Gepubliceerd: 21 november 2016
Indiener(s): Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-VIII-78.html
ID: 34550-VIII-78

Nr. 78 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2016

Voor u ligt de Mediabegroting 2017. Hierin staat de concrete uitwerking van en aanvulling op artikel 15 (Media) uit de Rijksbegroting 2017 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Ik stuur u deze brief om het budget vast te stellen voor 2017 voor de media-instellingen en de taken die in de Mediawet 2008 zijn vastgelegd.

Dit is de laatste mediabegroting van dit kabinet. In de afgelopen jaren is er door de omroepen en andere mediaorganisaties hard gewerkt om een significant deel van de bezuinigingen van dit kabinet te verwerken. Op 2 november jongstleden is een belangrijke wijziging van de Mediawet 2008 in werking getreden.1 Daarmee is wat mij betreft een grote stap gezet in de modernisering van de landelijke publieke omroep. De publieke mediaopdracht is aangescherpt, er komt meer openheid in het bestel en de positie van de NPO- organisatie wordt versterkt om het bestel slagvaardiger te maken. De NPO en omroepen geven in het concessiebeleidsplan 2016–2020 invulling aan deze vernieuwde opdracht aan de publieke omroep.2 Nog dit jaar verwacht ik op basis van het concessiebeleidsplan met de NPO een prestatieovereenkomst te sluiten.

Ook bij de regionale publieke omroepen is de modernisering in gang gezet, op basis van de plannen van de omroepen zelf. Zo is de RPO opgericht die onder andere verantwoordelijk is voor de gezamenlijke begroting en voor het concessiebeleidsplan van de regionale omroepen. Voor 2017 is de eerste gezamenlijke begroting ingediend.

Er is verder door alle betrokken partijen hard gewerkt aan plannen om de onderlinge samenwerking te vergroten en om deze plannen in een wetsvoorstel te vatten. Uiteindelijk bleek daarvoor onvoldoende draagvlak bij de 13 regionale omroepen. Dat vind ik jammer. Ik heb uw Kamer hierover met mijn brief van 2 september jongstleden geïnformeerd.3 Wat blijft is de noodzaak om te vernieuwen om relevant te blijven voor regionale kijkers en luisteraars. Ook omdat in 2017 de omroepen voor een taakstelling staan. Onderlinge samenwerking blijft daarbij belangrijk, zoals de regionale omroepen zelf in hun plan hebben uitgewerkt. Ik zal de gevolgen van de taakstelling en de samenwerking zo goed mogelijk ondersteunen en stel daartoe een frictiekostenregeling op.

Voor het debat over de mediabegroting ontvangt u ook een aantal brieven over diverse onderwerpen naar aanleiding van toezeggingen aan Eerste en Tweede Kamer. Voor de volledigheid volgt hieronder een opsomming:

  • Een brief over aanpassingen in de «nieuwe diensten procedure»;

  • Een brief over publiek private samenwerking;

  • Een brief over samenwerkingsvormen zonder BTW problematiek bij de regionale omroepen;

  • Een brief over de aanpassing van het Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen, NPO en Ster;

  • Een brief over de frictiekostenregeling voor de regionale publieke omroepen.

Leeswijzer

De brief is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat het financiële kader voor de periode 2017–2021. In hoofdstuk 2 vindt u een terugblik op de resultaten van de landelijke publieke omroep en een vooruitblik op de komende jaren. Ook vindt u in dit hoofdstuk een toelichting de taken van het NPO-fonds en de wijzigingen van de Mediawet 2008. Hoofdstuk 3 gaat in op de ontwikkelingen bij de regionale en lokale publieke omroep. Hoofdstuk 4 gaat over de overige media-instellingen en overige onderwerpen. Verder ga ik in dit hoofdstuk in op de stand van zaken bij de uitstaande moties en toezeggingen.

Inhoudsopgave

 
     

1.

Financieel kader

3

1.1

Budget media

3

1.2

Uitgaven media

5

1.3

Meerjarenoverzicht budget en uitgaven

8

1.4

Algemene Mediareserve en frictiekosten

8

1.5

Landelijke publieke omroep

10

1.6

Regionale publieke omroep

12

1.7

Financieringsstromen media

13

     

2.

Landelijke publieke omroep

13

2.1

Terugblik 2015 NPO

13

2.1.1

Programmatische terugblik

14

2.1.2

Naleving Prestatieovereenkomst 2010–2015

14

2.1.3

Onafhankelijke producties

16

2.2

Vooruitblik

17

2.2.1

Wijziging Mediawet 2008

17

2.2.2

Prestatieovereenkomst

17

2.2.3

NPO Begroting 2017

17

     

3.

Regionale en lokale publieke omroep

20

3.1

Regionale publieke omroep

20

3.2

Lokale publieke omroep

21

     

4.

Overige Media-instellingen, onderwerpen en uitvoering overige moties en toezeggingen

21

4.1

Overige Media-instellingen en onderwerpen

21

4.2

Uitvoering overige moties en toezeggingen

22

     

Ter afsluiting

26

Onderliggende stukken4

  • Bijlage 1: bijlagen van hoofdstuk 1 van de mediabegrotingsbrief 2017:

    • a) de toelichting op de post Bijdragen mediabeleid («Bestedingsplan Bijdragen Mediabeleid 2017»);

    • b) frictiekosten;

    • c) aansluiting jaarverslagen 2015;

  • Bijlage 2: de NPO heeft op 29 april 2016 de Terugblik 2015 (inclusief rapportage naleving Prestatieovereenkomst) toegezonden.

  • Bijlage 3: het Commissariaat voor de Media heeft op 30 juni 2016 de jaarlijkse verificatie van de naleving van de Prestatieovereenkomst toegestuurd.

  • Bijlage 4: de NPO heeft op 17 oktober 2016 de Financiële terugblik 2015 toegezonden.

  • Bijlage 5: de NPO heeft op 13 september 2016 de meerjarenbegroting

  • 2017–2021 («Begroting 2017») toegezonden.

  • Bijlage 6: het Commissariaat voor de Media heeft op 25 oktober 2016 zijn opmerkingen over de Meerjarenbegroting 2017–2021 («Begroting 2017») toegezonden.

  • Bijlage 7: de Raad voor Cultuur heeft op 1 november 2016 zijn opmerkingen over de Meerjarenbegroting 2017–2021 («Begroting 2017») toegezonden.

  • Bijlage 8: de RPO heeft op 10 oktober 2016 de Meerjarenbegroting

  • 2017–2021 toegezonden.

  • Bijlage 9: het Commissariaat voor de Media heeft op 8 november 2016 zijn opmerkingen over de Meerjarenbegroting 2017–2021 van de RPO en de budgetaanvragen 2017 van de regionale publieke omroep toegezonden.

  • Bijlage 10: het adviesbureau Boston Consulting Group heeft in september 2016 het financiële onderzoek inzake het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid toegezonden.

1. Financieel kader

1.1 Budget media

Het budget voor media wordt gevormd door de rijksbijdrage, de reclameopbrengsten (Ster-opbrengsten) en de rente op de Algemene Mediareserve (AMR). In tabel 1 treft u de stand van de begrotingspost «totale uitgaven» aan, zoals die is opgenomen in artikel 15 (Media) van de Rijksbegroting 2017 van OCW.5 Deze post van de Rijksbegroting fungeert als uitgangspunt voor de berekening van het totaal beschikbare budget voor media.

In het beschikbare budget voor media zijn de meest recente inzichten in de wettelijke consumentenprijsindex (€ 4,6 miljoen voor het jaar 2017) en de reclameontvangsten (€ 199,0 miljoen voor het jaar 2017) meegenomen. De raming van de reclameontvangsten van de Stichting Etherreclame (Ster) is gelijk aan de raming van de Rijksbegroting 2017 voor het jaar 2017.6 De bezuinigingen en ZBO-kortingen op de rijksbijdrage, zoals afgesproken en uitgewerkt, zijn verwerkt in het beschikbare budget.

Tabel 1: Meerjarenbeeld van het beschikbare budget voor media

Bedragen in € 1.000

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand totale uitgaven van Artikel 15 (Media)

van de Rijksbegroting 2017

1.019.067

962.699

976.913

973.532

987.569

990.046

Uitgaven overige artikelen1)

–1.285

–954

–954

–954

–954

–954

OCW-budget inzake de prijsindexen 2015 en 2016

   

5.467

6.093

5.093

651

Mutatie prijsindexen 2017 t/m 2021

 

4.573

12.446

20.430

28.646

37.021

Mutatie raming inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster)

           

Mutatie raming rente op AMR

           

Totaal beschikbaar budget Media

1.017.782

966.318

993.872

999.101

1.020.354

1.026.764

X Noot
1)

De post «uitgaven overige artikelen» is de optelsom van de volgende posten die in tabel 15.1 van artikel 15 van de Rijksbegroting 2017 van OCW te vinden zijn: Basisinfrastructuur Cultuur 2013–2016 Vierjaarlijkse instellingen (onderdeel Bekostiging), Subsidies en Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties.

Toelichting

De rijksbijdrage

De rijksbijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de systematiek van de Mediawet 2008. Dit betekent dat voor deze begroting wordt gerekend met de huishoudensprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en met de consumentenprijsindex (prijsindex) voor 2017 van het Centraal Planbureau (CPB). De begroting voor 2017 is gebaseerd op een prijsindex van 0,6 procent. Ik volg daarmee de ramingen van het CPB, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning (MEV) 2017 van 20 september 2016.7 Voor de jaren 2018 tot en met 2021 wordt, zoals bij de eerdere mediabegrotingsbrieven, uitgegaan van een prijsindex van 1 procent.

Vanaf de mediabegrotingsbrief 2018 pas ik het ramingsmoment van de prijsindex van het betreffende begrotingsjaar aan. Dit betekent dat ik bij de mediabegrotingsbrief 2018 de raming van het CPB zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (hierna: CEP) 2018 zal volgen voor het begrotingsjaar 2018 en niet meer de raming van het CPB van de MEV 2018. Deze wijziging is noodzakelijk, aangezien het kabinet bij de uitkering van de prijsindexvergoeding over de rijksbijdrage de CEP-raming van het CPB gebruikt.

Ontvangsten van de Stichting Etherreclame (Ster)

De ontvangsten van de Ster over 2015 bedragen € 196,7 miljoen.8 Daarmee vallen deze € 6,7 miljoen hoger uit dan het bedrag van € 190 miljoen dat in de Rijksbegroting 2015 geraamd was.9

Raming van de Ster

De Ster gaat vooralsnog uit van een netto afdracht van € 199 miljoen in 2017. Dit bedrag komt overeen met de raming in de Rijksbegroting 2017 van OCW en is verwerkt in de mediabegroting voor 2017.10 De raming is onder andere gebaseerd op de Media Outlook van PwC wat betreft de ontwikkeling van de televisie en radiomarkt. Verder baseert de raming zich op het onderzoek van het adviesbureau Boston Consulting Group (BCG) uit 2013 op basis waarvan de NPO en Ster een plan van aanpak hebben opgesteld dat onder andere voorziet in de uitbreiding van het andere reclameminuten binnen het wettelijke kader.11 Tot slot zijn bij de raming aannames gedaan ten aanzien van de ontwikkeling van online reclame en het kijk- en luistertijdaandeel van de landelijke publieke omroep.

De Ster geeft voor het jaar 2018 en verder geen raming af. De huidige ontwikkelingen gaan zodanig snel, dat het niet mogelijk is om een betrouwbare raming voor de lange termijn op te stellen. Met het oog hierop kijk ik naar de mogelijkheid om samen met de Ster en de NPO hier aanvullend onderzoek naar te doen. Tot die tijd maak ik gebruik van de meerjarenraming zoals die in de Rijksbegroting 2017 van OCW is gepresenteerd.

De verwachte rentebaten op de AMR

Voor het jaar 2017 worden de rentebaten op de AMR geraamd op € 0,5 miljoen. De rentebaten blijven gelijk met de raming van de Rijksbegroting 2017. Meer informatie over de AMR vindt u in paragraaf 1.4.

1.2 Uitgaven media

De totale uitgaven uit het mediabudget 2017 nemen per saldo af ten opzichte van 2016. Zie tabel 2 voor de uitgaven in 2016 en 2017.12

Tabel 2: Uitgaven media 2016 en 2017

Bedragen in € 1.000

2016

2017

Uitgaven

Landelijke publieke omroep

   

– Budget Landelijke publieke omroep1)

765.474

752.141

– Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO)

8.065

8.113

– Uitzenden en uitzendgereedmaken (oud NOB)

25.577

25.730

– Stichting Omroep Muziek (SOM)2)

15.752

15.844

Regionale publieke omroep3)

157.664

141.508

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)4)

23.345

22.921

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele

Mediaproducties (Mediafonds)5)

19.613

0

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ)

2.156

2.119

Mediawijsheid-expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

1.498

1.498

Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON)

1.538

1.547

Bijdragen mediabeleid (Overige bekostiging media (uit rente AMR))6)

475

500

Commissariaat voor de Media (CvdM)

5.298

4.937

Subtotaal uitgaven

1.026.455

976.858

Mutatie algemene mediareserve (AMR)

–8.673

–10.540

Totaal

1.017.782

966.318

X Noot
1)

Inclusief onder andere het budget Stichting BVN en het budget Mediavoorziening Antillen (Caribische mediavoorziening).

X Noot
2)

Inclusief zogenoemde naburige rechten. Deze rechten zijn bedoeld als vergoeding voor uitvoerende musici, koorleden en solisten in aanvulling op hun salaris.

X Noot
3)

Jaar 2017: zie paragraaf 1.6 van deze brief voor meer informatie.

X Noot
4)

Jaar 2016: inclusief incidenteel additioneel budget van € 2,5 miljoen voor de dekking van het budgettaire knelpunt van NIBG. Zie de mediabegrotingsbrief 2016 voor verdere toelichting hierop.

Jaar 2017: inclusief structureel additioneel budget voor de dekking van het budgettaire knelpunt van NIBG (naar aanleiding van het BCG-onderzoek in 2016). Zie de paragraaf «Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid» in dit hoofdstuk en de mediabegrotingsbrief 2016 voor meer informatie hierover.

X Noot
5)

Jaar 2016: inclusief een incidentele bijdrage in de liquidatiekosten 2016/2017 van het Mediafonds van € 2,205 miljoen.

X Noot
6)

Jaar 2016: overheveling van een budget van € 0,025 miljoen van «Bekostiging (overig uit rente AMR)» naar «Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties» binnen artikel 15 voor het jaar 2016 ten behoeve European Audiovisual Observatory.

Toelichting

Net zoals in voorgaande jaren, neem ik de prijsindex in de uitgaven aan de instellingen op.13 Er zijn verder enkele wijzigingen die ik hierna zal toelichten.

Landelijke en regionale publieke omroep

In paragraaf 1.5 en 1.6 behandel ik respectievelijk de landelijke publieke omroep en de regionale publieke omroep.

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Het budget voor het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG) bedraagt in 2017 € 22,9 miljoen. Hierin zijn de prijsindex 2017 van circa

€ 0,1 miljoen en een structureel additioneel budget voor de dekking van de budgettaire knelpunten van het NIBG meegenomen. De budgettaire knelpunten vloeien voort uit het programma Beelden voor de Toekomst (BvdT). In het kader van dit meerjarige programma is het merendeel van het analoge Nederlandse audiovisuele erfgoed gerestaureerd, geconserveerd en gedigitaliseerd.14 Dit programma is begin 2015 formeel beëindigd.15

De knelpunten van NIBG bestaan uit extra structurele kosten die worden gemaakt in verband met extra beheerlasten van digitale opslag, voorzetting van de digitaliseringsstraat van BvdT en de continuering van onderwijsvoorzieningen opgebouwd onder BvdT zoals de onderwijsportal Teleblik.16 Voor de jaren 2015 en 2016 zijn deze knelpunten incidenteel opgevangen.17

Om tot een structurele oplossing voor deze knelpunten te komen heb ik het adviesbureau Boston Consultancy Group (BCG) gevraagd financieel onderzoek te doen naar de aard en hoogte van de structurele budgettaire knelpunten van het NIBG. Dit onderzoek is als bijlage meegestuurd met deze mediabegrotingsbrief. BCG heeft de budgettaire knelpunten gevalideerd en op basis van eigen analyse becijferd op een bedrag ad € 2,7 miljoen. BCG heeft ook onderzoek gedaan naar de financiële ruimte binnen de bestaande activiteiten van het NIBG om het knelpunt op te vangen. BCG is tot de conclusie gekomen dat het NIBG de komende jaren gefaseerd een structureel bedrag van € 1,17 miljoen kan besparen. Per saldo betekent dit dat het NIBG de komende jaren nog een knelpunt zal hebben. BCG heeft mij daarom geadviseerd om het budgettaire kader van het NIBG de komende jaren te verhogen. Ik neem dit advies over.18 Hiervoor is vanaf 2018 structureel budgettaire dekking vanuit het mediabudget. In 2017 kan het extra budget via het exploitatieresultaat worden bekostigd vanuit de AMR.

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties

Het budget voor Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) komt te vervallen vanaf het jaar 2017. De NPO-organisatie (NPO) oormerkt vanaf 2017 jaarlijks een bedrag van € 16,6 miljoen binnen de huidige begroting van de NPO voor het NPO-fonds ten behoeve van culturele mediaproducties.19

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Het budget van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek is € 2,1 miljoen voor het jaar 2017. Hierin is de ZBO-korting van het

kabinet-Rutte II meegenomen.20

Bijdragen mediabeleid

De renteopbrengst op de middelen in de AMR is bestemd voor bijdragen aan tijdelijke projecten en incidentele activiteiten die ten goede komen aan de doelstellingen van het mediabeleid. Deze projecten beoordeel ik jaarlijks per aanvraag (zie bijlage 1a van deze brief). Het beschikbare budget voor het jaar 2017 voor deze projecten is naar verwachting € 0,5 miljoen (zie paragraaf 1.1, onder «de verwachte rentebaten op de AMR»).

Commissariaat voor de Media

Het budget voor het CvdM daalt per saldo naar circa € 4,9 miljoen in 2017. Hierin zijn de ZBO-korting van het kabinet-Rutte I (€ 0,033 miljoen ten opzichte van het jaar 2016), de ZBO-kortingen van het kabinet-Rutte II (€ 0,256 miljoen ten opzichte van het jaar 2016), de prijsindex 2017 (€ 0,029 miljoen) en een structureel additioneel budget in verband met een toename van de taken van het CvdM meegenomen.21

Ster

Alhoewel de Ster niet direct via de media-uitgaven wordt gefinancierd, geef ik wel het budgettaire kader voor de kosten van de Ster hier weer.22 Voor het jaar 2017 is dit gelijk aan € 13,529 miljoen. Dit bedrag is exclusief de post «diverse baten» en inclusief de prijsindex 2017 van 0,6 procent.23

Mutatie algemene mediareserve (AMR)

Voor een toelichting op de mutatie in de AMR verwijs ik u naar paragraaf 1.4 van deze brief.

1.3 Meerjarenoverzicht budget en uitgaven

In tabel 3 vindt u het meerjarenbeeld van het budget, de uitgaven en de mutatie van de AMR.

Tabel 3: Meerjarenbeeld mediabudget, uitgaven en mutatie AMR

Bedragen in € 1.000

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal beschikbaar mediabudget1)

1.017.782

966.318

993.872

999.101

1.020.354

1.026.764

Totale uitgaven mediabudget

1.026.455

976.858

985.020

994.571

1.004.367

1.014.368

Exploitatiesaldo (mutatie AMR)2)

–8.673

–10.540

8.852

4.530

15.987

12.396

X Noot
1)

De ontvangen wettelijk verplichte prijsbijstellingen 2015 en 2016 zijn lager uitgevallen dan de in de eerdere mediabegrotingsbrieven geraamde prijsbijstellingen.

X Noot
2)

Exclusief de uitgaven voor frictiekosten.

1.4 Algemene Mediareserve en frictiekosten

Een positief saldo van de ontvangsten en uitgaven op de mediabegroting wordt toegevoegd aan de AMR. Een negatief saldo wordt ten laste gebracht van de AMR. Bijdragen uit de AMR worden jaarlijks beoordeeld bij de budgetvaststelling. Conform de reguliere jaarlijkse financiering van de publieke omroep, zullen de beschikbare middelen vanuit de AMR betrokken worden bij de toekenning van het jaarbudget 2017.

De komende jaren zal naar verwachting een beroep worden gedaan op de AMR vanwege de maatregelen van het kabinet-Rutte I en van het kabinet-Rutte II (bijvoorbeeld de frictiekosten van de regionale publieke omroep). Verder verwacht ik in de komende jaren uitkeringen vanuit de gereserveerde middelen van de AMR voor de bekostiging van super-evenementen, zoals het WK/EK voetbal en de Olympische Spelen.24 Bovendien kunnen eventuele tegenvallers van de reclameopbrengsten ook een neerwaartse impact hebben op de omvang van de AMR.

In de jaren 2016 en 2017 zijn er meerdere mutaties ten laste en ten gunste van de AMR. Deze zijn weergegeven in tabel 4.

Tabel 4: Mutaties AMR 2016 en 2017

Bedragen in € 1.000

2016

2017

Beginstand

217.073

197.568

Correctie exploitatiesaldo 2015

7.267

N.v.t.

Mutatie n.a.v. de meevallers van de Ster-opbrengsten 2015,

frictiekostenbijdrage aan het CvdM, het werkbudget 2016 aan de RPO

en n.a.v. correctie terugvordering reserves landelijke publieke omroep

boven de 10 procent-norm inzake jaar 2014

–2.339

N.v.t.

Verwacht exploitatiesaldo lopende jaar (2016)

–8.673

N.v.t.

Uitkering overgebleven middelen frictiekosten LPO o.b.v. aanvraag NPO

(onttrekking AMR)

–7.963

N.v.t.

Frictiekosten n.a.v. de maatregelen van het kabinet-Rutte I1)

(mutaties t.o.v. de Mediabegrotingsbrief 2016)

–6.795

P.M.

Frictiekosten n.a.v. de maatregelen van het kabinet-Rutte II1)

(mutaties t.o.v. de Mediabegrotingsbrief 2016)

–1.003

P.M.

Toevoeging verwacht exploitatiesaldo (2017)

N.v.t.

–10.540

Eindstand (prognose)

197.568

P.M.

X Noot
1)

Het gaat om uitgekeerde bedragen. Zie bijlage 1b bij deze brief (mediabegrotingsbrief 2017) voor meer informatie.

2016

Het verwachte exploitatiesaldo voor 2016 van de AMR (€ 8,7 miljoen negatief) kan worden beïnvloed door mee- of tegenvallers met de reclameopbrengsten (zie paragraaf 1.1 onder «Ontvangsten van de Stichting Etherreclame»). Dit wordt duidelijk in het voorjaar van 2017 bij de vaststelling van de jaarrekening 2016 van de Ster.

De NPO heeft via begroting 2017 van de landelijke publieke omroep een budget van circa € 8,0 miljoen aangevraagd vanuit de AMR. Dit bedrag betreft de overgebleven middelen frictiekosten van de landelijke publieke omroep.25

De meevaller van de Ster in 2015 (circa € 6,7 miljoen) is verwerkt in de prognose van de eindstand van 2016. Hiernaast zijn nog enkele andere mutaties, zoals frictiekostenbijdragen, in de eindstand van 2016 verwerkt die onder tabel 4 en in bijlage 1b («frictiekosten») bij deze brief zijn weergegeven of toegelicht.26

2017

Er vindt naar verwachting in 2017 een onttrekking uit de AMR plaats van circa € 10,5 miljoen die het resultaat is van een reguliere onttrekking van de AMR in 2017.27 De posten uit te keren bijdragen in de frictiekosten zijn nog niet ingevuld. Dit komt omdat de aanvragen voor een financiële bijdrage in 2017 voor de bekostiging van de frictiekosten nog niet bekend zijn.

Met ingang van 2017 wordt het budget voor de regionale publieke omroep verminderd met een bedrag van € 17 miljoen. Deze taakstelling vloeit voort uit het regeerakkoord van Rutte II. Met het oog hierop heb ik u eerder geïnformeerd dat ik een frictiekostenregeling zal opstellen op basis waarvan regionale publieke media-instellingen een financiële bijdrage kunnen aanvragen voor de bekostiging van kosten die onvermijdelijk zijn bij de uitvoering van reorganisatieplannen om de taakstelling te kunnen bekostigen. Ik heb in overleg met de RPO, een vertegenwoordiging van de regionale publieke media-instellingen en het Commissariaat voor de Media een frictiekostenregeling opgesteld. Ik streef ernaar u hierover voor het mediabegrotingsdebat te informeren.

1.5 Landelijke publieke omroep

De NPO vroeg in zijn Meerjarenbegroting 2017–2021 voor de landelijke publieke omroep voor 2017 (ook wel Begroting 2017 genoemd) een budget aan van € 809,8 miljoen.28 Hierin zijn de prijsindex 2017 van circa € 4,8 miljoen, de bezuinigingen en ZBO-kortingen inzake het kabinet-Rutte I en het kabinet-Rutte II en een aanvraag van de NPO inzake de overgebleven middelen frictiekosten van circa € 8,0 miljoen meegenomen. Het laatste is het gevolg van het feit dat door de NPO nog kosten zijn en worden gemaakt die direct of indirect het gevolg zijn van de opgelegde bezuinigingen van Rutte I en Rutte II die nog niet zijn aangevraagd. Deze eenmalige kosten betreffen bijvoorbeeld de vermindering van het aantal themakanalen, de opheffing van NPO Radio 6 en eenmalige kosten waardoor het mogelijk wordt voor de landelijke publieke omroep om op termijn de eigen inkomsten te verhogen. Meer informatie hierover is te vinden in het onderdeel «1.6 Restant frictiekostenvergoeding» van de Begroting 2017 van de NPO (bijlage 5 bij deze brief).

Het CvdM adviseert mij het gevraagde budget voor het jaar 2017 toe te kennen, onder de voorwaarde dat een deel van de overgebleven middelen frictiekosten (circa € 8,0 miljoen) nog kan worden teruggevorderd ten behoeve van de nog in behandeling zijnde aanvragen en de frictiekosten van de 2.42 omroepen als gevolg van de uittreding uit het bestel. Dit advies neem ik over. Op grond van het bovenstaande stel ik het budget voor de landelijke publieke omroep voor het jaar 2017 vast op € 809,8 miljoen.29 In tabel 5 vindt u de specificatie van het totaalbudget van de landelijke publieke omroep.

Tabel 5: Specificatie van het totaalbudget van de landelijke publieke omroep

Bedragen in € 1.000

2017

Budget Landelijke publieke omroep1)

752.141

Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO)

8.113

Uitzenden en uitzendgereedmaken (oud NOB)

25.730

Stichting Omroep Muziek (SOM)2)

15.844

Subtotaal

801.828

Aanvraag NPO inzake de overgebleven middelen frictiekosten van de landelijke publieke omroepen («Restant frictiekosten»)3)

7.963

Totaal

809.791

X Noot
1)

inclusief onder andere Stichting BVN (circa € 1,5 miljoen) en Mediavoorziening Antillen/Caribische mediavoorziening (circa € 0,3 miljoen).

X Noot
2)

inclusief Naburige rechten. Deze rechten zijn bedoeld als vergoeding voor uitvoerende musici, koorleden en solisten.

X Noot
3)

Dit bedrag wordt uit de AMR bekostigd. Zie onderdeel «1.4 Algemene Mediareserve en frictiekosten» van deze brief voor meer informatie. In het advies van het CvdM over de begroting 2017 van de landelijke publieke omroep (bijlage 6 bij deze brief) staat dat de exacte hoogte van het restant van de frictiekosten nog niet definitief vastgesteld kan worden. Dit komt vanwege de nog in behandeling zijnde aanvragen en afrekeningen met de zogenaamde 2.42 omroepen. Ik ga daarom conform het advies van het CvdM akkoord met de aanvraag van de NPO inzake de overgebleven middelen frictiekosten, onder de voorwaarde dat een deel van het dit bedrag nog kan worden teruggevorderd ten behoeve van de nog in behandeling zijnde aanvragen en de frictiekosten van de 2.42 omroepen als gevolg van de uittreding uit het bestel.

Financiële Terugblik landelijke publieke omroep 2015

De NPO heeft een financieel overzicht van de landelijke publieke omroep samengesteld. Het overzicht is een samenvoeging van de baten en lasten uit de individuele jaarrekeningen van de omroepinstellingen en is opgenomen in de Financiële Terugblik 2015 van de NPO.30 Uit het overzicht blijkt dat de landelijke publieke omroep als geheel in 2015 een negatief exploitatiesaldo uit gewone bedrijfsvoering heeft behaald van € 4,2 miljoen (2014: positief € 6,9 miljoen). Dit resultaat bestaat uit een negatief resultaat van de NPO van € 8,6 miljoen en een positief resultaat bij de omroepen van € 4,4 miljoen.31 Het totale exploitatieresultaat over 2015 na overdracht bedraagt negatief € 4,1 miljoen.32

Ministeriële regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de NPO

De regeling is gebaseerd op artikel 2.172, derde lid, van de Mediawet 2008 en stelt regels over de inhoud en inrichting van de jaarrekening van landelijke publieke media-instellingen, de NPO en de Ster.

In mijn brief van 11 november 2015 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd dat ik de motie van de leden Verhoeven en Mohandis zal uitvoeren door de rapportageverplichting van programmakosten op genreniveau op te nemen in de hiervoor genoemde regeling.33 Hiertoe heb ik een werkgroep opgericht waaraan de NPO, een vertegenwoordiging van de landelijke publieke media-instellingen, hun accountants, het Commissariaat voor de Media en de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants hebben deelgenomen. Over de resultaten van de werkgroep streef ik ernaar om u voor het mediabegrotingsdebat te informeren.

1.6 Regionale publieke omroep

Het totaalbudget voor de regionale publieke omroep daalt per saldo naar € 141,5 miljoen in 2017 ten opzichte van het jaar 2016 (zie tabel 2). De daling betreft de bezuiniging van € 17 miljoen inzake de maatregelen omtrent het kabinet-Rutte II en de stijging betreft onder andere de prijsindex 2017 (€ 0,8 miljoen).

De verdeling van het beschikbare totaalbudget zal plaatsvinden op basis van de voorgenomen wijziging van de verdeling in het Mediabesluit 2008 zoals die uiteindelijk zal worden vastgesteld.

Advies CvdM over de aanvragen 2017 van de regionale publieke omroep

Het CvdM is door mij gevraagd de bekostigingsaanvragen van de stichting RPO en de individuele regionale publieke media-instellingen (RPMI’s) te beoordelen. Het CvdM heeft in zijn brief van 8 november jongstleden aan dit verzoek voldaan. Het advies vindt u bij deze brief gevoegd als bijlage.34 Het wetsvoorstel modernisering regionale publieke omroep is nog niet aan de Tweede Kamer voorgelegd. Het CvdM constateert dat hierdoor een bijzondere situatie ontstaat voor bekostigingsjaar 2017. Dit heeft er onder andere toe geleid dat de RPO nog geen concessiebeleidsplan en prestatieovereenkomst heeft kunnen opstellen. Over de inhoud en datum van indiening van het concessiebeleidsplan zal nog overleg plaatsvinden tussen mij en de RPO. Het CvdM adviseert de aangevraagde budgetten van € 141,5 miljoen toe te kennen. Ik neem dit advies over. Op grond van het bovenstaande stel ik de budgetten voor de regionale publieke omroep vast op € 141,5 miljoen.

Bekostigingsaanvraag door de stichting RPO

De begroting 2017–2021 van de stichting RPO vormt de eerste begroting die de RPO heeft opgesteld. Het CvdM merkt op dat de RPO nog niet volledig heeft voldaan aan haar wettelijke taken, zoals het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten, het vaststellen van normen voor honorering van freelancers, en coördineren van het gebruik van organen, diensten en faciliteiten zoals een gemeenschappelijke sales- en marketingorganisatie. Dit hangt samen met het vooralsnog niet indienen van het wetsvoorstel. Ik zal in het licht van deze situatie samen met de RPO de komende tijd nadere afspraken maken.

Tevens merkt het CvdM op dat de RPO nog geen begroting heeft ingediend voor uitvoering van deze wettelijke taken. Het CvdM heeft mij in haar brief verzocht een datum vast te stellen waarop deze begroting ingediend moet zijn bij het CvdM. In de memorie van toelichting bij de wet van 16 maart 2016 staat dat de RPO bekostigd zal worden uit de mediabegroting waarbij (een deel van) dekking komt uit de middelen die nu aan de Stichting ROOS ter beschikking worden gesteld door de regionale omroepen zelf.35 Voor 2016 heb ik incidenteel aanvullende middelen voor RPO beschikbaar gesteld. Ik streef ernaar om hiervoor bij de mediabegroting 2018 een structurele oplossing te hebben.

Bekostigingsaanvraag RPMI’s

Het CvdM merkt op dat de bekostigingsaanvragen van de RPMI’s tijdig zijn ingediend en voldoen aan artikel 9b lid 2 van de Mediaregeling. Tien van de dertien RPMI’s hebben een sluitende meerjarenbegroting 2018 tot en met 2021 ingediend. Van de resterende RPMI’s merkt het CvdM van twee op dat zij toewerken naar een sluitende begroting vanaf 2018 en dat één RPMI een structureel begrotingstekort heeft. In de gevallen waarin geen sluitende begroting is heeft het CvdM vastgesteld dat dit met name veroorzaakt wordt door aanvullende kosten teneinde de structurele besparingen in de toekomst te kunnen realiseren. In het Mediabesluit, artikel 4a staat de procentuele verdeling van het totaal beschikbare budget voor de regionale omroepen. In verband met de taakstelling voor de regionale omroepen moet de budgetverdeling worden aangepast. Het CvdM verzoekt mij de aangepaste budgetverdeling vast te stellen door middel van het aanpassen van de tabel met procentuele verdeling van het totale beschikbare budget voor de regionale omroepen in artikel 4a van de Mediabesluit 2008. Daarna kan door het Commissariaat een besluit worden genomen over de bekostiging per RPMI. Conform het advies van het Commissariaat zal deze tabel in artikel 4a van het Mediabesluit worden aangepast.

Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen

Op grond van artikel 2.172 van de Mediawet 2008 heb ik bij ministeriële regeling nadere regels gesteld over de inhoud en de inrichting van de jaarrekening van de regionale publieke media-instellingen. Ik heb hen per brief d.d. 15 september jongstleden geïnformeerd dat ik de regeling dit najaar wil gaan actualiseren. Met het oog op de actualisering heb ik een werkgroep opgericht waarin de RPO, een vertegenwoordiging van de regionale publieke media-instellingen, hun accountants, de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants en het Commissariaat voor de Media participeren.

1.7 Financieringsstromen media

Het overzicht van de financieringsstromen over het jaar 2015 en de toelichting op de verschillen tussen de jaarverslagen van OCW, het CvdM en het jaarverslag van de landelijke publieke omroep door de NPO (Financiële terugblik 2015 van de NPO) vindt u in bijlage 1c van deze brief.

2. Landelijke publieke omroep

In dit hoofdstuk staat de landelijke publieke omroep en de naleving van de Prestatieovereenkomst 2010–2015 centraal.

2.1 Terugblik 2015 NPO

Ik ga in dit onderdeel in op de volgende zaken:, de programmatische terugblik, de naleving in 2015 door NPO van de Prestatieovereenkomst 2010–2015 en de onafhankelijke producties die bij de publieke omroep worden uitgezonden.

2.1.1. Programmatische terugblik

In 2015 besteedde de NPO veel aandacht aan de vluchtelingencrisis en de aanslagen in Parijs. Daarnaast kon heel Nederland zien hoe Dafne Schippers de 200 meter op het WK in Peking won. De Programma’s van de NPO werden goed bekeken. De laatste aflevering van Boer zoekt vrouw voerde de ranglijsten aan met 4,6 miljoen kijkers. Daarnaast was er ruimte voor programmavernieuwing en talentontwikkeling. Op NPO 1 blijft de genre-mix ondanks de bezuinigingen breed, relevant, gevarieerd en onderscheidend. NPO2 bracht verdieping en er werd geïnvesteerd in onderzoeksjournalistiek. Ook werd geïnvesteerd in interactieve documentaires, zoals de documentaire «Jheronium Bosch, geraakt door de duivel». Op NPO3 waren vernieuwende programma’s te zien zoals Super «Stream Me» en «Streetlab». In samenwerking met 3FM besteedde NPO 3 veel aandacht aan (muziek)evenementen. Ook werd ingezet op publieksparticipatie en social media.

Op de radio gebeurde veel op het gebied van talentontwikkeling zoals de start van de NPO Campus, om radiotalent te scouten en op te leiden. Binnen deze campus zal ook gestuurd worden op diversiteit. NPO Radio 1 ontwikkelde in 2015 haar nieuwe programmering verder en werd bij «breaking news» goed gewaardeerd en beluisterd door het publiek. NPO Radio 2 lanceerde in 2015 een nieuwe positionering en vervult op deze wijze met zijn vernieuwde programmering een verbindende rol in de Nederlandse samenleving. NPO 3FM zag de luisteraars afnemen. Dit is te verklaren door het vertrek van drie prominente dj’s en het invoeren van een programmavernieuwing. Dit soort wijzigingen heeft tijd nodig, aldus de NPO. NPO Radio 4 heeft in 2015 de herkenbaarheid van de programmering, die in 2014 vernieuwd was, vergroot. Het profiel van NPO Radio 5 was tot eind 2015 tweeledig; overdag radio Nostalgia en in de avond ruimte voor levensbeschouwelijk en educatief aanbod. Deze indeling stopt met ingang van 1 januari 2016. 2015 was het laatste jaar dat NPO Radio 6 als hoofdzender bestond. Soul & Jazz is met ingang van 1 januari 2016 ondergebracht bij het sub-kanaal NPO Soul & Jazz. Tot slot heeft NPO FunX in 2015 zijn gevarieerde en onderscheidende muziekmix gecontinueerd en is er naar de site van FunX veel extra traffic gegenereerd.

De NPO levert volgens een groot deel van de Nederlanders een belangrijke bijdrage aan de samenleving. Deze bijdrage richt zich volgens het publiek onder andere op het informeren, het laten zien van kunst & cultuur en (educatieve) vorming. De NPO kreeg in 2015 van het publiek een waarderingscijfer 7 en is daarmee een van de hoogst gewaardeerde omroepen.36

2.1.2. Naleving Prestatieovereenkomst 2010–2015

Iedere vijf jaar sluit de NPO op basis van het Concessiebeleidsplan een presentatieovereenkomst met het Ministerie van OCW. De NPO heeft middels de Terugblik 2015 (zie bijlage 2) onder andere verslag uitgebracht over de naleving van de Prestatieovereenkomst en het Concessie beleidsplan. Het Commissariaat voor de Media heeft de rapportages van de NPO geverifieerd en mij hierover schriftelijk geïnformeerd (zie bijlage 3).

De NPO heeft in het CBP 2010–2015 vier hoofdambities geformuleerd:

  • Een evenwichtig en onderscheidend aanbod.

  • Het vergroten van de impact

  • Het omgaan met veranderend mediagebruik

  • Het vergroten van het bereik

Deze ambities zijn vertaald in concrete afspraken in de Prestatieovereenkomst 2010–2015. Ik teken daarbij aan dat de NPO over het omgaan met veranderd mediagebruik reeds in de terugblik 2011 heeft gerapporteerd.

Ik constateer dat de NPO de afspraken voor het overgrote deel is nagekomen. Van de 24 afspraken uit de Prestatieovereenkomst 2010–2015 zijn de meeste gerealiseerd.37 Vier van de afspraken zijn niet gerealiseerd en één afspraak is deels gerealiseerd. De afspraken rond het vergroten van bereik zijn niet of deels gerealiseerd. Echter, net als vorig jaar, geldt dat de NPO niet toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming hiervan. Ik baseer dat op de toelichting die de NPO in zijn Terugblik 2015 geeft. Hieronder ga ik verder in op de realisatie van de afspraken.

Evenwichtig en onderscheidend aanbod

De Nederlandse bevolking gaf aan de programma’s van de publieke omroep in de domeinen nieuws en opinie goed en pluriform te vinden. Verder geeft de NPO aan dat het bezoek aan de website van NPO FunX met veel nieuwsaanbod in 2015 sterk toegenomen door meer inzet op social media. Hiermee heeft de NPO een platform beoogd die aansluit op de leefwereld van jongeren. De NPO heeft onder andere op deze manier invulling willen geven aan de ambitie om de nieuwsvoorziening voor jongeren op het internet te verbeteren. Ik constateer dat de afspraken gericht op het aanbod gerealiseerd zijn.

Het vergroten van de impact

De NPO wil met zijn nieuws- en opinieprogramma’s een rol spelen in het maatschappelijk debat. Ik constateer dat de afspraken om op verschillende terreinen agendasettend te zijn, zijn gerealiseerd. Daarnaast heeft de NPO ingezet op herkenbaarheid. In 2015 zijn hiertoe onder meer npo.nl en de bijbehorende apps vernieuwd en beter op elkaar afgestemd en is gestart met een innovatieproject voor betere aanbevelingen op npo.nl en een aantal bijbehorende apps. In 2015 heeft de NPO op veel terreinen samengewerkt met partners binnen en buiten het omroepbestel. Ik constateer dat de afspraken gericht op het vergroten van impact gerealiseerd zijn.

Het vergroten van bereik38

De afspraken die (deels) niet gerealiseerd zijn, hebben betrekking op bereik en representatie.

Vergroten bereik jongeren.

De NPO rapporteert dat het bereik onder 20 tot 34-jarigen terugloopt. Hierdoor werd de afspraak dat Nederland 3 (nu NPO 3) het bereik onder de publieksgroep 20–34-jarigen vergroot, niet gerealiseerd. De NPO geeft als reden aan dat jongeren minder vaak en minder lang televisie kijken. Dit zou het bereik van deze doelgroep bemoeilijken. In reactie hierop is de NPO in 2015 gestart met het zogenaamde NPO lab om het aanbod beter te laten aansluiten op de belevingswereld van jongere doelgroepen en om de voor deze doelgroep geproduceerde content beter aan de man te brengen. De afspraak om het bereik van het totaal van de toonaangevende radioprogrammakanalen onder jongere doelgroepen te realiseren is niet gerealiseerd. Dit in tegenstelling tot de voorgaande twee jaren. Als reden geeft de NPO hiervoor dat 3FM in 2015 te kampen had met een sterke terugloop in bereik en luistertijd.

Bereik Nederlanders

De doelstelling in de prestatieovereenkomst was dat de NPO gemiddeld over de gehele concessieperiode wekelijks 85 procent van de Nederlanders zou bereiken. Dit doel bleek te ambitieus en is niet gerealiseerd. In 2015 werd een gemiddeld bereik van 79,3 procent gehaald. Gemeten over de gehele concessieperiode, was het bereik 83,2 procent. Daarentegen bleef de NPO ook in 2015 wel de best bekeken omroep van Nederland. NPO 1 behield net al als voorgaand jaar het hoogste kijktijdaandeel, zowel gedurende de dag als gedurende de avond. De kijktijdaandelen van NPO2 en NPO3 daalden ten opzichte van 2014. Dit lijkt voor een belangrijk deel te verklaren door scherpere inhoudelijke keuzes die werden gemaakt. Het kijktijdaandeel van NPO Zapp onder 6 tot 12-jarige groeiden ten opzichte van 2014 en NPO Zapp is daarmee in 2015 wederom de best bekeken zender onder deze leeftijdsgroep.

De afspraak dat de met het audio-aanbod wekelijks de helft van de Nederlanders bereikt, is ook niet gerealiseerd. Wekelijks werd gemiddeld 45,3 procent van de Nederlanders bereikt over de gehele concessieperiode. Een belangrijke verklaring is de terugval in beluistering van NPO 3FM, zowel in luistertijdaandeel als in bereik.

Representatie vrouwen en allochtonen

Representatie van vrouwen en allochtonen was een van de speerpunten tijdens de concessieperiode 2010–2015. In 2015 heeft de NPO meerdere diversiteitsonderzoeken laten uitvoeren gericht op zowel aanbod als bereik. In de terugblik 2014 is hierover door de NPO al uitgebreid gerapporteerd omdat de resultaten van dit onderzoek toen net opgeleverd waren. De afspraak om over vijf jaar de representatie van vrouwen en allochtonen op de gezichtsbepalende televisieprogrammakanalen te hebben verbeterd is deels gerealiseerd. De representatie van vrouwen liep tov van 2010 licht terug; de representatie van allochtonen steeg van 9,2 procent naar 9,8 procent. Uit de analyse binnen het radioaanbod bleek dat de representatie van vrouwen op 28 procent ligt en de representatie van niet-westerse allochtonen op 9 procent. Dat is nog niet in lijn met het aandeel vrouwen en niet-westerse allochtonen binnen de Nederlandse samenleving, maar wel een verbetering ten opzichte van de meting in 2010. De NPO heeft begin 2016 een diversiteitsimpuls aangekondigd. De gesprekken hierover worden met de verschillende omroepen opgepakt.

2.1.3 Onafhankelijke producties

De NPO investeerde in 2015 net als voorgaande jaren ruim voldoende in onafhankelijke producties. Van het programmabudget besteedde de landelijke publieke omroep in 2015 33,3 procent aan onafhankelijke producties. Dit stelde het Commissariaat op 13 september 2016 vast. De NPO besteedde in 2015 5 procentpunten meer aan onafhankelijke producties dan in 2014 en ruimschoots meer dan de minimale bestedingsverplichting van 16,5 procent uit de Mediawet 2008.39

2.2 Vooruitblik

2.2.1 Wijziging Mediawet 2008

Op 2 november 2016 zijn de wijzigingen in de Mediawet 2008 in werking getreden. De publieke mediaopdracht is aangescherpt: de kerntaken zijn voortaan informatie, cultuur en educatie. Om tot meer creatieve competitie te komen, is de toegang van externe partijen tot het publieke mediabestel vergroot. De positie van de NPO-organisatie is versterkt, waardoor hij beter kan sturen op de gemeenschappelijke doelen en strategie van de publieke omroep als geheel. In de Mediawet 2008 zijn ook de verhoudingen tussen de NPO-organisatie en de omroeporganisaties verduidelijkt.

Ik ga er vanuit dat vanaf de inwerkingtreding van de wijziging van de Mediawet 2008 toekomstige besluiten over de programmering voldoen aan de gewijzigde publieke mediaopdracht. De publieke omroep zal de interne regelingen op zo kort mogelijke termijn aanpassen aan de gewijzigde Mediawet 2008, onder andere om de toegang van externe partijen tot het bestel te vergroten. De NPO heeft de gewijzigde conceptversie van het coördinatiereglement inmiddels ter consultatie voorgelegd aan de omroeporganisaties. In het reglement zijn onder andere de afspraken opgenomen die de NPO en een deel van de omroeporganisaties in de brief aan de Eerste en Tweede Kamer van 28 februari 2016 hebben gemaakt over de werkwijze bij voorstellen van externe partijen. Ook wordt in het coördinatiereglement beschreven wat de rol van genrecoördinatoren gaat zijn bij de publieke omroep. Wat mij betreft geldt dat bij de implementatie van de nieuwe wet de redelijkheid in acht moet worden genomen, niet alle werkprocessen zijn van de een op de andere dag aangepast. Ik ga ervan uit dat het Commissariaat voor de Media met inachtneming van deze redelijkheid zijntoezichthoudende functie zal gaan vervullen.

2.2.2 Prestatieovereenkomst

Voor de periode 2017–2020 wordt een nieuwe prestatieovereenkomst afgesloten met de NPO. De gesprekken hierover zijn in de afrondende fase. De afspraken tussen de NPO en OCW worden op basis van het CBP opgesteld en bevatten kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod, de publieksbetrokkenheid en het publieksbereik. De overeenkomst bevat ook afspraken over levensbeschouwelijke programmering, publiekswaardering en de ombudsman. Het streven is om de bespreking over de overeenkomst eind 2016 af te ronden, zodat deze vanaf 1 januari 2017 geldt. Vanaf het jaar 2017 wordt op basis van het toetsingskader en de prestatieovereenkomst door de NPO gerapporteerd over de naleving van de publieke mediaopdracht. De prestatieovereenkomst wordt zoals eerder toegezegd ter informatie aan de Tweede Kamer gestuurd.

2.2.3 NPO Begroting 2017

De publieke omroep werkt binnen de kaders van de gewijzigde Mediawet 2008 aan de uitvoering van de publieke mediaopdracht en het Concessiebeleidsplan 2016–2020. De laatste tranche bezuinigingen van Rutte II van € 51 miljoen moeten in 2017 worden opgevangen.

Adviezen Commissariaat voor de Media en Raad voor Cultuur over de Begroting 2017 van de NPO

De Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media zijn door mij gevraagd om advies uit te brengen op de Begroting 2017 van de NPO. Hieronder ga ik in op hun adviezen. De Raad en het CvdM geven tevens advies over de aanvraag van de NPO voor het verspreiden van het aanbodkanaal NPO Radio Soul & Jazz via de analoge kabel. In deze brief ga ik niet in op deze aanvraag, want hiervoor geldt een aparte procedure.

Advies Commissariaat voor de Media over begroting 2017 van de NPO

Het CvdM constateert dat de inrichting van de begroting voldoet aan de vereisten van artikel 2.147 van de Mediawet 2008. Het CvdM legt in haar brief het accent op twee aspecten: transparantie en diversiteit. Ik onderschrijf de bevindingen van het Commissariaat over deze onderwerpen en vraag de NPO hier bij de realisatie van de begroting rekening mee te houden.

Ten aanzien van transparantie constateert het CvdM dat de begroting dit jaar voor het eerst daadwerkelijk inzicht geeft in de verdeling van het mediabudget over de verschillende aanboddomeinen. Tevens zijn de verwachte kosten per directe programmakosten- categorie verdeeld naar net en zender. Hiermee kunnen verwachting en realisatie beter dan voorheen met elkaar vergeleken worden. Wel constateert het CvdM dat de ambitie die de NPO in het CBP heeft geformuleerd om de kosten per domein te verbijzonderen naar de kosten per net en per zender nog niet gerealiseerd is. De NPO heeft toegezegd deze verbijzondering volgend jaar wel in de begroting op te nemen.

Het CvdM beveelt een grotere transparantie aan over uitwerking van de ambities die geformuleerd zijn in het CBP. Ook zou het CvdM graag zien dat de NPO jaarlijks in de begroting inzicht geeft in de stand van zaken van de ambities en de budgettaire consequenties van deze ambities.

De ambitie om het media-aanbod een betere afspiegeling te laten zijn van de verschillende bevolkingsgroepen in de samenleving is volgens het CvdM door de NPO verder uitgewerkt dan in de vorige begroting. Het CvdM is echter wel van mening dat de NPO nog gedetailleerder in zijn rapportage zou kunnen zijn. De NPO zal in de jaarlijkse Terugblik rapporteren over de manier waarop de verschillende doelgroepen zijn bereikt.

Tot slot wijst het CvdM erop dat de NPO zelf heeft aangegeven dat bereik een belangrijke voorwaarde is voor de publieke omroep om impactvol te zijn. Het CvdM vindt het dan ook van groot belang dat bijstelling van jaarlijkse bereikdoelstellingen door de NPO in de begroting worden verantwoord. Ik vind dat een goede suggestie van het CvdM en zal de NPO dan ook vragen om wijzigingen in de bereiksdoelstellingen goed te onderbouwen.

Advies Raad voor Cultuur over begroting 2017 van de NPO

De Raad vindt de Begroting 2017 een stap vooruit ten opzichte van de vorige begroting; de ambities worden uitgebreider beschreven dan voorheen. Daarnaast heeft de Raad waardering voor de inspanningen van de NPO om een visie en een strategie te presenteren die recht doen aan de rol en positie van alle belanghebbenden, binnen en buiten het omroepbestel.

In de adviesaanvraag van OCW aan de RvC over de begroting NPO wordt een aantal specifieke vragen gesteld. Op de vraag in hoeverre de in het concessiebeleidsplan genoemde ambities door de NPO uitgewerkt zijn in concrete acties en doelstellingen constateert de Raad dat de ambities in het CBP nog niet voldoende zijn uitgewerkt in concrete acties en doelstellingen. Op de vraag in hoeverre de strategie van de NPO gekoppeld is aan de financiële uitwerking, merkt de Raad op dat hij zeker een verduidelijking ten opzichte van de begroting van 2016 ziet, maar wel constateert dat de financiële uitwerking van de ambities nog niet transparant is. De Raad wijst er hier specifiek op dat het niet duidelijk is hoeveel geld is gereserveerd voor de aanbodprioriteiten. De NPO rapporteert in zijn begroting en terugblik over de kosten van de programmering op het niveau van domeinen. Dit is gevraagd in de motie Verhoeven/Mohandis.40 Omdat de aanbodprioriteiten niet direct te herleiden zijn op de domeinen is de financiële uitwerking van de aanbodprioriteiten inderdaad niet duidelijk. De NPO zal wel vol inzetten op de aanbodprioriteiten Journalistiek, Nederlandse series & films, documentaires, muziek & kunst, educatie & informatie en kinderprogrammering. De prioritering komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de marketingaandacht en plaatsing van programma’s of aanbevelingen in de online en on demand omgeving. Volgens de Raad komen de aandachtspunten en uitdagingen voor de publieke omroep, die uit de Terugblik 2015 blijken, wel voldoende terug in de meerjarenbegroting.

De Raad signaleert nog enkele specifieke aandachtspunten in zijn advies, onder andere over de openheid van het bestel voor externe partijen, de online strategie en het bereik van jongeren.

De toegang tot het omroepbestel voor externe partijen is wat de Raad betreft een wezenlijk onderdeel van een toekomstbestendige publieke omroep. Hier ben ik het volledig mee eens. De Raad benadrukt het belang van een goede en heldere organisatie, zodanig dat deze externe partijen ook echt mee kunnen doen. Ik vraag de NPO om hier aandacht aan te besteden. De NPO zal de werkwijze opnemen in het coördinatiereglement. Daarnaast heeft de NPO mij geïnformeerd dat er wordt gewerkt aan een uitgebreide pitchmodule, naar analogie van de pitchmodule van de BBC.41 In deze module kunnen zowel externe partijen als omroeporganisaties hun programmavoorstellen indienen, zodat alle voorstellen goed kunnen worden beoordeeld. De module moet het veel gemakkelijker maken om voorstellen bij de NPO in te dienen. De module heeft ook een aparte ingang voor het publiek, waar allerlei opties worden geboden om te participeren en bij te dragen aan de activiteiten van de NPO. Ook worden de diverse talent- en ontwikkeltrajecten bij de NPO hier vermeld. De pitchmodule kan naar verwachting in september 2017 worden gelanceerd. De NPO moet hiervoor een aanbestedingstraject doorlopen. Tot die tijd kunnen externe producenten ook gewoon voorstellen indienen bij de NPO. Op de website van de NPO zal hier binnenkort meer informatie over staan. Ik zal er op toezien dat de NPO deze mogelijkheden voor externe partijen op een gedegen en zorgvuldige wijze aanbiedt.

De Raad mist in de begroting een gevoel van urgentie die de verschuiving van lineair naar uitgesteld en meer online kijken met zich meebrengt. De online strategie wordt volgens de Raad veel te generiek beschreven. De Raad adviseert de NPO om meer in te zetten op online programmering, met name om jongeren te bereiken. Het bereik onder jongeren daalt al jaren en dat is een belangrijk aandachtspunt. Ik onderschrijf dat het bereiken van jongeren een aandachtspunt is en ik vind het daarom belangrijk dat de publieke omroep zijn aanbod ook online en on demand aanbiedt. Ik vind dat de publieke omroep de volle aandacht moet hebben voor de online en on demand strategie en het blijven bereiken van jongeren als één van de grote uitdagingen. Ik heb daarom de Mediawet 2008 meer platformneutraal gemaakt. De publieke omroep heeft aandacht voor het bereiken van publiek via alle platforms. Dat blijkt onder andere uit de strategie in het concessiebeleidsplan en uit de aanvragen die de NPO heeft gedaan voor de dienst NPO Plus en voor een uitgebreide versie van npo3.nl. De NPO en de omroeporganisaties zijn het er in grote mate over eens dat de publieke omroep moet inzetten op online- en on demandaanbod. De discussie gaat nu vooral over de manier waarop dat moet. Het blijkt moeilijk te zijn om tot één strategie te komen en die gezamenlijk uit te voeren. Op dit moment wordt hierover overleg gevoerd tussen de omroepen en de NPO. Ik dring er bij de NPO en de omroepen op aan om zo snel mogelijk keuzes te maken en hiermee aan de slag gaan. Ik vraag de NPO om hier in ieder geval volgend jaar in de begroting over het jaar 2018 over te rapporteren.

NPO-fonds

Vanaf 1 januari 2017 zal het NPO-fonds de talentontwikkeling en de totstandkoming van cultureel media-aanbod via radio, televisie en internet stimuleren. Het fonds doet dit door middel van het verstrekken van budgetten voor specifieke programmavoorstellen van omroepen. Externe producenten of makers kunnen hun project via een landelijke publieke omroeporganisatie indienen. De NPO oormerkt ten behoeve van het NPO-fonds, binnen de omroep brede middelen, jaarlijks € 16,6 miljoen.

De Raad is benieuwd naar de werkwijze van het NPO-fonds. Het fonds krijgt steeds meer vorm, maar is nog niet van start gegaan. De Raad ziet een risico in de diversiteit in de commissies en in de aandacht voor experimenten, cross- over projecten en talentontwikkeling. Ik vraag de NPO om in de Terugblik over 2017 te rapporteren over de werkwijze van het NPO-Fonds en specifiek over de aandacht voor experimenten en talentontwikkeling.

3. Regionale en lokale publieke omroep

In dit hoofdstuk sta ik stil bij de regionale en lokale omroep.

3.1 Regionale publieke omroep

De regionale omroepen worden vanaf 2014 op grond van artikel 2.170 van de Mediawet 2008 gefinancierd door het Rijk en worden op aanvraag voor een bijdrage bekostigd door het CvdM. Tegelijk met de wetswijziging die deze financieringswijze mogelijk maakte, is een bezuiniging op het totale budget van de regionale publieke omroep ingeboekt. Op basis van de wet van 16 maart 2016 toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst, is de stichting Regionale Publieke Omroep per 26 mei 2016 opgericht en met ingang van 31 mei 2016 aangewezen als stichting Regionale Publieke Omroep (RPO), bedoeld in artikel 2.60a van de Mediawet 2008.42

De oprichting van de RPO vormde de basis voor de verdere modernisering van de regionale publieke omroep sector. Op 2 september 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik, vanwege gebrek aan draagvlak, op dit moment het wetsvoorstel rond de modernisering van de regionale publieke omroep niet zal indienen. Zoals ik in deze brief heb geschreven, betekent dit dat voor het jaar 2017 de huidige regionale publieke media-instellingen individueel blijven aangewezen en daarmee individuele bekostiging blijven ontvangen van het Commissariaat. Per 1 januari 2017 wordt het totale budget van de regionale publieke omroep verminderd met € 17 miljoen. Bij de verdeling van de bedragen over de verschillende regionale publieke omroepen is rekening gehouden met minimale herverdeeleffecten. Deze procentuele verdelingen legde ik vast in het Mediabesluit 2008. Voor incidentele frictiekosten die ontstaan als gevolg van deze verlaging van de rijksbijdrage voor media, kunnen op grond van de Mediawet 2008 middelen uit de algemene mediareserve beschikbaar gesteld worden. De algemene mediareserve is namelijk onder meer bestemd voor bijdragen in de reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten en de in artikel 2.167 van de Mediawet 2008 genoemde instellingen kunnen daaruit gelden ter beschikking gesteld krijgen. In mijn brief van 2 september 2016 ben ik ingegaan op hoe ik deze frictiekostenregeling voor me zie. Over de frictiekostenregeling ben ik met stichting ROOS en de regionale omroepen in gesprek gegaan om een beeld te vormen van de omvang en de aard van de frictiekosten die de regionale omroepen verwachten te gaan maken als gevolg van de taakstelling die voortvloeit uit het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II.

Op grond van artikel 2.172 van de Mediawet 2008 zijn bij ministeriële regeling nadere regels gesteld over de inhoud en inrichting van de jaarrekening. Deze regels worden op dusdanige wijze aangepast dat de regels over de inhoud en inrichting van de jaarrekening geldend voor de regionale publieke media-instellingen in lijn worden gebracht met de vergelijkbare regels zoals die voor de landelijke publieke media-instellingen gelden. De Mediaregeling 2008 is op dit onderdeel gewijzigd.

3.2 Lokale publieke omroep

Over de lokale omroep en de lokale publieke media-instellingen informeer ik de Tweede Kamer apart met een brief. In deze brief ga ik in op mijn toezegging die ik in de Eerste Kamer heb gedaan om nog deze regeerperiode te komen met een reactie op de positie van de lokale publieke omroep en specifiek die van AT5 daarbinnen.

4. Overige Media-instellingen, onderwerpen en uitvoering overige moties en toezeggingen

In dit laatste hoofdstuk sta ik stil bij het NIBG, de evaluatie van de (omroep)distributiewet, het vervolg van à la carte, de evaluatie van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en een aantal moties en toezeggingen.

4.1 Overige Media-instellingen en onderwerpen

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

In september 2015 heeft het NIBG conform artikel 2.180 Mediawet 2008 het meerjarenplan 2016–2020 aangeboden. Hierin worden de doelstellingen toegelicht met betrekking tot onder meer het digitale archief en de aanbod van diensten aan onderwijsinstellingen van het NIBG de komende jaren. Over dit meerjarenplan heb ik de Raad voor Cultuur (RvC) en de NPO om advies gevraagd. Mede op basis van het onderzoek van BCG (zie paragraaf 1.2) zal ik het NIBG na vaststelling van de mediabegroting een (inhoudelijke) reactie sturen op hun meerjarenplan voor 2016–2020. Daarin neem ik ook de adviezen van de RvC en de NPO mee. Een afschrift van deze brief zal ik uw Kamer doen toekomen.

Evaluatie (omroep)distributiewet en vervolg vervolg à la carte

De toegezegde evaluatie van de omroepdistributiewet en het vervolg op mijn beleidsvoornemens over de toekomst van het van het huidige televisie-standaardpakket zal in 2016 worden afgerond. Ik zal de Kamer hierover dit jaar nog informeren.

Evaluatie Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Op grond van de Kaderwet zbo’s vindt elke 5 jaar een evaluatie plaats van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Deze evaluatie-procedure start binnenkort. Ik zal de Kamer informeren over de resultaten (naar verwachting komend voorjaar).

4.2 Uitvoering overige moties en toezeggingen

In deze paragraaf doe ik een aantal uitstaande moties en toezeggingen af.

Motie inzake NPO Ombudsman

Bij het wetgevingsoverleg Media op 16 november 2015 is door het lid Elias (VVD) een motie ingediend waarin uw Kamer mij oproept om met de NPO overeen te komen dat per 1 september 2016 een NPO-brede ombudsman in het leven geroepen is, die alle omroepen en organisaties die via de NPO uitzenden gevraagd en ongevraagd van onafhankelijk advies kan dienen, dat vervolgens prominent op de websites van deze omroepen en organisaties moet worden geplaatst, en die in gevallen van uitzonderlijke overschrijding van journalistieke normen tevens rectificatie in het betrokken televisie- of radioprogramma kan afdwingen.43

De ombudsman voor de gehele landelijke publieke omroep wordt op korte termijn benoemd en start op 1 januari 2017. De ombudsman moet bijdragen aan hoge kwalitatieve en journalistieke standaarden bij de publieke omroep. De NPO en de omroepen hebben samen een journalistieke code opgesteld en een statuut waarin staat wat de ombudsman kan en mag. De ombudsman kan aansturen en aandringen op rectificatie in het betrokken programma. De ombudsman publiceert alle oordelen op klachten op een prominente plek op de hoofdpagina van de NPO-organisatie. Op de uitspraken kan ook online worden gereageerd, zodat er een journalistiek debat kan ontstaan. Ik heb begrepen dat de afspraken tussen de NPO en de omroeporganisaties er niet in voorzien dat de ombudsman rectificaties kan afdwingen. Dit is afgesproken, omdat het afdwingen van rectificatie volgens de publieke omroep conflicteert met de redactionele onafhankelijkheid en omdat ook andere journalistieke ombudsmannen deze bevoegdheid niet hebben. Aan de andere kant zie ik dat er wel degelijk uitvoering kan worden gegeven aan de gedachte achter motie Elias, als de omroeporganisaties en de NPO met elkaar afspreken dat ze de rol en de bevoegdheden van de ombudsman accepteren. De omroeporganisaties kunnen zichzelf ertoe verplichten om in het betreffende televisie- of radioprogramma te rectificeren, als de ombudsman oordeelt dat er sprake is van uitzonderlijke overschrijding van journalistieke normen. Ook kunnen de omroeporganisaties zichzelf opleggen dat zij de adviezen van de ombudsman op een prominente plek op hun website zetten. Ik vind dat hier een stevig gesprek over nodig is bij de publieke omroep en dat de omroeporganisaties zich moeten committeren aan de uitspraken die de onafhankelijke ombudsman doet, zeker gezien de brede steun in de Tweede Kamer voor die motie.

Toezeggingen

1. Verkenning benoemingen publieke mediasector

Op 16 maart 2016 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst.44 Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel heb ik de Eerste Kamer toegezegd een serieuze verkenning te doen naar de benoemingen in de publieke mediasector en daarbij de mogelijkheid van coöptatie te onderzoeken, inzichten van internationale organisaties zoals de Raad van Europa en van domeinexperts te betrekken en ook naar incompatibiliteiten te kijken. De resultaten van de verkenning en mijn reactie daarop zal ik nog dit jaar aan de Eerste en Tweede Kamer toezenden.

2. Programmastatuut NPO

Bij de voorzetting van het mediadebat in de Eerste Kamer (1 maart 2016) heb ik naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Sent (PvdA) en Lintmeijer (GL) toegezegd dat de NPO met een programmastatuut komt, waarover ik ook een afspraak met de NPO zal maken in de prestatieovereenkomst.

De NPO heeft inmiddels afspraken gemaakt met een deel van de omroeporganisaties over de procedure bij de openstelling van het bestel, de rol van de omroepen daarbij en de relatie met artikel 2.88 van de Mediawet 2008.45 De brief van 28 februari 2016 maakt als bijlage onderdeel uit van het (concept) coördinatiereglement dat op dit moment geconsulteerd wordt onder omroepen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan hetgeen is toegezegd bij de behandeling van het aanvullend wetsvoorstel.

Om meer duidelijkheid en transparantie te scheppen over de processen, rollen en verantwoordelijkheden in de werkpraktijk, wordt er een programmastatuut opgesteld. De NPO en de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) zijn hierover in overleg. De tekst van het statuut wordt opgesteld nadat de consultatie van het coördinatiereglement is afgerond. Naar verwachting zal het statuut begin 2017 worden vastgesteld. Als het statuut is uitgewerkt, worden de beide Kamers geïnformeerd.

3. Oormerking budget en inbedding levensbeschouwelijke programmering

Bij de voorzetting van het mediadebat in de Eerste Kamer (1 maart 2016) heb ik naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de Leden Atsma (CDA), Lintmeijer (Groenlinks), Bikker (CU) en Schalk (SGP) toegezegd dat dat levensbeschouwelijke programmering onderdeel is en blijft van de taak en opdracht van de publieke omroep. Dit wordt onder andere gewaarborgd met de door de religieuze achterban van de verschillende stromingen te betrekken. De NPO heeft hieraan invulling gegeven door als voorwaarde te stellen voor het verstrekken van budget, dat omroepen moeten kunnen aantonen dat zij de desbetreffende stroming vertegenwoordigen, dicht bij de achterban staan en met hun levensbeschouwelijke aanbod voldoen aan de doelstellingen van het net. De bedoeling is dat zo de achterban van een stroming en een algemener publiek worden bediend.

Tevens heb ik gezegd de motie van het lid Bikker (CU) die verzoekt om in de prestatieovereenkomst met de NPO de oormerking van het bedrag van minimaal € 12 miljoen per jaar voor programmering die voorheen verzorgd werd door de 2.42 omroepen op te nemen en daarnaast ruimte en budget vrij te maken voor brede levensbeschouwelijke programmering.46 Bij de behandeling in de Tweede Kamer van het aanvullende wetsvoorstel over het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst (15 juni 2016), is door de ChristenUnie wederom op deze motie ingegaan met de vraag hoe deze motie uitgevoerd zal worden. In reactie hierop heb ik uw Kamer laten weten dat de uitvoering van deze motie per 2017 zal plaatsvinden. Dit houdt in dat een bedrag van minimaal € 12 miljoen toekomt aan programmering die voorheen werd verzorgd door de 2.42-omroepen. Daarnaast zal de NPO ook ruimte en budget vrijmaken voor zogeheten brede levensbeschouwing. Dat zal zich moeten vertalen in de begroting van de NPO. Met deze brief heeft u ook de meerjarenbegroting van de NPO ontvangen. Hierin vindt u dit terug. Dit alles zal ik tevens laten vastleggen in de prestatieovereenkomst die dit jaar naar uw Kamer zal worden toegezonden nu het aanvullend wetsvoorstel ook in de Eerste Kamer is aangenomen. Daarmee doe ik de motie Bikker alsook de daaraan gerelateerde toezegging gestand.

4. Benoeming eerste Raad van toezicht van de stichting RPO

Bij de voorzetting van het mediadebat in de Eerste Kamer (1 maart 2016) heb ik naar aanleiding van vragen van de leden Atsma (CDA) en Ten Hoeve (OSF) toegezegd om bij de benoeming van de eerste raad van toezicht van de RPO het voorstel van de benoemingscommissie integraal over te nemen.

Bij koninklijk besluit van 1 juni 2016 is de eerste raad van toezicht van de RPO benoemd. Voor de werving en selectie heb ik een onafhankelijke benoemingsadviescommissie ingesteld, ondersteund door een extern wervings- en selectiebureau. Bij mijn voordracht aan de Koning heb ik het advies van de benoemingsadviescommissie integraal gevolgd. Daarmee heb ik mijn toezegging gestand gedaan.

5. Frictiekosten van en frictiekostenregeling voor regionale publieke omroepen naar aanleiding van het kabinet-Rutte II

Bij de voorzetting van het mediadebat in de Eerste Kamer (1 maart 2016) heb ik naar aanleiding van vragen van de leden Atsma (CDA), Gerkens (SP), Sent (PvdA), Lintmeijer(GL), Bikker (CU), Teunissen (PvdD) en Ten Hoeve (OSF) toegezegd bij te willen dragen aan een ruimhartige frictiekostenregeling voor de regionale publieke omroepen en te garanderen dat de frictiekostenregeling in ieder geval het effect van zes maanden vertraging compenseert, bovenop de reguliere frictiekosten. Mochten zich verder onvoorziene omstandigheden voordoen dan heb ik overleg over de compensatie daarvan.

Ik heb de afgelopen periode in overleg met het Commissariaat voor de Media, de RPO en een vertegenwoordiging van de regionale publieke media-instellingen een frictiekostenregeling uitgewerkt. Ik streef ernaar om u hierover voor het mediabegrotingsdebat te informeren.

6. Gesprek met ROOS inzake verwachte frictiekosten

In de begrotingsbrief Media 2016heb ik uw Kamer toegezegd dat ik in gesprek ga met ROOS om zo een beeld te vormen van de omvang en de aard van de frictiekosten die de regionale omroepen verwachten te maken. Deze kosten zijn het gevolg van de taakstelling die voortvloeit uit het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II. 47

Op 23 november heb ik een bestuurlijk overleg met ROOS en de RPO. In dit overleg zal ik de frictiekostenregeling bespreken die ik de afgelopen periode in overleg met de RPO, een vertegenwoordiging van de regionale publieke omroepen en het Commissariaat heb opgesteld.

7. Meer transparantie MJB van de NPO

In de begrotingsbrief Media 2016 heb ik richting uw Kamer toegezegd aandacht te vragen bij de NPO voor het belang van meer transparantie in de meerjarenbegroting van de NPO.48 Ik heb de opmerkingen van het CvdM en de RvC onder andere op dit punt met de NPO besproken bij de voorbereiding van de begroting 2017 (de meerjarenbegroting 2017–2021 van de NPO). Inmiddels heeft het CvdM in zijn advies over de begroting 2017 van de NPO geconstateerd dat de NPO in de begroting 2017 aantal goede stappen heeft gezet op het gebied van transparantie. De Begroting 2017 van de NPO geeft voor het eerst daadwerkelijk inzicht in de verdeling van het mediabudget over de verschillende aanboddomeinen. Ook zijn de verwachte kosten per directe programmakosten-categorie verdeeld naar net en zender weergegeven. Hiermee kunnen verwachting en realisatie beter met elkaar worden vergeleken. Bovendien worden jaarlijkse verschuivingen hierdoor inzichtelijk. Het CvdM gaat in zijn advies er vanuit dat de NPO deze lijn in de begroting van 2018 met inachtneming van de opmerkingen van het CvdM inzake de Begroting 2017 van de NPO, zal doorzetten.

8. Juridische analyse transparantie kosten

Tijdens de behandeling van de wet van 16 maart jongstleden heb ik in de Eerste Kamer toegezegd om onafhankelijk juridisch advies in te winnen over de informatieplicht van de NPO en de omroeporganisaties over de kosten van de programmering op het moment dat de Eerste of Tweede Kamer daar om vraagt.49 Hiervoor heb ik een hoogleraar op het gebied van staats- en bestuursrecht ingeschakeld. Op verzoek van de Eerste Kamer gaan twee andere experts een peer review uitvoeren op de analyse van deze hoogleraar. Ik zal de analyse inclusief de peer reviews eind 2016 aan de Eerste en de Tweede Kamer versturen.

9. Brief Media Valley

Op 4 oktober 2015 heeft een aantal partijen mij en de mediawoordvoerders van uw Kamer een open brief toegezonden over een tiental onderwerpen dat op het terrein liggen van een groot aantal departementen waaronder het mijne. Hierin wordt meer aandacht gevraagd voor een zogeheten «Media Valley» (regio tussen Amsterdam, Hilversum en Utrecht).

In de begrotingsbrief van vorig jaar heb ik uw Kamer toegezegd om de brief onder de aandacht te brengen van de desbetreffende collega’s in het Kabinet en voor de eigen onderwerpen op korte termijn met een schriftelijke reactie te komen. Deze toezegging heb ik afgedaan met mijn brief aan uw Kamer van 15 december 2015.50

10. Reclame op non-lineaire kanalen van de landelijke publieke omroep

Tijdens de behandeling van de Mediabegroting 2016 op 16 november 2015 heeft het lid Verhoeven (D66) aandacht gevraagd voor de regels inzake online reclame. Ik heb toegezegd te onderzoeken of het wenselijk is om in de Mediawet 2008 meer regelgeving over online reclame op te nemen.

Ik heb overleg gevoerd met de Ster, de NPO en het Commissariaat voor de Media. We hebben hierbij gekeken naar de wijze waarop de publieke waarden omtrent online reclame zijn geborgd. Hierbij hebben we onderscheid gemaakt tussen toelaatbaarheid, herkenbaarheid en afbakening (omvang) van reclame. Deze publieke waarden zijn uitgewerkt in de Europese Richtlijn inzake audiovisuele mediadiensten, de Mediawet 2008, het Mediabesluit 2008, de beleidsregels van het Commissariaat en de Raad van Bestuur van de NPO.

Ten aanzien van de Mediawet 2008 geldt dat de bepalingen over reclame op basis van artikel 2.98 Mediawet 2008 zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn op het overige media-aanbod van de publieke mediadiensten, en dus ook op online reclame. Hierbij heb ik in overleg met de Ster, de NPO en het Commissariaat geconstateerd dat de publieke waarden met betrekking tot toelaatbaarheid en herkenbaarheid zoals opgenomen in de Mediawet 2008 ook toepasbaar zijn op online reclame. Met betrekking tot de afbakening (omvang) van reclame is dit niet het geval. Deze publieke waarde is wel geborgd via beleidsregels van het Commissariaat voor de Media en de Raad van Bestuur van de NPO. Deze beleidsregels bevatten namelijk regelgeving ten aanzien van de toegestane omvang van banners en pre-rolls.

Op basis van deze analyse ben ik samen met de Ster, de NPO en het Commissariaat voor de Media tot de conclusie gekomen dat de publieke waarden omtrent online reclame adequaat zijn geborgd. Ik zie daarom geen reden om in de Mediawet 2008 meer regelgeving over online reclame op te nemen. Bovendien heb ik samen met de Ster, de NPO en het Commissariaat op basis van een analyse van de advertentiemarkt voor online reclame geconstateerd dat deze sector voortdurend in ontwikkeling is als gevolg van technologische ontwikkelingen en de wijze waarop adverteerders en uitgevers hierop inspelen. Met het oog op deze dynamiek heb ik in overleg met de Ster, de NPO en het Commissariaat voor de Media geconcludeerd dat het onwenselijk is om meer regelgeving over online reclame in de Mediawet 2008 op te nemen, omdat dergelijke regelgeving niet de gewenste flexibiliteit en slagvaardigheid kan bieden aan de landelijke publieke omroep.

Ter afsluiting

In de afgelopen kabinetsperiode zijn er grote veranderingen doorgevoerd in het publieke mediabestel. Enerzijds gaven de economische omstandigheden aanleiding om te bezuinigen. Anderzijds zijn er grote veranderingen gaande in het medialandschap. Technologische veranderingen in combinatie met de toetreding van nieuwe spelers en veranderingen in het kijkgedrag, zijn voor publieke en commerciële mediapartijen een grote uitdaging. Maar zij bieden tegelijkertijd ook nieuwe mogelijkheden.

De afgelopen jaren zijn er flinke stappen gezet. De bezuinigingen van de kabinetten Rutte I en II zijn doorgevoerd. De fusies van de omroepen zijn afgerond. We zijn van 21 naar 11 omroepen gegaan. Er is een nieuwe concessieperiode gestart waarbij de NPO en omroepen hun plannen hebben geformuleerd en omroepen een nieuwe erkenningsaanvraag hebben ingediend. De financiering van de regionale omroepen is overgeheveld van de provincies naar het Rijk en de regionale omroepen hebben plannen opgesteld voor hervormingen. Als sluitstuk van de modernisering is op 2 november 2016 is een belangrijke wijziging van de Mediawet 2008 in werking getreden. Deze wetswijziging regelt in de basis drie dingen: de publieke taakopdracht is aangescherpt naar programmering op het vlak van informatie, cultuur en educatie. Ten tweede komt er meer openheid in het bestel waardoor de creatieve competitie wordt versterkt. Naast de traditionele omroepen kunnen nu ook andere partijen bij de NPO terecht met hun programma ideeën. De wetswijziging regelt ook dat de NPO beter kan sturen op de belangen van de publieke omroep als geheel, doordat de NPO een de stevigere rol en meer bevoegdheden krijgt.

De veranderingen in de mediasector gaan in hoog tempo door. De uitdaging blijft onveranderd groot voor de publieke omroep om van publieke waarde te zijn door aan te sluiten bij technologische veranderingen en veranderend kijkgedrag. Met de aanscherping van de publieke media opdracht, de openheid van het bestel en de grotere slagvaardigheid van de NPO ligt er voor de publieke omroep een goede basis om hier in de komende jaren het antwoord op te blijven formuleren. Daarbij is het zaak dat alle partijen in Hilversum hun volle aandacht richten op de kijkers en de luisteraars. Door het aanbieden van mooie en onderscheidende programma’s, kan de publieke omroep zijn bestaansrecht blijven bevestigen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker