Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2017
Tijdens het algemeen overleg over de Kustwacht Caribisch Gebied (Kustwacht) op 6 september jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 5) heeft het lid Eijsink (PvdA) een vraag gesteld over het onderwijsgeld voor kinderen van Defensiemedewerkers in de Caribische landen van het Koninkrijk, in relatie tot bezuinigingen bij de Kustwacht. Ik heb toegezegd op deze vraag terug te komen.
Ik kan u in de eerste plaats verzekeren dat de problematiek rond de hoogte van het schoolgeld voor kinderen van Defensiemedewerkers in de Caribische landen van het Koninkrijk volledig los staat van de financiële kaders van de Kustwacht.
De Defensiemedewerker die buiten Nederland is geplaatst en die een of meer kinderen heeft die aldaar onderwijs genieten, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de onderwijskosten. Zowel op Curaçao als Aruba zijn in het verleden, mede met hulp van Defensie, enkele scholen opgericht die volledig aansluiten op het Nederlandse onderwijs. Voor Defensiepersoneel met schoolgaande kinderen zijn deze scholen zonder meer een belangrijk criterium bij uitzending naar de West.
Bovengenoemde scholen hanteren voor kinderen van Defensiemedewerkers een hoger tarief dan voor lokale kinderen. Dit hogere tarief, vastgesteld in samenspraak tussen Defensie en de schoolbesturen, is tot op heden noodzakelijk geweest om de continuïteit van de stichtingen te kunnen garanderen. Defensie staat garant voor deze bijdrage per kind, niet de Kustwacht Caribisch gebied. Vanwege de in de loop der jaren toegenomen grootte van de scholen – wat meer inkomsten genereert – is echter met de betreffende schoolbesturen afgesproken de prijsdifferentiatie komend jaar af te bouwen. Op dit moment is er geen aanleiding te veronderstellen dat de continuïteit van de betreffende scholen hierdoor gevaar loopt, maar deze situatie wordt wel periodiek met de scholen besproken.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert