Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 maart 2017
Op 23 februari jl. heeft de vaste commissie van Defensie mij verzocht te reageren op het rapport van de defensievakbonden dat op 21 februari jl. is verschenen. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
Graag herhaal ik wat ik heb gezegd tijdens de tweede termijn van het algemeen overleg Personeel op 22 februari jl. Defensie neemt het rapport serieus en de uitkomsten worden zeer zeker ter harte genomen. Het rapport bevestigt dat het personeel op de werkvloer nog onvoldoende merkt van de investeringen en inspanningen om de basisgereedheid weer op orde te brengen. Nog te vaak ervaren medewerkers in hun dagelijkse werkzaamheden vooral de gevolgen van de jarenlange bezuinigingen. Dat dit ten koste gaat van het vertrouwen, begrijp ik.
Herstel van vertrouwen is vanzelfsprekend belangrijk. Concrete resultaten zijn hierbij van belang. Het weer op orde krijgen van de basisgereedheid heeft daarbij de hoogste prioriteit. Het extra budget dat hiervoor beschikbaar is, werpt langzaam maar zeker zijn vruchten af. Zo komen er meer reservedelen beschikbaar en kan er beter worden geoefend. De afgelopen jaren zijn we door een diep dal gegaan. Naar verwachting zal er dit jaar sprake zijn van een stijgende lijn. De generieke geoefendheid wordt verder op peil gebracht en we investeren extra in mensen, reservedelen, brandstof, oefenmunitie, operationele IT, inlichtingencapaciteit en verbindingsmiddelen.
Toekomstperspectief en goede arbeidsvoorwaarden zijn uiteraard van groot belang voor het personeel. Ook daar werken we aan. Defensie wil daarom zo snel mogelijk weer om tafel met de centrales van overheidspersoneel. Daarbij gaat het natuurlijk om loonontwikkeling, maar ook bijvoorbeeld om loopbaanperspectief en mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert