Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2016
Het Rijk en de provincie Fryslân maken periodiek bestuursafspraken ter uitwerking van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de Friese taal en cultuur en de bekostiging daarvan1. In de huidige bestuursafspraak (2013–2018) is bepaald dat de Tweede Kamer en provinciale staten van Fryslân halverwege de looptijd met een rapportage worden geïnformeerd over de uitvoering2. In de bijlage treft u deze rapportage aan3.
Sinds 2013 hebben zich veel ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van de bescherming van de Friese taal. De belangrijkste is de Wet gebruik Friese taal die in werking is getreden op 1 januari 2014. Met deze wet, ook wel de Taalwet genoemd, worden de mogelijkheden voor het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer en het bestuurlijk verkeer verder versterkt.
De evaluatie van de bestuursafspraak valt samen met de vijfde monitoringscyclus van de commissie van experts van het Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Ook het advies «Verandering en verbetering» van DINGtiid (adviesorgaan voor de Friese taal) werd kort voor de vijfde monitoringscyclus uitgebracht. Daarom heb ik in overleg met de provincie Fryslân besloten om in 2016 te rapporteren over de evaluatie van de bestuursafspraken. Zo kan ik de uitkomsten van de verschillende evaluatieverslagen en het advies van DINGtiid integraal benutten bij het beleid en u in deze brief van een gebundelde reactie voorzien.
Onderstaand ga ik nader in op de bestuursafspraak Friese taal en cultuur (BFTC) en geef ik mede namens het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân mijn reactie op «Verandering en verbetering». Ook ga ik in deze brief nader in op het evaluatierapport van de expertcommissie, voor zover het de Friese taal betreft, en geef ik mijn reactie op de relevante adviespunten4.
Bestuursafspraak Friese taal
In de considerans van de eerste bestuursafspraak werd expliciet de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de provincie Fryslân en de rijksoverheid voor het waarborgen van de Friese taal en cultuur vastgelegd. Op 4 juli 1989 is de eerste bestuursafspraak Friese taal en cultuur ondertekend5. Daarmee werd bevestigd dat zowel de rijksoverheid als de provincie het wenselijk vindt om de Friese taal en cultuur in stand te houden en te bevorderen, alsmede burgers de mogelijkheid te bieden zich binnen de provincie Fryslân vrij te kunnen uiten in de Friese of de Nederlandse taal. In de huidige bestuursafspraak zijn daartoe afspraken vastgelegd op het gebied van onderwijs, media, rechterlijke autoriteiten, bestuurlijke autoriteiten, cultuur, het sociale en economische leven en grensoverschrijdende uitwisselingen.
Evaluatie BFTC
Uit de evaluatie van de BFTC, die in samenwerking met de provincie Fryslân is uitgevoerd, komt over het algemeen een positief beeld naar voren. Op verschillende niveaus zijn belangrijke stappen gezet voor de bescherming van de Friese taal. Zo heeft de provincie Fryslân het «Taalplan Frysk» vastgesteld, dat als doel heeft van alle Friese scholen vast te stellen wat zij aan Friese taal doen en in hoeverre de kerndoelen worden gehaald. Ook is de monitoring van het gebruik van het Fries in de rechtspraak onlangs in gang gezet.
Het opstellen van taalbeleidsplannen en taalverordeningen door decentrale bestuursorganen in het Friese taalgebied is echter een aandachtspunt. De provincie zal, in de rol van «taalschipper» die ik hieronder nader beschrijf, dit punt met de decentrale bestuursorganen bespreken en de voortgang bewaken. Het decentrale taalbeleid blijft immers onverminderd van belang, zeker in het licht van de herindelingen van een aantal gemeenten met een sterk Friestalig karakter.
«Verandering en verbetering»
De Taalwet voorzag ook in de instelling van het nieuwe Orgaan voor de Friese taal (DINGtiid). Dit adviesorgaan heeft als belangrijkste functie het bevorderen van de gelijke positie van het Fries en het Nederlands in de provincie Fryslân, waarbij het gebruik kan maken van verschillende instrumenten: het rapporteren, het adviseren en het ondersteunen bij de wensen, behoeften en beleidsontwikkeling in relatie tot de Wet gebruik Friese taal en het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. DINGtiid heeft sinds 2014 zes adviezen uitgebracht.
In september 2015 heeft DINGtiid het adviesrapport «Verandering en verbetering» aangeboden, waarin zij adviseert over de toekomst van de Friese taal. Daarin maakt DINGtiid onderscheid tussen de uitvoering van de Taalwet op alle overheidsniveaus en de toekomst van de Friese taal die door een breed gedragen langetermijnperspectief bepaald moet worden: «Waar zou het Fries in 2030 moeten staan, als taal in een meertalige regio»?
In haar analyse stelt DINGtiid het skûtsje voor als metafoor voor het Friese taalbeleid. Om het skûtsje goed varende en op koers te houden zijn er een hoop partijen, personen en goed functionerend materiaal nodig. Bij het skûtsje van de Friese taal zijn al die noodzakelijke onderdelen aanwezig, maar DINGtiid constateert dat de schipper ontbreekt. Een zogeheten «taalschipper» zou volgens DINGtiid het skûtsje van de Friese taal op koers moeten houden. DINGtiid omschrijft de taalschipper als «een persoon die stuurt op samenwerking en realisatie van gemaakte afspraken, en daarover rapporteert – alles erop gericht om de wettelijke kansen van het Fries ook daadwerkelijk te benutten».
Ik herken de constatering van DINGtiid dat succesvol Fries taalbeleid niet alleen wettelijke borging vraagt maar ook heldere aansturing, ambitie, samenwerking en het duidelijk beleggen van rollen, taken en verantwoordelijkheden. Daarbij kan worden voortgebouwd op het stevige fundament van wet- en regelgeving.
Hoewel in de BFTC de rollen en verantwoordelijkheden van het Rijk en provincie zijn benoemd, is dat voor andere betrokken partijen niet zo. Bestuursorganen, zoals de gemeenten, het Wetterskip Fryslân of gedeconcentreerde rijksdiensten zijn minder prominent in beeld, terwijl zij in het taalbeleid wel duidelijk hun eigen verantwoordelijkheden hebben. Een «taalschipper» kan hier een belangrijke rol vervullen.
De provincie Fryslân kan aan deze rol goed invulling geven. Als meest aangewezen bestuurslaag voor de waarborging van de status van de Friese taal en cultuur6 kan zij het voortouw nemen in het opstellen van de langetermijnagenda van het Fries, voor borging van deze agenda zorgen en de voortgang van de uitvoering bewaken. Vanzelfsprekend kan dit niet zonder overleg met de overige Friese bestuursorganen, die nadrukkelijk ook een zorgplicht hebben ten aanzien van de Friese taal en cultuur en medeverantwoordelijk zijn voor de borging en bevordering van de Friese taal en cultuur. De rol van taalschipper beperkt zich tot het Friese taalgebied en de decentrale implementatie van de Taalwet en het taalbeleid.
Ik heb de provincie Fryslân daarom verzocht om een overlegstructuur op te zetten waarbij er regelmatig bestuurlijk overleg plaatsvindt met de andere bij de Taalwet betrokken decentrale bestuursorganen. Onderwerp van dit overleg is de decentrale implementatie van de Taalwet en de decentrale uitvoering van de BFTC. In dit overleg wordt de naleving van de Taalwet besproken, maar ook de zorgplicht en bevordering van het Fries zoals die in de Taalwet en de BFTC zijn bepaald. Vanuit deze nieuwe overlegstructuur werken partijen gezamenlijk aan de langetermijnvisie voor het Fries. De zorgplicht en de bevordering van het Fries zoals benoemd in de Taalwet en de BFTC zijn daarvoor de uitgangspunten.
De provincie Fryslân speelt een van oudsher vanzelfsprekende en zeer betrokken rol bij de bevordering van de Friese taal en cultuur. Het beleggen van de rol van taalschipper past in de lijn van de verantwoordelijkheidsverdeling op het gebied van de onderwijswetgeving met betrekking tot het Fries. De verantwoordelijkheid voor het ontheffingenbeleid en het vaststellen van de kerndoelen is voor een groot deel naar de provincie overgeheveld. Uiteindelijk blijft het Rijk zijn eigen verantwoordelijkheid houden als wetgever en als ondertekenaar van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden.
Uiteraard zal ik, als verantwoordelijk Minister voor de Friese taal, het opzetten van de nieuwe overlegstructuur en de invulling van de rol van «taalschipper» nauwgezet volgen. De voortgang en de werking ervan bespreek ik in mijn periodieke overleg met de provincie.
Vijfde evaluatie expertcommissie Europees Handvest
Op 16 juli 2016 ontving ik het vijfde rapport van de expertcommissie van de Raad van Europa over de implementatie van het Europees Handvest voor regionale talen en minderheidstalen in Nederland. Twee aanbevelingen van de commissie hebben betrekking op het Fries. Ik informeer u onderstaand over de aanbevelingen en mijn reactie daarop.
De Nederlandse autoriteiten zouden volgens de expertcommissie maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat de veranderingen in het mediasysteem niet ten koste gaan van het aanbod programma’s in de regionale taal of minderheidstaal.
De zorgen van de expertcommissie over het aanbod van programma’s in de regionale taal of minderheidstaal komen voort uit ontwikkelingen in de mediasector, namelijk een aangekondigde bezuiniging van 17 miljoen euro per 1 januari 2017 en de wijziging van de Mediawet. Om de regionale omroepen in dit veranderende mediasysteem slagvaardiger te maken en meer gezamenlijkheid te bewerkstelligen in het uitvoeren van de regionale publieke taak, was een wetsvoorstel voor de verdere modernisering van regionale omroepen in voorbereiding. Op deze manier zou ook de bezuinigingsmaatregel in gezamenlijkheid kunnen worden opgevangen, waarbij de programmering en de redacties zoveel mogelijk zouden kunnen worden ontzien. Het wetsvoorstel kon echter niet op voldoende draagvlak onder de regionale omroepen rekenen, waardoor op 2 september 2016 is besloten dit wetsvoorstel nog niet bij de Tweede Kamer in te dienen, maar aan te houden. Dit betekent onder meer dat iedere regionale omroep zijn aandeel in de bezuiniging van 17 miljoen euro nu zelfstandig moet opvangen. Wanneer de regionale omroepen plannen voor verdergaande samenwerking op vrijwillige basis willen realiseren, kan daarbij een beroep op vergoeding van gemaakte frictiekosten worden gedaan. Hieruit volgt dat alles in het werk wordt gesteld om bij de invulling van de bezuinigingen de programmering en de redacties zoveel mogelijk te ontzien.
De expertcommissie dringt er in het vijfde rapport ook op aan het gebruik van het Fries in commerciële media-instellingen te promoten. Het is in Nederland echter geen taak van de rijksoverheid, de provinciale en gemeentelijke overheden om commerciële media-instellingen op te richten of te doen oprichten. Evenmin is het een overheidstaak om bemoeienis te hebben met de vorm en inhoud van het programma-aanbod van de commerciële media-instellingen. Op grond van de Mediawet 2008 bepaalt een commerciële media-instelling zelf het door haar verzorgde programma-aanbod. De commerciële media-instellingen zijn hierbij volledig vrij om hun programma-aanbod in de Friese taal aan te bieden. Wanneer dat past in hun business model en commerciële voordelen biedt, zullen zij dat zeker niet nalaten.
De Nederlandse autoriteiten zouden volgens de expertcommissie het onderwijs in het Fries moeten blijven versterken, om de mate van geletterdheid in het Fries te verhogen.
De concurrentie met andere talen wordt voor het Fries in zowel mondeling als schriftelijk gebruik steeds heviger. Voor het voortbestaan van de Friese taal is onderwijs in het lezen en schrijven van het Fries daarom essentieel. De kwaliteit van Friestalig onderwijs is dan ook een aandachtspunt van het kabinet, dat jaarlijks extra investeert in Friestalig onderwijs in het kader van de Materiële Instandhouding Fries (MIF, zie Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur 2013–2018).
In de huidige Bestuurafspraak Friese Taal en Cultuur (BFTC) is vastgelegd dat de provincie Fryslân binnen de kaders van de algemene onderwijsregelgeving het beleid bepaalt met betrekking tot het Fries en zorg draagt voor de uitvoering van dat beleid. Sinds augustus 2014 is daarnaast bij wet geregeld dat de kerndoelen Fries onder voorwaarden door de provincie worden vastgelegd. Met de inwerkingtreding van deze wet geldt nu ook dat de provincie niet alleen volledig, maar ook partieel ontheffing kan verlenen aan scholen voor het geven van het vak Fries. Dit betekent in de praktijk dat er voor één of meerdere kerndoelen van het vak Fries een (tijdelijke) ontheffing gegeven kan worden. De differentiatie in ontheffingen die hiermee mogelijk wordt gemaakt, zorgt ervoor dat het onderwijs in het Fries beter aansluit bij de schoolsituatie en populatie van de school.
Ook het formuleren en ondersteunen van ambities op het gebied van het vak Fries wordt hiermee beter mogelijk. In het kader van de formulering van deze ambities zal, onder de naam Taalplan Frysk, een externe partij de komende tijd alle scholen in Friesland bezoeken en in kaart brengen wat elke school aan het Fries doet en voor welke kerndoelen eventueel ontheffing aangevraagd kan worden. Partiële ontheffing wordt hierbij overigens gezien als een tijdelijke maatregel binnen een groeimodel. Het streven van de provincie is dat scholen in het Friese taalgebied elke vier jaar minder ontheffing nodig hebben.
De provincie ziet de verbetering van de positie van het Fries in het onderwijs als een belangrijke beleidsopgave voor de komende vier jaar en neemt de aanbevelingen van de expertcommissie hierbij zeker mee, voor zover dat nog niet het geval was.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk