Kamerstuk 34550-VI-11

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2017

Gepubliceerd: 25 november 2016
Indiener(s): Loes Ypma (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-VI-11.html
ID: 34550-VI-11

Nr. 11 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 november 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 28 oktober 2016 voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Bij brief van 24 november 2016 zijn ze door de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De waarnemend griffier van de commissie, Hessing-Puts

Vraag 1

In hoeverre staat het Ministerie van Veiligheid en Justitie onder curatele van de Minister van Financiën?

Van «onder curatele staan» is geen sprake. Het Ministerie van VenJ en dat van Financiën werken sinds begin 2015 samen aan het op orde brengen van de begroting. In dat kader wordt gebruik gemaakt van de bevoegdhebden van de Minister van Financiën, die op basis van de Comptabiliteitswet 2001 beschikt over diverse bevoegdheden om invulling te geven aan deze verantwoordelijkheid. Een van die bevoegdheden is het zogenoemde voorafgaand toezicht dat hij kan instellen. Dit verscherpte toezicht houdt in dat hij begrotingsartikelen kan aanwijzen ten laste waarvan geen financiële verplichtingen mogen worden aangegaan, voordat hij daarmee heeft ingestemd. Ook worden uitgaande brieven met financiële gevolgen aan het Ministerie van Financien voorgelegd. In die zin staat de begroting van VenJ met betrekking tot de begrotingsuitvoering 2016 onder voorafgaand toezicht van de Minister van Financiën.

Vraag 2

Waaraan zal de extra 13 miljoen euro onder de noemer «bestendiging en versterking rechtsstaat» door het openbaar ministerie (OM) worden besteed?

Momenteel worden de nadere plannen ter specifieke besteding van deze middelen uitgewerkt. Op basis daarvan worden de middelen van de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën overgeheveld naar de begroting van VenJ.

Vraag 3

Kunt u een overzicht geven van alle knelpunten die u met de extra 120 miljoen euro denkt op te lossen? Hoe zijn deze knelpunten ontstaan?

Met de 120 mln. additionele middelen worden onderstaande knelpunten opgelost.

Vraag 4

Welke bedrag staat nog op de algemene middelen van de Rijksbegroting gereserveerd voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Waarom is dat bedrag nog niet toegekend aan de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie?

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting op het moment dat de exacte besteding nog onvoldoende is uitgewerkt. Voordeel is dat er hierdoor beter toegezien kan worden op een doelmatige besteding van de extra middelen. Op Prinsjesdag 2016 is er in totaal € 116,5 mln. gereserveerd op de aanvullende post voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017. Hiervan is € 69,5 mln. gereserveerd voor intensiveringen in maatschappelijke prioriteiten. Een compleet meerjarig overzicht van de voor VenJ gereserveerde middelen op de aanvullende post vindt u in onderstaande tabel. Het overboeken van middelen van de aanvullende post naar de VenJ begroting kan door middel van het indienen van een nota van wijziging (NvW) op de ingediende ontwerpbegroting of het indienen van een suppletoire begrotingswet.

Het wetsvoorstel eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (EK 34.067, A) wordt later dit jaar plenair behandeld in de Eerste Kamer. Met het oog op een mogelijk besparingsverlies is er een reservering getroffen op de aanvullende post.

Vraag 5

Vindt er op dit moment op enigerlei wijze in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en/of het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties en/of het OM en/of de nationale politie en/of de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), onderzoek plaats over mogelijkheden om ondanks encryptie in bijzondere gevallen toch bij versleutelde informatie te kunnen? Zo ja, door wie en waarvoor?

Ik heb samen met mijn ambtgenoot van Economische Zaken in de Kamerbrief over encryptie van 4 januari 2016 aangegeven het van belang te vinden dat bevoegde autoriteiten op rechtmatige wijze bij versleutelde informatie kunnen. Daarom vindt binnen de afzonderlijke diensten, maar ook in onderling overleg, onderzoek plaats naar de mogelijkheden voor overheidsdiensten om in dat verband versleutelde informatie te kunnen ontcijferen teneinde georganiseerde criminaliteit het hoofd te bieden en de nationale veiligheid te waarborgen. Het doel van het onderzoek is de beleidsmatige en operationele mogelijkheden te bezien en mogelijkheden te benutten om samen op te trekken. Uiteraard blijven de verschillende diensten verantwoordelijk voor de uitoefening van hun eigen taken en bevoegdheden, zoals die hen in wetgeving zijn toegekend. Het kabinetsstandpunt inzake encryptie van 4 januari 2016 blijft daarbij van toepassing. Een mogelijkheid die leidt tot een algemene verzwakking van encryptie is aldus niet aan de orde. Dit zou immers de veiligheid van digitale systemen die van encryptie gebruik maken compromitteren.

Vraag 6

Kunt u voor de 120 miljoen euro extra investering in knelpunten, zoals tegenvallers en nog in te vullen taakstellingen, verklaren om welke taakstellingen het gaat? Op welke artikelen zullen deze neerslaan en wat zijn de mogelijke effecten op het beleid?

Met de 120 mln. additionele middelen worden onderstaande knelpunten opgelost.

Vraag 7

Hoe, wanneer en waarvoor zullen de middelen van deze Reservering Aanvullende post worden ingezet? Verwacht u dat dat in 2017 zal zijn? Welk deel hiervan wilt u bestemmen voor de politie?

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting op het moment dat de exacte besteding nog onvoldoende is uitgewerkt. Voordeel is dat er hierdoor beter toegezien kan worden op een doelmatige besteding van de extra middelen. Op Prinsjesdag 2016 is er in totaal € 116,5 mln. gereserveerd op de aanvullende post voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017. Hiervan is € 69,5 mln. gereserveerd voor intensiveringen in maatschappelijke prioriteiten. Een compleet meerjarig overzicht van de voor VenJ gereserveerde middelen op de aanvullende post vindt u in tabel 1. Het overboeken van middelen van de aanvullende post naar de VenJ begroting kan door middel van het indienen van een nota van wijziging (NvW) op de ingediende ontwerpbegroting of het indienen van een suppletoire begrotingswet.

Het wetsvoorstel eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (EK 34.067, A) wordt later dit jaar plenair behandeld in de Eerste Kamer. Met het oog op een mogelijk besparingsverlies is er een reservering getroffen op de aanvullende post.

Vraag 8

Kunt u een meerjarig overzicht geven van het totaal van deze Reservering Aanvullende post van de rijksbegroting? Hoe wordt dit verder opgebouwd en aangewend?

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting op het moment dat de exacte besteding nog onvoldoende is uitgewerkt. Voordeel is dat er hierdoor beter toegezien kan worden op een doelmatige besteding van de extra middelen. Op Prinsjesdag 2016 is er in totaal € 116,5 mln. gereserveerd op de aanvullende post voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017. Hiervan is € 69,5 mln. gereserveerd voor intensiveringen in maatschappelijke prioriteiten. Een compleet meerjarig overzicht van de voor VenJ gereserveerde middelen op de aanvullende post vindt u in tabel 1. Het overboeken van middelen van de aanvullende post naar de VenJ begroting kan door middel van het indienen van een nota van wijziging (NvW) op de ingediende ontwerpbegroting of het indienen van een suppletoire begrotingswet.

Het wetsvoorstel eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (EK 34.067, A) wordt later dit jaar plenair behandeld in de Eerste Kamer. Met het oog op een mogelijk besparingsverlies is er een reservering getroffen op de aanvullende post.

Vraag 9

Wat is de hoogte van de extra investering in de Dienst Speciale Interventies (DSI)? Hoe verklaart u het verschil in de extra investering in de DSI, namelijk enerzijds die in de beleidsagenda 10 miljoen euro en anderzijds die bij artikel 32 is genoemd van 48 miljoen euro?

Er is sprake van een intensivering van € 10 miljoen in 2017 oplopend naar € 22 miljoen vanaf 2019 voor de DSI (Dienst Speciale Interventies). De € 48 miljoen betreft de totale bijzondere bijdrage die jaarlijks voor de DSI beschikbaar is. In dit bedrag is de intensivering nog niet meegenomen.

Vraag 10

Welke knelpunten worden er concreet opgelost met het budget vermeld in de tabel bij «Oplossing knelpunten»?

Met de 120 mln. additionele middelen worden onderstaande knelpunten opgelost.

Vraag 11

Kunt u kwantitatief schetsen wat het grotere beroep is dat wordt gedaan op het forensisch onderzoek als gevolg van de aanpak van ondermijnende criminaliteit, alsmede kwalitatief waar deze verzoeken uit bestaan? Hoe verhoudt zich dit grotere beroep tot de (komende jaren) gelijk blijvende doelmatigheidsindicatoren bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)?

Technologie en toegepaste wetenschap zijn via het forensisch onderzoek van steeds grotere invloed op het opsporingsonderzoek en de vervolging. Voor een effectieve aanpak van ondermijnende criminaliteit is forensisch onderzoek onmisbaar. Bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit is er vooral meer behoefte aan DNA-, drugs- en digitaal forensisch onderzoek. Voor de zomer heb ik uw Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II, 2015/16, 29 911, nr. 126) over de sterk toegenomen vraag naar forensisch onderzoek vanuit de Intensivering Zuid Nederland (125 fte politie en 15 fte OM), die gericht is op de aanpak van ondermijning in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. Hoeveel extra onderzoek er van ieder type nodig is, is op dit moment niet precies te kwantificeren omdat dit afhankelijk is van het type onderzoeken en welke sporen de politie en het OM insturen.

Vraag 12

Zijn de extra investeringen bij het OM de komende jaren enkel bedoeld voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit en de zorg voor slachtoffers? Kunt u aangeven welke onderdelen bij het OM versterkt zullen worden? Heeft het overleg met het OM al hierover plaatsgevonden? Zo nee, wanneer zal dat plaatsvinden?

Momenteel worden nadere plannen ter specifieke besteding van deze middelen uitgewerkt. Op basis daarvan worden de middelen van de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën overgeheveld naar de begroting van VenJ.

Vraag 13

Welk deel van het bedrag op de Aanvullende post van de Rijksbegroting is bestemd voor terrorismebestrijding? Waaraan wordt dit bedrag specifiek uitgegeven?

Van het bedrag op de aanvullende post van de Rijksbegroting is in 2017 € 10 miljoen (oplopend tot € 22 miljoen vanaf 2019) bestemd voor terrorismebestrijding. Dit betreft een additionele investering in de Dienst Speciale Interventies, bovenop de eerdere investering van € 10,4 miljoen ten behoeve van uitbreiding van personeel en materieel van de rapid response teams. Met de additionele middelen op de aanvullende post kan verder worden geïnvesteerd in verplaatsing en uitbreiding van de capaciteit. In de uitbreiding ontwikkelt de dienst een fijnmazig concept om daarmee de aanrijtijden te verkorten en snel te kunnen opschalen.

Vraag 14

Hoe is de 250 miljoen euro structureel verdeeld die reeds in het najaar van 2015 is toegezegd? Kunt u dit weergegeven in eenzelfde figuur als de figuur bij hoofdstuk 2.1?

De verdeling van de € 250 miljoen is onderstaand weergegeven. De posten 4 t/m 7 tellen op tot € 40 miljoen, deze staan in de tabel op pagina 19 van de begroting aangeduid als «overige investeringen».

Vraag 15

Hoe komt de succesvolle aanpak bij ondermijnende criminaliteit en dat er hierdoor meer beroep wordt gedaan op het NFI tot uiting? Hoe komt dit tot uiting in financiële zin?

De ruim 10 jaar geleden ingezette beweging naar een meer effectgerichte integrale aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit begint zijn vruchten af te werpen. Sinds de start van de intensivering is het aantal opsporingsonderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden verdubbeld tot ruim 1.100 in 2015; zijn de afpakresultaten verdrievoudigd tot € 143,5 miljoen incasso in 2015; en wordt het openbaar bestuur steeds actiever bij de aanpak. In 2016 is opnieuw € 5 miljoen extra beschikbaar gekomen voor de intensivering. Vooral de stijging in het aantal opsporingsonderzoeken levert een grotere vraag naar forensisch onderzoek op. Om de aanpak van ondermijnende criminaliteit ook de komende jaren intensief te blijven aanpakken zal er structureel € 10 mln. worden vrijgemaakt, waarvan € 3 mln. voor forensisch onderzoek.

Vraag 16

Kunt u aangeven in welke prestaties van de nationale politie u 221 miljoen euro gaat investeren? Kunt u toelichten op welke wijze dit tegemoet komt aan de aanbevelingen van Price Waterhouse Coopers (PWC) in het rapport van maart 2016?

De aanvullende 221 mln. zijn, blijkens het rapport van PWC, nodig om te komen tot een nieuw, duurzaam budgettair perspectief voor de nationale politie. Dit betreft de centrale aanbeveling zoals genoemd in de managementsamenvatting van het rapport. Daarmee kom ik vanaf 2017 volledig tegemoet aan de aanbevelingen in het PWC rapport. Met deze 221 miljoen worden de ambities/prestaties zoals opgenomen in het inrichtingsplan van de politie duurzaam betaalbaar gemaakt.

Vraag 17

Wat wordt bedoeld met de zinsnede dat er meer ruimte komt voor het NFI en de private aanbieders van forensisch onderzoek om aan de toegenomen vraag te voldoen? Waaruit blijkt dat deze ruimte er komt? Klopt het dat er niets extra is uitgetrokken voor het NFI? Zo ja, waarom niet?

Binnen de extra middelen voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit is € 3 mln. gereserveerd voor extra forensisch onderzoek. Deze middelen staan op de Aanvullende post van de Rijksbegroting. Daarnaast is in 2016 nog eens een extra bedrag van € 5 mln vrijgemaakt t.b.v. verdere intensivering van de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Een deel hiervan zal worden ingezet via het NFI, een ander deel zal worden toegevoegd aan het budget voor de One-Stop-Shop zodat er ook extra capaciteit buiten het NFI beschikbaar komt.

Vraag 18

Klopt het dat de veiligheids- en justitieketen vanaf 2010 met meer bezuinigingen dan investeringen te maken heeft gehad? Kan het antwoord cijfermatig worden onderbouwd?

Sinds 2010 is door de kabinetten Rutte op diverse momenten fors geïnvesteerd in maatschappelijke prioriteiten op het vlak van Veiligheid en Justitie. Ik verwijs onder meer naar de intensiveringen uit de nota van wijziging op de begroting 2016 en de investeringen in de voorliggende begroting 2017. Daarnaast heeft VenJ bijgedragen aan het op orde brengen van de rijksfinanciën middels de efficiencytaakstellingen van de kabinetten Rutte I en II (voor VenJ respectievelijk € 206 mln. en € 340 mln. structureel) en diverse andere ombuigingen. Het is niet zuiver om de bezuinigingen en intensiveringen onder elkaar te zetten en met elkaar te salderen. Waar de investeringen beogen direct bij te dragen aan verbetering van het primaire proces, zijn de efficiencytaakstellingen expliciet gericht op besparingen die niet ten koste gaan van dit proces en het dienstverleningsniveau van de keten.

Vraag 19

Hoeveel geven Duitsland en Engeland meer uit aan cybersecurity en cybercrime in vergelijking tot Nederland?

Vrijwel alle publieke en private partijen investeren continue in cybersecurity. Dit betreft dus aan publieke zijde uitgaven van alle departementen. Zoals eerder is aangegeven bij schriftelijke vragen van het lid Recourt is het maken van cijfermatige vergelijkingen met andere landen op dit gebied zeer complex en lastig. In het geval van Duitsland kan ik u aangeven dat men daar aangeeft circa 10% van het ICT-budget aan cybersecurity te besteden. Ten aanzien van mijn eigen begroting kan ik u aangeven dat wij de afgelopen jaren reeds geïnvesteerd hebben in cybersecurity en cybercrime doch dat zoals in de beleidsreactie op het cybersecuritybeeld Nederland reeds is aangegeven een additionele impuls nu en in de toekomst noodzakelijk is. Daarom is onlangs in de begroting van 2017 besloten om in 2017 5 miljoen euro en vanaf 2018 structureel 14 miljoen euro beschikbaar voor cybersecurity en de aanpak van cybercriminaliteit. Zo wordt de capaciteit van het Nationaal Detectie Netwerk uitgebreid en wordt er geïnvesteerd in de aanpak van cybercrime in de regionale eenheden zodat het Team High Tech Crime van de politie zich meer kan richten op de aanpak van high tech crime.

Vraag 20

Waarom wordt alleen in 2017 extra geïnvesteerd in de versterking van het grens- en vreemdelingentoezicht en staan er nog geen bedragen bij de daarop volgende jaren?

In tijden van grote migratiestromen is het belangrijk dat onze grenzen worden gecontroleerd en dat we weten wie zich in ons land bevindt. Daarom is incidenteel geld vrijgemaakt in 2017 voor het versterken van het toezicht. Deze middelen staan nu nog op de Aanvullende Post, op basis van een uitgewerkt bestedingsplan zullen deze worden vrijgegeven. De capaciteitsbehoefte van de KMar voor de luchthavens in de komende jaren wordt thans in kaart gebracht. In antwoord op Kamervragen van het lid Belhaj 16 september jl. is ondermeer aangegeven dat met betrokken bewindslieden de behoeftestelling voor de KMar-inzet op luchthavens wordt besproken. Tevens wordt bezien welke maatregelen eventueel structureel passend zijn.

Vraag 21

Betekent het feit dat er niet extra geïnvesteerd wordt in de kwaliteit van de opvang van vluchtelingen in Nederland dat deze afdoende wordt geacht?

De kwaliteit van de opvangfaciliteiten in Nederland voldoet aan de gestelde eisen.

Vraag 22

Onder welke voorwaarden wordt de gereserveerde 120 miljoen euro (bestemd voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie) door het Ministerie van Financiën overgeheveld?

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting op het moment dat de exacte besteding nog onvoldoende is uitgewerkt. Voordeel is dat er hierdoor beter toegezien kan worden op een doelmatige besteding van de extra middelen. Op Prinsjesdag 2016 is er in totaal € 116,5 mln. gereserveerd op de aanvullende post voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017. Hiervan is € 69,5 mln. gereserveerd voor intensiveringen in maatschappelijke prioriteiten. Een compleet meerjarig overzicht van de voor VenJ gereserveerde middelen op de aanvullende post vindt u in tabel 1. Het overboeken van middelen van de aanvullende post naar de VenJ begroting kan door middel van het indienen van een nota van wijziging (NvW) op de ingediende ontwerpbegroting of het indienen van een suppletoire begrotingswet.

Het wetsvoorstel eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (EK 34.067, A) wordt later dit jaar plenair behandeld in de Eerste Kamer. Met het oog op een mogelijk besparingsverlies is er een reservering getroffen op de aanvullende post.

Vraag 23

Wat verstaat het kabinet onder gebiedsgerichte inzet politie? Hoe wordt een grotere beschikbaarheid van wijkagenten bereikt?

Het kabinet verstaat onder de gebiedsgerichte inzet politie het politiewerk op maat dat binnen de context van een gemeenschappelijke veiligheidsaanpak, op basis van systematisch vergaarde informatie probleemgericht en in samenwerking met partners wordt verricht. De kerntaken van de politie daarbij zijn: opsporen, handhaven, incidentafhandeling, signaleren en adviseren. Het concept is dat het hele basisteam gebiedsgebonden werkt met de wijkagent als spil. De opvulling van de resterende vacatures voor het basisteam en het wijkagentenwerk zal naar verwachting een positief effect hebben op de beschikbaarheid voor wijkagenten om te werken voor en in de wijk. De afspraak met de korpschef is dat de wijkagent veel van zijn gewerkte uren in en voor de wijk besteedt.

Vraag 24

Waaraan moet worden gedacht als gesproken wordt over additionele middelen als oplossing voor knelpunten (tegenvallers en nog in te vullen taakstellingen) en hoeveel is dat? Kunnen die additionele middelen gespecificeerd worden? Voor welke nog in te vullen taakstellingen zijn deze additionele middelen bedoeld?

Met de 120 mln. additionele middelen worden onderstaande knelpunten opgelost.

Vraag 25

Hoeveel veroordelingen zijn er inmiddels als gevolg van de aanpak criminele motorbendes?

In de periode maart t/m december 2015 zijn er in 15 onderzoeken met in totaal 23 verdachten veroordelingen geweest. Over 2016 kan ik u nog niet berichten. De Voortgangsrapportage over het gehele jaar 2016 zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2017 beschikbaar komen. In deze uitvoerige rapportage, opgesteld door de gezamenlijke overheidspartijen die betrokken zijn bij de integrale aanpak van OMG’s, zullen ook cijfermatige gegevens opgenomen worden over de strafrechtelijke aanpak.

Vraag 26

Welk bedrag wordt vanaf 2017 gereserveerd voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Zuid-Nederland en hoe wordt dit geld verdeeld?

In mijn ontwerpbegroting is vanaf volgend jaar een bedrag oplopend tot structureel € 10 mln. vrijgemaakt voor de versterking van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Hiermee wordt onder meer de regionale integrale aanpak versterkt, onder andere in Zuid Nederland. Daarbovenop wordt ruim € 14 mln. geïnvesteerd in het Openbaar Ministerie, waarmee onder andere de strafrechtelijke aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit wordt geïntensiveerd met de inrichting van regionale ondermijningsfora, mede in Zuid Nederland.

Zoals ik uw Kamer heb toegezegd tijdens het VAO Georganiseerde Criminaliteit op 27 september 2016 ontvangt u van mij nog een brief met daarin een gedetailleerd overzicht van de bestedingsplannen en bedragen voor de intensivering van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

Vraag 27

Hoe vaak leidt de zichtbare intensieve inzet in onder andere het toenemend aantal strafrechtelijke onderzoeken in het groeiend aantal opsporingsonderzoeken naar leden van criminele motorbendes tot veroordelingen? Welke straffen worden er dan opgelegd?

In de periode maart t/m december 2015 zijn er in 15 onderzoeken met in totaal 23 verdachten, veroordelingen geweest. Daarbij zijn gevangenisstraffen opgelegd variërend van enkele weken voorwaardelijk tot een jaar of meer (8 gevallen) de hoogste opgelegde straf was 22 jaar. Over 2016 kan ik u nog niet berichten. De Voortgangsrapportage over het gehele jaar 2016 zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2017 beschikbaar komen. In deze uitvoerige rapportage, opgesteld door de gezamenlijke overheidspartijen die betrokken zijn bij de integrale aanpak van OMG’s, zullen ook cijfermatige gegevens opgenomen worden over de strafrechtelijke aanpak.

Vraag 28

Kunt u met cijfers onderbouwen dat de meeste vormen van geregistreerde criminaliteit dalen in Nederland? Kunt u een overzicht geven hoeveel zedenmisdrijven jaarlijks worden gepleegd? Wat is de ontwikkeling in deze cijfers in de afgelopen tien jaar? Kunt u hetzelfde aangeven bij de misdrijven moord, doodslag, openlijk geweld, bedreiging, mishandeling, straatroof, overvallen en woninginbraak?

Zie onderstaande tabellen. Vanaf 2011 zijn voldoende betrouwbare cijfers over de genoemde misdrijven beschikbaar.

Vraag 29

Kunt u aangeven hoeveel (extra) zaken aangedragen zijn bij het OM door de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Zuid-Nederland? Hoeveel zaken liggen er momenteel in Zuid-Nederland bij de politie en het OM op de plank?

In Zuid-Nederland werken ketenpartners samen binnen een integrale aanpak van de bestrijding van ondermijning. Deze integrale aanpak leidt tot een grote diversiteit aan interventies: onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden en facilitators, aanpak van hennepkwekerijen, hennepstekkerijen en growshops, beslag op contant geld, goederen, drugs en wapens, acties op vrijplaatsen, het sluiten van panden op grond van artikel 13b Opiumwet, het verrichten van Bibob-toetsingen, het voeren van stopgesprekken etc. Het gaat dus niet alleen om opsporing en vervolging, maar ook om andere interventies van preventie tot repressie, die tot het gewenste maatschappelijke effect moeten leiden.

Ik heb uw Kamer voor de zomer geïnformeerd over de zaken die binnen de Taskforce Brabant-Zeeland en de Intensivering Zuid Nederland zijn opgestart en de overige resultaten die met deze twee intensiveringen in 2015 zijn bereikt (Kamerstukken II, 2015/16, 29 911, nr. 126).

Met de integrale aanpak van de partners – OM, politie, Belastingdienst, gemeenten en de Koninklijke Marechaussee – binnen de Taskforce Brabant Zeeland zijn de volgende resultaten geboekt:

  • 119 lopende en afgedane onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden (csv’s);

  • diverse integrale interventies op de Top 10 laboranten en chefkoks en op de Top 10 OMG-leden alsmede meerdere onderzoeken naar facilitators;

  • de aanpak van 1.277 hennepkwekerijen, 25 hennepstekkerijen en meer dan 70 growshops;

  • 259 sluitingen op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • in 68% van de gemeenten zijn in 2014 en 2015 awareness-trainingen gevolgd en 86% van de gemeenten heeft een Damocles beleid;

  • 5 massieve acties op vrijplaatsen;

  • 1.250 maal toetsing van Bibob, 70 aanvragen bij het Landelijk Bureau Bibob;

  • € 36,5 miljoen beslag, 275 fiscale aanslagen op windhappers en criminele ondernemers;

  • 54 onderzoeken bestuurlijke incasso, waarvan in 12 ervan inmiddels € 20.000 bestuurlijk is afgepakt.

  • Het Integraal Afpakteam Brabant Zeeland heeft in 2015 € 4,4 miljoen in beslag genomen en kent een incassoresultaat van € 161.873.

De vijf ondermijningsteams van het politie-OM project Intensivering Zuid Nederland hebben van oktober 2014 tot en met januari 2016 de volgende resultaten geboekt:

  • 623 interventies;

  • 483 aanhoudingen;

  • 56 csv’s aangepakt;

  • 148.933 hennepplanten en 76.508 hennepstekken geruimd, 174 henneplocaties doorzocht;

  • beslag: € 3 miljoen contant geld en € 1,7 waardebeslag;

  • 199.772 liter chemicaliën (precursoren) en 344.396 xtc tabletten in beslag genomen;

  • 46 opslaglocaties chemicaliën en 45 productieplaatsen synthetische drugs (labs) ontmanteld;

  • 242 wapens en geweldsmiddelen in beslag genomen;

  • 42 bestuurlijke sluitingen na een bestuurlijke rapportage;

  • afdoening in eerste aanleg: 11 vonnissen (totaal 316 maanden gevangenisstraf), 1 geldboete van € – 2.500, 2 ontnemingen € 48.725, 4 taakstraffen, 4 transacties met afstand beslag, 10 sepots;

  • Afdoening in hoger beroep: 1 vonnis (12 maanden), 1 vrijspraak.

De aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is in de afgelopen jaren niet in alleen in Zuid Nederland geïntensiveerd. Zoals in mijn begroting reeds is aangegeven is dat terug te zien in het toegenomen aantal gestarte strafrechtelijke onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden. Over dit aantal informeer ik uw Kamer jaarlijks met de Rapportage aanpak ondermijning en georganiseerde criminaliteit van het Openbaar Ministerie en de Nationale Politie (dit rapport heette voorheen Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit). Hieronder vindt u een overzicht van het aantal gestarte strafrechtelijke onderzoeken van 2009–2014.

Er is geen eenduidige definitie van de term plankzaken, waardoor deze niet als dusdanig worden geregistreerd. Ik kan u daarom niet berichten over het aantal plankzaken bij het OM en de politie in Zuid Nederland. In het algemeen geldt dat er altijd meer aanbod van zaken (signalen en aangiften) is dan binnen de beschikbare capaciteit verwerkt kan worden. Daarom is er een uitgebreid en stringent weegproces binnen de opsporing, waarin over de inzet van de schaarse capaciteit wordt besloten. Zo is in Nederland ten aanzien van circa 530.615 misdrijven in 2015 op basis van de Aanwijzing voor de Opsporing besloten om vooralsnog geen verdere opsporingshandelingen te verrichten («uitscreenen»). Dit betekend niet dat een zaak in een later stadium niet alsnog opgepakt kan worden indien er nieuwe opsporingsinformatie beschikbaar komt.

Vraag 30

Wanneer kan de uitkomst met betrekking tot het onderzoek van het OM naar een verbod op motorbendes worden verwacht? Hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

Het Openbaar Ministerie beoordeelt momenteel de informatie uit onder meer strafrechtelijke onderzoeken op bruikbaarheid voor civielrechtelijke verbodsprocedures tegen één of meer outlaw motorcycle gangs in Nederland. Ik verwacht u daarover op korte termijn nader te kunnen berichten.

Vraag 31

Is de aangiftebereidheid in Nederland de afgelopen jaren gedaald?

Ik verwijs u naar mijn brief van 15 september 2016 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 29 628, nr. 663). Uit deze brief en het bijbehorende wetenschappelijke onderzoek volgt dat het weinig zinvol is te spreken over dé aangiftebereidheid. Het onderzoek onderstreept dat het beter is om naar de aangiftebereidheid per type delict te kijken. Uit het onderzoek blijkt dat de aangiftebereidheid sterk samenhangt met de ernst van het delict. De resultaten van het onderzoek duiden volgens de onderzoekers niet op een daadwerkelijke verandering in de aangifte- en meldingsbereidheid van burgers in de afgelopen jaren.

Vraag 32

In welke mate speelt de daling van de aangiftebereidheid mee in de dalende criminaliteitscijfers?

Ik verwijs u naar mijn brief van 15 september 2016 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 29 628, nr. 663). Uit deze brief volgt dat er in de afgelopen 10 jaar geen daadwerkelijk daling in de bereidheid van burgers om aangifte te doen is geconstateerd door de onderzoekers.

Vraag 33

Met hoeveel procent is de verwachting dat het geweld in uitgaansgebieden en het openbaar vervoer wordt teruggedrongen als gevolg van de aanpak van High Impact Crimes in 2017?

Het integrale actieplan Sociale Veiligheid in het Openbaar Vervoer dat op 26 oktober jl. aan de Kamer gezonden is, spreekt niet van percentages. Wel zijn er concrete en haalbare doelen gesteld op objectieve veiligheid, het aantal incidenten, en subjectieve veiligheid, de veiligheidsbeleving van medewerkers en reizigers. Deze verschillen per soort vervoerder.

Voor de aanpak van uitgaansgeweld zijn geen kwantitatieve doelstellingen geformuleerd. Dit soort geweldpleging wordt namelijk niet apart in de politiesystemen geregistreerd, waardoor de omvang niet gemonitord kan worden. De inzet is gericht op het stimuleren van preventieve maatregelen, het ontwikkelen van innovatieve maatregelen, het uitwisselen van kennis en best practices, het bevorderen van samenwerking tussen lokale partners en het zwaarder bestraffen van geweld dat onder invloed van alcohol en drugs gepleegd wordt.

Vraag 34

Wat wordt gedaan van de 2 miljoen investering in de integrale aanpak van kindermishandeling en jeugdgroepen? Is dit bedrag structureel?

De middelen worden aangewend om kindermishandeling en jeugdgroepen terug te dringen en te bestrijden.

De aanpak van kindermishandeling (en huiselijk geweld) wordt samen met de VNG, VWS en OCW uitgevoerd en gefinancierd. Eind 2016 wordt het Actieplan «Kinderen Veilig» en de praktische aanpak in Collectieven tegen Kindermishandeling (samenwerking met gemeenten, VNG, VWS, OCW) afgerond. In 2017 worden voor de complexe maatschappelijk vraagstukken zoals kindermishandeling nieuwe opdrachten verwacht vanuit adviezen van de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik en de Kring van Veiligheid.

De domeinoverstijgende en integrale samenwerking tussen justitiepartijen, onderwijs, zorg, medici en gemeenten wordt in 2017 nog steeds praktisch en lokaal ondersteund: VenJ realiseert met justitiepartners in 2017 een optimale samenwerking met Veilig Thuis, alsmede de aansluiting op andere gemeentelijke multidisciplinaire en systeemgerichte samenwerkingsverbanden (zoals bijvoorbeeld Veiligheidshuizen en MDA++). In de aanpak van kindermishandeling blijft het versterken van deskundigheid nodig, voorbeeld hiervan zijn kennis van het gebruik van de stappen van de meldcode en een goede informatie-uitwisseling tussen professionals ten behoeve van de veiligheid van kinderen. Hiertoe wordt (samen met VWS) verder geïnvesteerd in het verspreiden van kennis door middel van bijvoorbeeld werkateliers en het ontwikkelen van (digitale) handreikingen voor professionals. VenJ draagt tot slot ook bij aan het ontwikkelen van een werkend en effectief interventiepalet (civielrecht, strafrecht en bestuursrecht) voor herstel van veiligheid van slachtoffer.

In de afgelopen jaren is intensief geïnvesteerd in de aanpak van problematische jeugdgroepen. In 2016 is een vernieuwde werkwijze voor de aanpak van jeugdgroepen opgeleverd en deze wordt nu in gemeenten ingezet. De praktische ondersteuning van gemeenten bij de aanpak is sinds 2016 overgedragen aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid waarvoor zij van het ministerie een vergoeding ontvangen. Het ministerie blijft betrokken bij de ondersteuning van complexe multidisciplinaire vraagstukken.

Het bedrag is structureel beschikbaar voor het terugdringen en bestrijden van kindermishandeling en jeugdgroepen.

Vraag 35

Kunt u aangeven hoeveel middelen worden gereserveerd vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor de gedwongen jeugdzorg? Kunt u dit specificeren voor 2016 t/m 2021?

Voor de uitvoering van het gedwongen kader staan geen middelen meer op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze middelen zijn met de invoering van de jeugdwet per 1-1-2015 overgeheveld naar de integratie-uitkering Sociaal Domein (onderdeel van het gemeentefonds).

Vraag 36

Wat wordt exact gedaan van de € 2 miljoen investering in de integrale aanpak van kindermishandeling en jeugdgroepen? Is dit bedrag structureel?

Voor de uitvoering van het gedwongen kader staan geen middelen meer op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze middelen zijn met de invoering van de jeugdwet per 1-1-2015 overgeheveld naar de integratie-uitkering Sociaal Domein (onderdeel van het gemeentefonds).

Vraag 37

Kunt u aangeven hoeveel middelen vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden gereserveerd voor de gedwongen jeugdzorg? Kunt u dit specificeren voor 2016 t/m 2021?

Voor de uitvoering van het gedwongen kader staan geen middelen meer op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze middelen zijn met de invoering van de jeugdwet per 1-1-2015 overgeheveld naar de integratie-uitkering Sociaal Domein (onderdeel van het gemeentefonds).

Vraag 38

Hoeveel wijkagenten zijn er op dit moment en hoeveel moeten er nog bij komen? Zijn er steden of gebieden waar een groot tekort aan wijkagenten is? Zo ja, welke zijn dat?

Op basis van voorlopige cijfers zijn er per 30 september 2016 in totaal 3.084 wijkagenten werkzaam, waarmee de formatie voor 90% is bezet. Er moeten dan dus nog 329 wijkagenten bij komen. Daarvoor zijn met voorrang ruim 300 vacatures opengesteld, zoals in de meest recente voortgangsbrief politie is beschreven. Over het aantal wijkagenten op eenheidsniveau wordt gerapporteerd in het jaarverslag van de politie. De opdracht aan de korpschef is om voor eind 2017 een bezetting van de wijkagentenfunctie van 97% te realiseren.

Vraag 39

Wordt met de expertgroep omtrent forensische opsporing gedoeld op de commissie Winsemius? Zo nee, welke expertgroep is dit dan?

Nee, het betreft hier de expertgroep in het kader van de Driejaarlijkse signalering. De expertgroep stond onder leiding van Prof. Zouridis. Zie ook mijn brief van 13 juni 2016 (Kamerstukken 2015–2016, 29 279 nr. 328).

Vraag 40

Kunt u aangeven waarom de helft van de aanbevelingen van de commissie Winsemius niet wordt uitgevoerd? Is geldgebrek hiervoor het voornaamste argument? Zo ja, waarom is hiervoor geen ruimte gemaakt in de begroting, gelet op het belang van investeringen in digitalisering in relatie tot forensisch-technisch onderzoek, investeringen naar de effectiviteit van forensisch onderzoek, het creëren van een keteninnovatief budget en het punt van overbodige accreditatie van de vooronderzoeksruimten bij de politie?

De expertgroep van de Driejaarlijkse signalering onder leiding van prof. Zouridisheeft de ontwikkelingen op het gebied van forensisch onderzoek voor de korte en langere termijn geduid en op basis daarvan een aantal aanbevelingen geformuleerd die in onderlinge samenhang en in relatie tot andere vraagstukken een strategische beschouwing verdient. Een aantal andere aanbevelingen is wat instrumenteler van aard en is bij brief van 13 juni al van een reactie voorzien (Kamerstukken 2015–2016, 29 279 nr. 328).

De aanbevelingen met een meer strategisch karakter vragen om een meer fundamentele herbezinning op de vraag op welke wijze de forensische opsporing en het forensisch onderzoek moeten worden georganiseerd. En wat deze nodig hebben om ook in de toekomst de criminaliteit op een effectieve manier te kunnen opsporen. Een dergelijke fundamentele benadering van de aanbevelingen ligt door een combinatie van factoren op korte termijn niet in de rede. Ten eerste omdat de politie nog volop bezig is met haar reorganisatie en haar basis eerst op orde moet zijn voordat op specifieke terreinen verdere stappen gezet kunnen worden. Ten tweede vraagt een aantal aanbevelingen om extra en nieuwe financiële en capacitaire investeringen.

Zoals in genoemde brief gemeld, brengt dit mij tot de conclusie dat het niet zinvol is om deze herbezinning tijdens de resterende tijd van deze kabinetsperiode op te pakken maar het rapport te zien als waardevolle informatie voor keuzes van een volgend kabinet ten behoeve van een keten brede benadering voor de organisatie van de forensische opsporing en het forensisch onderzoek.

Vraag 41

Is de afronding van de herijking van de nationale politie eind 2017 haalbaar?

Ja, dat is haalbaar. De herijking is ingezet omdat er, tot dan, teveel in korte tijd moest gebeuren. Hiertoe is de totale opdracht aan de politie heroverwogen om de transitie binnen het absorptievermogen en de draagkracht van de politieorganisatie plaats te laten vinden. In de herijking is afgesproken dat eind 2017 de «basis op orde» zal zijn.

Vraag 42

Is er financieel rekening gehouden met het scenario dat de herijking van de nationale politie 2017 niet wordt gehaald?

In de voortgangsbrief van 6 oktober 2015 (Vergaderjaar 2015–2016 Kamerstuk 29 628 nr. 582) heb ik u geïnformeerd over mijn besluit de reorganisatie van de nationale politie in tempo en omvang aan te passen. Tevens heb ik het onderzoek naar de voorziene omvang van het budget voor de personele en materiële lasten aangekondigd. In het onderzoek is rekening gehouden met de herijking van het tempo en de omvang van de reorganisatie.

Het rapport van PWC heeft aangetoond dat voor de reeds opgedragen beleidsvoornemens meer geld benodigd is. Dat geld is beschikbaar gesteld. Hiermee moet eind 2017 de basis op orde gebracht zijn. Eventueel optredende vertraging en de gevolgen daarvan zullen in de planning en control-cyclus tijdig worden gesignaleerd en van een oplossing worden voorzien.

Vraag 43

Wat gebeurt er om de aanbestedingsprocessen binnen de nationale politie te verbeteren?

Ter verbetering van de aanbestedingsprocessen is in 2015 door de Korpsleiding een «Uitvoeringsprogramma Inkoop» vastgesteld en is door de Korpsleiding voor een periode van twee jaar een vrijgestelde Chief Procurement Officer (CPO) aangesteld die o.a. tot taak heeft het verbeteren en versterken van het inkoopstelsel binnen de politie.

Ter verbetering van de kwaliteit van de aanbestedingen is een Aanbestedingscommissie ingesteld, is als sturings- en planningsinstrument de Politie Aanbestedingskalender (PAK) geïntroduceerd en zal binnenkort een governancemodel voor het inkoopstelsel worden vastgesteld.

Vraag 44

Wordt er in 2017 daadwerkelijk 210 miljoen euro netto meer afgedragen aan de nationale politie zoals aangegeven in het persbericht?

De totale toevoeging aan de begroting van de nationale politie betreft zelfs meer. Bij voorjaarsnota is reeds een toevoeging aan de begroting van de politie gedaan. Samen met de toevoeging tijdens de Miljoenennota komt dit neer op een verhoging met € 264 mln.

Vraag 45

Welke voorbeelden zijn er van domein overstijgende samenwerkingsverbanden? Welke nieuwe domein overstijgende samenwerking kunnen tegemoet worden gezien?

Gemeenten geven op uiteenlopende wijzen vorm aan de organisatie van domein-overstijgende samenwerking. Constante daarbij is dat het vrijwel altijd gaat om samenwerking tussen zorg, veiligheid en de verantwoordelijkheden van lokaal bestuur voor het sociaal domein. Samenwerkingsverbanden richten zich vaak op specifieke doelgroepen of probleemgebieden. In een aantal gemeenten en regio’s wordt gewerkt aan vormgeving van de gemeentelijke regie door centrale beoordeling van signalen en meldingen, die dan vervolgens worden toegedeeld aan de meest geëigende instantie of samenwerkingsverband. Een voorbeeld daarvan is Tilburg en andere gemeenten in Midden-Brabant, waar een servicebureau als informatieknooppunt is ingericht voor dit doel. Vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt met Midden-Brabant samengewerkt om de informatievoorziening daarbij goed in te richten en het voorbeeld zichtbaar te maken voor andere gemeenten en regio’s. Een ander voorbeeld is Rotterdam, waar in regionaal verband en met ondersteuning vanuit het departement, wordt gewerkt aan een domeinoverstijgende aanpak van de problematiek rondom mensen die verward gedrag vertonen.

Vraag 46

Hoeveel gedetineerden zijn al aan de slag gegaan via de «social impact bonds»? Zijn hier ook langgestraften en laagopgeleiden bij? Zo ja, hoeveel?

Op peildatum 9 november 2016 zijn 55 gedetineerden ingestroomd in het programma. De SIB richt zich op een brede populatie van gedetineerden die zijn veroordeeld tot een straf tussen de 3 en 12 maanden en deze thans in een reguliere PI uitzitten. Hierbij is het niet relevant of iemand reeds eerder een andere straf heeft ondergaan. Opleidingsniveau is evenmin relevant.

Vraag 47

Welk budget is in 2017 bestemd voor Veiligheidshuizen?

De Veiligheidshuizen worden gefinancierd via het Gemeentefonds. Verder levert VenJ een structurele bijdrage aan de informatievoorziening tussen ketenpartners in de Veiligheidshuizen door te investeren in de doorontwikkeling van het keteninformatiesysteem GCOS. In 2017 heeft VenJ hiervoor € 800.000 begroot.

Verder zal VenJ in 2017 op verzoek van gemeenten blijven ondersteunen bij vragen rond informatiedeling en privacywetgeving. Dit betreft niet alleen de Veiligheidshuizen, maar alle plekken waar zorgpartijen, justitiepartijen en lokaal bestuur informatie met elkaar delen ten behoeve van het creëren van een sluitende aanpak en het bieden van zorg op maat.

Vraag 48

In hoeverre is de dalende recidive toe te schrijven aan de programma's die gedragsverandering teweeg moeten brengen nu wordt aangegeven dat een groot deel van de gedetineerden een relatief korte celstraf heeft, waardoor de beschikbare tijd om in detentie een duurzame gedragsverandering tot stand te brengen beperkt is?

Uit het door het WODC uitgevoerde onderzoek »Terugval in Recidive» dat ik uw Kamer in november 2014 deed toekomen is gebleken dat – naast andere factoren – het dadergerichte beleid een aantoonbaar effect heeft op de daling van de recidive. Het dadergerichte beleid omvat een breed pakket aan beleidsmaatregelen die er onder meer toe leiden dat de opgelegde sanctie is toegesneden op de persoonlijke omstandigheden van de dader. Uit het hiervoor genoemde onderzoek blijkt dat een dergelijke strafrechtelijke reactie meer effect sorteert dan een «standaard» sanctie. Op dit moment vindt een vervolgonderzoek op het hierboven genoemde onderzoek plaats. In dit onderzoek wordt bekeken wat de implementatiestatus is van maatregelen die in de eerste onderzoeksperiode (2002–2010) nog niet voldoende waren geïmplementeerd. Daarnaast wordt gekeken naar de implementatie van nieuw geïntroduceerde maatregelen gericht op recidivereductie in de periode na 2010. De resultaten van dit onderzoek worden eind 2016 verwacht.

Aan kortgestraften wordt bij binnenkomst in detentie een programma aangeboden dat is gericht op resocialisatie. Voor het aanbieden van gedragsinterventies geldt thans nog de eis dat betrokkene moet zijn veroordeeld en er een straf(restant) is van 4 maanden of meer. Op twee plekken binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wordt op dit moment evenwel geëxperimenteerd met het starten van gedragstrainingen na 48 dagen detentie, ongeacht of er sprake is van een veroordeling. Voor kortgestraften met aansluitend een voorwaardelijk sanctiedeel met reclasseringstoezicht kan de rechter bovendien een gedragsinterventie als bijzondere voorwaarde opleggen. Ook op die manier kunnen kortgestraften starten met duurzame gedragsverandering. De duur van het voorwaardelijk sanctiedeel blijft afhankelijk van de opgelegde straf of maatregel. In de visie «Koers en kansen» die op dit moment in voorbereiding is wordt hier uitdrukkelijk aandacht aan besteed.

Vraag 49

Hoeveel is de recidive gedaald?

In het Recidivebericht 2015 van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC), dat ik uw Kamer in juni 2016 heb toegestuurd, staan de meest recente recidivecijfers. Deze cijfers laten zien dat de strafrechtelijke recidive in Nederland over de gehele linie – zowel bij volwassenen als jeugdigen- blijft dalen. Over de periode 2002–2012 is in alle geselecteerde daderpopulaties een daling van de strafrechtelijke recidive te zien. De relatieve daling in die periode bedraagt in bijna alle sectoren 14 à 15%.

Vraag 50

Hoeveel extra geld wordt er geïnvesteerd in de opleiding van personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) om met de veranderende gevangenispopulatie om te kunnen gaan? Om wat voor investeringen gaat het precies?

Deze ontwikkeling vraagt nieuwe en soms andere vaardigheden en oriëntaties van onze medewerkers. Een intensievere benadering en werkwijze is nodig om hen in staat te blijven stellen de taken op het terrein van opvang, zorg en behandeling op het vereiste niveau te kunnen blijven uitvoeren. Hiermee wordt niet de multiproblematiek van justitiabelen als zodanig opgelost, maar sluit de kwaliteit van de bejegening beter op die problematiek aan en draagt zo bij aan het beperken van het recidiverisico.

De kern van dit vakmanschap is een werkmethode waarbij bewuste reflectie over het handelen tot het dagelijks werk behoort en een persoonsgerichte aanpak centraal staat. Daarbij is een extra investering noodzakelijk in opleiding, training en ontwikkeling. Een ander belangrijk element is dat het personeel van DJI flexibel inzetbaar moet zijn voor veel verschillende doelgroepen en toegerust dient te zijn om te werken in veranderende omstandigheden, zowel binnen DJI als ook bij onze ketenpartners.

Opleiding en training dragen daarnaast bij aan de mogelijkheden tot mobiliteit en geven DJI-medewerkers de startkwalificaties die zij nodig hebben op de arbeidsmarkt.

Vraag 51

Hoeveel gedetineerden telt Nederland?

Gevangeniswezen: Op peilmoment 25 oktober 2016 verbleven 8.091 gedetineerden in een penitentiaire inrichting van het gevangeniswezen. Dit aantal is inclusief de bezetting van de penitentiaire psychiatrische centra (PPC, 591 gedetineerden). Daarnaast verbleven 327 gedetineerden op een inkoopplaats van de Forensische Zorg en namen 451 personen deel aan een extramuraal penitentiair programma. In totaal was het gevangeniswezen eindverantwoordelijk voor 8.869 justitiabelen.

Vreemdelingenbewaring: Op hetzelfde peilmoment verbleven 293 gedetineerden in een inrichting voor vreemdelingenbewaring.

Jeugdinrichtingen: Op hetzelfde peilmoment verbleven 407 jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting. Daarnaast verbleven 15 jeugdigen op een inkoopplaats van de GGZ en 6 jongeren in de Kleinschalige Voorziening Amsterdam (proeftuin in kader van Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugdig (VIV-JJ). Aan de extramurale scholings- en trainingsprogramma’s (STP) namen 26 jeugdigen deel.

Forensisch Psychiatrische Centra: Op hetzelfde peilmoment verbleven 1.372 ter beschikking gestelden in een Forensisch Psychiatrisch Centrum.

Vraag 52

Hoeveel levenslang gedetineerden telt Nederland?

Eind oktober 2016 telde Nederland 33 gedetineerden die onherroepelijk zijn veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Daarnaast is van 8 gedetineerden de veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf nog niet onherroepelijk.

Vraag 53

Kan nader worden toegelicht aan welke interventies en flexibiliteit in voorzieningen concreet wordt gedacht? Kan dit worden verduidelijkt?

Om het nieuwe vakmanschap van DJI-personeel structureel te bevorderen, is intensieve training en intervisie nodig op vaardigheden en kennis. Met de middelen die nu nog gereserveerd zijn op de aanvullende post investeert DJI daarom in opleiding, training en ontwikkeling, bijvoorbeeld over de omgang met gedetineerden met een licht verstandelijke beperking. Een ander voorbeeld is dat er projecten worden ingezet om het contact tussen dader en slachtoffer al in detentie op te starten. De toekomstverkenning «Koers en Kansen voor de sanctie-uitvoering» zal ingaan op de maatschappelijke ontwikkelingen, veranderingen in de strafrechtsketen en de huidige en verwachte behoefte aan voorzieningen. De uitkomst van de verkenning volgt in 2017.

Vraag 54

Waar gaat de 17 miljoen euro structureel naartoe die is gereserveerd voor de uitvoering van het totaal aan maatregelen dat naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de Commissie Hoekstra zijn of worden genomen? Maakt dit bedrag onderdeel uit van het totaalbedrag van 450 miljoen euro voor de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Kan het antwoord cijfermatig worden toegelicht?

De 17 mln. wordt gebruikt voor structurele procesmatige verbeteringen op het gebied van de volgende vier thema’s: DNA-onderzoek bij veroordeelden, de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, het beter op elkaar aansluiten van de domeinen zorg- en veiligheid en de implementatie en uitvoering van de Wet Verplichte GGZ.

Specifieke toedeling van de budgetten aan de betrokken partijen zal bij de eerstvolgende voorjaarsbesluitvorming plaatsvinden.

De 17 mln. maakt geen onderdeel uit van het totaalbedrag van de 450 mln. voor VenJ, maar was reeds eerder (bij de begroting 2016 en de daarop volgende nota van wijziging) voor dit doeleinde gereserveerd.

Vraag 55

Hoeveel mensen werken er op dit moment bij de Teams Speciale Interventies? Hoeveel moeten er de komende jaren nog bij komen?

In 2012 bedroeg de totale formatieve omvang van de Dienst Speciale Interventie 203 fte (bron: inrichtingsplan nationale politie). De komende jaren wordt de formatie geleidelijk uitgebreid tot ongeveer een verdubbeling van de formatie in 2020 (de exacte formatie wordt in nauw overleg met o.a. Defensie afgestemd en moet nog formeel worden vastgesteld). Over de vulling van de formatie en over de verdeling van de formatie over de verschillende eenheden van de DSI doe ik om strategische redenen geen mededelingen.

Vraag 56

Kunt u garanderen dat de DSI thans 24/7 beschikbaar is? Welke investeringen worden gedaan en welke risico's zijn er thans met betrekking tot de beschikbaarheid van DSI zolang deze investeringen niet zijn gedaan?

De speciale eenheden die onderdeel uitmaken van de DSI zijn verspreid over het land op strategische locaties aanwezig. Deze eenheden zijn en blijven 24 uur per dag, zeven dag per week, beschikbaar en zullen zich direct na alarmering naar de locatie van het incident begeven. De investering die worden gedaan zijn met name gericht op het vergroten van de capaciteit en het flexibeler maken van de bestaande capaciteit. Dit alles om ervoor te zorgen dat de eenheden van de DSI overal in Nederland zo snel mogelijk ter plekke kunnen zijn.

Vraag 57

Hoe wordt het extra geld voor DSI besteed? Klopt het dat de DSI nu nog niet 24/7 landelijk beschikbaar is? Per wanneer zal dit wel het geval zijn?

Het extra geld voor de DSI wordt besteed aan het vergroten van zowel de operationele als de ondersteunende capaciteit en het flexibeler maken van de bestaande capaciteit. De speciale eenheden die onderdeel uitmaken van de DSI zijn verspreid over het land op strategische locaties aanwezig. Deze eenheden zijn en blijven 24 uur per dag, zeven dag per week, beschikbaar en zullen zich direct na alarmering naar de locatie van het incident begeven.

Vraag 58

Op welke wijze wordt verder vormgegeven aan het wetsvoorstel tot aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht om te komen tot integrale geschilbeslechting in het sociaal domein? Wat is de voortgang van dit wetsvoorstel?

De regeringscommissaris voor de algemene regels van bestuursrecht, de heer prof. mr. M. Scheltema, bereidt momenteel een advies voor over dit onderwerp. De Staatssecretaris van VWS heeft in het algemeen overleg op 8 juni jl. over de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 toegezegd dat de Kamer binnenkort nader over de inhoud van het advies wordt geïnformeerd (zie Kamerstukken II 2015/16, 29 538, nr. 226, p. 30 en 59). Dat zal nog dit jaar gebeuren.

Vraag 59

Op welke wijze zal u aandacht geven aan de eventuele gevolgen voor de nationale veiligheid van buitenlandse overnames en investeringen in het Nederlandse bedrijfsleven? Kunt u hier voorbeelden van geven?

Zoals ik in mijn brief van 4 januari 2016 aan uw Kamer heb gemeld adviseert een interdepartementale werkgroep onder voorzitterschap van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) over economische veiligheidsvraagstukken. Daartoe worden ex-ante-analyses van vitale sectoren uitgevoerd en casuïstiek besproken wanneer overnamecases zich voordoen. Ik verwijs u hierbij ook naar de brieven van mijn ambtgenoot van Economische Zaken van 31 oktober 2016 over ongewenste zeggenschap in de telecomsector en van 11 november 2016 over PostNL en van de Minister van BZK van 29 september 2016 inzake de overname van de producent van Nederlandse reisdocumenten. In mijn opdracht doet de Radboud Universiteit onderzoek naar de wijze waarop buitenlands aandeelhouderschap van een in Nederland opererend bedrijf toegang tot (vertrouwelijke) informatie en invloed op beslissingen biedt en op welke wijze dit gevolgen kan hebben voor de nationale veiligheid. De uitkomsten van dit onderzoek worden eind dit jaar verwacht. Verder is onder regie van de interdepartementale werkgroep een verkenning gaande van de risico’s van inhuur en aanbesteding van gerubriceerde opdrachten door de overheid/staatsbedrijven aan buitenlandse bedrijven en is de dialoog met het bedrijfsleven voortgezet.

Vraag 60

Wat is er robuust aan de rechtsstaat? Waaraan is te zien of af te meten dat de rechtsstaat robuust is?

De Nederlandse democratische rechtsstaat bestaat bij de gratie van een aantal rechtsstatelijke kernwaarden die onder andere door de Grondwet worden gewaarborgd. Deze kernwaarden van de democratische rechtsstaat zijn van groot belang voor maatschappelijke stabiliteit, veiligheid en welvaart. Zij waarborgen een evenwicht tussen de staatsmachten, bieden bescherming tegen eigenrichting en ongeoorloofd ingrijpen van de overheid en garanderen dat eenieder bij de rechter terecht kan. Het gaat hier om kernwaarden als de trias politica, het legaliteitsbeginsel, onafhankelijke rechtsbescherming en het in acht nemen van de grondrechten. Het zijn deze kernwaarden van de rechtsstaat die, in een snel veranderende wereld, waardevast zijn. Over de invulling en toepassing van de kernwaarden veranderen de inzichten in de maatschappij in de loop der tijd. De betekenis van deze kernwaarden als zodanig staat echter niet ter discussie. Een dergelijk stabiel raamwerk waarbinnen de Nederlandse maatschappij functioneert maakt de rechtsstaat robuust.

De robuustheid van de rechtsstaat laat zich niet «meten» in harde cijfers. Wel is er onderzoek gedaan naar de mate waarin de Nederlandse burgers vertrouwen hebben in elkaar en in maatschappelijke en politieke instituties. Uit deze onderzoeken blijkt dat het vertrouwen van burgers in de medemens en bijvoorbeeld de rechtspraak onverminderd groot is. Dat is heel positief, maar het betekent niet dat we «achterover kunnen leunen». Een goed werkende juridische infrastructuur vergt voortdurend onderhoud om aansluiting te houden bij maatschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld door het bij de tijd houden van de relevante wetgeving inzake de rechterlijke macht en de juridische beroepen en de algemene wetboeken die de wettelijke ruggengraat vormen voor het juridisch verkeer in Nederland.

Vraag 61

Hoe wordt de samenleving betrokken bij de antwoorden op vragen als hoe de taken van de strafrechtketen in de samenleving dienen te worden uitgevoerd en wat acht de samenleving verwacht? Hoe vindt de samenleving haar suggesties terug in het beleid?

Zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 6 juli 2016 aan uw Kamer is een proces van reflectie op de strafrechtketen gestart, mede vanuit maatschappelijk perspectief. In het kader van dit proces worden diverse activiteiten uitgevoerd. Zo maken bestuurders van de ketenorganisaties een ronde langs de regio’s om in gesprek te gaan met professionals op de werkvloer, worden interviews met professionals uit de keten gehouden en wordt een studie verricht naar de rapporten die de afgelopen jaren over de keten zijn verschenen. Daarnaast zullen – onder meer door middel van groepsgesprekken en interviews – organisaties en mensen van «buiten de keten» bij dit proces worden betrokken, zoals welzijnsorganisaties, gemeenten, ondernemers, slachtoffers, daders en «gewone» burgers. De inbreng van hen zal worden betrokken bij de in 2017 vast te stellen ambities van de strafrechtketen en de hierbij horende prioriteiten, doelstellingen en prestatieindicatoren.

Vraag 62

Leidt een controle op basis van politiegegevens tot meer afwijzingen van een aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) zonder dat er een veroordeling ligt? Zo ja, hoeveel is de verwachting?

De beoordeling van een aanvraag voor een VOG vindt plaats aan de hand van justitiële gegevens uit het Justitieel Documentatiesysteem. Justis betrekt de volgende gegevens: (on)herroepelijke veroordelingen, transacties, openstaande zaken en sepots. Politie-informatie kan enkel in het verlengde hiervan worden meegewogen, want het is nog niet mogelijk om alleen op basis van politiegegevens een VOG te weigeren. Er zijn geen ervaringscijfers over VOG-weigeringen op basis van politie-informatie in het geval van geen veroordeling. Ook een verwachting geven is moeilijk, omdat een VOG-weigering afhangt van bijvoorbeeld de beoogde functie en leeftijd.

Vraag 63

Hoe past het rechtdoen aan slachtoffers van strafbare feiten in het kader van rechtsbijstand aan slachtoffers van misdrijven? In hoeverre bestaat daar ruimte en mogelijkheden voor?

Slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en nabestaanden van levensdelicten komen in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Per 1 juli jl. is het spreekrecht voor deze groep slachtoffers uitgebreid. In de meerjarenagenda slachtofferbeleid (Kamerstuk 33 552, nr. 23) heb ik middelen beschikbaar gesteld voor een extra vergoeding voor de gespecialiseerde advocaten ten gevolge van de werklast door de uitbreiding van het spreekrecht. Hiermee wordt de lijn voortgezet om slachtoffers waar van toepassing goede rechtsbijstand te bieden in overeenstemming met de sterkere positie van slachtoffers in het recht.

Vraag 64

Welke concrete maatregelen vallen onder de «versterking van het toegangsbeleid en efficiënt grenstoezicht» met als doel de instroom laag te houden?

Het kabinet investeert in versterking van het toegangsbeleid: bewaking van de buitengrenzen via een effectief en efficiënt grenstoezicht. Dit beleid moet migratiecriminaliteit en illegale migratie tegengaan en maximaal bijdragen aan de veiligheid in Nederland en het Schengengebied. Dit vraagt om een continue balans tussen mobiliteit en veiligheid. Concrete maatregelen die in dat kader dit jaar genomen zijn betreffen o.a. de versterking van het netwerk van liaison officers ten behoeve van de bestrijding van migratiecriminaliteit, de creatie van een nieuwe Europese grens en kustwacht en de Nederlandse bijdrage hieraan, de inzet aan de Schengen buitengrenzen o.a. door de Border Security teams. Ik ben voornemens voor de komende periode in te zetten op het verder uitrollen van e-gates op de luchthavens, het beschikbaar maken van extra capaciteit van de KMar en het verder optimaliseren van de techniek die het grensproces moet ondersteunen.

Vraag 65

Hoe verhoudt zich de stellingname dat de EU-Turkije deal het aantal asielzoekers drastisch heeft doen dalen tot de conclusies van hoogleraar Migratierecht, Thomas Spijkerboer dat de vluchtelingenstroom al in oktober vorig jaar daalde en dat die in maart 2016 – vlak voor de Turkije-deal – bijna op zijn dieptepunt was?

Het klopt dat aan het einde van 2015 sprake was van een daling in de ongecontroleerde toestroom vanuit Turkije naar de Griekse eilanden. Elk jaar treedt een zogenoemd seizoenseffect in als gevolg van de weersomstandigheden. Eind 2015 en begin 2016 bleek dat dit seizoenseffect niet zo sterk inzette als gebruikelijk. In januari en februari 2016 kwamen op sommige dagen bijvoorbeeld nog altijd circa vierduizend migranten aan. Het kabinet en de EU wilden daarom niet afwachten hoe de toestroom zich in het voorjaar weer zou ontwikkelen en mogelijk groter zou worden dan in 2015. Daar kwam bij dat verschillende landen langs de Westelijke Balkanroute grensmaatregelen hadden ingevoerd en voorkomen moest worden dat nog grotere aantallen migranten vast kwamen te zitten. Zoals ook uit de cijfers van UNHCR blijkt, kwamen in 2015 in september 147.123, in oktober 211.663 en in november 151.249 migranten vanuit Turkije aan op de Griekse eilanden. In 2016 is dat aantal significant gedaald naar 3.080 in september en 2.970 in oktober. Het kabinet blijft dan ook van mening dat de afspraken tussen de EU en Turkije als onderdeel van het Gezamenlijke Actieplan van 29 november 2015 en de Verklaring tussen de EU en Turkije van 18 maart 2016 nodig waren en effect hebben gehad.

Vraag 66

Kunt u aangeven wat het percentage is van het aantal asielzoekers is dat in Europa en in Nederland wordt opgevangen ten aanzien van het wereldwijd totaal aantal ontheemden personen?

Eind 2015 waren er volgens UNHCR wereldwijd in totaal ruim 65 miljoen ontheemden.Dit aantal ontheemden is in de loop van een aantal decennia ontstaan. Het aantal asielaanvragen dat jaarlijks in Europa en Nederland ingediend wordt is daarom lastig te relateren aan dit aantal. Indien toch een vergelijking gemaakt moet worden, dan is de meest zuivere vergelijking om de jaarlijkse asielinstroom in de EU af te zetten tegen de groei van het aantal ontheemden wereldwijd in hetzelfde jaar. Volgens de UNHCR is de ontheemdenpopulatie in 2015 met 5,8 miljoen personen gegroeid. In datzelfde jaar ontvingen de EU+ landen (inclusief Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) 1,4 miljoen asielaanvragen. Hier zaten ook migranten tussen die niet in de UNHCR-cijfers zitten.

Vraag 67

Welke maatregelen, waarbij degene die gebruik maakt van de juridische infrastructuur daaraan ook een zekere bijdrage levert, leiden tot structurele besparingen op de begroting oplopend tot 52,5 miljoen in 2021?

Dat zijn de maatregel houdbaar (administratief) beroep WAHV-zaken en de maatregel houdbaar toezicht door de rechterlijke macht. Deze maatregelen maken deel uit van een totaal pakket van tien maatregelen waarmee een bedrag oplopend tot € 52,5 miljoen in 2021 gerealiseerd wordt, niet in 2017 (zie antwoord op vraag 68). Bij de maatregel houdbaar (administratief) beroep WAHV- wordt een heffing ingevoerd op het instellen van administratief bezwaar bij de officier van justitie en wordt griffierecht ingevoerd voor (hoger) beroep bij de kantonrechter en bij het Hof. De tweede maatregel, houdbaar toezicht door de rechterlijke macht, heeft betrekking op het vragen van een heffing aan personen op wie toezicht wordt gehouden in het kader van bewindvoering en onder curatelestelling.

Vraag 68

Hoe komt de structurele besparing van 52,5 miljoen euro tot stand?

Er zijn tien maatregelen genomen die oplopen tot een structurele besparing van € 52,5 miljoen in 2021. De volgende maatregelen hebben invloed op de uitgaven: vermindering druk bestuursrechtelijke keten door een minder bureaucratische bezwaarschriftprocedure (€ 5 mln.); een bezuiniging op het Instituut Fysieke veiligheid (€ 1 mln.); het verhogen van de taakstelling bedrijfsvoering (€ 2 mln.); efficiënter werken in de strafrechtketen (€ 5 mln.); slagvaardige moderne civiele rechtspleging (€ 14 mln.); een doeltreffender aanpak zeer jeugdige daders (€ 5 mln.); het kind centraal zetten in een efficiëntere en effectievere jeugdbeschermingsketen (€ 3 mln.) en het effectiever (digitaal) oproepen en betekenen (€ 6 mln.). Twee maatregelen zijn genomen om extra ontvangsten te genereren, dit zijn houdbaar (administratief) beroep WAHV-zaken (€ 6 mln. extra ontvangsten) en houdbaar toezicht door de rechterlijke macht (€ 6 mln. ontvangsten).

Vraag 69

Aan welke moderniserings- en beheersmaatregelen wordt gedacht bij de vitaliteit van de justitiële ketens?

Zoals beschreven op pagina 20 en 21 van de begroting, wordt gedacht aan de volgende maatregelen:

  • Vermindering druk bestuursrechtelijke keten door een minder bureaucratische bezwaarschriftprocedure

  • Houdbaar (administratief) beroep WAHV-zaken

  • Bezuiniging Instituut Fysieke veiligheid

  • Verhogen taakstelling bedrijfsvoering

  • Efficiënter werken in de strafrechtketen

  • Slagvaardige moderne civiele rechtspleging

  • Doeltreffender aanpak zeer jeugdige daders

  • Het kind centraal in een efficiëntere en effectievere jeugdbeschermingsketen

  • Effectiever (digitaal) oproepen en betekenen

  • Houdbaar toezicht door de rechterlijke macht

Vraag 70

Waarom wordt geen extra geld voor opvang van vluchtelingen in de regio ingezet terwijl het kabinet zo’n groot belang aan opvang in de regio toekent?

Het Kabinet hecht veel belang aan goede opvang in de regio en hanteert daarvoor een integrale aanpak, waarbij de inzet van OS-middelen wordt gecombineerd met steun op politiek, economisch en veiligheidsgebied. Zoals uw Kamer bekend, stelde het kabinet in mei jl. een extra bijdrage van EUR 260 miljoen ter beschikking voor opvang in de Syrië regio, die werd toegevoegd aan de BHOS begroting voor 2016. Voor de voortgang met betrekking tot de inzet van deze middelen en de bredere aanpak van het kabinet op het gebied van opvang in de regio verwijs ik u naar de brief «voortgang bij versterking vluchtelingenopvang in de regio», die uw Kamer toeging op 7 november jl. (kamernr. 19637-2253)

Vraag 71

Welke voorstellen heeft de taskforce beleidsalternatieven gedaan die moeten leiden tot verbetering van effectiviteit en efficiency?

Het eindrapport van de taskforce beleidsalternatieven is gedeeld met uw Kamer als bijlage bij de eerste suppletoire begroting VenJ 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 485 VI, nr.2). Enkele voorstellen uit dit rapport zijn overgenomen in de begroting 2017 van VenJ. Het betreft de voorstellen:

  • Slagvaardige en moderne civiele rechtspleging (beleidsartikel 32)

  • Doeltreffender aanpak zeer jeugdige daders (artikel 34)

  • Kind centraal in de jeugdbeschermingsketen (artikel 34)

  • Effectiever (digitaal) oproepen en betekenen (artikel 33)

In de betreffende beleidsartikelen is een nadere toelichting op de voorstellen opgenomen.

Vraag 72

Hoeveel winkelinbraken waren er in 2015 en 2016 en worden verwacht in 2017?

Diefstal (inbraak) uit winkel/bedrijf/kantoor

2010

34.790

2011

31.900

2012

27.940

2013

27.240

2014

23.550

2015

22.340

Bron: Criminaliteit en rechtshandhaving, 2015. Den Haag: WODC/CBS/Raad voor de rechtspraak, Tabel 4.3

Er bestaat niet een afzonderlijke categorie diefstal (inbraak) uit winkel.

Voor het jaar 2016 zijn de cijfers op dit niveau nog niet bekend. Over 2017 kan enkel gezegd worden dat als de trend van de afgelopen 5 jaar zich voortzet, de diefstal in 2017 naar verwachting zal afnemen.

Vraag 73

Waarom wordt in het overzicht prestatie-indicatoren Veiligheidsagenda pas vanaf 2017 het aantal woninginbraken geteld en/of vermeld?

De prestatie-indicator voor woninginbraken in de Veiligheidsagenda 2015–2018 is vanaf 2017 gesplitst in twee reeksen. De hoge reeks, welke in 2017 en 2018 tussen haakjes is geplaatst, betreft het maximaal te accepteren aantal woninginbraken zoals deze regionaal per politie-eenheid – van onderop – met het lokale gezag zijn afgesproken. Hiernaast is een pakket aan extra maatregelen afgesproken waarvan verwacht is dat deze vanaf 2017 tot een sterkere daling van het aantal woninginbraken zal leiden. De lagere reeks geeft deze hogere ambitie weer. Deze reeks is leidend (zie ook vraag 77). Voor 2017 is de ambitie dus maximaal 65.000 woninginbraken.

Vraag 74

Waarom is het te ontnemen crimineel vermogen voor 2017 lager geschat dan er in 2015 is gerealiseerd?

Het resultaat over 2015 viel hoger uit dan voor dat jaar was geraamd als gevolg van een hoge incasso van 61 miljoen euro in de SBM Offshore zaak. Vanwege het incidentele karakter van dit soort grote zaken wordt de reguliere raming van te ontnemen crimineel vermogen in de begroting niet hier niet op gebaseerd. De raming wordt wel gebaseerd op extra investeringen in de aanpak van ondermijnende criminaliteit en afpakken. Dat is voor 2017 gebeurd.

Vraag 75

Waarom is de doelstelling ten aanzien van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden in 2017 en 2018 lager dan hetgeen in 2015 gerealiseerd is?

De jaarlijkse opsporingsdoelstelling voor de Nationale Politie, waaronder 950 opsporingsonderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden (csv’s), zijn vastgelegd in de Veiligheidsagenda 2015–2018. Deze agenda is tot stand gekomen in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (voorheen het Artikel 19-overleg). De leden van het overleg zijn de gezagen – het Openbaar Ministerie en de regioburgemeesters – en ik zelf. Naast de politie zijn afgelopen jaar ook door bijzondere opsporingsdiensten zoals de FIOD onderzoeken naar csv’s uitgevoerd. Het totaal aantal onderzoeken in 2015 komt uit op 1.765. Hierover heb ik uw Kamer eind augustus geïnformeerd (Kamerstukken II, 2016/17, nr. 129).

Vraag 76

Kunt u de realisatie in 2015 van de gewenste minimale ophelderingspercentage van overvallen, straatroven en woninginbraken weergeven?

Uit cijfers van de politie (jaarverslag) blijkt dat de ophelderingspercentages voor overvallen 49,6%, voor straatroven 28,5% en voor woninginbraken 9,4% bedroegen.

Vraag 77

Waarom worden er twee (ver uiteenlopende) cijfers genoemd bij de doelstellingen voor 2017 en 2018 omtrent het aantal woninginbraken? Op welk cijfer mag de Kamer u aanspreken in het kader van de controle op uw beleidsvoornemens?

De Veiligheidsagenda 2015–2018 kent ten aanzien van de aanpak van woninginbraken twee reeksen. De hoge reeks betreft het maximaal te accepteren aantal woninginbraken zoals deze regionaal per politie-eenheid – van onderop – met het lokale gezag zijn afgesproken. Om de lage reeks te kunnen realiseren is er hiernaast een pakket aan extra maatregelen afgesproken. Voor 2017 is de ambitie maximaal 65.000 woninginbraken. Uw Kamer kan dit cijfer aanhouden in het kader van de controle op de beleidsvoornemens.

Vraag 78

Wat is het huidige oplossingspercentage van delicten gerelateerd aan cybercriminaliteit?

Uit de data in de politieregistratiesystemen kan op dit moment nog geen betrouwbaar ophelderingspercentage voor cybercriminaliteit en gedigitaliseerde criminaliteit worden afgeleid. De reden hiervoor is dat er geen eenduidigheid is in de wijze van registreren van deze criminaliteitsvormen. Politie en Justitie werken aan een verbetering van de registratie. Het algemene ophelderingspercentage – dus voor alle delicten – schommelt al jaren rond de 25%.

In de zogenoemde veiligheidsmonitor wordt sinds 2012 bericht over door burgers gemelde cybercrimedelicten waarvan zij slachtoffer zijn geworden. Het gaat daarbij om vier delictssoorten: identiteitsfraude (gebruik zonder toestemming van persoonsgegevens voor financieel gewin),koop- en verkoopfraude (het (ver)kopen van goederen of diensten zonder die te leveren of te betalen), hacken (het ongeoorloofd binnendringen op iemands computer) en pesten via het internet, ook wel cyberpesten genoemd. In 2015 was 11% van de Nederlanders van 15 jaar en ouder slachtoffer van één of meer van deze vormen van cybercrime. Dit is vergelijkbaar met 2014 en iets lager dan in 2013 en 2012, toen dit aandeel respectievelijk 13% en 12% bedroeg. Dergelijke slachtoffergegevens zijn niet voorhanden waar het gaat om bedrijven. Met politie, justitie en bestuur zijn in de Veiligheidsagenda 2015 – 2018 afspraken gemaakt over de aanpak van maatschappelijke veiligheidsproblemen waaronder cybercrime. De afspraken behelzen zogenoemde cybercrime in enge zin. Criminaliteit waarbij ICT het doelwit is, zoals bij hacken, Ddos-aanvallen en botnets. De afspraken gaan niet over overige delicten waarbij ICT in meer of mindere mate een rol speelt en die worden bestempeld als gedigitaliseerde criminaliteit (bijvoorbeeld internetfraude). Onder verwijzing naar het jaarbericht OM 2015, bericht ik u dat met een aantal van 32 complexe cybercrime-onderzoeken de in de Veiligheidsagenda 2015–2018 afgesproken norm van 25 ruim is gehaald. In 2015 zijn er 124 cybercrime-onderzoeken gedaan. Dit is 50 zaken minder dan afgesproken, hetgeen onder andere kan worden verklaard door het grotere aantal complexe onderzoeken dan voorzien.

Vraag 79

Wat is er gebeurd met de 143,5 miljoen euro aan crimineel vermogen dat in 2015 is afgepakt?

Deze inkomsten komen ten bate van de VenJ brede middelen.

Vraag 80

Als in 2015 143,5 miljoen euro is afgepakt is de doelstelling van 2016 e.v. dan niet wat laag? Hoe verhoudt dit zich tot de extra investering in de aanpak van ondermijnende criminaliteit en het afpakken?

Het resultaat over 2015 viel hoger uit dan voor dat jaar was geraamd als gevolg van een hoge incasso van 61 miljoen euro in de SBM Offshore zaak. De ontvangstenramingen voor 2017 is wel mede als gevolg van de investeringen in de aanpak van ondermijnende criminaliteit en afpakken verhoogd.

Vraag 81

Klopt het dat de Speciaal Rapporteur van de VN over handel in kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie voor de jaren 2015 en 2016 tweemaal 50.000 euro heeft verkregen ten behoeve van extra ondersteuning? In hoeverre wordt hetzelfde gedaan voor het jaar 2017? Zo nee, waarom dan niet en bent u bereid dit alsnog te doen?

De Speciaal Rapporteur van de VN over handel in kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie heeft in 2015 en 2016 geen financiële bijdrage ontvangen voor extra ondersteuning, ook in 2017 bestaat hiertoe geen voornemen.

Vraag 82

Waarom worden de doelen voor overvallen, straatroven en woninginbraken (high impact crimes) voor de jaren 2017 en 2018 naar beneden gesteld ten opzichte van 2018?

In de Veiligheidsagenda is een aflopende reeks op de High Impact Crimes afgesproken. Daarbij is voor ieder jaar een maximum benoemd voor de genoemde feiten. Dat laat onverlet dat de inspanningen erop gericht zijn om het aantal High Impact Crimes zo ver mogelijk omlaag te brengen. Dit betekent feitelijk een verhoging van de ambitie: jaarlijks minder HIC.

Vraag 83

Waarom wordt het doel voor het aantal interventies op de aanpak kinderporno op 620 in 2017 en op 700 in 2018 gesteld, terwijl er in 2015 wel 842 interventies zijn geweest, wat aanzienlijk hoger ligt dan het beoogde doel?

De bestrijding van kinderporno is onderdeel van de door de regioburgemeesters, het College van procureurs-generaal en de Minister van Veiligheid en Justitie opgestelde Veiligheidsagenda 2015–2018. In de voortgangsbrief Kinderpornografie en Kindersekstoerisme van 21 maart 2016 is uw Kamer bericht dat de focus van de aanpak succesvol is verlegd van de downloaders en kijkers naar vervaardigers en verspreiders van kinderpornografie.(Kamerstuk 31 015, 121) Het aantal gerealiseerde interventies in 2015 is conform de in deze veiligheidsagenda opgenomen afspraken. De behaalde resultaten vormden voor het Landelijke Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) geen aanleiding tot verhoging van de in de Veiligheidsagenda opgenomen doelen en indicatoren. Dit neemt niet weg dat de ambitie altijd zo hoog mogelijk is.

Vraag 84

Hoeveel blijft netto over van de bezuinigingen op het OM na aftrek van de extra middelen die bij de begroting voor 2017 zijn toegevoegd aan het OM?

De daling van het budgettair kader Personeel en Materieel in 2017 ten opzichte van 2016 is circa 4%; van € 481 mln. naar € 461 mln. Dit is nog exclusief de middelen t.b.v. de extra taken a.g.v. ontwikkelingen in de samenleving per 2017. Momenteel worden nadere plannen ter specifieke besteding van deze middelen uitgewerkt. De extra taken lopen per 2019 op naar € 14,1 mln.

Vraag 85

Wat is de motivering voor het gebruikmaken van de Reservering Aanvullende post van de Rijksbegroting? Waarom is er niet voor gekozen om het bedrag van 116,5 miljoen euro rechtstreeks op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie op te nemen? Wat zijn hiervan de voor- en nadelen?

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting op het moment dat de exacte besteding nog onvoldoende is uitgewerkt. Voordeel is dat er hierdoor beter toegezien kan worden op een doelmatige besteding van de extra middelen. Op Prinsjesdag 2016 is er in totaal € 116,5 mln. gereserveerd op de aanvullende post voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017. Hiervan is € 69,5 mln. gereserveerd voor intensiveringen in maatschappelijke prioriteiten. Een compleet meerjarig overzicht van de voor VenJ gereserveerde middelen op de aanvullende post vindt u in tabel 1. Het overboeken van middelen van de aanvullende post naar de VenJ begroting kan door middel van het indienen van een nota van wijziging (NvW) op de ingediende ontwerpbegroting of het indienen van een suppletoire begrotingswet.

Het wetsvoorstel eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (EK 34.067, A) wordt later dit jaar plenair behandeld in de Eerste Kamer. Met het oog op een mogelijk besparingsverlies is er een reservering getroffen op de aanvullende post.

Vraag 86

Welke investeringen worden bedoeld onder het kopje «diverse toezeggingen vanuit intensiveringen € 450 miljoen»?

Het gaat om de tabel op p. 19 van de begroting. De betreffende regel in de tabel behelst de middelen uit de € 450 mln. die niet zijn geparkeerd op de aanvullende post (exclusief de investeringen in de politie en de rechtspraak, deze staan een paar regels eerder in de betreffende tabel al genoemd):

Deze tabel verschilt enigszins van de tabel bij het antwoord op vraag 24. Dit komt omdat in deze tabel geen middelen zijn opgenomen die zijn geparkeerd op de aanvullende post.

Vraag 87

Welke investeringen à 77,2 miljoen euro vallen onder het kopje «Overige intensiveringen asiel»?

De post «overige intensiveringen asiel» bestaat uit extra middelen die beschikbaar zijn gesteld voor het gemeentelijk versnellingsarrangement (GVA). Het GVA is inzetbaar door gemeenten als individuele, tijdelijke huisvestingsoplossing als permanente huisvesting niet mogelijk is.

Deze intensivering is eerder opgenomen in de Najaarsnota 2015.

Vraag 88

Hoeveel geld is er extra naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie gegaan sinds de vaststelling van de begroting over het jaar 2016?

De uitgavenstand voor het jaar 2017 na vaststelling van de begroting 2016 (dus inclusief nota van wijziging) was € 11,277 mld.

De uitgavenstand voor het jaar 2017 in de ontwerpbegroting 2017 bedraagt € 12,580 mld. Dit bedrag is exclusief € 116,5 mln. die nog staat gereserveerd op de aanvullende post.

De geraamde extra uitgaven ten opzichte van de vorige begroting bedragen zodoende € 1,419 mld. Dit is inclusief de gereserveerde middelen op de aanvullende post en ook inclusief de uitgekeerde loonbijstelling. Zie tabel in begroting op p. 19.

Vraag 89

Waarvoor zijn de «overige investeringen» bedoeld van 40 miljoen euro per 2018?

De verdeling van de € 250 miljoen is onderstaand weergegeven. De posten 4 t/m 7 tellen op tot € 40 miljoen, deze staan in de tabel op pagina 19 van de begroting aangeduid als «overige investeringen».

Vraag 90

Wat wordt bedoeld met «Inhouden prijsbijstelling Veiligheid en Justitie»?

De prijsbijstelling Veiligheid en Justitie houdt in dat organisaties die onder de begroting van VenJ vallen daarmee kunnen worden gecompenseerd om prijsstijgingen in het komende jaar op te vangen. Voor 2017 en verder wordt deze prijsbijstelling niet uitgekeerd, maar ingezet ter dekking van budgettaire problematiek.

Vraag 91

Wat is de gemiddelde jaarlijkse loonsom van agenten, uitgesplitst naar wijkagenten, surveillanten, agenten, (financieel)rechercheurs, agenten en hoofdagenten?

De loonsom van politiepersoneel is gekoppeld aan de functies van het LFNP. Bijgevoegd zijn de verschillende functies van het LFNP met de bijbehorende schalen en de salaristabel politie (bijlage 1)1. Daarmee wordt voor alle functies van het LFNP het salaris bepaald.

Vraag 92

Hoeveel kost een wijkagent gemiddeld per jaar, inclusief loonsom, opleiding, overhead en uitrusting?

De totale kosten van een wijkagent bedragen ca. € 100.000 per jaar.

Vraag 93

Kunt u aangeven welke functies binnen de nationale politie in 2016 hoger worden beloond dan een ministersfunctie?

In mijn brief van 25 mei 2016 heb ik u geïnformeerd dat in 2015 de bezoldiging van zeven functionarissen binnen de sector politie de WNT-norm overschreed. Gegevens over hun WNT-bezoldiging werden gepubliceerd in de jaarrekening 2015 van de Politie en de Politieacademie. In 2015 ging het bij de Politie om de functies: Korpschef, adviseur (2x), directeur (2x) en voormalig Korpschef en bij de Politieacademie om de functie: voorzitter College van Bestuur. Voor het jaar 2016 zijn nog geen cijfers beschikbaar, maar deze zullen eveneens in genoemde publicaties – volgens de in de WNT vastgelegde openbaarmakingsverplichtingen – openbaar worden gemaakt. In genoemde brief van 25 mei 2016 heb ik u reeds toegelicht dat ik verwacht dat in 2016 – door in de CAO 2015–2017 gemaakte afspraken – het aantal overschrijdingen van de WNT-norm hoger zal zijn dan in 2015.

Vraag 94

Hoe groot was het door PWC geconstateerde tekort bij de politie? Hoeveel extra middelen zijn er naar de politie gegaan?

Over de verschillende jaren heen zijn structureel bedragen toegevoegd aan de begroting van de nationale politie. Dit heeft bij Voorjaarsnota en Miljoenennota plaatsgevonden als volgt:

Vraag 95

Wat houdt de 47 miljoen euro in die voor het jaar 2019 is gereserveerd voor het intrekken en aanpassen van wetsvoorstellen?

Overeenkomstig de nota van wijziging van 20 november 2015 bij de begroting van Veiligheid en Justitie over 2016 (zie ook Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 VI, nr. 23) zijn is aangekondigd dat een drietal wetsvoorstellen aangepast danwel teruggedraaid wordt. Dit betreft het intrekken van het wetsvoorstel ter verhoging van de griffierechten (33 757) en het intrekken van het wetsvoorstel bijdrage detentie (34 068) ingetrokken. Daarnaast zullen de forfaits bij het wetsvoorstel dat de bijdrage aan de strafvordering (34 067) regelt aangepast worden verlaagd. De intrekking cq. aanpassing van deze wetsvoorstellen Dit leidt tot lagere ontvangsten op de VenJ begroting ter hoogte van ca. € 47 mln. structureel.

Vraag 96

Waarom worden de middelen pas naar de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie overgeheveld als de bestedingsplannen zijn uitgewerkt? Wanneer zal dat het geval zijn?

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting op het moment dat de exacte besteding nog onvoldoende is uitgewerkt. Voordeel is dat er hierdoor beter toegezien kan worden op een doelmatige besteding van de extra middelen. Op Prinsjesdag 2016 is er in totaal € 116,5 mln. gereserveerd op de aanvullende post voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017. Hiervan is € 69,5 mln. gereserveerd voor intensiveringen in maatschappelijke prioriteiten. Een compleet meerjarig overzicht van de voor VenJ gereserveerde middelen op de aanvullende post vindt u in tabel 1. Het overboeken van middelen van de aanvullende post naar de VenJ begroting kan door middel van het indienen van een nota van wijziging (NvW) op de ingediende ontwerpbegroting of het indienen van een suppletoire begrotingswet.

Het wetsvoorstel eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (EK 34.067, A) wordt later dit jaar plenair behandeld in de Eerste Kamer. Met het oog op een mogelijk besparingsverlies is er een reservering getroffen op de aanvullende post.

Vraag 97

Hoe wordt de korting op «doeltreffender aanpak zeer jeugdige daders» verantwoord en uitgevoerd?

Uitgangspunt is dat de aanpak van jeugdigen die strafbare feiten hebben begaan, doeltreffend moet zijn. De reactie op het strafbare gedrag moet bijdragen aan een toekomst op het rechte pad en aan het voorkomen van herhaling. Tegelijkertijd moet die reactie recht doen aan vergelding voor slachtoffers en maatschappij. Voor jonge kinderen die vanuit een onveilige of bedreigende situatie strafbare feiten plegen, moet de reactie bovendien gericht zijn op de bescherming van hun veiligheid en ontwikkeling.

Het effect van straffen van (zeer) jeugdige daders (van 12 tot 14 of 16 jaar) wordt in de wetenschap en rechtspraak ter discussie gesteld. Het effect van de inzet van het strafrecht op de veiligheid van de maatschappij en de positieve ontwikkeling van de jeugdige is beperkt. Ontwikkelingspsychologisch onderzoek laat zien dat jongeren onder de 14 jaar over het algemeen nog niet in staat zijn tot volwaardige deelname aan een strafproces. Zo bezien is het straffen van jeugdige daders een minder doeltreffende reactie, die bovendien de justitiële jeugdketen belast. Andere manieren om grenzen aan te geven aan jeugdigen zijn mogelijk effectiever én ontlasten de justitiële jeugdketen. Daarmee kan dan ook een besparing worden bereikt.

Het voornemen om de leeftijd waarop iemand strafrechtelijk wordt vervolgd van 12 jaar naar 14 of 16 jaar te verhogen, maakt deel uit van de voorstellen van de commissie Veld (rapport Van Incident naar Impact – Taskforce Beleidsalternatieven Veiligheid en Justitie» Kamerstuknummer (betreft een bijlage voor de Voorjaarsnota VenJ): TK 2015–2016, 34 485-VI, nr. 2, blz-758208. De precieze uitwerking van dit beleidsvoornemen vindt thans plaats. Wel moet bij bepaalde misdaden – gepleegd door jeugdige daders vanaf 12 jaar – ruimte worden gelaten voor een afdoening binnen het jeugdstrafrecht in die gevallen waarin de persoonlijkheid van de jeugdige of de bijzondere ernst van het feit daartoe aanleiding geeft. Aan de RSJ is een adviesaanvraag gedaan. Het streven is om uw Kamer in 2018 nader over de verkenningen te informeren

Vraag 98

Hoe wordt de korting op «Het kind centraal in een efficiëntere en effectievere jeugdbeschermingsketen» verantwoord en uitgevoerd? Hoe is dit te verklaren in het licht van de wachtlijstproblematiek?

Het voorstel dat ik thans aan het uitwerken ben gaat regelen dat de Raad voor de Kinderbescherming niet alleen onderzoekt of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is, maar hier zelf ook een besluit over neemt. Als ouders het niet eens zijn met het besluit kunnen zij dit aanvechten bij de rechter. Het idee is dat ouders en kind zo sneller de juiste hulp krijgen, omdat de stap naar de rechter niet meer nodig is. In enkele andere landen, zoals Denemarken, zijn goede ervaringen opgedaan met een soortgelijk stelsel.

De Raad voor de Kinderbescherming kampt thans inderdaad met wachtlijsten, maar door onder meer het aantrekken van 130 extra Fte lukt het de Raad voor de Kinderbescherming om de wachttijd terug te dringen. De verwachting is dat de Raad voor de Kinderbescherming half december voldoet aan de norm van een wachttijd van 10 dagen voor een beschermingsonderzoek.

Vraag 99

Wat houdt efficiënter werken in de strafrechtketen in en op welke manier zal dat leiden tot een besparing van 5 miljoen euro?

De maatregel «efficiënter werken in de strafrechtketen» is onderdeel van een pakket aan maatregelen dat er voor moet zorgen dat binnen de beschikbare financiële ruimte de vitaliteit van de justitiële ketens behouden blijft en er tegelijkertijd ingespeeld kan worden op de behoeften van een veranderende maatschappij. De besparing zal behaald worden via diverse verbetertrajecten om de prestaties van de strafrechtketen te verbeteren, die onder meer in de halfjaarlijkse rapportages over de voortgang van de versterking van de prestaties van de strafrechtketen worden toegelicht. Over de invulling worden nog afspraken gemaakt tussen departement en ketenorganisaties.

Vraag 100

Waarom wordt ervoor gekozen te bezuinigen op het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV)? In hoeverre is dit verantwoord en wat betekent dit voor de preventie en de veiligheid in Nederland?

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar om de verleende subsidie/bijdrage onverkort te blijven verlenen aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Binnen het beschikbare budget zal mijn ministerie zich ook de komende jaren blijven inzetten voor preventie. Daarnaast hebben ondernemers en branches hier een eigenstandige verantwoordelijkheid om preventieve maatregelen te nemen.

Vraag 101

Kunt u verklaren waarom er een tegenvaller is op de post boetes en transacties? Waar komt deze tegenvaller vandaan? Hoe wordt dit gedekt?

De tegenvaller ter hoogte van 73 mln. komt voort uit problematiek rond de ontvangsten uit boetes en transacties volgend uit 2015 en 2016 en is vanuit het Ministerie van Financiën van dekking voorzien. De vervolgens nog resterende problematiek is binnen het dossier boetes en transacties van een oplossing voorzien. Een belangrijke reden van de tegenvaller op de ontvangsten uit boetes en transacties zijn de CAO-acties van de politie in 2015. De politie heeft aangegeven dat het enige tijd duurt voordat de effecten van de acties zijn verdwenen, waarmee ook in 2016 nog een effect zichtbaar zal zijn. Daarnaast hebben de basisteams van de politie andere prioriteiten gekregen. Overige oorzaken zijn het aantal strafbeschikkingen dat is opgelegd, het aantal beschikkingen dat is opgelegd op grond van de registervergelijking APK en het relatief hoge vacaturepercentage bij de teams Verkeer (deze vacatures konden door de reorganisatie niet worden opgevuld, inmiddels is dit wel mogelijk).

Vraag 102

Kunt u een degelijke onderbouwing geven van de juridisch verplichte uitgaven, met name die van de hoge percentages juridisch verplichte uitgaven, zoals 100% van artikel 31 «Nationale Politie» en 100% van artikel 32 «Rechtspleging en rechtsbijstand»?

Het juridisch verplichte deel van de bijdragen ZBO's/RWT's heeft betrekking op uitgaven voor de Nationale Politie (NP) en Politieacademie op grond van wetgeving en overeenkomsten zoals voor de jaarlijkse exploitatiekosten van C2000 internationale samenwerking. Daarnaast worden er jaarlijks bijdragen en opdrachten verstrekt. De juridisch verplichte opdrachten omvatten onder andere de meerjarige contracten met de telecomaanbieders in verband met tapkosten.

De uitsplitsing van de bijdragen voor 2017 (x 1.000)

Bijdrage Raad voor de Rechtspraak: 938.038

Bijdrage ZBO’s en RWT’s: 6.934.346

Bijdrage Agentschappen: 2.462.649

Bijdrage aan medeoverheden: 237.183

Vraag 103

Hoe kunnen de beleidsartikelen 31 en 32 nog worden bijgestuurd als alle uitgaven nu al vastliggen?

Voor grote taakorganisaties zoals de Nationale Politie (artikel 31), de Raad voor de Rechtspraak en de Hoge Raad (artikel 32) geldt dat zij zekerheid moeten hebben over hun budget op de korte termijn. De bijsturing via het budget zal vooral vorm krijgen op de wat langere termijn. Bijsturing kan ook via de inhoud en prioriteitenstelling binnen bestaande budgetten. Ook hier geldt echter dat bestuurlijke korte termijn afspraken vastliggen. Bij de subsidies die uit artikel 31 en 32 betaald worden geldt dat het onmogelijk is om, zonder voorafgaande aankondiging, van het ene op het andere jaar de subsidie te verlagen. Bij subsidieverlagingen geldt een juridisch voorgeschreven aankondigingstermijn.

Vraag 104

Kunt u overzicht geven van de boete-opbrengsten uit de trajectcontroles en de wegvakken waar dit geldt?

Onderstaande tabel toont de boete-opbrengsten per trajectcontrole over de periode januari t/m oktober 2016.

Vraag 105

Kunt u een overzicht geven van de opbrengsten uit staandehoudingen bij verkeersovertredingen?

Onderstaand een overzicht van de opbrengsten uit staandehoudingen bij verkeersovertredingen over de periode 2012 tot en met 2016 (tot en met oktober).

Vraag 106

Kunt u aangeven, naar aanleiding van uitspraken in de media (Telegraaf, 15 oktober), welke trajectcontroles er worden uitgevoerd ten behoeve van de verkeersveiligheid? Welke trajectcontroles ten behoeve van geluidshinder? Welke trajectcontroles ten behoeve van te veel CO2-uitstoot?

Bij het vaststellen van de snelheidslimiet op een bepaald traject wordt rekening gehouden met lokale factoren zoals verkeersveiligheid, geluid en luchtkwaliteit. Het doel van trajectcontrolesystemen is het handhaven van de geldende snelheidslimiet. Een belangrijk criterium bij de plaatsing van trajectcontroles is dan ook de (te verwachten) mate waarin de snelheidslimiet wordt overschreden. De selectie van de locaties gebeurt door Rijkswaterstaat in overleg met het Openbaar Ministerie. Trajectcontroles zorgen voor een verlaging van zowel de gemiddelde snelheid als de spreiding van snelheden. Hiermee dragen trajectcontroles bij aan zowel de verkeersveiligheid als milieudoeleinden.

Vraag 107

Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Zijlstra/Samsom (Kamerstuk 34 550, nr. 7), waarin de regering wordt verzocht voorbereidingen te treffen om de opbrengsten van verkeersboetes niet langer in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie te laten vloeien maar in de algemene middelen? Op welke wijze zal de deze begroting worden gecompenseerd voor het weggevallen bedrag?

Het kabinet onderzoekt momenteel hoe uitvoering kan worden gegeven aan de motie Zijlstra/Samsom. De Kamer zal zo spoedig mogelijk over de uitkomsten worden geïnformeerd.

Vraag 108

Wat waren de jaarlijkse inkomsten die de staat van Holland Casino de afgelopen jaren ontving?

De afdrachten aan de staat (dividend) door Holland Casino worden geboekt als generale ontvangst op de begroting van het Ministerie van Financiën en niet op de begroting van het Ministerie van VenJ. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de jaarlijkse afdrachten (dividend) van de afgelopen vijf jaar.

Vraag 109

Kan een degelijke onderbouwing worden gegeven van de juridisch verplichte uitgaven?

In de tabellen budgettaire gevolgen van beleid wordt per instrument een onderbouwing gegeven waar de middelen voor worden ingezet.

Op verzoek van uw Kamer wordt in de beleidsagenda met ingang van de ontwerpbegroting 2017 per begrotingsartikel een gedetailleerd overzicht opgenomen van de bestemming van het niet-juridisch verplichte gedeelte. Alles wat niet in dit overzicht in de beleidsagenda is opgenomen is dus juridisch verplicht.

Vraag 110

Waar doelt de uitgavenpost «hoge instroom» a 6.600.000 op? Wat wordt hiermee betaald?

Dit betreft een bedrag dat beschikbaar wordt gesteld aan de DT&V. De DT&V ontvangt deze € 6,6 miljoen om de extra werkzaamheden als gevolg van de toename van het aantal vreemdelingen vanuit het proces asiel van de IND te bekostigen.

Vraag 111

Wie worden bedoeld met operationele experts om in te zetten voor complexe taken in de wijk? Welke complexe taken in de wijk nemen zij op zich? Maken de operationele experts onderdeel uit van de basispolitiezorg?

De wijkagent focust zich op geografische en/of inhoudelijke thema’s. Deze agent vormt de extra kracht met mogelijk een extra link naar het bestuur. De operationeel expert gebiedsgebonden politie is beschikbaar voor de wijk. Een operationeel expert gebiedsgebonden politie kan daarnaast worden ingezet als thematische wijkagent, dan wel als verantwoordelijke voor de aanpak van gebiedsoverstijgende problematiek. De wijkagent (senior gebiedsgebonden politie), de wijkagent expert (operationeel expert gebiedsgebonden politie) en de operationeel specialist A vervullen in het basisteam een sleutelfunctie bij de totstandkoming en uitvoering van de probleemgerichte aanpak en maken allen onderdeel uit van de basispolitiezorg.

Vraag 112

Bent u het met de Algemene Rekenkamer eens dat de informatiewaarde van de begroting van de nationale politie beperkt is? Wat gaat u eraan doen om in de toekomst de informatiewaarde te verhogen?

Met het toezenden van het beheerplan, gelijktijdig met de begroting van de politie, wordt reeds meer inzicht gegeven in de samenhang en in de hoofdlijnen van het beheer van de politie. De koppeling bestaat eruit dat in het beheerplan is aangegeven welke prioriteiten ik stel in de bedrijfsvoering en organisatie van de Nationale politie en in de begroting is aangegeven binnen welke budgettaire kaders dat dient te gebeuren. Daarnaast loopt het proces om het beheerplan en de begroting van de politie verder te integreren en transparanter te maken, zo is dit jaar in de begroting al de onderlinge relatie versterkt. Het verkrijgen van een meer integraal beeld van de relatie tussen het beleid en financiële middelen zal evenwel ook de komende jaren mijn aandacht hebben en via een groeipad vorm worden gegeven. Ik maak daarbij zoals eerder aan uw Kamer gemeld het voorbehoud dat er als gevolg van de bekostigingswijze van de politie geen één op één koppeling is te maken tussen de landelijke beleidsdoelstellingen, beheerdoelstellingen en de beschikbare middelen.

Vraag 113

Waarom wordt de begroting van de nationale politie naar de Kamer gestuurd en wat is de status daarvan, gelet op het feit dat de begroting van de nationale politie voor de Kamer niet rechtstreeks beïnvloedbaar of amendeerbaar is?

Artikel 4, tweede lid, van het Besluit financieel beheer politie bepaalt dat de begroting van de politie als bijlage van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie aan de Staten-Generaal wordt gezonden. De Tweede Kamer heeft geen recht van amendement op de begroting van de politie, omdat de politie in de Politiewet 2012 als sui-generis-organisatie is aangemerkt. De hoogte van de bijdrage aan de politie is aanleiding geweest de begroting van de politie als bijlage ter informatie toe te voegen.

De Tweede Kamer oefent haar budgetrecht op de begroting van de politie uit via het recht van amendement op de begroting van de Minister van Veiligheid en Justitie. In deze begroting is de bijdrage van Veiligheid en Justitie aan de politie opgenomen op beleidsartikel 31. De Minister van Veiligheid en Justitie stelt de begroting van de politie vast na goedkeuring van de begroting voor hetzelfde jaar van zijn Ministerie door de Staten-Generaal.

Vraag 114

Ligt de reorganisatie, de vorming nationale politie en de herijking, zodanig op schema dat u verwacht dat eind 2017 gehaald gaat worden? Zo ja, op welke manier?

De herijking is ingezet omdat er te veel in korte tijd moest gebeuren. Hiertoe is de totale opdracht aan de politie heroverwogen, zodat de vorming van de nationale politie wordt uitgevoerd binnen absorptievermogen en draagkracht van de politie. In de herijking is afgesproken dat eind 2017 de «basis op orde» zal zijn. Onderdeel van de herijking is het gepland periodiek bijstellen van de interne planning binnen de kaders van de herijkingsnota. De korpschef gebruikt daarom de geplande periodieke bijstellingen om de interne planning van de politieorganisatie waar nodig aan te passen naar draagkracht en absorptievermogen van de organisatie op dat moment. Deze periodieke bijstellingen horen bij een normaal proces van een gezonde bedrijfsvoering en tonen mij dat de politie steeds verder in control komt.

Vraag 115

Wordt er om de deadline van de reorganisatie van de nationale politie (eind 2017) te halen van de eerder aangekondigde mogelijkheid om ambities (tijdelijk) af te schalen gebruik gemaakt? Zo ja, kunt u de overweging hiervoor per ambitie toelichten?

De herijking is ingezet omdat er teveel in korte tijd moest gebeuren. Hiertoe is de totale opdracht aan de politie heroverwogen, zodat de vorming van de nationale politie wordt uitgevoerd binnen het absorptievermogen en draagkracht van de politie. Onderdeel van de herijking is het gepland periodiek bijstellen van de interne planning binnen de kaders van de herijkingsnota. De korpschef gebruikt daarom de geplande periodieke bijstellingen om de interne planning waar nodig aan te passen naar draagkracht en absorptievermogen van de organisatie op dat moment. Dit past bij een normaal proces van gezonde bedrijfsvoering in een grote organisatie. Als deze bijstellingen ook de kaders van de herijkingsnota raken dan informeer ik uw Kamer in mijn voortgangsbrieven. Dit heb ik bijvoorbeeld ten aanzien van de doelstelling op ziekteverzuim gedaan.

Vraag 116

Wanneer mag de IBO Effectiviteit Politie, die op 1 maart 2015 zou worden afgerond, worden verwacht? Wat is de reden dat deze IBO inmiddels anderhalf jaar na de aan de Kamer toegezegde verschijningsdatum nog niet is verschenen?

Het rapport van de onafhankelijke IBO werkgroep is afgelopen zomer afgerond. Gelet op de complexiteit van de opdracht, heeft uitvoering daarvan de onafhankelijke IBO werkgroep meer tijd gekost dan bij aanvang voorzien. Het streven is om het rapport en de beleidsreactie nog dit jaar aan de Kamer toe te zenden.

Vraag 117

Welke gevolgen verwacht u van het IBO Effectiviteit Politie? Gaat dit mogelijk tot een nieuwe wijziging van de reorganisatieplannen leiden? Hoe wordt de Kamer hierbij betrokken?

In mijn beleidsreactie zal ik inhoudelijk reageren op het rapport van de werkgroep IBO effectiviteit politie. Het streven is om het rapport en de beleidsreactie nog dit jaar aan de Kamer toe te zenden.

Vraag 118

Wat is de stand van zaken ten aanzien van het kabinetsvoornemen om de leeftijd van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van 12 jaar naar 14 of 16 jaar te verhogen? Sinds wanneer bestaat dit voornemen?

Het voornemen om de leeftijd waarop iemand strafrechtelijk wordt vervolgd van 12 jaar naar 14 of 16 jaar te verhogen, maakt deel uit van de voorstellen van de commissie Veld (rapport Van Incident naar Impact – Taskforce Beleidsalternatieven Veiligheid en Justitie» Kamerstuknummer (betreft een bijlage voor de Voorjaarsnota VenJ): TK 2015–2016, 34 485-VI, nr. 2, blz-758208.

De precieze uitwerking van dit beleidsvoornemen vindt thans plaats. Wel moet bij bepaalde misdaden – gepleegd door jeugdige daders vanaf 12 jaar – ruimte worden gelaten voor een afdoening binnen het jeugdstrafrecht in die gevallen waarin de persoonlijkheid van de jeugdige of de bijzondere ernst van het feit daartoe aanleiding geeft. Aan de RSJ is een adviesaanvraag gedaan. Het streven is om uw Kamer in 2018 nader over de verkenningen te informeren.

Vraag 119

Wat is de motivering voor het gebruikmaken van de reservering aanvullende post van de Rijksbegroting? Waarom is er niet voor gekozen het bedrag van 116,5 miljoen rechtstreeks op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie op te nemen? Wat zijn hiervan de voor- en nadelen?

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting op het moment dat de exacte besteding nog onvoldoende is uitgewerkt. Voordeel is dat er hierdoor beter toegezien kan worden op een doelmatige besteding van de extra middelen. Op Prinsjesdag 2016 is er in totaal € 116,5 mln. gereserveerd op de aanvullende post voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017. Hiervan is € 69,5 mln. gereserveerd voor intensiveringen in maatschappelijke prioriteiten. Een compleet meerjarig overzicht van de voor VenJ gereserveerde middelen op de aanvullende post vindt u in tabel 1. Het overboeken van middelen van de aanvullende post naar de VenJ begroting kan door middel van het indienen van een nota van wijziging (NvW) op de ingediende ontwerpbegroting of het indienen van een suppletoire begrotingswet.

Het wetsvoorstel eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (EK 34.067, A) wordt later dit jaar plenair behandeld in de Eerste Kamer. Met het oog op een mogelijk besparingsverlies is er een reservering getroffen op de aanvullende post.

Vraag 120

Hoe, wanneer en waarvoor zullen deze middelen van deze reservering aanvullende post worden ingezet? Verwacht u dat dat in 2017 zal zijn? Welk deel hiervan wilt u bestemmen voor de politie?

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting op het moment dat de exacte besteding nog onvoldoende is uitgewerkt. Voordeel is dat er hierdoor beter toegezien kan worden op een doelmatige besteding van de extra middelen. Op Prinsjesdag 2016 is er in totaal € 116,5 mln. gereserveerd op de aanvullende post voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017. Hiervan is € 69,5 mln. gereserveerd voor intensiveringen in maatschappelijke prioriteiten. Een compleet meerjarig overzicht van de voor VenJ gereserveerde middelen op de aanvullende post vindt u in tabel 1. Het overboeken van middelen van de aanvullende post naar de VenJ begroting kan door middel van het indienen van een nota van wijziging (NvW) op de ingediende ontwerpbegroting of het indienen van een suppletoire begrotingswet.

Het wetsvoorstel eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (EK 34.067, A) wordt later dit jaar plenair behandeld in de Eerste Kamer. Met het oog op een mogelijk besparingsverlies is er een reservering getroffen op de aanvullende post.

Vraag 121

Kunt u een meerjarig overzicht geven van het totaal van deze reservering aanvullende post van de Rijksbegroting en hoe dit verder wordt opgebouwd en aangewend?

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting op het moment dat de exacte besteding nog onvoldoende is uitgewerkt. Voordeel is dat er hierdoor beter toegezien kan worden op een doelmatige besteding van de extra middelen. Op Prinsjesdag 2016 is er in totaal € 116,5 mln. gereserveerd op de aanvullende post voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017. Hiervan is € 69,5 mln. gereserveerd voor intensiveringen in maatschappelijke prioriteiten. Een compleet meerjarig overzicht van de voor VenJ gereserveerde middelen op de aanvullende post vindt u in tabel 1. Het overboeken van middelen van de aanvullende post naar de VenJ begroting kan door middel van het indienen van een nota van wijziging (NvW) op de ingediende ontwerpbegroting of het indienen van een suppletoire begrotingswet.

Het wetsvoorstel eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (EK 34.067, A) wordt later dit jaar plenair behandeld in de Eerste Kamer. Met het oog op een mogelijk besparingsverlies is er een reservering getroffen op de aanvullende post.

Vraag 122

Deelt u de zorg van de Algemene Rekenkamer dat de nationale politie (financiële) risico's loopt, met name bij de kwantitatieve en kwalitatieve over- en onderbezetting bij de eenheden o.a. bij de Politieacademie en het politiedienstencentrum en het niet of later behalen van de besparingsdoelstellingen bij de Landelijke Meldkamer Organisatie?

Ik heb u eerder aangegeven dat ik de reorganisatie van de nationale politie een majeure operatie vindt. Bij een dergelijke majeure operatie horen risico’s van verschillende aard. Deze risico’s zijn door de politie in kaart gebracht, o.a. in de risicoparagraaf bij de begroting.

De korpschef stuurt op beheersing van die risico’s, het Ministerie van VenJ op haar beurt monitort dit, o.a. door maandelijks financiële rapportages en driemaandelijkse financiële- en beheersrapportages.

Met betrekking tot de besparingsdoelstellingen bij de landelijke meldkamerorganisatie kan ik het volgende melden: In het Algemeen Overleg Nationale Veiligheid van 10 november heb ik uw Kamer reeds gemeld dat er een onderzoek loopt om te bepalen of de taakstelling realistisch is. Op basis van de onderzoeksresultaten zal ik u hierover begin volgend jaar nader informeren.

Vraag 123

Hoe groot schat u de kans in dat de eigen reserve van de nationale politie aangevuld moet worden? Hoe wordt de Kamer hierbij betrokken?

Door middel van het onderzoek van PWC is in kaart gebracht wat de noodzakelijke omvang van het financiële kader van de politie moet zijn, om haar in staat te stellen de vastgestelde beleidsvoornemens uit te voeren. Dit bedrag is door dit kabinet in haar volledigheid aan de politie ter beschikking gesteld. Dit stelt de nationale politie in staat om vanaf 2017 financieel gezond haar werk te kunnen doen en daarnaast te bouwen aan versterking van haar algemene reserve. Betrokkenheid van uw kamer vindt plaats middels de reguliere besluitvormingsmomenten zoals voorjaarsnota en miljoenennota.

Vraag 124

Hoeveel fte omvat de dienst bewaken en beveiligen van de Landelijke Eenheid van de nationale politie, per jaar vanaf 2013? Hoe groot is het aantal vacatures? Hoe groot is het aantal opleidingsplaatsen en hoeveel daarvan zijn ingevuld?

Zie onderstaande tabel voor het aantal fte dat de dienst bewaken en beveiligen van de Landelijke Eenheid van de nationale politie omvat. Het aantal opleidingsplaatsen is 2 x 16 per jaar; jaarlijks dus 32 totaal. Incidenteel kan er op basis van de noodzaak en de resultaten van de werving extra worden opgeleid. Onderstaand overzicht geeft weer wat de instroom na opleiding is geweest.

Vraag 125

Wordt met het versterken van de wijkgerichte aanpak ook een andere verdeling gemaakt van het aantal wijkagenten op het aantal bewoners?

Er wordt met het versterken van de wijkgerichte aanpak geen andere verdeling gemaakt van het aantal wijkagenten op het aantal inwoners. De wettelijke norm voor het aantal wijkagenten van 1 op 5.000 inwoners blijft ongewijzigd. Overeenkomstig de motie Van der Staaij om aan deze norm te voldoen zijn met voorrang ruim 300 vacatures voor wijkagenten opengesteld.

Vraag 126

Hoeveel plankzaken (aangiftes die niet worden opgepakt) waren er in 2015, 2016, en naar verwachting in 2017?

Redenen voor het «uitscreenen» van zaken zijn gelegen in het ontbreken van voldoende opsporingsindicaties of expliciet beleid. Op een later moment kan het misdrijf alsnog in onderzoek worden genomen, bijvoorbeeld indien een verdachte het misdrijf bekent of als alsnog een opsporingsindicatie wordt verkregen. Ten aanzien van circa 530.615 misdrijven is in 2015 op basis van de Aanwijzing voor de Opsporing besloten om vooralsnog geen verdere opsporingshandelingen te verrichten («uitscreenen»). In de eerste drie kwartalen van 2016 was hiervan sprake bij 388.121 misdrijven. Ik heb geen reden om aan te nemen dat deze aantallen in 2017 substantieel hoger op lager zullen liggen.

Vraag 127

Kunt u een overzicht geven van inkomens en declaraties van de korpsleiding van de nationale politie?

Voor het inkomen van leden van de korpsleiding van de nationale politie verwijs ik naar genoemde jaarrekening 2015 (vindplaats: Kamerstukken II 2015/16, 34 475 VI, nr. 1) en de WNT-rapportage, alsmede naar het antwoord op vraag 93.

De declaraties van de korpsleiding worden maandelijks openbaar gemaakt op de volgende website: https://www.rijksoverheid.nl/documenten met trefwoord «bestuurskosten politie».

Vraag 128

Welk deel van het bedrag op de Aanvullende post van de Rijksbegroting is bestemd voor investering van het Team High Tech Crime?

Op de aanvullende post is structureel € 1,5 mln beschikbaar voor intensivering in cyber crime. Dit is een bescheiden maar behulpzame stap mede gegeven de uitgangspunten van de herijking waarbij terughoudendheid dient te worden betracht met nieuwe ambities. In de gemeenschappelijke veiligheidsagenda 2015–2018 is afgesproken dat de politie de aanpak van cybercrime intensiveert door de aanpak te verbreden van Team High Tech Crime (THTC) naar alle eenheden. Deze intensivering zal op deze verbreding betrekking hebben.

Vraag 129

Wat is de exacte hoogte van de extra investering in de DSI? 10 miljoen of 48 miljoen euro?

Voor een effectieve en krachtige bestrijding van terreurdreiging is het nodig dat de DSI (Dienst Speciale Interventies) 24/7 beschikbaar is en dat op een schaal die landelijk dekkend is. Om dit te bereiken zal een intensivering plaatsvinden van € 10 miljoen in 2017 oplopend naar € 22 miljoen vanaf 2019. De € 48 miljoen betreft de totale bijzondere bijdrage die jaarlijks voor de DSI beschikbaar is. In dit bedrag is de intensivering nog niet meegenomen.

Vraag 130

Waarom wordt in 2017 in totaal ruim 30 miljoen euro minder uitgegeven aan de nationale politie dan in 2016? Wat gaat de nationale politie dan minder doen?

Onder artikel 31 Nationale Politie vallen diverse bijdragen die door de jaren om verschillende redenen muteren. Daarbij ook bijdragen die los staan van de reguliere bedrijfsvoering van de politie en tijdelijke bijdragen gekoppeld aan tijdelijke activiteiten. Zo neemt de bijzondere bijdrage die voor frictiekosten bij de vorming van de nieuwe politieorganisatie verstrekt wordt af. Aan het verschil tussen de omvang van de middelen onder artikel 31 Nationale Politie in 2016 en 2017 en later is geen vermindering van de taken en inzet van de politie verbonden.

Vraag 131

Waarom wordt in 2021 150 miljoen euro minder uitgegeven aan de nationale politie dan in 2016? Wat gaat de nationale politie dan minder doen?

De bijdrage voor de Nationale Politie neemt de komende jaren ten opzichte van de in 2016 ontvangen bijdrage af. Deze afname is in lijn met het onderzoek naar de benodigde middelen voor de politie in de komende jaren: «Inzicht in de omvang van het personele en materiële budget nationale politie 2016–2020».

De benodigde middelen nemen geleidelijk af omdat de personele bezetting die hoger is dan de formatie geleidelijk afneemt en frictiekosten die samenhangen met de vorming van de Nationale Politie wegvallen. Onder meer de hogere kosten voor externe inhuur die de politie op dit moment kent.

Het onderzoek «Inzicht in de omvang van het personele en materiële budget nationale politie 2016–2020» is uitgegaan van de uitvoering van alle vastgestelde voornemens op het terrein van de politie. De afname van de middelen voor de politie betekent dus geen vermindering van de taken en de afgesproken inzet van de politie.

Vraag 132

Waarom wordt in 2017 6,6 miljoen euro minder uitgegeven aan de Politieacademie dan in 2016? Wat gaat de Politieacademie minder doen?

Door de kabinetten Rutte I en II zijn maatregelen voor het politieonderwijs afgesproken, die er toe leiden dat de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie afneemt van circa 140 mln. in 2012 naar circa 100 mln. in 2017. De gesignaleerde daling is de laatste tranche van deze maatregelen. De besparende maatregelen zijn getroffen met behoud van de kwaliteit van het onderwijs en behelzen onder andere: verkorting van de opleiding conform het regulier onderwijs; verlaging van de bekostiging van de instroom en aanpassing van de normering van de bekostiging van het politieonderwijs conform het reguliere onderwijs. Het budget voor de instroom van aspiranten wordt niet geraakt, dat blijft voldoende voor circa 2.000 aspiranten per jaar.

De uitgaven voor de politieacademie zijn de afgelopen jaren reeds teruggebracht in lijn met een effectievere en efficiëntere inrichting van het onderwijs met de komst van één politie (NP). Een korps in plaats van 26 korpsen maakt een eenduidigere behoeftestelling mogelijk waardoor in het aanbod de veelheid aan opleidingen is teruggebracht en dubbelingen eruit zijn gehaald.

Met ingang van 1 januari 2017 zal bovendien de Politieacademie (PA) worden ingebed in het politiebestel.

Dit leidt tot een doelmatigere en flexibelere bedrijfsvoering en een efficiëntere inzet van sterkte.

Vraag 133

Waarom wordt in 2021 8,3 miljoen euro minder uitgegeven aan de Politieacademie ten opzichte van 2016? Wat gaat de Politieacademie minder doen?

De uitgaven voor de politieacademie zijn de afgelopen jaren reeds teruggebracht in lijn met een effectievere en efficiëntere inrichting van het onderwijs met de komst van één politie (NP). Ook de komende jaren loopt het budget verder terug. Eén korps in plaats van 26 korpsen maakt een eenduidigere behoeftestelling mogelijk waardoor in het aanbod de veelheid aan opleidingen is teruggebracht en dubbelingen eruit zijn gehaald.

Daarnaast zijn door de kabinetten Rutte I en II maatregelen voor het politieonderwijs afgesproken, die er toe leiden dat de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie afneemt van circa 140 mln. euro in 2012 naar ruim 100 mln. euro in 2016. De besparende maatregelen zijn getroffen met behoud van de kwaliteit van het onderwijs en behelzen onder andere: verkorting van de opleiding conform het regulier onderwijs; verlaging van de bekostiging van de instroom en aanpassing van de normering van de bekostiging van het politieonderwijs conform het reguliere onderwijs. Het verschil tussen het begrote budget voor 2016 resp. 2021 wordt met name verklaard door de oploop in de taakstelling Rutte II.

Met ingang van 1 januari 2017 zal bovendien de Politieacademie (PA) worden ingebed in het politiebestel. Dit leidt tot een doelmatigere en flexibelere bedrijfsvoering en een efficiëntere inzet van sterkte. Het budget voor de instroom van aspiranten wordt niet geraakt, dat blijft voldoende voor circa 2.000 aspiranten per jaar.

Ondanks de kostenbesparing zal de komende jaren de instroom van aspiranten op een hoger niveau komen dan de voorgaande jaren. De begroting gaat uit van een stijging van 1300 in 2016 naar 2.000 aspiranten in 2021.

Vraag 134

Hoeveel geld wordt er in totaal gereserveerd voor de ICT bij de politie voor de jaren 2016 t/m 2021?

In de begroting van de politie is aangegeven wat de verwachte omvang van de materiële exploitatielasten in de periode 2016 tot en met 2021 voor verbindingen en automatisering is. Dit betreft een bedrag van € 2.357.000.000. Het merendeel van deze verwachte uitgaven betreft geen reservering. De omvang van de bestemmingsreserve ICT bedroeg per 1 januari 2016 € 136.093.000,- en wordt in 2016 en 2017 ingezet.

De totale uitgaven voor ICT bij de politie betreft naast materiële lasten ook personele lasten. Die zijn in de begroting van de politie niet separaat zichtbaar. Wel is het kengetal lasten IV / Totale lasten in % opgenomen. Dit is in 2016 11,0% en neemt tussen 2016 en 2021 geleidelijk toe naar 12,7% in 2021. Gegeven de totale omvang van de lasten in de periode 2016–2021 en het gemiddelde percentage in deze periode bedragen de totale lasten IV ruim € 600 miljoen per jaar. Ruim 3,6 miljard voor de gehele periode 2016–2021.

Vraag 135

Hoe verklaart u het verschil tussen 5,3 miljard euro op pagina 30 en de 5,5 miljard euro in de rest van de begrotingstekst, zijnde de totale bijdrage voor de nationale politie?

De post artikel 31 nationale politie kent een omvang van afgerond € 5,3 miljard. Het bedrag van afgerond € 5,5 miljard bevat alle posten van artikel 31.

Vraag 136

Hoe wordt de extra bijdrage voor verkeershandhavingsteams van 48 miljoen euro specifiek ingezet?

Er is een bijzondere bijdrage voor de verkeershandhaving met een omvang van afgerond € 48 miljoen per jaar. Met deze bijzondere bijdrage wordt politiesterkte met een omvang van 659 FTE betaald die specifiek wordt ingezet op verkeershandhaving. Ook wordt de bekostiging en het onderhoud van de handhavingsmiddelen die de politie voor de verkeershandhaving gebruikt van deze middelen betaald. Dit betreft onder meer ademanalyseapparatuur en mobiele radarsets. Naast de inzet van deze specifiek voor verkeershandhaving beschikbare sterkte vindt onder aansturing van het lokaal gezag inzet van de gehele operationele politiesterkte plaats. Die inzet richt zich voor een deel ook op verkeershandhaving.

Vraag 137

Wat houdt de voorziening in dat het besluit Financieel Beheer Politie wordt aangepast waardoor het mogelijk wordt de voorziening ambtsjubilea a 72 miljoen euro te laten vervallen?

Ik interpreteer deze vraag als een vraag naar de maatregel die in het besluit Financieel Beheer wordt opgenomen om het budget voor ambtsjubilea te laten vervallen.

Het huidige Besluit financieel beheer politie geeft geen ruimte om het treffen van een voorziening af te wegen op aspecten van doelmatigheid in de context van het (rijksbrede) financiële stelsel dat is gebaseerd op de Comptabiliteitswet 2001. Het Besluit financieel beheer politie wordt hierop aangepast zodat deze afweging wel kan worden gemaakt. De aanpassing is vergelijkbaar met hetgeen wat hierover is opgenomen in de Regeling agentschappen. De vrijval voorziening komt hiermee beschikbaar voor de begroting van de politie.

Vraag 138

Welke middelen en fulltime equivalent (fte) zijn beschikbaar voor de verkeershandhavingsteams?

Er is een bijzondere bijdrage voor de verkeershandhaving met een omvang van afgerond € 48 miljoen per jaar. Met deze bijzondere bijdrage wordt politiesterkte met een omvang van 659 FTE betaald die specifiek wordt ingezet op verkeershandhaving. Ook wordt de bekostiging en het onderhoud van de handhavingsmiddelen die de politie voor de verkeershandhaving gebruikt van deze middelen betaald. Dit betreft onder meer ademanalyseapparatuur en mobiele radarsets. Naast de inzet van deze specifiek voor verkeershandhaving beschikbare sterkte vindt onder aansturing van het lokaal gezag inzet van de gehele operationele politiesterkte plaats. Die inzet richt zich voor een deel ook op verkeershandhaving.

Vraag 139

Welke uitgaven worden in mindering gebracht voor Operationeel en Beheer, dat een besparing oplevert van 18 miljoen euro?

De besparingsmaatregelen betreffen maatregelen die de efficiency verhogen binnen de lasten operationeel en beheer. Onder meer met betrekking tot reis- en verblijfkosten en lasten voor externe deskundigheid. Deze maatregelen raken de operationele sterkte niet.

Vraag 140

Zijn alle vacatures binnen de verkeershandhavingsteams vervuld? Zo nee, waarom niet? Hoeveel procent niet? Wat gebeurt er met de middelen die hiervoor beschikbaar zijn gesteld? Welke garanties zijn er dat deze middelen terugvloeien naar de verkeershandhaving?

Er is sprake van vacatures binnen de teams verkeer.

Bij de laatste meting van het aantal vacatures in maart 2016 ging het om circa 7% van de formatie van 659 FTE. Verwachting is dat de omvang van het aantal vacatures sinds maart verder is opgelopen.

Gegeven de reorganisatie van de politie was het tot voor kort niet mogelijk deze vacatures open te stellen en te vervullen. Recent is met het opvullen van deze en andere vacatures begonnen.

Omdat het gaat om een bijzondere bijdrage voor de verkeershandhaving worden deze middelen niet voor andere doeleinden ingezet.

Middelen die niet worden gebruikt blijven als openstaande rijksbijdragen op de balans van de politie staan om op een later moment aan verkeershandhaving te worden besteed.

Vraag 141

Waar komt het bedrag van 34 miljoen euro vandaan bij «door voltooiing transitie»?

De komende jaren wordt de bezetting van de politie geleidelijk in lijn gebracht met de formatie. Na afronding van dit proces vallen in 2021 lasten die gekoppeld zijn aan deze transitie weg en kan de inhuur van personeel verder worden teruggebracht.

Dit levert in 2021 een besparing op van € 34 miljoen.

Vraag 142

Hoeveel extra mensen kunnen er straks opgeleid worden bij DSI?

Een substantieel deel van het geld dat het kabinet beschikbaar heeft gesteld wordt besteed aan personele uitbreiding van de Dienst Speciale Interventies. In 2012 bedroeg de totale formatieve omvang van de Dienst Speciale Interventie 203 fte (bron: inrichtingsplan nationale politie). De komende jaren wordt de formatie geleidelijk uitgebreid tot ongeveer een verdubbeling van de formatie in 2020 (de exacte formatie moet nog formeel worden vastgesteld).

Vraag 143

Kunt u per jaar aangeven hoeveel zaken door de landsadvocaat zijn behandeld, wat het jaarbudget is vanuit de overheid voor juridische bijstand door de landsadvocaat en hoeveel zaken gewonnen dan wel verloren zijn?

Het merendeel van de juridische aangelegenheden wordt binnen het ministerie zelf afgehandeld. De landsadvocaat wordt met name ingeschakeld in zaken waarin procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht is. Dit zijn hoofdzakelijk civielrechtelijke procedures waarin de Staat procespartij is. In 2015 besteedde het ministerie, waaronder in dit verband ook het OM en de diverse uitvoeringsorganisaties begrepen moeten worden, afgerond 6,6 miljoen euro aan het inschakelen van de landsadvocaat. In de begroting is daarmee rekening gehouden.

Het aantal zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld en de hoeveelheid gewonnen en verloren zaken wordt niet afzonderlijk geadministreerd.

Vraag 144

Wanneer worden de wetsvoorstellen naar de Kamer gestuurd waarin de maatregelen uit het rapport van de commissie-Wolfsen over rechtsbijstand worden geïmplementeerd? Wat zijn de budgettaire gevolgen van deze wetsvoorstellen en de overige maatregelen die u neemt ter implementatie van het rapport van de commissie-Wolfsen?

Gestreefd wordt om het wetsvoorstel rondom de zomer van 2017 in te dienen bij de Tweede Kamer. Het financieel effect van de maatregelen van het wetsvoorstel en de overige maatregelen, waaronder de versterking van de eerste lijn, de aanpassingen in de vergoedingensystematiek, en de maatregelen op het terrein van echtscheiding, straf en aanpak multiproblematiek wordt op basis van de huidige inzichten en na aftrek van de investeringen die in het stelsel nodig zijn om de maatregelen te kunnen implementeren, ingeschat op circa € 37 mln. per jaar vanaf 2021. Deze budgettaire gevolgen zijn gedekt binnen de VenJ-begroting.

Vraag 145

Op welke manier borgt u dat de kwaliteitsontwikkeling, waar het grootste gedeelte van de extra investering van 35 miljoen euro in de rechtspraak aan ten goede komt, ook daadwerkelijk gevoeld op de werkvloer van de rechterlijke macht, zodat de werkdruk acceptabel wordt en de kwaliteit geborgd blijft?

In het Prijsakkoord is € 35 mln. beschikbaar gesteld voor de professionele standaarden. Het is aan de Rechtspraak zelf om te borgen dat de beschikbare middelen worden aangewend voor deze kwaliteitsontwikkeling. De Rechtspraak heeft diverse instrumenten, onder andere binnen zijn kwaliteitszorgsysteem, om de kwaliteit van de Rechtspraak te monitoren en te borgen.

Vraag 146

Kan ingaan worden op de achtergronden en redenen van de WODC-cijfers dat het percentage vrijspraak is toegenomen van 7% in 2007 naar ruim 11% in 2015 en dat het aantal schuldigverklaringen zonder strafoplegging in die periode bijna is verdrievoudigd naar 3% van het totaal afgehandelde zaken in 2015?

Zoals ik ook heb aangegeven in antwoord op eerdere vragen van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, 875) over de toename van het percentage vrijspraken speelt een aantal factoren hierbij een rol:

  • Rechters zijn kritischer geworden in de beoordeling van bewijs, onder meer als gevolg van de bevindingen van de commissie Posthumus naar aanleiding van de Schiedammer Parkmoord.

  • De afname van het aantal gevoegde zaken (verschillende zaken van dezelfde verdachte die in één keer op zitting worden behandeld), waardoor er meer (afzonderlijke) vrijspraken worden geregistreerd. Bij het voegen van zaken wordt een vrijspraak alleen «meegeteld» indien voor alle gevoegde zaken is vrijgesproken. Daarvan is in de meeste gevallen geen sprake.

  • De toename van de toepassing van de OM-strafbeschikking, waardoor vaker de moeilijker bewijsbare zaken voor de rechter «overblijven». Daarnaast was het aantal vrijspraken in zaken waarin verzet wordt ingesteld tegen de OM-strafbeschikking, in de genoemde periode aanzienlijk. Dit had onder meer te maken met het feit dat dat de schuldvaststelling door het OM nog onvoldoende werd vastgelegd en onderbouwd. Door het OM zijn inmiddels maatregelen getroffen die de kwaliteit van de schuldvaststelling aanzienlijk moeten verbeteren.

Daarnaast brengt het OM in een aantal gevallen zaken bij de rechter aan omwille van de belangen van slachtoffers of de samenleving, ook indien vooraf al het inzicht bestaat dat de kans op een vrijspraak aanzienlijk is.

De verklaring voor de toename van het aantal schuldigverklaringen zonder straf is minder evident. De Raad voor de rechtspraak geeft desgevraagd aan dat de ontwikkeling van het aandeel uitspraken «schuldig zonder straf» over het algemeen zal samenhangen met de aard van de zaken en met maatschappelijke ontwikkelingen. Het kan bijvoorbeeld gaan om zaken waarbij de verdachte al langs andere weg voldoende gestraft is voor het strafbare feit; bijvoorbeeld bij uitkeringsfraude waar de verdachte ook een bestuurlijke sanctie krijgt opgelegd, of waarbij een gezin onevenredig belast zou worden met een straf.

Vraag 147

Hoeveel van de toevoegingsaanvragen voor rechtsbijstand worden afgewezen en om welke redenen? Welke toevoeging in euro’s krijgt de rechtsbijstandverlening bij een herhaalde of opvolgende aanvraag, waarin geconcludeerd wordt dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn? Hoe is dat in beroep en hoger beroep?

De raad voor rechtsbijstand kent verschillende gronden op basis waarvan een aanvraag kan worden afgewezen. Een afwijzing kan plaatsvinden op financiële gronden, in welk geval een rechtzoekende geen recht heeft op gesubsidieerde rechtsbijstand vanwege de hoogte van zijn inkomen en/of vermogen. Ook op inhoudelijke gronden kan tot een afwijzing worden besloten, indien het (financiële) belang van de zaak niet zwaarwegend genoeg is om een toevoegingsaanvraag te honoreren. Daarnaast kan een (inhoudelijke) afwijzing «op bereik» plaatsvinden. Dit betekent dat de aanvraag betrekking heeft op activiteiten die geschaard kunnen worden onder een eerder afgegeven toevoeging. In 2015 waren er 18.203 financiële afwijzingen, 11.772 inhoudelijke afwijzingen en 1.907 overige afwijzingen. In totaal zijn in 2015 31.882 toevoegingsaanvragen afgewezen; dit is 6,8% van alle aangevraagde toevoegingen. (Bron: Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2015, p. 68, 69, 183).

De vergoeding van een toevoeging voor een voornemen herhaalde asielaanvraag was in 2015 gemiddeld € 958. Voor beroep was dit € 1.072 en hoger beroep € 574. Deze toevoegingen worden alleen verstrekt als uit de toevoegingsaanvraag blijkt dat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden (nova), die nog niet bij de eerste asielaanvraag bekend waren.

Vraag 148

Hoeveel agenten, in fte, zijn er begroot?

De gemiddelde bezetting van de operationele sterkte die in 2017 is begroot kent een omvang van 50.749 FTE. Dit aantal ligt nog boven de afgesproken operationele sterkte van het inrichtingsplan (formatie) die een omvang van 49.802 kent.

Vraag 149

Welke resultaten heeft de politie het afgelopen jaar behaald met het hanteren van het illegalenquotum? Kunt u deze resultaten afzetten tegen de resultaten van de afgelopen drie jaren? Kunt u dit uitsplitsen naar resultaten ten aanzien van illegalen die misdrijven pleegden of overlast veroorzaakten en resultaten ten aanzien van uitgeprocedeerde asielzoekers en andere vreemdelingen die geen verblijfsvergunning hebben?

In het migratiebeleid kennen we geen illegalenquotum. Er zijn resultaatafspraken die zien op de uitvoering van de politiële vreemdelingentaak. Tot 2016 was er sprake van een kwantitatieve resultaatafspraak van 4.000 overdrachtsdossiers ten behoeve van vreemdelingentoezicht en terugkeer. Het betreft overigens ook een kwalitatieve invulling omdat de politie zich hierbij in eerste instantie zal richten op criminele en overlast gevende vreemdelingen. Vanaf 2016 is de kwantitatieve afspraak van 4.000 overdrachtsdossier komen te vervallen vanwege de hoge instroom en herprioritering ten behoeve van het identificatie- en registratieproces en de aanpak van mensensmokkel.

In 2015 heeft de politie 3.510 overdrachtsdossiers opgeleverd, waarvan 790 zgn. VRIS-dossiers, dat wil zeggen dossiers van vreemdelingen veroordeeld voor of verdacht van een misdrijf, en daarnaast 310 dossiers van uitgeprocedeerde asielzoekers.

In 2014 waren dit 3.520 overdrachtsdossiers waarvan 650 VRIS-dossiers en rond de 490 dossiers van uitgeprocedeerde asielzoekers.

In 2013 betrof het 3.780 overdrachtsdossiers waarvan 1.740 VRIS-dossiers en 480 dossiers van uitgeprocedeerde asielzoekers.

(Bron: KMI+, december 2015)

Vraag 150

Welke taken kunnen politieagenten met de huidige smartphones uitvoeren? Welke taken ontbreken daarmee nog? Welke taken wil de politie graag met de mobiele telefoon uitvoeren maar zijn nu nog niet mogelijk?

Politieagenten kunnen alle aan hen opgedragen taken met de huidige middelen uitvoeren. Dat laat onverlet dat met andere modernere middelen die taken soms nog effectiever of nog beter uitgevoerd kunnen worden.

De huidige dienstverlening voor MEOS toestellen bestaat uit identificatie, bevragen en een digibon. De ambitie is om geleidelijk aan te groeien zodat op den duur vrijwel alle procesondersteuning ook mobiel zal zijn ingericht en zich uitstrekt naar alle gebruikersgroepen binnen de politie (en niet alleen Handhaving en Toezicht zoals voor MEOS). Een uitbreiding van de procesondersteuning moet steeds zorgvuldig worden afgewogen tegen andere IV behoeften in een portfolio proces en getoetst worden aan de strategie van de politie.

Zo is recent de functionaliteit van de MEOS-smartphone uitgebreid met een app voor het aanhoudingsproces en de mogelijkheid om veilig foto’s te versturen en komt het invoeren van aangifte van woninginbraak mobiel beschikbaar.

Vanaf 2017 worden 12.000 extra medewerkers uitgerust met MEOS- smartphones.

Vraag 151

Hoe vaak wordt administratief bezwaar en hoger beroep ingesteld in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV-zaken)? In hoeveel van die gevallen kan men zeggen dat het bezwaar of beroep niet kansrijk mag worden geacht? Op basis waarvan is dat geconstateerd? Als het onderzoek uitwijst dat een heffing moet worden ingevoerd voor bezwaar- en beroepzaken, hoeveel moet die heffing dan opleveren? Hoeveel zaken zullen er minder in bezwaar en beroep worden ingesteld? Heeft dit consequenties voor de toegankelijkheid tot het recht?

In het Algemeen Overleg over de rechtspraak van 29 september jl. heb ik u voor de begrotingsbehandeling een brief toegezegd over de achtergrond van de te onderzoeken maatregel tot invoering van een bezwaarheffing in WAHV-zaken. Deze vragen zullen bij die brief worden meegenomen.

Vraag 152

Bestaan er belemmeringen om de informele aanpak te kunnen intensiveren? Zo ja, welke zijn dat en hoe kunnen die zo snel mogelijk worden weggenomen? Zo nee, waarom passen de desbetreffende ambtenaren die informele aanpak dan niet gewoon toe?

Met «de informele aanpak» wordt bedoeld dat een ambtenaar in geval van een aanvraag, zienswijze, klacht of bezwaarschrift, snel en persoonlijk (telefonisch) contact opneemt met de betrokken burger(s). Een juiste en effectieve toepassing van de informele aanpak is iets dat training vergt van medewerkers in de toepassing van (mediation)vaardigheden en een cultuurverandering met andere sturings- en verantwoordingsmechanismen. Zo’n verandertraject vergt betrokkenheid en commitment van het management. Die verandering vergt derhalve enige tijd. De benodigde financiële investering wordt door de betrokken bestuursorganen gemiddeld genomen in een half jaar terugverdiend door de afnamen van het aantal procedures.

Vraag 153

Waarom is er een nieuwe procedure nodig voor laagdrempelig en proactief communiceren met de burger?

Het gaat niet om een nieuwe procedure maar een andere aanpak binnen het bestaande wettelijk kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wettelijke Awb-bepalingen hebben betrekking op de minimale waarborgen die in acht moeten worden genomen, zoals het toezenden van een ontvangstbevestiging. Wanneer ambtenaren zich beperken tot het uitsluitend uitvoeren van de wettelijke bepalingen, dan bestaat de procedure uit een formele, voornamelijk schriftelijke behandeling van bezwaarschriften en dat leidt al snel tot juridisering van het probleem en tot lange procedures. In het kader van de informele aanpak wordt snel na ontvangst van een bezwaar telefonisch contact op genomen met de indiener om te bespreken wat er speelt en op welke wijze het bezwaar het beste behandeld kan worden.

Vraag 154

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is ten aanzien van het onderzoek of een heffing wordt ingesteld op het instellen van administratief bezwaar? Aan wat voor bedrag wordt gedacht?

Het onderzoek of een heffing moet worden ingevoerd op het instellen van een administratief bezwaar wordt voorbereid. Of een dergelijke heffing moet worden ingevoerd en zo, ja aan welk bedrag moet worden gedacht is nog onderwerp van onderzoek.

Vraag 155

Is onderzocht waardoor het beoordelen en behandelen van administratief bezwaar en (hoger) beroep in WAHV-zaken veel capaciteit kost? Waarom is het een reden een hogere drempel op te werpen door middel van een heffing?

In het Algemeen Overleg over de rechtspraak van 29 september jl. heb ik u voor de begrotingsbehandeling een brief toegezegd over de achtergrond van de te onderzoeken maatregel tot invoering van een bezwaarheffing in WAHV-zaken. Deze vragen worden in die brief meegenomen.

Vraag 156

Waarom is de eventuele besparing die een heffing in WAHV-zaken oplevert reeds meegenomen in de voorliggende begroting, terwijl de invoering nog wordt onderzocht en dus niet duidelijk is wat deze maatregel zal opleveren en in hoeverre de uitvoering mogelijk is?

In een begroting worden standaard alle positieve dan wel negatieve budgettaire effecten opgenomen van voorgenomen beleidsintensiveringen of – extensiveringen die nog moeten worden uitgewerkt in wetgeving.

Vraag 157

Hoeveel is in deze begroting gereserveerd voor mediation? Waar staat dat? Welke mediationprojecten die voortvloeiden uit de pilots zijn actief?

In deze begroting is geen apart bedrag gereserveerd voor mediation. Wel is er, onder de vlag van de gesubsidieerde rechtsbijstand, budget voor de financiering van mediations voor minder vermogenden. Daarbij kan het ook gaan om mediations die zijn gestart op grond van een verwijzing door de rechtspraak.

Voor de pilots in het kader van mediation in het strafrecht is in 2017 geen geld meer beschikbaar. Dat heb ik de Kamer laten weten in mijn brief van 28 oktober 2016 over de Meerjarenagenda slachtofferbeleid. Uit de pilots is naar voren gekomen dat mediation, zeker bij lichte delicten, een zinvolle manier kan zijn om een strafzaak af te doen. Over deze positieve resultaten heb ik de kamer in september 2015 geïnformeerd. Daarbij heb ik ook aangegeven dat mediation maar voor een specifieke en beperkte groep slachtoffers zinvol is. Het voornemen was om een landelijk aanbod van mediation in het strafrecht te realiseren, mits dit kostenneutraal zou kunnen. Er blijkt echter ca € 1,5 miljoen per jaar nodig te zijn. De besparingen zijn veel kleiner dan verwacht. Ik heb ervoor gekozen om de schaarse middelen voor slachtoffers in te zetten op de andere onderwerpen uit de meerjarenagenda slachtofferbeleid. Het gaat dan om onderwerpen waarmee meer slachtoffers gebaat zijn dan alleen een beperkte groep slachtoffers voor wie mediation zinvol is. Bijvoorbeeld goede ondersteuning bij het gebruik van het spreekrecht door slachtoffers, uitgebreide mogelijkheden voor schadevergoeding en een betere informatievoorziening aan slachtoffers.

Vraag 158

Hoeveel zou de bijdrage per maand voor onderbewindgestelden en de curandus voor het toezicht van de kantonrechter moeten bedragen? Zou gekeken moeten worden naar het inkomen van de curandus of onderderbewindgestelde? Hoeveel gaat dat jaarlijks opleveren?

Ik heb in de begroting aangegeven te zullen onderzoeken of een heffing kan bijdragen aan het vitaal houden van de stelsel van toezicht door de rechterlijke macht in het kader van bewindvoering en ondercuratelestelling. Dit onderzoek is nog niet gestart. Ik kan dan ook nog geen antwoord geven op de vraag naar de hoogte van de bijdrage en de mogelijk relevante factoren. In de begroting is een bedrag van € 6 mln. aan ontvangsten op jaarbasis vanaf 2018 opgenomen.

Vraag 159

Waarom wordt de subsidie aan de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken (SGC) afgebouwd, ondanks de inhoudelijke kritiek vorig jaar en het breed gedragen amendement-Van Nispen c.s. (Kamerstuk 34 550-VI, nr. 26) hiervan in 2016 af te zien? Heeft een financiële bijdrage van de overheid geen extra waarde zodat de consument vertrouwen in deze stichting behoudt?

Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de SGC, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker. De SGC is een private organisatie waarvan de kosten nu al voor het overgrote deel (80%) worden gedragen door het bedrijfsleven en klagers gezamenlijk. Dat zal op termijn 100% moeten worden. Het belang van de SGC in het stelsel van buitengerechtelijke geschiloplossing behoeft niet noodzakelijkerwijs vertaald te worden in een subsidie. Consumenten willen snelle en kwalitatief goede geschilbeslechting. Of deze geschilbeslechting gefinancierd wordt door private of publieke middelen, zal hen niet uitmaken.

Vraag 160

Waarom wordt er niet nu al standaard laagdrempelig en proactief met de burger gecommuniceerd?

De overheid streeft laagdrempelige en proactieve communicatie met de burger na. Het programma «Prettig contact met de overheid» is een programma van het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat een informele aanpak in het contact tussen bestuursorganen en burgers (met laagdrempelige en proactieve communicatie met de burger) bevordert. Met de informele aanpak wordt bedoeld dat een ambtenaar in geval van een aanvraag, zienswijze, klacht of bezwaarschrift, snel en persoonlijk (telefonisch) contact opneemt met de betrokken burger(s). De betrokken ambtenaar gebruikt bij dit contact communicatieve vaardigheden zoals actief luisteren, samenvatten en doorvragen. Deze vaardigheden vergen training. Daarnaast vergde informele aanpak een cultuurverandering bij het bestuursorgaan. Het vraagt een andere houding, ander gedrag en andere sturing door het management. Dat vergt tijd.

Vraag 161

Waarom daalt de bijdrage voor de Raad voor Rechtsbijstand?

Een deel van de bijdrage aan de raad voor rechtsbijstand is variabel en hangt samen met het volume aan af te geven toevoegingen. In de prognose van de bijdrage aan de raad voor rechtsbijstand is rekening gehouden met een lager aantal toevoegingen in asielzaken in de latere jaren. Ook wordt in de prognose ermee rekening gehouden dat, als gevolg van de maatregelen uit de kabinetsreactie naar aanleiding van commissie-Wolfsen, de uitvoeringslasten die samenhangen met het volume aan af te geven toevoegingen zullen gaan dalen. Tot slot daalt de bijdrage aan de raad ook vanwege de efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II.

Vraag 162

Kunt u de (nieuwe) maatregelen schetsen waarnaar wordt verwezen inzake geschilafdoening en versterking van het geschiloplossend vermogen van partijen zelf?

De regering zet in op versterking van het geschiloplossend vermogen van burgers. Het scheelt burgers tijd en geld als zij zonder gerechtelijke procedure een oplossing voor hun geschil kunnen bereiken. Ook biedt een gerechtelijke procedure lang niet altijd daadwerkelijk een oplossing. In het kader van de herijking van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand wordt het geschiloplossend vermogen van burgers vergroot door middel van de voorgenomen versterking van de eerstelijns rechtsbijstand. Het Juridisch Loket gaat nauwer samenwerken met andere hulpverlenende organisaties. Daardoor kunnen burgers die voor gesubsidieerde rechtsbijstand in aanmerking komen sneller worden doorverwezen naar de meest passende hulp voor de oplossing van hun probleem. Daarnaast krijgt het Juridisch Loket meer ruimte om deze burgers behulpzaam te zijn bij het bereiken van een buitengerechtelijke oplossing voor hun geschil. Het geschiloplossend vermogen wordt verder versterkt door middel van het oriëntatiegesprek bij echtscheiding, waarin Wrb-gerechtigden voorafgaand aan de verlening van rechtsbijstand worden voorgelicht over de wijze waarop zij hun echtscheiding in gezamenlijkheid met hun ex-partner kunnen afwikkelen teneinde tot duurzame afspraken te komen. Naast de maatregelen in het kader van de herijking worden online hulpmiddelen waarmee burgers zelf hun problemen kunnen oplossen voortdurend verder ontwikkeld. Daarbij kan in het bijzonder de Rechtwijzer worden genoemd.

Vraag 163

Wat is de stand van zaken ten aanzien een onderzoek naar heffingen voor van personen op wie toezicht wordt gehouden in het kader van bewindvoering en onder curatelestelling? Vormt een bijdrage van deze personen wel een goed idee, juist gelet op het feit dat zij reeds op enigerlei wijze in geldproblemen zijn gekomen? Om wat voor gemiddelde bijdrage zal het naar verwachting gaan?

Ik heb in de begroting gemeld te zullen onderzoeken of een heffing kan bijdragen aan het vitaal houden van de stelsel van toezicht door de rechterlijke macht in het kader van bewindvoering en ondercuratelestelling. Dit onderzoek is nog niet gestart. Ik kan dan ook nog geen antwoord geven op de vraag naar de hoogte van de bijdrage en de mogelijk relevante factoren. Overigens gaat het bij bewindvoering en curatele lang niet altijd om personen met financiële problemen.

Vraag 164

Kunt u de verhoging van de subsidie voor de post «Overig Adequate toegang tot het rechtsbestel» nader uitsplitsen per organisatie? En hoe verhoudt zich dat tot de budgettaire halvering voor eenzelfde post maar dan als het gaat om «opdrachten»?

De verhoging in 2017 van de post «Overig Adequate toegang tot het rechtsbestel» is het gevolg van een subsidie aan de Commissie Algemeen van de Stichting Geschillencommissie (SGC) Er is geen relatie met de halvering voor eenzelfde post bij de «opdrachten». De reden van de verlaging van deze post is gelegen in het feit dat er met ingang van 2017 op de VenJ begroting onvoldoende budget beschikbaar is om alle opdrachten onverkort te blijven verlenen.

Vraag 165

Kunt u de budgettaire daling aan het Bureau Financieel Toezicht (BFT) toelichten, in relatie tot een eventuele toename van de werkzaamheden afgelopen jaar bij het BFT?

Het budgettaire kader van het BFT daalt als gevolg van de doorberekening van de kosten van het toezicht en tuchtrecht op de juridische beroepen (TK 34 145, 2014–2015). Deze kostendekkende doorbelasting komt weer ten goede aan het BFT. Voor het BFT verandert er, behoudens de door het kabinet opgelegde taakstelling van 8,9%, derhalve niets. Het BFT ontvangt in 2017 na aftrek van de taakstelling € 5.847.000.

Vraag 166

Waarom wordt er een heffing gelegd op het houden van toezicht door de rechterlijke macht van mensen die dat toezicht hard nodig hebben omdat zij onder bewind zijn gesteld wegens bijvoorbeeld schulden? Hoe komt het dat het toezichtsysteem in de toekomst niet vitaal kan worden gehouden zonder heffing?

Ik heb in de begroting gemeld te zullen onderzoeken of een heffing kan bijdragen aan het vitaal houden van het stelsel van toezicht door de rechterlijke macht in het kader van bewindvoering en ondercuratelestelling. Dit onderzoek is nog niet gestart. Ik kan op de uitkomsten van het onderzoek niet vooruit lopen. Overigens gaat het bij bewindvoering en curatele lang niet altijd om personen met financiële problemen.

Vraag 167

In hoeverre is (online) arbitragerechtspraak een geschikt alternatief voor geschilbeslechting en in hoeverre wordt de bredere inzet hiervan onderzocht?

Arbitrage is een belangrijke vorm van geschilbeslechting naast de overheidsrechter. Deze vorm van private rechtspraak waarbij een geschil door een of meer arbiters wordt beslist, laat partijen in grote mate vrij in de wijze waarop zij hun geschil willen laten beslechten. Om de inzet van arbitrage te bevorderen is per 1 januari 2015 de arbitragewetgeving gemoderniseerd, waarbij onder andere digitale (online) arbitrage mogelijk is gemaakt. Dit is geregeld in artikel 1072b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voorts zijn enkele belemmeringen voor het gebruik van arbitrage weggenomen. Zo is de verplichting tot deponering van het arbitrale vonnis afgeschaft, zijn er ruimere mogelijkheden geschapen voor bewijsmaatregelen in de arbitrageprocedure en is de procedure tot vernietiging van een arbitraal vonnis teruggebracht tot een rechtsgang in één instantie bij het gerechtshof. Daarnaast zijn voor partijen ruimere mogelijkheden gecreëerd om zelf afwijkende afspraken voor hun arbitrageprocedure te maken. Tot slot is om consumenten te beschermen het arbitraal beding in algemene voorwaarden op de zwarte lijst geplaatst. Consumenten hebben daardoor na het ontstaan van het geschil nog ten minste een maand om te kiezen of zij gebruik willen maken van arbitrage of de voorkeur geven aan de overheidsrechter. Het huidig wettelijk kader biedt daarmee de benodigde ruimte om een bredere toepassing van arbitrage te bevorderen.

Vraag 168

Kent u de Stichting Arbitrage Rechtspraak Nederland en het initiatief waarmee zij geschilbeslechting toegankelijker en goedkoper willen maken? Bent u bereid in het kader van de innovatieagenda rechtsbestel te bekijken of de bijbehorende exequaturkosten een te hoge drempel zijn voor het vaak inzetten van deze geschilbeslechting en daarbij onderzoek te doen naar de ideeën van deze Stichting om (online) arbitragerechtspraak betaalbaar en toegankelijker te maken? Zo ja, kan de Kamer hiervan op de hoogte worden houden? Zo nee, waarom niet?

Ik heb kennisgenomen van de Stichting Arbitrage Rechtspraak Nederland. De Stichting biedt een digitale, online arbitrageprocedure aan. Het staat iedereen vrij om binnen de bestaande wettelijke kaders arbitrage op een toegankelijke en kostenbesparende wijze aan te bieden.

Het tarief voor een exequatur valt onder een van de artikelen in de Wgbz waarbij aan bepaalde, vaak eenvoudiger handelingen van de rechtbank een vast tarief wordt gekoppeld. Ik meen dat dit tarief in verhouding staat tot het belang dat de rechter in staat wordt gesteld een arbitragezaak te toetsen aan het criterium van artikel 1063 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: is het vonnis of de wijze waarop dit tot stand is gekomen, kennelijk in strijd met de openbare orde of de goede zeden. Ik ben dan ook niet voornemens om hierin wijzigingen aan te brengen.

Vraag 169

Kunt u verklaren waarom de ontvangsten van artikel 32 «Rechtspleging en rechtsbijstand» 60 miljoen euro hoger worden geraamd dan vorig jaar?

De hogere ontvangsten op artikel 32 komen voornamelijk voort uit geraamde inkomsten van veroordeelden. Zij worden geacht om, in het kader van het Wetsvoorstel Eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg, een eigen bijdrage te betalen aan de kosten van strafvordering. Het wetsvoorstel ligt momenteel in de Eerste Kamer.

Vraag 170

Hoeveel geld ontvangt de Academie voor Overheidsjuristen? Hoeveel geld ontvangt de Academie voor Wetgeving? Hoeveel was dit in de afgelopen vijf jaren?

De Stichting Recht en Overheid, een privaatrechtelijke rechtspersoon die bestaat uit de Academie voor Wetgeving en de Academie voor Overheidsjuristen, ontvangt jaarlijks een subsidie voor de exploitatiekosten op grond van artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb (begrotingssubsidie). De subsidie wordt verstrekt voor de exploitatiekosten voor beide Academies. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt naar kostenposten voor de Academie voor Wetgeving of de Academie voor Overheidsjuristen.

Hieronder treft u een overzicht aan van de aan de Stichting Recht en Overheid verstrekte subsidiebedragen voor de exploitatiekosten in de afgelopen vijf jaren.

Vraag 171

Wat is de reden voor de forse daling in subsidie aan de SGC? Hoe verhoudt zich dat tot hetgeen vorig jaar bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie met de Kamer is afgesproken?

Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de SGC, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

De SGC is een private organisatie waarvan de kosten nu al voor het overgrote deel (80%) worden gedragen door het bedrijfsleven en klagers gezamenlijk. Dat zal op termijn 100% moeten worden. Het belang van de SGC in het stelsel van buitengerechtelijke geschiloplossing behoeft niet noodzakelijkerwijs vertaald te worden in een subsidie.

Vraag 172

Waarom daalt het budget voor de Autoriteit Persoonsgegevens de komende jaren? Welke onderbouwing is daarvoor?

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft net zoals alle overheidsorganisaties te maken met de taakstellingen uit de regeerakkoorden Rutte I en II. Daar staat tegenover dat het budget van de AP in dezelfde periode is verhoogd met circa 1 mln.

Vraag 173

Waarom daalt het budget voor het College voor de Rechten van de Mens de komende jaren? Welke onderbouwing is daarvoor?

Het College voor de Rechten van de Mens heeft, net zoals alle overheidsorganisaties, te maken met de taakstellingen uit de regeerakkoorden Rutte I en II. Daar staat tegenover dat het budget van het CRM op verschillende fronten is aangevuld.

In de eerste plaats ontvangt het CRM van het Ministerie van VWS budget ter uitvoering van de taak van monitoring body uit het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD). Dit bedrag van € 531.000 is nog niet in het budget van het CRM voor 2017 verwerkt en moet daarbij dus nog worden opgeteld. Afgesproken is dat het bedrag voor 2017 (en volgende jaren) bij Voorjaarsnota 2017 overgeboekt wordt. Voor 2015 en 2016 zijn deze budgetten wel overgeboekt.

In de tweede plaats is dit jaar het – voorheen centraal bij VenJ beheerde – huisvestingsbudget aan het budget van het CRM toegevoegd. Tot slot heeft, na overleg met de betrokken ministeries in het kader van de financiële evaluatie van het CRM, het Ministerie van Buitenlandse besloten om het CRM vanaf 2017 gedurende drie jaar een algemene bijdrage € 100.000 toe te kennen vanuit het Mensenrechtenfonds.

Grosso modo betekent dit dat het budget van het College voor de Rechten van de Mens de komende jaren min of meer stabiel is.

Vraag 174

Waarom daalt het budget voor «Subsidies Rechtspleging»? Welke subsidies betreft dit en welke onderbouwing is daarvoor?

Het budget voor «Subsidies Rechtspleging» betreft een subsidie aan de NVvR. Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de NVVR, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Overigens zal ik geen korting toepassen op de jaarlijkse bijdrage van € 100.000 aan de huisvestingskosten van de NVvR. Ik waardeer de inzet van de NVvR op vele terreinen die de rechtspraak raken. Ik verwacht dat de NVvR ondanks de subsidiekorting haar bijdrage daaraan zal blijven leveren.

Vraag 175

Op basis waarvan kan een stijging van de ontvangsten griffierechten worden verwacht?

De ontvangsten griffierechten hangen samen met instroom van zaken waarbij een griffierecht wordt geheven, dat wil zeggen op het terrein van civiel en bestuur. Meerjarig wordt een stijging van het aantal zaken geraamd en daarmee ook een stijging van de griffierechtontvangsten.

De griffierechtontvangsten kunnen ook stijgen of dalen als gevolg van een tariefsaanpassing. Van een tariefsaanpassing is echter geen sprake, behoudens de jaarlijkse indexering van de tarieven.

Vraag 176

Hoe verhoudt het afbouwen van de subsidie aan de SGC zich met de lagere instroom aan (duurdere) zaken binnen het rechtsbestel? Is de onafhankelijke uitstraling, die wordt bewerkstelligd door de financiële betrokkenheid van de overheid, niet noodzakelijk om de geschillencommissies in zijn algemeenheid succesvol te laten functioneren?

In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat afhandeling van klachten door het SGC zorgt voor minder instroom aan (duurdere) zaken binnen het rechtsbestel. Niettemin is het effect, als het gaat om de instroom aan zaken, gering. Daarvoor is het aantal zaken dat de SGC jaarlijks in behandeling heeft te klein. In 2015 zijn 4.726 zaken aan de SGC voorgelegd, terwijl de rechtspraak jaarlijks 1,3 mln. civiele zaken afdoet. Ook het afbouwen van de subsidie zal om die reden geen noemenswaardig effect hebben op de instroom van zaken binnen het rechtsbestel. Bovendien verwacht ik dat het afbouwen van de subsidie niet zal betekenen dat de SGC ophoudt te bestaan. De kosten worden al grotendeels gedragen door het bedrijfsleven, zonder dat dit ten koste gaat van de onafhankelijke uitstraling. Consumenten willen snelle en kwalitatief goede geschilbeslechting. Of deze geschilbeslechting gefinancierd wordt door private of publieke middelen, zal hen niet uitmaken.

Vraag 177

Hoeveel krijgt de Stichting Letselschaderaad voor 2017? Hoeveel heeft de Letselschaderaad in 2015 en 2016 gekregen?

De Letselschaderaad ontvangt in 2017 geen subsidie meer. In 2015 ontving de Letselschaderaad € 100.000; in 2016 € 50.000.

In de toelichting in de begroting op pagina 38 wordt ten onrechte de Letselschaderaad nog genoemd als ontvanger van een subsidie in 2017. In 2017 worden uit het artikelonderdeel 32.2 met name subsidie verstrekt aan de «commissie Algemeen» bij de SGC ten behoeve van de uitvoering van de implementatiewet buitengerechtelijke geschiloplossing.

Vraag 178

Wanneer val je in de categorie «on- en mindervermogenden» en kun je dus aanspraak maken op een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand?

Bij de beoordeling van een aanvraag om een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand gaat de Raad voor Rechtsbijstand uit van het inkomen en vermogen van twee jaar vóór het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan (het zogenoemde peiljaar). Momenteel ligt de grens waarboven geen bijdrage in de kosten wordt gegeven voor alleenstaanden op € 26.000 en voor gehuwden, samenwonenden en eenoudergezinnen op € 36.800. Er is geen recht op gesubsidieerde rechtsbijstand of mediation als het vermogen in box 3 hoger is dan het heffingsvrije vermogen. In 2016 geldt als heffingsvrij vermogen € 21.139 per persoon. Bij 65+ geldt nog een extra heffingsvrij vermogen van maximaal € 27.984. Indien een persoon op basis van zijn inkomen en vermogen in het peiljaar niet, maar op basis van zijn huidige inkomen en vermogen wél in aanmerking komt voor een toevoeging of in het geval van een lager inkomen voor een lagere eigen bijdrage, dan kan er een peiljaarverlegging worden aangevraagd.

Vraag 179

Kunnen advocaten van slachtoffers net zo gemakkelijk aanspraak maken op een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand als advocaten van verdachten? Zo nee, waarom niet? Als dit wel het geval zou zijn, wat zouden daarvan de budgettaire gevolgen zijn?

Om een toevoeging voor een slachtoffer aan te vragen, moet een advocaat voldoen aan specifieke deskundigheidseisen die worden gesteld voor het behandelen van deze zaken. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor advocaten die een toevoeging aanvragen voor een verdachte in een strafzaak.

Indien een rechtzoekende slachtoffer is van een ernstig zeden-of geweldsmisdrijf of een nabestaande van dit slachtoffer wordt voor de vraag of een toevoeging kan worden verleend geen acht geslagen op het inkomen en vermogen en is rechtsbijstand kosteloos. Voor een verdachte is dat laatste geen uitgangspunt. Rechtsbijstand aan een verdachte is kosteloos in het geval waarin de verdachte voorlopige hechtenis ondergaat. In andere gevallen vindt een draagkrachttoets plaats. Ook in de reguliere slachtofferzaken, waarin geen sprake is van een ernstig zeden-of geweldsmisdrijf vindt een draagkrachttoets plaats.

Vraag 180

Hoe wordt het toezicht voldoende gewaarborgd nu het bedrag voor het BFT in de jaren terugloopt van 6,3 miljoen naar 2,2 miljoen euro?

Het budgettaire kader van het BFT daalt als gevolg van de doorberekening van de kosten van het toezicht en tuchtrecht op de juridische beroepen (TK 34 145, 2014–2015). Deze kostendekkende doorbelasting komt ten goede aan het BFT. Voor het BFT verandert er, behoudens de door het kabinet opgelegde taakstelling van 8,9%, derhalve niets. Het BFT ontvangt in 2017 na aftrek van de taakstelling € 5.847.000. Er dus sprake van een technische mutatie in de geldstromen, die geen invloed heeft op het toezicht.

Vraag 181

Wat kost het om de inkomensgrenzen voor de gesubsidieerde rechtsbijstand te verruimen met 20 procent?

Deze vraag wordt momenteel beantwoord in het kader van de uitvoering van de motie Van Nispen en Swinkels (Kamerstukken II, 31 753, nr. 125). In de motie wordt de regering verzocht een aantal scenario’s uit te werken om de inkomensgrenzen voor de gesubsidieerde rechtsbijstand met 20% te verruimen. Van elk van de scenario’s zullen onder meer de kosten-effecten in beeld worden gebracht. Als gevraagd door de VKC Veiligheid en Justitie bij brief van 13 oktober (kenmerk 2016Z18141/2016D38892), streef ik ernaar de scenario’s met begeleidende brief voorafgaand aan de begrotingsbehandeling aan uw Kamer te zenden.

Vraag 182

Wat kost het om de eigen bijdragen voor gesubsidieerde rechtsbijstand met 30 procent te verlagen?

Een verlaging van de eigen bijdragen van de rechtzoekende zorgt zowel voor hogere kosten per toevoeging als voor een mogelijk groter beroep op de gesubsidieerde rechtsbijstand. Zoals in de Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2015 (uitgebracht begin augustus 2016) is vermeld, zijn er circa 269.000 toevoegingen waarbij een eigen bijdrage wordt opgelegd. De gemiddelde eigen bijdrage van toevoegingsgebruikers die een eigen bijdrage verschuldigd waren, was € 237 in 2015. Een verlaging met 30 procent van de eigen bijdragen verhoogt rekenkundig de rechtsbijstandsuitgaven met circa € 19 miljoen, exclusief extra kosten vanwege een mogelijk grotere vraag naar rechtsbijstand. Een mogelijk effect van verlaging van de eigen bijdragen op de vraag naar toevoegingen is moeilijk te voorspellen en te kwantificeren.

Vraag 183

Wat kost het om de vergoeding voor sociaal advocaten te verhogen met 10 procent?

Jaarlijks worden circa 3 miljoen puntenvergoedingen door de raad voor rechtsbijstand toegekend (zie ook de Beleidsdoorlichting, p. 53, bijlage bij TK vergaderjaar 2015–2016, 31 753 nr. 118). Het huidige tarief voor sociale advocaten is € 105,61 per punt (excl. btw) en € 100,86 per punt (excl. btw) in bewerkelijke strafzaken (extra uren) waarbij verdachten betrokken zijn. Rekenkundig leidt een verhoging van beide vergoedingen met 10 procent (een verhoging met respectievelijk € 10,56 en € 10,09) tot een verhoging van de kosten met circa € 32 mln. (circa € 38 mln. incl. btw).

Vraag 184

Waarop is het geschatte aantal asielinstroom in 2018 in de Tabel 32.2 Productiegegevens Raad voor Rechtsbijstand gebaseerd?

Dit betreft de geraamde asielinstroom van 22.500, zoals vermeld in tabel 37.3 Kengetallen vreemdelingen.

Vraag 185

Waarop is de daling van het aantal af te geven toevoegingen in civiele zaken van 188.000 naar 108.000 in 2021 gebaseerd?

Deze daling in de raming hangt met name samen met de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport «Herijking rechtsbijstand – Naar een duurzaam stelsel voor de gesubsidieerde rechtsbijstand», met name de maatregelen op het terrein van de versterking eerste lijn en echtscheiding (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 753, nr. 118).

Vraag 186

Waarop is de daling in het aantal toevoegingen in bestuurszaken gebaseerd?

Deze geraamde daling hangt met name samen met de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport «Herijking rechtsbijstand – Naar een duurzaam stelsel voor de gesubsidieerde rechtsbijstand». Dit betreft met name de maatregelen op het terrein van de versterking eerste lijn en multiproblematiek (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 753, nr. 118).

Vraag 187

Wat wordt bedoeld met de zinsnede in het begrotingsonderdeel over de rechtspraak dat «op basis van de prijsafspraken de instroom neerwaarts is bijgesteld ten opzichte van de eerdere instroomprognose in de vorige begroting»?

Ik ga ervan uit dat u doelt op de passage die onder het kopje «Instroom, financiering en productie» op pagina 40, waarin ook wordt gerefereerd aan het recente Prijsakkoord 2017–2019.

De meerjarige instroomprognose wordt jaarlijks herijkt door middel van het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ). De instroomprognose moet vervolgens in de begroting worden opgenomen tegen een bepaalde prijs. Daarvoor zijn de prijzen uit het Prijsakkoord genomen. Op die wijze zijn de effecten van de prijsafspraken meegenomen. De instroomprognose, gewaardeerd tegen deze prijzen, valt iets lager uit dan in de instroomprognose van de vorige begroting.

Vraag 188

Hoe wordt getoetst en bewaakt dat de structurele verhoging van 35 miljoen euro aan de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) tot effect heeft dat de kwaliteit van de rechtspraak wordt verhoogd?

Het is aan de Rechtspraak zelf om te borgen dat de beschikbare middelen worden aangewend voor de kwaliteit. De Rechtspraak heeft diverse instrumenten, onder andere binnen zijn kwaliteitszorgsysteem, om de kwaliteit van de Rechtspraak te monitoren en te borgen.

Vraag 189

Waarom is ervoor gekozen 35 miljoen aan additionele middelen voor de rechtspraak uit te trekken, ondanks dat door de rechtspraak zelf is aangegeven dat structureel 50 miljoen euro extra nodig is?

De genoemde bedragen kunnen niet met elkaar worden vergeleken. De € 50 mln. die door de Rechtspraak is genoemd in zijn meerjarenplan betrof de inzet van de Raad voor de rechtspraak in de prijsonderhandelingen en had op meer onderwerpen betrekking dan alleen op de professionele standaarden.

De € 35 mln. die in het Prijsakkoord beschikbaar is gesteld heeft op termijn uitsluitend betrekking op de professionele standaarden. Daarnaast is bij nota van wijziging op de begroting 2016 € 25 mln. structureel beschikbaar gesteld voor het programma Kwaliteit en Innovatie en daarbovenop aanvullend een bedrag van € 21 mln. in 2017, € 15 mln. in 2018 en € 10 mln. in 2019.

In het Prijsakkoord is daarbovenop € 10 mln. structureel beschikbaar gesteld voor werklastgevolgen als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving.

Vraag 190

Op welke wijze en met welke extra middelen wordt de Autoriteit Persoonsgegevens in staat gesteld om de noodzakelijke voorbereidingen en voorlichting adequaat uit te voeren die verband houden met de nieuwe Europese richtlijn en verordening inzake gegevensbescherming die vanaf 2018 in werking moeten treden? Is dat voldoende?

Tijdens het Algemeen Overleg Privacy van 18 mei 2016 heb ik uw Kamer toegezegd om – in gezamenlijkheid met de AP – de gevolgen van de inwerkingtreding van de nieuwe Algemene Verordening Gegevensbescherming (Verordening) voor de capaciteit en het budget van de AP in kaart te brengen en door een onafhankelijk deskundige te laten valideren. Bij brief van 2 september 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 761, 104) heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over de uitvoering van deze motie.

Het onderzoek naar consequenties van de inwerkingtreding van de Verordening en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de capaciteit en het budget van de AP wordt uitgevoerd door adviesbureau AEF. De uitkomsten van het onderzoek zullen worden meegenomen in het wetsvoorstel ter implementatie van de Verordening.

Vraag 191

Kunt u een overzicht geven van de verstrekte subsidie aan de Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak (NVvR) gedurende de afgelopen tien jaar? Heeft de NVvR aanvullende inkomsten naast de overheidssubsidie? Zo ja, welke inkomsten betreffen dat?

De huidige subsidieregeling met de NVvR is van kracht sinds 2009. De NVvR ontvangt jaarlijks van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een subsidie in de vorm van een lumpsumbedrag. Vanaf 2009 gaat het om de onderstaande jaarlijkse bedragen.

Opgemerkt moet worden dat de NVvR, naast de subsidie, sinds dit jaar een vergoeding ontvangt voor haar nieuwe huisvesting.

2016: € 767.000 + € 100.000 (bijdrage aan huisvestingskosten)

2015: € 793.000 + € 239.861 (bijdrage verhuizing)

2014: € 803.000

2013: € 811.588

2012: € 825.568

2011: € 834.558

2010: € 847.699

2009: € 866.325

Het subsidiebedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die de vereniging maakt en is bestemd voor de activiteiten in haar rol als beroepsvereniging. Als vakbond heeft de NVvR leden die contributie betalen. Voorts heeft de NVvR inkomsten uit belegging.

Vraag 192

Kunt u een overzicht geven van de verstrekte subsidie aan het Nederlands Juristencomité voor de mensenrechten gedurende de afgelopen tien jaar? Heeft het Nederlands Juristencomité voor de mensenrechten aanvullende inkomsten naast de overheidssubsidie? Zo ja, welke inkomsten betreffen dat?

Het Nederlands Juristencomité voor de Mensenrechten (NJCM) ontvangt jaarlijks van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een subsidie voor de exploitatiekosten op grond van artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb (begrotingssubsidie). Verder ontvangt het NJCM jaarlijks een subsidie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Naast deze subsidies heeft het NJCM, zoals blijkt uit de op de website van het NJCM te raadplegen financiële jaarverslagen, aanvullende inkomsten uit o.m. de betaling van contributie door de leden, opleidingen en donaties.

Hieronder treft u een overzicht aan van de aan het NJCM verstrekte subsidiebedragen in de afgelopen tien jaren. Naast de verstrekte jaarlijkse subsidie is in 2009 een verzoek om een incidentele subsidie van 8.000 euro voor de organisatie van het lustrum congres ter ere van het 35-jarig bestaan verstrekt.

Vraag 193

Wanneer zal duidelijk worden of, en hoeveel, extra geld er ten behoeve van vluchtelingen in 2017 zal worden vrijgemaakt?

Bij voorjaarsnota 2017 zal duidelijk worden of het nodig is om voor 2017 extra budget ten behoeve van asiel uit te trekken. Voor de huidige instroomraming van 42.000 asielzoekers in 2017 zijn de budgetten adequaat.

Vraag 194

Wat kost het om de griffierechten te verlagen met gemiddeld 20 procent?

De financiële consequenties van het verlagen van de griffierechten met gemiddeld 20 procent zijn niet nauwkeurig te bepalen. De omvang van de diverse griffierechtcategorieën zijn zeer divers, variërend van meer dan 100.000 zaken tot minder dan 100 zaken per jaar. Daarnaast is het ene zaakstype gevoeliger voor tariefswijzigingen dan het andere zaakstype.

Wel kan een indicatie worden gegeven: het wetsvoorstel aanpassing griffierechten beoogde in het oorspronkelijke ontwerp een bedrag van € 45 mln. op te leveren met een verhoging van de tarieven met gemiddeld 15%. Het bedrag was gebaseerd op de instroomprognose over het jaar 2014 bij in de ontwerpbegroting 2014. Voor verschillende categorieën zaken golden verschillende verhogingspercentages.

Als deze raming wordt geëxtrapoleerd, betekent dit dat een tariefsverlaging van gemiddeld 20% circa € 60 mln. kost. Deze schatting is indicatief in verband met bovengenoemde aspecten.

Vraag 195

Wat kost het om een nieuwe staffel in te stellen voor vorderingen tussen de 500 en 1.500 euro?

De kosten van een nieuw in te voegen staffel voor vorderingen tussen de 500 en 1.500 euro hangt af van de hoogte van het griffierechttarief voor deze vorderingen.

In het wetsvoorstel aanpassing griffierechten, tweede nota van wijziging, is een dergelijke staffel geopperd. Wel is toen voorgesteld om de nieuw in te voeren staffel budgettair neutraal te laten zijn. Dat wil zeggen dat de kosten voor de nieuw in te voeren staffel tot een verhoging van het griffierechttarief voor de naast hoger gelegen staffel (1.500 -12.500) leidde. Bij dit voorstel was sprake van een verlaging van het griffierechttarief met 30% voor de staffel van 500 tot 1.500 euro met een gelijktijdige verhoging van het griffierechttarief met 50% voor de staffel van 1.500 tot 12.500 euro. Zoals gezegd was de verhoging van de laatste categorie noodzakelijk om de gehele splitsing budgettair neutraal te laten zijn. Zonder de verhoging van het tarief voor vorderingen tussen de 1.500 en 12.500 euro zou de splitsing niet budgettair neutraal zijn geweest, maar een bedrag van ongeveer € 18 mln. hebben gekost.

Kortom, een nieuw in te voeren staffel voor vorderingen tussen de 500 en 1.500 euro met een daling van het tarief met 30% zou, zonder dat andere griffierechttarieven worden verhoogd en gelet op het huidige aantal rechtszaken, ongeveer € 18 mln. kosten.

Vraag 196

Hoe vaak komt het voor dat onvermogenden een nihilstelling of verlaging van de griffierechten krijgen indien blijkt dat zij het wettelijk griffierecht niet kunnen betalen? Wat zijn de (financiële) gevolgen als er een hardheidsclausule komt voor onvermogenden die het griffierecht niet kunnen betalen?

Het is niet bekend hoe vaak het voorkomt dat onvermogenden een nihilstelling of verlaging van de griffierechten krijgen. Dergelijke gegevens worden niet systematisch bijgehouden. Het is dan ook niet bekend wat de financiële gevolgen zijn van een hardheidsclausule voor onvermogenden die het griffierecht niet kunnen betalen. Het antwoord op deze vraag zou een diepgaander onderzoek vergen.

Vraag 197

Hoeveel extra officieren van justitie (OvJ «s) worden voor de nieuwe 43 jeugdregio’s aangesteld?

Dit is onderdeel van de intensivering bij het Openbaar Ministerie, zie daarvoor het antwoord op vraag 2.

Vraag 198

In hoeveel parketsecretarissen op politiebureaus kan worden voorzien door de investering van 5 miljoen euro en betreft het een structurele investering?

Met de huidige afspraken kunnen totaal 110 medewerkers van het Openbaar Ministerie bij de politie aan het werk. De investering van € 5 miljoen is structureel.

Vraag 199

Op welke wijze is door Nederland de 5,7 miljoen euro besteed die de Europese Commissie eind 2013 ter beschikking had gesteld voor het ontwikkelen van een Travel Information Processing System (TRIPS)? Is dat geld ten nutte van het ontwikkelen en operationeel maken van de technische voorziening gekomen waarmee straks alle PNR informatie op een goede manier verwerkt kan worden?

Het geld zoals beschikbaar gesteld door de Europese Commissie is besteed aan de ontwikkeling en operationeel maken van het Travel Information Portal (TRIP) binnen het huidige wettelijke kader. De reeds ontwikkelde technische voorziening wordt doorontwikkeld voor toepassing ten behoeve van in de Nederlandse passagiers informatie eenheid (Pi-NL) en zal in de Pi-NL in gebruik worden genomen op het moment dat PNR-richtlijn nationaal is geïmplementeerd.

Vraag 200

Hoeveel zaken zijn er, na de investering in de aanpak ondermijnende criminaliteit in Zuid-Nederland, voorgekomen? Hoeveel van die zaken hebben geleid tot een veroordeling?

De aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is in de afgelopen jaren niet in alleen in Zuid Nederland geïntensiveerd. Zoals in mijn begroting reeds is aangegeven is dat terug te zien in het toegenomen aantal gestarte strafrechtelijke onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden. Over dit aantal, evenals het aantal opgelegde vrijheidsstraffen, informeer ik uw Kamer jaarlijks met de Rapportage aanpak ondermijning en georganiseerde criminaliteit van het Openbaar Ministerie en de Nationale politie (dit rapport heette voorheen Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit). Hieronder vindt u een overzicht van het aantal gestarte strafrechtelijke onderzoeken en jaarlijks opgelegde vrijheidsstraffen van 2009–2014. De opgelegde vrijheidsstraf volgt in verband met de doorlooptijd van onderzoeken en de vervolging vaak pas één of meer jaren nadat het onderzoek is afgerond.

Zoals u kunt zien stijgt het aantal gestarte onderzoeken sneller dan het aantal vrijheidsstraffen. Daarover heb ik eerder al met uw Kamer gesproken en aangegeven dat ik opdracht heb gegeven tot een onafhankelijk onderzoek naar de verklaringen hiervoor (Kamerstukken II, 2014/15, 29 911, nr. 99 en 114). Het WODC laat dit onderzoek op dit moment uitvoeren en naar verwachting kan ik uw Kamer medio 2017 het eindverslag daarvan toesturen.

In Zuid Nederland zijn eind 2014 in totaal 125 fte politierechercheurs en 15 fte officieren van justitie vrijgemaakt voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit; de zogenaamde Intensivering Zuid Nederland. Het eerste jaarverslag van deze Intensivering Zuid Nederland heb ik uw Kamer voor de zomer doen toekomen (Kamerstukken II, 2015/16, 29 911, nr. 126). Daarin heeft u kunnen lezen dat er in dat eerste jaar reeds veelbelovende resultaten zijn geboekt, maar dat het aantal zaken dat aan de rechter is voorgelegd en het aantal veroordeling nog relatief laag is, in totaal zijn in 2015 11 vonnissen uitgesproken. Dit heeft vooral te maken met de specifieke focus van de gelabelde capaciteit op korte-klap onderzoeken om de informatiepositie te versterken en de bedrijfsprocessen van de criminelen te verstoren. Voorts speelt ook de doorlooptijd van onderzoeken en strafzaken een rol. Deze kan in complexe zaken, zoals bij georganiseerde criminaliteit, soms meerdere jaren zijn. De strafrechtelijke resultaten van de Intensivering Zuid Nederland zijn ook in de bovenstaande tabel verwerkt.

Vraag 201

Hoe is bij de doorontwikkeling van de geïntegreerde aanpak van de ondermijnende effecten van georganiseerde misdaad de betrokkenheid van de Belastingdienst en gemeente georganiseerd? Kunt u hierop een toelichting geven?

De geïntegreerde aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit vindt hoofdzakelijk plaats in RIEC verband. Er zijn tien RIEC’s in Nederland, waarin zowel de gemeenten, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en de Nationale Politie vertegenwoordigd zijn. De doorontwikkeling van de geïntegreerde aanpak ziet vooral op de versterking van de RIEC’s, het afpakken van crimineel vermogen en de publiek-private samenwerking.

Vraag 202

Wat is een Vermogen Volgsysteem?

Een randvoorwaarde voor een probleemgerichte en programmatische aanpak van ondermijning is inzicht in de aard en omvang van de problematiek. Hierin is de inzet van iCOV, de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen, van groot belang. iCOV levert rapportages die richting en sturing geven aan opsporingsonderzoeken. Het Vermogen Volg Systeem is een binnen iCOV ontwikkelde IT-toepassing waarmee opvallende bewegingen in de hoogte van het directe en indirecte vermogen van een verdachte of veroordeelde kunnen worden gevolgd in de tijd. De extra middelen zullen worden aangewend voor bemensing van het Vermogen Volg Systeem om systematische bevraging breed beschikbaar te maken.

Vraag 203

Wat betekent dat bij synthetische drugs wordt bekeken of het huidige instrumentarium toereikend is?

Zoals aangegeven in mijn brief van 14 juni 2016 heb ik met politie en het Openbaar Ministerie afgesproken de ontwikkelingen in de synthetische drugsproductie te volgen, inclusief de (toekomstige) wens betreffende nieuwe (juridische) instrumenten om deze productie aan te pakken. Dit houdt in dat politie en OM momenteel bezien of ze de aard en omvang van de mogelijke problemen nauwkeuriger in beeld kunnen brengen. Het Ministerie analyseert parallel hieraan waar eventuele verbeteringen in de huidige praktijk mogelijk zijn en maakt een overzicht van (juridische) overwegingen en (on)mogelijkheden.

Vraag 204

Wat was begroot voor de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) in 2016 en hoeveel wordt dat in 2017?

De FIOD is geen taakorganisatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie maar van het Ministerie van Financiën. De FIOD wordt dan ook bekostigd vanuit de begroting van het Ministerie van Financiën. In het kader van een specifieke intensivering van de aanpak van corruptie en witwassen heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie een investering oplopend tot 20 miljoen euro per jaar in de FIOD en het OM gedaan. Daarvan is 17,5 miljoen euro voor de FIOD. Vanuit deze intensivering ontvangt de FIOD 4,4 miljoen euro in 2016 en een bedrag van 14,9 miljoen euro in 2017.

Vraag 205

Waaraan zal de 14 miljoen euro die structureel is gereserveerd voor het OM op de Aanvullende post van de Rijksbegroting zodat zij beter kan inspelen op de extra taken in de samenleving, worden besteed?

Momenteel worden nadere plannen ter specifieke besteding van deze middelen uitgewerkt. Op basis daarvan worden de middelen van de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën overgeheveld naar de begroting van VenJ.

Vraag 206

Wordt de structurele reservering voor het OM van 14 miljoen om het OM in staat te stellen beter in te spelen op diverse extra taken in de samenleving, gebruikt voor de taken die daarna worden genoemd zoals het Vermogen Volg Systeem, liaisonfunctionarissen tussen het OM en de politie?

Momenteel worden nadere plannen ter specifieke besteding van deze middelen uitgewerkt. Op basis daarvan worden de middelen van de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën overgeheveld naar de begroting van VenJ.

Vraag 207

Hoeveel capaciteit, uitgedrukt in fte’s, is binnen de politie jaarlijks gemoeid met het opsporen en oprollen van illegale hennepteelt? Hoeveel procent is dit van het gehele rechercheapparaat?

Er worden zo’n 5.000 á 6.000 hennepkwekerijen per jaar ontmanteld.

De politie registreert niet hoeveel fte’s er gemoeid zijn met het opsporen van specifieke delictscategorieën. De inzet voor hennep kan dus niet worden uitgesplitst. De daadwerkelijke inzet is mede afhankelijk van het aantal signalen dat de politie ontvangt, bijvoorbeeld via vooronderzoek en meldingen. Daarnaast verschilt de grootte en complexiteit van het opsporingsonderzoek en het aantal fte dat ingezet wordt per hennepkwekerij. De grootte en complexiteit van het opsporingsonderzoek neemt toe in gevallen er verwevenheid is met andere vormen van zware criminaliteit.

Vraag 208

Hoeveel budget is de afgelopen vijf jaar besteed aan de opsporing en het oprollen van illegale hennepteelt? Welk budget is hiervoor de komende vijf jaren voor gereserveerd?

De capaciteit van politie en OM wordt niet geoormerkt, deze cijfers zijn dan ook niet beschikbaar De totale kosten voor strafrechtelijke ruimingen van hennepkwekerijen door Domeinen Roerende Zaken waren van 2011 tot en met 2015 ongeveer 33 miljoen euro. Voor 2016 tot en met 2020 zijn de kosten geschat op ongeveer 37 miljoen euro.

Vraag 209

Hoeveel capaciteit, uitgedrukt in fte’s, is binnen het OM jaarlijks gemoeid met illegale hennepteelt-gerelateerde zaken? Hoeveel procent is dit van het gehele OM? Hoeveel budget wordt binnen het OM jaarlijks besteed aan illegale hennepteelt-gerelateerde zaken?

Het OM houdt niet bij hoeveel fte er gemoeid is met specifieke delictscategorieën. Uit de tabellen behorend bij de uitgave Criminaliteit en Rechtshandhaving 2015 (te vinden op de website van het WODC) blijkt dat aan Vervolging (de taak van het OM) voor alle delicten het afgelopen jaar 563,1 miljoen is uitgegeven. Aan het delict softdrugs – dit is breder dan alleen illegale hennepteelt – werd voor vervolging totaal 11,1 miljoen uitgegeven. Dit is 1,97%. Overigens valt uit dezelfde publicatie op te maken dat ca. 74% hiervan personele uitgaven betreft. Zoals te zien in Criminaliteit en Rechtshandhaving 2015 (pagina 82) is het totale percentage uitgaven aan drugsmisdrijven de afgelopen jaren vrij constant.

Vraag 210

Welke belastinginkomsten is de overheid de afgelopen vijf jaar misgelopen door het aftappen van illegale energie voor hennepkwekerijen?

Volgens Netbeheer Nederland werd er bij in 2015 opgerolde hennepkwekerijen ca. 139 miljoen kWh aan energie gestolen. De tarieven voor energieverbruik verschillen per gebruikte hoeveelheid. Omdat niet per afzonderlijke kwekerij bekend is hoeveel energie er is gestolen, is het niet mogelijk om aan te geven hoeveel belastinginkomsten de overheid is misgelopen. Bovendien is het niet bekend hoeveel niet-opgerolde kwekerijen er zijn.

Vraag 211

Hoeveel branden zijn de afgelopen vijf jaar ontstaan met als oorzaak hennepkwekerijen? Welk percentage daarvan vond plaats in woningen?

Gegevens omtrent de oorzaak van branden worden niet geregistreerd door politie of brandweer. De stichting Salvage, opgericht door de gezamenlijke brandverzekeraars, spreekt van 82 hennepbranden in 2012, en 73 hennepbranden in zowel 2013 als 2014. Recentere gegevens zijn mij niet bekend.

Vraag 212

Welk bedrag is de afgelopen vijf jaar door verzekeringen uitgekeerd naar aanleiding van schade aangericht door hennepkwekerijen?

Cijfers met betrekking tot schade-uitkeringen naar aanleiding van schade aangericht door hennepkwekerijen zijn mij niet bekend.

Vraag 213

Welke prestatiecriteria zijn voor 2017 gesteld wat betreft de bestrijding van witwassen?

Witwassen is een prioriteit in de Veiligheidsagenda. In het kader van de bestrijding van witwassen zijn er in de begroting ramingen opgenomen ten aanzien van het afpakken van crimineel vermogen.

Vraag 214

Wat is de omvang van het budget dat jaarlijks in Nederland omgaat in witwassen? Hoeveel inkomsten is de Nederlandse overheid de afgelopen vijf jaar misgelopen als gevolg van witwassen?

Exacte cijfers over de huidige omvang van het budget dat jaarlijks in Nederland omgaat in witwassen zijn er niet. Een antwoord op de tweede vraag kan dan ook niet worden gegeven. Recent heb ik samen met de Minister van Financiën het WODC opdracht gegeven onderzoek te doen naar aard en omvang van witwassen. Het rapport wordt naar verwachting eind 2017 opgeleverd.

Vraag 215

Kunt u voorbeelden geven van diverse extra taken in de samenleving waarvoor structureel 14 miljoen euro wordt gereserveerd op de aanvullende post van de Rijksbegroting? Wat is de uitkomst van het overleg met het OM hierover geweest indien dat al heeft plaatsgevonden?

Momenteel worden nadere plannen ter specifieke besteding van deze middelen uitgewerkt. Op basis daarvan worden de middelen van de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën overgeheveld naar de begroting van VenJ.

Vraag 216

Bent u op de hoogte van de subsidie-evaluatie van de NVvR, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in 2013 waarin staat aangegeven dat respondenten vanuit het ministerie aangeven de adviezen van de NVvR als waardevol te beschouwen, ongeacht de inhoud van het advies, en dat zelfs als zij het inhoudelijk niet eens zijn met de lijn van de NVvR, het van belang is te weten hoe de magistraten zelf tegen het wetsvoorstel aankijken? Kunt u aangeven waarom u niettemin voornemens bent de NVvR te korten?

Ik ben op de hoogte van de subsidie-evaluatie van de NVvR die in 2013 is uitgevoerd. Ik waardeer de inzet van de NVvR op vele terreinen die de rechtspraak raken. Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de NVVR, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 217

Kunt u aangeven hoelang de plannen inmiddels al bestaan om parketsecretarissen vanuit het OM bij de politie te detacheren en wat de resultaten hiervan zijn tot op heden?

De detachering van parketsecretarissen van het OM bij de politie is onderdeel van de in 2014 gemaakte afspraak tussen het College van Procureurs-Generaal en de korpsleiding om een duurzame verbetering in de kwaliteit van de afhandeling van misdrijven te realiseren. Doel is de verhoging van de kwaliteit van processen-verbaal, wat onder meer moet leiden tot een lagere uitval van zaken en het verminderen van «re-work» bij het OM. In dit kader werken tot en met 2016 ongeveer 35 OM-medewerkers samen met politiemedewerkers als duo binnen de politieorganisatie. Het ligt in het voornemen het aantal OM medewerkers in 2017 uit te breiden naar uiteindelijk 70 personen. Om zicht te krijgen op de resultaten van de programma-inspanningen hebben alle regio’s een nulmeting gemaakt op de kwaliteit van de processen-verbaal. Deze wordt eind 2016 gevolgd door een «1»-meting.

Vraag 218

Hoe verklaart u het verschil tussen professionals uit het veld enerzijds en uw gesprekken met het OM anderzijds inzake de wenselijkheid van een zogeheten vangnetbepaling in de Opiumwet te creëren om de productie van nieuwe synthetische drugs te voorkomen? Bent u nog steeds de mening toegedaan dat dit niet nodig is?

Ik heb met vertegenwoordigers van de politie gesproken en uit de door hen aangedragen informatie is de noodzaak tot een wetwijziging vooralsnog onvoldoende naar voren gekomen. De gesprekken hierover worden voortgezet.

Vraag 219

Wordt er 13 of 14 miljoen uitgetrokken voor het OM? Maakt de 5 miljoen euro voor parketsecretarissen daarvan onderdeel uit?

In 2017 bedraagt de totale intensivering voor het OM € 12,6 mln. (afgerond € 13 mln.). Deze loopt op tot € 19,1 mln. per 2019; € 14,1 mln. voor de extra taken van het OM en € 5 mln. voor de parketsecretarissen.

Vraag 220

Klopt het dat de 5 miljoen die gereserveerd is voor parketsecretarissen bedoeld is om restproblematiek en dus oude tegenvallers op te lossen, waardoor er maar 14 miljoen overblijft voor de investeringsagenda? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt er geen 26 miljoen vrijgemaakt conform de investeringsagenda van het OM? Op grond waarvan is daartoe besloten? Wat moet het OM dan wel gaan doen en welke taken uit die agenda niet of minder?

De middelen die gereserveerd zijn om parketsecretarissen vanuit het OM bij de politie te detacheren, zien op de nadere invulling van een bestaande afspraak om de huidige ketensamenwerking te versterken. Dit staat los van de middelen die zijn gereserveerd voor de intensivering die het OM beter in staat moet stellen om diverse extra taken in de samenleving uit te voeren. De oorspronkelijke investeringsagenda van € 26 mln. van het OM is bezien tegen de achtergrond van de overige investeringen. Dit heeft geleid tot een bedrag van € 14 mln.

Momenteel worden de nadere plannen ter specifieke besteding van deze middelen uitgewerkt. Op basis daarvan worden de middelen van de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën overgeheveld naar de begroting van VenJ.

Vraag 221

Hoe wordt gewaarborgd dat de extra middelen voor het OM daadwerkelijk worden ingezet ten behoeve van de investeringsagenda van het OM?

Het OM is in staat met de beschikbare middelen de reguliere prestaties en productie te leveren zoals in de begroting opgenomen. De extra middelen voor het OM zijn bedoeld om het OM beter in staat te stellen te anticiperen op diverse extra taken die voortkomen uit maatschappelijke ontwikkelingen. De precieze besteding van de middelen verloopt volgens hiervoor opgestelde bestedingsplannen. Het OM legt hierover verantwoording af via de reguliere verantwoordingscyclus.

Vraag 222

Op welke manier borgt u dat een deel van de extra investering van de 14 miljoen euro in het OM ook daadwerkelijk gevoeld wordt op de werkvloer van de rechterlijke macht, zodat de werkdruk acceptabel is en de kwaliteit geborgd blijft?

In de afgelopen periode heeft er intensief overleg met het OM plaatsgevonden over de precieze invulling van de gereserveerde middelen. Over de keteneffecten van de te treffen maatregelen heeft afstemming plaatsgevonden met de politie en de Raad van de Rechtspraak. De rode draad bij de inzet van de extra middelen is het kunnen versterken van de verbinding die nodig is tussen het OM en andere organisaties om samen de maatschappelijke vraagstukken aan te kunnen pakken. De door het OM en de Rechtspraak zelf ingerichte Taskforce OM-Rechtspraak ziet toe op een optimale samenwerking, gericht op ketenbelangen en met behoud van de eigen verantwoordelijkheid en hiermee op een afstemming die de werkdruk voor ogen houdt.

Vraag 223

Is het boetestelsel, zoals dat nu bestaat, effectief en efficiënt? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, wat moet er gebeuren om dat wel effectief en efficiënt te maken?

Ik heb geen indicatie dat het huidige boetestelsel niet effectief en efficiënt zou zijn.

Vraag 224

Waarom wordt de subsidie voor het CCV afgebouwd?

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar om de verleende subsidie/bijdrage onverkort te blijven verlenen aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Binnen het beschikbare budget zal mijn ministerie zich ook de komende jaren blijven inzetten voor preventie. Daarnaast hebben ondernemers en branches hier een eigenstandige verantwoordelijkheid om preventieve maatregelen te nemen.

Vraag 225

Waarom wordt de subsidie voor het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) afgebouwd?

Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de MKB-NL en het CCV onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 226

Is uit de evaluatie van het KVO gebleken dat dit programma niet aan de gestelde doelen voldoet? Zo ja, waar blijkt dat uit?

Het Keurmerk Veilig Ondernemen is effectief omdat het samenwerken bevordert. Samenwerking maakt de winkelgebieden en bedrijventerreinen veiliger. De criminaliteit neemt af en het onveiligheidsgevoel bij ondernemers en hun klanten daalt. Maar gezien de huidige en voortdurende krappe financiële situatie van de rijksoverheid, is subsidiëring door mijn ministerie niet langer aangewezen. Veelal wordt echter samengewerkt zonder een beroep op deze subsidie.

Vraag 227

Waarom wordt er voor 2017 minder begroot voor vermogen dat afgepakt zal gaan worden dan in 2016?

In de raming voor 2016 zijn de ontvangsten voortvloeiend uit twee grote schikkingen verwerkt: een betaling in de SMB Offshore zaak en een schikking met telecombedrijf Vimpelcom. Vanwege het incidentele karakter van dit soort grote zaken wordt de reguliere raming van te ontnemen crimineel vermogen in de begroting hier niet op gebaseerd.

Vraag 228

Op welke wijze wordt de toename van circa 20 miljoen euro in de opbrengsten uit boeten en transacties gerealiseerd? Hoe wordt de tegenvaller van 73 miljoen euro op boeten en transacties uit 2016 gecompenseerd? Welke risico's ontstaan door deze tegenvaller voor een mogelijk tekort in 2017?

Ik ben op dit moment in overleg met het bevoegd gezag over extra maatregelen, zoals over de extra inzet van de teams Verkeer en handhavingsmiddelen op die plekken waar dit noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid. Hierbij is primair het doel het verhogen van de verkeersveiligheid en secundair het op orde houden van de begroting. De tegenvaller ter hoogte van 73 mln. komt voort uit problematiek rond de ontvangsten uit boetes en transacties volgend uit 2015 en 2016 en is vanuit het Ministerie van Financiën van dekking voorzien. De vervolgens nog resterende problematiek is binnen het dossier boetes en transacties van een oplossing voorzien. Daarmee heeft deze problematiek geen gevolgen voor 2017.

Vraag 229

Hoe wordt na het stopzetten van de subsidie voor het KVO op lokaal niveau gewaarborgd dat de desbetreffende samenwerking tussen ondernemers, gemeente, politie en brandweer in stand blijft?

Voor veilig ondernemen is samenwerking tussen bedrijfsleven, gemeenten en politie belangrijk. Niet alleen het KVO maar ook andere instrumenten, initiatieven en samenwerkingsvormen tonen dat aan. Omdat er al veel goede ervaringen zijn opgedaan met deze samenwerking en deze ervaringen ook worden gedeeld, vertrouw ik er op dat de lokale/regionale partners hun verantwoordelijkheid zullen (blijven) nemen en in samenwerking zullen blijven investeren. Daarnaast ben ik voornemens, zoals recent ook besproken in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, om de samenwerking tussen deze partners in de Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s, voorheen de Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing) daar waar deze nog onvoldoende van de grond is gekomen, te stimuleren.

Vraag 230

Beschikt het KVO over andere inkomstenbronnen dan de subsidie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Zo ja, waaruit bestaan die? Zijn die afdoende om het KVO in stand te houden? Zo nee, betekent dat dat zonder subsidie het KVO ophoudt te bestaan?

Nee, het KVO beschikt niet over andere inkomstenbronnen dan de subsidie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Voor het Keurmerk Veilig Ondernemen is samenwerking tussen bedrijfsleven, gemeenten en politie, de belangrijkste voorwaarde. In veel gevallen wordt er nu al samengewerkt door de partners zonder dat een beroep wordt gedaan op deze subsidie. Ik vertrouw er op dat de lokale/regionale partners hun verantwoordelijkheid zullen (blijven) nemen en in samenwerking zullen blijven investeren.

Vraag 231

Is het KVO effectief als het gaat om het bereiken van hun doelstelling? Zo ja, waaruit blijkt dat en waarom wordt de subsidie dan afgebouwd? Zo nee, waarom niet?

Het Keurmerk Veilig Ondernemen is effectief omdat het samenwerken bevordert. Samenwerking maakt de winkelgebieden en bedrijventerreinen veiliger. De criminaliteit neemt af en het onveiligheidsgevoel bij ondernemers en hun klanten daalt. KVO kan ook zonder mijn subsidie worden uitgevoerd. Maar gezien de huidige en voortdurende krappe financiële situatie van de rijksoverheid, is subsidiëring door mijn ministerie niet langer aangewezen. Veelal wordt er nu al samengewerkt zonder een beroep op deze subsidie.

Vraag 232

Kunt u een overzicht geven hoeveel de afgelopen jaren op het OM is bezuinigd?

In het volgende is een overzicht opgenomen met bezuinigingen, volume-effecten en tariefsverlagingen voortvloeiend uit de kabinetsperiode Rutte I en Rutte II.

Vraag 233

Hoe wordt de piek ter hoogte van 89 miljoen in het budget van het NFI in 2016 verklaard?

In 2016 is sprake van een eenmalige technische mutatie in het budget van het NFI. De stijging van het budget komt voort uit een bijdrage voor de schuldaflossing aan het Rijksvastgoedbedrijf. Deze aflossing is noodzakelijk als gevolg van de overgang naar een nieuw huisvestingsstelsel van het RVB.

Vraag 234

Wat is de verklaring voor het teruglopende budget van het NFI?

Het budget van het NFI daalt van circa € 66 mln. in 2010 tot circa € 63 mln. in 2021. Belangrijkste oorzaak voor de daling is de rijksbrede taakstelling uit het Regeerakkoord Rutte-II. De daling als gevolg hiervan bedraagt in 2016 3,2% en loopt in 2017 op tot 7,3% en in 2018 tot 8,9%. Bij begrotingsbrief 2016 zijn vanaf 2016 extra middelen voor het NFI beschikbaar gesteld. Hiermee is de daling van het budget verminderd. Vanaf 2017 neemt het NFI budget daarnaast toe als gevolg van de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Deze laatste middelen staan nog op de aanvullende post van de Rijksbegroting.

Vraag 235

Met hoeveel euro is het budget van het OM tussen 2010 en 2021 gedaald of toegenomen en zal dat dalen of toenemen? Wat zijn daarvan de oorzaken?

Het totaal van het budget Personeel en Materieel en de programmabudgetten van het OM is in de periode 2010 – 2021 gedaald van € 567 mln. naar € 517 mln. Circa € 10 mln. van deze daling is toe te schrijven aan de tariefsverlaging Rijksvastgoedbedrijf waarbij de huurlasten zijn verlaagd voor het OM. Per 2021 is € 7,5 mln. aan het budget van het OM onttrokken in het kader van de Maatregelen Strafrechtsketen waarbij wordt uitgegaan van kostenbesparingen voor het OM. De daling zal kleiner zijn wanneer per 2017 de middelen voor de intensivering voor de extra taken van het OM (oplopend naar € 14,1 mln.) beschikbaar worden gesteld aan het OM.

Vraag 236

Hoe heeft het onveiligheidsgevoel van Nederlanders zich de laatste vijf jaar ontwikkeld?

Er is sprake van een daling van onveiligheidsgevoelens van Nederlanders in de afgelopen 5 jaar. In 2011 voelde 37,4% van de Nederlanders zich wel eens onveilig en 2015 was dit 35,6%. De cijfers over 2016 komen beschikbaar in maart 2017.

Vraag 237

Hoeveel Nederlanders zijn in 2016 slachtoffer geworden van criminaliteit? Kunt u dat aantal afzetten tegen de afgelopen vijf jaar?

Er zijn nog geen gegevens beschikbaar over het aantal slachtoffers van criminaliteit in 2016. In 2015 is in totaal 17,6 procent van de Nederlanders slachtoffer geworden van criminaliteit. Het gaat daarbij om onder meer geweldsdelicten (seksuele delicten, mishandeling en bedreiging), vermogensdelicten (inbraak of poging daartoe, fietsdiefstal, diefstal van of uit de auto, zakkenrollerij met of zonder geweld en overige diefstal) en vandalismedelicten.

Hieronder is het aantal afgezet tegen de afgelopen vijf jaar:

2015: 17,6 procent

2014: 18,9 procent

2013: 19,8 procent

2012: 19,8 procent

2011: 25 procent

Vraag 238

Wat is het aantal delicten waarvan aangifte werd gedaan in 2016? Kunt u dat aantal afzetten tegen de afgelopen vijf jaar?

Van elke aangifte wordt een proces-verbaal opgemaakt. In de eerste drie kwartalen van 2016 is van 566.440 delicten proces-verbaal van aangifte opgemaakt. Zie voor de voorgaande jaren onderstaande tabel. Overigens kan het voorkomen dat van één delict meerdere aangiften zijn gedaan, bijvoorbeeld bij een overval met meerdere slachtoffers die aangifte doen.

Vraag 239

Kunt u de maatschappelijke schade van criminaliteit in 2016 uitdrukken in een bedrag? Kunt u dit afzetten tegen de afgelopen vijf jaar?

In de publicatie Criminaliteit en rechtshandhaving bundelen het WODC, CBS en de Raad voor de rechtspraak de beschikbare statistische informatie over criminaliteit en het optreden van politie en justitie tegen criminaliteit. Onlangs verscheen de editie 2015. Deze editie beschrijft ontwikkelingen in de periode 2007–2015. De maatschappelijke schade van criminaliteit over het jaar 2016 kan niet worden gegeven omdat deze gegevens momenteel (november 2016) nog niet beschikbaar zijn. Over de schade als gevolg van misdrijven, overtredingen en overlast geleden door bedrijfsleven, huishoudens en overheid zijn slechts sporadisch gegevens beschikbaar. Daarom is per schadepost het tien jaar voortschrijdend gemiddelde gecorrigeerd voor loon- en prijsstijgingen berekend voor zover beschikbaar. Vervolgens zijn deze gemiddelden opgeteld om tot een totaal bedrag voor de maatschappelijke schade te komen. Het tien jaar voortschrijdende gemiddelde van de maatschappelijke schade van criminaliteit ziet er dan in miljoen € als volgt uit:

2002–2011: 21.153,3

2003–2012: 21.231,9

2004–2013: 21.037,5

2004–2014: 20.895,7

2005–2015: 20.453,6

In 2015 correspondeert dit bedrag met circa 3% van het bruto binnenlands product. Dit bedrag is een ondergrens, aangezien veel schadeposten niet goed ingeschat kunnen worden.

Vraag 240

Is het aantal High Impact Crimes in 2016 gedaald ten opzichte van 2015?

Ja.

Het aantal overvallen is in de eerste 9 maanden van 2016 gedaald met 9% (ten opzichte van dezelfde periode in 2015).

Het aantal straatroven is in de eerste 9 maanden van 2016 gedaald met 10% (ten opzichte van dezelfde periode in 2015).

Het aantal inbraken is in de eerste 9 maanden van 2016 gedaald met 14% (ten opzichte van dezelfde periode in 2015).

Vraag 241

Is de criminaliteit in Nederland in 2016 gedaald ten opzichte van 2015?

Op basis van cijfers uit de Strafrechtketenmonitor kan worden geconcludeerd dat de daling van de geregistreerde criminaliteit wordt gecontinueerd in de eerste drie kwartalen van 2016. Zie ook het antwoord op vraag 242.

Vraag 242

Kunt u met cijfers toelichten dat de criminaliteit in Nederland is gedaald in 2016?

In de eerste drie kwartalen 2015 waren 688742 misdrijven ter kennis gekomen van de politie, in de eerste drie kwartalen van 2016 zijn dit er 649339. Dit is een daling van 6%.

Vraag 243

Heeft de daling van de geregistreerde criminaliteit in het eerste kwartaal van 2016 zich ook doorgezet in het tweede kwartaal?

In de eerste drie kwartalen 2015 waren 688742 misdrijven ter kennis gekomen van de politie, in de eerste drie kwartalen van 2016 zijn dit er 649339. Dit is een daling van 6%. Zie de tabel in de vorige vraag voor toelichting.

Vraag 244

Wat was het ophelderingspercentage in 2016?

Op basis van cijfers uit de Strafrechtketenmonitor komt het ophelderingspercentage over de eerste drie kwartalen van 2016 uit op 27%. Dit is iets hoger dan het ophelderingspercentage in 2015 (26%).

Vraag 245

Kunt u de cijfers over 2015 geven van het aantal overvallen, straatroven, woninginbraken, mishandelingen, zedenmisdrijven, moord en doodslag, bedreigingen en openlijk geweld?

In 2015 werden door de politie de volgende aantallen geregistreerd:

Overvallen: 1.239

Straatroven: 4.731

Woninginbraken: 64.560

Mishandeling: 47.700

Zedenmisdrijven: 7.350

Moord en doodslag: 120

Bedreigingen: 27.760

Openlijk geweld: 3.890

(Bron: Criminaliteit en rechtshandhaving, 2015. Den Haag: WODC, CBS, Raad voor de rechtspraak, 2016, tabel 4.2)

Vraag 246

Kunt u de cijfers over 2016 geven van het aantal overvallen, straatroven, woninginbraken, mishandelingen, zedenmisdrijven, moord en doodslag, bedreigingen en openlijk geweld?

In de eerste negen maanden van 2016 zijn:

  • 809 overvallen gepleegd. Dit is een daling met 9% ten opzichte van dezelfde periode in 2015.

  • 3.106 staatroven gepleegd. Dit is een daling met 10% ten opzichte van dezelfde periode in 2015.

  • 39.153 inbraken gepleegd. Dit is een daling met 14% ten opzichte van dezelfde periode in 2015.

De cijfers over 2016 voor mishandelingen, zedenmisdrijven, moord en doodslag, bedreigingen en openlijk geweld zijn momenteel (1 november 2016) nog niet beschikbaar.

Vraag 247

Op welke manier waarborgt u dat lokale samenwerking, die mogelijk wordt gemaakt binnen het KVO-winkelgebieden, ook in de toekomst wordt gecontinueerd?

Voor veilig ondernemen is samenwerking tussen bedrijfsleven, gemeenten en politie belangrijk. Niet alleen het KVO maar ook andere instrumenten, initiatieven en samenwerkingsvormen tonen dat aan. Omdat er al veel goede ervaringen zijn opgedaan met deze samenwerking en deze ervaringen ook worden gedeeld, vertrouw ik er op dat de lokale/regionale partners hun verantwoordelijkheid zullen (blijven) nemen en in samenwerking zullen blijven investeren. Daarnaast ben ik voornemens, zoals recent ook besproken in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, om de samenwerking tussen deze partners in de Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s, voorheen de Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing) daar waar deze nog onvoldoende van de grond is gekomen, te stimuleren.

Vraag 248

Kan er een uitsplitsing worden gemaakt van de oorzaken? Welk deel komt door de CAO-acties? Welk deel komt er door verbeterde verkeersnaleving? Kan er een overzicht worden gegeven van het aantal staandehoudingen en bekeuringen door de politie inzake verkeersovertredingen?

Het is niet precies aan te geven welk deel van het tekort is toe te schrijven aan de acties van de politie. Hoewel de CAO-acties van de politie zijn geëindigd, duurt het naar verwachting enige tijd voordat de effecten van de acties zijn verdwenen. Bij het constateren van overtredingen en het opleggen van boetes spelen meerdere factoren mee. Hierbij kan worden gedacht aan het nalevingsgedrag van weggebruikers, externe omstandigheden zoals files en slecht weer, maar ook aan de plekken waar en waarop wordt gecontroleerd. Het is niet bekend hoe groot het effect van de verschillende factoren precies is.

Hieronder treft u een overzicht van het aantal staandehoudingen door de politie in de afgelopen jaren aan.

2012: 473.006

2013: 522.966

2014: 460.461

2015: 220.968

2016 (t/m oktober): 395.531

De daling van het aantal staandehoudingen in 2015 wordt met name veroorzaakt door de CAO-acties van de politie. Dat wil niet per definitie zeggen dat mensen die verkeersovertredingen hebben begaan in deze periode niet zijn aangesproken op hun gedrag. Agenten kunnen er ook voor gekozen hebben om verkeersovertreders niet te bekeuren maar bijvoorbeeld aan te spreken / te waarschuwen.

Daarnaast zijn er in de eerste 10 maanden van 2016 822.328 beschikkingen door de politie op kenteken opgelegd. Dit aantal is exclusief de beschikkingen die op grond van de mobiele radarsets zijn opgelegd. Voor de jaren 2012 t/m 2015 zijn deze aantallen (door een andere registratie van de gegevens) niet bekend.

Vraag 249

Welke acties zijn er precies ingezet om de tekorten op het dossier boeten en transacties tegen te gaan? Met welk resultaat? Hoe verhoudt zich dit tot de doelstelling van het verbeteren van de verkeersveiligheid?

Er is een werkgroep ingericht, waarin vertegenwoordigers van VenJ, het OM, de politie, het CJIB, Rijkswaterstaat en Financiën zitten. In de werkgroep wordt de raming besproken en wordt gekeken naar factoren die invloed op de raming kunnen hebben. Zo wordt onder meer bekeken of de verschillende digitale handhavingsmiddelen goed functioneren. Indien de ontvangsten gedurende het jaar achterblijven, wordt nagegaan wat de oorzaak hiervan is en wordt de raming hierop bijgesteld. Daarnaast ben ik in overleg met het gezag over extra inzet van de teams Verkeer, meer aandacht voor verkeershandhaving door de basisteams en het plaatsen van digitale handhavingsmiddelen op plekken waar dit bijdraagt aan de verkeersveiligheid. Hierbij is primair het doel het verhogen van de verkeersveiligheid. De verwachte opbrengsten voor 2016 zijn geraamd op ca. € 25 mln. Ik zal uw Kamer binnenkort nader informeren over de te nemen/genomen maatregelen.

Vraag 250

Is de verkeersveiligheid vergroot door de verhoging van de boetes?

Er is geen recent onderzoek gedaan naar het effect van de verhoging van de boetes op de verkeersveiligheid. Wel heeft het WODC in 2011 onderzoek gedaan naar de afname van het aantal verkeersovertredingen. Uit dit onderzoek (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 29 398, nr. 359) bleek dat een toename van het boetetarief met 1% leidt tot een afname van het aantal snelheidsovertredingen met circa 0,23%. Uit het onderzoek volgt dat vooral recidivisten gevoelig zijn voor boeteverhogingen, in het bijzonder jonge recidivisten en veelplegers. Hieruit kan worden afgeleid dat boeteverhogingen een effect hebben op de naleving van regels door weggebruikers en hiermee op de verkeersveiligheid.

Vraag 251

Kan een onderbouwing worden gegeven van de te nemen extra maatregelen om de tekorten bij de ontvangsten uit boetes en transacties op te vangen? Kan worden gereageerd op de vragen van de Algemene Rekenkamer of dit een realistische schatting is en wat de consequenties zijn voor de uitvoering van de taken van de Minister indien hij een tekort heeft gedurende een begrotingsjaar?

Om tekorten bij de ontvangsten uit boetes en transacties op te vangen is een aantal maatregelen genomen/in gang gezet die tevens een bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid. Het gaat daarbij om het opvullen van vacatures bij de teams verkeer, meer aandacht voor verkeershandhaving door de basisteams en het plaatsen van digitale handhavingsmiddelen op plekken waar dit bijdraagt aan de verkeersveiligheid. De berekening van de effecten voor de ontvangsten van deze maatregelen zijn gebaseerd op reële uitgangspunten. Daarbij is rekening gehouden met het gegeven dat het enige tijd vergt voordat de maatregelen kunnen worden geeffectueerd. Mogelijke tekorten gedurende het begrotingsjaar dienen conform de huidige systematiek binnen de begroting van VenJ van dekking voorzien te worden.

Vraag 252

Klopt het dat de Belastingdienst geen doelstellingen heeft voor het fiscaal aanpakken («afpakken») van criminelen en hun wederrechtelijke verkregen vermogen? Zo nee, kunt u aangeven hoe deze doelstellingen er precies uitzien en hoe deze worden nageleefd? Zo ja, waarom zijn deze er niet aangezien de samenwerking tussen het OM en de Belastingdienst een belangrijk speerpunt is? Betekent dit ook dat de Belastingdienst geen prioriteit toekent aan de aanpak van criminelen en deze qua behandeling gelijk stelt aan een niet-criminele burger of onderneming? Kan het antwoord worden toegelicht?

De kerntaak van de Belastingdienst is het heffen en invorderen van belastingen. De Belastingdienst maakt bij het invorderen geen onderscheid tussen crimineel en niet crimineel vermogen. Het afpakken van crimineel vermogen houdt voor de Belastingdienst in dat hij de verschuldigde belastingen invordert.

Het Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (Stcrt. 2015, 17271; hierna Protocol AAFD) beschrijft hoe de Belastingdienst aanmeldingen van mogelijke delicten die voor strafrechtelijke afhandeling in aanmerking komen selecteert voor de rechtsgebieden belastingen, toeslagen en douane. Het initiatief voor ontneming alsmede de melding daarvan aan de Belastingdienst ligt – conform paragraaf 4 van het Protocol AAFD – bij het OM. De geselecteerde aanmeldingen worden, conform het Protocol, ingebracht in de afstemmingsoverleggen van het OM, de FIOD en de Belastingdienst. In deze overleggen wordt beslist of de ingebrachte aanmeldingen strafrechtelijk of bestuursrechtelijk verder zullen worden onderzocht en afgedaan. Ook bestaat er afstemming tussen het OM en de Belastingdienst om cumulatie van heffing en afpakken te voorkomen.

In de afstemmingsoverleggen tussen het OM en de Belastingdienst worden verder onder meer zaken besproken die door de Belastingdienst op basis van zogenaamde «préweegformulieren» worden ingebracht vanwege mogelijke strafbare feiten. In een préweegformulier worden naast een omschrijving van de casus ook de afpakmogelijkheden in de concrete casus geschetst. Na de beslissing om een strafrechtelijk onderzoek te starten wordt in een afstemmingsoverleg ook gaandeweg het onderzoek en tijdens de vervolgingsfase de stand van zaken voor wat betreft de (voorgenomen) afpakacties besproken.

Integrale samenwerking maakt onderdeel uit van de strategische visie van de Belastingdienst en deze wordt in principe vorm gegeven door middel van de LIEC/RIEC en LSI (Landelijke Stuurgroep Interventieteams) samenwerkingsvormen.

Vraag 253

Wat betekent het aannemen van de motie-Zijlstra/Samsom (Kamerstuk 34 550, nr. 7) inzake de verkeersboetes voor de opgave die hier vermeld staat?

Het kabinet onderzoekt momenteel hoe uitvoering kan worden gegeven aan de motie Zijlstra/Samsom. Pas als helemaal duidelijk is hoe uitvoering aan de motie zal worden gegeven, kan een uitspraak worden gedaan over het effect en de consequenties van eventuele tekorten op het dossier boetes en transacties.

Vraag 254

Heeft u een verklaring voor het feit dat het aantal vervolgingen voor dood of zwaar letsel door schuld (Artikel 6, Wegen en verkeerswet) is gedaald van 662 zaken in 2014 naar 547 in 2015? Wat is nu de instroom tot 1 oktober in 2016?

Er is geen duidelijke oorzaak aan te wijzen voor het verschil in het aantal vervolgingen voor dood of zwaar letsel door schuld (Artikel 6, Wegenverkeerswet) tussen 2014 en 2015. Het vervolgingsbeleid inzake artikel 6 Wegenverkeerswet is in ieder geval in deze periode niet gewijzigd. Het aantal vervolgingen in 2016 op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet was op 1 oktober 458 zaken.

Vraag 255

Hoe wordt de kwaliteit gewaarborgd bij de forensische zorg? Wordt overal in Nederland dezelfde forensische zorg aangeboden?

Forensische zorg ten behoeve van justitiabelen wordt door DJI ingekocht bij zorgaanbieders. Hierbij is het voor alle (grotere) zorgaanbieders, waarbij forensische zorg wordt ingekocht, verplicht om zich te verantwoorden over de prestatie-indicatoren Forensische Psychiatrie. Dit is een dynamische set indicatoren, vastgesteld in overeenstemming met het veld. Op jaarlijkse basis worden deze uitgevraagd. De uitkomsten zijn onderdeel van de voortgangs- en inkoopgesprekken met de verschillende zorgaanbieders. Indien aanbieders niet voldoen aan de genormeerde indicatoren, kan een boete worden opgelegd. Met betrekking tot de zorg in de tbs-klinieken zijn de zogenaamde doelmatigheidsindicatoren ontwikkeld, die informatie verstrekken over de verschillende verloffases en de totale behandelduur van tbs-gestelden.

Daarnaast heeft het forensisch zorgveld samen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie en GGZ Nederland het initiatief genomen om de landelijk kwaliteit van de forensische zorg verder te verbeteren en dit zichtbaar te maken. GGZ Nederland is de formele opdrachtgever, en samen met bovenstaande partijen is er in 2011 een duidelijke opdracht geformuleerd voor het Kwaliteitsprogramma Forensische Zorg (KFZ).

Vraag 256

Welke middelen worden ingezet voor verkeershandhaving?

Handhaving vindt plaats door middel van digitale handhavingsmiddelen en door inzet van de politie. Bij de digitale handhavingsmiddelen kan worden gedacht aan flitspalen en trajectcontroles, maar ook aan mobiele radarsets en laserguns die door de politie worden gebruikt, de registervergelijking APK en de registervergelijking voor het hebben van een onverzekerd voertuig.

Verkeershandhaving door de politie gebeurt door de basisteams en de teams Verkeer. Voor de Teams Verkeer bij de politie is jaarlijks een bedrag beschikbaar van ruim € 48 miljoen. Hiermee wordt de politiesterkte met een omvang van 659 FTE en het onderhoud van de handhavingsmiddelen die de politie voor de verkeershandhaving gebruikt betaald. Dit betreft naast de mobiele radarsets en laserguns ook ademanalyse apparatuur.

Vraag 257

Hoeveel bedraagt de investering in 2017 en 2018 in vakmanschap bij DJI en waaraan wordt die concreet besteed?

Het Kabinet investeert in 2017 en 2018 conform de Ontwerpbegroting 2017 2 x € 10 mln. in het vakmanschap van de medewerkers van DJI, deze middelen staan nu nog gereserveerd op de aanvullende post.

Het personeel van DJI wordt in toenemende mate geconfronteerd met justitiabelen met zogenaamde multiproblematiek: licht verstandelijke beperkten (LVB), ingeslotenen met een verslaving en ernstige psychiatrische stoornis(sen), radicaliserende groepen en verwarde personen. Deze ontwikkeling zien we ook elders in de sanctie-uitvoering. Ook bij de reclassering is sprake van een complexere doelgroep. Voor de toekomstverkenning «Koers en Kansen voor de sanctie-uitvoering» is dit een belangrijke aanleiding om naar de organisatie van die uitvoering te kijken (zie TK 24 587, nr. 659).

Deze ontwikkeling vraagt nieuwe en soms andere vaardigheden en oriëntaties van onze medewerkers. Een intensievere benadering en werkwijze is nodig om hen in staat te blijven stellen de taken op het terrein van opvang, zorg en behandeling op het vereiste niveau te kunnen blijven uitvoeren. Hiermee wordt niet de multiproblematiek van justitiabelen als zodanig opgelost, maar sluit de kwaliteit van de bejegening beter op die problematiek aan en draagt zo bij aan het beperken van het recidiverisico.

Vraag 258

Wat is uw standpunt over het straffen van (zeer) jonge daders? Vanwaar deze beleidswijziging? Wanneer kan de Kamer het voorstel over verhoging van de strafrechtelijk aansprakelijke leeftijd tegemoet zien? Of het aanvullende voorstel dat ingaat op hoe jeugdigen onder de 14 of 16 wel aangepakt worden?

Uitgangspunt is dat de aanpak van jeugdigen die strafbare feiten hebben begaan, doeltreffend moet zijn. De reactie op het strafbare gedrag moet bijdragen aan een toekomst op het rechte pad en aan het voorkomen van herhaling. Tegelijkertijd moet die reactie recht doen aan vergelding voor slachtoffers en maatschappij. Voor jonge kinderen die vanuit een onveilige of bedreigende situatie strafbare feiten plegen, moet de reactie bovendien gericht zijn op de bescherming van hun veiligheid en ontwikkeling.

Het effect van straffen van (zeer) jeugdige daders (van 12 tot 14 of 16 jaar) wordt in de wetenschap en rechtspraak ter discussie gesteld. Het effect van de inzet van het strafrecht op de veiligheid van de maatschappij en de positieve ontwikkeling van de jeugdige is beperkt. Ontwikkelingspsychologisch onderzoek laat zien dat jongeren onder de 14 jaar over het algemeen nog niet in staat zijn tot volwaardige deelname aan een strafproces. Zo bezien is het straffen van jeugdige daders een minder doeltreffende reactie, die bovendien de justitiële jeugdketen belast. Andere manieren om grenzen aan te geven aan jeugdigen zijn mogelijk effectiever én ontlasten de justitiële jeugdketen.

Daarnaast blijkt dat Nederland momenteel voor Europese begrippen een relatief jonge leeftijd van 12 jaar als ondergrens hanteert (versus 13,5 jaar gemiddeld) als het gaat om de vraag vanaf wanneer een jeugdige strafrechtelijk wordt vervolgd.

Het voornemen om de leeftijd waarop iemand strafrechtelijk wordt vervolgd van 12 jaar naar 14 of 16 jaar te verhogen, maakt deel uit van de voorstellen van de commissie Veld (rapport Van Incident naar Impact – Taskforce Beleidsalternatieven Veiligheid en Justitie» Kamerstuknummer (betreft een bijlage voor de Voorjaarsnota VenJ): TK 2015–2016, 34 485-VI, nr. 2, blz-758208.

De precieze uitwerking van dit beleidsvoornemen vindt thans plaats. Hierbij zal de vraag worden meegenomen of bij jeugdige daders vanaf 12 jaar behoefte blijft bestaan aan een afdoening binnen het jeugdstrafrecht in die gevallen waarin de persoonlijkheid van de jeugdige of de bijzondere ernst van het feit daartoe aanleiding geeft. Aan de RSJ is een adviesaanvraag gedaan. Het streven is om uw Kamer in 2018 nader over de verkenningen te informeren.

Vraag 259

Acht u het wenselijk dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) in de toekomst zelf besluiten kan nemen over het treffen van jeugdbeschermingsmaatregelen? Werkt dit voorstel, in het kader van het verkorten van de keten, niet averechts, gezien de voordehand liggende beroepsmogelijkheid bij de rechter? Hoe is dit voorstel te rijmen met het recht op een onafhankelijke scheidsrechter, te weten de kinderrechter?

Ik acht het wenselijk om mogelijkheden te onderzoeken om de keten te verkorten en in dat licht een voorstel uit te werken waarin de Raad voor de Kinderbescherming zelf besluiten kan nemen over ondertoezichtstellingen zonder uithuisplaatsingen. Het idee is dat ouders en kind zo sneller de juiste hulp krijgen, omdat de stap naar de rechter niet meer nodig is. In enkele andere landen, zoals Denemarken, zijn goede ervaringen opgedaan met een soortgelijk stelsel.

Als ouders het niet eens zijn met het besluit kunnen zij dit aanvechten bij de kinderrechter. Thans gaat slechts ongeveer 15 procent van de ouders in hoger beroep. In de gevallen dat de ouders zich neerleggen bij het besluit van de Raad voor de Kinderbescherming, treedt er een verkorting op in de keten.

Het verschuiven van deze taak vraagt om een uitwerking van het interne proces bij de Raad voor de Kinderbescherming, opdat geborgd is dat het onderzoek onafhankelijk blijft en het besluit kwalitatief hoogwaardig. De gang naar de rechter blijft te allen tijde mogelijk.

Vraag 260

Hoe verhoudt het voorstel om de RvdK zelf besluiten te laten nemen over jeugdbeschermingsmaatregelen, zich tot het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)?

Het voorstel gaat regelen dat de Raad voor de Kinderbescherming alleen zal besluiten bij een «kale» ondertoezichtstelling, dus niet bij ondertoezichtstellingen met uithuisplaatsingen of bij gezagsbeëindigende maatregelen. Deze zaken blijven voorbehouden aan de kinderrechter.

Het belang van het kind staat hierbij voorop: het voorstel beoogt het sneller inzetten van de juiste hulp voor het kind. Daarmee is het voorstel in lijn met artikel 3 IVRK. De gang naar de rechter blijft gehandhaafd, zodat ook voldaan wordt aan de eisen die voortvloeien uit artikel 6 en artikel 8 EVRM.

Vraag 261

Kunt u nader onderbouwen uw stellingname dat het effect van het straffen van jeugdigen op de veiligheid van de maatschappij en de positieve ontwikkelingen van de jeugdige beperkt blijft?

Uitgangspunt is dat de aanpak van jeugdigen die strafbare feiten hebben begaan, doeltreffend moet zijn. De reactie op het strafbare gedrag moet bijdragen aan een toekomst op het rechte pad en aan het voorkomen van herhaling. Tegelijkertijd moet die reactie recht doen aan vergelding voor slachtoffers en maatschappij. Voor jonge kinderen die vanuit een onveilige of bedreigende situatie strafbare feiten plegen, moet de reactie bovendien gericht zijn op de bescherming van hun veiligheid en ontwikkeling.

Het effect van straffen van (zeer) jeugdige daders (van 12 tot 14 of 16 jaar) wordt in de wetenschap en rechtspraak ter discussie gesteld. Het effect van de inzet van het strafrecht op de veiligheid van de maatschappij en de positieve ontwikkeling van de jeugdige is beperkt. Ontwikkelingspsychologisch onderzoek laat zien dat jongeren onder de 14 jaar over het algemeen nog niet in staat zijn tot volwaardige deelname aan een strafproces. Zo bezien is het straffen van jeugdige daders een minder doeltreffende reactie, die bovendien de justitiële jeugdketen belast. Andere manieren om grenzen aan te geven aan jeugdigen zijn mogelijk effectiever én ontlasten de justitiële jeugdketen.

Daarnaast blijkt dat Nederland momenteel voor Europese begrippen een relatief jonge leeftijd van 12 jaar als ondergrens hanteert (versus 13,5 jaar gemiddeld) als het gaat om de vraag vanaf wanneer een jeugdige strafrechtelijk wordt vervolgd.

Wel moet bij bepaalde misdaden – gepleegd door jeugdige daders vanaf 12 jaar – ruimte worden gelaten voor een afdoening binnen het jeugdstrafrecht in die gevallen waarin de persoonlijkheid van de jeugdige of de bijzondere ernst van het feit daartoe aanleiding geeft.

Vraag 262

Kent u het voorstel om de strafrechtelijke aansprakelijkheid te verlagen in plaats van juist te verhogen zoals in de begroting staat? Hoe beoordeelt u dit plan?

Op 22 februari 2012 heeft mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer bericht dat hij verlaging van de huidige ondergrens van strafrechtelijke aansprakelijkheid van minderjarigen (de leeftijd van twaalf jaar) onwenselijk acht (Kamerstukken II, 2011/12, 28 741, nr. 19). Dit standpunt is in die brief uitgebreid toegelicht. In de begroting voor 2017 heb ik aangekondigd dat ik wil bevorderen dat jeugdigen juist pas op latere leeftijd worden vervolgd. Ik denk daarbij in beginsel aan de leeftijd van 14 – 16 jaar. Wel moet bij bepaalde misdaden – gepleegd door jeugdige daders vanaf 12 jaar – ruimte worden gelaten voor een afdoening binnen het jeugdstrafrecht in die gevallen waarin de persoonlijkheid van de jeugdige of de bijzondere ernst van het feit daartoe aanleiding geeft. Onderdeel van de verkenning is of daarvoor een wetswijziging nodig is of dat dit gerealiseerd kan worden met aanpassingen in het vervolgingsbeleid.

Vraag 263

Wat wordt bedoeld met de toename van multiproblematiek als reden voor de 10 miljoen euro voor DJI? Hoe gaat deze 10 miljoen euro betreffende problematiek oplossen?

Het personeel van DJI wordt in toenemende mate geconfronteerd met justitiabelen met zogenaamde multiproblematiek: licht verstandelijke beperkten (LVB), ingeslotenen met een verslaving en ernstige psychiatrische stoornis(sen), radicaliserende groepen en verwarde personen. Deze ontwikkeling zien we ook elders in de sanctie-uitvoering. Ook bij de reclassering is sprake van een complexere doelgroep. Voor de toekomstverkenning «Koers en Kansen voor de sanctie-uitvoering» is dit een belangrijke aanleiding om naar de organisatie van die uitvoering te kijken (zie TK 24 587, nr. 659).

Deze ontwikkeling vraagt nieuwe en soms andere vaardigheden en oriëntaties van onze medewerkers. Een intensievere benadering en werkwijze is nodig om hen in staat te blijven stellen de taken op het terrein van opvang, zorg en behandeling op het vereiste niveau te kunnen blijven uitvoeren. Hiermee wordt niet de multiproblematiek van justitiabelen als zodanig opgelost, maar sluit de kwaliteit van de bejegening beter op die problematiek aan en draagt zo bij aan het beperken van het recidiverisico.

De kern van dit vakmanschap is een werkmethode waarbij bewuste reflectie over het handelen tot het dagelijks werk behoort en een persoonsgerichte aanpak centraal staat. Daarbij is een extra investering noodzakelijk in opleiding, training en ontwikkeling.

Vraag 264

Op welke wijze zal de 10 miljoen euro voor DJI worden ingezet ten behoeve van het terugdringen van recidive? In hoeverre is 10 miljoen euro toereikend om recidive optimaal terug te dringen?

De 2 x € 10 mln. zal in 2017 en 2018 worden ingezet voor ontwikkeling van het vakmanschap van DJI-medewerkers. Dit omdat het personeel van DJI in toenemende mate wordt geconfronteerd met justitiabelen met zogenaamde multiproblematiek: licht verstandelijke beperkten (LVB), ingeslotenen met een verslaving en ernstige psychiatrische stoornis(sen), radicaliserende groepen en verwarde personen. Deze ontwikkeling zien we ook elders in de sanctie-uitvoering. Ook bij de reclassering is sprake van een complexere doelgroep. Voor de toekomstverkenning «Koers en Kansen voor de sanctie-uitvoering» is dit een belangrijke aanleiding om naar de organisatie van die uitvoering te kijken (zie TK 24 587, nr. 659).

Deze ontwikkeling vraagt nieuwe en soms andere vaardigheden en oriëntaties van onze medewerkers. Een intensievere benadering en werkwijze is nodig om hen in staat te blijven stellen de taken op het terrein van opvang, zorg en behandeling op het vereiste niveau te kunnen blijven uitvoeren. Hiermee wordt niet de multiproblematiek van justitiabelen als zodanig opgelost, maar sluit de kwaliteit van de bejegening beter op die problematiek aan en draagt zo bij aan het beperken van het recidiverisico.

Vraag 265

In hoeverre wordt in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie rekening gehouden met middelen die nodig zullen zijn voor de voorbereidingen van de berechting van de daders van het neerhalen van vlucht MH17?

Op dit moment is er op de begroting van VenJ nog geen rekening gehouden met de middelen die nodig zullen zijn voor de berechting van de daders van het neerhalen van vlucht MH17. Het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17 is nog gaande. Samen met de JIT-landen worden twee opties uitgewerkt. Dit zijn een op te richten internationaal tribunaal en nationale vervolging en berechting in en door één van de JIT-landen. Er is nog geen keuze gemaakt tussen één van de twee opties. Het kabinet wil op het moment dat het besluit genomen kan worden, zo veel mogelijk voorbereidingen getroffen hebben samen met de JIT-landen. Bij deze voorbereiding is aandacht voor de financiële aspecten.

Vraag 266

Bij welke DJI-locaties dreigt onderbezetting door openstaande en niet vervulde vacatures te leiden tot (gedeeltelijke) sluiting van de locatie zoals reeds het geval is bij de PI in Zoetermeer?

Er is geen sprake van (gedeeltelijke) sluiting in de PI Haaglanden, locatie Zoetermeer, maar van het concentreren van gedetineerden en het personeel van DJI. Op dit moment wordt bezien of een dergelijke maatregel ook elders getroffen dient te worden. Verder wordt onderzocht wat de structurele personeelsbehoefte is aan executieve functies bij DJI, onder meer vanwege het snelle verloop van personeel op diverse locaties, met name van executief personeel.

Vraag 267

Waarom loopt de bijdrage aan een Centraal Administratie Kantoor (CAK) af? Hoe en waar worden de huidige taken van het CAK belegd?

De bijdrage aan het CAK van artikel 34 is voor de kosten van de invoering van de regeling eigen bijdrage strafvordering en slachtofferzorg. Dit loopt af omdat deze bijdrage alleen bedoeld is voor de incidentele implementatiekosten. Het CAK blijft beoogd uitvoerder voor deze regeling. De structurele kosten hiervoor staan opgenomen in artikel 32.

Vraag 268

Waarom wordt de bijdrage voor het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgebouwd? Waarom en hoe wordt voorkomen dat slachtoffers hierdoor worden gedupeerd kunnen worden?

De bijdrage wordt niet afgebouwd. Vanwege een lagere prognose voor de instroom (ten gevolge van dalende criminaliteit) is het meerjarige financiële kader bijgesteld. Het kader is geraamd met behulp van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). Hiermee wordt de capaciteitsbehoefte meerjarig geraamd en de begroting op een wetenschappelijk onderbouwde en gevalideerde wijze jaarlijks herzien. Het kader kent een zogenoemd «open einde» waardoor alle slachtoffers die voor een tegemoetkoming van het schadefonds in aanmerking komen het recht hebben een aanvraag in te dienen en bij honorering ook een uitkering ontvangen. Indien de kosten hoger uitvallen dan geraamd wordt dit opgevangen binnen de begroting.

Vraag 269

Waarom wordt de bijdrage voor Overig Slachtofferzorg afgebouwd?

Het beschikbare budget voor opdrachten slachtofferzorg (à € 9,655 miljoen in 2017) wordt in de loop van het jaar verdeeld over de posten bijdragen, subsidies en opdrachten (overig) slachtofferzorg, al naar gelang de activiteit en organisatie die hiermee wordt gefinancierd. Deze drie posten moeten dus in samenhang worden gezien. De beschikbare middelen op de drie posten tezamen zijn juist toegenomen.

Vraag 270

Waarom wordt de bijdrage voor Stichting Slachtoffer in Beeld afgebouwd?

De structurele bijdrage wordt niet afgebouwd. Er is wel een verschil in uitgaven in 2015 ten opzichte van het meerjarig kader. Dit komt doordat er in 2015 eenmalig extra middelen aan de Stichting Slachtoffer in Beeld zijn verstrekt uit de opdrachten slachtofferzorg. Onder andere doordat er onverwacht meer aanvragen voor slachtoffer-dadergesprekken waren. Daarnaast zijn er projecten gefinancierd zoals het organiseren van «Dagen van herstel» in alle penitentiaire inrichtingen en kosten van vertalingen van communicatiemiddelen die voortvloeiden uit de Europese richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten.

Vraag 271

Wat zijn de gevolgen van de bijdrage aan slachtofferzorg als het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (Kamerstuk 34 067 ) onverhoopt niet wordt aangenomen in de Eerste Kamer?

Het wetsvoorstel beoogt netto structureel € 44 mln. aan ontvangsten te realiseren. Daarvan wordt € 5 mln. beschikbaar gesteld aan slachtofferzorg. Indien het wetsvoorstel niet doorgaat, dan wordt de extra bijdrage aan slachtofferzorg gedekt uit de € 450 mln. die bij de begroting 2017 extra voor Veiligheid en Justitie is uitgetrokken.

Vraag 272

Waarom wordt het budget voor risicojeugd en jeugdgroepen in 2017 en later ten opzichte van 2016 verminderd?

Sinds 2011 ondersteunt het Ministerie van VenJ de gemeenten bij de integrale aanpak van risicojeugd en problematische jeugdgroepen. Over een periode van 5 jaar is het aantal problematische jeugdgroepen met 64 procent gedaald en hebben gemeenten zich ontwikkeld in de integrale aanpak (Kamerstuk 28 684, nr. 438). De daling van het aantal jeugdgroepen en de ontwikkeling die gemeenten op de aanpak hebben doorgemaakt maken dat een kleinere rol vanuit VenJ gepast is, waarbij de ondersteuning van gemeenten op de aanpak grotendeels door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) is overgenomen.

Vraag 273

Hoe kunnen de gedaalde uitgaven aan risicojeugd en jeugdgroepen van 3,9 miljoen euro naar 2,0 miljoen euro verklaard worden? Wat zijn hiervan de consequenties voor de overlast en veiligheid in buurten en wijken?

Via de middelen voor risicojeugd en jeugdgroepen ondersteunt het ministerie sinds 2015 gemeenten bij de aanpak van problematische jeugdgroepen. Over een periode van 5 jaar is het aantal problematische jeugdgroepen met 64 procent gedaald en is er met gemeenten een vernieuwde werkwijze aanpak problematische jeugdgroepen ontwikkeld. De ondersteuning vanuit het ministerie is in de afgelopen jaren in intensiteit afgebouwd en is in 2016 geborgd bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.

In 2016 is met de € 3,9 miljoen niet alleen de aanpak van jeugdgroepen ondersteund, maar ook daarmee samenhangende vraagstukken als de aanpak van kindermishandeling, licht verstandelijk beperkten (LVB) en de justitiële casusoverleggen in het sociaal veiligheidsdomein. In 2016 heeft er een knelpuntenanalyse in het justitiedomein voor de LVB plaatsgevonden. In 2017 zullen de genoemde knelpunten lokaal en samen met het zorgdomein worden aangepakt. In 2017 blijft het ministerie betrokken bij de ondersteuning van complexe multidisciplinaire casuïstiek.

De gedaalde uitgaven voor de opdracht risicojeugd en jeugdgroepen lopen samen met de afronding en borging van meerdere activiteiten. Voor het ministerie ligt er in de transitie na de decentralisaties een taak in het verbinden van partijen en opgaven tussen de domeinen van gemeente, zorg, veiligheid, onderwijs en het sociaal domein. Gemeenten zijn aanvoerder van deze ontwikkelingen en regisseur over de veiligheid en bestrijding van overlast in buurten en wijken.

Vraag 274

Wat is de reden dat het budget voor de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven in 2017 en de jaren daarna daalt?

Dit budget is bedoeld voor de bureaukosten van het SGM. De afgelopen jaren was het budget hoger, omdat het SGM ook de regelingen seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen (Samson-regelingen) uitvoert. Voor 2017 worden deze middelen nog bij Voorjaarsnota toegevoegd.

De financiële dekking komt voor de helft uit het beleidsbudget voor slachtofferzorg (in de begroting genoemd «opdrachten slachtofferzorg»), zoals ik ook aan u heb gemeld in mijn meerjarenagenda slachtofferbeleid (Kamerstuk 33 552, nr. 23). De andere helft wordt gedragen door het Ministerie van VWS. Het budget van het SGM daalt vanaf 2018 weer, omdat de termijn voor het indienen van aanvragen onder de Samson-regelingen verloopt na februari 2017.

Vraag 275

Waarom worden de bijdragen aan nagenoeg bijna alle posten onder jeugdbescherming en jeugdsancties gekort, dit mede in het licht van de zorgen van de Kamer over het niet tijdig uitvoeren van behandeling en straffen van jeugdigen?

De posten onder jeugdbescherming en jeugdsancties, waarop een daling in de begroting zichtbaar is, worden toegelicht in de antwoorden op de vragen: 272, 273, 276, 277, 278, 279, 280, 282 en 290.

Vraag 276

Kunt u de korting van de post DJI – Jeugd toelichten? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen die uit deze korting voortvloeien?

De daling van het budgettair kader hangt samen met een afname van de capaciteit als gevolg van een daling van de capaciteitsbehoefte en een daling van de kostprijs. Deze daling heeft te maken met het nieuwe huisvestingsstelsel van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Dit wordt aangegeven in tabel 01.15 van de begroting van Veiligheid en Justitie 2017, blz. 91. Het betreft hier dus geen korting. Er zijn daarom ook geen gevolgen voor de uitvoering.

Vraag 277

Kunt u de korting op de bijdrage aan Halt toelichten? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen die uit deze korting voortvloeien?

De daling van het budgettaire kader hangt samen met de afname van de instroom. Van een korting is geen sprake, er worden minder Haltstraffen opgelegd waardoor er minder financiële middelen benodigd zijn.

Vraag 278

Kunt u de korting van de subsidie aan de Jeugdbescherming toelichten? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen die uit deze korting voortvloeien?

Er is geen sprake van een korting op de subsidie aan de Jeugdbescherming. Het budget voor de Jeugdbescherming was in 2016 eenmalig verhoogd met € 1 mln. gelden voor de uitvoering van de maatregelen naar aanleiding van het rapport Hoekstra, dat adviseert over de werking van de Wet Veiligheidsrisico’s en het Nederlandse stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing. In dit geval waren de gelden meer specifiek bedoeld voor het ondersteunen en faciliteren van lokale en regionale initiatieven gericht op informatiedeling, communicatie en samenwerking binnen de veiligheidsregio’s. Dit heeft geen enkele invloed op de subsidies voor de organisaties die uit het budget Jeugdbescherming worden gesubsidieerd, Stichting Adoptievoorzieningen en het Centrum voor Internationale Kinderontvoering. Deze subsidies blijven constant.

Vraag 279

Wat zijn de gevolgen voor de korting van subsidie op de post «Overig Jeugdbescherming en jeugdsancties»? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen voor de betrokken organisaties die uit deze korting voortvloeien?

Vanuit de post «Subsidies – Overig Jeugdbescherming en jeugdsancties» worden incidentele subsidies verstrekt. Dit betekent dat er geen organisaties zijn die voor hun continuïteit afhankelijk zijn van deze post.

De daling op de post «Subsidies – Overig Jeugdbescherming en jeugdsancties» wordt grotendeels gecompenseerd door een stijging op de post «Opdrachten – Overig Jeugdbescherming en jeugdsancties». Deze posten moeten in samenhang gezien worden: een incidentele uitgave kan gegeven worden in de vorm van een subsidie of in de vorm van een opdracht; in de loop van het uitvoeringsjaar wordt de definitieve verdeling van de incidentele uitgaven over deze twee posten bepaald. Per saldo is er, zeker meerjarig, dus geen sprake van een daling op de posten «Overig Jeugdbescherming en jeugdsancties».

Vraag 280

Kunt u de korting op de post «risicojeugd en jeugdgroepen» toelichten? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen die uit deze korting voortvloeien en welke organisaties gaan hiervan de gevolgen ondervinden?

Over een periode van 5 jaar is het aantal problematische jeugdgroepen met 64 procent gedaald. Er is in afgelopen jaren intensief geïnvesteerd in het opzetten van de aanpak en is er door gemeenten, OM, Politie en het ministerie een vernieuwde werkwijze jeugdgroepen ontwikkeld. Ketenpartners beschikken hiermee over de vereiste kennis en infrastructuur om vanuit eigen middelen effectief jeugdgroepen aan te pakken. De ondersteuning vanuit het ministerie is in intensiteit afgebouwd en is in 2016 ondergebracht bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Ondersteuning op de aanpak blijft hiermee voor gemeenten beschikbaar. In 2017 zal het ministerie betrokken blijven bij de ondersteuning van complexe multidisciplinaire casuïstiek.

De aanpak van kindermishandeling (en huiselijk geweld) wordt samen met VWS en OCW uitgevoerd en gefinancierd. Eind 2016 wordt het Actieplan «Kinderen Veilig» en de praktische aanpak in Collectieven tegen Kindermishandeling (samenwerking met gemeenten, VNG, VWS, OCW) afgerond. In 2017 wordt de domein overstijgende samenwerking tussen justitiepartijen, onderwijs, zorg, medici en gemeenten praktisch en lokaal ondersteund. De aansluiting van justitiepartners op lokale multidisciplinaire samenwerkingsverbanden en het verbeteren van informatie-uitwisseling tussen professionals krijgt aandacht. Evenals het versterken van kennis en het ontwikkelen van effectieve en innovatieve instrumenten.

De gedaalde uitgaven lopen samen met de afronding en borging van ontwikkelactiviteiten. Voor het ministerie ligt er in de transitie na de decentralisaties een taak in het verbinden van partijen en opgaven tussen de verschillende domeinen van zorg, veiligheid, het sociaal domein en onderwijs, waarbij de gemeente een regierol heeft.

Vraag 281

Welke afspraken zijn er concreet gemaakt tussen de nationale politie en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) naar aanleiding van de mededeling dat de politie per 1 januari 2017 stopt met het aanhouden en vervoeren van verwarde personen? Kunt u voorrekenen hoeveel het scheelt in kosten, tijd en mankracht als de politie stopt met het aanhouden en opsluiten van verwarde personen?

In lijn met de aanbevelingen van het Aanjaagteam Verwarde Personen heeft de politie aangegeven te willen stoppen met het opvangen (m.i.v. 1-1-2017) en vervoeren (in de loop van 2017) van personen met verward gedrag die geen strafbaar feit hebben gepleegd. Er ontbreekt vaak een goede juridische basis voor (geboeid) vervoer en opsluiting, indien geen sprake is van strafbare feiten.

Als er sprake is van een strafbaar feit, kan de politie de verdachte aanhouden. Dit verandert niet. Ook als er sprake is van noodhulp, overlast, een gevaarlijke situatie of dreigend gevaar voor de persoon zelf, hulpverleners en/of omstanders of de openbare orde is in het geding, dan is en blijft er een (wettelijke) taak voor de politie en zal zij in actie komen. Dat de politie in die gevallen een taak heeft (en ter plaatse komt) betekent overigens niet dat er ook altijd een basis is voor (geboeid) vervoer in een politieauto of vrijheidsbeneming.

De uitvoering van het voornemen van de politie gebeurt in goede afstemming met het lokaal gezag en andere betrokkenen. Ook met de regioburgemeesters is in het kader van het landelijk overleg veiligheid en politie gesproken over de uitvoering van het voornemen. Daarbij geldt dat het belang van de cliënt voorop staat; personen met verward gedrag mogen immers niet tussen wal en schip vallen omdat er geen alternatief is geregeld.

De Minister van VWS heeft geld beschikbaar gesteld om te komen tot alternatieven.

Uit onderzoek door het WODC dat in 2014 is uitgevoerd, blijkt dat in totaal circa 20 procent van het werk in de basispolitiezorg gerelateerd is aan verwarde personen. Als alle gemeenten eenmaal beschikken over een sluitende aanpak voor de zorg van personen met verward gedrag, wordt dit naar verwachting minder wat betreft de groep die geen strafbare feiten heeft gepleegd. Hier kan geen kostenplaatje aan verbonden worden. De politie is een 24/7-bechikbaarheidsdienst. Ook als de politie mindermankracht kwijt is aan incidenten met verwarde personen, zal zij beschikbaar moeten blijven voor andere incidenten op de taakvelden noodhulp, dienstverlening en openbare orde.

Vraag 282

Waarom worden de verwachte productiegegevens «Coördinatie taakstraffen» verlaagd van 8,0 miljoen naar 7,2 miljoen euro? Hoe verhoudt zich dat tot het bericht dat een groot deel van de taakstraffen niet wordt uitgevoerd?

De verwachte productiegegevens «Coördinatie taakstraffen» bij de Raad voor de Kinderbescherming is uitgedrukt in aantallen en deze verlagen van 8.000 stuks naar 7.200 stuks, hetgeen in lijn is met een meerjarige daling in strafproducten in het algemeen en opgelegde taakstraffen in het bijzonder.

Dat een groot deel van de taakstraffen van jeugdigen niet wordt uitgevoerd, herken ik niet. Feit is dat het slagingspercentage van taakstraffen van jeugdigen bij de Raad voor de Kinderbescherming door de jaren redelijk stabiel is tussen 83% en 85%. Waarbij zij opgemerkt dat het niet-slagen van een taakstraf niet betekent dat deze niet is uitgevoerd, maar dat betreffende taakstraf niet volledig is afgerond zoals opgelegd. In voorkomende gevallen is het overigens zo dat een andere sanctie wordt uitgevoerd. Veelal is deze al voorwaardelijk opgelegd in het vonnis.

Vraag 283

Waaraan worden de middelen die bedoeld zijn voor opdrachten in het kader van de modernisering van het kansspelbeleid concreet besteed?

Deze middelen worden besteed aan de afronding en implementatie van de wetsvoorstellen Kansspelen op afstand en Modernisering speelcasinoregime met de daarbij horende lagere regelgeving. Daarnaast zullen verschillende onderzoeken worden uitgevoerd, die helpen het kansspelbeleid zelf en de uitvoering ervan te verbeteren. Er zal onder meer onderzoek worden gedaan ten behoeve van de beleidsvisie op de herinrichting van de loterijmarkt. Voorts wordt de opening van de goededoelenloterijmarkt in 2016 conform toezegging aan de TK in samenspraak met de kansspelautoriteit, sector en goededoelenplatform gemonitord en op basis hiervan wordt in 2017 een eerste tussentijdse evaluatie gepresenteerd. Ook vindt de evaluatie van de kansspelautoriteit medio 2017 plaats.

Vraag 284

Op welke wijze vindt toezicht plaats op de uitkeringen die worden gedaan op grond van de Garantstellingsregeling faillissementscuratoren?

De garantstelling is alleen bedoeld voor het salaris en onkostenvergoedingen van de curator. Aan de hand van een aantal voorwaarden wordt door de dienst Justis getoetst of een garantstelling kan worden verleend.

Gedurende de afwikkeling van het faillissement wordt er door Justis toezicht gehouden. De curator dient Justis op de hoogte te stellen van de voortgang. Justis kan op eigen initiatief de curator om nadere inlichtingen vragen ter zake de besteding van het garantiebedrag en de (uit hoofd van de acties op grond van bestuurdersaansprakelijkheid en/of faillissementspauliana) gegenereerde opbrengsten voor de boedel.

Na beëindiging van zijn werkzaamheden voor het faillissement dient de curator binnen vier weken rekening en verantwoording af te leggen overeenkomstig een door de Minister vastgesteld formulier. De curator legt hierin verantwoording af over de kosten en uren die gemaakt zijn. Aan de hand van aangeleverde bewijsstukken zoals urenstaten, salarisbeschikkingen en facturen beoordeelt Justis de rekening en verantwoording van de curator en gaat over tot afsluiting van de garantstelling.

Vraag 285

In hoeverre wordt er de komende jaren bezuinigd op, danwel een taakstelling opgelegd aan de reclassering? Wat krijgt de reclassering dan precies minder? Wat zijn daar de redenen van?

Buiten de structurele doorwerking van de taakstelling voor de reclassering die voortkomt uit het regeerakkoord, is voor 2017 en verder niet voorzien in een aanvullende taakstelling. Wel is in de meerjarencijfers rekening gehouden met de effecten van de geraamde lagere behoefte aan reclasseringsproducten. Zie ook het antwoord op vraag 489.

Vraag 286

Wat zijn de gevolgen van het subsidiekader Vrijwilligerswerk bij de Sanctietoepassing voor het budget van grote vrijwilligersorganisaties zoals Humanitas, Exodus, Bonjo en Gevangenzorg Nederland?

Conform het huidige subsidiekader hebben Humanitas, Exodus, Bonjo en Gevangenzorg Nederland voor 2016 een forfaitaire bijdrage gekregen die vergelijkbaar is met voorgaande jaren. Wat betreft de projectbijdragen hebben de organisaties meer aangevraagd dan aan subsidiegelden beschikbaar was, waardoor deze aanvragen niet geheel konden worden gehonoreerd. Overigens is het totaal beschikbare bedrag voor 2017 en verder aan subsidiegeld niet gewijzigd ten opzichte van 2016.

De gesprekken met de vrijwilligersorganisaties over een nieuw subsidiekader hebben nog niet geleid tot overeenstemming. Ik heb daarop besloten een extern bureau in de arm te nemen om te komen met een goed onderbouwd advies over de meest wenselijke inrichting van het nieuwe subsidiekader. Ik verwacht dit advies in november dit jaar. Met inachtneming van dat advies zal besluitvorming plaatsvinden. Uw Kamer zal daarover worden geïnformeerd. Voor het jaar 2017 kan Bonjo net als alle andere vrijwilligersorganisaties subsidie aanvragen en zal een subsidie worden toegekend als Bonjo aan de subsidievoorwaarden voldoet.

Vraag 287

Is de bijdrage met betrekking tot de nazorg van ex-gedetineerden door gemeenten vrij in te vullen?

De Motie Van der Staaij c.s. (TK 2014–2015, nr. 33750) is uitgewerkt in een beleidskader waarin het begrip «Wonen en Werken» uit de motie ruim is opgevat. Gemeentelijke (beleids)autonomie is het uitgangspunt: zij bepalen welke trajecten passen binnen het gemeentelijk nazorgbeleid. Hiermee wordt beoogd een integrale aanpak te stimuleren op de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie: werk en inkomen, zorg, identiteitsbewijs, schuldhulpverlening en wonen. De gemeente kan het beste beoordelen welke trajecten gericht op begeleiding rond wonen en werken noodzakelijk zijn voor ex-gedetineerden die zich vestigen in de desbetreffende gemeente. Daarbij hebben gemeenten de mogelijkheid samenwerking te zoeken met andere gemeenten, Veiligheidshuizen en maatschappelijke organisaties. Een ex-gedetineerde kan deelnemen aan verschillende trajecten en een traject kan betrekking hebben op meer dan één ex-gedetineerde.

Organisatiekosten van gemeenten, bijvoorbeeld personele kosten, administratie en overhead, komen niet voor een bijdrage in aanmerking. Voor organisatiekosten kunnen gemeenten de verplichte cofinanciering inzetten. (In de motie Van der Staaij c.s. is 25% cofinanciering door gemeenten als voorwaarde gesteld.)

Vraag 288

Wat is uit de gesprekken gekomen over het nieuwe subsidiekader Vrijwilligerswerk bij de Sanctietoepassing? Wat is daarvan de consequentie voor bijvoorbeeld Bonjo? Wat wordt eraan gedaan om te zorgen dat organisaties als Bonjo hun werk kunnen blijven doen?

Conform het huidige subsidiekader hebben Humanitas, Exodus, Bonjo en Gevangenzorg Nederland voor 2016 een forfaitaire bijdrage gekregen die vergelijkbaar is met voorgaande jaren. Wat betreft de projectbijdragen hebben de organisaties meer aangevraagd dan aan subsidiegelden beschikbaar was, waardoor deze aanvragen niet geheel konden worden gehonoreerd. Overigens is het totaal beschikbare bedrag voor 2017 en verder aan subsidiegeld niet gewijzigd ten opzichte van 2016.

De gesprekken met de vrijwilligersorganisaties over een nieuw subsidiekader hebben nog niet geleid tot overeenstemming. Ik heb daarop besloten een extern bureau in de arm te nemen om te komen met een goed onderbouwd advies over de meest wenselijke inrichting van het nieuwe subsidiekader. Ik verwacht dit advies in november dit jaar. Met inachtneming van dat advies zal besluitvorming plaatsvinden. Uw Kamer zal daarover worden geïnformeerd. Voor het jaar 2017 kan Bonjo net als alle andere vrijwilligersorganisaties subsidie aanvragen en zal een subsidie worden toegekend als Bonjo aan de subsidievoorwaarden voldoet.

Vraag 289

Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitrol van een landelijk dekkend netwerk van centra voor slachtoffers van seksueel geweld? Wanneer in 2017 gaan de laatste drie centra in Zeeland, Brabant-West en Brabant-Oost open? Is de financiering voor deze centra al helemaal rond, gelet ook op de collectes aan de deur die het Fonds Slachtofferhulp in 2016 heeft gehouden hiervoor? Wat is de opbrengst van deze collecties tot op heden geweest? Welke bijdrage bent u bereid te leveren om deze laatste drie centra tijdig open te laten gaan?

Op dit moment zijn 13 Centra Seksueel Geweld (CSG’s) operationeel. In januari 2017 gaat CSG Oost-Brabant open. Naar verwachting volgen CSG West-Brabant en Zeeland in het voorjaar van 2017. Op dat moment is er een landelijk dekkend netwerk van 16 CSG’s. De ministeries van VWS en VenJ hebben voor 2016 en 2017 via de VNG aan 16 centrumgemeenten een tijdelijke overbruggingsfinanciering beschikbaar gesteld van € 4,2 mln. Met deze middelen zorgen de gemeenten ervoor dat dit hulpaanbod voor slachtoffers van seksueel geweld structureel wordt geborgd in het gemeentelijk zorg- en ondersteuningsaanbod. In de voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties die in januari 2017 naar de Tweede Kamer wordt verzonden, wordt over de voortgang gerapporteerd.

Het Fonds Slachtofferhulp heeft tot eind 2015 de uitrol van de CSG’s bekostigd en eenmalige kosten vergoed. Dit particuliere fonds haalt door deur-aan-deur-werk geld op voor hun activiteiten, waaronder de stimulering van de CSG’s. Het Fonds financiert daarmee landelijke activiteiten en campagnes. De opbrengst van de collectes is niet bekend bij VenJ.

Vraag 290

Waarom wordt vanaf 2017 circa 1 miljoen euro gekort op subsidies aan het Centrum voor Internationale Kinderontvoering en de Stichting Adoptievoorzieningen? Hoeveel is in 2016 van de toen toegekende subsidie door de organisaties gebruikt?

Er is geen sprake van een korting op de subsidie aan het Centrum voor Internationale Kinderontvoering en de Stichting Adoptievoorzieningen. Het budget voor de Jeugdbescherming, waar vanuit deze organisaties worden gesubsidieerd, was in 2016 eenmalig verhoogd met € 1 mln. gelden voor de uitvoering van de maatregelen naar aanleiding van het rapport Hoekstra over de werking van de Wet Veiligheidsrisico’s en het Nederlandse stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing. In dit geval waren de gelden meer specifiek bedoeld voor het ondersteunen en faciliteren van lokale en regionale initiatieven gericht op informatiedeling, communicatie en samenwerking binnen de veiligheidsregio’s. Dit heeft geen enkele invloed op de subsidies voor Stichting Adoptievoorzieningen en het Centrum Internationale Kinderontvoering. Deze subsidies blijven constant.

Voorts is de uitputting van de toegekende subsidies in 2016 nog niet bekend, omdat dit jaar nog loopt. Deze subsidie wordt in het voorjaar van 2017 vastgesteld aan de hand van de jaarverslagen over 2016. De verwachting is echter dat de toegekende subsidies volledig worden benut, net zoals dit in 2015 is gebeurd. Daarom blijven ook in 2017 de subsidies op hetzelfde niveau.

Vraag 291

Hoe verhoudt de korting op risicojeugd en jeugdgroepen zich tot de toelichting dat in 2017 nieuwe opdrachten in het kader van Licht Verstandelijk Beperkten (LVB), Veiligheidshuizen in relatie tot verwarde personen en Kindermishandeling worden verwacht?

De afgelopen jaren heb ik de gemeenten ondersteund in de aanpak van risicojeugd en problematische jeugdgroepen. Over een periode van 5 jaar is het aantal problematische jeugdgroepen met 64% gedaald. De kennis over de aanpak en de ondersteuning van gemeenten is sinds 2016 geborgd bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.

De beschikbare middelen worden thans ingezet voor het ondersteunen van gemeenten bij de praktische aanpak van kindermishandeling, de doorontwikkeling van casusoverleggen in het sociaal veiligheidsdomein (waaronder Veiligheidshuizen) en licht verstandelijk beperkten (LVB) in het sociaal veiligheidsdomein. Voor de aanpak van de problematiek rondom verwarde personen zijn separaat middelen beschikbaar gesteld (beleidsartikel 34.2, Begroting VenJ).

Vraag 292

Kunt u per jaar uiteenzetten hoeveel onderzoeken de Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV) in de afgelopen vijf jaar heeft verricht?

Daarnaast publiceert de Onderzoeksraad kwartaalrapportages. Alle rapportages (inclusief jaarverslagen) van de Onderzoeksraad zijn openbaar en te vinden op de website van de Onderzoeksraad.

*In 2015 is onder meer het MH-17 rapport gepubliceerd.

Vraag 293

Waarom worden de subsidies bij Artikel 36. Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid verminderd?

De subsidies zijn niet verminderd. In 2015 is meer uitgegeven dan begroot doordat beveiligingsmaatregelen zijn getroffen op de luchthavens naar aanleiding van een voorstel van de Europese Commissie. Vanwege de korte termijn beslissing van de Europese Commissie tot afkondiging van de Verordening en het feit dat voor de implementatie van de extra maatregelen een tijdige doorwerking in de havengelden niet mogelijk is gebleken, is op basis van artikel 37ac, tweede lid van de Luchtvaartwet een tijdelijke vergoeding toegekend ter dekking van de kosten in de periode 1 maart 2015 tot 1 november 2015. Per 1 november 2015 zijn de kosten van de aanvullende beveiligingsmaatregelen verwerkt in de havengelden. De tijdelijke vergoeding aan de luchthavens is dan ook per die datum stopgezet.

Vraag 294

Welk bedrag wordt in de jaren 2017–2021 specifiek uitgetrokken voor bestrijding van terrorisme, naast de versterking gebiedsgerichte inzet politie van 10 miljoen euro en de uitbreiding van speciale interventieteams van 10 miljoen euro?

Rijksbreed wordt voor de versterking van de veiligheidsketen voor de bestrijding van terrorisme in 2017 € 126,7 miljoen uitgetrokken, oplopend tot € 150,8 miljoen vanaf 2020. Het aandeel van de begroting Veiligheid en Justitie daarin bedraagt in 2017 € 35,4 miljoen, oplopend tot € 54 miljoen vanaf 2020. Dit betreft investeringen in DSI, politie, OM en de preventieve aanpak door gemeenten

Vraag 295

Waarom daalt het bedrag dat jaarlijks uitgekeerd wordt aan subsidies via artikel 36.2 «Overig Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding» met circa 7 á 8 miljoen euro?

De subsidies zijn niet verminderd. In 2015 is meer uitgegeven dan begroot doordat beveiligingsmaatregelen zijn getroffen op de luchthavens naar aanleiding van een voorstel van de Europese Commissie. Vanwege de korte termijn beslissing van de Europese Commissie tot afkondiging van de Verordening en het feit dat voor de implementatie van de extra maatregelen een tijdige doorwerking in de havengelden niet mogelijk is gebleken, is op basis van artikel 37ac, tweede lid van de Luchtvaartwet een tijdelijke vergoeding toegekend ter dekking van de kosten in de periode 1 maart 2015 tot 1 november 2015. Per 1 november 2015 zijn de kosten van de aanvullende beveiligingsmaatregelen verwerkt in de havengelden. De tijdelijke vergoeding aan de luchthavens is dan ook per die datum stopgezet.

Vraag 296

Kunt u de korting op het Instituut Fysieke Veiligheid toelichten? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen die uit deze korting voortvloeien?

De korting op het Instituut Fysieke Veiligheid is de resultante van een breed afwegingstraject in het kader van de financiële mogelijkheden en taakstellingen betreffende het meerjarig kader van mijn begroting. In overleg met het IFV zal tijdig worden bezien welke invulling aan deze taakstelling van € 1 mln per jaar vanaf 2019 kan worden gegeven voor de uitvoering van de wettelijke taken door het IFV.

Vraag 297

Kunt u de korting op de post «Overig Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding» toelichten? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen die uit deze korting voortvloeien en welke organisaties gaan hiervan de gevolgen ondervinden?

De post «Overig Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding» komt voor onder de instrumenten «bijdrage agentschappen», «bijdrage medeoverheden» en «subsidies». Bij de eerste twee instrumenten is geen sprake van een afname. De afname van genoemde post onder het instrument «subsidies» is beantwoord bij vraag 293.

Vraag 298

Wat is de achtergrond van de verwachte toename van het aantal opdrachten aan het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) in 2017?

Er is geen sprake van een toename van opdrachten. Het begrotingsbedrag is ongewijzigd gebleven. In 2016 heeft echter een incidentele overboeking plaats gevonden van ca € 0,6 mln naar het Ministerie van EZ tbv Alert online, waardoor het uitgavenkader is verlaagd.

Vraag 299

Kunt u aangeven wat de veiligheidsregio's, in totaal en per regio, uitgeven aan brandweerzorg?

De besturen van de veiligheidsregio’s stellen jaarlijks de begroting van de veiligheidsregio vast. De kosten voor de brandweerzorg zijn hierin verdisconteerd, maar veelal niet specifiek en volledig herleidbaar tot de brandweerzorg. Deze begrotingen zijn openbaar.

Vraag 300

Kunt u aangeven hoeveel brandweerposten er in totaal zijn? Hoeveel waren dit er in 2016 en zullen er zijn in 2017 t/m 2021?

De gegevens over het aantal brandweerposten worden op regionaal niveau bijgehouden. Op dit moment wordt er in opdracht van het Veiligheidsberaad gewerkt aan de verzameling en ontsluiting van kwantitatieve data van alle veiligheidsregio’s over onder andere dit onderwerp. De eerste resultaten worden verwacht in de zomer van 2017.

Vraag 301

Kunt u aangeven wat de gemiddelde opkomsttijd is voor de brandweer? In welke regio's worden deze aanrijtijden wel en in welke regio's niet gehaald? Kunt u dit per regio wat de aanrijtijden zijn?

Cijfers van het CBS wijzen uit dat de gemiddelde responstijd in 2015 7,4 minuten was. Het betreft hier voorlopige cijfers. In de bijgevoegde tabel zijn de voorlopige cijfers van de gemiddelde responstijd per veiligheidsregio opgenomen. Het bestuur van de veiligheidsregio stelt de opkomsttijden voor de basisbrandweereenheid vast. Hiervoor zijn in het besluit veiligheidsregio’s tijdnormen opgenomen. Deze tijdnormen variëren per type gebouw. Het bestuur mag gemotiveerd afwijken van de in het besluit veiligheidsregio’s vastgestelde tijdnormen.

Het CBS merkt overigens bij zijn cijfers op dat deze niet direct te vergelijken zijn met het wettelijk begrip opkomsttijd, vanwege een afwijkende selectie van welke situaties mee worden genomen in de dataverzameling.

Vraag 302

Wanneer is het Project NL-Alert gestart? Op welke termijn verwacht u dat het Project NL-Alert afgerond zal zijn?

Na verkenning van de mogelijkheden van cell broadcasting als techniek achter NL-Alert, is in oktober 2011 het Project Implementatie NL-Alert gestart waarin gebruik is gemaakt van deze techniek. De landelijke lancering van de basis van dit systeem, en daarmee de projectafronding, vond plaats in november 2012. Hierna is een nieuw project gestart waarin de verdere ontwikkeling wordt opgepakt. Dit betreft technische verfijning van het systeem en verdere verhoging van het bereik. De voorziene einddatum van dat project is eind 2018.

Vraag 303

Op welk percentage ligt de ontvangst van NL-Alert momenteel? Wanneer verwacht u dat een dekkingsgraad van 100% bereikt is en het huidige sirenenetwerk vervangen kan worden?

NL-Alert heeft momenteel een direct bereik van 55% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder (meting na landelijk controlebericht van 6 juni 2016). Het indirecte bereik van NL-Alert is nadrukkelijk hoger doordat mensen elkaar bij noodsituaties direct informeren. Een directe koppeling tussen dekkingsgraad en afbouw sirene is niet te leggen aangezien geen enkel communicatiemiddel een 100% direct bereik heeft. Dat geldt voor NL-Alert, maar ook voor het huidige sirenenetwerk. Wel verwacht ik dat het directe bereik van NL-Alert de komende jaren verder toe blijft nemen. Ik hecht daarom belang aan de beschikbaarheid van een samenhangend pakket aan crisiscommunicatiemiddelen waarmee de bevolking kan worden bereikt. Samen met de veiligheidsregio’s werk ik aan dit pakket. De daadwerkelijke uitschakeling van het WAS kent een voorgenomen ingangsdatum van 1 januari 2020. Ik heb uw Kamer hierover per brief van 25 oktober 2016 (kenmerk 2005665) geïnformeerd.

Vraag 304

Zijn de lagere verplichtingen en programma-uitgaven van artikel 37 Vreemdelingen volledig te verklaren door de lagere prognose van de asielinstroom? Zo nee, kunt u dat nader toelichten?

Daar waar een daling zit in de reeks voor IND, COA, Nidos en Vluchtelingenwerk Nederland van 2016 naar 2017 en verder is deze volledig te verklaren door de lagere instroom.

Vraag 305

Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens?

Het aantal eerste asielaanvragen dat de IND in de afgelopen jaren registreerde, is als volgt (exclusief de aantallen van ingewilligde nareizigers):

Hoe een asielzoeker Nederland inreist, wordt niet apart geregistreerd in het systeem. Wat wel herleidbaar is, is het aantal asielzoekers dat het toelatingsproces Asiel instroomt door tussenkomst van de Koninklijke Marechaussee en de Zeehavenpolitie. Zij bewaken de lucht- en zeegrens van Nederland. Deze aantallen zijn hieronder weergegeven:

Het is niet zinvol om bovenstaande aantallen van elkaar af te trekken. Het komt bijvoorbeeld voor dat een vreemdeling bij inreis via een luchthaven of zeehaven aan alle voorwaarden voor toegang tot Nederland voldoet en pas later kenbaar maakt dat hij of zij asiel wil aanvragen. De asielaanvraag is dan niet bekend bij KMar of ZHP terwijl de asielzoeker wel via lucht of zee is ingereisd.

Vraag 306

Wat is de reden van de omstandigheid dat veel asielzoekers die Nederland over land bereiken toch niet over kunnen worden gedragen aan de landen waar ze doorheen moeten zijn gereisd?

In de EU-Dublinverordening zijn de criteria neergelegd om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek.Voorbeelden van deze criteria zijn de aanwezigheid van een gezinslid van de asielzoeker in een lidstaat, en de lidstaat waar de asielzoeker de buitengrenzen van het Dublingebied illegaal heeft overschreden. De lidstaat van doorreis is daarentegen geen criterium dat in de Dublinverordening is neergelegd. Derhalve kan een asielzoeker niet, in het kader van de Dublinverordening, worden overgedragen naar de lidstaat waar hij door heen is gereisd. Een belangrijke reden dat asielzoeker veelal niet kan worden overgedragen naar de lidstaat waar hij de buitengrenzen van de het Dublingebied illegaal heeft overschreden, is dat deze lidstaat vaak niet aan de hand van bewijsmiddelen, of indirect bewijs, kan worden vastgesteld.

Vraag 307

Hoeveel asielzoekers geven geen duidelijkheid over de gevolgde reisroute naar Nederland?

Alle asielzoekers worden gevraagd naar hun reisroute naar Nederland. De gevolgde reisroute is een van de elementen die bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt betrokken; enerzijds om te bepalen of de vreemdeling aan een ander land kan worden overgedragen en anderzijds om te kunnen achterhalen of er sprake is van mensensmokkel. De reisroute wordt in een verslag vastgelegd, maar uit de geautomatiseerde systemen is het door u gevraagde cijfer niet te halen.

Vraag 308

Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten kunnen overleggen?

In de eerste helft van 2016 heeft de politie 21.120 identiteitsonderzoeken in het kader van een asielaanvraag afgerond. In 13.250 (63%) van deze gevallen kon een asielzoeker geen geldige reis- en identiteitsdocumenten overleggen. Dat percentage is gelijk aan het percentage in 2015. Identiteitsonderzoeken die in 2016 zijn afgerond kunnen ook betrekking hebben op onderzoeken die in 2015 zijn gestart.

Het is niet zo dat deze mensen in alle gevallen ongedocumenteerd zijn; ze kunnen bijvoorbeeld wel in het bezit zijn van een geboorteakte, rijbewijs etcetera.

Vraag 309

Hoeveel van de asielzoekers die in 2015 geen geldige reis- en identiteitsdocumenten hebben overlegd zijn in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning?

Dit aantal is niet uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren.

Vraag 310

Hoeveel asielzoekers hebben tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf gepleegd? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij de verblijfsaanvraag tegengeworpen?

Het is onbekend hoeveel asielzoekers tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf hebben gepleegd.

De IND heeft in 2016 tot en met 30 juni in totaal 16 asielvergunningen geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. Dit is ook gemeld in mijn brief van 3 oktober 2016 aan de Voorzitter van de TK (kamerstuk 33 042 en 19 637, nr. 24).

Vraag 311

Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen? Bij hoeveel aanvragen is hierop gecontroleerd?

Of in het kader van een verblijfsaanvraag een vervalst of onjuist document is aangetroffen, is niet te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND. Bij alle verblijfsaanvragen worden de aangetroffen documenten gecontroleerd. Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen, neemt de Vreemdelingenpolitie of de KMar ze in voor nader onderzoek. Indien een vreemdeling een reguliere aanvraag indient, wordt door de IND de echtheid van documenten beoordeeld. Hiertoe hebben alle IND-loketmedewerkers binnen het reguliere proces een training documentenherkenning gevolgd.

Vraag 312

Hoe vaak is vorig jaar aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude of het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag?

Uit de handmatig bijgehouden overzichten blijkt dat in 2015 70 aangiftes zijn gedaan wegens fraude of het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag.

Vraag 313

Hoe vaak wordt bij asielzoekers de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar de landen van herkomst, hetgeen haaks staat op de geclaimde onveiligheid daar? Hoe wordt hier actief op gehandhaafd?

Deze intrekkingsgrond wordt niet apart geregistreerd in het registratiesysteem van de IND. Vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel kunnen in het bezit worden gesteld van een vluchtelingenpaspoort. Essentieel kenmerk van een vluchtelingenpaspoort is dat het een document voor grensoverschrijding is voor alle landen van de wereld behoudens het land van herkomst. Houders van een verblijfsvergunning asiel kunnen daarmee dan ook niet uitreizen indien de reisbestemming het land van herkomst is. Als iemand aantoonbaar veilig kan terugkeren naar het land waaruit hij/zij is gevlucht, dan druist dit immers in tegen de basis waarop een vergunning wordt verleend. Dat neemt niet weg dat personen uitreizen naar een ander land en vandaar, bijvoorbeeld over land of met andere documenten, toch naar het land van herkomst kunnen reizen. Dit speelt zich grotendeels af buiten het zicht van de Nederlandse autoriteiten. Er zijn signalen dat het mogelijk voorkomt dat vreemdelingen zouden terugreizen naar het land van herkomst. De IND werkt samen met diverse partijen zoals de KMar om te beoordelen op welke schaal dit plaatsvindt. Indien wordt aangetoond dat een vergunninghouder in het land is geweest waaruit hij is gevlucht, dan kan de IND een procedure tot intrekking van de vergunning starten.

Vraag 314

Welk percentage asielaanvragen wordt toegekend in de diverse EU-lidstaten, inclusief Nederland?

Het percentage asielaanvragen dat in eerste aanleg wordt toegekend in de EU+ was in 2015 52% en in de eerste drie kwartalen van 2016 62% (bron: Eurostat). Dit laatste percentage is gebaseerd op Eurostat-cijfers met peildatum 8 november 2016, waarbij nog niet alle landen hun gegevens over het derde kwartaal hebben aangeleverd. In Nederland zijn de percentages voor 2015 80% en voor de eerste drie kwartalen van 2016 76%. Het inwilligingspercentage hangt grotendeels samen met de samenstelling van de asielinstroom. De asielaanvragen waarover de IND in deze periode een beslissing heeft genomen waren grotendeels afkomstig uit landen (Syrië en Eritrea) met een aanzienlijke kans op een inwilliging. In de loop van 2016 is de samenstelling van de Nederlandse asielinstroom echter veranderd. Dit zal over enige tijd zijn weerslag krijgen in een lager inwilligingspercentage.

Vraag 315

Wat is het aandeel mannen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de eerste asielinstroom in Nederland en de EU?

Het aandeel mannen in de Nederlandse instroom eerste asielaanvragen is in 2016 (tot en met augustus) 66% (Bron: Eurostat, peildatum 8 november 2016). Het aandeel mannen in de Europese instroom eerste asielaanvragen over dezelfde periode is 68%.

Eurostat-cijfers over 2016 over alleenstaande minderjarige vreemdelingen zijn nog niet beschikbaar, daarom worden voor deze groep de cijfers over 2015 gegeven.

Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Nederlandse instroom eerste asielaanvragen is in 2015 9% (3.860 op een instroom van 43.035). Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Europese instroom eerste asielaanvragen in 2015 is 8% (104.200 op een instroom van 1.326.235). Op basis van nationale cijfers kan opgemerkt worden dat het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in 2016 in Nederland in lijn ligt met het aandeel in 2015.

Vraag 316

Hoeveel gezinsleden laten asielzoekers gemiddeld overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoeveel waren dit er vorig jaar gemiddeld?

Het totaal aantal ingereisde nareizigers bedroeg in 2015 13.850. In 2016 zijn tot en met oktober 7.370 nareizigers overgekomen. Het aantal asielstatushouders dat als referent een reguliere aanvraag indient voor gezinsvorming en gezinshereniging, is niet vanuit het IND automatiseringssysteem te genereren.

Vraag 317

Hoe vaak is het afgelopen jaar tot op heden gebruik gemaakt van de discretionaire bevoegdheid tot verlening van een verblijfsvergunning? Hoe verhoudt dit aantal zich tot voorgaande jaren?

Voor dit jaar geldt: tot en met 31 oktober 2016 heb ik ten aanzien van 110 vreemdelingen besloten van mijn discretionaire bevoegdheid gebruik te maken om een vergunning te verlenen.

In 2015 heb ik ten aanzien van 80 vreemdelingen besloten mijn discretionaire bevoegdheid te gebruiken om een vergunning te verlenen. In 2014 bedroeg dat aantal 190, in 2013 80.

Vraag 318

Hoeveel vreemdelingen hebben er, sinds de inwerkingtreding, een beroep gedaan op de regeling langdurig verblijvende kinderen, uitgesplitst naar de overgangsregeling en de structurele regeling? Hoe vaak is er alsnog verblijfsrecht toegekend op basis van deze regeling en hoeveel vreemdelingen zijn afgewezen? Hoeveel van de afgewezen vreemdelingen hebben Nederland inmiddels verlaten?

In mijn brief van 25 mei 2016 over de stand van zaken met betrekking tot de Regeling langdurig verblijvende kinderen heb ik uw Kamer geïnformeerd over de overgangsregeling en het aantal afvallers van de Regeling langdurig verblijvende kinderen die Nederland inmiddels hebben verlaten. Met betrekking tot de definitieve regeling zal uw Kamer, ingevolge motie nr. 2239 van het lid Voortman, nog voor de behandeling van de begroting van V&J bij separate brief worden geïnformeerd.

Vraag 319

Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen die daarvoor ook (één of meerdere) asielprocedures hebben doorlopen?

De gevraagde cijfers zijn niet vanuit het IND-automatiseringssysteem te genereren.

Vraag 320

Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn vorig jaar tot Nederland toegelaten, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier? Hoe groot is dit aantal als de Europa-route wordt meegerekend?

Er bestaat in de vreemdelingenketen geen definitie van de term «islamitisch land». Deze vraag kan derhalve als zodanig niet worden beantwoord. Het CBS heeft echter voor eerdere analyses gebruik gemaakt van een lijst van «islamitische landen». Wanneer deze lijst wordt gehanteerd door de IND, dan blijkt uit de cijfers het volgende:

In 2014 zijn 20.530 aanvragen asiel bepaalde tijd ingewilligd van personen gebaseerd op de door het CBS gehanteerde landenlijst. Voor reguliere aanvragen geldt dat er in 2014 11.380 aanvragen Toelating en Verblijf (TEV) en Verblijfsvergunningen Regulier (VVR) (zonder MVV) zijn ingewilligd van personen gebaseerd op deze landenlijst. Voor VVR EU geldt dat er 590 aanvragen zijn ingewilligd in 2014 (Bron IND).

Vraag 321

Hoe vaak is door Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV)-plichtige vreemdelingen in Nederland een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning ingediend en waarbij toch niet aan het MVV-vereiste is voldaan?

De gevraagde cijfers zijn niet vanuit het IND-automatiseringssysteem te genereren.

Vraag 322

Hoeveel vreemdelingen zijn vorig jaar vrijgesteld van het MVV-vereiste en op welke gronden?

De gevraagde cijfers zijn niet vanuit het IND-automatiseringssysteem te genereren.

Vraag 323

Hoe vaak hebben kennismigranten vorig jaar een verblijfsvergunning gekregen en hoe vaak is het verblijfsrecht van kennismigranten geweigerd of ingetrokken wegens fraude?

In 2015 hebben 9.670 vreemdelingen een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel arbeid als kennismigrant gekregen (bron IND). Voor wat betreft de vraag hoe vaak het verblijfsrecht van kennismigranten is ingetrokken wegens fraude, geldt dat deze informatie niet vanuit het IND- automatiseringssysteem is te genereren.

Vraag 324

Hoe vaak is vorig jaar het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke gronden is dat gebeurd en hoe verhoudt dit aantal zich tot de intrekkingen in omliggende landen? Hoeveel van de betreffende EU-onderdanen hebben ons land aantoonbaar verlaten?

In 2015 is in 1.070 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 160 zaken is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. In de overige 920 zaken is het verblijf beëindigd omdat niet aan een of meer voorwaarden uit de richtlijn is voldaan. De grond waarop de intrekking heeft plaatsgevonden is niet te generen uit het geautomatiseerde systeem van de IND (bron IND. Afgerond op tientallen).

In 2015 zijn 310 EU burgers aantoonbaar uit Nederland vertrokken, 290 daarvan zijn gedwongen vertrokken. Dit zijn niet allemaal dezelfde EU-burgers van wie de IND in 2014 het rechtmatig verblijf heeft beëindigd. Dat komt doordat tussen de beslissing om het rechtmatig verblijf van een EU-burger te beëindigen en het onherroepelijk worden van die beslissing een tijdsverloop zit. Bovendien houden niet alle beslissingen stand in bezwaar en beroep. Pas na het onherroepelijk worden van de beslissing kan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) het vertrekproces starten. Het betreft zaken die bekend zijn in de DT&V-caseload van EU- en EER-burgers en Zwitserse burgers die naar een ander EU-land, EER-land of Zwitserland zijn vertrokken (bron: DT&V).

Vraag 325

Hoe vaak is vorig jaar EU-verblijfsrecht gevraagd door partners en gezinsleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd?

In 2015 zijn 2.650 aanvragen ingediend voor een EU-document aan niet-EU-onderdanen.

In 2015 zijn 2.040 aanvragen voor een EU-document door niet-EU-onderdanen ingewilligd.

Vraag 326

Hoeveel personen uit Midden- en Oost Europa (MOE-landers) verblijven momenteel in Nederland en van hoeveel is door middel van registratie zeker dat ze hier zijn?

Op 1 oktober 2016 stonden er 205.000 Midden- en Oost-Europeanen van de eerste generatie ingeschreven als inwoner van Nederland.

Vraag 327

Hoe vaak zijn vorig jaar verblijfsdocumenten aangemerkt als zijnde verloren of gestolen? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal verloren of gestolen paspoorten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal mensen dat dergelijke documenten bezit?

In 2015 zijn 6.440 aanvragen ontvangen voor het vervangen van het vreemdelingendocument vanwege verlies of diefstal (bron: IND). Hoe deze cijfers zich verhouden tot het aantal verloren of gestolen paspoorten is niet bekend.

Vraag 328

Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat gebeurd?

In 2015 zijn 7.970 reguliere- en 280 asielvergunningen ingetrokken (bron: IND). Op welke gronden is ingetrokken, is niet te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND.

Vraag 329

Hoe vaak wordt een aanvraag om een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land van herkomst gepleegde misdrijven of verstoring van de openbare orde?

Een dergelijke afwijzing van de aanvraag van de verblijfsvergunning geschiedt op grond van strijd met de openbare orde. Er wordt hierbij niet apart geregistreerd of dit het gevolg is van een in het land van herkomst gepleegd misdrijf.

Vraag 330

Hoe wordt gecontroleerd of asielzoekers in het land van herkomst geen misdrijven hebben gepleegd?

Bij de asielaanvraag dient de vreemdeling een antecedentenverklaring in te vullen waarin hij verklaart zich niet schuldig te hebben gemaakt aan het begaan van strafbare feiten en als hij dit niet kan verklaren aan te geven welke strafbare feiten hij heeft begaan. Daarnaast maakt een toets aan artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag onderdeel uit van de asielprocedure, waarin onderzocht wordt of de vreemdeling zich in het land van herkomst schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdrijven.

Vraag 331

Hoe vaak is actief (door de Vreemdelingendienst) gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen nog aan de gestelde voorwaarden voldoen (zoals in Nederland (samen)wonen)? Hoe verhoudt het aantal controles zich tot voorgaande jaren?

De controles die de politie uitvoert om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de voorwaarden die aan het afgeven van de vergunning gesteld worden, maken deel uit van de persoonsgerichte controles die plaatsvinden in het kader van handhaving. De politie voert deze controles onder meer uit op verzoek van de IND wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde voorwaarden bij gezinsmigratie. Onderstaande tabel geeft het aantal persoonsgerichte controles in het kader van onderzoeken bij vergunninghouders in de periode 2011 tot en met september 2016.

Vraag 332

Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd c.q. omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd?

Voor verlenging of omzetting van een vergunning voor bepaalde tijd worden aanvragen ingediend.

In 2015 zijn 13.500 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd in aanmerking gekomen voor verlenging of omzetting naar onbepaalde tijd. Hiervan zijn 100 gevallen afgewezen.

Vraag 333

Hoeveel houders van verblijfsvergunningen hebben in Nederland een misdrijf gepleegd en welk deel hiervan is uitgezet?

Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de Vreemdelingenketen niet mogelijk om te genereren hoeveel vergunninghouders in Nederland een misdrijf hebben gepleegd en gedwongen het land hebben verlaten.

Echter, als vergunninghouders een misdrijf hebben gepleegd en zij aan het einde van de vertrekprocedure zijn uitgezet, vallen ze onder de zogeheten VRIS-ers. VRIS-ers zijn vreemdelingen in de strafrechtketen die in Nederland verdacht worden van het plegen van een misdrijf en/of hiervoor zijn veroordeeld. Van deze groep VRIS-ers is het wel mogelijk om aan te geven hoeveel van hen Nederland aantoonbaar hebben verlaten, inclusief gedwongen vertrek. Tot en met september 2016 gaat het om 660 vreemdelingen. (Bron: DT&V).

Vraag 334

Hoeveel verblijfsvergunningen asiel zijn er in 2016 tot nu toe verstrekt?

De overleggen met gemeenten en VNG over Lokale Vreemdelingenvoorzieningen zijn gestaakt, er komt voorlopig geen akkoord. Ik heb de Tweede Kamer hierover op 21 november jl. per brief geïnformeerd.

Vraag 335

Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland verblijft, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd?

Per 4 november 2016 zijn er 104.040 vreemdelingen die een vergunning asiel bepaalde tijd hebben en 92.440 vreemdelingen die een vergunning asiel onbepaalde tijd hebben (Bron IND. Afgerond op tientallen).

Vraag 336

Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2009 tot en met 2015?

De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2016, tot en met september, zijn ongeveer 18.320 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook bijvoorbeeld illegalen en mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is. Zo’n 5.330 vreemdelingen daarvan zijn zelfstandig onder toezicht vertrokken en zo’n 4.820 vreemdelingen gedwongen. Ongeveer 8.170 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken, waarvan niet kan worden vastgesteld waarnaartoe zij vertrokken. Deze cijfers zijn afkomstig van de Dienst, Terugkeer en Vertrek, de Internationale Organisatie voor Migratie, de Koninklijke Marechaussee en de politie (Bron: Ministerie van Veiligheid en Justitie). Met nog drie maanden te gaan in 2016, ligt het aantal vertrekken in alle drie de categorieën al hoger dan in voorgaand jaar. Dit hangt samen met de sterk verhoogde asielinstroom in 2015 en de samenstelling van de instroom.

Vraag 337

Hoeveel landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat?

Het merendeel van de herkomstlanden heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer en werkt daar aan mee. Een aantal landen echter weigert mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op Nederlandse verzoeken, zodat er feitelijk gesproken kan worden van tegenwerking. De samenwerking op gedwongen terugkeer verloopt thans onvoldoende met Algerije, China, Ethiopië, Guinee, Iran, Irak, Marokko en Somalië. Het is echter moeilijk om een representatief beeld te geven over langere periode; voor veel landen kent medewerking een niet-lineair beeld. Perioden van relatief voldoende medewerking worden afgewisseld door perioden met minder medewerking. Het is dus een voortdurend proces van relatiebeheer, in gesprek blijven, onderhandelen, zowel bilateraal als in EU-verband. Het bovenstaande laat onverlet dat in de praktijk blijkt dat herkomstlanden wel meewerken in het kader van zelfstandige terugkeer.

Vraag 338

Hoeveel vreemdelingen zijn er dit jaar in vreemdelingenbewaring geplaatst, en hoeveel van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?

In 2016, tot en met september, zijn er 1.780 vreemdelingen in bewaring gesteld, waarbij het kan voorkomen dat een vreemdeling meer dan eens in bewaring is gesteld.

In 2016, tot en met oktober, zijn er in totaal 1.710 vreemdelingen uit Nederland vertrokken vanuit vreemdelingenbewaring. Hiervan zijn 1.170 vreemdelingen aantoonbaar (gedwongen of zelfstandig) vertrokken. In 2015 bedroeg dit aantal 1.960 waarvan 1.160 aantoonbaar en in 2014 bedroeg dit aantal 2.330 waarvan 1.520 aantoonbaar (Bron: DT&V; afgerond op tientallen).

Vraag 339

Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot de resultaten van de afgelopen jaren?

In onderstaande tabel is het aantal personen opgenomen dat, deel uitmakend van een gezin vanuit een gezinslocatie is vertrokken. Het zelfstandig vertrek uit Nederland betreft alle vertrek naar het land van herkomst of een ander land waar hun toelating is gewaarborgd.

Vraag 340

Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet uit Nederland vertrokken c.q. hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage zich tot andere EU-lidstaten?

Inzet van de overheid is dat vreemdelingen die niet (langer) in Nederland mogen blijven, terugkeren. Als van zelfstandig vertrek geen gebruik is gemaakt, kan worden ingezet op gedwongen terugkeer. Wanneer vertrekplichtige vreemdelingen zich aan het zicht van de overheid onttrekken (niet-aantoonbaar vertrek) is niet te zeggen waar zij gaan verblijven. Mogelijk vertrekt een belangrijk deel van deze groep alsnog uit Nederland. De vreemdelingenketen heeft hier niet rechtstreeks zicht op.

Wel worden er schattingen uitgevoerd van het aantal illegaal in Nederland verblijvende personen (het gaat hierbij echter niet alleen om personen wiens verblijfsvergunning is ingetrokken).

Volgens de meest recente schatting, in 2015 uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie op basis van de gegevens uit de registratiesystemen van de politie en de Koninklijke Marechaussee, ging het in Nederland voor de totale groep illegaal verblijvende vreemdelingen voor de periode van 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2013 om 35.530 personen. Voor het jaar 2009 bedraagt de schatting 41.835 illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen. De rapporten zijn te vinden op de website van het WODC, https://www.wodc.nl/.

Een synthese-rapport van het Europees Migratienetwerk (EMN) geeft informatie over de schaal van illegaal verblijf in Europese lidstaten. Ook in het EMN-rapport gaat het om illegaal verblijvende personen, niet over personen wiens verblijfsvergunning is ingetrokken. Het rapport dateert van 2015 en is genaamd «Dissemination of Information on Voluntary Return: how to reach irregular migrants not in contact with the authorities». Paragraaf 2.1 van het rapport meldt: «However, the contrast in the perceived scales in different countries, is notable with Finland having the lowest estimate at 1,000 and Germany the highest at to up to 520,000.». Ook leert het rapport dat onder de Europese lidstaten, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Spanje, Zweden en het VK naar schatting de grootste populatie illegaal verblijvende personen hebben. Het rapport is gepubliceerd op het internet.

Vraag 341

Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland maar kunnen op grond van artikel 3 EVRM toch niet worden uitgezet?

Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet, is niet als zodanig uit de systemen van de vreemdelingenketen te herleiden.

Vraag 342

Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland? Hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet en hoeveel daarvan zitten in (vreemdelingen)bewaring?

Het totaal aantal criminele vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt, is niet uit de systemen te herleiden. Het is derhalve ook niet mogelijk om aan te geven hoeveel van deze vreemdelingen niet kunnen worden uitgezet en hoeveel van deze vreemdelingen in vreemdelingenbewaring verblijven.

Vraag 343

Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn dit jaar en vorig jaar overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure hebben doorlopen?

In 2015 zijn 13.190 dossiers overgedragen aan de DT&V. In 2016 t/m september zijn 16.020 dossiers overgedragen aan de DT&V (bron: DT&V). Het grootste deel van de instroom betreft afgewezen asielzoekers. In de registratie van de DT&V wordt geen onderscheid gemaakt naar de verblijfsrechtelijke achtergrond van een vreemdeling, aangezien dit niet relevant is in het kader van terugkeer. Het gaat immers om vreemdelingen die niet (langer) in Nederland mogen verblijven.

Vraag 344

Van hoeveel vreemdelingen die in de Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven hebben gemeenten het vermoeden dat zij feitelijk niet op dit adres c.q. in Nederland verblijven? Welk aandeel hiervan is het verblijfsrecht ingetrokken?

Op 1 november 2016 woonden 6.070 personen in Nederland op een adres dat op dat moment in onderzoek was door gemeenten. Het betreft hier alle personen, ongeacht nationaliteit.

Het feit dat een adres in onderzoek is betekent per definitie niet dat een gemeente eraan twijfelt of de betrokkene op het adres woont. Wel dat de gemeente in deze gevallen twijfelt aan de correctheid van een of meer gegevens in het opgegeven adres. Dat kan bijvoorbeeld ook de schrijfwijze van de straatnaam zijn of een eventuele toevoeging bij het huisnummer. Het zal echter in veruit de meeste gevallen gaan over twijfel over wie er op dat adres woont.

Van welk deel van deze groep de verblijfsvergunning is ingetrokken, kan niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde gegevensbestanden van de IND.

Vraag 345

Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de behartiging van belangen van vreemdelingen en die worden gesubsidieerd door de Nederlandse overheid? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies door het Rijk en gemeenten?

VenJ heeft geen totaaloverzicht van organisaties die vanuit het Rijk en/of gemeenten de belangen behartigen van de vreemdeling. In de subsidiebijlage van de begroting van VenJ, bij artikel 37 staan de organisaties opgenomen die specifiek voor dit onderwerp vanuit VenJ subsidies ontvangen inclusief de bijbehorende bedragen.

Verder worden er vanuit het budget overige subsidies nog enkele (kleinere) subsidies verstrekt aan organisaties zoals bijvoorbeeld The Hague Process on Refugees and Migration, Stichting voor Vluchtelingstudenten UAF en Stichting A.S. K.V. /steunpunt Vluchtelingen. De hoogte van de subsidies is afhankelijk van de aanvragen en het beschikbare budget.

Vraag 346

Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, en hoeveel vreemdelingen laten zij terugkeren?

Ik kan deze vraag enkel beantwoorden voor zover de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst wordt georganiseerd door of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek en voor zover dit wordt gefinancierd met middelen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken of uit het nationale deel van het Asiel, Migratie en Integratiefonds.

Op dit moment worden door de Internationale Organisatie voor Migratie, Vluchtelingenwerk Nederland, de Stichting WereldWijd, de Stichting Rotterdams Ongedocumenteerde Steunpunt, Bridge to Better Foundation, Stichting IETA, Goedwerk Foundation, Stichting Dalmar, Solid Road, Barka Nederland en New Dutch Connections projecten uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen naar landen van herkomst.

Voor de uitvoering van deze activiteiten ontvangen zij middelen van Veiligheid en Justitie, Buitenlandse Zaken en uit het Europees Asiel, Migratie en Integratiefonds. In totaal is voor deze activiteiten een bedrag aan subsidie toegekend van ruim € 35 miljoen. Omdat de projecten nog lopen en meerdere jaren bestrijken kan nog niet worden aangegeven hoeveel geld definitief aan deze activiteiten wordt besteed. Dit is naast de reguliere financiering die de Dienst Terugkeer & Vertrek ontvangt voor de uitvoering van het terugkeerbeleid. Voor 2017 zijn de uitvoeringskosten van de Dienst Terugkeer & Vertrek begroot op circa € 29 miljoen.

De activiteiten van deze partijen dragen bij aan het vertrek van vreemdelingen uit Nederland. Uit de onlangs gepubliceerde rapportage vreemdelingenketen over de eerste helft van 2016 blijkt dat over deze periode 12.180 personen zijn vertrokken. Bij 3.760 personen betrof dit aantoonbaar zelfstandig vertrek.

Vraag 347

in welke gemeenten wordt opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Kunt u een overzicht geven van alle locaties, en hierbij aangeven of en zo ja, hoeveel vreemdelingen er aantoonbaar zijn vertrokken vanuit deze locaties? Kunt u per locatie ook aangeven of en zo ja, hoeveel gemeenschapsgeld zij hiervoor ontvangen?

U bent hierover geïnformeerd via de septembercirculaire 2015 van het Gemeentefonds (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 34 300 B, nr. 4). Verder heeft mij het signaal bereikt dat ook in de gemeente Leiden een voorziening is geopend. Informatie over aantallen vreemdelingen die aantoonbaar van deze locaties zijn vertrokken kan ik niet verschaffen, omdat deze voorzieningen op eigen initiatief door gemeenten worden geboden en als buitenwettelijk begunstigend beleid gelden.

Vraag 348

Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen en hoe wordt hier op gecontroleerd?

Of in het kader van een verblijfsaanvraag een vervalst of onjuist document is aangetroffen, is niet te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND. Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen, neemt de Vreemdelingenpolitie of de KMar ze in voor nader onderzoek.

Indien een vreemdeling een reguliere aanvraag indient, wordt door de IND de echtheid van documenten beoordeeld. Hiertoe hebben alle IND-loketmedewerkers binnen het reguliere proces een training documentenherkenning gevolgd.

Vraag 349

Wat zijn de gemiddelde doorlooptijden van beslissingen op asielaanvragen en reguliere aanvragen? Hoeveel van de asielaanvragen wordt AA (Algemene Asielprocedure) afgedaan en hoeveel VA (Verlengde Asielprocedure)? Hoeveel weken liggen asiel en reguliere zaken gemiddeld te wachten op uitspraak in beroep? Hoeveel is dat in hoger beroep?

Voor asielaanvragen in eerste aanvraag, HASA, VA en zij-instroom was de gemiddelde doorlooptijd in 2015 102 dagen. Voor reguliere aanvragen MVV (exclusief nareis), MVV tev en VVR zonder MVV was voor 2015 de gemiddelde doorlooptijd 39 dagen. In 2015 is 74% van de asielaanvragen (eerste aanvraag) afgedaan in de algemene asielprocedure en 26% in de verlengde asielprocedure. (Bron: IND.)

Vraag 350

Tegen hoeveel derdelanders is in het afgelopen jaar een inreisverbod uitgevaardigd?

Het totaalaantal geregistreerde inreisverboden, in 2015 aan derdelanders uitgevaardigd, is 1.980. Dit is het totaal van de registraties van IND, de politie en de KMar.

Vraag 351

Hoeveel vreemdelingen zijn veroordeeld wegens het overtreden van een inreisverbod?

Het overtreden van het zware inreisverbod is een overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. In 2015 zijn er circa 740 afdoeningen door de rechter als gevolg van deze overtredingen. Het aantal afdoeningen betreft vrijheidsstraffen (voorwaardelijk en onvoorwaardelijk) opgelegd aan derdelanders, maar ook vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging. Dit leidde in 2015 tot circa 600 schuldigverklaringen. In de periode januari t/m oktober 2016 zijn er circa 330 afdoeningen van de rechter. In de aantallen zijn vervolgingen opgenomen van zware inreisverboden, maar ook van de ongewenstverklaringen zoals deze werden opgelegd voor de opname van het inreisverbod in de wet. Door de rechter wordt een dergelijke ongewenstverklaring, opgelegd aan een derdelander, gelijkgesteld met een inreisverbod. Het is voor de Raad voor de Rechtspraak op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk een onderscheid te maken tussen de twee categorieën van artikel 197 Wetboek van Strafrecht (bron: RvdR).

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om tot vervolging over te gaan wanneer bij het toezicht een onrechtmatig verblijvende vreemdeling met een licht inreisverbod wordt aangetroffen. Het CJIB heeft in 2015 circa 10 strafbeschikkingen uitgevaardigd wegens overtreding van het licht inreisverbod, daarnaast waren er rond de 50 afdoeningen door het OM en circa 30 afdoeningen door de rechter. Overtredingen leiden niet altijd tot een boete bijvoorbeeld omdat het realiseren van vertrek voorrang krijgt, er kan worden gekozen voor het opleggen van een toezichtsmaatregel in plaats van een boete of de Politie prioriteit geeft aan andere taken (bron: RVK 2015, p. 38).

Vraag 352

Hoeveel EU-burgers hebben een terugkeerverbod gekregen?

Aangenomen wordt dat het inreisverbod bedoeld wordt. De terugkeerrichtlijn, waar het inreisverbod een onderdeel van is, ziet op de terugkeer van derdelanders. EU-onderdanen krijgen dientengevolge nooit een inreisverbod.

Vraag 353

Hoeveel EU-burgers zijn in het afgelopen jaar ongewenst verklaard?

In 2015 zijn 160 EU-onderdanen ongewenst verklaard.

Vraag 354

In hoeveel gevallen is vorig jaar het rechtmatig verblijf van een EU-burger beëindigd om redenen van openbare orde of openbare veiligheid?

Het aantal ongewenstverklaringen voor EU-onderdanen in 2015 bedraagt 160. Het is niet bekend in hoeveel zaken verblijfsbeëindiging heeft plaatsgevonden op grond van veelvuldig gepleegde licht strafbare feiten, waarbij elke straf op zichzelf niet tot ontzegging of verblijfsbeëindiging zou kunnen leiden.

Vraag 355

Hoeveel ongewenstverklaarde EU-burgers hebben Nederland het afgelopen jaar aantoonbaar verlaten?

Onderstaand treft u de cijfers van 2015 aan van de ongewenstverklaarde EU-burgers.

Gedwongen vertrek: 190

Zelfstandig vertrek: <10

Vraag 356

Hoe vaak zijn er het afgelopen jaar door de vreemdelingenpolitie adresonderzoeken verricht en hoe verhoudt dit aantal zich tot voorgaande jaren?

Adrescontroles kunnen plaatsvinden tijdens persoonsgerichte controles. Deze richten zich op bij de overheid bekende vreemdelingen wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde voorwaarden, op uitgeprocedeerde vreemdelingen en op asielzoekers die zich aan de meldingsplicht hebben onttrokken. Onderstaande tabel geeft het aantal persoonsgerichte controles in de periode 2011 t/m september 2016.

De afname van het aantal persoonsgerichte controles sinds 2012 is veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de toegenomen prioriteit voor de bestrijding van mensenhandel en -smokkel en de hoge instroom van asielzoekers in 2015 en 2016. De hoge instroom maakte relatief meer inzet op identificatie en registratie van asielzoekers noodzakelijk.

Disclaimer: De cijfers van onder andere de Persoonsgerichte controles worden vanaf 2016 vanuit een ander systeem gerapporteerd, namelijk KMI+. Als gevolg van deze overstap zijn er (data)kwaliteitsslagen gemaakt, waardoor de cijfers van de persoonsgerichte controles kunnen afwijken van eerder gerapporteerde gegevens.

Voor informatie over uitsluitend de groep vergunninghouders verwijs ik naar het antwoord zoals gegeven op vraag 331.

Vraag 357

In hoeveel gevallen zijn er bij deze adresonderzoeken onrechtmatigheden vastgesteld?

Adresonderzoeken vinden plaats bij persoonscontroles. De politie voert deze controles uit voor verschillende doeleinden. Bij bepaalde type controles kan dit, bij aantreffen van de vreemdeling, leiden tot overdracht aan de DT&V. De politie registreert niet alle vervolgacties die voortkomen uit de verschillende persoonscontroles.

Vraag 358

Hoeveel dossiers zijn vorig jaar door de fraude-unit van de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) behandeld en welke resultaten zijn hierbij geboekt? In hoeveel van de gevallen is er overgegaan tot het intrekken van de verblijfsstatus? Hoe is de versterking van het vreemdelingentoezicht en handhaving concreet vorm gegeven?

Handhaving is ingebed in iedere processtap van de procedures van de IND. Handhaving vindt plaats vanaf de inname van de aanvraag aan het loket van de IND, waar documentcontroles plaatsvinden en vragen worden gesteld, bijvoorbeeld bij vermoedens van een schijnhuwelijk. Na vergunningverlening wordt door middel van trajectcontroles gecontroleerd of de vreemdeling nog steeds aan de voorwaarden voldoet. Op basis van deze trajectcontroles en op basis van externe signalen is sprake van een toename van het aantal intrekkingsprocedures. Bovendien heeft de IND specialistische organisatieonderdelen ingericht om te handhaven, fraude te bestrijden en kwaliteit te meten.

Vreemdelingentoezicht en handhaving zijn in 2015 onder meer concreet vorm gegeven door:

  • onderwijsinstellingen te controleren op naleving van de verplichtingen onder het modern migratiebeleid en de Inspectie SZW te informeren over studenten ten behoeve van de controle op naleving van de Wav

  • samen te werken met het UWV en de Inspectie SZW, waarbij de IND zaken voorlegt aan het UWV om te toetsen of het loon arbeidsmarktconform is.

  • samen met het UWV in het kader van handhaving een pilot te starten in het kader van bedrijfsbezoeken en signalen van gefingeerde dienstverbanden door referenten

  • uitvoering van de Pilot overlastgevende Unieburgers, waarmee de beëindiging van het verblijf van EU-burgers die overlast veroorzaken in de openbare ruimte wordt beoogd. Deze pilot is gestart in de vier grote steden en is inmiddels landelijk geïmplementeerd.

  • de Aanpak EU-derdelanders, die betrekking heeft op die aanvragen om toetsing aan het gemeenschapsrecht waarbij het vermoeden bestaat van een schijnhuwelijk of schijnrelatie tussen een burger van de Unie en derdelanders.

In 2015 zijn 7.970 reguliere- en 280 asielvergunningen ingetrokken.

Vraag 359

Welke maatregelen bent u de komende periode voornemens te treffen om ervoor te zorgen dat Nederland aantrekkelijker wordt voor kennismigranten, startende ondernemers en start-ups?

Voor internationaal talent zijn motieven zoals carrièrekansen, een fijn leefklimaat, de aanwezigheid van kennisinstellingen, een goed startup-ecosysteem of een gunstig belastingklimaat doorslaggevender om te migreren dan soepel toelatingsbeleid. Door in te zetten op een goed vestigingsklimaat bevordert het kabinet de aantrekkelijkheid van Nederland.

Voor specifieke maatregelen op het gebied van migratie voor kennismigranten verwijs ik naar mijn antwoord van vorig jaar. Ik vermeld hierbij dat het nieuwe zoekjaar voor hoogopgeleiden per maart 2016 in werking is getreden en dat per 1 januari 2017 de leges voor kleine bedrijven gehalveerd worden. Het kabinet streeft ernaar om per 1 maart 2017 het «hybride ondernemerschap» in werking te laten treden waarmee het voor kennismigranten mogelijk wordt om naast hun baan ook een eigen onderneming te beginnen.

Voor startups en scale-ups (snelgroeiende bedrijven) is een goed werkend startup-ecosysteem belangrijk. Daarom wordt het StartupDelta programma voortgezet tot 2020. Het in 2015 ingevoerde startup-visum loopt goed en het aantal goedgekeurde facilitators stijgt. In april 2016 is de Citydeal Warm Welkom Talent gesloten tussen de ministeries van EZ, SZW, OCW en mijn ministerie en de steden Amsterdam, Den Haag, Eindhoven en Groningen. Doel van de Citydeal is de aantrekkingskracht van Nederland te vergroten voor ambitieus ondernemend talent uit het buitenland. De focus ligt op startups, scaleups en zelfstandigen inclusief kunstenaars. Met behulp van een klantreis wordt de route van de ondernemer die zich in Nederland vestigt in beeld gebracht. Begin 2017 worden aanbevelingen verwacht waarna besluitvorming van het kabinet volgt en eventuele quick-wins zo snel mogelijk worden uitgevoerd.

Vraag 360

Wat zijn de ontwikkelingen en resultaten in de samenwerking tussen de IND en gemeenten ten aanzien van verlies verblijfsrecht, wanneer EU-burgers een beroep doen op bijstand?

De IND kan het verblijfsrecht van een EU-burger beëindigen als deze burger een onredelijk beroep doet op de bijstand. Wanneer de gemeente indicaties heeft dat het beroep op bijstand gevolgen heeft voor het verblijfsrecht, wordt de zaak aan de IND voorgelegd.

Uit cijfers van de IND blijkt dat in 2015 in afgerond 310 gevallen het verblijf van een EU-burger is beëindigd wegens een onredelijk beroep op bijstand.

Vanuit het Ministerie van SZW wordt samen met de IND een werkwijze uitgewerkt om de samenwerking tussen gemeenten en de IND verder te verbeteren. Deze werkwijze ziet op het verbeteren van de meldingsprocedure van gemeenten aan de IND, inclusief aanpassing van de procedure aan Europese jurisprudentie. De Minister van SZW heeft hiertoe een nieuwe instructie voor gemeenten opgesteld waarin onder andere is opgenomen hoe om te gaan met EU-burgers die bijstand aanvragen. Nadat deze nieuwe instructie is afgestemd met alle betrokken uitvoerders zal de Minister van SZW deze via de verzamelbrief aan gemeenten toezenden. Uw Kamer ontvangt standaard een afschrift van deze verzamelbrief.

Daarnaast wordt gewerkt aan het versnellen en automatiseren van de benodigde gegevensstromen tussen gemeenten en de IND.

Deze inzet moet leiden tot een meer uniforme en gestroomlijnde werkwijze tussen de gemeenten en de IND.

Vraag 361

Hoeveel vreemdelingen zijn in het afgelopen jaar aantoonbaar teruggekeerd (onderverdeeld in zelfstandig en gedwongen vertrek) en hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van de vijf jaren daarvoor?

De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2016, tot en met september, zijn ongeveer 18.320 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook bijvoorbeeld illegalen en mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is. Zo’n 5.330 vreemdelingen daarvan zijn zelfstandig onder toezicht vertrokken en zo’n 4.820 vreemdelingen gedwongen. Ongeveer 8.170 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken, waarvan niet kan worden vastgesteld waarnaartoe zij vertrokken. Deze cijfers zijn afkomstig van de Dienst, Terugkeer en Vertrek, de Internationale Organisatie voor Migratie, de Koninklijke Marechaussee en de politie (Bron: Ministerie van Veiligheid en Justitie). Met nog drie maanden te gaan in 2016, ligt het aantal vertrekken in alle drie de categorieën al hoger dan in voorgaand jaar. Dit is onder andere toe te rekenen aan de sterk verhoogde asielinstroom in 2015 en de samenstelling van de instroom die beiden medebepalend zijn voor de instroom in het terugkeerproces.

Vraag 362

Hoeveel landen weigeren het toelaten van overheidsvluchten die worden uitgevoerd in het kader van terugkeer- of uitzettingsbeleid en welke landen zijn dit?

Een overheidsvlucht wordt georganiseerd als andere manieren van terugkeer niet mogelijk zijn. In veel gevallen is er geen noodzaak voor het organiseren van een overheidsvlucht. Voor een dergelijke vlucht wordt georganiseerd, wordt er eerst toestemming gevraagd aan het betreffende land. Tot nu toe is het niet voorgekomen dat landen die daarom zijn gevraagd weigeren overheidsvluchten toe te laten.

Vraag 363

Is er in het afgelopen jaar vooruitgang geboekt met het verkrijgen van medewerking van landen van herkomst op het gebied van terugkeer van vreemdelingen?

Nederland heeft de afgelopen jaren in de bilaterale samenwerking op het gebied van de gedwongen terugkeer met een aantal landen vooruitgang geboekt. Voorbeelden zijn India, Guinee en Congo.

Vraag 364

Wat zijn de ontwikkelingen in het kader van de opvang in het land van herkomst van alleenstaande minderjarige vreemdelingen? In welke landen zijn er dergelijke opvangvoorzieningen?

Bij de terugkeer van amv’s is het van belang dat er sprake is van adequate opvang. Dit is bij voorkeur bij ouders of familie maar hierbij kan ook gebruik worden gemaakt van reguliere opvangvoorzieningen in de landen van herkomst. In de ambtsberichten die per land worden opgevraagd wordt aangegeven of er adequate opvangvoorzieningen in een land aanwezig zijn. Daarnaast wordt door DT&V in de Democratische Republiek Congo een opvangvoorziening gefinancierd.

De weigering van Afghanistan om mee te werken aan de terugkeer en opvang van alleenstaande minderjarigen naar Afghanistan was voor de Europese partners die samenwerken in het European Return Platform on Unaccompanied Minors (ERPUM) de reden om met dit project te stoppen. Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 12 oktober jl. zoekt DT&V echter nog steeds naar mogelijkheden om samen met andere Europese (lid)staten opvang voor AMV’s in Afghanistan op te zetten. Dit in lijn met de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over «Samenhang Nederlandse inspanningen in missies» van 9 augustus 2016. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 33 694, nr. 9)

Vraag 365

Welke «probleemlanden» willen niet meewerken aan gedwongen terugkeer? Welke interventies worden ten aanzien van deze landen gepleegd? Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van deze landen?

Het merendeel van de herkomstlanden heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer en werkt daar aan mee. Een aantal landen echter weigert, uit interne beleidsoverwegingen, mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op verzoeken tot terugname van eigen onderdanen, zodat er feitelijk gesproken kan worden van tegenwerking. De samenwerking op gedwongen terugkeer verloopt thans onvoldoende met Algerije, China, Ethiopië, Guinee, Iran, Irak, Marokko en Somalië. Het is echter moeilijk om een representatief beeld te geven over langere periode. Bij veel landen kent medewerking een niet-lineair beeld: perioden van relatief voldoende medewerking worden afgewisseld door perioden met minder medewerking. Het is dus een voortdurend proces van relatiebeheer, in gesprek blijven en onderhandelen, zowel bilateraal als in EU-verband.

Vraag 366

Waar in de begroting staan middelen gereserveerd voor het uitvoeren van de motie-Sjoerdsma over het direct aanbieden van taalonderwijs aan asielzoekers (Kamerstuk 32 824, nr. 119)?

In de begroting van VenJ zijn hiervoor geen middelen gereserveerd. De middelen voor integratie, waaronder taalles, zijn opgenomen in de begroting van SZW.

Vraag 367

Hoeveel personen zijn er in 2016 hervestigd onder het UNCHR-hervestigingsmechanisme? Is het doel van 500 personen per jaar behaald? Uit welke landen zijn deze personen hervestigd?

Voor 2016 is het nationale quotum van 500 behaald. De betreffende vluchtelingen zijn geselecteerd in met name Turkije en Libanon.

Vraag 368

Hoeveel asielzoekers zijn in 2016 in de grensdetentie ingestroomd?

Het aantal vreemdelingen dat in 2016 in grensdetentie zit of heeft gezeten (op grond van artikel 6 Vw) bedraagt 240 (tot en met september 2016). Het is uit de informatie- en registratiesystemen binnen de Vreemdelingenketen niet mogelijk om onderscheid te maken tussen asielzoekers en niet-asielzoekers in grensdetentie (Bron: DJI).

Eind september 2016, bedraagt de gemiddelde duur van vreemdelingen in grensdetentie (op grond van artikel 6Vw), inclusief asielzoekers, 34 dagen (Bron: DJI).

Vraag 369

Hoelang zaten asielzoekers in grensdetentie gemiddeld in bewaring?

Eind september 2016 bedroeg de gemiddelde duur van vreemdelingen in grensdetentie (op grond van artikel 6Vw), inclusief asielzoekers, 34 dagen (Bron: DJI).

Vraag 370

Hoeveel asielzoekers in grensdetentie waren Dublinclaimant? Hoeveel van deze mensen zijn binnen vier weken uitgezet naar het Dublinland?

De grensprocedure is in juli 2015 inwerking getreden. In de periode juli tot en met december 2015 zijn er 12 Dublin claimanten in de grensprocedure ingestroomd (Bron: IND). Hiervan zijn er zeven overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, van wie 2 binnen de termijn van zes weken (waarvan 1 binnen een termijn van vier weken). Ik noem de termijn van zes weken omdat de overdracht van Dublin claimanten binnen zes weken na akkoord dient plaats te vinden (artikel 28 lid 3 Dublin Verordening).

Vraag 371

Hoeveel asielzoekers in grensdetentie kregen een vergunning in grensdetentie?

Het is op grond van art 3.3 Vw juridisch niet mogelijk om een vergunning te verlenen binnen de grensprocedure. Bij een indicatie dat er sprake zal zijn van een inwilliging wordt de grensprocedure beëindigd en wordt de bewaring opgeheven. De asielzoeker stroomt dan de (open) asielprocedure in.

Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de Vreemdelingenketen niet mogelijk om op korte termijn te genereren hoeveel asielzoekers vanuit grensdetentie de (open) asielprocedure zijn ingestroomd.

Vraag 372

Hoeveel asielzoekers in grensdetentie werden in bewaring gesteld op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet?

Het is niet mogelijk om uit de informatie- en registratiesystemen binnen de Vreemdelingenketen te halen hoeveel asielzoekers in grensdetentie op grond van artikel 59 Vw in bewaring zijn gesteld.

Vraag 373

Hoeveel asielzoekers in grensdetentie werden in grensdetentie afgewezen? Hoeveel van deze afgewezen asielzoekers werden uitgezet?

Het is uit de informatie- en registratiesystemen binnen de Vreemdelingenketen niet te halen hoeveel asielaanvragen van asielzoekers in grensdetentie werden afgewezen.

Vraag 374

Wanneer komen de 750 amv's uit Griekenland en Italië naar Nederland?

Eerder heeft uw Kamer gevraagd om in Europees verband te komen tot de herplaatsing van circa 750 AMVs uit Griekenland en Italië in de andere Europese lidstaten. In reactie op dit verzoek heb ik gezegd dat ik in Europees verband zou pleiten voor meer inzet op herplaatsing van minderjarigen in brede zin, waaronder ook specifiek AMV's. Deze inzet werpt zijn vruchten af. De Europese Commissie schrijft in haar zevende voortgangsrapport over herplaatsing en hervestiging dat een positieve trend is waar te nemen in de herplaatsing van het aantal AMV’s. Zo hebben verschillende lidstaten, waaronder ook Nederland, specifiek plaatsen aangeboden voor AMV’s uit Griekenland. Wat minderjarigen betreft die volledig alleen zijn gereisd en op dit moment in Griekenland verblijven, zijn er nu voldoende plaatsen aangeboden om alle minderjarigen die behoren tot deze categorie te herplaatsen.

Vraag 375

Wat zijn de gemiddelde kosten per persoon onder het UNHCR-hervestigingprogramma? Wat zijn de kosten voor onder andere selectie en transport naar Nederland?

De kosten per hervestigde vluchteling zijn circa 7.000 euro. 62% van deze kosten heeft betrekking op de programma’s voor de hervestigde vluchtelingen in het land van vertrek en de opvang en de begeleiding na aankomst in Nederland. 38% van de kosten betreft de behandeling van de asielaanvraag.

Vraag 376

Waarop is de inzet van de daling vanaf 2017 en de sterke daling vanaf 2018 voor de bijdrage aan het NIDOS en het COA gebaseerd?

De bijdrage aan Nidos is voor 2016 en 2017 gebaseerd op de bekostiging van het nieuwe opvangmodel voor AMV’s en de verwachte instroom van AMV’s per jaar. De bijdrage aan Nidos voor 2018 is echter nog niet aangepast aan de bekostiging rondom het nieuwe opvangmodel. Dit vanwege de grote onzekerheden in de instroomraming van AMV’s bij de besluitvorming over de begroting 2017. Aanpassing van bijdrage aan Nidos zal onderdeel zijn van de besluitvorming over de Begroting 2018 in voorjaar 2017.

De Bijdrage voor het COA is gebaseerd op de verwachte bezetting. Door de lagere instroom en daarmee ook de lagere bezetting in de jaren 2017 en verder zal ook de bijdrage voor het COA lager uitvallen.

Vraag 377

Kunt u de korting van de bijdrage aan Vluchtelingenwerk Nederland toelichten? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen die uit deze korting voortvloeien?

In de bijdrage aan VWN is geen korting toepast. De hoogte van de bijdrage aan Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) is – net als bij andere organisaties – mede afhankelijk van de asielinstroom.

Vraag 378

Kunt u de korting van de bijdrage aan het COA toelichten? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen die uit deze korting voortvloeien, ook in personele zin?

De bijdrage voor het COA is gebaseerd op de verwachte bezetting. Door de lagere geraamde instroom in 2017 ten opzichte van 2016 en daarmee ook de lagere bezetting in de jaren 2017 en verder zal de bijdrage voor het COA lager uitvallen.

Vraag 379

Kunt u de korting van de bijdrage aan Nidos toelichten? Wat zijn de concrete gevolgen of mogelijke gevolgen die uit deze korting voortvloeien, ook in personele zin?

De bijdrage aan Nidos in 2017 is gebaseerd op de prognose van het aantal AMV’s dat in 2017 in zal stromen. Er is geen sprake van een korting voor 2018; de bijdrage voor 2018 is nog niet aangepast aan het nieuwe opvangmodel. Dit vanwege de grote onzekerheden in de raming bij de besluitvorming over de begroting 2017. Omdat er geen sprake is van een korting in financiële zin, is deze er evenmin in personele zin. Een mogelijke aanpassing van de bijdrage aan Nidos zal onderdeel zijn van de besluitvorming in het voorjaar van 2017.

Vraag 380

Hoeveel jihad-gerelateerde strafrechtelijke onderzoeken zijn er in 2016 gestart?

Op dit moment lopen er in Nederland ongeveer 365 aan jihadisme gerelateerde strafrechtelijke onderzoeken naar circa 415 verdachten. Hierin zijn de (individuele) strafrechtelijke onderzoeken tegen de verdachten die zich volgens politie en Openbaar Ministerie thans in het strijdgebied bevinden, meegenomen.

Vraag 381

Hoeveel Nederlandse jihadisten zijn er op dit moment nog uitgereisd?

Op dit moment zijn er circa 190 Nederlandse jihadisten aanwezig in Syrië/Irak (cijfers per 1/11/2016, bron AIVD).

Vraag 382

Kunt u een overzicht geven van wat er is gebeurd met de teruggekeerde Nederlandse jihadisten? Zijn zij veroordeeld? Zitten zij in voorarrest? Zijn zij vrijgesproken?

Bij alle relevante partners (landelijk en lokaal) worden de beschikbare middelen aangewend om de risico’s die van terugkeerders uitgaan te kunnen onderkennen en te verminderen. Terugkeerders zijn onder andere onderwerp van strafrechtelijk onderzoek en kunnen onderwerp zijn van inlichtingenmatig onderzoek. Elke onderkende terugkeerder wordt bij terugkeer voor verhoor aangehouden en het Openbaar Ministerie gaat, waar opportuun, over tot strafvervolging. Politie en AIVD maken daarnaast bij elke onderkende terugkeerder een inschatting van de dreiging, houden hen waar nodig scherp in beeld en zijn alert. Tevens worden onderkende terugkeerders besproken in een multidisciplinair casusoverleg waar de meest effectieve interventiestrategie wordt bepaald met het doel de dreiging die van een persoon uit kan gaan te verminderen.

Vraag 383

Kunt u toelichten waarom er in 2017 67,8 miljoen euro bezuinigd wordt op de IND terwijl er op dit moment nog 16.936 asielzoekers in de opvang wachten op een status?

Omdat de IND per behandelde asielaanvraag bekostigd wordt, is er minder budget nodig voor de IND. Het betreft dus een verlaging van budget omdat er minder werk is, niet om een bezuiniging. De budgetverlaging gaat niet ten koste van de wachttijd van de asielzoekers. Overigens is het aantal mensen dat wacht op een beslissing op het asielverzoek inmiddels gedaald tot 12.900.

(peildatum 8 november)

Vraag 384

Wanneer verwacht u dat de achterstand van 29.000 mvv-aanvragen voor gezinshereniging, zoals aangegeven in antwoorden op Kamervragen (Zaaknummer 2016Z15512), zal zijn weggewerkt?

Ik verwacht dat de achterstand rond de zomer van 2017 is weggewerkt. Ik baseer mij hierbij op de huidige verwachtingen wat betreft de capaciteit die op gezinshereniging kan worden ingezet in combinatie met de huidige prognoses.

Vraag 385

Wat is de huidige wachttijd voor het in behandeling nemen van de mvv-aanvraag? In de antwoorden op Kamervragen (Zaaknummer 2016Z15512) wordt aangegeven dat de doorlooptijd zeven maanden maar dat betreft de periode tussen het daadwerkelijk in behandeling nemen en de beslissing.

Er is geen wachttermijn voor het in behandeling nemen van (mvv) aanvragen. De doorlooptijd van een mvv aanvraag begint op het moment van de indiening van de aanvraag en eindigt met de beslissing.

Zoals ik u in mijn brief van 26 september (2016Z15512) heb geschreven bedroeg de gemiddelde doorlooptijd 7 maanden waarbij is uitgegaan van de gemiddelde doorlooptijd die is berekend op de uitstroom van de genomen beslissingen over de periode september 2015 tot en met augustus 2016.

Vraag 386

Kunt u uiteenzetten in een tabel hoeveel fte aan hoor- en beslismedewerkers er de afgelopen jaren (vanaf 2010) werkzaam waren bij de IND, uitgesplitst in kwartalen?

Onderstaande grafiek geeft een overzicht uit het personeelsbestand en heeft betrekking op het aantal hoor- en beslismedewerkers dat werkzaam is of was in het asieldomein tot 1 juli 2016. De stijging die zich aftekent vanaf augustus/september 2015 heeft als verklaring dat een substantieel aantal medewerkers vanuit andere directies van de IND en externen binnen het asieldomein is ingezet om aan de hoge instroom het hoofd te bieden.

Vraag 387

Waarom is de streeftermijn voor COA-opvang voor 2017 en komende jaren maar liefst twaalf maanden? Waarom wordt er niet gestreefd naar een kortere opvangtermijn?

De opvangduur bij het COA is afhankelijk van diverse factoren, onder andere de duur van de behandelingstermijnen van de asielaanvragen, de beschikbaarheid van huisvesting in de gemeenten voor asielzoekers die een asielvergunning krijgen en de uitstroom van asielzoekers die niet in aanmerking komen voor een vergunning.

Omdat de gemiddelde verblijfsduur van bovengenoemde factoren afhankelijk is, is de streeftermijn voor het komend jaar gehandhaafd op maximaal 12 maanden. Uiteraard is het doel om de daadwerkelijke verblijfsduur van een asielzoeker bij het COA zo kort mogelijk te laten zijn. Afgewezen asielzoekers moet zo snel mogelijk terug naar het land van herkomst en asielzoekers met vergunning moeten zo snel mogelijk gehuisvest worden in de gemeente.

Vraag 388

Hoe valt de streeftermijn van twaalf maanden in de COA-opvang te rijmen met uw uitspraken dat per oktober 2016 de wachttijd voor asielzoekers zal zijn teruggebracht naar acht weken?

De opvangduur bij het COA is afhankelijk van diverse factoren, onder andere de duur van de behandelingstermijnen van de asielaanvragen, de beschikbaarheid van huisvesting in de gemeenten voor asielzoekers die een asielvergunning krijgen en de uitstroom van asielzoekers die niet in aanmerking komen voor een vergunning. Omdat de gemiddelde verblijfsduur van bovengenoemde factoren afhankelijk is, is de streeftermijn voor het komend jaar gehandhaafd op maximaal 12 maanden. Uiteraard is het doel om de daadwerkelijke verblijfsduur van een asielzoeker bij het COA zo kort mogelijk te laten zijn. Afgewezen asielzoekers moet zo snel mogelijk terug naar het land van herkomst en asielzoekers met vergunning moeten zo snel mogelijk gehuisvest worden in de gemeente. De termijn van acht weken heeft betrekking op de tijd die een asielzoeker moet wachten voor een besluit in de algemene asielprocedure. Als er meer tijd nodig is voor onderzoek, komt de asielzoeker in de verlengde asielprocedure (VA).

Vraag 389

Waarom is de streeftermijn voor COA-opvang twaalf maanden voor 2017 en de jaren daarna, terwijl de realisatie in 2015 maar 8,1 maanden was?

De opvangduur bij het COA is afhankelijk van diverse factoren, onder andere van de duur van de behandelingstermijnen van de asielaanvragen, de huisvesting van asielzoekers die een asielvergunning krijgen in de gemeenten en de uitstroom van asielzoekers die niet in aanmerking komen voor een vergunning. De forse asielinstroom in 2015 heeft als gevolg dat asielzoekers in 2016 langer in de opvang verblijven. De gemiddelde verblijfsduur schommelt tussen 8 en 12 maanden. Op basis hiervan is de streeftermijn in de begroting gesteld op 12 maanden. Het doel is uiteraard het verblijf in de opvang niet langer dan noodzakelijk te laten zijn, en dus onder de streeftermijn uit de begroting te laten uitkomen.

Vraag 390

Waarom bestaat nog steeds 2% van de COA-opvang uit noodopvang terwijl er al reguliere opvanglocaties gesloten worden? Waar bevinden deze noodopvanglocaties zich?

De noodopvangplekken worden afgebouwd. Op dit moment zijn er nog drie noodopvanglocaties open (Haarlem, Tilburg en Lelystad), met een beperkt aantal noodopvangplekken. Op deze locaties verblijven personen die reeds een verblijfsvergunning hebben en binnenkort in de regio gehuisvest zullen worden. In overleg met de gemeenten en COA en in het belang van de bewoners, verblijven zij nog korte tijd in de noodopvanglocatie totdat zij worden gehuisvest, om te voorkomen dat zij voor een korte periode extra moeten verhuizen. Voor het einde van het jaar zullen ook deze plekken zijn afgebouwd.

Vraag 391

Waarom wordt er 28 miljoen euro bezuinigd op het NIDOS? Verwacht u een lagere instroom van ama's? Hoe verhoudt dit zich met uw toezegging om zoveel mogelijk jonge en kwetsbare kinderen uit de Griekse en Italiaanse kampen te halen onder de Europese herplaatsingsafspraken?

Het budget dat voor 2017 beschikbaar is voor Nidos, is gebaseerd op de prognose van het aantal AMV's dat in 2017 zal instromen. Omdat de instroom van AMV's naar verwachting lager uitvalt dan eerder begroot, valt de bekostiging aan Nidos navenant lager uit. Zoals ik in mijn brief van 27 september jl. aan uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 19 637, nr. 2236) heb gemeld, heb ik niet alleen gekeken naar de mogelijkheden voor prioritering van AMV's, maar ook naar de mogelijkheden voor prioritering van minderjarigen in brede zin (bijvoorbeeld kinderen in gezinnen) vanuit Griekenland. Vooralsnog past dit binnen de huidige ramingen en de bijdrage. Als het nodig blijkt te zijn om de beschikking hiervoor aan te passen, zal ik dat doen. Ik verwijs u verder ook naar het antwoord op vraag 374.

Vraag 392

Waar doelt de uitgavenpost «versterking vreemdelingenketen» a 2.332.000 op? Op welke manier zal de keten versterkt worden?

Deze middelen worden ingezet om de brede vreemdelingenketen goed te laten functioneren. Jaarlijks wordt bekeken waar extra inzet van middelen noodzakelijk is. Voorbeelden van inzet van middelen zijn ondersteuning mobiele toezicht veiligheid (Defensie), inzet van liaisons op de ambassades in relevante landen en een bijdrage aan de financiering van het OndersteuningsTeam Asielzoekers en Vergunninghouders (BZK).

Vraag 393

Waarom is er in de komende jaren telkens bijna 3 miljoen nodig voor de versterking van de vreemdelingenketen en is er in 2016 slechts 939.000 uitgegeven?

Veel van de in 2016 geleverde bijdragen (zie ook vraag 392) zijn via begrotingsmutaties overgedragen aan de dossierhouders bij andere departementen. Het totaal ingezette budget in 2016 is vergelijkbaar met het budget voor 2017.

Vraag 394

Waar is de instroom van 42.000 voor 2016 op gebaseerd?

Voor 2016 is de instroomraming bijgesteld van 58.000 naar 32.000, zoals in de brief aan de Tweede Kamer van 8 november nader is toegelicht. Voor 2017 wordt in de begroting uitgegaan van een asielinstroom van 42.000. Het Kabinet verwacht in 2017 (ten opzichte van 2016) namelijk een toename van het aantal nareizende gezinsleden van asielstatushouders. Dit houdt verband met de hoge asielinstroom in 2015 en het verwerken van de huidige voorraad MVV-nareisaanvragen.

Vraag 395

Hoeveel reguliere verblijfsvergunningen in het kader van buitenschuld zijn over het jaar 2016 toegekend?

Van januari tot en met september 2016 zijn er 30 reguliere verblijfsvergunningen in het kader van buitenschuld toegekend. (bron: IND).

Vraag 396

Hoeveel verblijfsvergunningen zijn over het jaar 2016 toegekend op basis van uw discretionaire bevoegdheid?

Tot en met 31 oktober 2016 heb ik ten aanzien van 110 vreemdelingen besloten van mijn discretionaire bevoegdheid gebruik te maken om een vergunning te verlenen.

Vraag 397

Waarop is de prognose gebaseerd dat over 2017 een uitstroom van 50.000 personen uit de opvang zal worden gerealiseerd? Is in deze prognose het effect van het wegvallen van de urgentiestatus voor statushouders op basis van de Wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders (Kamerstuk 34 454 ) meegenomen?

De prognose van de uitstroom uit het COA is gebaseerd op ramingen van de asielinstroom in 2017, de samenstelling ervan, de verwachte productie bij de IND en de realisatie van de taakstelling huisvesting vergunninghouders. Verder is ook rekening gehouden met de ontwikkelingen in de uitstroom in 2016.

Het wegvallen van de urgentiestatus heeft niet meegespeeld bij de prognose van de uitstroom. De gemeenten behouden de wettelijke plicht om een vergunninghouder te huisvesten.

Vraag 398

Is de geraamde prognose voor de asielinstroom van 2017 en verder gebaseerd op de ambtelijke prognose voor de instroom bij ongewijzigd beleid, of zijn de effecten van mogelijke beleidswijzigingen in de toekomst hierbij ingecalculeerd?

De prognose van de asielinstroom voor 2017 van 42.000 is mede gebaseerd op een gezamenlijke raming van het CPB en CBS. Het kabinet heeft besloten om, vanwege de grote onzekerheden in de asielinstroom, de asielraming voor 2018 en verder in de Begroting 2017 vooralsnog ongemoeid te laten.

Vraag 399

Hoe kan met in de raming van het aantal asielzoekers voor 2017 en de jaren daarna komen tot een inschatting van het aantal opvolgende asielaanvragen en inreis van nareizigers?

Opvolgende asielaanvragen en inreis van nareizigers worden als volgt geprognosticeerd.

Wanneer een asielverzoek is afgewezen, kan iemand besluiten om een opvolgende asielaanvraag te doen. De raming van het aantal opvolgende asielaanvragen wordt dan ook gebaseerd op het verwachte aantal asielbeslissingen op 1e asielaanvragen en een inschatting van het afwijzingspercentage op basis van historische gegevens.

Wanneer een asielverzoek is ingewilligd, kan iemand besluiten om een verzoek in te dienen om een of meerdere gezinsleden naar Nederland te laten komen. Wanneer dergelijke verzoeken worden ingewilligd, kunnen de betreffende personen inreizen in Nederland. De raming van het aantal inreizende nareizigers wordt dan ook gebaseerd op zaken als het aantal door de IND te nemen beslissingen op asiel- en nareisverzoeken, verwachte inwilligingspercentages en verwachte doorlooptijden.

Vraag 400

Hoeveel personen die afkomstig zijn uit een zogeheten veilig land maakten in 2015 deel uit van de COA-opvang? Kunt u een overzicht hiervan weergeven per betreffend veilig land van herkomst?

Op peildatum 31 december 2015 bevonden zich afgerond 2.620 personen uit een veilig land in de COA opvang.

De totale bezetting bedroeg op diezelfde peildatum afgerond 47.260 personen.

Top 10 Landen van herkomst:

Albanië – 750

Joegoslavië – 650

Oekraïne – 310

Mongolië – 160

Georgië – 130

Marokko – 90

Servië – 90

Kosovo – 70

Jamaica – 60

Bosnië en Herzegovina – 60

Overig – 250

Totaal – 2.620

Vraag 401

Waarom wordt ervanuit gegaan dat de asielinstroom in 2018 slechts 22.500 zal zijn, bijna 20.000 mensen minder?

Vanwege de grote onzekerheden in de asielinstroom heeft het kabinet besloten om de asielraming voor 2018 en verder in de Begroting 2017 vooralsnog niet aan te passen.

Het aantal voor 2018 blijft daarmee hetzelfde als de al in de Begroting 2016 opgenomen asielinstroom van 22.500.

Vraag 402

Welke aanvullende maatregelen ten opzichte van 2016 worden genomen om een uitstroom van 50.000 uit de COA opvang in 2017 te bereiken?

Naast de continuering van de maatregelen die in 2016 zijn genomen, wordt voortdurend in kaart gebracht welke aanvullende maatregelen genomen kunnen worden om de uitstroom te bevorderen. Bijvoorbeeld: versnelde inschrijving in de Basis Registratie Persoonsgegevens (BRP) en het versnellen van huisvestingsgesprekken die het COA voert met de asielzoekers. Ook wordt onderzocht welke maatregelen kunnen worden genomen in het kader van het zogenaamde sporenbeleid en in de ondersteuning van vreemdelingen bij terugkeer.

Vraag 403

Waarom is gekozen voor een streefwaarde van 90% voor het afdoen van asielzaken binnen de wettelijke termijn voor de komende jaren, en niet 100%?

Hoewel het mijn streven is om alle zaken binnen de wettelijke beslistermijn te behandelen, kunnen zich omstandigheden voordoen waar de IND geen invloed op heeft en die maken dat een beslistermijn niet gehaald wordt.

In de loop der jaren is het percentage asielzaken waarop binnen de wettelijke termijn is beslist sterk gestegen (tot 96% in 2015). Dit percentage geeft aanleiding om te bezien of de streefwaarde verhoogd kan worden. Voor 2017 is echter niet voor verhoging gekozen. Reden hiervoor is dat door de hoge asielinstroom in de tweede helft van 2015 de voorraden bij de IND zijn opgelopen. De opgave voor de IND voor 2017 is om die voorraden weg te werken en de doorlooptijden weer terug te brengen naar het peil van vóór de hoge instroom. Voor de begroting 2018 zullen VenJ en IND bezien of de streefwaarde bijgesteld kan worden.

Vraag 404

Wat wordt verwacht van het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanpassing van in de procedure voor nareis geldende termijnen (Kamerstuk 34 554 ) met betrekking tot oplopende voorraden van het aantal verzoeken en wachttijden?

Het wetsvoorstel ziet op verlenging van de wettelijke termijn voor indiening van een nareisaanvraag van 3 naar 6 maanden en verlenging van de wettelijke beslistermijn op nareisaanvragen van 6 naar 9 maanden.

Zoals ik in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel heb opgenomen, betekent de verlenging van de mogelijke beslistermijn geenszins dat deze termijn ook steeds volledig zal worden benut. Gelet op de in artikel 5, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn geformuleerde verplichting moet steeds «zo spoedig mogelijk» worden beslist. Hoewel de indiening van een groot aantal verzoeken om nareis ook tot vertraging kan leiden bij de afdoening van zaken, wordt er vanzelfsprekend steeds naar gestreefd om op dergelijke aanvragen zo spoedig mogelijk te beslissen.

Wat betreft de achterstand bij de voorraad van nareisverzoeken, streef ik ernaar dat deze rond de zomer van 2017 is weggewerkt.

Vraag 405

Kunt u aangeven of asielzoekers in COA-locaties aangewezen zijn op de gezondheidsvoorzieningen in de desbetreffende gemeenten? En klopt het dat deze zorg dus van de bestaande intramurale GGZ capaciteit van gemeenten afgaat en de wachtlijsten voor andere zorgbehoevende in de gemeenten oploopt?

De medische zorg voor asielzoekers is zoveel mogelijk langs de reguliere weg georganiseerd. Hierbij is de eerstelijns (huisartsen)zorg in het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA) op de asielzoekerscentra aanwezig. In het GCA is ook een GGZ-consulent aanwezig. Voor de tweedelijns zorg wordt gebruik gemaakt van reguliere gezondheidszorginstellingen. Indien dat nodig is geldt dat ook voor de intramurale geestelijke gezondheidszorg.

Voor gespecialiseerde GGZ kan alleen doorverwezen worden naar de door Menzis COA Administratie (MCA) gecontracteerde GGZ-instellingen. Voor de Generalistische Basis GGZ kan alleen doorverwezen worden naar gecontracteerde Generalistische Basis GGZ-praktijken. Daar, waar noodzakelijk, verzorgt Menzis de machtigingen.

Sinds 1 januari 2015 zijn 26 zorgtrajecten gestart waarbij er sprake is van intramurale GGZ-zorg. Hiervan zijn er 10 in 2015 afgerond, worden er 7 afgerond in 2016 en zijn 9 trajecten gestart in 2016. Gelet op de aantallen heb ik niet de indruk dat de wachtlijsten voor andere hulpbehoevenden hierdoor oplopen. De kosten voor medische zorg aan asielzoekers worden vergoed door het COA, dat geldt ook voor de intramurale GGZ-trajecten.

Vraag 406

Waaruit is de reguliere AZC-kostprijs a 23.000 per asielzoeker per jaar opgebouwd? Kunt u een uitsplitsing geven van de kosten voor elke verschillende doelgroep waarvoor een andere kostprijs geldt?

De kostprijs van € 23.000 is een gemiddelde over de verschillende opvangmodaliteiten. Per modaliteit is de opbouw verschillend, maar de kostprijs bestaat voor alle modaliteiten uit kosten voor huisvesting, gezondheidszorg, begeleiding en levensonderhoud. De verdeling van de kostensoorten over de modaliteiten is opgenomen in de onderstaande tabel.

Vraag 407

Waarom, anders dan dat het mag, wordt geld voor ontwikkelingssamenwerking gebruikt voor de opvang van vluchtelingen in Nederland?

In 2004 heeft het toenmalige kabinet besloten om gebruik te maken van de mogelijkheid uit de internationale ODA-criteria om de kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers toe te rekenen aan ODA. Bij de aanvang van dit kabinet is deze afspraak weer bevestigd.

Vraag 408

Hoeveel eerste asielaanvragen zijn er in 2016 ingediend in Nederland? Kunt u dit zowel weergeven over het gehele jaar als uitgesplitst naar maand?

De instroom van eerste asielaanvragen in Nederland in 2016 t/m oktober is 15.100. Voor de uitsplitsing per maand, verwijs ik u naar de openbare Asylum Trends van de IND

Vraag 409

Hoeveel aanvragen nareis zijn er in 2016 ingediend in Nederland? Kunt u dit zowel weergeven over het gehele jaar als uitgesplitst naar maand?

In 2016 t/m september zijn 29.020 MVV-nareisaanvragen ingediend. De uitsplitsing per maand is in onderstaande tabel weergegeven.

Vraag 410

Hoeveel asielaanvragen zijn er in totaal in 2016 ingediend in Nederland? Kunt u dit zowel weergeven over het gehele jaar als uitgesplitst naar maand?

Het aantal eerste en opvolgende asielaanvragen (exclusief nareis) in Nederland is in 2016 t/m augustus 11.530 (bron: Eurostat, peildatum 8 november 2016). In de onderstaande tabel (zie bijlage) is het aantal eerste en opvolgende asielaanvragen (exclusief nareis) in de lidstaten van Europa (incl. Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein) weergegeven, over 2015 tot en met de meest recente maanden in 2016.

Vraag 411

Hoeveel eerste asielaanvragen zijn er in 2016 ingediend in Europa? Kunt u dit zowel weergeven over het gehele jaar als uitgesplitst naar maand?

In de tabel is het aantal eerste asielaanvragen in de lidstaten van Europa (incl. Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein) weergegeven, over 2015 tot en met de meest recente maanden in 2016. (zie bijlage 2)2

Vraag 412

Hoeveel aanvragen nareis zijn er in 2016 ingediend in Europa? Kunt u dit zowel weergeven over het gehele jaar als uitgesplitst naar maand?

De EU verzamelt deze gegevens niet. Ze zijn dan ook niet beschikbaar in de database van Eurostat.

Vraag 413

Hoeveel asielaanvragen zijn er in totaal in 2016 ingediend in Europa? Kunt u dit zowel weergeven over het gehele jaar als uitgesplitst naar maand?

In de tabel is het aantal eerste en opvolgende asielaanvragen (exclusief nareis) in de lidstaten van Europa (incl. Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein) weergegeven, over 2015 tot en met de meest recente maanden in 2016. (zie bijlage 3)3

Vraag 414

Kunt u met cijfers toelichten hoe de instroomcijfers in Europa zich hebben ontwikkeld sinds het akkoord met Turkije?

Ik verwijs u hiervoor ook naar het antwoord op vraag 65. Deze vraag laat zich het beste beantwoorden door te kijken naar de ontwikkeling van het aantal illegale aankomsten in Griekenland. Asielzoekers komen ook via andere routes dan Griekenland Europa binnen. Deze andere routes hebben geen effect ondervonden van de EU-Turkije Verklaring. Het aantal illegale aankomsten in Griekenland over de afgelopen maanden is vele malen lager dan in dezelfde periode vorig jaar, toen de Verklaring nog niet bestond en er nog geen grensmaatregelen op de Balkanroute waren getroffen. De daling van het aantal illegale aankomsten in Griekenland vindt ook zijn weerslag in een lager aantal asielaanvragen in Europa uit onder andere Syrië ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.

Vraag 415

Kunt u met cijfers toelichten hoe de instroomcijfers in Nederland zich hebben ontwikkeld sinds het akkoord met Turkije?

Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag ook naar het antwoord op vraag 65 en 414.

Het aantal asielaanvragen in Nederland wordt onder meer beïnvloed door het aantal illegale aankomsten in de EU, waaronder Griekenland. De daling van het aantal illegale aankomsten in Griekenland vindt dan ook zijn weerslag in een lager aantal asielaanvragen in Nederland uit onder andere Syrië ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.

Vraag 416

Kunt u met cijfers toelichten hoe het aantal verdrinkingen op de Egeïsche Zee zich heeft ontwikkeld sinds het akkoord met Turkije?

Zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 65 wagen substantieel minder migranten sinds de EU-Turkije Verklaring van 20 maart de gevaarlijke overtocht over de Egeïsche Zee, waardoor er minder verdrinkingsdoden te betreuren zijn. Exacte cijfers lopen uiteen, maar uit het derde voortgangsrapport van de Europese Commissie over de uitvoering van hogergenoemde Verklaring blijkt dat 11 doden zijn te betreuren in de Egeïsche zee sinds de Verklaring. Hoe tragisch dit nog steeds is, het is aanzienlijk lager dan het door de Commissie gestelde aantal van 270 doden in 2015.

Vraag 417

Heeft u cijfers van het (geschatte) aantal verdrinkingen op de Egeïsche Zee in 2016 (oversteek vanaf Turkije)? Kunt u dit afzetten tegen de cijfers van de afgelopen vijf jaar?

Zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 65 wagen substantieel minder migranten sinds de EU-Turkije Verklaring van 20 maart de gevaarlijke overtocht over de Egeïsche Zee, waardoor er minder verdrinkingsdoden te betreuren zijn. Exacte cijfers lopen uiteen, maar uit het derde voortgangsrapport van de Europese Commissie over de uitvoering van hogergenoemde Verklaring blijkt dat 11 doden zijn te betreuren in de Egeïsche zee sinds de Verklaring. Hoe tragisch dit nog steeds is, het is aanzienlijk lager dan het door de Commissie gestelde aantal van 270 doden in 2015. Cijfers over de afgelopen vijf jaar zijn, voor zover bekend, niet beschikbaar.

Vraag 418

Heeft u cijfers van het (geschatte) aantal verdrinkingen op de Middellandse Zee in 2016 (oversteek vanaf Libië)? Kunt u dit afzetten tegen de cijfers van de afgelopen vijf jaar?

Uit cijfers van het IOM blijkt dat er in 2016 op peildatum 7 november 2016 3.755 omgekomen migranten op de Centraal Mediterrane route zijn geregistreerd. In heel 2015 waren dit er 2.869 en in 2014 3.186. Cijfers over de afgelopen vijf jaar zijn, voor zover bekend, niet beschikbaar.

Vraag 419

Wat waren de kosten van de rijksoverheid voor asielzoekers in Nederland in 2016? Kunt u deze kosten uitsplitsen naar IND, Centraal Opvangorgaan Asielzoekers (COA), Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), rechtsbijstand, subsidies, primair en voortgezet onderwijs en zorgkosten?

Het huidige budgettaire kader staat vermeld in tabel 37.1. De kosten voor Rechtsbijstand in asielprocedures maken deel uit van art. 32 van de VenJ begroting. De zorgkosten maken deel uit van de kostprijs van de opvang. De kosten van primair en voortgezet onderwijs maken deel uit van de begroting van het Ministerie van OC&W. Over de totale kosten over 2016 kan pas bij het jaarverslag 2016 worden gerapporteerd.

Vraag 420

Kunt u de resultaten van controles in het kader van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) van 2016 weergeven?

Het aantal aangetroffen personen zonder rechtmatig verblijf na MTV is circa 1.540 in de eerste drie kwartalen van 2016 (bron: KMar). Het MTV is in september 2015 geïntensiveerd in het kader van de verhoogde instroom.

Vraag 421

Hoe vaak is het afgelopen jaar verblijf verleend met gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid? Kunt u dit ook vertalen in een percentage?

Tot en met 31 oktober 2016 heb ik ten aanzien van 110 vreemdelingen besloten mijn discretionaire bevoegdheid te gebruiken om een vergunning te verlenen.

Voor 250 vreemdelingen is een advies aan mij voorgelegd, waarmee van de voorgelegde zaken in 42,5% positief is beslist.

Vraag 422

Hoe vaak is het afgelopen jaar gebruik gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid? Kunt u dit ook vertalen in een percentage?

De gevraagde cijfers zijn niet beschikbaar, omdat niet wordt geregistreerd wanneer gebruik is gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid.

Vraag 423

Is in 2016 de streeftermijn van uitstroom 3,5 maand na vergunningverlening behaald? Zo nee, waarom is er voor gekozen deze streeftermijn ongewijzigd te laten en op welke manier zal dit doel deze keer wel behaald worden?

De streeftermijn van 3,5 maand voor uitplaatsing van vergunninghouders wordt momenteel niet behaald. Het duurt op dit moment circa vijf maanden voordat vergunninghouders doorstromen naar woonruimte in een gemeente. De streeftermijn is vastgesteld in 2012, toen de instroom asiel op een lager niveau lag dan in 2015. Op basis van een geslaagde pilot is destijds vastgesteld dat een streeftermijn van 3,5 maand voor uitplaatsing algemeen haalbaar is. Ik zie geen reden waarom, wanneer de instroom wederom afneemt naar een lager niveau, de uitgangspunten van het in 2012 afgesproken uitplaatsingsproces en dus ook de streeftermijnen voor uitplaatsing, niet opnieuw maatgevend kunnen zijn.

Vraag 424

Wordt de Kamer geïnformeerd zodra de gesprekken met Nidos over de wijze van financiering met betrekking tot Schiphol afgerond zijn en duidelijk is hoe het Schipholteam gefinancierd gaat worden?

Indien de uitkomsten van het lopende kostprijsonderzoek daartoe aanleiding geven, wordt u hierover bij Voorjaarsnota/ tweede suppletoire begroting 2017 geïnformeerd.

Vraag 425

Wat is de reden dat de bijdrage aan Stichting Nidos 28 miljoen lager is begroot? Hoeveel alleenstaande minderjarige asielzoekers worden verwacht?

Het budget dat voor 2017 beschikbaar is voor Nidos, is gebaseerd op de prognose van het aantal AMV's dat in 2017 zal instromen. Omdat de instroom van AMV's naar verwachting lager uitvalt dan eerder begroot, valt de bekostiging aan Nidos navenant lager uit. Zoals ik in mijn brief van 27 september jl. aan uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 19 637, nr. 2236) heb gemeld, heb ik niet alleen gekeken naar de mogelijkheden voor prioritering van AMV's, maar ook naar de mogelijkheden voor prioritering van minderjarigen in brede zin (bijvoorbeeld kinderen in gezinnen) vanuit Griekenland. Vooralsnog past dit binnen de huidige ramingen en de bijdrage. Als het nodig blijkt te zijn om de beschikking hiervoor aan te passen, zal ik dat doen. Ik verwijs u verder ook naar het antwoord op vraag 374.

Vraag 426

Wat is de stand van zaken en/of uitkomst van de onderhandeling over de kosten voor het Schipholteam, dat de initiële begeleiding en opvang organiseert van alleenstaande minderjarige asielzoekers?

Het Schipholteam wordt bekostigd vanuit de bijdrage aan Nidos voor 2017. Er vindt een onderzoek plaats naar de huidige kostprijzen, ook die van het Schipholteam. Indien de uitkomsten van het lopende kostprijsonderzoek daartoe aanleiding geven, wordt u hierover bij Voorjaarsnota/ tweede suppletoire begroting 2017 geïnformeerd.

Vraag 427

Wat is de reden dat de bijdrage aan NIDOS 28 miljoen euro lager is begroot? Hoeveel ama's worden verwacht?

Het budget dat voor 2017 beschikbaar is voor Nidos is gebaseerd op de prognose van het aantal AMV's dat in 2017 zal instromen. Omdat de instroom van AMV's naar verwachting lager uitvalt dan eerder begroot, valt de bekostiging aan Nidos navenant lager uit. Zoals ik in mijn brief van 27 september jl. aan uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 19 637, nr. 2236) heb gemeld, heb ik niet alleen gekeken naar de mogelijkheden voor prioritering van AMV's, maar ook naar de mogelijkheden voor prioritering van minderjarigen in brede zin (bijvoorbeeld kinderen in gezinnen) vanuit Griekenland. Vooralsnog past dit binnen de huidige ramingen en de bijdrage. Als het nodig blijkt te zijn om de beschikking hiervoor aan te passen, zal ik dat doen. Ik verwijs u verder ook naar het antwoord op vraag 374.

Vraag 428

Wat is de stand van zaken ten aanzien het nog steeds niet afgesloten bestuursakkoord met gemeenten? Waarom is dat tot op heden nog niet gelukt? Welke uiterste datum wilt u dit akkoord gesloten hebben en wanneer moet het daadwerkelijk in werking treden?

De overleggen met gemeenten en VNG over Lokale Vreemdelingenvoorzieningen zijn gestaakt, er komt voorlopig geen akkoord. Ik heb de Tweede Kamer hierover op 21 november jl. per brief met kenmerk 988 geïnformeerd.

Vraag 429

Kunt u aangeven wat de hoogte is van het totaalbedrag aan vergoedingen die tot op heden zijn uitgekeerd aan gemeenten, in afwachting van het sluiten van het bestuursakkoord? Kunt u dit bedrag vervolgens uitsplitsen per ontvangende gemeente?

Er is tot op heden slechts een keer een decentralisatie uitkering verstrekt aan de gemeenten die het betreft, ter hoogte van EUR 10,3 mln. In het kamerstuk TK 34 300 B, nr. 4 treft u tevens aan welke gemeente hoeveel heeft ontvangen. Zoals ook aangegeven in de brief die ik uw Kamer op 21 november stuurde, zal ik gemeenten nu er geen akkoord komt niet meer financieel tegemoet komen. Over de voorliggende periode zal ik mijn toezegging om gemeenten financieel tegemoet te komen gestand doen, naar analogie van de tegemoetkoming in 2015.

Vraag 430

Kunt u toelichten wat het nieuwe alleenstaande minderjarige vluchtelingen (amv)-opvangmodel precies inhoudt en kunt u daarbij specifiek aangeven of en hoe dit model er aan bijdraagt dat AMV's zo snel mogelijk met hun familie worden herenigd in het land van herkomst of aldaar worden ondergebracht in een opvangvoorziening?

Met ingang van 1 januari 2016 is – mede op verzoek van uw Kamer – het nieuwe opvangmodel voor AMV's in werking getreden. Kleinschaligheid staat hierin voorop waarmee verdere invulling wordt gegeven aan het belang van het kind. AMV's tot en met 14 jaar worden in het nieuwe model opgevangen in opvanggezinnen onder verantwoordelijkheid van Nidos. In de begeleiding van AMV's wordt rekening gehouden met hun perspectief: integratie als er een vergunning is verleend of terugkeer als de aanvraag is afgewezen. In het nieuwe model worden AMV's die een verblijfsvergunning hebben gekregen door Nidos in gezinsverband geplaatst om vanuit deze context aan hun inburgering te werken. Als er geen opvanggezin beschikbaar is voor een amv met verblijfsvergunning, vangt Nidos hen in kleinschalige woonvoorzieningen op. Kleinschaligheid is een belangrijke voorwaarde bij begeleiding naar een zelfstandige positie in de Nederlandse maatschappij. De AMV's die in Nederland mogen blijven, verblijven dus niet langer in de opvang van het COA bij AMV's in procedure of voor wie de aanvraag is afgewezen. Hiermee beoog ik meer duidelijkheid en eenduidigheid te creëren over het toekomstperspectief van AMV's voor hen zelf en hun omgeving. De wijze van opvang heeft geen relatie met gezinshereniging maar de voogd zet zich, indien van toepassing, in voor hereniging van een amv met zijn of haar ouders. De voogd biedt de amv begeleiding en helpt bij het indienen van een nareisaanvraag ten behoeve van hereniging met ouders.

Indien op zorgvuldige wijze in het kader van de asielprocedure is vastgesteld dat een amv niet in aanmerking komt voor een vergunning, wordt ingezet op terugkeer. In eerste instantie wordt hierbij ingezet op hereniging met ouders of andere familieleden. Wanneer dat niet mogelijk blijkt, wordt gezocht naar andere vormen van lokale opvang.

Vraag 431

Zijn er de afgelopen vier jaren nieuwe opvangvoorzieningen voor AMV's gecreëerd in de landen van herkomst? Zo ja, hoeveel en in welke landen?

Nee, er zijn in landen van herkomst geen nieuwe opvangvoorzieningen voor amv’s gecreëerd. Bij de terugkeer van AMV's is het van belang dat er sprake is van adequate opvang. Dit is bij voorkeur bij ouders of familie maar hierbij kan ook gebruik worden gemaakt van reguliere opvangvoorzieningen in de landen van herkomst.

Zoals toegezegd in het algemeen overleg van 12 oktober jl. ben ik met Europese (lid)staten in gesprek om alsnog een opvanglocatie voor AMV's in Afghanistan te realiseren. Dit in lijn met de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over «Samenhang Nederlandse inspanningen in missies» van 9 augustus 2016.

Hierbij teken ik wel aan dat een eerder initiatief waarin Noorwegen het voortouw had, het European Return Platform on Unaccompanied Minors (ERPUM), door gebrek aan medewerking van Afghanistan is gestopt.

Vraag 432

Uit hoeveel locaties zal deze «landelijke vreemdelingenvoorziening» bestaan?

De overleggen met gemeenten en VNG over Lokale Vreemdelingenvoorzieningen zijn gestaakt, er komt voorlopig geen akkoord. Ik heb de Tweede Kamer hierover op 21 november jl. per brief met kenmerk 988 geïnformeerd.

Vraag 433

In welke gemeenten zal deze «landelijke vreemdelingenvoorziening» gevestigd worden?

De overleggen met gemeenten en VNG over Lokale Vreemdelingenvoorzieningen zijn gestaakt, er komt voorlopig geen akkoord. Ik heb de Tweede Kamer hierover op 21 november jl. per brief met kenmerk 988 geïnformeerd.

Vraag 434

Hoe zal de toekomstige financiering van deze «landelijke vreemdelingenvoorziening» geregeld worden?

De overleggen met gemeenten en VNG over Lokale Vreemdelingenvoorzieningen zijn gestaakt, er komt voorlopig geen akkoord. Ik heb de Tweede Kamer hierover op 21 november jl. per brief geïnformeerd.

Vraag 435

Op welke datum verwacht u een akkoord over de bed, bad, brood-regeling? Kunt u garanderen dat dit nog voor 15 maart 2017 zal gebeuren?

De overleggen met gemeenten en VNG over Lokale Vreemdelingenvoorzieningen zijn gestaakt, er komt voorlopig geen akkoord. Ik heb de Tweede Kamer hierover op 21 november jl. per brief met kenmerk 988 geïnformeerd.

Vraag 436

Hoeveel kost een dag verblijf in vreemdelingenbewaring?

De dagprijs van vreemdelingenbewaring in 2017 bedraagt € 255 per operationele plaats. Zie tabel 01.14 op pagina 90 van de begroting van Veiligheid en Justitie 2017.

Vraag 437

Hoeveel heeft de vreemdelingenbewaring in totaal gekost in 2016?

Op basis van de capacitaire taakstelling van 933 plaatsen zoals genoemd in tabel 01.14 op blz. 90 van de begroting van Veiligheid en Justitie komen de kosten voor vrijheidsbeneming op basis van artikel 6 Vreemdelingenwet en vreemdelingenbewaring (artikel 59 Vreemdelingenwet) in 2016 naar verwachting uit op een bedrag van € 78,4 mln. In dit bedrag is naast de directe kosten rekening gehouden met de centrale kosten (o.a. automatisering en huisvesting) en de kosten voor overhead (o.a. landelijke diensten en hoofdkantoor). De definitieve kosten zijn pas bekend na afsluiting van het boekjaar 2016.

Vraag 438

Kunt u aangeven waarvoor de asielreserves voor 2017 van 334,4 miljoen worden ingezet en kunt u daarvan een overzicht geven?

De middelen die in 2017 worden ingezet uit de asielreserve zijn in de begroting al toegevoegd aan de betreffende begrotingsartikelen. Dit betreft:

Vraag 439

Op welke wijze zijn deze middelen juridisch verplicht en hoeveel procent van die middelen betreft dat?

De middelen die vanuit de asielreserve worden ingezet zijn toegevoegd aan de betreffende begrotingsartikelen (zie vraag 438). Bij de artikelen is aangegeven in welke mate de middelen juridisch verplicht zijn.

Vraag 440

Kunt u toelichten op welke wijze opnieuw budget onttrokken wordt aan de asielreserve a 165,8 miljoen door mutaties van de miljoenennota en hoe dat terug te vinden is in het overzicht van de begrotingsreserve asiel?

De onttrekking aan de asielreserve à € 165,8 mln. betreft een deel van de onttrekkingen in 2017 zoals toegelicht bij vraag 438.

Dit betreft alleen de mutaties bij miljoenennota in tegenstelling tot hetgeen bij het antwoord op vraag 438 is gemeld, waar ook mutaties van de eerste suppletoire zijn opgenomen. In vraag 438 is de totale uitname uit asielreserve in 2017 toegelicht.

Vraag 441

Klopt het dat de asielreserve in 2018 leeg raakt? Zo ja, wat is hiervan de reden en wordt de asielreserve in of na 2018 opnieuw aangevuld?

De middelen die nu in de asielreserve zitten zijn voorzien voor inzet in 2017 en 2018. Het geld wordt, conform doelstelling van de asielreserve, ingezet om de budgettaire effecten van fluctuaties in de instroom te kunnen opvangen, in dit geval de hoge instroom in 2016 en 2017. De asielreserve wordt weer aangevuld met eventuele toekomstige onderuitputting op de budgetten voor asiel.

Vraag 442

Ten behoeve van welke kosten wordt in 2017 334,4 miljoen euro onttrokken aan de asielreserve?

De middelen die in 2017 worden ingezet uit de asielreserve zijn in de begroting al toegevoegd aan de betreffende begrotingsartikelen. Dit betreft:

Vraag 443

Zal in de loop van 2017 de asielreserve worden aangevuld? Zo ja, uit welke post? Zo nee, bent u voornemens de asielreserve volledig uit te putten?

De asielreserve wordt weer aangevuld met eventuele toekomstige onderuitputting op de budgetten voor asiel. Vooralsnog wordt voor 2017 geen onderuitputting voorzien. Het restant uit de asielreserve wordt in 2018 ingezet.

Vraag 444

Wat er is gebeurd met de middelen uit de asielreserve die tussen de voorjaarsnota en het publiceren van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017 uit de asielreserve zijn gehaald? Kunt u uiteenzetten in een tabel hoe de asielreserve zich in 2015 en 2016 ontwikkeld heeft en waar middelen die eraan onttrokken zijn aan besteed zijn?

De middelen die uit de asielreserve worden gehaald worden toegevoegd aan de budgetten. De onttrekkingen in 2016, waarover bij voorjaarsnota is besloten, zijn in 2016 aan de begrotingsartikelen toegevoegd.

De ontwikkeling van de asielreserve in de jaren 2015 en 2016 is als volgt:

Vraag 445

Op welke manier wordt de asielreserve weer aangevuld?

De middelen die nu in de asielreserve zitten zijn voorzien voor inzet in 2017 en 2018. Het geld wordt, conform doelstelling van de asielreserve, ingezet om de budgettaire effecten van fluctuaties in de instroom te kunnen opvangen, in dit geval de hoge instroom in 2016 en 2017. De asielreserve wordt weer aangevuld met eventuele toekomstige onderuitputting op de budgetten voor asiel.

Vraag 446

Wat valt onder de categorie «Overig personeel?

Onder de categorie overig personeel worden alle door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) aan voormalig VenJ-personeel betaalde uitkeringen verantwoord.

Vraag 447

Kunt u per organisatie in tabel 91.2 aangeven wat de gevolgen zijn van de daling van uitgaven (nagenoeg alle posten) voor het werkzame aantal fte per organisatie in 2017 in vergelijking met 2015 en 2016?

Tabel 91.2 heeft betrekking op totale apparaatsuitgaven voor zowel kerndepartement als de agentschappen en ZBO’s/RWT’s. De «daling van de apparaatsuitgaven» heeft te maken met de efficiencytaakstelling opgelegd door het kabinet Rutte/Asscher. Tabel 91.4 geeft een overzicht van deze efficiencytaakstelling, onderverdeeld naar VenJ-onderdelen. Daar wordt toegelicht hoe dit wordt ingevuld door de respectievelijke VenJ-onderdelen.

De efficiencytaakstelling heeft betrekking op alle apparaatsuitgaven en bestaat naast de personeelskosten (ambtelijk personeel en inhuur externen) uit materiële uitgaven (w.o. ICT-uitgaven, facilitaire uitgaven, etc.). De diensten kunnen ervoor kiezen om de taakstelling in te vullen door het aantal fte te verminderen en/of door materiele apparaatsuitgaven te verminderen.

Vraag 448

Waarom worden de posten «Particuliere forensisch psychiatrische centra» en «Particuliere Jeugdinrichtingen» ondanks dat ze allebei op nul staan toch opgenomen in de tabel?

Beide posten zijn ter informatie opgenomen en worden toegelicht in voetnoten 1 en 2 bij de tabel op blz. 79 van de begroting van Veiligheid en Justitie voor 2017.

Vraag 449

Kunt u toelichten welke rol Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) heeft bij het proces toelating (83% van de kosten) en bij het proces terugkeer (8% van de kosten)? Hoe komt het dat het deel bij het proces terugkeer slechts zo klein is, zeker gezien het feit dat VWN zich naast vluchtelingen ook op asielzoekers richt?

Voor een voortvarend verloop van de asielprocedure is het van belang dat een vreemdeling goed is geïnformeerd en voorbereid op de asielprocedure. Hierin speelt VWN als belangenbehartiger van de vreemdeling een belangrijke rol. VWN geeft voorlichting in de rust- en voorbereidingstermijn, bereidt de vreemdeling voor op het gesprek met de advocaat en de IND en helpt eventueel bij het verkrijgen van documenten die van belang zijn gedurende het proces. Ook tijdens de procedure wordt de vreemdeling door VWN geholpen door bijvoorbeeld als vraagbaak te dienen en uitleg te geven over zaken die in de asielprocedure naar voren komen. Het feit dat VWN een niet overheidspartij is helpt hierbij. Door VWN wordt de meeste tijd en energie in deze werkzaamheden gestoken en dus maakt dit ook het grootste deel uit van hun begroting.

Omdat de uitkomst van de procedure ook negatief kan zijn en dan terugkeer aan de orde is geeft VWN hier ook voorlichting over aan de vreemdelingen. Hierbij gaat het met name over het geven van informatie over de mogelijkheden die er zijn na een afwijzend besluit. Bij het daadwerkelijk vertrek spelen met name DT&V en IOM een rol.

Vraag 450

Zijn de werkzaamheden van VWN in 2016 ondersteunend geweest aan het rijksbeleid ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers in Nederland? Op welke punten wel en op welke punten niet?

VWN wordt door VenJ voor specifieke werkzaamheden gefinancierd. Deze activiteiten hebben betrekking op het geven van voorlichting en het bieden van ondersteuning aan vreemdelingen bij de asielprocedure en deels bij de terugkeerprocedure. Deze activiteiten staan ten dienste van en zijn ondersteunend aan het rijksbeleid.

Vraag 451

Waarom wordt de taakstelling zoals besloten door de regering voor de Raad voor Rechtsbijstand niet nader toegelicht? Kunt u dit alsnog doen? Is deze taakstelling gehaald?

De rijksbrede efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II is opgelegd ten aanzien van de apparaatsuitgaven van de raad voor rechtsbijstand en het juridisch loket. Deze taakstelling is gelijk en naar rato over beide organisaties verdeeld. De raad en het loket hebben maatregelen in de bedrijfsvoering genomen. Vanwege de oploop in de taakstelling tot 2018 resteert er de komende jaren nog een klein deel van de te realiseren taakstelling.

Vraag 452

Kunt u per organisatie zoals genoemd in tabel 91.4 aangeven wat de totale besparing of per saldo investering per organisatie is voor 2017, inclusief de extra gelden die elders in de begroting voor deze organisaties zijn opgenomen?

In onderstaande overzicht is per organisatie het saldo opgenomen van de verhogingen/intensiveringen en de verlagingen/extensiveringen voor het begrotingsjaar 2017. Technische mutaties, zoals bijvoorbeeld de loon-en prijsbijstelling, zijn niet in het overzicht meegenomen. Volledigheidshalve is ook de Nationale Politie in onderstaand overzicht meegenomen.

Vraag 453

Welke maatregelen of beleidsbeslissingen hebben geleid tot het negatieve bedrag in 2018 van 22 miljoen in artikel 92 Nominaal en onvoorzien?

Het negatieve bedrag op artikel 92 in 2018 is het gevolg van een op dat artikel geparkeerde kasschuif. De kasschuif verlaagt de uitgaven in de jaren 2017 en 2018 en verhoogt de uitgaven vanaf 2019. Deze kasschuif kan worden geaccommodeerd binnen de begroting van DJI en zal daarom bij eerste suppletoire begroting worden overgeheveld naar artikel 34. Dan verdwijnt de negatieve stand op artikel 92.

Vraag 454

Kan worden aangegeven met hoeveel euro het budget van DJI tussen 2010 en 2021 is gedaald en zal dalen en wat daar de oorzaken van zijn?

De bijdrage aan DJI bedroeg op grond van de begroting van het Ministerie van Justitie in 2010 € 2,132 mld. Op basis van de begroting van Veiligheid en Justitie 2017, tabel 01.1 op pagina 84, bedraagt de bijdrage in 2021 € 1,911 mld. De daling met circa € 220 mln. wordt met name verklaard door de taakstelling Rijk uit 2010, capaciteitsmaatregelen als gevolg van de gedaalde en dalende capaciteitsbehoefte, efficiencytaakstelling regeerakkoord Rutte II en de tariefsverlaging van het RVB.

Vraag 455

Welk budget is er afgelopen jaren vrijgemaakt voor zelfredzaamheidsprojecten in detentie en welke middelen zullen vanaf volgend jaar ter beschikking worden gesteld? Kan het antwoord worden toegelicht?

Er is geen apart budget beschikbaar gesteld voor zelfredzaamheidsprojecten. Deze projecten worden per vestiging gefinancierd vanuit het totale vestigingsbudget. Er vindt derhalve geen centrale administratie plaats.

Vraag 456

Wat is de stand van zaken van de maatregelen die zijn aangekondigd in het kader van de visie van het penitentiaire arbeidsbedrijf als gewone organisatie (Kamerstuk 24 587, nr. 627)?

Een aantal van de voorgenomen maatregelen op het gebied van normalisatie hangt samen met het ingediende wetsvoorstel 33 844 waarin onder meer wordt voorgesteld om artikel 47 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) te wijzigen. Dit wetsvoorstel, dat onder meer voorziet in een herinrichting van het dagprogramma in de penitentiaire inrichtingen en van de detentiefasering, is aanhangig bij de Tweede Kamer; de nota naar aanleiding van het nader verslag is op 14 juni 2016 aan uw Kamer aangeboden. Op dit terrein (recht op arbeid en arbeidsplicht vervangen door voorrecht) heeft DJI dus nog geen voortgang kunnen boeken.

Op andere terreinen is wel voortgang geboekt. Zo stijgt het aantal aangeboden uren arbeid gestaag. Steeds meer gedetineerden gaan vier hele dagen werken, in plaats van vijf halve dagen. Dit is mede het gevolg van de pilots op het gebied van zelfredzaamheid. De hoofden Arbeid hebben inmiddels allemaal een opleiding in LEAN management gevolgd, waarmee ze instrumenten in handen krijgen om de productiviteit te laten stijgen.

Ten aanzien van het binnenhalen van werk dat relevante ervaring oplevert voor gedetineerden worden twee sporen gevolgd. Enerzijds loopt dit via de acquisitie van nieuw werk in het kader van duurzaamheid, e-commerce, de voedingsbranche, metaal en facilitaire dienstverlening. Anderzijds via het in kaart brengen van verworven competenties die opgedaan kunnen worden bij het meer traditionele werk, zoals verpakken, monteren, houtbewerking, textielverwerking, etc.

Het door DJI ontwikkelde kwaliteitssysteem heeft ertoe geleid dat inmiddels 14 penitentiaire inrichtingen een certificaat behaald hebben. Momenteel vinden her-audits plaats.

Positief is ten slotte dat bedrijven in toenemende mate bereid blijken om ex-gedetineerden en gedetineerden in een penitentiair programma kansen te bieden. Het maken van de juiste match daarbij blijft een uitdaging.

Vraag 457

Klopt het dat er voor 24 gedetineerden steeds twee DJI-medewerkers ter beschikking staan? Zo nee, waarom niet? Hoeveel extra personeel moet worden aangenomen om per 24 gedetineerden vier DJI-medewerkers in te zetten en wat zijn daarvan de kosten?

Het aantal ingezette medewerkers verschilt per regime. De norm van 2 op 24 geldt bij de reguliere regimes van gevangenis en huis van bewaring. Bij bijzondere regimes zoals bijvoorbeeld voor beheersproblematische gedetineerden en de Extra Zorg Voorziening gelden normen met een hogere personeelsinzet.

Binnen de gevangenis en het huis van bewaring worden op 24 gedetineerden door de week dagelijks 2 medewerkers ingezet, te weten het ene dagdeel 2 medewerkers arbeid, het andere dagdeel 2 penitentiaire-inrichtingswerkers (PIW’ers). In het weekend worden dagelijks gemiddeld 2 PIW’ers ingezet. In totaal zijn hiermee zo’n 1.300 medewerkers gemoeid. Een dubbele inzet komt dus neer op zo’n 1.300 extra medewerkers. De kosten hiervan bedragen ca. € 80 miljoen op jaarbasis. Hierbij is geen rekening gehouden met het toezicht van complexbeveiligers, en inzet van Detentie & Reïntegratie medewerkers, Medische Dienst, sportleraar, onderwijzer etc.

Vraag 458

Hoeveel zou het financieel schelen als het externe personeel van de IND die nu ook in 2017 weer wordt aangetrokken in 2016 in vaste loondienst wordt genomen en blijft?

Als de externe capaciteit in vaste dienst zou worden aangenomen, leidt dat tot lagere salarislasten. Daar staat tegenover dat de IND voor vast personeel wel overige kosten (bijvoorbeeld voor opleidingen) maakt. Per saldo is er nauwelijks verschil tussen de kosten van in- en extern personeel. Daar komt bij dat het flexibel kunnen inspelen op veranderingen in de instroom (aantallen en samenstelling) gebaat is bij een mix van vast en tijdelijk personeel. Afschalen van vast personeel is veel duurder dan afschalen van externen.

Vraag 459

Waarom zijn de kostprijzen van de vrijheidsstraffen, taakstraffen en schadevergoedingsmaatregelen voor 2016 hoger ten opzichte van de andere jaren?

De verklaring voor de hogere kostprijzen van de vrijheidsstraffen, taakstraffen en schadevergoedingsmaatregelen is dat voor deze drie producten voor 2016 een lagere instroom van het aantal vrijheidsstraffen, taakstraffen en schadevergoedingsmaatregelen werd verwacht, waardoor bij een gelijkblijvende omvang van de vaste kosten een hogere kostprijs wordt begroot.

Voor 2017 e.v. wordt rekening gehouden met een hogere instroom van deze producten, waardoor de kostprijzen bij een gelijkblijvend vaste kostenniveau weer lager zijn.

Vraag 460

Kan worden aangegeven met hoeveel euro het budget van het NFI tussen 2010 en 2021 is gedaald of toegenomen en zal dalen of toenemen en wat daar de oorzaken van zijn?

Het budget van het NFI daalt van circa € 66 mln. in 2010 tot circa € 63 mln. in 2021. Belangrijkste oorzaak voor de daling is de rijksbrede taakstelling uit het Regeerakkoord Rutte-II. De daling als gevolg hiervan bedraagt in 2016 3,2% en loopt in 2017 op tot 7,3% en in 2018 tot 8,9%. Bij begrotingsbrief 2016 is structureel € 5 mln. aan het NFI-budget toegevoegd. Hiermee is de daling van het budget verminderd. Vanaf 2017 neemt het NFI budget daarnaast toe als gevolg van de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Deze laatste middelen staan nog op de aanvullende post van de Rijksbegroting.

Vraag 461

Kunt u een toelichting geven op de kostendekkendheid van de tarieven van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)? Welke prikkels zijn er voor het CJIB om deze zo laag mogelijk te houden?

De kostendekkendheid betreft de mate waarin de kosten die het CJIB maakt, worden opgenomen in het tarief administratiekostenvergoeding, dat in geval van een opgelegde geldelijke sanctie (Wahv-zaak, OM-afdoening en boetevonnis) aan de burger in rekening wordt gebracht.

Met de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 19 oktober 2015 tot wijziging van de Regeling vaststelling administratiekosten 2012 is vastgelegd welke kosten in dit tarief mogen worden opgenomen; uitsluitend de directe en indirecte kosten die betrekking hebben op het proces van de inning van geldelijke sancties. Hieruit vloeit voort dat er in het tarief geen kosten worden doorberekend die betrekking hebben op andere processen van het CJIB dan die voortkomen uit het inningsproces van geldelijke sancties. In de praktijk is dat ook altijd het geval.

De ontwikkeling van de inningskosten van geldelijke sancties bij het CJIB wordt scherp gemonitord. Dit altijd in combinatie met de ontwikkeling van het inningspercentage per product. Binnen het CJIB wordt in termen van doelmatigheid gestuurd op productienormen.

Vraag 462

Welke concrete resultaten zijn er tot op heden behaald met het project Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE)? Tot welke resultaten heeft de persoonsgerichte aanpak van het incasso- en inningsproces precies geleid?

Op 1 januari 2014 is bij het CJIB het Administratie- en Informatie Centrum Executieketen (AICE) gestart. Het AICE vervult een coördinerende rol in de uitvoeringsketen strafrechtelijke beslissingen en zorgt voor meer zicht en grip op de tenuitvoerlegging van sancties, zodat deze sneller, beter en persoonsgerichter worden uitgevoerd. Om hier invulling aan te geven is het nodig dat alle strafrechtelijke beslissingen en eventuele vervolgbeslissingen via het AICE worden uitgezet bij de uitvoeringsorganisaties. Hier wordt gefaseerd aan gewerkt. De volgende resultaten kan ik noemen:

  • De informatie-uitwisseling tussen het OM en het AICE is verbeterd: vonnissen en arresten komen geautomatiseerd en in hoge mate gestructureerd binnen bij het AICE;

  • Sinds begin 2015 worden ook de opdrachten jeugdreclassering via het AICE uitgezet in het kader van de stelselherziening jeugd;

  • De informatie-uitwisseling tussen het AICE en de politie is sterk verbeterd. Met nieuwe systemen bij zowel het AICE als de politie heeft de politie zicht op alle openstaande zaken op persoonsniveau. In Amsterdam en Midden Nederland zijn de systemen reeds in gebruik. De andere politie-eenheden volgen nog dit jaar.

De komende periode wordt gewerkt aan de verdere inrichting van het AICE in de keten.

De meer persoonsgerichte aanpak binnen het inning- en incassoproces heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het meer maatschappelijk verantwoord tenuitvoerleggen van financiële sancties en heeft positieve gevolgen voor het betaalgedrag. Zo is er een team Schrijnende gevallen ingericht dat – waar nodig en mogelijk – maatwerk levert ten aanzien van personen waarbij sprake is van (ernstige) schuldenproblematiek om evident onredelijke situaties te voorkomen. Een ander voorbeeld betreft de verruiming van de mogelijkheden om Wahv-sancties vanaf 225 euro (initieel of na verhoging) in termijnen te betalen. In een jaar tijd zijn 60.000 aanvragen voor een termijnbetaling ingediend.

Vraag 463

Op welke termijn speelt het vervallen van functies door het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak (KEI)?

Met de digitalisering van processen zal er geleidelijk minder administratief personeel nodig zijn. Het gefaseerd vervallen van werk zorgt voor een complexe reorganisatie. Met het oog op het bieden van een zo goed mogelijk perspectief voor de medewerkers van wie het werk vervalt is al in 2015 gestart met overleg met de medezeggenschap en is ervoor gekozen versneld te starten met de reorganisatie. Op deze manier kunnen de medewerkers die het betreft (tijdig) gebruik maken van het vigerend sociaal flankerend beleid (Van Werk Naar Werk-beleid). In de eerste week van oktober hebben de desbetreffende medewerkers een voorgenomen besluit ontvangen waarin staat dat zij niet zijn geplaatst. Voor 1 december a.s. ontvangen de medewerkers het definitieve besluit. Het gaat in totaal om ongeveer 1.000 arbeidsplaatsen. De feitelijke uitstroom van deze medewerkers zal de komende jaren gefaseerd plaatsvinden. Bij de eerste inwerkingtreding in 2017 gaat het om een beperkt volume zaken en is ook de uitstroom nog beperkt.

Vraag 464

Hoe wordt het verschil verklaard tussen de cijfers zoals genoemd in de begroting van de Rvdr zelf (tabel 14) en die van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Klopt het dat u net als eerdere jaren vooraf minder dan het aantal verwachte zaken financiert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn daar de redenen van?

Het verschil tussen de cijfers zoals genoemd in het begrotingsvoorstel van de Raad en de begroting van Veiligheid en Justitie is als volgt te verklaren.

Ten eerste wordt er een verschillend uitgangspunt gehanteerd. Het begrotingsvoorstel van de Raad voor 2017 wordt gebaseerd op de bijdrage aan de Raad zoals staat vermeld in de ontwerpbegroting 2016. Nadien zijn echter bij nota van wijziging additionele middelen toegevoegd ten behoeve van de rechtspraak. Het gaat daarbij om € 25 mln. structureel voor het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) en middelen die samenhangen met het intrekken van het wetsvoorstel aanpassing griffierechten.

Een tweede verklaring waarom de cijfers van de Raad niet gelijk zijn aan de cijfers in de begroting staat vermeld op pagina 41 van de begroting en hangt samen met het minder vooraf financieren van het aantal geraamde zaken. Hier liggen vooral begrotingstechnische redenen aan ten grondslag: vanaf 2017 zijn nog geen extra middelen voor het prijseffect van de procedurerichtlijn asiel meegenomen in afwachting van de uitkomsten van een evaluatie. Voor later jaren geldt dat de ontwikkelingen op het terrein van vreemdelingen uiterst moeilijk voorspelbaar zijn, waardoor de gefinancierde productie in latere jaren (ná 2017) op een lager niveau is vastgesteld dan de instroomraming.

Ten slotte is eind vorig jaar een taskforce «beleidsalternatieven» aan de slag gegaan. Het eindrapport van de taskforce met de titel «Van Incident naar Impact» is op 31 mei jl. als bijlage bij de eerste suppletoire begroting 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd. De bedragen die horen bij de lagere instroom na invoering van deze maatregelen zijn verwerkt in de ontwerpbegroting 2017 van Veiligheid en Justitie, maar zitten niet in het begrotingsvoorstel van de Rechtspraak. Ook om die reden is er sprake van een afwijking tussen de cijfers in het begrotingsvoorstel van de Raad en de begroting van Veiligheid en Justitie.

Vraag 465

Hoe wordt het verschil verklaard tussen de constateringen van de Algemene Rekenkamer dat de Minister in 2017, net als eerdere jaren, vooraf minder dan het aantal verwachte zaken financiert, waardoor gerechten hun reserves moesten aanspreken en het eigen vermogen inmiddels begroot is op nihil, terwijl de Minister van Financiën in zijn brief van 6 oktober jl. (Kamerstuk 34 426, nr. 26) aangeeft dat de rechtspraak altijd overeenkomstig het wettelijk kader een adequate financiering is geboden, de gesloten prijsakkoorden altijd zijn gerespecteerd, tot op heden alle zaken die door de rechtspraak zijn behandeld daadwerkelijk zijn gefinancierd en dat de rechtspraak altijd beschikt over voldoende reserves om eventuele tegenvallers op te vangen?

De genoemde constateringen van de Algemene Rekenkamer (ARK) en de constateringen in mijn brief aan uw Kamer van 27 september jl. die later zijn herhaald in de brief van de Minister van Financiën van 6 oktober jl. sluiten elkaar niet uit.

e rechtspraak heeft in de begroting 2016 het eigen vermogen eind 2015 op nihil geraamd, zoals de ARK constateert. Ik heb in mijn brief van 27 september aangegeven dat gebleken is dat het eigen vermogen en de egalisatierekening eind 2015 nog steeds van voldoende omvang zijn (€ 24 mln. resp. € 41 mln.).

De constatering van de ARK dat het verwachte aantal zaken niet altijd volledig vóóraf is gefinancierd, klopt. Dit is overeenkomstig het wettelijk kader altijd gemotiveerd in de begroting. Hoewel het verwachte aantal zaken niet altijd vóóraf is gefinancierd, is het aantal daadwerkelijk gerealiseerde zaken altijd volledig gefinancierd.

Vraag 466

Op welke manier zullen de gerechten een mogelijke overschrijding van het aantal bekostigde rechtszaken kunnen opvangen nu het eigen vermogen begroot is op nihil?

Indien de gerechten meer zaken afdoen dan het aantal zaken dat is bekostigd, dan worden deze zaken conform de regels van het bekostigingssysteem bekostigd uit de egalisatierekening en niet uit het eigen vermogen. De omvang van de egalisatierekening bedraagt ruim € 41 mln. en is afdoende om een eventuele forse overproductie op te vangen.

Vraag 467

Wat zijn de risico’s als het eigen vermogen van de Rvdr nihil is? Hoe worden deze risico’s voorkomen of opgelost?

Als het eigen vermogen nihil is, kan de Raad geen tegenvallers in prijs meer opvangen. Elke tegenvaller zal dan aangevuld moeten worden door het ministerie, aangezien het ministerie een negatief eigen vermogen dient aan te vullen tot nul (artikel 17 lid 6, Besluit Financiering Rechtspraak).

Om het risico te verkleinen dat het eigen vermogen nihil of negatief wordt, heb ik regelmatig overleg met de Rechtspraak en voer ik eens in de drie jaar prijsonderhandelingen met de rechtspraak.

Vraag 468

Wanneer zal KEI worden ingevoerd? Is de eerder genoemde termijn van een gefaseerde invoering vanaf 1 januari 2017 nog de planning?

De KEI wetgeving is na aanvaarding door de Eerste Kamer op 21 juli 2016 in het Staatsblad gepubliceerd. Met inachtneming van de minimale termijn van zes maanden kan de wetgeving eerst vanaf februari 2017 gefaseerd in werking treden. De rechtspraak koerst voor inwerkingtreding van de fase civiel 1.0 op februari 2017 (verplichte pilot voor vorderingszaken bij twee rechtbanken). De besluitvorming hierover vindt de komende weken plaats. Een zorgvuldige implementatie staat voorop. De eigen bevindingen van de rechtspraak en de consultatie van de ketenpartijen kunnen er toe leiden dat met het oog op die zorgvuldigheid wat meer tijd wordt genomen.

Voor de release bestuur 1.0 heeft de rechtspraak bekend gemaakt dat wordt gestreefd naar inwerkingtreding vanaf medio maart 2017. Bij deze release gaat het om het verplicht digitaal procederen in asiel- en bewaringszaken voor alle advocaten in heel het land. De rechtspraak vindt het belangrijk om, voordat digitaal procederen in al dit soort zaken verplicht wordt, nog tegemoet te komen aan een aantal gebruikerswensen. De invoering moet zeer zorgvuldig gebeuren. Daarom wordt nu nog wat extra tijd genomen.

Vraag 469

Wat wordt bij KEI verwacht aan financiële consequenties en welke posten zullen die betreffen?

Voor KEI is een inschatting van de financiële consequenties gemaakt in een business-case. Daarin zijn kosten en besparingen en maatschappelijke baten uitgewerkt. Belangrijke kostenposten zijn de ontwikkeling en de bouw van de systemen, de samenhangende reorganisatie en het beschikbaar stellen van ICT-middelen. Besparingen kunnen op termijn worden gerealiseerd doordat minder administratief personeel en huisvesting nodig is. De verwachting is dat de besparingen de kosten op termijn ver overtreffen. In het voorjaar van 2017 wordt een actualisatie van de business-case verwacht.

Vraag 470

In hoeverre bent u bereid de rechtspraak tegemoet te komen als de kosten van het programma KEI hoger uit blijken te vallen? Is dat vanaf het moment dat het eigen vermogen nul of negatief wordt en vanaf wanneer wordt dat verwacht?

Bij nota van wijziging bij de begroting 2016 heb ik € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel van 2017 beschikbaar gesteld aan de Rechtspraak ten behoeve van het programma KEI.

Daarbovenop is in het Prijsakkoord 2017–2019 additioneel een bedrag van € 21 mln. in 2017, € 15 mln. in 2018 en € 10 mln. in 2019 beschikbaar gesteld voor dit programma.

Dit zijn substantiële bedragen. Ik ga er vanuit dat dit afdoende is om de KEI-wetgeving de komende jaren succesvol te implementeren. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, dan ga ik daarover in gesprek met de Rechtspraak om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Vraag 471

Hoe worden de extra structurele middelen van 35 miljoen euro verwerkt in de bekostiging van de rechtspraak en welke gevolgen hebben deze extra middelen op de gehanteerde prijzen en het gewenste kwaliteitsniveau van de rechtspraak?

De extra structurele middelen van 35 miljoen euro zijn in het kader van de prijsonderhandelingen aan de rechtspraak verstrekt en zijn bedoeld voor de professionele standaarden. Deze middelen worden volledig verwerkt in de prijzen. De Raad verwerkt dit in de bekostiging van de gerechten en ziet er op toe dat dit bijdraagt aan het gewenste kwaliteitsniveau van de rechtspraak.

Vraag 472

Waar kunnen in de begroting de financiële gevolgen van het wetsvoorstel organisatie hoogste bestuursrechtspraak (Kamerstuk 34 389 ) worden gevonden, bijvoorbeeld de ingecalculeerde kosten van 11 miljoen die de opheffing van de CRvB (huisvesting bij de hoven) met zich meebrengt?

Het wetsvoorstel is onlangs ingetrokken. De middelen blijven daarmee vooralsnog op het betreffende artikel (onvoorzien) staan. Bij Voorjaarsnota 2017 zullen alle ontwikkelingen, zowel ontwikkelingen die zorgen voor onvermijdbare extra kosten als ontwikkelingen – zoals de intrekking van dit wetsvoorstel – die zorgen voor financiële ruimte, in samenhang worden bezien.

Vraag 473

Hoeveel eigen vermogen heeft de Rvdr per 1 november 2016 nog over en wat is de verwachting voor 1 januari 2017?

De stand van het eigen vermogen wordt jaarlijks vastgesteld bij het opmaken van de jaarrekening na afloop van het jaar. Het is niet dus niet bekend wat de stand van het eigen vermogen is per 1 november 2016. De laatst bekende stand van het eigen vermogen bedraagt € 24 mln., ultimo het jaar 2015 en was 1 mln hoger dan het jaar er voor.

Vraag 474

Hoe wordt leegstand teruggedrongen indien zaakspakketten ongewijzigd blijven overeenkomstig de motie-Oskam? In hoeverre is medehuur mogelijk? Kunnen er andere gebruikers door verhuurders aangetrokken worden?

Leegstand kan worden teruggedrongen door het realiseren van medegebruik en op sommige locaties door afstoot en nieuwbouw van panden. Er is overeenstemming tussen de Raad voor de rechtspraak, het Ministerie van BZK en mijn departement over de uitgangspunten voor medegebruik, ook door derden – niet-Rijksdiensten. Het Rijksvastgoedbedrijf speelt in het realiseren van medegebruik een belangrijke faciliterende rol en kan potentiële huurders aandragen. De rechtspraak heeft een doorslaggevende stem over wie als medegebruiker in een gerechtsgebouw wordt gehuisvest. Ik heb uw Kamer voor het kerstreces een brief toegezegd over de uitvoering van de motie Oskam.

Vraag 475

Wat verwacht u aan financiële consequenties van KEI voor het eigen vermogen van de Rvdr en welke posten zullen die betreffen?

Bij nota van wijziging bij de begroting 2016 heb ik € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel van 2017 beschikbaar gesteld aan de Rechtspraak voor het programma KEI. Daarbovenop is in het Prijsakkoord 2017–2019 additioneel een bedrag van € 21 mln. in 2017, € 15 mln. in 2015 en € 10 mln. in 2019 beschikbaar gesteld voor dit programma. Dit zijn substantiële bedragen. Ik ga er vanuit dat dit afdoende is om de KEI-wetgeving de komende jaren succesvol te implementeren en dat het niet nodig zal zijn daarvoor het eigen vermogen verder aan te spreken.

Vraag 476

Kunt u toelichten hoeveel eigen vermogen de Rvdr nog gaat aanwenden om het programma KEI verder te ontwikkelen en in te voeren?

Voor KEI is een inschatting van de financiële consequenties gemaakt in een business-case. Daarin zijn kosten en besparingen en maatschappelijke baten uitgewerkt.

Mede op basis van deze businesscase heb ik bij nota van wijziging bij de begroting 2016 € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel van 2017 beschikbaar gesteld aan de Rechtspraak ten behoeve van het programma KEI.

Daarbovenop is in het Prijsakkoord 2017–2019 additioneel een bedrag van € 21 mln. in 2017, € 18 mln. in 2015 en € 10 mln. in 2019 beschikbaar gesteld voor dit programma. Dit zijn substantiële bedragen. Ik ga ervanuit dat dit afdoende is om de KEI-wetgeving de komende jaren succesvol te implementeren. Ik heb op dit moment geen inzicht óf en zo ja, in hoeverre het eigen vermogen van de Rechtspraak aanvullend zal moeten worden aangesproken. In het voorjaar van 2017 wordt een actualisatie van de business case KEI verwacht.

Vraag 477

Hoe groot schat u het risico in dat het eigen vermogen van de Rvdr op nul zal komen?

Bij nota van wijziging bij de begroting 2016 heb ik € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel beschikbaar gesteld aan de Rechtspraak ten behoeve van het programma KEI.

Daarbovenop zijn in het Prijsakkoord 2017–2019 additioneel middelen verstrekt voor de professionele standaarden, KEI en de gevolgen van wet- en regelgeving.

Dit zijn substantiële bedragen. Ik ga er vanuit dat dit afdoende is om te voorkomen dat de Rechtspraak al zijn reserves moet uitputten.

Vraag 478

Wanneer verwacht u het eigen vermogen van de Rvdr aan te moeten vullen? Wanneer gaat u de Kamer daarover informeren?

Bij nota van wijziging bij de begroting 2016 heb ik € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel van 2017 beschikbaar gesteld aan de Rechtspraak ten behoeve van het programma KEI.

Daarbovenop zijn in het Prijsakkoord 2017–2019 additioneel middelen verstrekt voor de professionele standaarden, KEI en de gevolgen van wet- en regelgeving. Dit zijn substantiële bedragen. Ik ga er vanuit dat dit afdoende is om te voorkomen dat de Rechtspraak al zijn reserves moet uitputten. De stand van het eigen vermogen wordt jaarlijks door middel van het jaarverslag, inclusief jaarrekening, van de Rechtspraak bekend gemaakt. De Raad zendt het jaarverslag naar mijn ministerie. Ik zend het jaarverslag vervolgens onverwijld door aan beide Kamers.

Vraag 479

Wat is de stand van zaken met het opzetten van een Netherlands Commercial Court?

Het concept wetsvoorstel ten behoeve van de inrichting van het Netherlands Commercial Court is nagenoeg gereed en kan dan ter consultatie worden aangeboden. Van zijn kant treft de rechtspraak de nodige voorbereidingen voor de start van de NCC.

Vraag 480

Hoe staat het met de voorbereiding van de wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de aanpassing van het overeenstemmingsvereiste in artikel 51 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren? Waarom is de geplande inwerkingtreding pas in 2019?

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 4 april 2016 ben ik inderdaad voornemens om een wetgevingstraject tot aanpassing van artikel 51 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in gang te zetten. Het voorbereiden van dit wetsvoorstel zal ik zo spoedig mogelijk ter hand nemen na de verdere plenaire behandeling van wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen (Kamerstukken 33 861), waar de reikwijdte van het overeenstemmingsvereiste voor de rechterlijke macht in relatie tot het recht van amendement van de Tweede Kamer in de eerste termijn aan de orde is geweest. Ik wacht de afronding van dit wetsvoorstel af, zodat met de uitkomsten daarvan rekening kan worden gehouden. Ik hoop uiteraard dat wij hier spoedig aan toe komen, maar ben afhankelijk van agendering hiervan door uw Kamer.

Vraag 481

Wat zijn de verwachte budgettaire gevolgen van de Netherlands Commercial Court?

In mijn brief van 23 november 2015 heb ik uiteengezet dat het niet de bedoeling is dat de kosten die het Netherlands Commercial Court (NCC) maakt voor de behandeling van deze zaken ten laste komen van de middelen van de Rechtspraak. Andere zaken mogen niet lijden onder de NCC; in tegendeel: de overige civiele zaken moeten juist profiteren van de NCC, doordat de behandeling van deze en andere zaken gescheiden wordt. Het is de bedoeling voor de procedures kostendekkende griffierechten in te voeren; daartoe wordt een wetsvoorstel voorbereid.

Vraag 482

Wanneer wordt het ook in het regeerakkoord aangekondigde wetsvoorstel Ter beschikking aan het onderwijs (tbo-maatregel) naar de Tweede Kamer gestuurd?

Ik stel voorop dat ik het belang van onderwijs onderken, juist voor de groep jeugdige plegers van strafbare feiten. Het wetsvoorstel wil de onderwijsdeelname van deze jongeren bevorderen. De Raad van State heeft over het wetsvoorstel geadviseerd en is daarover uitgesproken kritisch. Deze kritiek kwam in grote lijnen overeen met de kritiek die ook in een advies van de Onderwijsraad hoorbaar is. Kort gezegd worden daarin kanttekeningen geplaatst bij de vraag of onderwijsinstellingen wel zo in het verlengde van de justitieketen moeten worden ingezet. Alternatieven, waarbij de tbo-maatregel in een JJI zou moeten worden ten uitvoer gelegd, brengen echter aanzienlijke uitvoeringskosten met zich mee. Hiervoor ontbreekt op dit moment de benodigde budgettaire ruimte.

Vraag 483

Wat zijn de budgettaire gevolgen als het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (Kamerstuknummer 34067) niet wordt aangenomen in de Eerste Kamer?

Het wetsvoorstel beoogt netto structureel € 44 mln. aan ontvangsten te realiseren. Indien het wetsvoorstel niet doorgaat, dan wordt dit gedekt uit de € 450 mln. die bij de begroting 2017 extra voor Veiligheid en Justitie is uitgetrokken.

Vraag 484

Kunt u specificeren op welke wijze het extra geld voor het OM in 2017 precies ten goede komt aan het wegnemen van de door de GalanGroep geconstateerde risico’s voor de primaire werkzaamheden van het OM, voor het verlagen van de druk op werkvoorraden, de doorlooptijden, kwaliteit, ICT en voor de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Hoekstra?

De extra middelen voor 2017 zijn gericht op extra taken voor het OM. Voor het wegnemen van risico's voor de primaire werkzaamheden van het OM is per 2016 structureel € 15 mln t.b.v. ICT en kwaliteitsverbetering aan het OM toegekend. Tenslotte worden voor de uitvoering van de aanbevelingen Hoekstra separaat middelen beschikbaar gesteld aan het OM. Het OM is in staat met de beschikbare middelen de reguliere prestaties en productie te leveren zoals in de begroting opgenomen.

Vraag 485

Kunt u toelichten of en waarom de verhoging van de wijkagentfunctie in 2017 incidenteel of structureel van karakter is?

De verhoging van de bezetting van de wijkagentfunctie is een structurele maatregel. De norm voor het aantal wijkagenten van 1 op 5.000 inwoners – zoals vervat in artikel 38a Politiewet -blijft ongewijzigd. Overeenkomstig de motie Van der Staaij om aan deze norm te voldoen zijn met voorrang ruim 300 vacatures voor wijkagenten opengesteld.

Vraag 486

Welk percentage van de tijd van een wijkagent wordt gemiddeld besteed in de wijk? Hoeveel tijd zijn zij kwijt aan administratieve taken? In hoeveel gemeenten is de wijkagent 24 uur per dag bereikbaar?

Het streven is de wijkagenten zoveel als mogelijk in en voor hun wijk te laten werken. De verwachting is dat volledige bezetting van de resterende vacatures in de basisteams positief bijdraagt aan de ruimte voor wijkagenten om te werken voor en in de wijk. Hoeveel tijd wijkagenten gemiddeld in of voor hun wijk actief zijn, hoeveel tijd zij aan administratieve taken kwijt zijn en in hoeveel gemeenten de wijkagent 24 uur per dag bereikbaar is, wordt niet geregistreerd. De feitelijke inzet van de wijkagent geschiedt onder verantwoordelijkheid van het gezag.

Vraag 487

Welke besparingsmaatregelen worden doorgevoerd de politie zonder de sterkte aan te tasten en om welke mogelijkheden gaat het?

De besparingsmaatregelen betreffen maatregelen die de efficiency verhogen binnen de lasten operationeel en beheer. Onder meer met betrekking tot reis- en verblijfkosten en lasten voor externe deskundigheid. Deze maatregelen raken de operationele sterkte niet.

Vraag 488

Kunt u een overzicht geven van de landen met wie de komende jaren gegevens kunnen worden uitgewisseld inzake de Cross Border Enforcement (CBE)-richtlijn? Welke landen staan voor de komende jaren ingepland? Is het inmiddels mogelijk om boetes van buitenlandse chauffeurs inzake overtredingen op het vlak van arbeidswetgeving, zoals rij- en rusttijdenwet, te innen? Zo ja, welke resultaten zijn er tot op heden gehaald? Zo nee, waarom niet?

De meeste EU-lidstaten hebben hun kentekenregister opengesteld zodat gegevens kunnen worden uitgewisseld. Denemarken, Finland, Ierland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk moeten de uitwisseling in de komende jaren nog realiseren.

Voor Duitsland, België, Zwitserland, Frankrijk, Polen en Luxemburg zijn daarnaast al de noodzakelijke aanpassingen in de Nederlandse systemen verricht en worden flitsovertredingen op kenteken beboet. Verkeersovertredingen door buitenlanders worden grotendeels geconstateerd op kenteken door digitale handhavingsmiddelen, zoals flitspalen en trajectcontrolesystemen. Hierbij gaat het vooral om snelheidsovertredingen en het rijden door rood licht. Tot 1 november zijn in 2016 ruim 820.000 boetebeschikkingen op een buitenlands kenteken verstuurd. Dit is een stijging van 34% ten opzichte van dezelfde periode in 2015 (ruim 610.000).

Ik verwacht ook Hongarije, Kroatië, Litouwen, Malta, Slowakije en Spanje nog in 2016 in het geval van flitsovertredingen een boete te kunnen sturen. Het uitgangspunt is om in de komende jaren alle EU-Lidstaten aan te sluiten.

Zoals ik aangaf bij de beantwoording van eerdere Kamervragen geldt voor de rij- en rusttijdenregeling (zoals geregeld in de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer) dat bij een staandehouding ook een boete wordt opgelegd indien een niet-ingezetene bestuurder uit een andere EU-lidstaat de rij- en rusttijdenregelgeving overtreedt. Deze boete wordt door de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport opgelegd en door het CJIB geïnd. In 2015 zijn ongeveer 800 boetes op deze wijze opgelegd aan andere EU-onderdanen en in ongeveer 70% van de gevallen is de boete betaald. Om ook zoveel mogelijk inningsmogelijkheden ter beschikking te hebben bij de inning van boetes van buitenlandse overtreders wil ik de overdracht van de inning naar het land van kentekenregistratie regelen. Om dit mogelijk te maken is een wijziging van de Wet wederzijdse erkenning van geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie nodig. Gepland is om dit wetsvoorstel nog dit jaar aan de Raad van State te zenden. Op het moment dat inning van de boete kan worden overgedragen aan een ander land, zal de inning volgens de regelgeving van die EU-lidstaat plaatsvinden.

Vraag 489

Wat betekenen de meevallers bij de reclassering wegens een lagere behoefte?

De meevallers, waarvan de hoogte in de tabel op pagina 133 is opgenomen, zijn het gevolg van de uitkomsten van het prognosemodel justitiële ketens 2017. Daarin wordt een lichte daling in benodigde reclasseringsproductie voorzien ten opzichte van de raming 2016.

Vraag 490

Heeft de geïntensiveerde aandacht voor de aanpak van de georganiseerde criminaliteit ook geleid tot concrete resultaten in die zin dat de georganiseerde criminaliteit is verminderd? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?

Deze vraag ziet, gezien het paginanummer waarbij deze wordt gesteld, op de gevolgen die aan de Motie De Vries c.s. zijn gegeven om tijdens het EU voorzitterschap van 2016 de internationale en geïntegreerde aanpak van Georganiseerde Misdaad prominent te agenderen om deze binnen de EU te bevorderen. Zoals ik uw Kamer begin juli heb geïnformeerd, is hier tijdens het voorzitterschap in verschillende bijeenkomsten – zoals de conferenties over de bestrijding van respectief mensenhandel, mensensmokkel, cybercrime en de bestuurlijke aanpak – en raadsdocumenten expliciet aandacht aan besteed (Kamerstukken II, 2015/2016, 32 317 nr. 433) De focus lag hierbij op het versterken van de multidisciplinaire samenwerking en het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen de verschillende diensten. In welke mate (cijfermatig) dit tot een reductie van de georganiseerde criminaliteit in Nederland of de EU bij heeft gedragen of bij zal dragen kan ik niet beoordelen. Georganiseerde misdaad kenmerkt zich door haar verborgen karakter en sterke afscherming, waardoor het exact meten van de omvang en reductie onmogelijk is.

Wel worden er jaar op jaar meer resultaten geboekt bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad in Nederland. Zoals ik uw Kamer eind augustus heb geïnformeerd is het aantal opsporingsonderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden tussen 2009 en 2015 meer dan verdubbeld tot ruim 1.100 in 2014 (Kamerstukken II, 2015/16, 29 911 nr. 129). Voorts hebben de RIEC’s in 2015 bij elkaar opgeteld 1.516 geïntegreerde casussen opgepakt. In 2014 waren dat er 1.445. Daarnaast zijn ook de strafrechtelijke afpakresultaten weer flink toegenomen en is in 2015 afgerond € 144 miljoen crimineel vermogen geïncasseerd; een ruime verdrievoudiging ten opzichte van 2011.

Vraag 491

Op grond waarvan en waaruit blijkt dat het KVO kan worden afgebouwd?

Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan het KVO, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 492

Wat is de huidige bezetting van de wijkagentenfunctie, naar aanleiding van de aangenomen motie-Van der Staaij (Kamerstuk 29 754, nr. 334)? Op welke wijze wordt onderzoek gedaan naar hoe de rol en informatiepositie van de wijkagent in de strijd tegen terrorisme kan worden versterkt?

Op basis van voorlopige cijfers zijn er per 30 september 2016 in totaal 3084 wijkagenten werkzaam, waarmee de formatie voor 90% is bezet. Nu fase I van de personele reorganisatie is afgerond, is de ruimte benut om de ca. 300 vacatures open te stellen om de resterende formatieplaatsen op te vullen en om te anticiperen op toekomstige personeelsfluctuaties. Voor eind 2017 is het de opdracht van de korpschef, zoals in de begroting 2017 geduid, om een bezetting van de wijkagentenfunctie van 97% te realiseren. De resterende formatie wordt ingevuld via tijdelijke tewerkstelling van medewerkers of een tijdelijke capacitaire herschikking in overleg met het gezag.

Naast de wijkagent spelen ook meer specialistische diensten, gemeenten, onderwijsinstellingen, maatschappelijke en religieuze instellingen en de NCTV een belangrijke rol in de strijd tegen terrorisme. Bij signalen van radicalisering of terrorisme schakelt de wijkagent een team van deskundigen in. Tevens worden lokale casusoverleggen gevoerd. Zoals aangekondigd in de Voortgangsbrief politie van 20 juni 2016 onderzoekt het WODC momenteel het effect van maatschappelijke ontwikkelingen – waaronder (de dreiging van) terrorisme en radicalisering – op de gebiedsgebonden politiezorg en wat dit betekent voor de organisatie en werkwijze daarvan. Het rapport hiervan wordt begin 2017 verwacht en aan uw Kamer aangeboden.

Vraag 493

Wat is de stand van zaken ten aanzien van het onderzoek hoe de wettelijke verjaringstermijn ex artikel 76 Wetboek van Strafrecht verlengd kan worden om zo een langere periode straffen te kunnen uitvoeren (zie de motie-Oskam c.s. over intensievere opsporing en strakker sturen op executie van straffen Kamerstuk 34 300-VI, nr. 36)?

Dit onderzoek is recent afgerond. Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling zal ik uw Kamer hierover in een verzamelbrief naar aanleiding van het Algemeen Overleg Gevangeniswezen op 15 september jl. nader informeren.

Vraag 494

Biedt een eenmalige investering in de aanpak van criminaliteit en winkeldiefstal, waar u voor heeft gekozen naar aanleiding van de motie-Pechtold c.s. over heroverwegen van de bezuinigingen op projecten tegen criminaliteit bij het mkb (Kamerstuk 34 300-VI, nr. 48), een structurele oplossing voor het in de motie aangekaarte probleem? Zo ja, kunt u dit onderbouwen, denken de partners in het werkveld er ook zo over? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u dit alsnog structureel vormgeven?

Ter uitvoering van de motie zijn met de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, Nationale Politie en Openbaar Ministerie in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) afspraken gemaakt over de besteding van het voor 2016 beschikbaar gestelde budget van 1,5 miljoen euro. Dat heeft geleid tot een gezamenlijke set maatregelen die zien op de structurele aanpak van winkeldiefstal.

Vraag 495

Op welke manier zult u zich in de komende jaren inzetten voor de aanpak van winkeldiefstal?

Zoals blijkt uit de beantwoording op vraag 494 heeft de motie-Pechtold c.s., over heroverwegen van de bezuinigingen op projecten tegen criminaliteit bij het MKB (Kamerstuk 34 300-VI, nr. 48), geleid tot een set maatregelen ten behoeve van de structurele aanpak van winkeldiefstal. In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) spreek ik met het bedrijfsleven om in gezamenlijkheid de aanpak waar nodig verder te verstevigen en aan te passen. De aanpak van winkeldiefstal is daarnaast onderdeel van andere gezamenlijke initiatieven om criminaliteit waar het bedrijfsleven mee te maken krijgt terug te dringen. Voorbeelden hiervan zijn de aanpak van heling en de aanpak van mobiel banditisme. Ook draagt de samenwerking in de regionale Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s, voorheen RPC’s) bij aan de lokale en regionale aanpak van winkeldiefstal.

Vraag 496

Wat is de stand van zaken ten aanzien van het wetsvoorstel over sluiting panden op grond van Opiumwet dat eind 2016 aan de Kamer zou worden gezonden (zie Kamerstuk 34 300-VI, nr. 31)?

De consultatie (inclusief internetconsultatie) van het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 13b Opiumwet (de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester om panden bij het aantreffen van hulp- en versnijdingsmiddelen te sluiten) is inmiddels gesloten. Ik streef ernaar dat het wetsvoorstel in voorjaar 2017 wordt ingediend bij uw Kamer.

Vraag 497

Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de motie-Recourt/Berndsen (Kamerstuk 29 628, nr. 575) om stevig in te zetten op diversiteit binnen de politieorganisatie?

In september 2015 is het door de korpsleiding vastgestelde driejarig programma «De Kracht van het Verschil» van start gegaan. Dit programma kent vier doelen: betere verbinding met de samenleving; een meer inclusieve werkcultuur; een beter werkproces in de aanpak van discriminatie in de samenleving en meer divers samengestelde teams. Tot eind 2018 streeft de politie naar een instroom van 25% werknemers met een dubbele culturele achtergrond. Instrumenten hierbij zijn o.a. wervingscampagnes en inzet van recruiters in de eenheden die specifiek gericht zijn op ondervertegenwoordigde groepen; een trainingsprogramma (Blauw Talent) voor talent met een dubbele culturele achtergrond; een verwijzing in elke vacaturetekst waarin wordt uitgelegd waarom de politie werk maakt van diversiteit; en gesprekken met vacaturehouders binnen politie om de bewustwording te versterken.

De politie heeft dit voorjaar onderzoek laten doen naar de populariteit van de politie als werkgever onder jongeren met een migratieachtergrond; wat vinden ze aantrekkelijk en wat stoot ze af. Deze kennis is ingezet om de arbeidsmarktcampagne in de zomer aan te scherpen. De eerste pilot van het trainingsprogramma Blauw Talent voor kandidaten met een dubbele culturele achtergrond is geëvalueerd. Hieruit wordt de conclusie getrokken dat het een zinvolle interventie is. Een groot aantal van de kandidaten die eerder net niet door de selectie waren gekomen, hebben na het volgen van het trainingsprogramma succesvol voor de tweede keer gesolliciteerd. Inmiddels is een volgende pilot van start gegaan, waarna opnieuw wordt bepaald hoe de politie hiermee verdergaat.

Vraag 498

Op welke manier gaat de regering de motie Volp/Marcouch over de inzet van Eigen Kracht-conferenties (Kamerstuk 29 270 nr. 109) waarin de regering wordt verzocht zorg te dragen voor het bevorderen van de inzet van Eigen Kracht-conferenties voor (ex-)gedetineerden, uitvoeren?

Inmiddels heeft een gesprek plaatsgevonden met de stichting Eigen Kracht Centrale en de reclassering. Hierover zal ik uw Kamer voor de begrotingsbehandeling schriftelijk informeren.

Vraag 499

Wanneer ontvangt de Kamer terugkoppeling van het overleg dat u met de beroepsgroep voert over een geïntegreerde aanpak voor brede neutrale leefvormvoorlichting, conform de aangenomen motie-Bergkamp/Yücel (Kamerstuk 33 987, nr. 24)?

De regering hecht aan een zorgvuldig proces ter uitvoering van de motie Bergkamp/Yücel, omdat deze veel facetten kent en veel belanghebbenden raakt (meerdere leefvormen, meerdere beroepsgroepen en verschillende belanghebbenden). Zij acht het daarom dienstig de terugkoppeling aan Uw Kamer te verleggen naar begin 2017.

Vraag 500

Is het juist dat in de brief over de uitkomsten van de onderzoeken inzake het Prognosemodel Justitiële ketens (Kamerstuk 24 587, nr. 655) niets is vermeld over de uitvoering van de door de regering overgenomen motie Kooiman c.s. over aanpak van zorgpunten en aanbevelingen van de Centrale Ondernemingsraad DJI (Kamerstuk 24 587, nr. 639)? Hoe worden conform deze motie de signalen van de Centrale Ondernemingsraad van DJI serieus genomen en op welke manier wordt de werkvloer voortaan beter en eerder betrokken bij belangrijke organisatiewijzigingen en het ontwikkelen van een visie op het toekomstbestendig houden van DJI?

In mijn brief van 12 juli 2016 (TK 2015–2016, 24 587, nr. 660), heb ik aandacht besteed aan de uitvoering van de motie Kooiman c.s. Onder andere wordt in deze brief gemeld dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) het veld en de medezeggenschap (waaronder de Centrale Ondernemingsraad) betrekt bij het zoeken naar oplossingen voor de (langdurige) dalende behoefte aan detentiecapaciteit.

Vraag 501

Op welke wijze gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie-Van Toorenburg/Segers over het land van de tweede nationaliteit op de hoogte brengen van het intrekken van de Nederlandse nationaliteit (Kamerstuk 34 356, nr. 21)? Wat is de stand van zaken van de behandeling van het betreffende wetsvoorstel in de Eerste Kamer gelet op de oorspronkelijk geplande inwerkingtreding van de wet per 1 juli 2016?

Ik sta positief tegenover het informeren van het land van de andere nationaliteit over de intrekking van de Nederlandse nationaliteit en de reden van intrekking, tenzij er zwaarwegende belangen aan de orde zijn om dit niet te doen. Wanneer het wetsvoorstel in werking is en er zich een zaak voordoet zal dus per geval worden beoordeeld of er sprake is van een dergelijk zwaarwegend belang. Is dit niet het geval dan wordt het land van de andere nationaliteit in kennis gesteld.

Het wetsvoorstel is thans in behandeling bij de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft op 17 oktober 2016 nader voorlopig verslag uitgebracht. Ik streef ernaar de nadere memorie van antwoord medio november aan de Eerste Kamer aan te bieden en ga ervan uit dat het wetsvoorstel daarna snel plenair behandeld kan worden.

Vraag 502

Wanneer kan de Kamer de brief verwachten over de aangenomen motie omtrent het over het onder de aandacht brengen van een omzeilingstruc bij de Kansspelautoriteit? (33 996, nr. 48) en de aangenomen motie over verplicht gebruik van pop-upberichten over spellimieten(33 996, nr. 55)?

Ik verwacht de brief over de wijze waarop de regering uitvoering geeft aan de genoemde moties voor het Kerstreces aan de Kamer te sturen.

Vraag 503

Wordt de wettelijke norm voor het aantal wijkagenten inmiddels gehaald, conform de aangenomen motie-Oskam c.s. over voldoen aan de wettelijke norm voor het aantal wijkagenten (Kamerstuk 29 628, nr. 483)?

Op basis van voorlopige cijfers zijn er per 30 september 2016 in totaal 3084 wijkagenten werkzaam, waarmee de formatie voor 90% is bezet.

Nu fase I van de personele reorganisatie is afgerond is de ruimte benut om de ca. 300 vacatures open te stellen om de resterende formatieplaatsen op te vullen en om te anticiperen op toekomstige personeelsfluctuaties.

Voor eind 2017 is het de opdracht van de korpschef, zoals in de begroting 2017 geduid, om een bezetting van de wijkagentenfunctie van 97% te realiseren.

Vraag 504

Wie en welke organisaties zijn betrokken bij de uitvoering van de motie-Schouw/Oosenbrug (Kamerstuk 34 000-VI, nr. 50) over de privacypositie van Nederland binnen de EU? Wat zijn de uitkomsten van de eerste fase van het onderzoek?

Bij de uitvoering van de motie-152 Schouw/Oosenbrug over de privacypositie van Nederland binnen de EU heeft voor de eerste fase van het onderzoek door TNO een consultatie plaatsgevonden met externe experts op het gebied van bescherming van persoonsgegevens en methoden van onderzoek, waarin met name de volledigheid van de indicatoren is getoetst. De externe experts die het rapport becommentarieerd hebben, zijn twee methodische experts van het Ministerie van BZK en een juridisch expert van de Privacy Company. Deze eerste fase van het onderzoek heeft een raamwerk van indicatoren opgeleverd voor het bepalen van relevante onderwerpen voor de vergelijking met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, alsmede een lijst met landen waarmee Nederland binnen de EU vergeleken zou kunnen worden. Het raamwerk van indicatoren heeft betrekking op beleid, wet- en regelgeving, de implementatie van beleid en regelgeving in de praktijk, en toezicht en handhaving. De tweede fase van het onderzoek wordt thans uitgevoerd door eLaw, het Centrum voor Recht en Digitale Technologie van de Universiteit Leiden. Deze fase betreft de landenvergelijking zelf. Daarvoor betrekt eLaw experts en toezichthouders uit alle acht te onderzoeken landen (Nederland, Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Italië, Roemenië en Zweden). Daarnaast verricht eLaw secundaire analyses op eerdere landenvergelijkingen, literatuuronderzoek en media-analyses.

Vraag 505

Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel particuliere camerabeelden, waartoe de motie-Oskam/Van Oosten over effectief gebruik van camerabeelden bij opsporing en vervolging (Kamerstuk 33 750-VI-62) opriep?

Het regelen van de mogelijkheid voor burgers en bedrijven om beelden van strafbare feiten te publiceren, moet zeer zorgvuldig gebeuren. Op dit moment wordt goed gekeken naar de wijze waarop publicaties verantwoord plaats kunnen vinden, bijvoorbeeld door middel van een centrale website. Daarover wordt overleg gevoerd met diverse partijen, waaronder ondernemers, mede via bespreking in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing.

Vraag 506

Hebben de gesprekken van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid na de zomer met verschillende moskee-koepels, waaronder het CMO, om het belang van transparantie te onderstrepen al plaatsgevonden? Wanneer kan de Kamer een bericht over de uitkomsten hiervan verwachten?

Dit gesprek heeft eind oktober plaatsgevonden. De Tweede Kamer is hierover via de Voortgangsrapportage op het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme welke op 14 november jl naar uw Kamer is gezonden, geinformeerd. De brief inzake ongewenste financiering van instellingen en activiteiten wordt naar verwachting nog deze maand verzonden. Op verzoek van de VKC is vooruitlopend daarop al een korte brief naar de Kamer gestuurd.

Vraag 507

Hoe vaak is in 2015 een verblijfsvergunning ingetrokken en op welke gronden?

In 2015 zijn 7.970 reguliere en 280 asielvergunningen ingetrokken (Bron IND). Op welke gronden is ingetrokken, is niet te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND.

Vraag 508

Kunt u toelichten wat de DT&V gaat doen met de extra middelen die worden toebedeeld aan de DT&V om te voldoen aan de Jeunesse-uitspraak?

Met de extra middelen wordt capaciteit ingezet om de rol van DT&V bij de ondersteuning van terugkeer van vreemdelingen met een reguliere verblijfsachtergrond te vergroten. Nog in 2016 start een pilot, om te bezien welke aanpak bij de reguliere doelgroep het beste werkt, zodat een betere inschatting kan worden gemaakt van de daadwerkelijke kosten en effecten van de intensivering.

Vraag 509

Wat gaan agenten het komende jaar werkelijk merken van de wens om de administratieve lasten te verlichten? Wat levert het hen in praktische zin op en hoe wordt dit gemeten?

De aandacht voor administratieve lastenvermindering bij de politie blijft ook de komende periode nodig. De nieuwe ALV autoriteit bij politie zorgt voor de borging daarvan.

Het korps zet de komende jaren in op het stimuleren van vernieuwend werken. Dat levert agenten in praktische zin op dat zij het werk inrichten op een wijze die hen past en die het beste aansluit op wat de klantomgeving van hen verwacht. De effecten van vernieuwend werken worden geëvalueerd.

Vraag 510

Hoeveel maanden worden er doorlopen inzake het tenuitvoeringsleggingsproces voor er een gijzeling wordt gevorderd? Klopt het dat dit zeven maanden is? Klopt het dat de wachttijden voor zaken waarin een vordering tot gijzeling is ingediend, opgelopen? Zo ja, waardoor komt dit? Tot welke kostenpost leidt dit?

Gemiddeld genomen duurt het vanaf het moment dat de beschikking wordt verzonden nog twee jaar voordat er een vordering gijzeling wordt ingediend bij de rechtbank. Daaraan voorafgaand worden diverse andere, wettelijke instrumenten ingezet om tot inning van de sanctie te komen: verzenden beschikking, eerste en tweede aanmaning, toepassing verhaal zonder dwangbevel en inzet van de gerechtsdeurwaarder. Het uitgangspunt is dat als personen betalingsbereid zijn en kenbaar maken dat zij gebruik willen maken van een bepaald type voorziening, zij niet in de incassofase (waarin verhaal kan worden genomen door het CJIB of de deurwaarder) of de dwangfase (waarin dwangmiddelen kunnen worden ingezet) terechtkomen. De keten doet dit door voorzieningen te treffen, zoals het aanbieden van de mogelijkheid om een sanctie in termijnen te betalen. Bij mensen die een financiële sanctie wel kunnen betalen maar dat niet willen, is de inzet van verhaal- en dwanginstrumenten wel gewenst. Op grond van de Wahv kan verhaal worden genomen gedurende twee jaar nadat de administratieve sanctie onherroepelijke is geworden. Indien ook de Eerste Kamer instemt met het wetsvoorstel Herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, dan zal deze termijn worden verlengd van twee naar drie jaar, waardoor betrokkene extra tijd krijgt om – bijvoorbeeld bij de gerechtsdeurwaarder – tot volledige betaling van de sanctie te komen. Als deze instrumenten niet tot (volledige) betaling hebben geleid, kan door toepassing van inname rijbewijs en buitengebruikstelling van het voertuig worden getracht om betrokkene alsnog te bewegen om de openstaande vordering te voldoen. Indien deze dwangmiddelen ook niet slagen dan beoordelen OM en CJIB of het wenselijk is een vordering gijzeling in te dienen. De nieuwe werkwijze rondom gijzeling brengt met zich mee dat er meer tijd nodig is om een zaak te beoordelen. Tegelijkertijd komen er ook minder zaken in de fase gijzeling terecht als gevolg van alle verbetermaatregelen die in gang zijn gezet, waardoor instrumenten zo optimaal mogelijk worden ingezet.

Het beeld dat de wachttijd voor zaken waarin een vordering tot gijzeling is ingediend, oplopen correspondeert niet met de informatie die ik hierover van de Rechtspraak heb ontvangen. De wachttijd is de laatste 2 jaar juist sterk gedaald door de lagere instroom van dergelijke vorderingen. De in- en uitstroom in 2016 is ongeveer gelijk aan elkaar en derhalve is er ook op dit moment geen sprake van oplopende voorraden en wachttijden.

Vraag 511

Hoeveel illegalen zijn er naar schatting in Nederland?

Op 24 september 2015 stuurde ik uw Kamer de schatting van het WODC over het aantal illegaal verblijvende vreemdelingen in de periode medio 2012 – medio 2013. Voor 2012 tot 2013 komt de schatting uit op 25.000 tot 50.000 illegale vreemdelingen. In het rapport is, naast een schatting over de periode 2012 – 2013, een forse herziening van de vorige schatting over 2009 opgenomen. Waar de onderzoekers eerder schatten dat er in 2009 ongeveer 60.000 tot 135.000 illegale vreemdelingen in Nederland verbleven, komen ze voor die periode nu op een aantal tussen de 20.000 en 65.000 personen.

Het WODC stelt vast dat de gebruikte onderzoeksmethode – net als alle andere beschikbare methoden – beperkingen kent. Het is daarom niet mogelijk om met zekerheid een uitspraak te doen over het concrete aantal vreemdelingen dat zonder rechtmatig verblijf in Nederland woonachtig is.

Vraag 512

Waarom wordt de subsidie van meldpunt discriminatie internet stopgezet als u dit zo’n belangrijk punt vindt?

Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan MiND onverkort te blijven verlenen. Ik ben voornemens om de aan MiND verleende subsidies af te bouwen naar € 0, waarbij afbouw voor MiND zal plaatsvinden in 3 jaar. Dit betekent dat voor MiND in 2017 nog tweederde deel van het oorspronkelijke budget beschikbaar zal zijn, te weten een bedrag van € 46.667. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 513

Waarom wordt er bezuinigd op de NVvR? In hoeverre deelt u de mening dat deze vereniging zich op goede en constructieve wijze inzet voor de rechtspraak?

Ik waardeer de inzet van de NVvR op vele terreinen die de rechtspraak raken. Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de NVVR, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker. Voor de NVvR betekent dit een voorgenomen korting op de subsidie van € 277.000. Overigens zal ik geen korting toepassen op de jaarlijkse bijdrage van € 100.000 aan de huisvestingskosten van de NVvR.

Vraag 514

Klopt het dat het subsidiegeld van de NVvR niet naar vakbondstaken gaat en het argument dat vakbonden zichzelf moeten bedruipen daarmee niet op kan gaan? Zo nee, waarom niet?

De huidige subsidieregeling met de NVvR is van kracht sinds 2009. De NVvR ontvangt jaarlijks van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een subsidie in de vorm van een lumpsumbedrag. Het subsidiebedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die de vereniging maakt en is voornamelijk bestemd voor activiteiten in haar rol als beroepsvereniging. De NVvR bepaalt met haar leden de specifieke activiteiten die zij organiseert en ook hoeveel mensen zij in dienst neemt.

Vraag 515

Waarom wordt er gekort op de NVvR, terwijl op pagina 72 van de subsidie-evaluatie van de NVvR in 2013 staat aangegeven dat respondenten vanuit het ministerie aangeven de adviezen van de NVvR als waardevol te beschouwen, ongeacht de inhoud van het advies, en dat zelfs als zij het inhoudelijk niet eens zijn met de lijn van de NVvR, het van belang is om te weten hoe de magistraten zelf tegen het wetsvoorstel aankijken?

Ik ben op de hoogte van de subsidie-evaluatie van de NVvR die in 2013 is uitgevoerd. Ik waardeer de inzet van de NVvR op vele terreinen die de rechtspraak raken. Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de NVVR, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 516

Hoe staat de korting van 277.000 euro op de subsidie van de NVvR in verhouding tot de aangekondigde evaluatie in 2018 van de subsidie aan de NVvR? Waarom wordt er niet op deze evaluatie gewacht?

Elke 5 jaar wordt een subsidie geëvalueerd op doelmatigheid en doeltreffendheid.

De voorgenomen korting in 2017 staat echter los van de evaluatie die in 2018 moet plaatsvinden. Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de NVVR, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 517

In hoeverre zijn de lopende werkzaamheden van de NVvR op het gebied van de kwaliteit van rechtspraak, de evaluatie van de Herziening Gerechtelijke kaart, het project KEI, de juridische advisering ten aanzien van de Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak (Kamerstuk 34 389 ) en de toegankelijkheid van de rechtspraak meegewogen in het oordeel om de NVvR eventueel te korten met 277.000?

Dat is meegewogen, maar het kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger en de rechtsstaat sterker maken. Met de NVvR wordt gesproken over de gevolgen van de korting op de subsidie voor haar taken.

Vraag 518

In hoeverre is de maatschappelijke rol van de NVvR meegewogen in het oordeel om deze vereniging te korten met 277.000?

Dat is meegewogen, maar het kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger en de rechtsstaat sterker maken. Met de NVvR wordt gesproken over de gevolgen van de korting op de subsidie voor haar taken.

Vraag 519

Klopt het dat de NVvR jaarlijks voldoet aan een generieke korting van 8,9% ten opzichte van het subsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar? Klopt het dat de NVvR daar bovenop extra gekort wordt met 277.000 euro? Is deze korting gelijk aan andere instituties die subsidie ontvangen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Waarom wordt de NVvR onevenredig gekort?

De Rijksbrede efficiencytaakstelling die met ingang van 2016 (3,2%) geldt en oploopt naar 8,9% structureel vanaf 2018 is ook van toepassing bij de NVvR. De voorgenomen korting op de subsidie van de NVvR voor 2017 komt hier bij.

Deze korting is niet gelijk aan de subsidiekorting van andere instituties die subsidie ontvangen van mijn ministerie. Het merendeel van de subsidies wordt beëindigd of in 3 jaar afgebouwd. De NVvR is een van de vijf organisaties, waarvan de subsidie niet volledig wordt afgebouwd.

Vraag 520

Klopt het dat er in 2017 een daling van 277.000 euro geraamd is voor subsidie aan de NVvR, terwijl eveneens de subsidie aan de NVvR wordt herzien na de in 2018 geplande evaluatie? Wanneer vindt de herziening van de subsidie aan de NVvR plaats en vindt desondanks de in 2017 geplande korting al plaats?

Elke 5 jaar wordt een subsidie geëvalueerd op doelmatigheid en doeltreffendheid.

De voorgenomen korting in 2017 staat echter los van de evaluatie die in 2018 moet plaatsvinden. Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de NVVR, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 521

Bent u op de hoogte van de subsidie-evaluatie van de NVvR in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in 2013 waaruit blijkt dat de subsidie als doeltreffend en doelmatig mag worden beschouwd? Kunt u aangeven hoe de NVvR het budget besteedt dat zij als subsidie ontvang?

Ja, daarvan ben ik op de hoogte. De subsidie die aan de NVvR wordt verstrekt, wordt door de NVvR voornamelijk besteed aan de activiteiten die zij verricht in haar rol als beroepsvereniging voor rechterlijke ambtenaren, alsmede aan tegemoetkomingen aan functionele autoriteiten, waarbij rechterlijke

ambtenaren werkzaam zijn die (met die functionele autoriteiten overeengekomen) werkzaamheden verrichten ten behoeve van de NVvR.

Vraag 522

Waarom wordt er in 2017 al een daling van 277.000 euro geraamd voor subsidie aan de NVvR, terwijl elders in de begrotingstoelichting staat dat de subsidie aan de NVvR wordt bezien na de in 2018 geplande evaluatie?

Elke 5 jaar wordt een subsidie geëvalueerd op doelmatigheid en doeltreffendheid. De voorgenomen korting in 2017 staat echter los van de evaluatie die in 2018 moet plaatsvinden. Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan de NVVR, onverkort te blijven verlenen. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 523

Waarom wordt de subsidie voor de Stichting Maatschappelijke Veiligheid Politie afgebouwd?

In 2015 heb ik besloten de subsidie voor de Stichting Maatschappij en Veiligheid (SMV) in drie jaar af te bouwen. Dit als gevolg van de schaarse middelen op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie gecombineerd met het feit dat de SMV geen onderzoek of taken uitvoert in opdracht van mijn ministerie of ten behoeve van mijn ministerie. Het Kabinet heeft er voor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 524

Hoe hoog is de subsidie voor Sektesignaal de komende jaren? Klopt het dat deze wordt afgebouwd? Zo ja, wat is daarvan de reden en is bij de afweging het grote belang van dit meldpunt in de aanpak van sektes meegenomen?

Ik heb met ingang van 2017 onvoldoende middelen beschikbaar op mijn begroting om alle aangevraagde subsidies en bijdragen, waaronder de subsidie aan Sektesignaal onverkort te blijven verlenen. Ik ben voornemens om de aan Sektesignaal verleende subsidies af te bouwen naar € 0, waarbij afbouw zal plaatsvinden in 2 jaar. Dit betekent dat het budget voor Sektesignaal in 2017 zal worden gehalveerd tot € 51.500. Het Kabinet heeft ervoor gekozen om fors te investeren in de Nationale politie, het NFI, het OM en de Rechtspraak. Dit zijn publieke voorzieningen die Nederland veiliger maken en de rechtsstaat sterker.

Vraag 525

Hoe hoog is de subsidie voor de Fraudehelpdesk de komende jaren? Hoeveel euro draagt het Ministerie van Economische Zaken daaraan bij? Indien de subsidie gewijzigd is ten opzichte van voorgaande jaren, wat is daar de reden van?

De subsidie voor de Fraudehelpdesk bedraagt in 2017 € 1 miljoen. Hiervan is € 750.000,- afkomstig van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en € 250.000 van het Ministerie van Economische Zaken. De subsidie blijft hiermee gelijk aan de subsidie in voorafgaande jaren.

Vraag 526

Wanneer kan er inzicht worden gegeven in de resultaten van het verbetertraject «V&J verandert»?

Voor het programma VenJ Verandert worden meerdere jaren uitgetrokken, omdat het veranderen van ingesleten patronen en werkwijzen tijd vergt. Ook kunnen resultaten, in een complexe omgeving als VenJ, niet één op één worden toegeschreven aan interventies van het veranderprogramma.

Om meer zicht te krijgen op het veranderproces, is een verandermonitor in voorbereiding. In deze monitor wordt inzicht gegeven in hoeverre medewerkers, stakeholders en de maatschappij de veranderingen bij VenJ merken en hoe zij deze waarderen. Voor medewerkers komt dit bovenop de reguliere medewerkersonderzoeken die binnen VenJ worden georganiseerd. In het eerste kwartaal van 2017 zijn de eerste resultaten van de verandermonitor bekend. Hierover wordt de Tweede Kamer bij de verantwoordingsrapportage van VenJ geïnformeerd. Gedurende het veranderprogramma wordt de monitor periodiek herhaald

Vraag 527

Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot ICT-vernieuwing binnen de politieorganisatie? Welke onderdelen van de politieorganisatie werken nog met ICT-systemen waarvan is aangekondigd dat deze vervangen zouden worden?

De in het rapport «Inzicht in de omvang van het personele en materiële budget nationale politie 2016 – 2020» aanbevolen prioriteitsvolgorde wordt betrokken bij de opstelling van IV-portfolio 2017 e.v. Deze prioriteitsvolgorde luidt: (1) basis op orde, (2) rationalisatie, (3) eigen beheerde omgeving, (4) vernieuwing Aanvalsprogramma en (5) overige vernieuwing. De IV-portfolio 2017 wordt eind dit jaar door mij vastgesteld. Bij vernieuwing is het vooral zaak om besparingen te bereiken door oude systemen te vervangen door moderne en efficiënte toepassingen. Door verlaging van de structurele lasten voor beheer ontstaat ruimte voor vernieuwing. Hierbij kan gedacht worden aan de basisvoorziening handhaving (BVH) met satellieten voor o.a. doelgroepenregistratie. Bij de voortgangsrapportage vorming nationale politie wordt u nader geïnformeerd over de voortgang van de IV en in het bijzonder het Aanvalsprogramma.

Vraag 528

Hoe zijn de prioriteiten voor de nationale politie gekoppeld aan het beschikbare budget dat aan de nationale politie beschikbaar wordt gesteld?

Met het toezenden van het beheerplan, gelijktijdig met de begroting van de politie, wordt reeds meer inzicht gegeven in de samenhang en in de hoofdlijnen van het beheer van de politie. De koppeling bestaat eruit dat in het beheerplan is aangegeven welke prioriteiten ik stel in de bedrijfsvoering en organisatie van de Nationale politie en in de begroting is aangegeven binnen welke budgettaire kaders dat dient te gebeuren. Daarnaast loopt het proces om het beheerplan en de begroting van de politie verder te integreren en transparanter te maken. Ik maak daarbij zoals eerder aan uw Kamer gemeld het voorbehoud dat er als gevolg van de bekostigingswijze van de politie geen één op één koppeling is te maken tussen de landelijke beleidsdoelstellingen, beheerdoelstellingen en de beschikbare middelen.

Vraag 529

Hoe wordt de scheiding van beleid (kaders, financiën, wet) en uitvoering (multidisciplinaire samenwerking, uitvoering binnen kaders) precies bereikt dan wel vorm gegeven?

Als deze vraag ziet op de verhouding tussen de Minister en de korpschef dan kan worden aangegeven dat het aan de Minister is om de kaders te stellen ten aanzien van de politie, onder andere door het vaststellen van de begroting en het beheersplan en dat het aan de korpschef is om uitvoering te geven aan beleid binnen deze kaders.

Mocht de vraag zien op de scheiding tussen beleid en uitvoering ten aanzien van beheer en bedrijfsvoering binnen de politieorganisatie dan is de uitvoering belegd binnen het Politiedienstencentrum en is het beleid ten aanzien van de uitvoering belegd bij de stafdirecties.

Vraag 530

Hoeveel politieagenten telt Nederland?

De operationele sterkte op 31 december 2015 bedroeg 50.509 FTE.

Vraag 531

Hoeveel verdient een beginnend politieagent? Hoeveel verdient een ervaren politieagent?

De beginnend agent (schaal 7) verdient bruto ca. € 30.000. Het bruto salaris van de ervaren agent (schaal 8) bedraagt ca. € 52.000.

Vraag 532

Kunt u toelichten of en waarom de verhoging van de wijkagentfunctie in 2017 incidenteel of structureel van karakter is?

De bezetting van de wijkagentfunctie wordt structureel verhoogd. Niet de omvang van het aantal wijkagenten.

Vraag 533

Hoe worden het risico op kwantitatieve en kwalitatieve over- en onderbezetting bij de eenheden en het niet (of later) behalen van de besparingsdoelstellingen financieel en beheersmatig opgevangen?

Bij het opstellen van de begroting en de begrotingsuitvoering wordt uitgegaan van de verwachte bezetting, inclusief kwantitatieve en kwalitatieve over- en onderbezetting. De begroting houdt hier dus rekening mee en is sluitend.

Beheersmatig leidt kwantitatieve en kwalitatieve onderbezetting tot een hogere externe inhuur om noodzakelijk werk in met name de bedrijfsvoering desondanks gedaan te krijgen.

De begroting houdt ook rekening met de lasten van deze hogere externe inhuur en is sluitend.

Vraag 534

Hoe kan worden verklaard dat er sprake is van een financieel duurzame begroting van de politie terwijl in het ontwerpbeheerplan 2017 staat dat het ambitieniveau voor de prestaties een voortdurend risico is?

De begroting bevat de benodigde middelen om de op dit moment vastgestelde voornemens, inclusief de herijking van het reorganisatieplan, uit te voeren.

In het Beheerplan 2017 wordt erop gewezen dat ontwikkelingen die aanleiding kunnen geven tot een hoger ambitieniveau en een vraag om meer prestaties een risico vormen.

Als de roep om een hoger ambitieniveau en de vraag om meer prestaties zich voordoet dan wordt dit in de P&C-cyclus van de Politie tijdig gesignaleerd en van een oplossing voorzien.

Vraag 535

Hoe kan het door de Algemene Rekenkamer geconstateerde verschil op de begroting van de politie worden verklaard, namelijk tussen 5,3 miljard en 5,5 miljard euro? Hoe kan het verschil van 200 miljoen euro worden verklaard?

De post artikel 31 Nationale politie kent een omvang van afgerond € 5,3 miljard. Het bedrag van afgerond € 5,5 miljard bevat alle posten van artikel 31.

Vraag 536

Hoeveel politiebureaus zijn er nu en hoeveel politiebureaus zijn er beoogd in 2021?

Per november 2016 heeft de politie 621 locaties in het basisteamsegment die voor het publiek toegankelijk zijn. De geleidelijke afname van het aantal politielocaties is onderdeel van het Strategisch Huisvestingplan (SHP) van de politie en loopt door na 2025. In eerdere communicatie, zowel met de Tweede Kamer als in het toenmalige Artikel 19-overleg (het huidige LOVP), is aangegeven dat de politie via het SHP toewerkt naar 575 politielocaties in het basisteamsegment na 2025. Hierbij is aangegeven dat deze beweging gefaseerd, zorgvuldig en in samenhang met de dienstverlening van de politie zal worden vormgegeven.

Vraag 537

Er gaat 221 miljoen euro naar de prestaties van de politie. Om welke prestaties gaat het?

De aanvullende 221 mln. zijn, blijkens het rapport van PWC, nodig om de reeds aan de politie opgedragen beleidsvoornemens te kunnen uitvoeren.

Vraag 538

Wat is, in percentages, de verwachte uitstroom binnen de politieorganisatie voor de komende vijf jaren?

Uitstroom % operationele sterkte (incl. aspiranten):

2017: 3,15

2018: 3,39

2019: 4,06

2020: 4,46

2021: 4,78

Uitstroom % operationele sterkte (excl. aspiranten):

2017: 3,01

2018: 3,19

2019: 3,89

2020: 4,33

2021: 4,68

De jaarlijkse uitstroom uit de operationele sterkte wordt gecompenseerd met jaarlijks nieuwe instroom van aspiranten en zij-instroom (HBO) en leidt via een daalpad naar de met uw Kamer afgesproken doelsterkte van 49.802 fte.

Vraag 539

Wordt er rekening mee gehouden dat de agenten die geen nachtdiensten etc. meer draaien, wel tot de sterkte meegerekend worden? Zo ja, is dit realistisch?

De definitie van de operationele sterkte is gebaseerd op het aantal fte dat de politie in dienst heeft. Op deze wijze is consequent aan uw Kamer gerapporteerd over de operationele sterkte. De inzetbaarheid (op functies en in roosters) wordt naast de ontheffing van nachtdiensten door meerdere factoren bepaald, zoals ziekteverzuim en het volgen van een opleiding.

Vraag 540

Wat is het percentage externe inhuur bij de nationale politie, zowel als in fte als in personeelskosten?

Het bedrag voor externe inhuur van derden in de jaarrekening 2015 is € 182.351.000 en in de begroting 2017 € 148.000.000.

Dat laatste is 3,2% van de totale personeelslasten.

Het aantal fte aan externe inhuur personeel wordt niet geregistreerd.

Vraag 541

Welk percentage van hun tijd besteden aspiranten gemiddeld aan studie-gerelateerde activiteiten en dragen zij niet bij aan de operationele sterkte van de politie?

Aspiranten tellen volledig mee bij de bepaling van de operationele sterkte.

Operationele sterkte zegt niets over de inzetbaarheid. Inzetbaarheid hangt af van allerlei factoren als opleidingen of ziekteverzuim.

Vanwege het duale leerstelsel (werkend leren) zijn aspiranten tijdens hun opleiding voor een deel inzetbaar. Ze besteden gemiddeld circa 60% van hun tijd aan hun opleiding.

Vraag 542

Op basis van welke prioriteiten en welke behoefte is de politiesterkte van 50.749 fte in de begroting voor het jaar 2017 gebaseerd?

De in de begroting opgenomen gemiddelde operationele sterkte van 50.749 FTE is de verwachte gemiddelde bezetting in 2017. Deze bezetting ligt hoger dan de afgesproken en in het Inrichtingsplan opgenomen formatie van 49.802.

De behoefte aan politiezorg zal altijd groter zijn dan de beschikbare politiesterkte. De laatste vormt onvermijdelijk wel het uitgangspunt voor de inzet van de politie en de prioriteiten die daarin gesteld worden.

Vraag 543

Is het naar aanleiding van de bijkomende personeelskosten voor woon- werkverkeer dat agenten tegenwoordig dagelijks deze ritten moeten invullen en wat is het effect hiervan op de administratieve lasten en kosten voor de verwerking?

Per 1 juli 2016 is er een nieuwe vorm van declareren van woon-werkverkeer ingevoerd binnen de NP. Die inderdaad behelst dat woon- werkverkeer dagelijks, op basis van de werkelijk gereisde kilometers, kan worden gedeclareerd. De medewerker heeft na afloop van de reismaand 3 maanden de tijd om de declaratie in te voeren en hoeft dit dus niet dagelijks te doen.

Dit is onderdeel van de harmonisatie van de declaratie van woon- werkverkeer. Voorheen hadden alle (voormalige) korpsen een eigen manier. Nu is er 1 manier en 1 systeem voor het hele korps.

De reisafstand en vergoeding staan vooraf ingevuld in het systeem en de medewerker hoeft alleen een vinkje te zetten achter de dagen dat hij gewerkt heeft.

Vraag 544

Hoeveel politievoertuigen zijn er nu en hoeveel politievoertuigen zijn er beoogd in 2021?

Er zijn momenteel een kleine 12.000 gemotoriseerde politievoertuigen en motorfietsen bij de politie in gebruik. Dit aantal is exclusief de dienstvoertuigen in gebruik bij de politieacademie en de afgeschermde dienstvoertuigen.

Het beoogd aantal dienstvoertuigen in 2021 is afhankelijk van interne en externe ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling naar vervoers- en mobiliteitsmanagement. De in 2017 door politie te ontwikkelen Visie op Vervoer dient antwoord te geven op de vraag op welke wijze de politie optimaal invulling kan geven aan haar vervoersbehoefte in 2020–2025 en welke doelstellingen zij hiertoe de komende periode dient te realiseren.

Vraag 545

Hoeveel budget is in 2017 uitgetrokken voor ICT-vernieuwing bij de politie?

De in het rapport «Inzicht in de omvang van het personele en materiële budget nationale politie 2016 – 2020» aanbevolen prioriteitsvolgorde wordt betrokken bij de opstelling van IV-portfolio 2017 e.v. Deze prioriteitsvolgorde luidt: (1) basis op orde, (2) rationalisatie, (3) eigen beheerde omgeving, (4) vernieuwing Aanvalsprogramma en (5) overige vernieuwing. In het rapport is een maximale absorptiecapaciteit voor vernieuwing bepaald welke overeenkomt met een budgetplafond voor vernieuwing van ca. € 134 mln. excl. personeel in 2017.

Vraag 546

Hoe groot schat u de kans dat de eigen reserve van de nationale politie aangevuld moet worden? Hoe wordt de Kamer hierbij betrokken?

Door middel van het onderzoek van PWC is in kaart gebracht wat de noodzakelijke omvang van het financiële kader van de politie moet zijn, om haar in staat te stellen de vastgestelde beleidsvoornemens uit te voeren. Dit bedrag is door dit kabinet in haar volledigheid aan de politie ter beschikking gesteld. Dit stelt de nationale politie in staat om vanaf 2017 financieel gezond haar werk te kunnen doen en daarnaast te bouwen aan versterking van haar algemene reserve. Betrokkenheid van uw kamer vindt plaats middels de reguliere besluitvormingsmomenten zoals voorjaarsnota en miljoenennota.

Vraag 547

Deelt u de zorg van de Algemene Rekenkamer dat de nationale politie (financiële) risico's loopt, met name bij de kwantitatieve en kwalitatieve over- en onderbezetting bij de eenheden (o.a. bij de Politieacademie en het politiedienstencentrum) en het niet of later behalen van de besparingsdoelstellingen (bij de Landelijke Meldkamer Organisatie)?

Ik heb u eerder aangegeven dat ik de reorganisatie van de nationale politie een majeure operatie vindt. Bij een dergelijke majeure operatie horen risico’s van verschillende aard. Deze risico’s zijn door de politie in kaart gebracht, o.a. in de risicoparagraaf bij de begroting.

De korpschef stuurt op beheersing van die risico’s, het Ministerie van VenJ op haar beurt monitort dit, o.a. door maandelijks financiële rapportages en driemaandelijkse financiële- en beheersrapportages.

Met betrekking tot de besparingsdoelstellingen bij de landelijke meldkamerorganisatie kan ik het volgende melden: In het Algemeen Overleg Nationale Veiligheid van 10 november heb ik uw Kamer reeds gemeld dat er een onderzoek loopt om te bepalen of de taakstelling realistisch is. Op basis van de onderzoeksresultaten zal ik u hierover begin volgend jaar nader informeren.

Vraag 548

Op welke wijze worden de genoemde risico's in de risicoparagraaf van de ontwerpbegroting 2017–2021 van de nationale politie opgevangen binnen de ontwerpbegroting 2017 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie?

Op het voorkomen en beheersen van de risico’s in de ontwerpbegroting 2017–2021 van de Politie wordt gestuurd in de P&C-cyclus.

Onderdeel van de P&C-cyclus zijn financiële management- en beheerrapportages. Hiermee wordt de uitvoering van de voornemens gevolgd en vindt bijsturing plaats.

Financiële tegenvallers worden tijdig gesignaleerd en van een oplossing voorzien in de P&C-cyclus.

Vraag 549

Waarom is de risicoparagraaf van de begroting van de nationale politie niet gekwantificeerd?

Risico’s die daadwerkelijk zijn in te schatten en te kwantificeren worden in de begroting zelf verwerkt. De risicoparagraaf bevat de risico’s die denkbaar zijn, maar in omvang en optreden niet realistisch zijn te schatten en te kwantificeren. Middels managementrapportages wordt op deze risico’s gestuurd.

Vraag 550

Wat is het huidige percentage ziekteverzuim binnen de politieorganisatie?

Het (12-maandelijks gemiddelde) ziekteverzuimpercentage bij de politieorganisatie is 7,0% (peildatum 1 september 2016).

Vraag 551

Kunt u toelichten hoeveel eigen vermogen de Rvdr nog gaat aanwenden om het programma KEI verder te ontwikkelen en in te voeren?

Voor KEI is een inschatting van de financiële consequenties gemaakt in een business-case. Daarin zijn kosten en besparingen en maatschappelijke baten uitgewerkt.

Mede op basis van deze businesscase heb ik bij nota van wijziging bij de begroting 2016 € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel van 2017 beschikbaar gesteld aan de Rechtspraak ten behoeve van het programma KEI.

Daarbovenop is in het Prijsakkoord 2017–2019 additioneel een bedrag van € 21 mln. in 2017, € 18 mln. in 2015 en € 10 mln. in 2019 beschikbaar gesteld voor dit programma. Dit zijn substantiële bedragen. Ik ga ervanuit dat dit afdoende is om de KEI-wetgeving de komende jaren succesvol te implementeren. Ik heb op dit moment geen inzicht óf en zo ja, in hoeverre het eigen vermogen van de Rechtspraak aanvullend zal moeten worden aangesproken. In het voorjaar van 2017 wordt een actualisatie van de business case KEI verwacht.

Vraag 552

Wanneer verwacht u het eigen vermogen van de Rvdr aan te moeten vullen? Wanneer gaat u de Kamer daarover informeren?

Bij nota van wijziging bij de begroting 2016 heb ik € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel van 2017 beschikbaar gesteld aan de Rechtspraak ten behoeve van het programma KEI.

Daarbovenop zijn in het Prijsakkoord 2017–2019 additioneel middelen verstrekt voor de professionele standaarden, KEI en de gevolgen van wet- en regelgeving. Dit zijn substantiële bedragen. Ik ga er vanuit dat dit afdoende is om te voorkomen dat de Rechtspraak al zijn reserves moet uitputten. De stand van het eigen vermogen wordt jaarlijks door middel van het jaarverslag, inclusief jaarrekening, van de Rechtspraak bekend gemaakt. De Raad zendt het jaarverslag naar mijn ministerie. Ik zend het jaarverslag vervolgens onverwijld door aan beide Kamers.

Vraag 553

In hoeveel gevallen worden WAHV-zaken in hoger beroep gegrond verklaard?

In het Algemeen Overleg over de rechtspraak van 29 september jl. heb ik u voor de begrotingsbehandeling een brief toegezegd over de achtergrond van de te onderzoeken maatregel tot invoering van een bezwaarheffing in WAHV-zaken. Deze vraag wordt bij die brief meegenomen.

Vraag 554

Kan worden aangegeven of het aantal klachten toeneemt of afneemt en hoe vaak deze gegrond en ongegrond worden verklaard?

Volgens opgave van de Raad voor de rechtspraak schommelt het aantal klachten, dat de Commissies van Toezicht voor het gevangeniswezen behandelen, de afgelopen jaren tussen de 24.000 en 27.000. In 2015 is van deze klachten 8% gegrond of deels gegrond verklaard en 22% ongegrond verklaard. De overige klachten waren onder andere niet ontvankelijk, ingetrokken (eventueel na bemiddeling), overgedragen of afgedaan na rogatoir verzoek.

Vraag 555

Komt u tegemoet aan de bijstelling van in totaal met 87 miljoen euro om aan de verwachte instroom van zaken te kunnen verwerken en de kwaliteit te kunnen waarborgen?

Ja. Mijn bijdrage aan de Rechtspraak voor het jaar 2017 is gebaseerd op het Prijsakkoord 2017–2019 en het volume is gebaseerd op de instroomraming van het Prognosemodel Justitiële ketens, behoudens een begrotingstechnische afwijking, zoals is vermeld op pagina 41 van de begroting. Deze afwijking houdt verband met het prijseffect van de procedurerichtlijn asiel. Deze is nog niet meegenomen in afwachting van de uitkomsten van een evaluatie.