Vastgesteld 7 november 2016
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de brief van 20 september 2016 inzake het Deltaprogramma 2017. Werk aan de delta. Opgaven verbinden, samen op koers (Kamerstuk 34 550 J, nr. 4).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 november 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Van Dekken
De adjunct-griffier van de commissie, Jansma
Vraag 1
Welke plaats heeft waterkwaliteit in het Deltaprogramma? Op welke wijze wordt in het Deltaprogramma uitvoering gegeven aan de aangenomen motie-Jacobi c.s. (Kamerstuk 34 000 J, nr. 16) over een Deltaplan Zoet Water en Waterkwaliteit?
Antwoord 1
Het Deltaprogramma Zoetwater geeft op nationaal en regionaal niveau invulling aan de opgave voor de zoetwatervoorziening. Hierbij spelen waterkwaliteitsvraagstukken als verzilting, verdroging van natuurgebieden, en «indikking» van chemische stoffen tijdens laag water in de rivieren. De waterkwaliteitsopgave in Nederland is breder dan deze vraagstukken, het gaat om het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water en nieuwe opgaven op het gebied van medicijnresten en microplastics. Daarom heb ik naar aanleiding van de motie Jacobi c.s. (Kamerstuk 34 000 J, nr. 16) initiatief genomen voor de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. Hierin werken Rijk, regionale overheden, bedrijfsleven, zorgsector en maatschappelijke organisaties samen aan de overkoepelende ambitie voor voldoende chemisch schoon en ecologisch gezond water voor duurzaam gebruik. Het beperken en tegengaan van nutriënten/mest, gewasbeschermingsmiddelen en medicijnresten in het grond- en oppervlaktewater zijn in de Delta-aanpak benoemd als bestuurlijke prioriteiten. Daarnaast wordt extra aandacht gevraagd voor de bronnen van drinkwater en de waterkwaliteitsproblemen in de grote wateren. In de Delta-aanpak worden, naast de prioriteiten, relevante lopende trajecten gevolgd, om vanuit het geheel te sturen op samenhang en voortgang. Het Deltaprogramma Zoetwater is één van deze lopende trajecten.
Vraag 2
Hoe verhouden de Gebiedsoverleggen van het Deltaprogramma zich tot de Bestuurlijk Overleggen MIRT
Antwoord 2
Het Deltaprogramma kent een combinatie van nationale regie – door de deltacommissaris en de Stuurgroep Deltaprogramma – en een regionale uitwerking en uitvoering van de deltabeslissingen en voorkeurstrategieën in de regionale Deltaprogramma’s. Deze regionale programma’s hebben enkele malen per jaar hun eigen een bestuurlijk overleg («Gebiedsoverleg») om hieraan richting en sturing te geven, met name op het vlak van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Het gebiedsoverleg houdt daarbij vinger aan de pols ten aanzien van de voortgang van de voorkeursstrategie en adviseert hierover jaarlijks aan de deltacommissaris ten behoeve van het jaarlijkse deltaprogramma. Het Gebiedsoverleg kan daarbij ook adviseren om de voorkeursstrategie aan te passen op basis van nieuwe inzichten.
In de Bestuurlijke Overleggen MIRT overleggen het Rijk en de regio’s over ontwikkelingen en investeringen in het domein van ruimte en infrastructuur in de volle breedte. Daarbij kunnen de waterthema’s uit het Deltaprogramma aan de orde komen en kunnen ook waterschappen desgewenst bij het BO MIRT aansluiten. Dergelijke thema’s zijn met name relevant voor de MIRT tafel indien de uitwerking van de wateropgave ruimtelijke effecten op gebiedsniveau heeft (bijvoorbeeld de rivierverruimingsprojecten langs de Maas), dan wel dat er een relatie is met infrastructuur (bijvoorbeeld de Afsluitdijk die ook wegen, bruggen en sluizen kent).
Vraag 3
Hoe ziet het concept van gedeeld eigenaarschap bij het benutten van meekoppelkansen bij waterveiligheid er precies uit en kunnen daarbij ook de verschillen in financiële verantwoordelijkheid toegelicht worden?
Antwoord 3
Gedeeld eigenaarschap bij het benutten van meekoppelkansen krijgt in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) vorm door samen met andere overheden de mogelijkheden te benutten om de versterkingsopgave te combineren met ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. Een hoge mate van gedeeld eigenaarschap ontstaat indien partijen gezamenlijk ervoor kiezen om een project uit te gaan (laten) voeren waarin maatregelen zijn opgenomen om verschillende belangen tegelijkertijd te dienen. Meekoppelkansen staan op de agenda tijdens de jaarlijkse consultatie van het concept-HWBP en de bespreking daarvan in de gebiedsoverleggen van het Deltaprogramma. Ook tijdens de verkennings- en planuitwerkingfase komen meekoppelkansen van de omgeving in beeld. Als meekoppelkansen zich voordoen dan moeten ook financiële afspraken worden gemaakt. De verdeling van kosten zal in de regel conform de verdeling van verantwoordelijkheden en belangen zijn. Zo worden de kosten van een sobere en doelmatige versterkingsmaatregel door de keringbeheerder gefinancierd vanuit het HWBP. Kosten van maatregelen ten behoeve van andere belangen moeten gefinancierd worden uit andere bronnen van de betreffende belanghebbende partijen.
Vraag 4
Waar heeft de internationale aandacht voor het project Lent concreet toe geleid en welke initiatieven zijn genomen om er een exportproduct van te maken?
Antwoord 4
Als één van de iconische Ruimte voor de Rivier projecten ontvangt het project Lent sinds 2012 gemiddeld 35 internationale delegaties per jaar. De delegaties zijn o.a. afkomstig uit Groot-Brittannië, Tanzania, Bangladesh, de VS en Iran, en geïnteresseerd in zowel het concept Ruimte voor de Rivier als de governance aanpak van het programma. Ter gelegenheid van het EU-voorzitterschap, is ook een virtueel bezoek aan het project Lent (door middel van virtual reality) ontwikkeld. Daarnaast wordt het programma veelvuldig gevraagd om de Ruimte voor de Rivier aanpak te presenteren op bijeenkomsten van de Wereldbank. Op diverse internationale evenementen, zoals Delta’s in Times of Climate Change, International Waterweek, Innovation Expo heeft Ruimte voor de Rivier expertise gedeeld over het project Lent met internationale bezoekers. Ook hebben Ruimte voor de Rivier en het project Lent actief meegewerkt aan de verscheidene internationale publicaties over het project.
Deze internationale aandacht heeft verschillende kansen gecreëerd voor het Nederlands bedrijfsleven. Samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Topsector Water worden Ruimte voor de Rivier projecten als Lent ingezet voor het introduceren van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland, zoals bij de Dutch Dialogues in de VS. Door deze dialogues konden Nederlandse bedrijven in direct contact komen met Amerikaanse overheden. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat en het Nederlandse bedrijfsleven dit jaar op initiatief van WATERFRONToronto een peer review van het Toronto Riverside project uitgevoerd.
Vraag 5
Op welke wijze dragen «slimme combinaties», als vorm van meerlaagsveiligheid, bij aan kostenbesparing binnen het Deltaprogramma?
Antwoord 5
Een slimme combinatie vormt naast dijkversterking of rivierverruiming een maatregel om aan de eisen voor waterveiligheid te voldoen. Of een slimme combinatie in de praktijk leidt tot kostenbesparing is nog niet bekend. Het zal in elk geval wel leiden tot kostenverschuiving. Minder geld naar laag 1 (preventie) en meer naar laag 2 en 3 (ruimtelijke inrichting en crisisbeheersing). Wanneer een slimme combinatie goedkoper zou blijken te zijn dan andere maatregelen (zoals dijkversterking) om het gewenste beschermingsniveau tegen overstroming te bereiken, ontstaat een kostenbesparing binnen het Deltaprogramma. Naar verwachting kan dit voor een beperkt aantal locaties aan de orde zijn. Het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) geeft aan dat er voor tien tot twintig dijktrajecten waar het Lokaal Individueel Risico (LIR) bepalend is voor de norm, kansen zijn voor kosteneffectieve slimme combinaties. Ook specifieke lokale omstandigheden (bv. aanwezigheid van secundaire keringen) kunnen kansen bieden voor kosteneffectieve slimme combinaties. Behalve vanwege kostenbesparing, zijn slimme combinaties ook het overwegen waard wanneer plannen voor dijkversterking of rivierverruiming op grote maatschappelijke weerstand stuiten.
Vraag 6
Verwacht u dat de evaluatie die bepaalt of er een actieplan Stedelijk Waterbeheer komt, voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Water van 14 november 2016 beschikbaar zal zijn?
Antwoord 6
Nee, de evaluatie loopt nog en is naar verwachting eind van dit jaar klaar. De uitkomsten zullen worden meegenomen in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie dat, als onderdeel van het Deltaprogramma 2018, volgend jaar op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd.
Vraag 7
Hoe zet de rijksoverheid zich in om te zorgen dat ondernemers voldoende zoet water tot hun beschikking hebben voor een betaalbare prijs?
Antwoord 7
Het Rijk zet zich hier voor in binnen het Deltaprogramma Zoetwater. Het doel van het Deltaprogramma Zoetwater is een duurzame zoetwatervoorziening die economisch doelmatig is. Met het Deltaplan Zoetwater investeert het Rijk 150 mln. euro in concrete maatregelen, zoals capaciteitstoename van de aanvoer naar West Nederland. De regio investeert zelf 260 mln. euro in het plan.
Met de investeringen blijft het niveau van de zoetwatervoorziening op orde en wordt op een aantal plaatsen beter. Net als nu kunnen er perioden optreden van extreme droogte waarbij een zekere schade moet worden geaccepteerd. Bij snelle klimaatverandering kan de schade dusdanig toenemen dat het economisch uit kan om ingrijpender maatregelen te nemen. Het Deltaprogramma houdt wat dit betreft de vinger aan de pols via een adaptieve aanpak. De prijs blijft vooralsnog op een vergelijkbaar niveau als nu. De besluitvorming over extra investeringen voor de volgende fase van het Deltaplan Zoetwater (2022–2028) zal zover als mogelijk gebeuren op basis van een kosten-batenanalyse. Er zal dan ook worden gekeken naar de kostenverdeling. Een betaalbare prijs hangt immers af van het geheel van kosten en baten.
Vraag 8
Hoe verhouden de kosten van de innovatieve uitklapbare waterkering bij Spakenburg zich tot andere soortgelijke projecten?
Antwoord 8
Het realiseren van een innovatieve uitklapbare waterkering op een schaalgrootte als bij Spakenburg is in Nederland nog niet eerder voorgekomen. Er is dan ook beperkt vergelijkingsmateriaal beschikbaar. Het is ten opzichte van een reguliere dijkversterking in Spakenburg een doelmatige oplossing, met een voor de omgeving veel acceptabeler inpassing dan een klassieke dijkversterking. Een klassieke dijkversterking in het centrum van Spakenburg heeft een veel groter ruimtebeslag en zou het historisch dorpsgezicht ernstig aantasten.
Vraag 9
In hoeverre is bij de aanleg van een afsluitbare doorgang, te weten de vismigratierivier, door de Afsluitdijk, rekening gehouden met de effecten voor de vispopulatie?
Antwoord 9
Regio en Rijk hebben gezamenlijk vorm gegeven aan de vispassage door de dijk. Dit is op zodanige wijze gebeurd dat deze optimaal werkt voor de doorgang van de trekvissen én dat deze voor de waterveiligheid bij hogere waterstanden kan worden afgesloten.
Op populatieniveau worden de grootste effecten verwacht voor de trekvissoorten waarvoor Kornwerderzand een belangrijke migratieroute is. Dit zijn onder andere de glasaal, de spiering, de stekelbaars en de rivierprik. Deze verwachting zal worden gevolgd met een monitoring- en onderzoeksprogramma, waaruit zal blijken wat precies het effect op populatieniveau zal zijn.
Vraag 10
Is de hoogwatergeul Varik-Heesselt opgenomen als voorkeursalternatief in het Deltaprogramma 2017? Zijn er nieuwe inzichten die aangeven dat het alternatief van dijkversterking de voorkeur heeft?
Antwoord 10
Nee, de hoogwatergeul Varik-Heesselt is niet opgenomen als voorkeursalternatief in het Deltaprogramma 2017. Er zijn geen nieuwe inzichten die de voorkeur voor een alternatief aangeven. In de MIRT-verkenning hoogwaterveiligheid Varik-Heesselt worden de dijkverbetering tussen Tiel en Waardenburg en rivierverruiming bij Varik-Heesselt in samenhang onderzocht. De MIRT-verkenning werkt toe naar één integraal voorkeursalternatief. Dijkverbetering is in ieder geval nodig. In de verkenning staat de vraag centraal of en hoe rivierverruiming in aanvulling daarop een bijdrage kan leveren. Conform de motie Smaling c.s. (Kamerstuk 34 300 J, nr. 13) wordt ruimte gelaten voor alternatieve oplossingen voor de geul.
Vraag 11
Waarom is na 2028 geen budget meer beschikbaar voor investeren in waterkwaliteit?
Antwoord 11
De uitvoering van het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren is in een drietal tranches verdeeld, waarbij de uitvoering van de derde tranche tot en met 2027 loopt. Dan moeten de afgesproken Kaderrichtlijn Waterdoelen zijn behaald. Derhalve is in het Deltafonds budget voor dit programma tot en met 2027 opgenomen. Na 2028 is er budget beschikbaar door de verlenging van het Deltafonds.
Er liggen ook nog opgaven voor de waterkwaliteit. Zo is in het Algemeen Overleg van 30 november 2015 met de Tweede Kamer afgesproken om de impuls om de waterkwaliteit te verbeteren (het werkprogramma schoon water) verder uit te werken onder de naam «Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater«. In 2017 zal op basis van de prioriteiten worden bezien wat de aanvullende opgave voor waterkwaliteit is en op welke wijze deze opgave zal worden gefinancierd.
Vraag 12
Acht u het budget van 26 miljoen euro voor 2017 om te investeren in waterkwaliteit afdoende?
Antwoord 12
De implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor het hoofdwatersysteem kent een programmatische aanpak verdeeld over 3 tranches van elk 6 jaar. Dit jaar is de tweede tranche gestart en in de periode 2016 tot en met 2021 is 264 mln. euro beschikbaar en gekoppeld aan maatregelen die zijn vermeld in het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren. Bij de start van een tranche ligt het zwaartepunt van het programma meer bij verkenning, onderzoek en planning. Dat vergt minder middelen per jaar dan de uitvoering die vanaf 2018 de boventoon voert. Het budget voor 2017 is daarom afdoende.