar niet vanzelf substantieel zal verminderen.
Gesprekken met het bedrijfsleven
Ik heb gesprekken gevoerd met meerdere belanghebbenden uit het bedrijfsleven, voornamelijk met bedrijven die gebruik maken van de diensten van VSL en/of hun brancheverenigingen. In die gesprekken heb ik met name verkend of belanghebbenden alternatieve bronnen of modellen van financiering zien en hoe zij aankijken tegen de scenario’s die worden geschetst in het meerjarenplan. Ook zijn hun ervaringen met andere Europese NMI’s ter sprake gekomen.
Alle belanghebbenden benadrukken het belang van VSL voor de Nederlandse innovatiestructuur en zijn zeer tevreden over de dienstverlening. Waar nodig maken (met name grote) bedrijven ook gebruik van de diensten van andere NMI’s. Logischerwijze zouden de belanghebbenden liever geen bezuinigen op VSL zien, maar desgevraagd waren zij bereid om mee te denken over mogelijke invulling hiervan. Er kwam naar voren dat enige verhoging van de tarieven die bedrijven nu aan VSL betalen voor haar dienstverlening, tot de mogelijkheden behoort. Dit betreft met name een tariefsverhoging op de gebieden waarop wordt geïnnoveerd. Met een dergelijke tariefsverhoging kan echter niet de volledige taakstelling worden gecompenseerd. Bovendien gaven belanghebbenden aan dat hoewel er een zekere voorkeur is voor VSL, de hoogte van de tarieven uiteindelijk ook bepaalt bij welk NMI ze hun diensten betrekken. Wanneer internationaal opererende bedrijven hun kalibraties niet langer bij VSL maar in het buitenland laten uitvoeren, kan dit leiden tot verdere tariefsverhogingen voor de bedrijven die gebruik maken van de diensten van VSL.
Met betrekking tot de vier scenario’s uit het meerjarenplan, gaven belanghebbenden aan dat als er dan toch in de dienstverlening van VSL moet worden gesneden, zij de voorkeur hebben voor het maken van duidelijke keuzes en niet voor het hanteren van de kaasschaaf. Reden hiervoor is dat de kaasschaafmethode als risico met zich brengt dat de dienstverlening op alle onderdelen kwalitatief achteruit gaat.
Invulling taakstelling
Uit voornoemd onderzoek van Panteia en de gesprekken met belanghebbenden komt naar voren dat het niet mogelijk is om de taakstelling zo in te vullen dat er niet hoeft te worden gesneden in de dienstverlening van VSL. Eén van de scenario’s van het meerjarenplan zal daarom nader uitgewerkt moeten worden. Gelet op de wens van belanghebbenden om duidelijke keuzes te maken zodat het kwaliteitsniveau van de dienstverlening van VSL zoveel mogelijk gewaarborgd blijft, heb ik VSL gevraagd om scenario D, het opheffen van één technologisch speerpunt, nader uit te werken.
VSL kent op dit moment vijf technologische speerpunten: chemie, volumetrie, vermogensmetingen, nano- en micrometrologie en optica. Voor de nadere uitwerking van scenario D heb ik VSL een aantal criteria meegegeven:
• Het belang van het speerpunt voor het Nederlandse bedrijfsleven;
• De positie in het internationale speelveld van NMI’s;
• Marktomzet;
• Het aantal bedrijven dat gebruik maakt van de diensten van VSL;
• Onderlinge afhankelijkheid. Meetstandaarden kennen vaak onderlinge afhankelijkheid. Zo is de meetstandaard voor lengte (de meter) direct gekoppeld aan de tijdstandaard (de seconde). Wanneer één van de twee vervalt zal de herleidbaarheid voor die standaard moeten worden ingekocht bij andere instituten.
Momenteel werkt VSL in goed overleg met mijn ministerie aan een voorstel waarin bovenstaande punten worden meegenomen. Aangezien het uiteindelijke voorstel naar alle waarschijnlijkheid personele gevolgen zal hebben, kan ik hierover op dit moment niet meer inlichtingen verstrekken. Voor een correct proces, is het noodzakelijk dat eerst de ondernemingsraad van VSL wordt geconsulteerd en vervolgens het personeel van VSL wordt geïnformeerd, alvorens ik u hierover nader informeer.
Vervolg
Ik begrijp dat het consequenties heeft voor de industrie als de dienstverlening van VSL op één van de speerpunten wordt verminderd of vervalt, maar daar wil ik op dit moment niet op vooruitlopen. VSL gaat de mogelijkheden eerst zorgvuldig in kaart brengen, waarbij een gedifferentieerde tariefsverhoging in de beschouwing wordt meegenomen. Dat proces wil ik niet doorkruisen. Ik verwacht tegen het einde van het jaar uw Kamer te kunnen informeren.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp