Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2016
Hierbij kom ik tegemoet aan uw verzoek van 15 september jl. om een vervolgbrief over de voorziening AOW-gat (Kamerstuk 34 300 X, nr. 125). In deze brief ga ik in op de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 18 juli jl. over voormalig burgerpersoneel met een wachtgelduitkering en op de uitspraken van de rechtbank in Den Haag van 6 oktober jl. over oud-militairen met wachtgelduitkering of een uitkering op grond van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UGM). Met deze brief reageer ik tevens op de brieven van de heer Van den Heuvel van 31 augustus jl. en de heer Boon van 25 september jl. Daarnaast bericht ik u over de stand van zaken van het overleg met de vakcentrales over de gevolgen van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep voor de voorziening AOW-gat.
Uitspraken Centrale Raad van Beroep
In het deelakkoord arbeidsvoorwaarden, waarover ik u in mijn brief van 22 oktober 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr.11) heb geinformeerd, is een voorlopige voorziening getroffen om de inkomensderving te compenseren die ontstaat doordat de aanspraken voor wachtgeld eindigen op 65 jaar, terwijl de leeftijd waarop iemand in aanmerking komt voor een AOW-uitkering stapsgewijs verschuift naar 67 jaar. De tegemoetkoming voor het AOW-gat wordt bruto uitgekeerd. Deze tegemoetkoming is regulier belast als inkomen uit vroegere dienstbetrekking. Dit betekent dat er premies volksverzekeringen, waaronder de AOW-premie, worden ingehouden. Hierdoor is de netto-uitkering lager dan het AOW-pensioen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraken van 18 juli jl. geoordeeld dat de inkomensachteruitgang voor oud-medewerkers bij het eindigen van hun wachtgelduitkering te groot is. De Raad heeft mij opgedragen nieuwe besluiten te nemen in de zaken waarop de uitspraken betrekking hebben. Dat is inmiddels gebeurd en de oud-medewerkers is een hogere uitkering toegekend. Daarnaast ontvangen de oud-medewerkers een compensatie in verband met het feit dat zij hun ABP-ouderdomspensioen mogelijk vervroegd hebben laten ingaan bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Door deze compensatie is de inkomensachteruitgang voor de oud-medewerkers aanzienlijk minder groot. Het effect is sterk afhankelijk van de individuele omstandigheden en kan dus per persoon verschillen.
Overleg met de centrales voor overheidspersoneel
In de brief van 27 juli jl. (Kamerstuk 34 300 X, nr. 125) over de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, heb ik gemeld met de centrales voor overheidspersoneel in overleg te treden over de gevolgen van de uitspraken voor de voorziening AOW-gat. De centrales hebben echter laten weten niet te willen overleggen, omdat zij in deze zaak een onafhankelijke positie willen innemen. Daarom was Defensie genoodzaakt om zonder inhoudelijk overleg met de centrales uitvoering te geven aan de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep.
Uitspraken rechtbank Den Haag
Op 6 oktober jl. heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in twaalf zaken van oud-militairen die een UGM-uitkering ontvangen en in twee gevallen van oud-militairen die een wachtgelduitkering ontvangen. Net als burgermedewerkers worden ook oud-militairen geconfronteerd met een AOW-gat. Deze rechtszaak kent zowel overeenkomsten als verschillen met die van voormalig burgerpersoneel.
Overeenkomsten
De rechtbank is van oordeel dat ook voor oud-militairen geldt dat het gekozen middel (de voorlopige voorziening) «een excessieve inbreuk maakt op de gerechtvaardigde aanspraken van eiser». Het veroorzaakt een te groot verlies aan inkomsten, doordat de tegemoetkoming bruto wordt uitgekeerd en de heffing premies volksverzekeringen, waaronder de AOW-premie niet worden gecompenseerd. Hierdoor is de tegemoetkoming netto lager dan een reguliere AOW-uitkering.
Verschillen
Een verschil tussen de wachtgelduitkering en de UGM-uitkering is dat de wachtgelduitkering een financiële voorziening bij werkloosheid is, en de UGM-uitkering een financiële voorziening ter overbrugging van de periode tussen het leeftijdsontslag van militairen en het militair ouderdomspensioen. Voor militairen gaat bovendien het ABP-ouderdomspensioen in bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, terwijl de pensioenleeftijd voor burgermedewerkers is verhoogd naar de AOW-leeftijd. Bij voormalig militairen is daarom geen sprake van het vervroegd laten ingaan van het ABP-ouderdomspensioen.
In de zaken waarop de uitspraken van de rechtbank Den Haag betrekking hebben, zullen nieuwe besluiten worden genomen. Defensie bestudeert momenteel de uitspraak van de rechtbank. Dit betreft onder meer de zaak van de heer Van den Heuvel. De heer Boon vraagt in zijn brief vervolgstappen niet op de lange baan te schuiven, en dat zal ook niet gebeuren. Ik zal u nader informeren over mijn vervolgstappen.
Tot slot
In het deelakkoord over arbeidsvoorwaarden dat op 16 april 2015 met de bonden is gesloten, zijn naast de voorziening AOW-gat afspraken gemaakt over een nieuwe diensteinderegeling. Daarbij is afgesproken dat de pensioenleeftijd voor militairen, in samenhang met deze nieuwe diensteinderegeling, moet worden gekoppeld aan de geïndexeerde AOW-leeftijd. Daardoor schuift bij een (verdere) verhoging van de AOW-leeftijd ook de leeftijd voor functioneel leeftijdsontslag mee. In de nieuwe diensteinderegeling komt dus geen AOW-gat meer voor.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert