Gepubliceerd: 20 september 2016
Indiener(s): Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-IX-2.html
ID: 34550-IX-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

     

1.

Leeswijzer

4

     

2.

De beleidsagenda

7

2.1

Het werkterrein van het Ministerie van Financiën op hoofdlijnen

7

2.2

Beleidsagenda 2017

7

2.3

De begroting op hoofdlijnen

12

2.4

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

21

2.5

Beleidsdoorlichtingen

23

2.6

Overzicht garanties en achterborgstellingen

25

     

3

De beleidsartikelen (Financiën)

48

3.1

Artikel 1: Belastingen

48

3.2

Artikel 2: Financiële markten

67

3.3

Artikel 3: Financieringsactiviteiten publiek-private sector

73

3.4

Artikel 4: Internationale financiële betrekkingen

80

3.5

Artikel 5: Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

85

3.6

Artikel 6: BTW-compensatiefonds

91

3.7

Artikel 7: Beheer materiële activa

94

     

4.

De niet-beleidsartikelen

96

4.1

Artikel 8: Centraal apparaat

96

4.2

Artikel 10: Nominaal en onvoorzien

100

     

5.

De beleidsartikelen (Nationale Schuld)

101

5.1

Artikel 11: Financiering staatsschuld

101

5.2

Artikel 12: Kasbeheer

107

     

6.

Bijlagen

110

6.1

Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen

110

6.2

Verdiepingshoofdstukken

114

6.3

Moties en toezeggingen

128

6.4

Subsidieoverzicht

197

6.5

Evaluatie- en onderzoeksoverzicht

198

6.6

Begrippenlijst

202

6.7

Lijst met afkortingen

205

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën voor het jaar 2017 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2017. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2017.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten van de begrotingsstaat van de Nationale Schuld en van de begrotingstaat van Financiën voor het jaar 2017 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

De begroting IX is opgebouwd uit negen beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en twee niet-beleidsartikelen. Deze beleidsartikelen weerspiegelen het gehele werkterrein van het Ministerie van Financiën inclusief het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid van het Rijk.

De beleidsartikelen voor Financiën zijn:

  • 1. Belastingen

  • 2. Financiële markten

  • 3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector

  • 4. Internationale financiële betrekkingen

  • 5. Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

  • 6. BTW-compensatiefonds

  • 7. Beheer materiële activa

De niet-beleidsartikelen zijn:

  • 8. Centraal apparaat

  • 10. Nominaal en onvoorzien

De beleidsartikelen voor Nationale Schuld zijn:

  • 11. Financiering staatsschuld (transactiebasis)

  • 12. Kasbeheer (transactiebasis)

De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 bevat onder meer de beleidsagenda, de begroting op hoofdlijnen en een overzicht van de beleidsdoorlichtingen. Daarna volgen de beleidsartikelen (hoofdstuk 3 en 5) en niet-beleidsartikelen (hoofdstuk 4). Artikel 9 wordt niet meer genoemd omdat dit artikel, net als voorgaande jaren, niet meer in gebruik is. De budgettaire mutaties worden per artikel toegelicht in het verdiepingshoofdstuk in de bijlagen (hoofdstuk 6). Daarnaast zijn bijlagen opgenomen zoals het overzicht van rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) en zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), de begrippenlijst en het overzicht met moties en toezeggingen.

De financiële monitor zal via een aparte internetbijlage bij de Miljoenennota gepubliceerd worden. Het begrotingsbeleid en algemeen financieel-economisch beleid worden toegelicht in de Miljoenennota en komen beknopt aan de orde in de beleidsagenda.

Financiële instrumenten

Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de Minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het Ministerie van Financiën maakt, naast de standaard financiële instrumenten zoals opdrachten, subsidies en garanties, ook gebruik van drie eigen instrumenten: rente, rekening-courant en deposito’s, en financiering.

Het instrument rente komt onder meer terug op de artikelen 11 en 12 over de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Bij artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de Rijksbegroting gaat het daar om leningen die aan de Staat verstrekt worden voor de financiering van de staatsschuld. Op artikel 11 en 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito’s opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van andere (lagere) overheden, de sociale fondsen en andere aan de rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.

Het instrument financiering wordt gebruikt op artikel 3 bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen. De definitie van financiering is als volgt: «van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op.»

Financiering staatsschuld en kasbeheer

Sinds 2013 behandelt begroting IX tevens de schuld van de Nederlandse rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het Ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in het artikel Financiering staatsschuld behandeld (artikel 11). Het geïntegreerd middelenbeheer wordt behandeld in het artikel Kasbeheer (artikel 12). Beide artikelen worden middels een aparte begrotingstaat vastgesteld.

De begroting van Nationale Schuld (artikel 11 en 12) heeft twee specifieke eigenschappen die zijn vastgelegd in de Comptabiliteitswet (CW). De eerste eigenschap is dat beide artikelen geen verplichting kennen om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen. Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12). De tweede eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten van artikel 11 en artikel 12 in deze begroting niet op kasbasis, maar op transactiebasis worden verantwoord. Alle andere onderdelen van de rijksbegroting worden op kasbasis verantwoord. Dit is wettelijk vastgelegd in artikel 3, eerste lid van de Comptabiliteitswet. Er wordt bij artikel 11 en 12 dus niet gekeken naar de geldelijke betalingen en ontvangsten in het jaar, maar naar de rentekosten en renteopbrengsten die op transactiebasis aan een jaar worden toegerekend. Hiermee wordt voldaan aan de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010.

Interventies ten behoeve van de financiële sector en maatregelen financiële stabiliteit Europa

Als gevolg van de kredietcrisis is door de Minister van Financiën een aantal maatregelen getroffen om het vertrouwen in de financiële sector en de reële economie te herstellen. In artikel 2 (paragraaf 3.2) wordt dieper ingegaan op het beleidsterrein financiële markten. Het beleid met betrekking tot ABN AMRO, ASR en SNS REAAL wordt toegelicht in artikel 3 (paragraaf 3.3). In artikel 4 (paragraaf 3.4) zijn de verstrekte garanties voor het stabiliteitsmechanisme en de lening aan Griekenland verwerkt. De effecten van de maatregelen met betrekking tot de kredietcrisis op de staatsschuld zijn verwerkt in artikel 11 (paragraaf 5.1).

Groeiparagraaf

Ten opzichte van de begroting 2016 zijn drie verbeteringen doorgevoerd. De eerste verbetering is het verder optimaliseren van de beleidsagenda, een verbetering die is ingezet in de begroting 2016. In de begroting 2017 is voor de beleidsagenda aandacht besteed aan de haalbaarheid en toetsbaarheid van de doelen, en met welke instrumenten deze doelen bereikt dienen te worden.

De tweede verbetering is dat in de begroting 2017 een tabel met niet-juridisch verplichte uitgaven is opgenomen (paragraaf 2.4). Hierin staat per beleidsartikel aangegeven welk bedrag en percentage van de uitgaven juridisch en niet juridisch verplicht is, met een korte uitleg over de bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven. Dit geeft in één oogopslag de budgetflexibiliteit per beleidsartikel weer.

Als laatste zijn binnen Artikel 1 Belastingen meerdere prestatie-indicatoren aangescherpt, toegevoegd en geschrapt. De prestatie-indicatoren zijn nu beter meetbaar en reflecteren de belangrijkste uitkomsten waarop de Belastingdienst kan sturen.

2. DE BELEIDSAGENDA

2.1 Het werkterrein van het Ministerie van Financiën op hoofdlijnen

De Minister van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer:

  • a) het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid;

  • b) het begrotingsbeleid en een doelmatig beheer van de Rijksfinanciën;

  • c) het financieringsbeleid;

  • d) het fiscale beleid;

  • e) het heffen, controleren en innen van de belastingen;

  • f) het beheer van roerende materiële activa van het Rijk.

Het begrotingsbeleid en het algemeen financieel-economisch beleid worden primair toegelicht in de Miljoenennota en komen slechts beknopt aan de orde in deze beleidsagenda. Ook de belastingontvangsten worden voornamelijk toegelicht in de Miljoenennota.

De financiën van de decentrale overheden, waarvoor de Minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds.

2.2 Beleidsagenda 2017

De beleidsagenda gaat in op ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. In de beleidsartikelen worden de financiële informatie en beleidsinformatie die samenhangen met de voorgenomen uitgaven vermeld.

1. Houdbare overheidsfinanciën

De schatkist op orde brengen is een van de pijlers onder het kabinetsbeleid. Dat gebeurt op gestage wijze, stap voor stap. Alleen een financieel schokbestendige overheid kan de maatschappelijke effecten van economisch zwaar weer dempen.

Het feitelijk tekort daalt in 2017 tot 0,5% van het bruto binnenlands product (BBP). Dat is een verbetering van 0,6%-punt ten opzichte van 2016. De schuld van de Europese Monetaire Unie (EMU-schuld) daalt van 63,4% van het BBP in 2016 tot 62,1% van het BBP eind 2017. Met deze verwachtingen laat het kabinet de overheidsfinanciën gezonder achter dan het geval was bij zijn aantreden. De Miljoenennota voor 2013 ging nog uit van een EMU-schuld van 71,9% van het BBP.

De overheidsfinanciën zijn nu beter toegerust op toekomstige uitdagingen dan vier jaar geleden toen het kabinet startte. Bovendien zijn de overheidsfinanciën op lange termijn houdbaar. Komende generaties kunnen tegen dezelfde belastingdruk genieten van dezelfde collectieve voorzieningen als de huidige generaties.

Als bijlage bij het rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte is ook de beleidsdoorlichting naar het begrotingsbeleid gepubliceerd. Deze doorlichting laat onder meer zien dat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, zowel op korte als op lange termijn, fors is verbeterd de afgelopen jaren. De beleidsdoorlichting gaat daarbij ook in op het effect dat deze verbetering heeft gehad op de andere doelstellingen van het begrotingsbeleid, namelijk het stabiliseren van de economie en het bevorderen van een efficiënte allocatie. De beleidsdoorlichting kijkt daarbij overigens langer terug dan de afgelopen kabinetsperiode.

2. Investeringsagenda Belastingdienst (artikel 1 Belastingen)

De Investeringsagenda1 waarmee de Belastingdienst in mei 2015 is gestart moet leiden tot een dienst die op termijn beter kan presteren, goedkoper wordt en meer in control is. In de Investeringsagenda worden de volgende verandergebieden onderscheiden: 1. Interactie met burgers en bedrijven, 2. Informatiegestuurd toezicht en inning, 3. Ontwikkeling Data & Analytics, 4. Sturing, verantwoording en effectmeting, en 5. Ondersteuning door informatievoorziening. De verandergebieden 1 en 2 voert de Belastingdienst uit binnen de kaders van zijn handhavingstrategie. De verandergebieden 3 t/m 5 zijn randvoorwaardelijk en ondersteunend aan de twee eerste verandergebieden.

De Belastingdienst beoogt met «handhaving» het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel (fiscale) regels naleven (compliance). Dit zorgt voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten en de rechtmatige betaling van toeslagen.

De eerste twee verandergebieden zijn gericht op een grondige vernieuwing van de primaire processen.

Verandergebied 1 is gericht op realisatie van een moderne interactie (het verkeer tussen de burger en de Belastingdienst). Dit zal zich in de toekomst vooral afspelen in een webportaal waarbij ondersteuning op maat geleverd kan worden. In 2017 worden hiervoor de eerste voorzieningen ontwikkeld waarmee burgers en bedrijven vanuit de website, en later ook vanuit de portals, gericht hun vragen kunnen stellen aan informanten van de Belastingtelefoon. Hierbij wordt het mogelijk om vanuit het persoonlijk domein verdiepingsinformatie via de website op te halen. Doordat de bezoeker zich kenbaar heeft gemaakt, wordt het mogelijk alleen die informatie aan te bieden die in die situatie relevant is. Bij «Toeslagen» is in het kader van moderne interactie het project «natuurlijke dialoog» gestart: toeslaggerechtigden worden actief benaderd om problemen op te lossen nog voordat de financiële afwikkeling plaatsvindt. Om daarnaast beter te kunnen voldoen aan de digitale verwachtingen van burgers en bedrijven, worden in 2017 de volgende producten opgeleverd: digitalisatie van de eerste aangifte «omzetbelasting van starters» en «suppleties omzetbelasting», en het inrichten van online betalen in diverse portalen van de Belastingdienst. Met deze laatst genoemde voorziening kan de burger direct aan zijn betaalverplichting voldoen wat leidt tot een verhoging van de compliance, een reductie van acceptgirokaarten en het terugbrengen van onvolledige betalingen.

In verandergebied 2 (Informatiegestuurd toezicht) geeft de Belastingdienst nadere invulling aan de handhavingsregie. De Belastingdienst kijkt daarbij op een systematische en gestructureerde manier naar alle belastingplichtigen en voert op centraal niveau analyses uit naar patronen en trends die wijzen op (de oorzaken van) niet-naleving. Op basis daarvan worden bewust keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld voor de inzet van handhavingsinstrumenten en de uitvoering van activiteiten (het sturen van de handhaving op basis van informatie). Door slimmer gebruik te maken van gegevens kan het nalevingtekort (zijnde het percentage belastingplichtigen dat de regels niet naleeft) en het daaraan gerelateerde bedrag aan verschuldigde belastingen worden teruggedrongen. De Belastingdienst probeert daarmee zoveel mogelijk proactief en in de actualiteit te handelen in plaats van reactief te zijn. Dit gebeurt op verschillende manieren. In de invordering zijn extra opbrengsten te halen door het continu monitoren van nieuwe verhaalmogelijkheden. Het nieuwe risicomodel voor de inkomstenheffing (niet-winst) stelt de Belastingdienst in staat om beter de kans op een correctie in de aangifte te voorspellen. Voor de omzetbelasting (OB) wordt het nieuwe risicomodel ingezet bij de toetsing van verzoeken voor teruggave belasting over de toegevoegde waarde (btw). Voor de aanpak van OB-carrouselfraude zal met hulp van innovatieve netwerkanalyses de fraude eerder worden opgespoord. Om vroegtijdig faillissementsrisico’s bij grote ondernemingen en midden- en kleinbedrijf (MKB) te signaleren en aan te pakken wordt het Early Warning System ontwikkeld met kengetallen en patronen met betrekking tot ondernemingen die in financiële problemen dreigen te geraken. Om verbeteringen in de uitwisseling van informatie tussen de Belastingdienst en het notariaat te bewerkstelligen worden notarisgegevens ten behoeve van diverse fiscale processen digitaal ontsloten.

Ten behoeve van de bestrijding van de legacy-problematiek bij de ICT Belastingdienst loopt het Programma Rationalisatie dat als doel heeft in drie jaar tijd (2015–2017) de verhouding tussen de kosten van beheer en onderhoud ICT versus nieuwbouw ICT te verbeteren van 85–15% richting de meer marktconforme verhouding van 70–30%. Dit gebeurt door het opruimen van lokaal ontwikkelde applicaties en door het saneren van dubbelingen in de verschillende systemen.

Wat de sturing betreft wordt gewerkt aan een bekostigingsmodel dat inzicht moet geven in de kosten van uitvoering van bestaande/nieuwe wetgeving en in de bijdrage van diverse werkprocessen. In het voorjaar van 2017 zal met een eerste conceptmodel worden proefgedraaid.

De investeringen voor bovengenoemde activiteiten worden in onderstaande tabel vermeld. Tevens worden de besparingen, gerelateerd aan de investeringsagenda, weergegeven.

Investeringen en besparingen Investeringsagenda Belastingdienst (bedragen x € 1 mln.)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Investeringen

35

312

346

331

314

276

231

191

162

156

Besparingen

– 37

– 110

– 183

– 255

– 292

– 292

– 292

– 292

– 292

Saldo

35

275

236

148

59

– 16

– 61

– 101

– 130

– 136

3. Fiscale voornemens (artikel 1 Belastingen)

Vereenvoudiging van het belastingstelsel vormt een belangrijk onderdeel van de fiscale beleidsagenda. Onder vereenvoudiging verstaat het kabinet zowel het verbeteren van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het belastingstelsel door de Belastingdienst, als het terugdringen van administratieve lasten en het verduidelijken van regels of verminderen van het aantal regels. Meer informatie hierover is te vinden in de brief die de Staatssecretaris van Financiën op Prinsjesdag 2016 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Een ander hoofdpunt van het fiscale beleid is het tegengaan van belastingontwijking. Het kabinet zal zich ook in 2017 in Europees en internationaal verband blijven inzetten voor transparantie en informatie-uitwisseling tussen Belastingdiensten van verschillende landen om zo belastingontwijking tegen te gaan. Daarnaast is onder Nederlands voorzitterschap van de Europese Raad in 2016 de richtlijn anti-belastingontwijking2 aangenomen. Nederland heeft zich daarbij, net als alle andere 27 lidstaten van de Europese Unie, gecommitteerd aan maatregelen gericht op het tegengaan van belastingontwijking3. Het kabinet zal in 2017 een conceptwetsvoorstel aanbieden voor internetconsultatie, met het oog op implementatie van deze richtlijn per 1 januari 2019. Tegelijkertijd is belangrijk, in samenhang met de maatregelen tegen belastingontwijking, aandacht te hebben voor het behoud van een aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat voor zowel binnenlandse als buitenlandse investeerders.

Tenslotte gaat Nederland in het kader van het bestrijden van belastingontwijking in 2017 door met de heronderhandeling van belastingverdragen met 23 ontwikkelingslanden om deze verdragen te voorzien van een antimisbruikbepaling.

4. Een open, diverse en innovatieve financiële sector (artikel 2 Financiële markten)

De afgelopen jaren hebben de maatregelen op het terrein van de financiële markten vooral in het teken gestaan van het herstel van vertrouwen in de financiële sector. Er zijn zowel nationaal als Europees concrete stappen gezet naar een meer robuuste financiële sector met weerbare en stabiele banken. De oprichting van de bankenunie heeft hieraan mede bijgedragen en de komende jaren zal hier onverminderd aan worden gewerkt. Hierbij zal het vooral gaan om verdere uitwerking van de maatregelen die op dit moment worden afgesproken in het kader van de routekaart naar verbetering en versterking van de bankenunie.

Naast blijvende aandacht voor een robuuste en stabiele financiële sector, wordt gewerkt aan initiatieven die bijdragen aan een meer open, diverse en innovatieve Nederlandse financiële sector. Diversiteit, concurrentie en transparantie in de Nederlandse financiële sector leiden ertoe dat gevestigde marktpartijen worden uitgedaagd tot verlagen van prijzen en vergroten van keuzemogelijkheden voor consumenten en bedrijven. Dit bevordert de financiële stabiliteit en de economische groei.

De Nederlandse bankensector is zeer geconcentreerd. Enkele grote banken, die een breed spectrum aan activiteiten uitvoeren en een variëteit aan producten aanbieden, domineren de binnenlandse markten. Bovendien treden er de laatste jaren weinig tot geen nieuwe spelers toe tot de Nederlandse financiële sector. Ook toetreding van «traditionele» bancaire partijen is minimaal. Tegelijkertijd is er een opmars van technologische innovatie. FinTech-bedrijven – een verzamelbegrip voor (vaak jonge of startende) ondernemingen in de financiële sector die gebruik maken van technologische ontwikkelingen en een innovatief bedrijfsmodel hanteren – willen toetreden tot de Nederlandse financiële sector en de gevestigde instellingen trotseren. De huidige wet- en regelgeving en toezichtkaders zijn geschoeid op de leest van een niet-digitale wereld. Samen met De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) wordt dan ook gewerkt aan initiatieven om FinTech-bedrijven te laten toetreden tot de Nederlandse financiële sector. Deze initiatieven hebben vooral betrekking op maatregelen ter verbetering van het vergunningverleningproces en mogelijkheden om te kunnen differentiëren in type vergunning in combinatie met meer proportionaliteit.

In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten zijn bedrijven in Nederland, net als elders in Europa, in sterke mate afhankelijk van bancaire financiering en is er vraag naar versterking van de mogelijkheden voor financiering. Verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt heeft een aantal voordelen. Op macroniveau wordt hierdoor de financiering van de Nederlandse economie minder kwetsbaar. Ook geeft betere kapitaalmarkttoegang bedrijven een alternatief als banken in de problemen komen of om andere redenen minder krediet verlenen. Zowel op nationaal als Europees terrein zijn in dit kader recent stappen gezet. Voorbeelden hiervan zijn kredietunies en crowdfunding.

In Europees verband wordt er gewerkt aan het in de steigers zetten van een kapitaalmarktunie. De kapitaalmarktunie is gericht op het vergroten van de diepte van de kapitaalmarkt en het bevorderen van marktintegratie. Dit zal moeten leiden tot een verdere verdieping en verbreding van de financieringsmogelijkheden voor de reële economie. In navolging op het eerder uitgebracht groenboek kapitaalmarktunie heeft de Europese Commissie op 30 september 2015 het Actieplan kapitaalmarktunie gepresenteerd. Hierin staan bijvoorbeeld voorstellen van de Europese Commissie voor herziening van de verordeningen over Europese durfkapitaalfondsen (European Venture Capital Funds, afgekort EuVECA) en Socialeondernemingsfondsen (European Social Entrepreneurship Funds, afgekort EuSEF), een wetgevingsinititiatief over insolventie, en studies en evaluaties van de Europese Commissie ter ondersteuning van het komen tot een kapitaalmarktunie. Ook is er op de voorstellen om te komen tot een Europees kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties (simple, transparent and standardized securitisations, oftewel STS-securitisaties) – die ook deel uitmaakten van het Actieplan – eind vorig jaar voortvarend een Raadsakkoord bereikt. Op het moment dat het Europees Parlement ook haar standpunt heeft bepaald kunnen de triloogonderhandelingen van start gaan. Op een andere belangrijke pijler van de kapitaalmarktunie, de herziening van het Europese prospectusregime, is daarnaast op 8 juni 2016 onder Nederlands voorzitterschap een Raadsakkoord bereikt. Ook hier geldt dat op het moment dat het Europees Parlement haar standpunt heeft bepaald de onderhandelingen zullen starten.

5. Financieel beheer en verkoop van de financiële deelnemingen (artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector)

Zoals in de kabinetsvisie op de Nederlandse bankensector en de Kamerbrief over de toekomstplannen voor ABN AMRO en SNS REAAL werd verwoord, is het kabinet voornemens de belangen van de Staat in de financiële instellingen te verkopen. Het voornemen tot uiteindelijke verkoop van de aandelen van ABN AMRO en ASR is vrijwel direct na de verwerving van de aandelen in 2008 door het kabinet geuit. Op 20 november 2015 en 10 juni 2016 zijn respectievelijk ABN AMRO (opbrengst: € 3.838 mln.) en ASR (opbrengst: € 1.057 mln.) gedeeltelijk naar de beurs gebracht. De Staat zal haar hele belang in ABN AMRO en ASR de komende jaren verder afbouwen.

Op 28 juni 2016 heeft de Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van Propertize. De totale verkoopprijs bedraagt € 859,3 mln. De overdracht van de aandelen vindt naar verwachting eind september plaats. Met betrekking tot de toekomst van SNS Bank heeft de Minister op 1 juli 2016 een brief naar de Kamer gestuurd. De Minister onderschrijft het oordeel van NLFI dat het te vroeg is om een besluit te nemen over de toekomst van SNS Bank. Zodra SNS Bank voldoende gereed is zullen de relevante opties voor toekomstige eigendomsstructuren verder worden uitgewerkt. NLFI geeft aan dat het twee tot drie jaren vergt om tot optimale lange termijn waardecreatie te komen. De Minister van Financiën zal de Kamer komend jaar infomeren over de voortgang. Tot slot zullen komend jaar stappen worden gezet om de voormalige holding van SNS REAAL, SRH, verder af te wikkelen.

2.3 De begroting op hoofdlijnen

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en (niet-belasting)ontvangsten op begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de (niet-)beleidsartikelen 1 tot en met 10 (Financiën) en de beleidsartikelen 11 en 12 (Nationale Schuld). Eerst worden de belangrijkste mutaties vanaf de stand 1e suppletoire begroting 2016 toegelicht. Daarna wordt er door middel van grafieken meer inzicht in de uitgaven en ontvangsten gegeven. In de verdiepingshoofdstukken wordt meer in detail ingegaan op samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en (niet-belasting)ontvangsten per artikel.

Beleidsartikelen Ministerie van Financiën

Overzicht belangrijkste mutaties uitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

 

6.831.138

6.503.487

6.366.626

6.271.887

6.147.619

 

Mutaties nota van wijzigingen

 

12.000

         

Mutaties 1e suppletoire begroting

 

541.852

– 169.448

55.203

67.370

57.179

 
               

Belangrijkste mutaties:

             

Investering digitale overheid

1

 

17.450

       

Apparaatsuitgaven BD

1

 

– 13.200

– 12.650

– 12.500

– 12.500

 

Overname schuld Propertize

3

2.379.000

         

Kapitaalinjectie TenneT

3

 

150.000

350.000

280.000

   

Uitkering aan Griekenland

4

– 85.265

         

Aanpassing BCF

6

58.571

65.111

69.526

70.307

70.307

 

Ruilvoetproblematiek

10

   

– 10.000

– 15.000

– 15.000

 

Overige mutaties incl. extrapolatie

 

26.030

14.621

11.865

10.778

9.784

6.153.154

Stand ontwerpbegroting 2017

9.763.326

6.568.021

6.830.570

6.672.842

6.257.389

6.153.154

Toelichting

Investering digitale overheid

In het kader van de generieke digitale infrastructuur ontvangt de Belastingdienst middelen om communicatie met burgers en bedrijven technisch gezien mogelijk te maken.

Apparaatsuitgaven BD

De verwachte uitgaven als gevolg van het doorbelasten van uitgaven voor werkzaamheden aan derden, vallen lager uit. Deze nemen structureel met € 12,5 mln. af. De ontvangsten worden met hetzelfde bedrag neerwaarts bijgesteld.

Overname schuld Propertize

Op 28 juni 2016 heeft de Nederlandse Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van de aandelen van Propertize. De Staat neemt daarbij de staatsgegarandeerde schuld van € 2,35 mld. van Propertize over. Daarnaast wordt € 29 mln. van de verkoopprijs ingehouden om de toekomstige rentebetalingen te kunnen voldoen.

Kapitaalinjectie TenneT

Eind 2015 heeft TenneT de Staat als enig aandeelhouder verzocht om extra kapitaal ter beschikking te stellen om de wettelijk verplichte investeringen in het Nederlandse net te realiseren. Op basis van een second opinion, uitgevoerd door een extern deskundige, is geconcludeerd dat de investeringsagenda in Nederland inderdaad tot een kapitaalbehoefte leidt. Vanaf 2017 zal TenneT € 780 mln. ontvangen, verspreid over drie tranches. Het feit dat er sprake is van een financiële transactie maakt dat de kapitaalinjectie niet relevant is voor het EMU-saldo en het uitgavenkader.

Uitkering aan Griekenland

Op 24 mei 2016 is de Eurogroep een pakket schuldmaatregelen voor Griekenland overeengekomen. Een van de afspraken is dat vanaf begrotingsjaar 2017 de toekomstige SMP- en ANFA-winsten, conform de afspraak uit het tweede leningenprogramma, weer kunnen worden doorgegeven aan Griekenland. Dit betekent dat de SMP- en ANFA-winsten uit 2016 niet uitgekeerd zullen worden aan Griekenland.

Aanpassing BCF

De mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Ruilvoetproblematiek

Een deel van de ruilvoetproblematiek die is toebedeeld aan de begroting van Financiën wordt ingevuld met middelen op het artikel Nominaal en onvoorzien.

Overzicht belangrijkste mutaties (niet-belasting)ontvangsten (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

 

3.104.491

2.911.955

2.837.887

2.706.773

2.614.642

 

Mutaties nota van wijzigingen

 

50.000

         

Mutaties 1e suppletoire begroting

 

78.272

– 294.445

– 52.851

62.984

82.636

 
               

Belangrijkste mutaties:

             

Apparaatontvangsten BD

1

 

– 13.200

– 12.650

– 12.500

– 12.500

 

Boetes en schikkingen

1

 

8.200

8.200

5.600

4.000

 

Conversie schuld KNM

2

15.900

         

Verkoop 1e tranche ASR

3

1.057.142

         

Verkoop aandelen Propertize

3

843.800

         

Overname schuld Propertize

3

2.379.000

         

Dividenden staatsdeelnemingen

3

 

– 45.375

– 45.375

– 45.375

– 45.375

 

Winstafdracht DNB

3

 

– 67.000

– 186.000

– 174.000

– 158.000

 

Renteontvangsten Griekenland

4

– 6.397

– 9.599

– 82.478

– 79.276

–74.676

 

Bijstelling premieontvangsten exportkredietverzekeringen

5

 

38.800

28.800

26.400

28.000

 

Overige mutaties incl. extrapolatie

 

5.570

– 4.343

– 4.800

– 3.540

– 1.923

2.542.931

Stand ontwerpbegroting 2017

 

7.527.778

2.524.993

2.490.733

2.487.066

2.436.804

2.542.931

Toelichting

Apparaatontvangsten BD

De verwachte ontvangsten als gevolg van het doorbelasten van uitgaven voor werkzaamheden aan derden, vallen lager uit. Deze nemen structureel met € 12,5 mln. af. De uitgaven worden met hetzelfde bedrag neerwaarts bijgesteld.

Boetes en schikkingen

De mutatie betreft een technische ramingsbijstelling op grond van meevallende realisaties.

Conversie schuld KNM

In juni 2016 is een groot deel van de vordering van het Ministerie van Financiën op de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) geconverteerd naar eigen vermogen. Mede dankzij het normaliseren van het vermogen kon KNM een noodzakelijke verlenging van de bankgarantie voor de Chili-order bewerkstelligen. Tevens kan KNM nieuwe orders financieren. Daarmee is er een betere uitgangspositie voor de verkoop van KNM, waartoe het kabinet in april 2016 besloot, gecreëerd. Het resterende deel van de vordering is omgezet in een lening.

Verkoop 1e tranche ASR

Op 10 juni 2016 is ASR succesvol naar de beurs gebracht. Bij deze beursgang heeft de Staat 36,3% van de aandelen van ASR verkocht. Dit heeft € 1,06 mld. opgeleverd.

Verkoop aandelen Propertize

Op 28 juni 2016 heeft de Nederlandse Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van de aandelen van Propertize. Lone Star neemt, met haar consortiumpartner J.P. Morgan, Propertize over voor € 895,3 mln., inclusief een voorwaardelijk bedrag van € 22,5 mln. en rentebetaling van € 29 mln.

Overname schuld Propertize

Zie Uitgaven: Overname schuld Propertize

Dividenden staatsdeelnemingen

Vanwege recente marktontwikkelingen, waaronder de beursgang van ASR, wordt de raming voor de dividenden staatsdeelnemingen naar beneden bijgesteld.

Winstafdracht DNB

De meerjarenraming toont, ondanks de verwachte toekomstige balansgroei, een dalende trend. Deze daling wordt veroorzaakt door het aflopen van de hoogrentende portefeuilles en de dalende (negatieve) rentevergoeding waarmee voor de toekomstige aankopen in de eigen beleggings- en monetaire portefeuilles wordt gerekend.

Renteontvangsten Griekenland

Wegens een lagere CPB-rekenrente worden de ramingen van de renteontvangsten naar beneden bijgesteld.

Bijstelling premieontvangsten exportkredietverzekeringen

De ramingen van de premieontvangsten zijn geactualiseerd voor de jaren 2017 t/m 2020, waarbij de ramingen naar boven zijn bijgesteld.

Beleidsartikelen Ministerie van Financiën in grafieken

Uitgaven

De totale uitgaven op de artikelen 1 tot en met 10 bedragen € 6,6 mld. in 2017. Hiervan is € 3,0 mld. apparaatsuitgaven (zie grafiek 1). De overige uitgaven (excl. artikel 10, waarop € 0,1 mld. staat) zijn programma-uitgaven (€ 3,4 mld., zie grafiek 2). De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst worden in artikel 1 toegelicht, de apparaatsuitgaven van het kerndepartement in artikel 8.

Grafiek 1: apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)

Grafiek 2: programma-uitgaven (bedragen x € 1.000)

De programma-uitgaven worden nader toegelicht in de artikelen. De grootste programma-uitgaven zijn: BTW-compensatiefonds (€ 2,9 mld., artikel 6), de kapitaalinjectie Tennet (€ 150,0 mln., artikel 3) en de uitgaven aan de belasting- en invorderingsrente (€ 115,1 mln., artikel 1).

Ontvangsten

De totale niet-belastingontvangsten op de artikelen 1 tot en met 10 bedragen € 5,5 mld. in 2017. Hiervan is € 73 mln. apparaatsontvangsten (zie grafiek 3). De overige ontvangsten zijn programmaontvangsten (€ 5,4 mld., zie grafiek 4). De apparaatsontvangsten van de Belastingdienst worden in artikel 1 toegelicht, de apparaatsontvangsten van het kerndepartement in artikel 8.

Grafiek 3: apparaatsontvangsten (bedragen x € 1.000)

Grafiek 4: programmaontvangsten (excl. belastingontvangsten) (bedragen x € 1.000)

In grafiek 4 wordt een overzicht gegeven van de programma-ontvangsten op de departementale begroting van Financiën. De grootste programma-ontvangsten zijn de dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen (€ 1,2 mld., artikel 3), de belasting- en invorderingsrente (€ 392,6 mln., artikel 1) en de ontvangsten van boetes en schikkingen (€ 248,8 mln., artikel 1).

Meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten

Grafiek 5: overzicht uitgaven en ontvangsten (bedragen x € 1 mld.)

Grafiek 5 geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het Ministerie van Financiën. De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belasting- en niet-belastingontvangsten. In 2015 waren de ontvangsten hoger dan in latere jaren vanwege de verkoop van de 1e tranche aandelen van ABN Amro (€ 3,8 mld.) en de afbetaling van het overbruggingskrediet van SNS Reaal (€ 1,1 mld.). In 2016 zijn de ontvangsten en uitgaven hoger vanwege de verkoop van de 1e tranche aandelen van ASR (€ 1,1 mld.) en de verkoop van Propertize.

Garanties

Grafiek 6: uitstaande garanties (bedragen x € 1 mln.)

In grafiek 6 wordt een overzicht gegeven van de uitstaande garanties op de begroting van Financiën in 2017. De grootste garanties zijn verleend aan het EFSF (€ 49,6 mld., artikel 4), DNB – IMF (€ 44,7 mld., artikel 4) en het ESM (€ 35,4 mld., artikel 4). Voor een uitgebreide toelichting op de verschillende garantieregelingen wordt verwezen naar paragraaf 2.6 «Overzicht garanties en achterborgstellingen».

Beleidsartikelen Nationale Schuld

In deze paragraaf wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten. De schuldtoerekening als gevolg van de European Financial Stability Facility (EFSF) is niet meegenomen. Deze wordt verantwoord in artikel 4.

Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties (bedragen x € 1 mld.)
 

2015

2016

2017

Omvang schuld aan het einde van het jaar

     

EMU-schuld

442

439

440

Staatsschuld (art. 11)

370

369

370

Schuldverhouding met ABN AMRO

– 1,8

– 0,8

– 0,8

Interne schuldverhouding (art. 12)

– 19,4

– 13,5

– 8,6

Uitgaven en ontvangsten (+ is uitgave)

     

Rentelasten relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

8,0

7,3

6,5

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

– 0,2

– 0,1

– 0,1

Totaal rentelasten (art. 11 en 12)

7,9

7,1

6,4

Niet relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten derivaten

– 1,0

– 1,1

– 1,5

Voortijdige beëindiging derivaten

– 4,3

– 4,3

0,0

Voortijdige beëindiging schuld

0,3

0,2

0,0

* Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

De indeling van de bovenstaande tabel is ten opzichte van de begroting 2016 aangepast om helder de renteposten te presenteren die meetellen in de bepaling van het EMU-saldo. Dit wordt bepaald door de Europese boekhoudregels (ESA-2010) die sinds september 2014 van kracht zijn. De regels schrijven voor dat uitgaven en inkomsten uit derivaten niet langer meetellen in de bepaling van het EMU-saldo. De renteopbrengsten van derivaten worden daarom voortaan apart in deze tabel zichtbaar gemaakt.

De bovenstaande tabel geeft ook de interne schuldverhoudingen met aan de schatkist gelieerde instellingen weer, zoals decentrale overheden, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), Sociale Fondsen en Agentschappen.

Het Agentschap is sinds 2015 bezig om haar derivatenportefeuille te verkleinen om de looptijd van de staatsschuld te verlengen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. De in 2016 beëindigde derivaten hadden een marktwaarde die positief was voor het Agentschap. Hierdoor is tot nu toe in 2016 ongeveer € 4,3 mld. ontvangen. Deze incidentele ontvangsten zorgen voor een verlaging van de staatsschuld. Omdat de derivatenportefeuille de komende jaren waarschijnlijk verder zal worden afgebouwd worden de inkomsten en uitgaven als gevolg hiervan apart gepresenteerd in bovenstaande tabel («Opbrengst voortijdige beëindiging derivaten»).

Belangrijkste mutaties rentelasten

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten sinds de ontwerpbegroting 2016 weergegeven.

Belangrijkste mutaties rentelasten sinds ontwerpbegroting 2016
(bedragen x € 1 mln.)
 

Art. nr.

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

 

7.769

9.420

10.370

11.023

11.614

 

Mutaties:

             

Bijstelling kassaldo

11

29

– 57

– 320

– 288

– 319

 

Bijstelling rekenrente

11

– 342

– 2.459

– 3.918

– 5.167

– 6.016

 

Effect van schulduitgifte

11

– 305

– 215

– 47

34

50

 

Bijstelling rentelasten interne schuldverhoudingen

12

– 40

– 312

– 417

– 509

– 581

 

Extrapolatie

           

5.022

Stand ontwerpbegroting 2017

 

7.110

6.377

5.668

5.093

4.748

5.022

De rentelasten voor de staatsschuld liggen voor een groot deel vast doordat er rente betaald wordt op leningen die in het verleden zijn uitgegeven. De omvang van deze lasten volgt uit de tekortontwikkeling en daarmee de schuldopbouw in het verleden, de toenmalige rentestanden en de keuzes in het financieringsbeleid en het risicomanagement. Voor de nieuw uit te geven schuld worden de rentelasten geraamd op basis van de rentetarieven uit de meest recente raming van het Centraal Planbureau (CPB).

Mutaties in de geraamde rentelasten worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentelasten als gevolg van nieuwe ramingen voor het kassaldo. Het kassaldo is het bedrag dat het Rijk jaarlijks tekort komt en dat dus geleend moet worden. Een hoger geraamd kassaldo heeft hogere geraamde rentelasten als gevolg. In de tweede plaats zorgen bijstellingen in de rekenrente voor mutaties in de geraamde rentelasten op toekomstige obligaties. Ten derde ontstaan mutaties bij het daadwerkelijk uitgeven van schuldpapier. Pas bij het daadwerkelijk uitgeven van schuld is bekend welk rentetarief exact betaald moet worden. Dit tarief kan afwijken waarmee tot dan toe in de raming rekening werd gehouden. Op dezelfde wijze heeft ook de samenstelling van de swapportefeuille een effect op de geraamde rente.

Hieronder wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van iedere jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentelasten. De schuldtoerekening als gevolg van de EFSF is niet meegenomen. Deze wordt verantwoord in artikel 4 van de begroting IXB.

Overzicht staatsschuld en rentelasten (bedragen x € 1 mld.)

De omvang van de staatsschuld (artikel 11) ultimo 2017 bedraagt naar verwachting circa € 370 mld. De raming voor de rentelasten van de staatsschuld in 2017 bedraagt € 6,5 mld. Als ook de rentebaten uit derivaten en de rentebaten uit de interne schuldverhouding worden meegeteld bedragen de geraamde rentekosten € 4,9 mld.

2.4 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven (bedragen in €)
 

Naam artikel

(€ tot. uitg. art.)

Juridisch verplicht

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

1

Belastingen

(€ 2.924 mln.)

€ 2.924.355.000

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing

2

Financiële markten

(€ 21 mln.)

€ 14.878.000

(69,7%)

€ 6.456.000 (30,3%)

Wijzer in Geldzaken (€ 272.000); kosten voor muntcirculatie (€ 6.184.000)

3

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

(€ 170 mln.)

€ 168.557.000 (99,4%)

€ 971.000 (0,6%)

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (€ 971.000)

4

Internationale financiële betrekkingen

(€ 122 mln.)

€ 120.080.000

(98,6%)

€ 1.677.000

(1,4%)

Technische assistentie Kiesgroeplanden (€ 1.677.000)

5

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

(€ 88 mln.)

€ 88.145.000.

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing

6

BTW-compensatiefonds

(€ 2.923 mln.)

€ 2.922.888.000

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing

7

Beheer materiële activa

(€ 0,3 mln.)

€ 0

(0%)

€ 308.000

(100%)

€ 308.000 betreffen aan beslagenen geretourneerde opbrengsten naar aanleiding van een definitieve uitspraak van de rechter inzake in beslag genomen voorwerpen

11

Financiering staatsschuld

(€ 46.911 mln.)

€ 46.891.843.000

(99,96%)

€ 19.114.000

(0,04%)

Betalingen aan banken voor adviezen bij de uitgiftes van obligaties, drukkosten, softwarelicenties en nog een aantal kleinere posten. Een aantal van deze posten kent langdurige contracten, en dus ook een deel van dit bedrag is juridisch verplicht

12

Kasbeheer

(€ 1.533 mln.)

€ 1.532.727.000

(100%)

€ 0

(0%)

Niet van toepassing

Totaal aan niet verplichte uitgaven

€ 28.526.000

 

2.5 Beleidsdoorlichtingen

Plannen beleidsdoorlichtingen 2015 t/m 2021
 

(Realisatie)

(Planning)

 

Artikel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Geheel artikel?

Financiën

               

1 Belastingen

             

Nee

 

Dienstverlening

       

 

Nee

 

Toeslagen

 

       

Nee

 

Overige onderdelen

   

       

Nee

2 Financiële markten

   

       

Ja

3 Financieringsactiviteiten publieke-private sector:

         

 

Ja

 

Publiek-private investeringen

 

         

Nee

 

Staatsdeelnemingen

             

Nee

4 Internationale financiële betrekkingen

 

1

     

 

Ja

5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

 

         

Ja

6 BTW-compensatiefonds

 

       

Ja

7 Beheer materiële activa

   

       

Ja

                 

Overig

               

Begrotingsbeleid

 

         

n.v.t.

                 

Nationale Schuld

               

11 Financiering staatsschuld

     

   

Ja

12 Kasbeheer

     

     

Ja

X Noot
1

De beleidsdoorlichting van beleidsartikel 4 zou aanvankelijk eind 2015 aan de kamer aan de Tweede Kamer worden gestuurd. De uitvoering en uitwerking van de doorlichting bleek meer tijd te kosten dan voorzien (zie Kamerstukken II 2015–2016 31 935 nr. 29). De beleidsdoorlichting is in het voorjaar van 2016 aan de Tweede Kamer verstuurd.

Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen, zie: http://www.rijksbegroting.nl/node/223

Toelichting

Algemeen

In de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) is vastgelegd dat al het beleid met een zekere regelmaat dient te worden geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. Dit kan tussen eens in de vier en zeven jaar zijn. Er moet volgens de RPE sprake zijn van een dekkende programmering van beleidsdoorlichtingen. De bovenstaande meerjarige planning van de beleidsdoorlichtingen voor Financiën is dekkend en voldoet aan de RPE-voorschriften.

Voor artikel drie wordt het onderdeel publiek-private investeringen doorgelicht nadat in 2013 reeds het onderdeel staatsdeelnemingen afzonderlijk is doorgelicht. Vanaf de volgende beleidsdoorlichting (2020) zal weer het gehele artikel worden doorgelicht.

In 2017 staan drie beleidsdoorlichtingen gepland:

  • 1. Belastingdienst (overige onderdelen, artikel 1);

  • 2. Financiële markten (artikel 2);

  • 3. Beheer materiële activa (artikel 7).

Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenplanning zie de bijlage «Evaluatie- en onderzoeksoverzicht» (bijlage 6.5).

Artikel 1: Belastingen

Het artikel van de Belastingdienst is te omvangrijk om in één keer in het geheel te evalueren, en daarom is gekozen om de evaluatie op te splitsen in onderdelen. Het onderdeel «dienstverlening» is in 2015 geëvalueerd, «toeslagen» wordt in 2016 geëvalueerd en de overige onderdelen worden in 2017 geëvalueerd. De centrale onderzoeksvraag van de beleidsdoorlichting is in hoeverre het beleid met betrekking tot overige onderdelen doeltreffend en doelmatig is geweest.

Artikel 2: Financiële markten

In 2017 staat een beleidsdoorlichting gepland van artikel 2 Financiële markten. De centrale vraag van de beleidsdoorlichting is in hoeverre de beleidsmatige en financiële maatregelen die de Minister van Financiën heeft genomen bijdragen aan doelmatig en doeltreffend beleid voor een stabiele werking van financiële markten, met inachtneming van de rol en systeem- en stelselverantwoordelijkheid die de Minister in dit verband heeft.

Artikel 7: Beheer materiële activa

In 2017 staat een beleidsdoorlichting gepland van artikel 7 Beheer materiële activa. De centrale onderzoeksvraag van de beleidsdoorlichting is of het vervoeren, bewaren, vernietigen en verkopen van overtollige en in beslag genomen roerende zaken op een doelmatige wijze effectief is uitgevoerd waarbij een optimaal financieel resultaat is behaald. Belangrijk om op te merken is dat het overgrote deel van de ontvangsten die Domeinen Roerende Zaken (DRZ) jaarlijks realiseert, verantwoord wordt op de begrotingen van andere departementen. Deze doorlichting richt zich op de totale ontvangsten die DRZ als dienst realiseert.

Plannen van aanpak

Sinds het aannemen van de motie Harbers4 in het najaar van 2014 wordt de Tweede Kamer voorafgaand aan de start van een beleidsdoorlichting geïnformeerd over de opzet en vraagstelling van de doorlichting zodat het mogelijk is om hierop invloed uit te oefenen. Doordat de motie Harbers pas is aangenomen na het vaststellen van de begroting 2015, zijn de plannen van aanpak van de beleidsdoorlichtingen in het begrotingsjaar 2015 met een aparte brief5 verzonden. De ervaringen van de diverse Kamercommissies met apart toegezonden brieven per beleidsdoorlichting zijn echter qua procedure en behandelwijze dusdanig bevallen, dat de commissie voor de Rijksuitgaven de ministeries heeft verzocht deze werkwijze voort te zetten. De plannen van aanpak zullen meelopen met de begrotingscyclus en uiterlijk op Prinsjesdag met een aparte brief aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

2.6 Overzicht garanties en achterborgstellingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Nr.

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2015

Geraamd te verlenen 2016

Geraamd te vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Garantie- plafond 2017

Totaal plafond

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

362

400

400

362

400

400

362

400

2

Financiële markten

Terrorismeschades (NHT)

50.000

50.000

50.000

 

50.000

3

Financiële markten

WAKO (kernongevallen)

9.768.901

9.768.901

9.768.901

 

9.768.901

4

Financiële markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

156

156

156

 

156

5

Financiële markten

NBM

2.500

2.500

2.500

 

2.500

6

Financiële markten

Waarborgfonds motorverkeer

2.500

2.500

2.500

 

2.500

7

Financiële markten

Single Resolution Fund

4.163.500

 

4.163.500

4.163.500

 

4.163.500

8

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB winstafdracht

5.700.000

5.700.000

5.700.000

 

5.700.000

9

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

NIB-regeling bijzondere financiering

 

10

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie Propertize

2.623.100

2.623.100

 

11

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

952.832

952.832

952.832

 

952.832

12

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB-kredietverlening BIS

 

13

Internationale financiële betrekkingen

EFSF

49.640.411

49.640.411

49.640.411

 

49.640.411

14

Internationale financiële betrekkingen

EFSM

2.817.000

3.000

2.820.000

12.000

2.808.000

 

2.820.000

15

Internationale financiële betrekkingen

ESM

35.445.400

35.445.400

35.445.400

 

35.445.400

16

Internationale financiële betrekkingen

EIB-kredietverlening in ACP en OCT

173.953

173.953

173.953

 

173.953

17

Internationale financiële betrekkingen

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

2.347.500

2.500

2.350.000

10.000

2.340.000

 

2.350.000

18

Internationale financiële betrekkingen

MIGA

30.773

34

30.739

30.739

 

30.739

19

Internationale financiële betrekkingen

Wereldbank

4.335.997

430.372

4.766.369

4.766.369

 

4.766.369

20

Internationale financiële betrekkingen

EBRD

589.100

589.100

589.100

 

589.100

21

Internationale financiële betrekkingen

EIB

9.895.547

9.895.547

9.895.547

 

9.895.547

22

Internationale financiële betrekkingen

DNB – IMF

49.761.891

632.960

5.696.497

44.698.354

44.698.354

 

44.698.354

23

Internationale financiële betrekkingen

AIIB

757.785

830

756.955

756.955

 

756.955

24

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Regeling Investeringverzekering

164.784

453.780

453.780

164.784

453.780

453.780

164.784

453.780

25

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

MIGA – herverzekeren

150.000

150.000

150.000

150.000

150.000

26

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Exportkredietverzekering

15.728.565

10.000.000

10.000.000

15.728.565

10.000.000

10.000.000

15.728.565

10.000.000

 

Totaal

 

190.789.057

15.836.512

18.924.641

187.700.928

10.604.180

10.626.180

187.678.928

10.604.180

171.804.717

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Nr.

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

Saldo 2015

Uitgaven 2016

Ontvangsten 2016

Saldo 2016

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Saldo 2017

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

184

– 184

245

– 245

245

– 245

2

Financiële markten

Terrorismeschades (NHT)

1.075

1.075

900

900

3

Financiële markten

WAKO (kernongevallen)

608

608

609

609

4

Financiële markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

5

Financiële markten

NBM

6

Financiële markten

Waarborgfonds motorverkeer

 

7

Financiële markten

Single Resolution Fund

8

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB winstafdracht

9

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

NIB – regeling bijzondere financiering

10

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie Propertize

11.533

11.533

5.850

5.850

11

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

4.800

4.800

0

4.800

4.800

0

12

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB-kredietverlening BIS

13

Internationale financiële betrekkingen

EFSF

14

Internationale financiële betrekkingen

EFSM

15

Internationale financiële betrekkingen

ESM

16

Internationale financiële betrekkingen

EIB-kredietverlening in ACP en OCT

17

Internationale financiële betrekkingen

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

18

Internationale financiële betrekkingen

MIGA

19

Internationale financiële betrekkingen

Wereldbank

20

Internationale financiële betrekkingen

EBRD

21

Internationale financiële betrekkingen

EIB

22

Internationale financiële betrekkingen

DNB – IMF

23

Internationale financiële betrekkingen

AIIB

24

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Regeling Investeringverzekering

25

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

MIGA – herverzekeren

788

788

500

1.250

750

500

1.250

750

26

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Exportkredietverzekering

95.708

219.934

124.226

74.900

233.202

158.302

74.900

243.342

168.442

 

Totaal

 

95.892

233.938

138.046

80.445

246.611

166.166

80.445

249.392

168.947

Algemeen

Ontwikkelingen in uitstaande garanties

In onderstaande toelichting zijn de wijzigingen per regeling toegelicht. Ten opzichte van de begroting 2016 is er één nieuwe garantie afgegeven. De nieuwe garantie ziet toe op de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), zie hiervoor ook het naar de Tweede Kamer gestuurde toetsingskader, dat is bijgevoegd bij de 1e suppletoire begroting 2016. Aangezien de PRGT een faciliteit van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) is, is deze garantie opgenomen onder de regel «DNB – IMF».

Horizonbepaling garantieregeling

Alle reguliere garantieregelingen worden in de periodieke beleidsdoorlichtingen getoetst op nut en noodzaak. Voor de planning van deze periodieke evaluatie wordt verwezen naar het overzicht in de beleidsagenda en de bijlage «Evaluatie- en onderzoeksoverzicht» (bijlage 6.5).

Toelichting per risicoregeling

Garantieregelingen groter dan € 5 mln. worden toegelicht.

2. Terrorismeschades (NHT)

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) is in 2003 opgericht, nadat herverzekeraars en verzekeraars waren begonnen terrorismerisico’s uit te sluiten in hun polissen. Binnen de NHT leveren verzekeraars, herverzekeraars en de Staat gezamenlijk een dekkingscapaciteit van € 1 mld. per jaar. De Staat heeft een garantie afgegeven voor de laatste € 50 mln. van deze dekkingscapaciteit.

Beheersing risico’s

De Staat en de NHT zijn overeengekomen om de participatie van de Staat na 2018 te beëindigen. Daarnaast zijn de risico’s voor de Staat beperkt doordat de verzekeraars en herverzekeraars de eerste € 950 mln. van de dekkingscapaciteit garanderen, daarna kan pas de garantie van de Staat worden aangesproken.

Premiestelling en kostendekkendheid

Tot en met het einde van de looptijd, 2018, wordt er premie geheven over het door de Staat afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden niet gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

3. WAKO (Kernongevallen)

Doel en werking garantieregeling

De Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO) regelt de aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire installaties voor kernongevallen. De exploitant is verantwoordelijk voor schade bij kernongevallen. De exploitant moet deze aansprakelijkheid verzekeren tot een maximumbedrag van € 1,2 mld. Voor de staatsgarantie betaalt de exploitant jaarlijks een vergoeding aan de Nederlandse Staat.

Het doel van deze risicoregeling is tweeledig: enerzijds schadeloosstelling van slachtoffers indien zich een ernstig kernongeval in Nederland voordoet en anderzijds het internaliseren van kosten die met het gebruik van kernenergie samenhangen. De Staat der Nederlanden staat voor zes installaties garant. Voor vijf installaties tot maximaal € 1,5 miljard per ongeval en voor één installatie voor maximaal € 2,3 miljard per ongeval. Het totale risico voor deze installaties bedraagt € 9,8 mld.

Beheersing risico’s

Kerncentrales moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen. De kerncentrale in Borssele is ook bestand tegen omstandigheden van buitenaf, zoals een aardbeving of overstroming. Uit onder andere de Europese stresstest blijkt dat Borssele voldoet aan de bestaande veiligheidseisen.

Kerncentrales staan onder streng nationaal en internationaal toezicht. Dit ligt vast in de Nederlandse wet en in internationale verdragen. Daarnaast staan in de vergunningen talrijke eisen aan een kerncentrale. Dit zijn bijvoorbeeld eisen om internationale contacten tussen kerncentrales te onderhouden om kennis en ervaringen uit te wisselen. Wettelijk toezicht in Nederland valt onder het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het toezicht wordt uitgevoerd door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). De ANVS ziet erop toe dat alle nucleaire installaties in Nederland de relevante veiligheidseisen naleven. Ook zorgt de ANVS dat veiligheids- en beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Er zijn regelmatig contacten tussen de kerncentrales en de ANVS. Inspecteurs houden vaak ter plekke toezicht en controles. Zij kijken of de vergunningen worden nageleefd, of technische specificaties en de werkwijzen kloppen, en of voorgenomen wijzigingen aan installaties mogen worden uitgevoerd.

Op 1 januari 2015 is een wijziging van de WAKO in werking getreden waarmee de garantie van de Staat wordt ingeperkt. Middels deze wetswijziging wordt de garantie voor kerninstallaties, in het geval van een ongeval met beperkte gevolgen, teruggebracht tot het verdragsminimum van € 1,5 mld. Voor Borssele blijft de garantie staan op € 2,3 mld. Daarnaast is de kerninstallatie van Dodewaard sinds maart 2015 uitgesloten van de WAKO en vervalt hierdoor de € 1,5 mld. garantie die nog op de begroting stond. De kerncentrale van Dodewaard is in 1997 buiten bedrijf gesteld en alle splijtstoffen zijn sinds 2003 verwijderd waardoor het zeer lage risico op een ongeval (en zeer beperkte schade) niet meer in verhouding staat tot de verplichte verzekering van ruim € 22,5 mln. die de exploitant moet afsluiten, en de verplichting voor de Staat om voor een bedrag van € 1,5 mld. garant te staan.

Premiestelling en kostendekkendheid

De doelstelling is dat het rendement voor de overheid (in de zin van premieontvangsten) een weerspiegeling is van de risico’s voor de overheid. Voor de berekeningssystematiek wordt aangesloten bij de premieberekening die de markt hanteert voor kernongevalschadeverzekeringen. Door de relatief grote omvang van de garantie ten opzichte van de premie is het onmogelijk om op een redelijke termijn een begrotingsreserve te creëren die het risico afdekt; de premies worden daarom niet afgestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

7. Single Resolution Fund

Doel en werking garantieregeling

In de verklaring van de ministers van de Eurogroep en Economic and Financial Affairs Council (Ecofin-raad) van 18 december 2013 is opgenomen dat er voor de overgangsperiode (2016–2023) van het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund, SRF) voorzien zal worden in een systeem waarbij voor de afwikkeling van de bank(engroep) in laatste instantie brugfinanciering aan de Single Resolution Board (SRB) verstrekt kan worden. Brugfinanciering is noodzakelijk aangezien zich situaties kunnen voordoen waarbij de aanwezige middelen in het SRF ontoereikend zijn om de kosten voortkomend uit een afwikkelingscasus mee te financieren en het vervolgens niet (voldoende) mogelijk is om onmiddellijk ex-post bijdragen bij banken in de betreffende lidstaat te innen. Voor de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism, afgekort SRM) is het van cruciaal belang dat het SRF effectief en voldoende gefinancierd is.

Voor de vormgeving van brugfinanciering is gewerkt aan een systeem van individuele kredietlijnen van lidstaten. De totale omvang van alle individuele kredietlijnen van de lidstaten van de eurozone is gelijk aan het afgesproken streefbedrag van het SRF. Op dit moment is de omvang van het SRF bepaald op € 55 mld. De omvang van de individuele kredietlijnen is gelijk aan de omvang van het nationale compartiment in het SRF. Het Nederlandse compartiment is momenteel vastgesteld op circa € 4,16 mld., ofwel 7,57% van de totale omvang van de verwachte ex-ante contributies aan het SRF in de periode 2016–2023.

Beheersing risico’s

Er kan geen direct beroep worden gedaan op het SRF om de verliezen van een instelling te absorberen of om de instelling te herkapitaliseren. Uitgangspunt bij afwikkeling is immers dat eventuele kosten of verliezen worden gedragen door aandeelhouders en crediteuren van een falende bank en niet de belastingbetaler. Ten aanzien van het opvangen van verliezen en herkapitalisatie geldt daarom dat ten minste 8% bail-in van de totale passiva inclusief eigen vermogen moet plaatsvinden. Hierna mag een bedrag van maximaal 5% van de totale passiva inclusief het eigen vermogen van de bank in afwikkeling worden aangewend uit het SRF. Alleen indien alle niet-preferente passiva, met uitzondering van in aanmerking komende deposito’s, volledig zijn afgeschreven kan, indien nodig, een groter beroep worden gedaan op het fonds.

Als een beroep wordt gedaan op het SRF tijdens de overgangsperiode worden de middelen aangewend volgens een getrapt systeem. Daarbij zijn de nationale compartimenten van de lidstaten en de mate waarin zij zijn gemutualiseerd van belang. Deze compartimenten worden gevuld met vooraf te betalen (ex-ante) bijdragen door de banken in de aan de bankenunie deelnemende lidstaten. Het getrapte systeem tijdens de overgangsfase bestaat uit vijf treden. Pas als alle treden uit het getrapte systeem volledig zijn afgelopen kan de SRB gebruikmaken van de individuele kredietlijn van de lidstaat waar de afwikkelingscasus plaatsvindt.

Premiestelling en kostendekkendheid

De kans dat er op de garantie (de «kredietlijn») getrokken wordt, is op zichzelf laag doordat een beroep op de garantie alleen kan worden gedaan in laatste instantie, nadat ten minste 8% bail-in heeft plaatsgevonden en na het doorlopen van het getrapte systeem van het SRF. Bij afwikkeling van een enkele instelling zal het risico tevens kleiner zijn dan bij de afwikkeling van meerdere instellingen tegelijkertijd of kort na elkaar. Verder neemt het risico dat een beroep moet worden gedaan op de garantie af als het fonds met de jaren meer gevuld raakt.

Aan lidstaten als Nederland, die hebben gekozen voor een kredietlijn zonder parlementaire goedkeuring voorafgaand aan iedere uitbetaling of tranchering, wordt een bereidstellingsprovisie betaald van 0,1%. De bereidstellingsprovisie wordt berekend over het bedrag onder de kredietlijn waar de SRB daadwerkelijk een beroep op kan doen en is zodoende afhankelijk van de totale middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF, de uitstaande leningen en de externe financieringsmogelijkheden van de SRB. De inkomsten uit de bereidstellingsprovisie zijn behoedzaam geraamd. Daarbij is uitgegaan van het uitblijven van een resolutiecasus waardoor de middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF toenemen en zodoende het beschikbare bedrag onder de kredietlijn en daarmee ook de bereidstellingsprovisie afnemen. Als het beschikbare bedrag onder de kredietlijn nul is, ontvangt de lidstaat geen bereidstellingsprovisie, omdat er dan überhaupt niet op de kredietlijn getrokken kan worden. De bereidstellingsprovisie wordt aan het einde van het jaar door de SRB vastgesteld en uiterlijk 20 dagen na het eind van het kalenderjaar aan de lidstaat betaald. Om bovenstaande reden is de bereidstellingsprovisie geraamd op nul.

In de situatie dat de SRB een beroep doet op de kredietlijn en (een deel) van de garantie wordt ingeroepen, ontvangt de Nederlandse Staat rente, welke gelijk is aan de financieringskosten vastgesteld op de dag dat de SRB het verzoek heeft ingediend om gebruik te maken van de kredietlijn (of in het geval dat de lening verlengd wordt, op de dag dat de SRB vraagt om de verlenging van de lening).

8. DNB winstafdracht

Doel en werking garantieregeling

Het Ministerie van Financiën heeft in 2013 een garantie afgeven om risico’s op de balans van DNB af te dekken die voortvloeiden uit de steunmaatregelen aan de crisislanden. DNB is door deze steunmaatregelen tijdelijk blootgesteld aan grotere risico’s op haar balans. DNB betaalt geen premie aan de Staat voor de afgegeven garantie, maar heeft sinds het afgegeven van de garantie conform de statuten 95% van de winst aan de Staat uitgekeerd. De winsten die DNB behaalde op de steunmaatregelen maakten onderdeel van deze winsten uit. Door de afspraken die het Ministerie van Financiën en DNB in maart 2016 hebben gemaakt over het opbouwen van een voorziening is het de verwachting dat DNB een groot gedeelte van de winsten die voortvloeien uit de steunmaatregelen ook aan de voorziening zal toevoegen6.

Beheersing risico’s

De in 2013 afgegeven overheidsgarantie loopt af in maart 2018. DNB informeert het Ministerie van Financiën periodiek over de ontwikkeling van de risico’s van de gekwalificeerde activa. Als in maart 2018 blijkt dat de risico's op de balans van DNB kleiner zijn dat het eigen vermogen plus voorziening, dan wordt de garantie mogelijk niet verlengd. Hierbij zullen ook de afspraken die DNB en het Ministerie van Financiën in maart 2016 hebben gemaakt worden betrokken.

Premiestelling en kostendekkendheid

DNB betaalt geen premie. DNB heeft de afgelopen jaren 95% van de winst afgedragen aan het Ministerie van Financiën. Deze middelen zijn niet gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

10. Garantie Propertize

Doel en werking garantieregeling

De Staat had een garantie verstrekt op de financiering van de vastgoedbeheerorganisatie Propertize. Zonder deze garantie van de Staat was het niet mogelijk voor Propertize om financiering aan te trekken in de markt. De garantie had begin 2016 een hoogte van € 2,63 mld. Op 28 juni 2016 heeft de Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van de aandelen van Propertize. De Staat neemt daarbij de staatsgegarandeerde schuld van Propertize over. De huidige staatsgarantie op de financiering van Propertize en bijbehorende garantiepremie komt daarmee te vervallen omdat de Staat niet langer risico loopt op Propertize met betrekking tot deze obligaties.

Beheersing risico’s

Door de overdracht van de staatsgegarandeerde schuld van Propertize naar de Staat vervalt dit risico.

Premiestelling en kostendekkendheid

Door de overdracht van de staatsgegarandeerde schuld van Propertize naar de Staat vervalt de garantiepremie.

11. Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

Doel en werking garantieregeling

De Staat heeft garanties en vrijwaringen afgegeven aan verschillende deelnemingen die het gevolg zijn van de verkoop van staatsdeelnemingen. Aan de Sdu (€ 30 mln.), Fortis Corporate Insurance (€ 5,5 mln.) en Westerschelde Tunnel (€ 167,5 mln.) zijn garanties en vrijwaringen verstrekt. Bij de verkoop van een belang kan het voorkomen dat de koper bepaalde garanties vraagt voor niet in de balans verwerkte posten. Dit is gebruikelijk bij fusies en overnames. Op deze manier wordt het risico van de acquisitie voor de koper verminderd, waardoor voorkomen wordt dat er een overeenkomst gesloten wordt tegen een lagere prijs.

Daarnaast heeft de Staat specifieke garanties en vrijwaringen verstrekt om de financiering van staatsdeelnemingen NS (€ 448,7 mln.), NWB Bank (€ 1,1 mln.) en TenneT (€ 300 mln.) mogelijk te maken. Het Ministerie van Financiën heeft als aandeelhouder aan TenneT Holding een garantie afgegeven ten gunste van de Stichting Beheer Doelgelden. De middelen uit deze Stichting dienen altijd direct beschikbaar te zijn, bijvoorbeeld indien er een investering in interconnectiecapaciteit dient te worden gedaan. Daarnaast garandeert de Staat leningen die NS heeft afgesloten via Eurofima. Eurofima is een multilaterale bank, opgericht op basis van een Europees verdrag, die zich specialiseert in de financiering van rollend materieel. Alle nationale Europese spoorvervoerders kunnen onder deze regeling financiering aantrekken onder garantie van het land van herkomst.

Beheersing risico’s

Voor de beheersing van het risico is een eindtermijn en maximumbedrag opgenomen. De garanties en vrijwaringen lopen de komende jaren af, het laatste deel in 2020. De premieontvangsten van TenneT worden afgestort in een begrotingsreserve. Ultimo 2015 was de omvang van de begrotingsreserve € 25,6 mln.

Premiestelling en kostendekkendheid

Er worden premies betaald over de garanties die zijn afgegeven vanwege het belang om financiering van staatsdeelnemingen mogelijk te maken. Voor de garantie van TenneT ontvangt de Staat een premie van € 4,8 mln. op jaarbasis. NS heeft in totaal € 450 mln. geleend bij Eurofima, waarvoor de Staat een garantiefee ontvangst van de NS. De onderliggende leningen zijn op verschillende momenten afgesloten waardoor de door NS te betalen garantiefee per lening verschilt. De berekening van de fee is als volgt:

  • over € 65,7 mln. een fee van 15 basispunten;

  • over € 355,5 mln. sinds half december 2011 een fee van 23 basispunten;

  • over de resterende waarde van € 28,8 mln. betaalt de NS geen fee.

Met uitzondering van Tennet worden de premieontvangsten die de Staat van de overige deelnemingen ontvangt niet gestort in een begrotingsreserve.

13, 14, en 15. EFSF, EFSM en ESM

Doel en werking garantieregeling

In 2010 is besloten tot de oprichting van de Europese noodmechanismen European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM), European Financial Stability Facility (EFSF) en tot de oprichting van een permanent noodmechanisme: het European Stability Mechanism (ESM). Via deze noodmechanismen kan steun worden verstrekt aan landen in nood onder strikte voorwaarden. Op dit moment staat Nederland voor € 49,6 mld. garant voor het EFSF, € 2,8 mld. voor het EFSM en € 35,4 mld. voor het ESM. Naar aanleiding van een verandering in het Nederlandse gewicht en daarmee het aandeel in de EU-begroting, op basis van het bruto nationaal inkomen (BNI), is de bestaande garantieverplichting voor EFSM bijgesteld. De noodfondsen ontvangen rentevergoedingen voor de verstrekte leningen.

Beheersing risico’s

De regeling betreft financiële steun aan landen middels een leningenprogramma met strikte voorwaarden dat door het EFSF, EFSM en ESM in tranches wordt uitgekeerd, na een positief oordeel van de instituties – de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB) en het IMF – over de voortgang van het programma. Het leningenprogramma is erop gericht dat het land dat steun ontvangt zo spoedig mogelijk weer een houdbare financieel-economische positie heeft en weer toegang krijgt tot de financiële markten.

Op het moment dat een lidstaat, die steun uit het EFSF ontvangt, niet aan de betalingsverplichtingen van het EFSF kan voldoen en als gevolg daarvan het EFSF haar schuldeisers niet meer kan betalen, zal Nederland naar rato haar aandeel in de garantie moeten bijdragen aan het EFSF. Als andere landen die garanties hebben verleend op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het EFSF te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het EFSF garanties inroept heeft dit effect op het EMU-saldo.

Om de financiële ondersteuning vanuit het EFSM te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie (EU) geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden via de EU-begroting gegarandeerd door de EU-lidstaten. Zodra het EFSM garanties inroept, betekent dit een effect op de Nederlandse schuld en het EMU-saldo.

Het ESM kent een andere kapitaalstructuur, waardoor de risico’s voor landen die garanties verstrekken zijn ingeperkt. De risico’s worden daarnaast beheerst doordat het ESM een preferente schuldeiser status (preferred creditor) kan claimen over andere crediteuren (behalve die van het IMF). Indien lidstaten die steun hebben ontvangen uit het ESM niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen van het ESM te voldoen en als gevolg daarvan het ESM haar schuldeisers niet meer kan betalen, dan zal het ESM deze verliezen moeten opvangen. Het ESM zal dan eerst putten uit het reservefonds, daarna uit het volgestort kapitaal en als laatste optie pas het oproepbaar kapitaal(garanties) oproepen. Als andere garanderende landen op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het ESM te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het ESM garanties inroept, betekent dit een effect op de Nederlandse schuld en het EMU-saldo.

Premiestelling en kostendekkendheid

ESM/EFSF

De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen aan het ESM en het EFSF is afhankelijk van de rente waarvoor het ESM/EFSF op de geld- en kapitaalmarkt leent (zogenaamde cost of funding). Het verschuldigde rentepercentage is een samenstelling van de rente die het ESM/EFSF betaalt voor obligatie-uitgiftes met verschillende looptijden. Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het ESM/EFSF op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. Daarnaast betalen lidstaten die steun ontvangen van het ESM/EFSF aan het ESM/EFSF bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten, jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten en een commitment fee. Lidstaten betalen aan het ESM ook nog een renteopslag, waarbij de hoogte afhangt van het gekozen instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM. De renteopslag van het EFSF is vastgesteld op nul.

EFSM

De prijsstelling van het EFSM kent als uitgangspunt dat deze direct worden doorgegeven aan de specifieke programmalanden tegen dezelfde rente als waarvoor de Europese Commissie inleent. Dit zijn de financieringskosten. De renteopslag op de EFSM-leningen is vastgesteld op nul. Naar aanleiding van een verandering in het Nederlandse aandeel in de EU-begroting, op basis van het BNI, zijn de bestaande garantieverplichting voor zowel het EFSM als de EU-betalingsbalanssteun bijgesteld.

De steun die iedere EU-lidstaat inlegt is (mede-)afhankelijk van het relatieve BNI van iedere lidstaat ten opzichte van het totale BNI van de EU. Geraamd wordt dat in 2017 het Nederlandse aandeel in het totale BNI van de EU 4,68% bedraagt, een daling van 2 basispunten t.o.v. 2016. De Nederlandse bijdrage wordt daarom met € 12 mln. verlaagd.

16. EIB-kredietverlening in ACP en OCT

Doel en werking garantieregeling

De European Investment Bank (EIB) verricht activiteiten in de landen in Sub-Sahara Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ook wel de Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen genoemd, afgekort ACP-landen), alsmede in Europese Overzeese Gebieden (Overseas Countries and Territories, afgekort OCT-landen). De projecten richten zich op economische ontwikkeling van deze landen via de ontwikkeling van de private sector en de financiële sector, investeringen in infrastructuur en het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Een deel van deze activiteiten wordt bekostigd met een «revolverend fonds» dat gefinancierd wordt door het European Development Fund (EDF). De EIB financiert daarnaast ook activiteiten uit eigen middelen. Op deze eigen middelen hebben de lidstaten een garantie afgegeven om het politieke risico dat op deze activiteiten wordt gelopen af te dekken.

Beheersing risico’s

Om inspraak van de lidstaten in financieringsbesluiten, gefinancierd uit zowel EDF als eigen middelen, te waarborgen is er een comité opgericht waar alle lidstaten in vertegenwoordigd zijn. Dit comité beoordeelt alle investeringsvoorstellen inhoudelijk en brengt advies uit aan de EIB Board inzake eventuele goedkeuring. Tevens heeft het beheer van de portefeuille dezelfde waarborgen als de EIB-portefeuille binnen de EU.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Door de aandeelhouders wordt geen dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij de garantie zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten in de ACP- en OCT-landen hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

17. Kredieten EU-betalingsbalanssteun

Doel en werking garantieregeling

De Europese Betalingsbalansfaciliteit is bedoeld voor niet-eurolanden met feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot de lopende rekening van de betalingsbalans of het kapitaalverkeer. De EU draagt bij aan de stabiliteit door het verstrekken van leningen via de Betalingsbalansfaciliteit. Alleen lidstaten die de euro (nog) niet hebben ingevoerd kunnen aanspraak maken op de Betalingsbalansfaciliteit. Om de financiële ondersteuning te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de EU geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden gegarandeerd door de EU-lidstaten via de EU-begroting. Uit de betalingsbalansfaciliteit kan voor een maximum aan € 50 mld. aan leningen worden verstrekt. Geraamd wordt dat in 2017 het Nederlandse aandeel in het totale BNI van de EU 4,68% bedraagt, een daling van 2 basispunten ten opzichte van 2016. De Nederlandse bijdrage wordt daarom met € 10 mln. verlaagd. Het Nederlandse aandeel in deze garantie komt rekening houdend met deze verlaging uit op circa € 2,3 mld.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van leningen gaat altijd gepaard met een risico. Het doel van de Betalingsbalansfaciliteit is juist om de financiële stabiliteit van de gehele EU te waarborgen opdat risico’s voor de Nederlandse economie, financiële sector en begroting niet escaleren. Doordat de Europese Commissie op grond van een impliciete garantie van de EU-begroting leningen kan verstrekken hoeven de EU-lidstaten geen kosten te maken voor het verstrekken van deze leningen. Het uitstaande risico komt als promemorie in de EU-begroting. De eventuele rentemarge (verschil tussen rente bij in- en uitlenen) wordt verrekend in de afdrachten van de lidstaten (inkomstenkant van de EU-begroting).

Premiestelling en kostendekkendheid

De rente die steunontvangende landen betalen voor financiële steun van de Betalingsbalansfaciliteit is gelijk aan de financieringskosten die de Europese Commissie maakt. In de periode 2008–2011 is een totaalbedrag van € 13,4 mld. aan leningen verstrekt aan Hongarije, Letland en Roemenië. Van deze programma’s zijn alle tranches uitgekeerd en Hongarije en Letland zijn reeds begonnen met terugbetalen van de leningen. Het openstaande bedrag van de faciliteit aan deze drie landen is circa € 13,4 mld. (stand juli 2015). Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

18. en 19. Wereldbank Groep

Doel en werking garantieregeling

De Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) is een onderdeel van de Wereldbank Groep. Deze organisatie ondersteunt de private sector bij het verzekeren van buitenlandse investeringen. De activiteiten van MIGA worden gefinancierd door aandelenkapitaal (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital). Een ander onderdeel van de Wereldbank Groep is de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD, oftewel de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling). IBRD functioneert als een soort coöperatieve bank, waarvan lidstaten aandeelhouder zijn. Op basis van ingelegd aandeelkapitaal en garanties, leent IBRD in op kapitaalmarkten en worden leningen verstrekt.

Beheersing risico’s

De garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de IBRD op het moment dat de IBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als zeer klein aangemerkt. De IBRD voert namelijk een prudent beleid met als expliciet doel het risico op een «call on capital» te minimaliseren en het liquiditeit- en risicobeleid van de IBRD is conservatief. De leenportfolio van de IBRD functioneert ondanks de crisisjaren goed. Dit komt mede doordat de Wereldbank mondiaal opereert waardoor de portefeuille goed gediversifieerd is. De bank heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status (stabiel) die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. Tevens heeft de Bank een zogenaamde Preferred Creditor Status. Dit houdt in dat lenende landen de IBRD voorrang verschaffen bij betaling indien zij moeite hebben om aan hun verplichtingen te voldoen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen gestort worden in een begrotingsreserve. De financiële voordelen van de garantie worden door de IBRD middels betere leenvoorwaarden doorberekend aan de klantlanden, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de door IBRD opgelegde beleidsdoelstellingen. Het instellen van een premie zou de bijdrage van de IBRD aan het maatschappelijke doel verminderen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

20. EBRD

Doel en werking garantieregeling

De European Bank for Reconstruction and Development (EBRD, oftewel de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is opgericht om de landen in Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet Unie bij te staan in hun transitie naar een democratie en naar een markteconomie. Inmiddels is het operatiegebied uitgebreid met een aantal Centraal-Aziatische landen en enkele landen in de Zuidoostelijk Mediterrane regio. Het mandaat van de Bank is specifiek gericht op de transitie van (aanvankelijk ex-communistische) economieën naar markteconomieën met een robuuste private sector en integratie daarvan in de wereldeconomie. De EBRD wordt gefinancierd door aandelenkapitaal, waarvan zo’n 20% is ingelegd door de lidstaten (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital).

Beheersing risico’s

De garantie kan alleen worden ingeroepen door de EBRD wanneer de bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en de bank dus failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als klein aangemerkt. De EBRD voert een prudent beleid. Het liquiditeit- en risicobeleid zijn conservatief. De leenportfolio van de EBRD doet het historisch gezien goed en de bank maakt winst. Mede daardoor heeft de EBRD een sterke kapitaalpositie met een gezonde verhouding tussen de portfolio en de capaciteit om het risico in de portfolio te dragen. Het beleid is erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. De EBRD wordt door alle kredietbeoordelingbureaus dan ook als betrouwbaar aangemerkt (AAA, stabiel). De bank heeft een «Preferred Creditor Status». Tevens heeft de board van de bank een Audit Committee dat de risico’s van de Bank nauwgezet in de gaten houdt. Er is een Internal Audit Committee dat toeziet op de kwaliteit van procedures en processen (deze rapporteert aan de president van de bank).

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Het is immers de wijze waarop het ingelegd kapitaal wordt gefinancierd. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EBRD hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EBRD, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Uit het eigen vermogen worden regelmatig (beperkt) middelen onttrokken met goedkeuring van de Raad van Gouverneurs, bijvoorbeeld voor het EBRD-fonds waaruit onder andere technische-assistentie-activiteiten worden betaald of het door de EBRD beheerde Chernobyl Shelter Fund. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

21. EIB

Doel en werking garantieregeling

De EIB heeft tot taak, met een beroep op de kapitaalmarkten en op haar eigen middelen, bij te dragen aan een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de EU. Op basis van kapitaal en garanties van de lidstaten leent de EIB op de kapitaalmarkt waarmee het middelen genereert voor investeringen in zowel de publieke als de private sector.

Beheersing risico’s

Garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de EIB op het moment dat de bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt wordt echter als klein aangemerkt, omdat de EIB een zeer prudent risicobeleid voert dat als doel heeft kapitaalgaranties nooit te hoeven inroepen. De leenportfolio van de EIB functioneert historisch gezien goed en de bank maakt winst. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P and Fitch) geven de EIB een AAA/Aaa rating. Deze sterke rating is een reflectie van de kwalitatief hoogwaardige portefeuille van de EIB en de sterke steun van een aantal kredietwaardige aandeelhouders (met name Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland). De bank heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig in te lenen op de kapitaalmarkt. De bank heeft een Preferred Creditor Status.

Tevens heeft de board van de bank een risk committee dat de risico’s van de bank in de gaten houdt en is er een onafhankelijk audit committee (bestaande uit financiële experts, toezichthouders en auditors) dat rechtstreeks rapporteert aan de Gouverneurs van de EIB (Ministers van Financiën). Dit comité ziet onder andere toe op naleving van de regels voor toereikendheid van kapitaal en liquiditeit van de EU (Capital Requirement Directives, afgekort CRD) en Bazel, waarbij de bank overigens conform haar eigen beleid ver boven de daarin vastgelegde minima uitsteekt.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Zou de EIB ooit worden opgeheven dan zou dit kapitaal terugstromen naar de aandeelhouders (overigens is er wel eenmaal in het bestaan van de EIB dividend verstrekt aan de aandeelhouders toen het kapitaal van de bank uitzonderlijk hoog was in verhouding tot de behoefte). Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

22. DNB – IMF

Doel en werking garantieregeling

Bij het IMF gaat het om een garantie die de Nederlandse Staat aan DNB verleent om het risico te dekken indien het Fonds in gebreke blijft. De garantieverstrekking is daarmee dus in feite een nationale aangelegenheid. Deze garantie staat wel op de begroting, maar wordt alleen ingeroepen in het geval dat het IMF niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en een beroep doet op middelen van DNB. Een deel van de garantie is tijdelijk. Hierdoor kan de garantie dalen. Begin 2016 zijn de quotahervormingen van het IMF in werking getreden (zie Kamerbrief van 28 januari 2016) en is de Nederlandse NAB-garantie als gevolg daarvan automatisch verlaagd. Tegelijkertijd is de garantie voor het PGRT opgehoogd tot Special Drawing Rights (SDR) 1 miljard7, die tot 2024 loopt8.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van garanties gaat altijd gepaard met risico. De kans dat DNB de garantie moet inroepen is echter zeer klein. Het IMF kent verschillende beleidsmaatregelen om te voorkomen dat betalingsachterstanden op IMF-programma’s ontstaan. Belangrijke elementen hierin zijn het IMF-beleid voor programmalanden, de Preferred Creditor Status die het IMF heeft en de reserves die het IMF hanteert. De kredietverlening van het IMF is «revolverend», wat betekent dat landen na een bepaalde periode het IMF weer terug moeten betalen. Het komt nauwelijks voor dat landen achterstanden hebben bij het IMF, mede dankzij het prudente beleid dat het IMF voert. Een belangrijk element hierin vormt het toegangsbeleid: voordat het IMF een programma verstrekt wordt vastgesteld of een land voldoende capaciteit heeft om het IMF terug te betalen. Daarnaast zijn er richtlijnen voor limieten van leningen zodat het IMF grenzen kan stellen aan de beschikbare financiering voor een programma. Ook zijn de vormgeving van het programma en de gestelde conditionaliteiten belangrijke waarborgen voor terugbetaling. Hiermee dwingt het IMF economische aanpassingen af die lidstaten in staat stellen hun betalingsbalansproblemen op orde te krijgen en tijdig de lening terug te betalen. Daar komt bij dat het IMF een «Preferred Creditor» is (crediteur die voorrang krijgt boven andere crediteuren), en dat achterstanden bij het IMF slecht zijn voor de reputatie op financiële markten en bij andere internationale instellingen. In het geval van achterstallige betalingen kan het IMF terugvallen op de reservebuffer, de zogenaamde precautionary balances. Het IMF houdt voor deze reserves een doelstelling aan van SDR 20 mld. waarbij SDR 10 mld. als een minimum wordt gehanteerd.

Overigens is het zo dat er geen directe koppeling kan worden gemaakt tussen individuele IMF-programma’s en de Nederlandse bijdrage aan het IMF. De IMF-middelen aan programmalanden worden ter beschikking gesteld uit de algemene middelen van het IMF. De garantie van de Nederlandse Staat aan DNB dekt louter de middelen die Nederland beschikbaar stelt aan het IMF, voor de theoretische situatie dat DNB door het IMF niet meer wordt terugbetaald.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor afgegeven garanties aan DNB wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Het IMF zelf ontvangt geen garantie van de Nederlandse Staat en betaalt dus ook geen premie voor deze garantie aan de Nederlandse Staat. Het IMF vraagt wel premie aan landen die financiële steun krijgen en betaalt een premie aan landen die middelen verstrekken. Dit geldt ook voor Nederland. Op het moment dat het IMF gebruik wenst te maken van een verstrekt leenarrangement, dan moet DNB dit geld financieren op de kapitaalmarkt. Hiervoor ontvangt DNB een vergoeding: de SDR-rente.

De premie die landen moeten betalen aan het IMF is gebonden aan de IMF-marktgerelateerde rente, die weer gerelateerd is aan de SDR-rente. Het IMF rekent een extra opslag (vergoeding voor gelopen risico’s) voor programma’s die groot van omvang zijn (boven de 187,5% quotum van een land uitkomen). Als het bedrag aan financiële steun na een aantal jaar nog steeds boven de 187,5% quotum uitkomt, wordt daar bovenop een extra opslag gevraagd om groot en langdurig gebruik van IMF-middelen te ontmoedigen. Een uitzondering wordt gemaakt voor lage-inkomenslanden: zij betalen een veel lagere premie. Daarnaast rekent het IMF een zogeheten commitment fee voor een aantal faciliteiten, die wordt teruggestort wanneer een land daadwerkelijk geld trekt onder die faciliteit. Ook rekent het IMF een vergoeding om de uitvoeringskosten van een programma te dekken.

Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

23. AIIB

Doel en werking garantieregeling

In 2015 is besloten om toe te treden tot de nieuw op te richten Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB), welke ondertussen operationeel is. Op basis van een door de oprichtende aandeelhouders bepaalde verdeelsleutel heeft Nederland een aandeel toegewezen gekregen en zich hierop ingeschreven. Dit aandeel bestaat uit een gedeelte ingelegd (paid-in)kapitaal en een gedeelte garantiekapitaal. Deze verplichting betreft het garantiekapitaal.

De doelstelling van de AIIB is tweeledig:

  • het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het creëren van welvaart en het verbeteren van het infrastructuurnetwerk in Azië door te investeren in infrastructuur en andere productieve sectoren;

  • het bevorderen van regionale samenwerking en partnerschappen door samen te werken met andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstellingen bij het adresseren van ontwikkelingsuitdagingen.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van garanties gaat altijd gepaard met een risico. Dit risico zal bestaan totdat de garantie wordt opgeheven. De garantie kan worden afgeroepen door de AIIB op het moment dat de bank niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. In dit uiterste geval heeft het directe gevolgen voor de rijksuitgaven en het EMU-saldo (voor maximaal USD 825 mln.). De kans dat dit gebeurt wordt echter als zeer klein aangemerkt. De optie om «callable capital» in te roepen is bij de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bv. Azië-crisis of afgelopen financiële crisis). Het risico wordt ook geadresseerd door het nog op te stellen risicobeleid van de bank.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in de begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de AIIB hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de AIIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort.

24. Regeling Investeringverzekering

Doel en werking garantieregeling

De Staat kan jaarlijks voor maximaal € 453,8 mln. aan verplichtingen aangaan voor nieuwe investeringsverzekeringen. Via deze verzekeringen worden Nederlandse bedrijven die langdurig investeren gedekt tegen het politieke risico dat zij lopen in het buitenland. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt naast het verplichtingenplafond van € 453,8 mln. een verwachte afloop van € 453,8 mln. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn pas na afloop van een begrotingsjaar bekend.

Beheersing risico’s

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen kunnen ieder moment worden aangepast zodat onverantwoord grote risico’s worden vermeden. Het risicoprofiel van de bestaande exportkredietverzekering-portefeuille (ekv-portefeuille) inclusief Regeling Investeringen (RIV) en MIGA en van nieuwe aanvragen, wordt daarom nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën door middel van een uitgebreid risicokader. Voor de RIV is in de begroting een bedrag van € 453,8 mln. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). Het gebruik van de regeling wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Benutting garantieregeling (bedragen x € 1.000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Aangegane garantieverplichtingen (bruto)

0

13.789

62.194

5.760

0

Vervallen garantieverplichtingen (incl. schade-uitkeringen)

19.572

34.262

9.275

57.225

10.227

Aangegane garantieverplichtingen (netto)

– 19.752

– 20.473

52.919

– 51.465

– 10.227

Premiestelling en kostendekkendheid

Bij de investeringsverzekeringen gelden net zoals bij exportkredietverzekeringen internationale afspraken ten aanzien van kostendekkendheid en minimumpremies. De kostendekkendheid van de investeringsverzekering wordt gemonitord door middel van een speciaal hiervoor ontwikkeld model voor Bedrijfseconomische Resultaatbepaling (BERB). Er is voor het geheel aan producten (garanties 24, 25 en 26) een risicovoorziening beschikbaar van € 207 mln.

25. MIGA-herverzekering

Doel en werking garantieregeling

Herverzekering MIGA betreft de herverzekering van investeringsverzekeringen afgesloten door Nederlandse exporteurs onder de MIGA-faciliteit van de Wereldbank. Door herverzekering ontstaat er bij de Wereldbank meer ruimte voor het afsluiten van investeringsverzekeringen met Nederlandse exporteurs. Om deze herverzekeringscapaciteit af te bakenen is een separaat garantieplafond opgesteld. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt naast het verplichtingenplafond van € 150 mln. een verwachte afloop van € 150 mln. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn na afloop van een begrotingsjaar bekend. Tot op heden is er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot herverzekering van investeringsverzekeringen afgesloten onder de MIGA-faciliteit. Herverzekering onder de MIGA-faciliteit maakt onderdeel uit van het reguliere instrumentarium en zal als zodanig dan ook onderdeel uitmaken van de beleidsdoorlichting in 2016. Hierbij zal ook de benutting van het instrument aan de orde komen.

Beheersing risico’s

Er is een maximale jaarlijkse herverzekeringslimiet van € 150 mln. vastgelegd. Voor de MIGA-herverzekering is in de begroting een bedrag van € 150 mln. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). Het gebruik van de regeling wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Benutting garantieregeling (bedragen x € 1.000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Aangegane garantieverplichtingen (bruto)

0

0

0

0

0

Vervallen garantieverplichtingen (incl. schade-uitkeringen)

0

0

0

0

0

Aangegane garantieverplichtingen (netto)

0

0

0

0

0

Premiestelling en kostendekkendheid

Conform de overeenkomst met de Wereldbank wordt de premiestelling van MIGA overgenomen. De Wereldbank is eveneens gebonden aan de internationaal afgesproken minimumpremies. Er is voor het geheel aan producten (garanties 24, 25 en 26) een risicovoorziening beschikbaar van € 207 mln.

26. Exportkredietverzekering

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Staat biedt de mogelijkheid voor het verzekeren van betalingsrisico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland. Het productenassortiment van de ekv-faciliteit omvat momenteel onder andere de exporteurspolis, financieringspolis, koersrisicoverzekering, werkkapitaaldekking en verzekering van garanties. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt naast het verplichtingenplafond van € 10 mld. een verwachte afloop van € 10 mld. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn na afloop van een begrotingsjaar bekend.

Beheersing risico’s

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen kunnen ieder moment worden aangepast zodat onverantwoord grote risico’s worden vermeden. Het risicoprofiel van de bestaande ekv-portefeuille (incl. RIV en MIGA) en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën door middel van een uitgebreid risicokader.

In de begroting 2012 is het jaarlijkse garantieplafond naar beneden bijgesteld van € 11,3 mld. naar € 10 mld. Een herijking van garantieverplichtingen in vreemde valuta heeft eind 2014 geleid tot lagere uitstaande garanties. Hierdoor is ook de omvang van vervallen garantieverplichtingen relatief groot (zie onderstaande tabel). Door deze wijziging wordt echter aangesloten bij de systematiek die al wordt gehanteerd bij andere internationale garanties.

Voor de ekv is in de begroting een bedrag van € 10 mld. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). In voorgaande jaren was er sprake van een plafond voor het saldo van nieuwe verplichtingen (nieuwe verplichtingen minus de vervallen verplichtingen, dus het nettoplafond). Het gebruik van de regeling wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Benutting garantieregeling (bedragen x € 1.000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Aangegane garantieverplichtingen (bruto)

6.823.709

12.644.489

12.901.909

8.882.142

9.517.292

Vervallen garantieverplichtingen (incl. schade-uitkeringen)

5.705.565

9.701.607

9.378.339

16.366.533

7.162.405

Aangegane garantieverplichtingen (netto)

1.118.144

2.942.882

3.523.570

– 7.484.391

2.354.887

Premiestelling en kostendekkendheid

Internationaal is afgesproken dat ekv-faciliteiten over een langere periode kostendekkend moeten zijn, om concurrentieverstoring te voorkomen. Dat betekent dat op lange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. Om deze reden zijn de minimumpremies van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) opgesteld. Nederland houdt zich aan deze minimumpremies en monitort de kostendekkendheid door een speciaal hiervoor ontwikkeld model: BERB. Er is voor het geheel aan producten (garanties 24, 25 en 26) een risicovoorziening beschikbaar van € 207 mln. Deze reserve wordt aangehouden door de tijdsverschillen tussen premie-ontvangsten en schade-uitkeringen. Verder is er nog een risicovoorziening voor de Stichting Economische Samenwerking Nederland Oost-Europa en Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten (Seno-Gom) van € 25 mln.

3 DE BELEIDSARTIKELEN (Financiën)

3.1 Artikel 1: Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving zorgen er voor dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Onder «compliance» verstaat de Belastingdienst dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke fiscale verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen. De term «bereidheid» geeft aan dat de Belastingdienst er naar streeft dat belastingplichtigen uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Als belastingplichtigen hun wettelijke fiscale verplichtingen nakomen, dan komt belastinggeld de staatskas binnen zoals de wetgever beoogt. De algemene doelstelling komt tot uiting in de volgende meetbare gegevens.

Prestatie-indicatoren Algemene doelstelling (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2014

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Percentage aangiften omzetbelasting tijdig ontvangen

95,1%

95,3%

n.v.t.

>95%

Percentage aangiften loonheffingen tijdig ontvangen

99,2%

99,2%

n.v.t.

>99%

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren

n.v.t.

1,1%

n.v.t.

<1,1%

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB

n.v.t.

6,0%

n.v.t.

<6%

Tijdige betaling van belastingen en premies

98,3%

98,4%

98–99%

>98%

Oninbare belastingen en premies

0,6%

0,6%

n.v.t.

<0,6%

Toelichting

– Percentage aangiften omzetbelasting en loonheffingen tijdig ontvangen

Deze nieuwe indicator weerspiegelt of het beleid van de Belastingdienst succesvol is om zo snel mogelijk contact op te nemen met belastingplichtigen wanneer die verzuimen op tijd aangifte te doen. Voor aangiften die niet tijdig zijn binnengekomen legt de Belastingdienst aanmaningen en ambtshalve aanslagen op. Ook worden boetes opgelegd voor het niet tijdig aangifte doen.

– Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingtekort

Voor het structureel terugdringen van het nalevingtekort9 worden naast de reguliere handhavingactiviteiten de voorgestelde maatregelen van de Investeringsagenda en de reeds lopende maatregelen van Investering Toezicht en Invordering (ITI) ingezet:

  • Deze maatregelen zullen via toezicht, invordering en fraudeaanpak een positief effect hebben op de compliance en de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten. Dit effect komt naar verwachting tot uiting in extra belastingontvangsten. Met de monitoring van de Investeringsagenda en ITI zijn de extra ontvangsten inzichtelijk te maken hoewel het niet mogelijk is om een directe relatie te leggen tussen de inzet van personeel en de extra belastingontvangsten.

  • Met aanvullend onderzoek, in de vorm van steekproefsgewijze controles, wordt vastgesteld of het nalevingstekort in de segmenten «Particulieren» en «MKB» daadwerkelijk afneemt. De onderzochte aangiften worden aselect zonder voorafgaande risicoselectie getrokken en leveren inzicht in de populatie, alsmede kennis over de houding en het fiscaal relevante gedrag van belastingplichtigen en over nalevingstekorten.

– Tijdige betaling van belastingen en premies

Deze indicator meet het deel van de geïnde belastingen en premies dat de belastingplichtigen tijdig, voor de vervaldatum, volledig betalen aan de Belastingdienst. Hiertoe wordt ook het voldoen van een vordering na een betalingsherinnering of als onderdeel van een betalingsregeling gerekend. Dat betekent dat de Belastingdienst geen invorderingsmaatregelen hoeft toe te passen. Voor 2017 is de doelstelling om boven de 98% uit te komen.

– Oninbare belastingen en premies

Niet alle vorderingen worden geheel ingevorderd. Dit kan verschillende oorzaken hebben: faillissementen, wettelijke schuldsanering, overlijden of omdat de vordering niet te verhalen is. Andere oorzaken van oninbaar lijden zijn de fraudeposten en aanslagen voor criminele posten. De ervaring leert dat deze vorderingen zeer lastig zijn te innen. De vorderingen blijven wel opeisbaar en worden ook actief gevolgd voor het geval zich alsnog inkomstenbronnen aandienen (dynamisch monitoren).

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

  • het te voeren fiscale beleid;

  • het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;

  • het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:

  • de heffing en inning van de rijksbelastingen en douanerechten;

  • de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;

  • de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;

  • de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;

  • de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen;

  • de controle op niet-fiscale aspecten, zoals veiligheid, gezondheid en milieu, bij invoer, doorvoer en uitvoer van goederen;

  • handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) voert de Belastingdienst/Toeslagen de toeslagregelingen uit voor de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op grond van de Algemene douanewet, Europese verordeningen en het Douanewetboek van de Unie (DWU) voert de Douane de controle op fiscale en niet-fiscale aspecten uit. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De Minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van wet- en regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

C. Beleidswijzigingen

Op 19 mei 2014 is de Brede Agenda voor de Belastingdienst door de Staatssecretaris van Financiën aan de Kamer gestuurd. Ter uitwerking hiervan heeft de Staatssecretaris op 20 mei 2015 zijn Investeringsagenda Belastingdienst aan de Tweede Kamer gezonden10. De voorstellen uit deze Investeringsagenda die betrekking hebben op 2017 worden nader uitgewerkt in de beleidsagenda (Begrotingstoelichting hoofdstuk 2).

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

De Belastingdienst wordt beschouwd als een grote uitvoeringsorganisatie vanwege het budget (€ 2,9 mld. in 2017) en het aantal medewerkers, en daarnaast is er veel politieke en maatschappelijke aandacht voor de werkzaamheden van de Belastingdienst. Via een eigen begrotingsartikel is het mogelijk inzicht te geven in de verschillende werkzaamheden, uitgaven en ontvangsten van de Belastingdienst.

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

3.259.300

3.395.023

2.924.355

2.751.646

2.646.512

2.588.104

2.575.261

                   

Uitgaven (1) + (2)

3.190.076

3.395.023

2.924.355

2.751.646

2.646.512

2.588.104

2.575.261

                   
 

(1) Programma-uitgaven

199.671

162.045

121.045

95.945

78.745

66.745

66.745

 

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                   
 

Rente

193.421

156.090

115.090

89.990

72.790

60.790

60.790

   

Belasting- en invorderingsrente

193.421

156.090

115.090

89.990

72.790

60.790

60.790

                   
 

Bekostiging

6.250

5.955

5.955

5.955

5.955

5.955

5.955

   

Proceskosten

4.677

3.561

3.561

3.561

3.561

3.561

3.561

   

Overige programma-uitgaven

1.573

2.394

2.394

2.394

2.394

2.394

2.394

                   
 

(2) Apparaatsuitgaven

2.990.405

3.232.978

2.803.310

2.655.701

2.567.767

2.521.359

2.508.516

                   
 

Personele uitgaven

2.216.312

2.408.471

2.089.360

1.978.088

1.893.399

1.849.440

1.841.809

   

waarvan: Eigen personeel

2.019.909

2.201.674

1.957.604

1.855.298

1.775.118

1.731.859

1.724.228

   

waarvan: Inhuur externen

196.403

206.797

131.756

122.790

118.281

117.581

117.581

                   
 

Materiële uitgaven

774.093

824.507

713.950

677.613

674.368

671.919

666.707

   

waarvan: ICT

249.311

253.076

227.761

219.727

216.448

215.945

216.327

   

waarvan: Bijdrage SSO's

204.720

198.846

174.518

151.022

152.386

152.439

152.006

   

waarvan: overige

320.062

372.585

311.671

306.864

305.534

303.535

298.374

                   

Ontvangsten (3) + (4)

117.090.239

118.898.042

128.560.352

130.705.530

138.278.983

143.484.618

149.872.165

                   
 

(3) Programma-ontvangsten

117.069.316

118.877.483

128.539.772

130.685.222

138.258.689

143.464.094

149.851.641

   

Waarvan:

             
   

Belastingontvangsten

116.240.772

118.056.030

127.681.119

129.817.669

137.372.936

142.590.941

148.980.488

                   
 

Rente

367.668

365.200

392.600

399.400

418.900

407.100

407.100

   

Belasting- en invorderingsrente

367.668

365.200

392.600

399.400

418.900

407.100

407.100

                   
 

Boetes en schikkingen

257.964

238.977

248.777

250.877

249.577

248.777

246.777

   

Ontvangsten boetes en schikkingen

257.964

238.977

248.777

250.877

249.577

248.777

246.777

                   
 

Bekostiging

202.912

217.276

217.276

217.276

217.276

217.276

217.276

   

Kosten vervolging

202.912

217.276

217.276

217.276

217.276

217.276

217.276

                   
 

(4) Apparaatsontvangsten

20.923

20.559

20.580

20.308

20.294

20.524

20.524

D2. Budgetflexibiliteit

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt ontvangen van of vergoed aan belastingplichtigen. De rente-uitgaven komen voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

Bekostiging

De uitgaven onder bekostiging betreffen onder andere de proceskostenvergoeding aan belastingplichtigen indien hun bezwaar of beroep wordt gehonoreerd. De regeling ligt vast in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitgaven zijn 100% juridisch verplicht. Verder valt onder dit budget een bijdrage aan de Waarderingskamer die 100% juridisch verplicht is op basis van Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

E. Toelichting op de instrumenten

Bekostiging

Uitgaven: belastingplichtigen komen in aanmerking voor een proceskostenvergoeding, indien zij in het gelijk worden gesteld bij een bezwaar- of beroepsprocedure.

De overige programma-uitgaven bestaan onder andere uit een bijdrage aan de Waarderingskamer en de Douaneraad.

Ontvangsten: aan belastingschuldigen worden de kosten doorberekend van invorderingsmaatregelen (aanmaning, dwangbevel, beslaglegging, etc.). Dit gebeurt op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.

Boetes en schikkingen

Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van fiscale strafbeschikkingen.

Belastingontvangsten

De in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» opgenomen belastingontvangsten zijn netto-ontvangsten. De netto-ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële verhoudingswet, en minus de afdrachten aan het BTW-compensatiefonds en het Bonaire, Sint Eustatius en Saba fonds (BES-fonds).

In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2017 met hoofdstuk IX. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.

Aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2017 met begroting IX (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totale belastingontvangsten

147.539.222

151.573.550

159.979.411

161.773.204

169.197.134

174.253.066

180.508.037

Afdracht Gemeentefonds

27.267.075

28.150.198

27.143.169

26.967.324

26.843.377

26.687.820

26.627.709

Afdracht Provinciefonds

1.114.541

2.411.025

2.199.585

2.032.582

2.025.177

2.018.661

1.944.105

Afdracht BTW-compensatiefonds

2.870.250

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

Afdracht BES-fonds

46.585

33.409

32.650

32.741

32.756

32.756

32.847

Belastingontvangsten IX

116.240.772

118.056.030

127.681.119

129.817.669

137.372.936

142.590.941

148.980.488

Belastinguitgaven

Conform de conclusie van het kabinet naar aanleiding van de «beleidsdoorlichting evaluatie belastinguitgaven»11, worden de belastinguitgaven die onder verantwoordelijkheid vallen van het Ministerie van Financiën in deze begroting weergegeven. Het zijn vooral fiscale faciliteiten die geen directe relatie hebben met een specifiek beleidsterrein van andere departementen.

Belastinguitgaven 2017 (bedragen x € 1 mln.)

Belastinguitgave

Budgettair belang

Doorschuiven inkomen aanmerkelijk belang bij aandelenfusie

102

Vrijstelling rechten op kapitaaluitkering bij overlijden forfaitair rendement

28

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaaluitkeringen

943

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

665

Giftenaftrek

361

Faciliteiten successiewet algemeen nut beogende instellingen (ANBI)

211

Omzetbelasting vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen en kerken

182

Omzetbelasting vrijstelling fondsenwerving

51

Vrijstelling motorrijtuigenbelasting motorrijtuigen van 40 jaar of ouder

68

Vrijstelling motorrijtuigenbelasting reinigingsdiensten

2

Overige vrijstellingen1

3

X Noot
1

Deze post is per omissie de afgelopen jaren niet opgenomen in de begroting en daarom nu toegevoegd. De post bestaat uit de invaliditeitsvrijstelling, de vrijstellingen voor lijkwagens, dierenambulances, motorrijtuigen waarmee gewoonlijk slechts over een geringe afstand gebruik wordt gemaakt van de weg en de vrijstelling op grond van ministeriële beslissing.

Apparaatsbudgetten

Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst betreffen personeel (ca. € 2,1 mld.) en materieel (ca. € 0,7 mld.). Het apparaatsbudget betreft de uitvoeringskosten voor het primaire proces binnen de Belastingdienst en de ondersteuning daarvan. Het primaire proces omvat de uitvoering en controle op de fiscale wet- en regelgeving, de douanewetgeving en -taken, en de toeslagregelingen.

Apparaatsontvangsten

De apparaatsontvangsten van € 20,6 mln. bestaan onder andere uit ontvangsten in verband met werkzaamheden die de Belastingdienst voor andere overheidsorganisaties uitvoert.

F1. Fiscaal beleid en wetgeving

Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbelastingen, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is.

Het vereenvoudigen van het belastingstelsel staat hoog op de politieke agenda. In het pakket Belastingplan 2017 worden daarom verschillende maatregelen getroffen die zullen leiden tot een vereenvoudiging van het belastingstelsel. Het gaat hierbij om maatregelen zoals het uitfaseren van het pensioen in eigen beheer, het vereenvoudigen van de teruggaafregeling voor oninbare vorderingen in de btw en de milieubelastingen, alsmede het vereenvoudigen van de tabaksaccijns. Daarnaast heeft begin 2016 bij wijze van pilot een brede consultatie bij burgers, bedrijven en organisaties plaatsgevonden, waarvan een deel van de uitkomsten is opgenomen in het pakket Belastingplan 2017. In een brief aangeboden aan de Tweede Kamer op Prinsjesdag 2016 gaat de Staatssecretaris van Financiën uitgebreider in op vereenvoudiging van het belastingstelsel.

Daarnaast worden in het Belastingplan 2017 in zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting maatregelen getroffen om ongewenste belastingconstructies tegen te gaan.

In het Belastingplan 2016 zijn enkele maatregelen gepresenteerd om het forfaitaire rendement beter te laten aansluiten op werkelijk behaalde rendementen. Deze maatregelen treden met ingang van 1 januari 2017 in werking. Het forfaitaire rendement van 4% voor de totale grondslag van het box 3-vermogen wordt vervangen door een systematiek waarin rekening wordt gehouden met de verdeling over sparen (rendementsklasse I) en beleggen (rendementsklasse II). Daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar drie vermogensklassen: tot € 0,1 mln., tussen de € 0,1 mln. en € 1 mln. en meer dan € 1 mln. Het rendement voor beide rendementsklassen wordt jaarlijks herijkt. In het Belastingplan 2016 werd voor sparen een rendement voorzien van 1,63% en voor beleggen van 5,5%. De definitieve percentages, op basis van het voortschrijdend gemiddelde inclusief het rendement van 2015, zijn uitgekomen op 1,63% respectievelijk 5,42%. Het rendement voor vermogen tot € 0,1 mln. komt daarmee uit op 2,88%, voor vermogen tussen de € 0,1 mln. en € 1 mln. op 4,62% en voor vermogen meer dan € 1 mln. op 5,42%. In het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden van een heffing op werkelijk gerealiseerde rendementen, presenteert de Staatssecretaris van Financiën op Prinsjesdag 2016 de «voortgangsrapportage box 3».

Eind 2015 zijn de eindrapporten van het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) project van de OESO verschenen en door de G20 onderschreven. De maatregelen omtrent de innovatiebox zijn hier onderdeel van. Een aanpassing van deze regeling aan de internationaal overeengekomen standaard is opgenomen in het pakket Belastingplan 2017. Inwerkingtreding van deze aanpassing is voorzien op 1 januari 2017. Het kabinet biedt in 2017 een conceptwetsvoorstel ten behoeve van de implementatie per 1 januari 2019 van de richtlijn anti-belastingontwijking12 aan voor internetconsultatie. Het kabinet is er voorstander van dat de opbrengst van deze maatregelen gelijktijdig wordt teruggesluisd naar het bedrijfsleven. Op deze manier blijft Nederland een aantrekkelijk vestigingsland voor zowel binnenlandse als buitenlandse investeerders. In het Belastingplan 2017 wordt de eerste stap gezet door de stapsgewijze verlenging van de eerste schijf van de vennootschapsbelasting (het 20%-tarief) vanaf 2018.

Vanaf 1 september 2017 wordt ten slotte de huidige CO2– testmethode (New European Driving Cycle, afgekort NEDC) vervangen door de Worldwide Harmonized Light Vehicles Test Procedures (WLTP). De wijziging van de CO2– testmethode heeft gevolgen voor de autogerelateerde belastingen. Eind 2016 zal de Staatssecretaris van Financiën de benodigde wetswijzigingen ten aanzien van de implementatie van de WLTP in het stelsel van de autobelastingen bij de Tweede Kamer aanhangig maken.

F2. Belastingdienst

Handhavingstrategie Belastingdienst

«Handhaving» omvat het samenstel van activiteiten, van dienstverlening tot opsporing, dat de Belastingdienst tot zijn beschikking heeft. De Belastingdienst beoogt met handhaving het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel uit zich zelf (fiscale) regels naleven (compliance); dat wil zeggen zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Dit moet zorgen voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten en de rechtmatige betaling van toeslagen. De Belastingdienst handelt bij het handhaven conform de beginselen van behoorlijk bestuur en probeert zoveel mogelijk proactief in de actualiteit te handelen en problemen te voorkomen, in plaats van reactief te zijn.

Dit betekent dat de Belastingdienst, waar mogelijk in samenwerking met publieke en private partijen:

  • 1. een omgeving creëert waarin het maken van fouten zoveel mogelijk wordt voorkomen en waarin de Belastingdienst barrières opwerpt om fraude zoveel mogelijk tegen te gaan;

  • 2. het burgers en bedrijven gemakkelijk maakt om verschuldigde belasting(en) af te dragen, bijvoorbeeld door middel van de vooraf ingevulde aangifte en voorlichting, en om een juiste toeslagaanvraag te doen;

  • 3. de mate en intensiteit van de handhaving baseert op de relevante informatie over (oorzaken van) het gedrag van burgers en bedrijven. Daar waar de kwaliteit van de belastingaangifte of toeslagaanvraag vooraf is geborgd, kan de Belastingdienst volstaan met minder toezicht achteraf. Daar waar belastingplichtigen regels bewust niet willen naleven of frauderen, dwingt de Belastingdienst naleving af.

De Belastingdienst heeft hierbij te maken met verschillende groepen burgers en bedrijven, met verschillende behoeften en verschillende gedragingen bij het naleven van (fiscale) regels. De Belastingdienst deelt daarom ten behoeve van de handhaving het totale bestand van burgers en bedrijven op in groepen met samenhangende objectieve en subjectieve kenmerken (segmenten).

Burgers

In hoge mate bepalend voor de wijze van handhaving voor de groep burgers is de omvang van deze groep en de mate van zelfredzaamheid. De handhaving richt zich bij burgers op het (massaal) voorkomen van fouten en het verbeteren van de kwaliteit van de belastingaangifte en toeslagaanvraag door het (massaal) vooraf invullen van gegevens en door een betere dienstverlening. Ook corrigeert de Belastingdienst belastingaangiften en toeslagaanvragen van burgers door gebruik te maken van gegevens van derde partijen. De uitkomsten van steekproefsgewijze controles en een nadere analyse van de aangiften vormen de basis voor het bepalen welke groepen of individuele burgers specifieke aandacht nodig hebben.

Bedrijven

De Belastingdienst onderscheidt ten behoeve van de handhaving groepen bedrijven met samenhangende objectieve en subjectieve kenmerken. Voorbeelden van objectieve kenmerken zijn: omvang (af te dragen belasting, kasstroom), complexiteit (eigendomsverhoudingen, rechtsvorm en besturing, relaties tussen bedrijven) en activiteiten (branchekenmerken, internationale gerichtheid). Voorbeelden van subjectieve kenmerken zijn: de mate van zelfredzaamheid en transparantie, de houding ten opzichte van belasting betalen (fiscale strategie) en/of het aanvragen van toeslagen, en de kwaliteit van de fiscale administratie.

Binnen de grote groep van bedrijven maakt de Belastingdienst het onderstaande onderscheid.

  • 1. Er zijn veel kleine bedrijven (inclusief zelfstandigen zonder personeel). De massaliteit en de mate van zelfredzaamheid van deze bedrijven zijn de basis voor de handhavingsregie. De handhaving richt zich op het voorkomen van fouten en het verhogen van de zelfredzaamheid door samenwerking met externe partijen, zoals fiscaal dienstverleners en leveranciers van boekhoudprogramma’s, en door communicatie en dienstverlening.

  • 2. Grotere bedrijven hebben te maken met meer verschillende belastingen. Dit maakt dat de complexiteit toeneemt, zowel voor het bedrijf als voor de Belastingdienst. De Belastingdienst versterkt de kwaliteit van de fiscale aangiften van (groepen) bedrijven zoveel mogelijk vooraf door «horizontaal toezicht» (in samenwerking met fiscaal dienstverleners) en vooroverleg. Daarnaast stemt de Belastingdienst de intensiteit van zijn activiteiten in de handhaving af op de subjectieve kenmerken en het (fiscale) gedrag van bedrijven.

  • 3. De grootste bedrijven kenmerken zich door een grote complexiteit en zijn vaak in meerdere landen actief. Daar komt bij dat zij belangrijke gegevensleveranciers zijn voor de Belastingdienst zelf (voorinvullen van aangiften) en voor andere gebruikers. Op basis van deze belangen kiest de Belastingdienst voor deze bedrijven voor de zogenoemde individuele klantbehandeling. Deze behandeling kenmerkt zich door regelmatig individueel contact met de leiding van ondernemingen en door hen ingeschakelde (fiscale) adviseurs en accountants. Onder andere door het individuele contact beïnvloedt de Belastingdienst het gedrag van de grootste bedrijven om bestaande problemen bespreekbaar te maken en mogelijk snel op te lossen. De Belastingdienst stemt zijn behandeling en de intensiteit van de benodigde controle af op de mate van transparantie, de kwaliteit van de fiscale administratie en de fiscale strategie van de onderneming.

Met het uitvoeren van de handhavingstrategie streeft de Belastingdienst er naar dat het «nalevingstekort», en daarmee het bedrag aan verschuldigde belasting dat niet binnenkomt («tax gap»13) en aan ten onrechte toegekende toeslagen, zo klein mogelijk is.

Dienstverlening

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door passende dienstverlening te leveren.

Met passende dienstverlening zorgt de Belastingdienst ervoor dat belastingplichtigen en toeslaggerechtigden hun verplichtingen kunnen nakomen en hun rechten kunnen verwezenlijken. De Belastingdienst streeft er naar te voldoen aan de verwachtingen van burgers en bedrijven ten aanzien van snelle en klantgerichte dienstverlening. Hiervoor worden voortdurend nieuwe maatregelen en nieuwe technologie ingezet. Het effect hiervan wordt meetbaar gemaakt met de volgende prestatie-indicatoren.

Prestatie-indicatoren Dienstverlening (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2014

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Af te handelen belvolume (aantal telefoontjes)1

15.236.020

14.154.450

14–15 mln.

13–14 mln.

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

87%

87%

90–95%

90–95%

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

93%

97%

90–95%

90–95%

Klanttevredenheid

     

Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden) en maximaal 10% van de bellers, website- en baliebezoekers

scoort een 1,5 of lager.

Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst

16.253

14.586

n.v.t.

Minder klachten over het handelen van de Belastingdienst dan vorig jaar.

X Noot
1

De streefwaarden van de Belastingdienst worden voor zover mogelijk weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst aan wat de onder- en bovengrens is.

Toelichting

– Af te handelen belvolume (aantal telefoontjes)

De indicator «Af te handelen belvolume» geeft aan dat de BelastingTelefoon, gegeven de beschikbare middelen, 13 tot 14 mln. telefoontjes per jaar kan afhandelen. De daling over jaren hangt samen met het toenemend gebruik van digitale voorkeurskanalen, waar de burger naar toe wordt geleid.

– Afgehandelde bezwaren en klachten binnen Awb-termijn14

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen daartegen bezwaar maken door een bezwaarschrift in te dienen bij de Belastingdienst. Burgers en bedrijven kunnen bij de Belastingdienst een klacht indienen over gedragingen van belastingdienstmedewerkers. Bezwaren en klachten worden Awb-conform behandeld.

– Klanttevredenheid15

De nieuwe indicator klanttevredenheid is gebaseerd op het nieuwe Belastingdienst-klanttevredenheidsmodel voor de dienstverleningskanalen telefoon, website, en balie. Hiermee wordt direct na de interactie de persoonlijke ervaring – hoe de interactie met de Belastingdienst wordt beleefd door burgers en bedrijven – gemeten. Deze meting vindt plaats door burgers en bedrijven te bevragen op verschillende aspecten die bijdragen aan de klanttevredenheid en te bevragen op de ervaren klanttevredenheid zelf. Door uitgebreid te meten krijgt de Belastingdienst goed zicht op de variabelen die klanttevredenheid bepalen, waardoor betere sturing op en verantwoording over prestaties mogelijk is.

– Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst

In contacten met burgers en bedrijven gaat de Belastingdienst uit van het vertrouwen dat zij hun verplichtingen na willen komen. Om compliance te bereiken is het cruciaal dat burgers en bedrijven vertrouwen hebben in de Belastingdienst. Dit is onder andere afhankelijk van de rechtvaardigheid die burgers en bedrijven ervaren in het optreden van de Belastingdienst. In zijn optreden naar burgers en bedrijven handelt de Belastingdienst volgens de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en is hij zorgvuldig, geloofwaardig en transparant. Dit betekent dat hij kritisch is op zijn eigen functioneren en open over gemaakte fouten. Hierbij streeft de Belastingdienst naar minder klachten.

Toezicht

De Belastingdienst voert adequaat toezicht uit en dwingt waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af om er voor te zorgen dat de verschuldigde belastingen bestendig de staatskas binnenkomen en de toeslagen rechtmatig worden uitbetaald.

Belastingen

De handhavingstrategie van de Belastingdienst leidt tot een gedifferentieerde aanpak van bedrijven waarin de Belastingdienst een mix aan handhavingsactiviteiten uitvoert. Onderstaande prestatie-indicatoren hebben betrekking op het deel van de handhavingsactiviteiten waar veel capaciteit aan wordt besteed.

Prestatie-indicatoren Toezicht Belastingen (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2014

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde

2017

Percentage gevalideerde grote ondernemingen voor horizontaal toezicht

n.v.t.

n.v.t.

85%

85%

Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een financieel-dienstverlenersconvenant

5,5%

6,8%

n.v.t.

7,5–8%

Brutocorrectie opbrengsten aangiftenbehandeling IH (betreft Particulieren en MKB)1

€ 2,9 mld.

€ 2,2 mld.

€ 2,1 mld.

€ 1,8 mld.

Brutocorrectie opbrengsten aangiftenbehandeling Vpb MKB

€ 1,4 mld.

€ 1,9 mld.

€ 1,7 mld.

€ 1,5 mld.

Brutocorrectie opbrengsten boekenonderzoeken MKB

€ 780 mln.

€ 780 mln.

€ 850 mln.

€ 770 mln.

Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (betreft IH)

10%

7%

8–12%

8–12%

X Noot
1

Betreft correcties op het verzamelinkomen.

Toelichting

– Percentage gevalideerde grote ondernemingen voor horizontaal toezicht

Bij grote ondernemingen is er sprake van individuele klantbehandeling. Voor elke grote onderneming wordt beoordeeld of de onderneming in aanmerking komt voor horizontaal toezicht. Drie gedragscomponenten zijn daarbij bepalend: 1) de mate van transparantie, 2) de mate van fiscale beheersing en 3) de fiscale strategie. De analyse leidt tot een strategie en de vaststelling of een onderneming al dan niet voor horizontaal toezicht in aanmerking komt. Mocht dit het geval zijn, dan wordt op directieniveau een gesprek gehouden en een aanvullende verkenning uitgevoerd. Het streven is om deze toets in 2017 voor 85% van alle grote ondernemingen te hebben uitgevoerd.

– Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een FD-convenant

Deze nieuwe prestatie-indicator vervangt de indicator «Aantal MKB ondernemingen onder een horizontaal toezichtconvenant» uit de begroting 2016. De indicator betreft belastingontvangsten afkomstig uit aangiften die onder een convenant met een financieel dienstverlener (FD) vallen. Deze indicator geeft weer in welke mate de Belastingdienst er in slaagt een hogere mate van zekerheid over de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de belastingontvangsten te verkrijgen. De indicator geeft meer focus op borging van opbrengsten en sluit daarmee beter aan bij de strategie van de Belastingdienst.

– Brutocorrectie opbrengsten aangiftenbehandeling IH, Vpb en boekenonderzoeken

Deze nieuwe prestatie-indicatoren vervangen de indicatoren «Aantallen behandelde aangiften inkomensheffing (IH)», «Aantallen behandelde aangiften vennootschapsbelasting (Vpb)» en «Aantallen boekenonderzoeken» uit de begroting 2016. De nieuwe indicatoren betreffen de bruto correctiebedragen. Dit is het door de Belastingdienst gecorrigeerde bedrag op aangiften van belastingplichtigen, vóór toepassing van het effectieve belastingtarief, en zonder rekening te houden met het verlies op correcties door bezwaar en invordering. De nieuwe indicatoren richten zich niet langer op het realiseren van aantallen, maar op de resultaten van de ingezette handhavingsinstrumenten. Daarmee is er meer focus op de terugdringing van het nalevingstekort. De keuze voor deze instrumenten volgt uit de toepassing van handhavingsregie. Dit betekent dat steeds situationeel bepaald wordt wat het meest effectieve en goedkoopste preventieve of repressieve handhavingsinstrument is dat ingezet wordt. De duurste handhavingsinstrumenten, zoals boekenonderzoeken, zullen dan met name ingezet worden bij belastingplichtigen die zich kenmerken door een hoog fiscaal belang en risico. Goedkopere handhavingsinstrumenten, zoals vooroverleg en handhavingscommunicatie, kunnen volstaan bij belastingplichtigen die zich kenmerken door een laag fiscaal belang en risico. De doelstelling voor de IH in 2017 is lager dan in 2016 als gevolg van toegenomen gebruik en verbeterde kwaliteit van de vooringevulde aangifte waardoor de zekerheid over de aangiften verbetert en minder correcties noodzakelijk zijn.

– Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (betreft IH)

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen een bezwaarschrift indienen. De hiervoor behandelde prestatie-indicator «Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn» is gericht op een snelle afhandeling. De onderhavige indicator «Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst» ziet op het voorkomen van bezwaarschriften door te zorgen voor juiste aanslagen bij de IH. Dit zijn de «echte» bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige het inhoudelijk niet eens is met de Belastingdienst. De grote massa bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige alleen een aanvulling of wijziging van de eerdere ingediende aangifte meldt, blijft bij de nieuwe indicator buiten beschouwing. In 2015 werden bij de inkomensheffing 24.200 bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (7%). Voor 2017 is de doelstelling om binnen een bandbreedte van 8–12% uit te komen.

Toeslagen

Het toezicht bij Toeslagen is gericht op het correct, dat wil zeggen op basis van de wettelijke grondslagen, uitbetalen van het juiste bedrag. Het toezichtbeleid komt tot stand in afstemming met de departementen die beleidsinhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de inkomensafhankelijke regelingen. Het streven is dienstverlening en toezicht steeds beter te differentiëren op grond van het gedrag van individuele toeslagaanvragers. Toeslaggerechtigden die nog niet bij de Belastingdienst bekend zijn, zullen vaker langer moeten wachten op hun voorschot. Zij moeten eerst aanvullende informatie verschaffen waaruit hun recht blijkt.

Prestatie-indicatoren Toezicht Toeslagen (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2014

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Rechtmatige toekenning van toeslagen

n.v.t.

Gerealiseerd

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau1

Het percentage definitief toegekende toeslagen met een terug te betalen bedrag ≤ € 5002

n.v.t.

91,9%

91%

91%

X Noot
1

Dit betreft het artikel van het desbetreffende beleidsdepartement.

X Noot
2

Voor kinderopvangtoeslag wordt een grens van € 1.000 aangehouden. Bij de toekenningen van kinderopvangtoeslag gaat het veelal om hogere bedragen dan bij andere toeslagen.

Toelichting

– Rechtmatige toekenning van toeslagen

De Belastingdienst streeft naar een rechtmatige toekenning van toeslagen. Voor het rapporteren van fouten en onzekerheden gelden kwantitatieve rapportagegrenzen op artikelniveau die jaarlijks in de Rijksbegrotingvoorschriften worden vastgelegd. Het streven bij het toekennen van toeslagen is dat de score van fouten en onzekerheden in 2017 onder 3% voor fouten en onder 3% voor onzekerheden ligt.

– Terug te betalen bedragen zoveel mogelijk beperken

De Belastingdienst streeft er naar het ontstaan van terug te betalen bedragen bij het definitief toekennen zoveel mogelijk te beperken tot bedragen die inherent zijn aan de systematiek van de inkomensafhankelijke regelingen. Als kwantitatieve indicator wordt gebruikt: het percentage van de totale hoeveelheid definitief toegekende toeslagen, waarbij niet terugbetaald hoeft te worden of het terug te betalen bedrag onder € 500 blijft. Als startjaar voor de meting wordt het toeslagjaar 2009 aangehouden omdat voor dat jaar het proces van definitief toekennen zo goed als klaar is (kinderopvangtoeslag 94%, huurtoeslag 82%, zorgtoeslag 94%, kindgebonden budget 87%)16. De resultaten bij deze indicator zijn onder meer afhankelijk van de mate waarin aanvragers hun inkomen juist kunnen schatten en van wet- en regelgeving. Zo ontstaat bijvoorbeeld sneller dan voorheen een grote terugvordering door de steile afbouw van de zorgtoeslag bij een hoger inkomen dan geschat.

Douane

De Douane stelt bij de uitvoering van haar taken de volgende strategische doelen centraal:

  • 1. afdracht: de Douane zorgt ervoor dat de belastingopbrengsten zo volledig mogelijk zijn. De Douane stelt de verschuldigde douanerechten en accijnzen vast en heft en int deze;

  • 2. beschermen: de Douane zorgt ervoor dat de samenleving zo goed mogelijk wordt beschermd tegen onveilige en ongewenste goederen. Het gaat daarbij vooral om de aandachtsgebieden veiligheid, gezondheid en milieu;

  • 3. concurrentiepositie: de Douane draagt bij aan het versterken van de concurrentiepositie van de EU en Nederland door toe te zien op de naleving van Europese maatregelen voor marktordening. Daarnaast bevordert de Douane een snelle en goede douaneafhandeling, resulterend in minder oponthoud en administratieve lasten.

Toelichting

De handhaving bij de Douane is gericht op goederen die via Nederland de EU binnenkomen of verlaten. Hiermee draagt de Douane bij aan een veilig en gezond Europa. Gelijktijdig worden ook Europese (en Nederlandse) fiscale en economische belangen bewaakt. Daarbij wordt zoveel mogelijk samengewerkt met het bedrijfsleven en andere handhavingspartners, al dan niet in internationaal verband. Bij de handhaving kijkt de Douane naar de risico’s en wordt op basis daarvan de meest passende handhavingsinterventie of mix van interventies gekozen. De Douane zet daarbij verschillende hulpmiddelen in, waaronder scan- en detectieapparatuur. De interventies verschillen in aard en intensiteit. Zo kent de Douane handhavingsactiviteiten gericht op:

  • (grensoverschrijdende) goederenstromen, waarbij, mede op basis van aangiften, via risicogerichte selectie, zendingen, vervoermiddelen, containers, etc. worden gecontroleerd;

  • gebieden langs de buitengrens (lucht en zee), waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van radarbeelden, surveillance en cameratoezicht;

  • bedrijven, waarbij het gaat om controles, gericht op vergunningen, het functioneren van bedrijfseigen controlemechanismen en kwaliteits- en veiligheidssystemen.

Het beleid van de Douane is erop gericht het overgrote deel van de goederenstroom met deze vormen van toezicht af te dekken. Om de efficiëntie van de logistieke keten te vergroten wordt er samen met de andere inspectiediensten toegewerkt naar minimale lasten voor bedrijven. Onderstaande prestatie-indicatoren voor de Douane zijn outputgericht. De bedoeling is om deze prestatie-indicatoren in de volgende begroting aan te vullen of te vervangen door resultaat-indicatoren.

Prestatie-indicatoren Douane (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2014

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Controles op de goederenstromen

357.100

386.000

350.000–420.000

320.000–420.000

Gecertificeerde goederenstromen

91%

89%

>90%

>90%

Controles op passagiersvluchten

14.700

13.000

12.000–15.000

12.000–15.000

Toelichting

– Controles op de goederenstromen

De Douane gaat bij de controles op de goederenstromen uit van verschillende risico’s en past hierop de controledichtheid en inzet van handhavingsinterventies aan. Als onderdeel van de handhavingsmix, voert de Douane onder andere fysieke- en scancontroles uit op de goederenstromen (vracht, post en koeriers).

– Gecertificeerde goederenstromen

De prestatie-indicator geeft aan voor welk deel van de reguliere goederenstroom (in- en uitvoer) de aangever Authorised Economic Operators (AEO’s) gecertificeerd is. Een AEO certificaat is nodig om in aanmerking te komen voor vereenvoudigde Douaneprocedures. Om de status van AEO te krijgen moet een bedrijf aan een aantal criteria voldoen. Deze criteria zijn gebaseerd op het DWU en de bijpassende toepassingsverordeningen.

– Controles op passagiersvluchten

De controles van passagiersvluchten zijn met name gericht op niet-Europese vluchten. De Douane gaat ook bij de controle van reizigersbagage uit van verschillende risico’s per vlucht en past hierop de controledichtheid en inzet van handhavingsinterventies aan. Bij de handhavingsinterventies moet gedacht worden aan de Douane-reizigersapp, fysieke controles, inzet van speurhonden en scans.

Inning

Inning is de laatste schakel in het fiscale proces. Voor de inning geldt dat met het toenemen van het aantal particulieren in de IH en van het aantal ondernemers, de hoeveelheid vorderingen stijgt. Voor het overgrote deel loopt de inning geautomatiseerd en nagenoeg de gehele opbrengstenstroom komt dan ook binnen met hooguit enige lichte aandrang. Tegelijkertijd stijgt het aantal situaties waarbij zwaardere en arbeidsintensieve instrumenten moeten worden ingezet om achterstallige vorderingen alsnog te innen.

Prestatie-indicatoren Inning (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2014

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Achterstand invordering

2,3%

2,2%

2,5–3%

2,5–3%

Inning invorderingsposten binnen een jaar

58,5%

57,0%

55–65%

55–65%

Toelichting

– Achterstand invordering

De indicator achterstand invordering meet het bedrag aan openstaande vorderingen waarvan de betalingstermijn is verstreken en waartegen geen bezwaar is ingediend. De indicator is uitgedrukt in een percentage van de totale belasting- en premieontvangsten en gaat over de belastingmiddelen inkomensheffing/Zorgverzekeringswet, loonheffingen, motorrijtuigenbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Het is een indicatie voor de (relatieve) omvang van de debiteurenpositie van de Belastingdienst en het geeft een momentopname van de omvang van de voorraad nog in te vorderen posten. De Belastingdienst stelt een grens van maximaal 3% aan de betalingsachterstand bij invordering om te bewaken dat tijdig maatregelen in gang worden gezet als de achterstand oploopt.

– Inning invorderingsposten binnen een jaar

Deze indicator meet hoe snel de Belastingdienst erin slaagt om vorderingen die niet op tijd betaald17 worden toch te innen, als resultaat van de ingezette invorderingsmaatregelen. In 2015 werd 57% van deze invorderingsposten binnen een jaar geïnd. Voor 2017 is de doelstelling om binnen een bandbreedte van 55 tot 65% uit te komen.

Massaal proces

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door massale processen juist, tijdig en efficiënt uit te voeren.

Prestatie-indicatoren Massaal proces (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2014

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Garantieregeling IH 2016: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

n.v.t.

100%

100%

100%

Definitief vaststellen toeslagen

85%

85%

n.v.t.

85%

Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald

99,99%

99,99%

99,99%

99,99%

Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (damages)1

68

76

<76

Minder verstoringen dan vorig jaar

X Noot
1

De indicator «Postzendingen zonder fouten» is vervangen door de indicator «Afname van het aantal ernstige productieverstoringen». Eventuele foute postzendingen met vervelende gevolgen voor burgers en bedrijven worden voortaan onder de noemer van de nieuwe indicator gerapporteerd.

Toelichting

– Garantieregeling IH 2016: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

Deze nieuwe indicator meet het percentage belastingplichtigen dat tijdig binnen de garantieregeling aangifte IH 2016 heeft gedaan en dat vóór 1 juli bericht ontvangt in de vorm van een voorlopige of definitieve aanslag 2016. Een beperkte categorie zal in plaats van een aanslag een ander bericht ontvangen. Daar staat in dat voor de afhandeling van de aangifte nader fiscaal onderzoek nodig is.

– Definitief vaststellen toeslagen

De indicator meet in welke mate toeslaggerechtigden in het jaar t+1 de definitieve toekenning krijgen van het toeslagjaar t.

– Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald

Deze nieuwe indicator heeft betrekking op het laatste deel van de toeslagenketen: de uitbetaling op een reeds afgegeven beschikking. Van tijdige uitbetaling is sprake als het voorschot voor de komende maand op de 20e van de voorafgaande maand voor 24.00 uur op de rekening van de toeslaggerechtigde is bijgeschreven18.

– Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (damages)

Deze nieuwe indicator meet in welke mate er sprake is van productieverstoringen binnen de Belastingdienst welke leiden tot overlast, benadeling of onjuiste informatievoorziening aan burgers en/of bedrijven. Van een productieverstoring is ook sprake wanneer er schade optreedt in de kasstroom van het Rijk of als er afbreuk wordt gedaan aan de compliance. De doelstelling is om het aantal «damages» uit 2015 (76) te verminderen. Bij de realisatie van de indicator wordt de impact (aantal geraakte burgers en/of bedrijven) en de ernst van de overlast in ogenschouw genomen.

FIOD

De FIOD werkt aan de rechtshandhaving door bijdragen te leveren aan het tegen gaan van fiscale, financiële en economische fraude (inclusief fraude met premies, subsidies, toeslagen en in- en export), aan witwasbestrijding, aan het waarborgen van de integriteit van het financiële stelsel en aan de bestrijding van de financiële georganiseerde criminaliteit.

Prestatie-indicatoren FIOD (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2014

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

83%

82%

82–85%

82–85%

Gerealiseerde incasso-opbrengsten (mln. €)

74,6

76,4

40,7

71,4

Omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren)

18%

23%

>30%

>40%

Toelichting

– Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

De FIOD geeft bij het selecteren van aanmeldingen voor strafrechtelijk onderzoek prioriteit aan zaken met impact en effect. De doelstelling voor het percentage processen-verbaal dat leidt tot een veroordeling of een transactie is een resultaat van het overleg tussen het Openbaar Ministerie, de toezichthouders en de FIOD, en is een indicator voor de kwaliteit van de door de FIOD aangeleverde zaken.

– Gerealiseerde incasso-opbrengsten

Op basis van afgeronde onderzoeken stelt de FIOD processen-verbaal op en gaat het Openbaar Ministerie over tot vervolging en/of een transactie. Vervolging kan leiden tot veroordeling, waarbij incasso-opbrengsten voor de Staat gerealiseerd kunnen worden. Transacties leiden ook tot incasso-opbrengsten voor de Staat. Voor de incasso-opbrengsten is voor deze nieuwe prestatie-indicator een streefwaarde ontwikkeld die is afgestemd met het Openbaar Ministerie. De daadwerkelijke inkomsten worden geboekt op Rijksbegroting Hoofdstuk VI (Veiligheid en Justitie).

– Omgevingsgerichte strafonderzoeken

Bij de aanpak van fraude wil de FIOD een duidelijk signaal afgeven en kiest het voor aanpak van strafonderzoeken met maatschappelijk effect: van incident naar impact. De monitoring hierop vindt plaats met deze nieuwe prestatie-indicator door te rapporteren hoeveel procent van de zaken omgevingsgericht is. Met omgevingsgericht wordt gedoeld op zaken die voortvloeien uit de vooraf bedachte verbinding tussen partners in de keten van toezicht, opsporing en vervolging.

3.2 Artikel 2: Financiële markten

A. Algemene doelstelling

Beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën bevordert het goed functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. De Minister is medeverantwoordelijk voor wetten en regels voor de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Het toezicht op de financiële markten wordt uitgevoerd door DNB en AFM. Sinds 4 november 2014 houdt ECB toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken (Single Supervisory Mechanism toezicht, oftewel SSM-toezicht op systeemrelevante banken).

De randvoorwaarden die de Minister stelt aan een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Het gaat hierbij om (het toezicht op naleving van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Met deze regelgeving en dit toezicht wordt eraan bijgedragen dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

De Minister bevordert de educatie van de burger op financieel gebied, streeft naar een integer financieel stelsel met passende regelgeving in de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) en is verantwoordelijk voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

C. Beleidswijzigingen

Er is blijvende aandacht voor de stabiliteit van de financiële sector. De focus komt daarbij te liggen op het stimuleren van innovatie en toetreding van nieuwe partijen tot de markt, door waar mogelijk – in samenwerking met DNB – meer te differentiëren in vergunningverlening. Nieuwe toetreders kunnen de diversiteit in de Nederlandse financiële sector vergroten, wat ook vanuit financieel stabiliteitsperspectief in de sterk geconcentreerde Nederlandse bancaire markt wenselijk is. Gedacht wordt aan het verlenen van vergunningen die betrekking hebben op specifieke activiteiten van financiële instellingen, in de vorm van zogenaamde deelvergunningen. Zo kan worden volstaan met een toets voor (beperkte) activiteiten, gericht op omvang, risico’s en complexiteit van de aspirant-toetreder. Ook in het kader van de herziening van de Wft19 worden mogelijkheden onderzocht hoe recht kan worden gedaan aan instellingen met innovatieve bedrijfsmodellen.

De roep om transparantie is groter dan voorheen. Zowel financiële instellingen als de toezichthouders moeten aan het publiek kenbaar maken wat ze doen, waarom en hoe. Zo leggen zij verantwoording af en zijn zij aanspreekbaar op hun activiteiten. De betekenis en inhoud van het begrip transparantie is voor een goede werking van financiële markten en effectief toezicht daarop aan verandering onderhevig. In het wetsvoorstel transparant toezicht financiële markten wordt daarom het beroepsgeheim geactualiseerd en de mogelijkheden tot proactieve openbaarmaking door toezichthouders uitgebreid.

Naast focus op innovatie en transparantie staat integriteit van de financiële sector centraal in het beleid van de directie Financiële Markten. Terroristische aanslagen hebben het belang van het bestrijden van terrorismefinanciering en het anti-witwasbeleid onderstreept. Verder doen de zogenaamde Panama papers een appèl op de bevordering van integriteit van de sector. Ter voorbereiding op de beoordeling (mutual evaluation) door de Financial Action Task Force (FATF)20 van de Nederlandse regelgeving en beleid op het gebied van het tegengaan van witwassen en financieren van terrorisme die waarschijnlijk in 2019 zal plaatsvinden wordt het beleid op die gebieden derhalve gemonitord, verder ontwikkeld dan wel geïmplementeerd. Daarnaast wordt de Wet toezicht trustkantoren herzien en wordt de Europese 4e anti-witwasrichtlijn geïmplementeerd in nationale regelgeving. In het kader van de implementatie van die richtlijn wordt een register voor Ultimate Beneficial Owners (UBO-register) opgezet waarmee inzichtelijk wordt gemaakt wie de uiteindelijk belanghebbenden zijn van, kort gezegd, Nederlandse vennootschappen en andere juridische entiteiten. Met dit UBO-register wordt zowel transparantie als integriteit bevorderd. Recent is door de Europese Commissie een Actieplan terrorismebestrijding vastgesteld. Daarin staan voorstellen voor aanscherping van de 4e anti-witwasrichtlijn.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 2 Financiële markten (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

– 4.225.045

4.187.382

21.334

21.510

21.334

21.334

21.334

 

Waarvan garantieverpichtingen

             
   

Garantieregeling WAKO

– 4.254.099

           
   

Garantie kredietfaciliteit AFM

18.000

           
   

Garantie stichting Waarborgfonds

– 10

           
   

Garantie Single Resolution Fund

 

4.163.500

         
                   

Uitgaven

17.286

23.882

21.334

21.510

21.334

21.334

21.334

waarvan juridisch verplicht

   

70%

       
                   
 

Subsidies

6.324

436

436

436

436

436

436

   

Vakbekwaamheid

435

436

436

436

436

436

436

                   
 

Bekostiging

6.568

13.980

12.772

12.772

12.772

12.772

12.772

   

Rechtspraak Financiële Markten

1.119

1.260

1.259

1.259

1.259

1.259

1.259

   

Muntcirculatie

5.426

12.470

11.263

11.263

11.263

11.263

11.263

   

Afname munten in circulatie

0

0

0

0

0

0

0

   

Toezicht en handhaving MIF

0

250

250

250

250

250

250

   

Overig

23

0

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

1.688

6.906

5.182

5.358

5.182

5.182

5.182

   

Wijzer in geldzaken

1.688

1.938

272

272

272

272

272

   

Vakbekwaamheid

5.889

4.968

4.910

5.086

4.910

4.910

4.910

                   
 

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

2.306

2.160

2.544

2.544

2.544

2.544

2.544

   

Bijdrage BES-toezicht en FEC

2.306

2.160

2.544

2.544

2.544

2.544

2.544

                   
 

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

400

400

400

400

400

400

400

   

Caribean Financial Action Taskforce

20

20

20

20

20

20

20

   

IASB

380

380

380

380

380

380

380

                   

Ontvangsten

80.674

50.376

13.927

13.021

11.020

11.020

11.020

                   
 

Leningen

58.491

0

0

0

0

0

0

   

Ontvangsten IJsland

58.491

0

0

0

0

0

0

                   
 

Bekostiging

11.185

21.084

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

   

Ontvangsten muntwezen

4.698

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

   

Toename munten in circulatie

6.487

15.900

0

0

0

0

0

                   
 

Overig

10.998

29.292

8.743

7.837

5.836

5.836

5.836

D2. Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 2 is 69,7% juridisch verplicht. Deze verplichte uitgaven (€ 14,9 mln.) bestaan voor het grootste deel uit uitgaven voor muntcirculatie (€ 5,1 mln.) en vakbekwaamheid (€ 5,3 mln.). De uitgaven voor muntcirculatie zijn uitgaven die betrekking hebben op de productie van munten en een vergoeding van de kosten gemaakt door het Nationaal Analysecentrum voor Munten. Niet alle uitgaven voor muntcirculatie zijn juridisch verplicht; € 6,2 mln. is beleidsmatig gereserveerd en nodig voor de aankoop van metaal voor reguliere circulatiemunten en bijzondere munten, alsmede het ontwerp. De uitgaven aan vakbekwaamheid bestaan uit de subsidie aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) en het ter beschikking gestelde budget aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voor uitvoering van taken van de centrale examenbank. Dit blijkt uit de subsidieovereenkomst met CDFD en een dienstverleningsovereenkomst met DUO.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Subsidie

Vakbekwaamheid

Zie toelichting onder «opdrachten: vakbekwaamheid» voor een uitgebreide toelichting over vakbekwaamheid. De uitgaven voor vakbekwaamheid bestaan voor een klein deel uit een subsidie-element.

Bekostiging

Rechtspraak Financiële Markten (Accountantskamer)

De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat daarbij vooral om gedragingen die mogelijk in strijd zijn met de wet of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Aldus wordt bijgedragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.

Muntcirculatie

De kosten van muntcirculatie bestaan uit uitgaven die betrekking hebben op de muntproductie en de vergoeding van de kosten van het Nationaal Analysecentrum voor Munten. De muntproductie is ondergebracht bij de KNM waarvan de Staat alle aandelen in zijn bezit heeft. Het kabinet heeft in april 2016 voorgenomen deze aandelen van de hand te doen (Kamerstukken II 2015–2016 28 165, nr. 250). De begroting loopt niet vooruit op de uitkomst van het privatiseringsproces.

Afname munten in circulatie

Het in omloop brengen van reguliere euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Wanneer er meer munten in omloop worden gebracht dan dat er uit omloop terugkomen, neemt het aantal munten in circulatie toe. Deze toename leidt tot een netto ontvangst, omdat de nominale waarde van de munten wordt ontvangen door de Staat. Wanneer er minder munten in omloop worden gebracht dan dat er uit omloop terugkomen, leidt dit tot een afname van munten in circulatie en tot een netto uitgave, omdat de nominale waarde wordt terugbetaald. De realisaties van voorgaande jaren, die op voorhand lastig zijn te voorspellen, laten een wisselend beeld zien met zowel positieve als negatieve resultaten. Om deze reden wordt een stelpost van nul opgenomen voor zowel de ontvangsten als de uitgaven aan munten in circulatie.

Toezicht en handhaving MIF

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is één van de beoogde toezichthouders op de uitvoering van de MIF-verordening, namelijk voor zover het betreft de mededingingsrechtelijke bepalingen van die verordening. De algemene maatregel van bestuur waarbij de ACM wordt aangewezen als toezichthouder treedt naar verwachting deze zomer in werking. Het Ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de uitvoering van de MIF-verordening. Daarom draagt het Ministerie van Financiën bij aan de kosten voor het houden van het toezicht op de naleving en de handhaving van deze verordening uitgevoerd door de ACM. Het gaat hierbij onder meer om kosten voor het controleren van de hoogte van de afwikkelingsvergoedingen bij betalingsdienstaanbieders, behandelen van klachten en rechtshandhavingskosten.

Opdrachten

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van verantwoord financieel gedrag in Nederland. Uitgangspunt voor de begroting van Wijzer in geldzaken is dat het Ministerie van Financiën samen met een aantal partijen uit de sector het platform financiert.

Vakbekwaamheid

De centrale examenbank wordt namens de Minister van Financiën inhoudelijk beheerd door het CDFD. De initiële- en permanente educatie-examens in het kader van de Wft worden door exameninstituten afgenomen via de centrale examenbank. De exameninstituten dragen per afgenomen examen leges af. De ontvangen leges zijn opgenomen bij de post overig (onder ontvangsten). Het CDFD adviseert en ondersteunt de Minister van Financiën inzake het onderdeel vakbekwaamheid in de Wft en het Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen (BGFO) Wft. Dit betreft onder meer het inhoudelijk beheer van de centrale examenbank, het adviseren over eind- en toetstermen, het erkennen van en toezien op Wft-exameninstituten en het adviseren over gelijkstellingen van diploma’s aan Wft-diploma’s.

Het geautomatiseerde systeem voor examinering vanuit de centrale examenbank wordt in opdracht van de Minister van Financiën uitgevoerd door het Agentschap DUO. Het relatief grootste gedeelte van de uitgaven wordt besteed aan de taken en werkzaamheden die door DUO worden uitgevoerd.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Bijdrage BES-toezicht en FEC

Sinds 1 januari 2015 betaalt de Nederlandse overheid enkel een bijdrage aan de AFM en DNB voor het toezicht op de BES-eilanden. Daarnaast draagt het Ministerie van Financiën bij aan de financiering van het financieel expertise centrum (FEC).

Bijdrage aan (internationale) organisaties

Hieronder vallen de jaarlijkse contributie aan de International Accounting Standards Board (IASB), alsmede de bijdrage in de kosten van de Caribbean Financial Action Task Force (CFATF). De CFATF is een regionale organisatie in het Caribische gebied die witwassen en het financieren van terrorisme bestrijdt.

Ontvangsten

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de uitgifte van bijzondere euromunten, de afdracht van de KNM aan de Staat van de totale nominale waarde van uitgegeven muntsets, de bijzondere euromunten en van royalty’s. Royalty’s zijn vergoedingen die de Staat ontvangt voor dukaten die KNM produceert en verkoopt. De ontvangsten muntwezen hebben tevens betrekking op verkocht metaalschroot.

Toename munten in circulatie

In juni 2016 is een groot deel van de vordering van het ministerie op KNM geconverteerd naar eigen vermogen. Mede dankzij het normaliseren van het vermogen kon KNM een noodzakelijke verlenging van de bankgarantie voor de Chili-order bewerkstelligen. Tevens kan KNM nieuwe orders financieren. Daarmee is er een betere uitgangspositie voor de verkoop van KNM, waartoe het kabinet in april 2016 besloot, gecreëerd. Het resterende deel van de vordering is omgezet in een lening.

3.3 Artikel 3: Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A. Algemene doelstelling

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen; in het bijzonder bij het investeren in en verwerven, beheren en afstoten van de financiële en materiële activa van de Staat.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën stimuleert en regisseert een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, investeringsprojecten, en transacties van de rijksoverheid.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;

  • het toetsen en adviseren op bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van grote publieke investeringsprojecten, zodat vakdepartementen hun projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit kunnen realiseren. Voorbeelden van deze projecten zijn Design-Build-Finance-Maintain(-Operate) projecten (afgekort DBFM(O)-projecten), bedrijfsvoerings- en duurzaamheidsprojecten, en veilingen waarbij exclusieve rechten in de markt worden gezet;

  • het overkoepelende DBFM(O)-beleid en de regie van het systeem dat ervoor moet zorgen dat DBFM(O) in Nederland structureel goed verankerd is en toegepast wordt;

  • het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen. In dit kader is de Minister van Financiën verantwoordelijk voor zwaarwegende en/of principiële beslissingen (onder andere exitstrategie en beloningsbeleid van de financiële instellingen) van, alsmede het houden van toezicht op, NL Financial Investments (NLFI);

  • het toetsen van door vergunninghouders gestelde financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van instellingen vallend onder de Kernenergiewet.

De Minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:

  • bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet;

  • het besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996, in het bijzonder artikel 6: huur-, huurkoop- en leaseovereenkomsten, zoals DBFM(O) en andere langjarige complexe projecten, mogen pas worden gesloten na overeenstemming met de Minister van Financiën;

  • bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Kernenergiewet;

  • de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI);

  • bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de ondernemingen;

  • de gedragsregels uit de Corporate Governance Code voor zijn rol als aandeelhouder in staatsdeelnemingen;

  • kader voor het gebruik van businesscases binnen het Rijk (handleiding publieke businesscase);

  • publiek-private samenwerking code (PPS-code): de beheercode voor goede bedrijfsvoering binnen de rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van PPS bij de realisatie en de exploitatie van (met name meerjarige) investeringsprojecten. Deze beheercode is nader uitgewerkt in een aantal specifieke toezichtsafspraken op het gebied van huisvesting en infrastructuur;

  • structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;

  • bedrijfseconomische, juridische en corporate governance-expertise en kennis en kunde op het gebied van businesscases, sourcing en risicomanagement;

  • kennis van financieringsmarkten en -instrumenten ten behoeve van vernieuwende financieringsvormen zoals fondsen en publiek-private investeringsprojecten;

  • overleg met betrokken vakdepartementen over de mate waarin en de wijze waarop de relevante publieke belangen worden geborgd.

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, Comptabiliteitswet, Wet stichting administratiekantoorbeheer financiële instellingen en de Kernenergiewet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

C. Beleidswijzigingen

NLFI zal in 2017, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën, de exitstrategie voor de verschillende financiële instellingen (ASR, ABN AMRO en SNS REAAL) verder uitvoeren. De afgelopen tweeënhalf jaar is de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2013 geïmplementeerd. Er is beleid ontwikkeld op het gebied van strategie, doelmatigheid, rendement, vermogenspositie, investeringen, benoemingen en beloningsbeleid. Dit is een continu proces bij de invulling van het actief aandeelhouderschap van de Staat.

Het kabinet wil dat – conform de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid – periodiek wordt bezien welke publieke belangen er met de staatsdeelnemingen zijn gemoeid en of het aandeelhouderschap als aanvullend instrument, naast wet- en regelgeving en toezicht, nog steeds toegevoegde waarde heeft bij de borging daarvan. Jaarlijks wordt een aantal deelnemingen onderworpen aan een evaluatie zodat alle deelnemingen iedere zeven jaar ten minste eenmaal zijn geëvalueerd. In 2016 is gestart met een nieuwe cyclus van deze zogeheten strategische heroriëntatie, welke in 2017 voortgezet zal worden.

Evaluatie staatsdeelnemingen

Deelneming

 

Jaar van evaluatie

       
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

BNG

       

x

   

COVRA

 

x

         

FMO

   

x

       

Gasunie

     

x

     

Havenbedrijf Rotterdam

         

x

 

KLM

     

x

     

KNM

x

           

NIO

           

x

NS

 

x

         

NWB Bank

       

x

   

Schiphol

   

x

       

Tennet

         

x

 

Thales Nederland

x

           
D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector (bedragen x € 1.000)
       

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

                     

Verplichtingen

1.760.839

– 186.931

169.528

369.528

299.528

17.884

14.728

 

Waarvan garantieverplichtingen

             
   

Garantie SNS Propertize

– 976.900

– 2.623.100

         
                     

Uitgaven

1.137.790

2.436.169

169.528

369.528

299.528

17.884

14.728

waarvan juridisch verplicht

   

99%

       
                     
 

Vermogensverschaffing

0

15.900

150.000

350.000

280.000

0

0

   

Kapitaalinjectie Tennet

0

0

150.000

350.000

280.000

0

0

   

Conversie schuld KNM

0

15.900

0

0

0

0

0

                     
 

Bijdrage aan RWT

17.920

25.825

10.096

10.096

10.096

10.096

10.096

   

NLFI

17.920

25.825

10.096

10.096

10.096

10.096

10.096

                     
 

Leningen

0

2.379.000

0

0

0

0

0

   

Overgenomen schuld Propertize

0

2.379.000

0

0

0

0

0

                     
 

Garantie

4.836

4.900

4.900

4.900

4.900

3.256

100

   

Regeling BF

36

100

100

100

100

100

100

   

Dotatie begrotingsreserve TenneT

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

3.156

0

                     
 

Acquisitie

1.101.950

           
   

Aankoop SNS Bank

1.101.950

           
                     
 

Opdrachten

13.084

10.544

4.532

4.532

4.532

4.532

4.532

   

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

13.084

10.544

4.532

4.532

4.532

4.532

4.532

                     

Ontvangsten

7.518.712

6.327.409

1.316.590

1.262.675

1.252.675

1.230.031

1.479.875

                     
 

Vermogensonttrekking

6.375.037

3.915.942

1.301.625

1.248.625

1.238.625

1.217.625

1.470.625

   

Opbrengst verkoop vermogenstitels

3.838.194

1.908.442

0

0

0

0

0

   

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

1.633.590

1.833.500

1.232.625

1.187.625

1.222.625

1.217.625

1.222.625

   

Winstafdracht DNB

903.253

174.000

69.000

61.000

16.000

0

248.000

     

waarvan SMP-Griekenland

98.000

67.000

54.000

37.000

27.000

20.000

10.000

     

waarvan investeringsportefeuille DNB

 

44.000

36.000

24.000

     
                     
 

Bijdrage aan RWT

16.276

20.902

9.250

9.250

9.250

9.250

9.250

   

NLFI

16.276

20.902

9.250

9.250

9.250

9.250

9.250

                     
 

Leningen

1.111.532

2.379.000

0

0

0

0

0

   

Overbruggingskrediet SNS

1.100.000

0

0

0

0

0

0

   

Renteontvangsten SNS krediet

11.532

0

0

0

0

0

0

   

Overgenomen schuld Propertize

0

2.379.000

0

0

0

0

0

                     
 

Garantie

15.365

11.565

5.715

4.800

4.800

3.156

0

   

Premie-ontvangsten garantie Tennet

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

3.156

0

   

Premie-inkomsten garantie Propertize

9.641

5.850

0

0

0

0

0

   

Overig

924

915

915

0

0

0

0

                     
 

Opdrachten

502

0

0

0

0

0

0

   

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

502

0

0

0

0

0

0

D2. Budgetflexibiliteit

Kapitaalinjectie TenneT

De kapitaalinjectie TenneT is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met TenneT.

Bijdrage aan RWT

De bijdrage aan NLFI is 100% juridisch verplicht op basis van de door de Minister van Financiën goedgekeurde begroting van NLFI en artikel 7 Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. De begroting van NLFI van het aankomende jaar wordt telkens voor het einde van het lopende jaar vastgesteld en ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd. De verplichting loopt zolang NLFI kosten maakt bij de uitvoering van haar wettelijke taak.

Garanties

Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met TenneT. De verplichting loopt door tot en met 2020. Dit betreft de storting van de premie in de begrotingsreserve.

Opdrachten

Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs omtrent het beheer van de staatsdeelnemingen. Deze advieskosten worden ieder jaar geraamd op basis van de verwachte inhuur. Een deel van de contracten loopt over het begrotingsjaar heen, welk deel op voorhand is niet exact te kwantificeren, maar naar beste inschatting is € 971.000 op het totaal te kwalificeren als budgetflexibel.

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Vermogensverschaffing

Eind 2015 heeft TenneT de Staat als enig aandeelhouder verzocht om extra kapitaal ter beschikking te stellen om de wettelijk verplichte investeringen in het Nederlandse net te realiseren. Op basis van een second opinion uitgevoerd door een extern deskundige is geconcludeerd dat de investeringsagenda in Nederland inderdaad tot een kapitaalbehoefte leidt. Vanaf 2017 zal TenneT € 780 mln. ontvangen, verspreid over drie tranches. In 2019 zal gekeken worden of een eventuele vierde tranche in 2020 noodzakelijk is. Deze tranche zal zodoende pas in de begroting van 2020 aan het parlement worden voorgelegd. Het feit dat er sprake is van een financiële transactie maakt dat de kapitaalinjectie niet relevant is voor het EMU-saldo en het uitgavenkader.

Bijdrage aan RWT

De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI) is een RWT. Het NLFI voert het staatsaandeelhouderschap uit voor de financiële instellingen die tijdelijk in beheer van de Staat zijn. De netto uitgaven aan NLFI om uitvoering te geven aan haar wettelijke taak zijn € 0,75 mln. over 2017 (€ 10,0 mln. uitgaven minus € 9,3 mln. ontvangsten).

Garanties

De Staat heeft in 2010 een garantie verstrekt van maximaal € 300 mln. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden Landelijk Hoogspanningsnet. Hierdoor kon de Stichting de overname financieren van Transpower door TenneT Holding. De jaarlijkse, marktconforme premie die de Staat ontvangt, wordt afgestort in een begrotingsreserve.

Opdrachten

Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs ter ondersteuning in de diverse expertises die benodigd zijn voor het professioneel beheer van de staatsdeelnemingen.

Ontvangsten

Vermogensonttrekking

Deze post bestaat uit alle dividenden en winstafdrachten die zien op zowel de reguliere staatsdeelnemingen zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Spoorwegen, Schiphol en Gasunie als de tijdelijke financiële deelnemingen (ABN AMRO, ASR, RFS en SNS REAAL).

Bijdrage aan RWT

Zie: Uitgaven – Bijdrage aan RWT

Garanties

Door de overdracht van de staatsgegarandeerde schuld van Propertize aan de Staat vervalt de geraamde garantiepremie.

Meetbare gegevens staatsdeelnemingen

De Staat is aandeelhouder van een aantal deelnemingen vanwege de met de deelnemingen gemoeide publieke belangen. De publieke belangen dienen dan ook centraal te staan in de strategie en de investeringen van deze ondernemingen. De Staat stuurt haar deelnemingen binnen haar aandeelhoudersbevoegdheden op zakelijke wijze aan, opdat de ondernemingen financieel zelfstandig kunnen blijven en eigenstandig de voor het publieke belang noodzakelijke investeringen kunnen doen.

De publieke belangen die samenhangen met de staatsdeelnemingen zijn veelal geborgd via wet- en regelgeving. De verantwoordelijkheid voor borging van die belangen ligt bij het vakdepartement, dat doorgaans ook de instrumenten heeft om die publieke belangen te toetsen dan wel af te dwingen, zoals concessies en vergunningen. De onderstaande kengetallen zien toe op aspecten die binnen de directe invloedssfeer van de Staat als aandeelhouder liggen.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de staatsdeelnemingen waarvan het beheer van het aandeelhouderschap ligt bij het Ministerie van Financiën. Tussen haakjes is aangegeven welk percentage van de aandelen in handen is van de Staat. De financiële deelnemingen zijn in beheer op afstand geplaatst bij NLFI.

Aandeelhouderschap Ministerie van Financiën

Gasunie (100%)

Schiphol (69,8%)

Thales Nederland (1%)

TenneT (100%)

KLM (5,9%)

NWB Bank (17,2%)

NS (100%)

KNM (100%)

BNG Bank (50%)

Nederlandse Loterij (99%)

Covra (100%)

FMO (51%)

Holland Casino (100%)

UCN (100%)

Havenbedrijf Rotterdam (29,2%)

NIO (100%)

 
Aandeelhouderschap in beheer bij NLFI

ABN AMRO (77%)

SNS Bank (100%)

 

SRH (100%)

ASR (63,7%)

 

Kengetallen

De Nota Deelnemingenbeleid vormt de basis van het beleid rondom staatsdeelnemingen. De onderstaande kengetallen zien op de verdere uitrol van dit beleid. Deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten en waarvan het aandeelhouderschap in het beheer is van de Minister van Financiën zijn meegenomen in de kengetallen. Thales en KLM zijn hierbij buiten beschouwing gelaten vanwege de zeer geringe zeggenschap.

Kengetallen deelnemingbeleid
 

Realisatie 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Percentage van deelnemingen waarvan de nieuwe statuten en investeringsdrempels zijn vastgesteld

87,5%

(n=8)

100%

100%

Percentage van deelnemingen waar een specifiek minimum rendementseis is vastgesteld

81%

(n=16)

100%

100%

Percentage van deelnemingen waar het beloningsbeleid is herijkt

8%

(n=13)

46%

100%

Bij alle deelnemingen waar de Staat een meerderheidsbelang heeft zijn middels de statuten aangepaste investeringsdrempels vastgesteld (NS, TenneT, Gasunie, Covra, KNM, Nederlandse Loterij en Holland Casino). Bij de deelnemingen waar de Staat geen doorslaggevende stem heeft ten aanzien van de statuten, zal geen aanpassing van de statuten op dit punt plaatsvinden; behalve bij Schiphol waar de statuten in de loop van 2016 worden aangepast. Meer indicatoren over het deelnemingenbeleid zijn te vinden in het jaarverslag Deelnemingen.

Voor de prestaties van DBFM(O)-contracten zijn ook kengetallen ontwikkeld. Over deze kengetallen zal door de daarvoor verantwoordelijke ministers gerapporteerd gaan worden in de DBFM(O)-voortgangsrapportage.

3.4 Artikel 4: Internationale financiële betrekkingen

A. Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door internationale financieel-economische ontwikkelingen. Dit betreft voor een belangrijk deel ontwikkelingen in de lidstaten van de EU. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een directe weerslag op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel-economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de EU en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is. De Minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten.

Ten behoeve van de bevordering van financiële stabiliteit neemt de Minister actief deel aan internationale overleggen (onder andere Ecofinraad en Eurogroep) ter versterking van de begrotingsdiscipline van lidstaten van de EU en een stabiele macro-economische omgeving in de eurozone. Hieronder valt ook de economische beleidscoördinatie in de EU en de EMU in het kader van het Europees semester.

Verder neemt de Minister van Financiën besluiten over het Nederlandse standpunt met betrekking tot aanvragen voor het Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en voor invoering van de euro. Tevens draagt de Minister van Financiën het Nederlandse standpunt over de EU-begroting uit. De Minister ziet er op toe dat deze EU-begroting volgens de afspraken van het Meerjarig Financieel Kader (MFK; 2014–2020) wordt vormgegeven.

In internationaal verband zijn maatregelen getroffen om de wereldeconomie minder gevoelig te maken voor financieel-economische crises en te zorgen dat de gevolgen, mocht een dergelijke crisis toch plaatsvinden, zo beperkt mogelijk blijven.

De Minister van Financiën draagt bij aan het beheer van stabilisatiemechanismen, zoals het EFSF en het ESM ten behoeve van het bewaken van de financiële stabiliteit in de eurozone. In paragraaf E van dit artikel is het Nederlandse aandeel in deze instellingen te zien.

Op 13 juli 2015 is de Minister van Financiën herkozen door zijn collega’s, voor een periode van 2,5 jaar, als voorzitter van de Eurogroep. De rol als voorzitter van de Eurogroep biedt bij uitstek de mogelijkheid om uitvoering te geven aan de gezamenlijke Europese inzet.

Internationale financiële instellingen (IFI’s) waaronder het IMF, de Wereldbank, EBRD, de EIB en sinds januari 2016 ook de AIIB dragen in belangrijke mate bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling. Zij vervullen een belangrijke rol bij het financieel-economisch beleidstoezicht, bevorderen de ontwikkeling van lage- en middeninkomenlanden en vormen een financieel vangnet in geval van een crisis.

De Minister houdt als aandeelhouder toezicht op deze IFI’s en hun financiële soliditeit en bestuur, met als doel deze instellingen gezond en sterk te houden. Hierbij bewaakt de Minister ook de financiële belangen van de Nederlandse overheid en burger. Ook ziet de Minister toe op de effectiviteit van de internationale financiële architectuur, waarbij het cruciaal is dat IFI’s hun eigen rol hierbinnen uitvoeren en hun middelen effectief en efficiënt inzetten. In de tabel in paragraaf E wordt een overzicht gegeven van het Nederlandse aandeel in de verschillende instellingen.

Daarnaast levert de Minister een bijdrage aan de internationale beleidsdiscussie en beleidsrespons bij internationale fora, zoals de Ecofinraad, Eurogroep, verschillende OESO-werkgroepen en commissies en discussies bij het IMF, de Wereldbank en andere IFI’s.

C. Beleidswijzigingen

EU/Eurozone

Ten aanzien van de Europese begroting spelen in begrotingsjaar 2017 de volgende zaken. In 2016 zal de tussentijdse evaluatie van het MFK worden afgerond. De tussentijdse evaluatie biedt doorgaans aanknopingspunten voor verbetering of hervorming van het MFK, die vervolgens kunnen worden betrokken in het voorstel voor een volgend MFK – het voorstel voor het volgende MFK wordt eind 2017 verwacht. Daarnaast zal door de aanname van de Making Available Regulation (MAR) en de ratificatie van het Eigen Middelen Besluit (EMB) de verrekening van de jaarlijkse nacalculatie van de BNI- en btw-grondslagen worden verplaatst van het najaar naar het voorjaar van het jaar erop. Hiermee sluit de verrekening beter aan op de binnenlandse begrotingssystematiek, omdat de gevolgen voor de Nederlandse afdrachten kunnen worden betrokken in de voorjaarsbesluitvorming. Het verschuiven van deze verrekening was één van de Nederlandse voorstellen voor verbeteringen en vereenvoudigingen van het Europese begrotingsbeleid. Als laatste wordt met de ratificatie van het EMB ook de Nederlandse korting op de afdrachten ontvangen. De korting op de afdrachten is reeds verwerkt in de raming van de afdrachten voor 2017.

Komend jaar zal er aandacht zijn voor het lopende steunprogramma voor Griekenland. De Minister van Financiën neemt namens Nederland deel aan discussies en besluitvorming op ministerieel niveau in Eurogroep en in de Raad van Gouverneurs van het ESM over dit onderwerp. Op 19 augustus 2015 stemde de Raad van Gouverneurs van het ESM in met een derde leningenprogramma van 3 jaar met een maximale omvang van € 86 mld. voor Griekenland. Op 24 mei 2016 is de Eurogroep een pakket aan schuldmaatregelen overeengekomen die in verschillende fasen zullen ingaan. De maatregelen voor de middellange termijn zijn gekoppeld aan de voorwaarde dat het leningenprogramma volledig geïmplementeerd wordt. Aan het einde van het leningenprogramma, in 2018, zal hierover pas een besluit worden genomen.

Internationale Financiële Instellingen (IFI’s)

Naast aandacht voor crisispreventie en beleidstoezicht, zullen ook in 2017 de IFI’s verder de nadruk leggen op het creëren van duurzame en inclusieve groei. Er zullen verschillende maatregelen genomen worden om groei wereldwijd een impuls te geven en IFI’s zullen (verder) betrokken worden bij actuele thema’s zoals klimaatfinanciering en migratie.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

                   

Verplichtingen

3.729.791

– 4.626.852

983.089

186.961

186.961

944.817

186.961

 

Waarvan garantieverplichtingen:

             
   

Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen

447.175

430.338

         
   

Garantie aan DNB inzake IMF en BIS

2.258.303

– 5.063.537

         
   

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

32.500

2.500

– 10.000

       
   

EFSM

39.000

3.000

– 12.000

       
   

AIIB

757.785

– 830

         
                   

Uitgaven

356.416

596.473

121.757

348.469

339.470

276.818

200.880

Waarvan juridisch verplicht

   

99%

       
                   
 

Bijdrage aan internationale organisaties

355.313

594.796

57.500

304.792

304.793

251.141

189.203

   

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen

355.313

518.900

19.556

271.853

271.854

251.141

189.203

   

AIIB

0

75.896

37.944

32.939

32.939

0

0

                   
 

Leningen

0

0

62.580

42.000

33.000

24.000

10.000

   

Uitkering aan Griekenland

0

0

62.580

42.000

33.000

24.000

10.000

                   
 

Opdrachten

855

1.327

1.677

1.677

1.677

1.677

1.677

   

Technische assistentie kiesgroeplanden

855

1.327

1.677

1.677

1.677

1.677

1.677

                   
 

Subsidies

248

350

0

0

0

0

0

   

Technische assistentie

248

350

0

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

18.702

7.018

3.799

3.799

7.001

12.303

18.064

                   
 

Deelname aan internationale instellingen

5.385

672

655

655

655

2.818

2.698

   

Ontvangsten IFI's

5.385

672

655

655

655

2.818

2.698

                   
 

Lening

13.317

6.346

3.144

3.144

6.346

9.485

15.366

   

Renteontvangsten lening Griekenland

13.317

6.346

3.144

3.144

6.346

9.485

15.366

D2. Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan internationale organisaties

Dit budget betreft grotendeels bijdragen aan de AIIB. Zowel de kapitaalbetalingen aan de AIIB als de bijdrages aan andere internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht.

Leningen

De uitkering van de inkomsten op de Griekse obligaties is, op voorwaarde dat Griekenland voldoet aan de implementatie van het leningenprogramma, met ingang van begrotingsjaar 2017 juridisch verplicht. De verplichting loopt door tot tenminste 2026. In de periode 2026–2038 gaat het om een relatief klein bedrag, dat in een keer in 2026 zal worden uitgekeerd.

Opdrachten

Technische assistentie aan kiesgroeplanden is niet-juridisch verplicht.

E. Toelichting op de instrumenten

Nederland draagt via algemene bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsbanken en ontwikkelingsfondsen bij aan ontwikkelingssamenwerking. Het grootste deel dat hiervan op de Financiën begroting staat betreft de International Development Association (IDA), het onderdeel van de Wereldbankgroep dat concessionele leningen – en in beperkte mate schenkingen – verstrekt aan de armste landen in de wereld.

Daarnaast is voor 2017, wegens de Nederlandse deelname aan de AIIB, een kapitaalstorting geraamd. Op 16 januari 2016 is de AIIB officieel van start gegaan. Het oprichtingsverdrag is door Nederland voor deze datum officieel geratificeerd, waardoor Nederland een volwaardig lid van de AIIB is, met bijbehorend stemrecht. Voor het lidmaatschap zal in de komende jaren in vijf gelijke delen het gestort kapitaal worden overgemaakt; in 2016 voor de jaren 2015 en 2016, in 2017, 2018 en 2019.

Voor de komende jaren is budget gereserveerd voor technische assistentie aan landen in de Nederlandse IMF/Wereldbank/EBRD kiesgroep. De assistentie is er vooral op gericht om de landen te ondersteunen in hun financieel-economische beleid, daarbij wordt gebruik gemaakt van Nederlandse expertise. Door nieuwe inzichten wordt technische assistentie vanaf 2017 vormgegeven door middel van een arrangement in plaats van subsidies waardoor het bedrag aan subsidies vervalt.

Uitkeringen aan Griekenland

Onderdeel van het tweede leningenprogramma voor Griekenland was dat de inkomsten van de nationale centrale banken uit de Griekse staatsobligaties (Securities Markets Programme, afgekort SMP en de Agreement on Net Financial Assets, afgekort ANFA), die niet zijn meegenomen in de obligatieomruil van februari 2012, werden doorgegeven aan Griekenland. Het tweede leningenprogramma liep op 30 juni 2015 af en daarmee was deze afspraak komen te vervallen. In 2015 en 2016 hebben er geen uitkeringen plaatsgevonden. Onderdeel van het derde steunprogramma, waar de Raad van Gouverneurs van het ESM op 19 augustus 2015 definitief mee heeft ingestemd, was wel dat de Eurogroep, indien nodig, klaar staat om aanvullende maatregelen te overwegen om de bruto financieringsbehoefte van Griekenland op een houdbaar niveau te houden. Op 24 mei 2016 is de Eurogroep een pakket schuldmaatregelen overeengekomen. Een van de afspraken is dat vanaf begrotingsjaar 2017 de toekomstige SMP- en ANFA-winsten, conform de afspraak uit het tweede leningenprogramma, weer kunnen worden doorgegeven aan Griekenland.

Renteontvangsten leningen Griekenland

Onder het eerste leningenprogramma aan Griekenland, uit 2010, heeft Nederland bilaterale leningen verstrekt. In totaal heeft Nederland voor 3,2 miljard euro aan leningen verstrekt. Griekenland betaalt hier per kwartaal rente over. De rente die Griekenland betaalt is de 3-maands Euribor-rente plus een opslag van 50 basispunten.

Overzicht internationale financiële instellingen en fondsen (bedragen x € 1 mld.)
 

IFC1

MIGA2

IBRD3

EIB4

EBRD5

IMF6

ESM7

EFSF8

EFSM9

BoP10

Garantie/oproepbaar bedrag

n.v.t.

0,03

4,8

9,9

0,6

44,7

35,5

49,6

2,8

2,4

Deelneming in kapitaal

0,05

0,01

0,3

1

0,2

4,6

Deelneming in %

2,2%

2,2%

2,1%

4,5%

2,5%

1,8%

5,7%

6,1%

4,7%

4,7%

Financieel profiel instelling of fonds

               

Uitstaande bedragen

34,4

13

156

457,5

28,6

63,9

70,9

174,6

46,8

13,4

Toegezegd-niet uitgekeerd

9,9

n.v.t.

60,6

106

13

98,9

57,1

0

0

0

Totaal toegezegde bedragen

44,2

13

216,7

563,6

41,6

162,8

128

174,6

46,8

13,4

Totale uitleencapaciteit11

n.v.t.

16,2

268

712,3

39,2

557,912

500

240

60

50

X Noot
1

Cijfers per 30-6-16, wisselkoers per 1-3-16. Bron: IFC Financial Statements Fiscal Year 2016.

X Noot
2

Cijfers per 30-6-16, wisselkoers per 1-3-16. Bron: MIGA Financial Statements Fiscal Year 2016.

X Noot
3

Cijfers per 30-6-16, wisselkoers per 1-3-16. Bron: IBRD/IDA Financial Statements Fiscal Year 2016.

X Noot
4

Cijfers per 31-12-15. Bron: EIB Financial Statements 2015.

X Noot
5

Cijfers per 31-12-15. Bron: EBRD Financial Report 2015.

X Noot
6

Cijfers per 31-1-16, wisselkoers per 1-3-16. Bron: IMF Financial Statements, Quarter Ended 31 January 2016.

X Noot
7

Cijfers per 1-9-2016. Bron: ESM website.

X Noot
8

Cijfers per 1-9-2016. Bron: EFSF website.

X Noot
9

Cijfers per 1-9-2016. Bron: Website Europese Commissie. http://ec.europa.eu/economy_finance/eu_borrower/efsm/index_en.htm

X Noot
10

Cijfers per 1-9-2016. Bron: Website Europese Commissie. http://ec.europa.eu/economy_finance/eu_borrower/balance_of_payments/index_en.htm

X Noot
11

Dit bedrag is indicatief en de exacte rekenwijze en wat wordt meegenomen verschilt per IFI of fonds.

X Noot
12

Dit getal is niet vastgepind en fluctueert.

De bovenstaande tabel geeft een aantal kengetallen van internationale financiële fondsen en instellingen waarin Nederland deelneemt. Per fonds of instelling is de financiële binding weergeven. Hierbij wordt de omvang van de garantie en het gestorte kapitaal weergeven. Verder wordt door middel van verstrekte bedragen en de maximale capaciteit een financieel profiel gemaakt van het fonds of instelling.

3.5 Artikel 5: Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

A. Algemene doelstelling

Het bieden van mogelijkheden voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en investeringen in het buitenland, in aanvulling op de markt, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de uitvoering en voor de financiële gevolgen van de ekv-faciliteit. De bevoegdheden van de Minister zijn geregeld in de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën. De Minister stelt de randvoorwaarden vast waaronder de uitvoerder van de faciliteit verzekeringen mag afgeven. De Staat treedt op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business (ADSB) N.V. voert de faciliteit uit, op naam van en voor rekening en risico van de Staat. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is mede-beleidsverantwoordelijk.

De Nederlandse Staat biedt in het kader van de ekv-faciliteit instrumenten aan waarmee Nederlandse ondernemers en hun financiers betalingsrisico’s gerelateerd aan exporttransacties kunnen afdekken. De achterliggende gedachte is dat hierdoor exporttransacties tot stand kunnen komen die op de private markt niet verzekerd kunnen worden. Met de verschillende producten21 binnen de faciliteit kunnen Nederlandse bedrijven meer grote en op (middel)lange termijn gefinancierde exportorders verwerven, met een positief effect op de concurrentiekracht van en de werkgelegenheid in Nederland. Sommige producten zijn erop gericht te voorzien in de behoefte aan werkkapitaal van exporteurs, ook als er geen behoefte bestaat aan het verzekeren van betalingsrisico’s. Ook op deze wijze wordt export mogelijk gemaakt.

De Minister van Financiën heeft het beleid en een risicokader vastgesteld waaraan verzekeringsaanvragen worden getoetst. Het gaat bij de ekv-faciliteit immers om risico’s met een dusdanig risicoprofiel dat deze niet op de markt verzekerd kunnen worden. ADSB beschikt over een volmacht om kleine of minder risicovolle transacties in verzekering te nemen. Over de overige aanvragen neemt de Minister van Financiën een besluit. De faciliteit moet op middellange termijn tenminste kostendekkend zijn.

De zogeheten risicodracht moet voorkomen dat de Staat risico’s in verzekering neemt die door de markt kunnen worden gedekt. In deze risicodracht staat vermeld welke risico’s (landen, looptijd en omvang) met de ekv-faciliteit verzekerd kunnen worden. Risico’s die hier niet aan voldoen kunnen private partijen doorgaans verzekeren of exporteurs kunnen deze risico’s zelf dragen. De risicodracht wordt periodiek aangepast na overleg met ADSB of indien reacties van marktpartijen hiertoe aanleiding geven.

Het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld is een belangrijke beleidsdoelstelling. Om Nederlandse exporteurs en hun financiers internationaal onder gelijke voorwaarden te kunnen laten concurreren, wordt door Nederland in internationaal verband overlegd over exportkredietverzekeringen en aanverwante regelingen. Zo worden in OESO- en EU-verband afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt, zoals kostendekkendheid, minimumpremies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden en verantwoord leenbeleid. Daarnaast vindt een actieve dialoog plaats met de opkomende economieën die vooralsnog niet gebonden zijn aan de in OESO-verband vastgestelde regels om mogelijke verstoringen van het wereldwijde speelveld zoveel mogelijk te beperken.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen krijgt zowel internationaal als nationaal steeds meer aandacht. De Nederlandse Staat heeft hierin een voorbeeldfunctie. Dat geldt ook voor de instrumenten als de exportkredietverzekering. Er is continu aandacht voor een gedegen uitvoering van het beleid voor milieu- en sociale aspecten van transacties. Ook op dit gebied zijn in OESO-verband afspraken (de «Common Approaches») gemaakt, die borgen dat een groot deel van de ekv-gedekte transacties getoetst worden op milieu- en sociale effecten. Daarnaast zijn verzekerden verplicht te verklaren dat ze de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen naar vermogen uit zullen voeren, hoewel een dergelijke verklaring volgens de OESO-richtlijnen zelf niet verplicht is.

C. Beleidswijzigingen

In lijn met 2016 zal in 2017 verder worden gegaan met het vergroten van de toegankelijkheid van het ekv-instrumentarium. In 2016 wordt door middel van een nieuwe database meer inzicht verkregen in de potentiële gebruikers van de ekv-faciliteit. In 2017 zal dit verder worden uitgewerkt door onder andere deze database te gebruiken om (potentiële) gebruikers maatwerkinformatie te geven over de mogelijkheden binnen de ekv-faciliteit. De verwachting is dat op deze manier de ekv-faciliteit laagdrempeliger wordt voor exporteurs die nog niet eerder gebruik hebben gemaakt van de faciliteit.

In 2016 vindt een beleidsdoorlichting plaats van het gehele instrumentarium. Deze beleidsdoorlichting zal naar verwachting een aantal aanbevelingen voor het beleid opleveren, die mogelijk in 2017 zullen worden geïmplementeerd.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

2.475.497

10.616.523

10.616.525

10.616.522

10.616.524

10.616.524

10.616.524

 

waarvan garantieverplichtingen:

             
   

Exportkredietverzekeringen

2.450.595

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

   

Investeringsverzekeringen

– 10.227

453.780

453.780

453.780

453.780

453.780

453.780

   

MIGA

0

150.000

150.000

150.000

150.000

150.000

150.000

                   

Uitgaven

130.837

88.143

88.145

88.142

88.144

88.144

88.144

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                   
 

Exportkredietverzekering

117.942

75.400

75.400

75.400

75.400

75.400

75.400

   

Schade-uitkering ekv

95.708

74.900

74.900

74.900

74.900

74.900

74.900

   

Schade-uitkering investeringsverzekeringen

0

500

500

500

500

500

500

   

Mutatie risicovoorziening ekv

21.489

           
                   
 

Opdrachten

12.805

12.687

12.687

12.687

12.687

12.687

12.687

   

Kostenvergoeding Atradius DSB

12.805

12.687

12.687

12.687

12.687

12.687

12.687

                   
 

Overige uitgaven

90

56

58

55

57

57

57

                   

Ontvangsten

236.691

246.952

257.092

269.222

256.172

235.622

88.144

                   
 

Verzekeringen

220.722

234.452

244.592

269.222

256.172

235.622

88.144

   

Premies ekv

117.344

50.000

88.800

78.800

76.400

78.000

60.427

   

Premies investeringsverzekeringen

788

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

   

Schaderestituties ekv

102.590

183.202

154.542

189.172

178.522

156.372

26.467

                   
 

Seno-Gom

15.969

12.500

12.500

0

0

0

0

   

Ontvangsten Seno-Gom

0

0

0

0

0

0

0

   

Onttrekking begrotingsreserve Seno-Gom

14.000

12.500

12.500

0

0

0

0

   

Schaderestituties en premie Seno-Gom

1.969

0

0

0

0

0

0

                   
 

Overige ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

D2. Budgetflexibiliteit

Garanties

De uitgaven zijn 100% juridisch verplicht aangezien deze voortvloeien uit afgesloten exportkredietverzekeringen. Indien de verzekerde risico’s zich voordoen en aan alle verzekeringsvoorwaarden is voldaan moet de Staat als verzekeraar tot uitkering overgaan.

Opdrachten

Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met ADSB. Deze overeenkomst loopt door tot en met 2019.

E. Toelichting op de instrumenten

Garanties

Voor de ekv-faciliteit is in de begroting een bedrag van € 10,6 mld. opgenomen als plafond voor hoeveel de Minister jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond).

Exportkredietverzekeringen dekken Nederlandse exporteurs en hun financiers tegen politieke en commerciële risico’s die zij lopen bij middellange en langlopende exportcontracten naar landen met een (ver)hoog(d) risico en/of buitenlandse afnemers met een relatief hoog risicoprofiel. Dit instrument vergroot dus de mogelijkheden voor Nederlandse export. Voor zowel de ontvangsten (premies en recuperaties) als de schade-uitkeringen geldt dat deze worden beïnvloed door externe factoren, zoals de behoefte aan exportkredietverzekeringen en ontwikkelingen in de kredietwaardigheid van buitenlandse debiteuren. Binnen de faciliteit kan de Minister jaarlijks voor maximaal € 454 mln. aan nieuwe verplichtingen aangaan voor investeringsverzekeringen. Met deze verzekeringen kunnen Nederlandse bedrijven die langdurig investeren in het buitenland zich dekken tegen politieke risico’s die zij lopen in het betreffende land. Naar aanleiding van het garantiekader voor risicoregelingen wordt een risicovoorziening opgebouwd. De stand hiervan was ultimo 2015 € 207 mln.

Opdracht

ADSB is de uitvoerder van de ekv-faciliteit. ADSB ontvangt voor de werkzaamheden in het kader van de ekv-faciliteit jaarlijks een vergoeding op basis van een overeenkomst die doorloopt tot en met 2019.

Meetbare gegevens

Binnen de ekv-faciliteit worden twee kengetallen gebruikt om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstelling wordt behaald. Beide kengetallen, de benchmark en het model voor Bedrijfseconomische resultaatbepaling (BERB), bieden informatie over het internationaal gelijkwaardige speelveld. Er wordt gestreefd naar een best of class notering (A rating) in de jaarlijkse benchmark op de verzekeringsvoorwaarden en -mogelijkheden. De benchmark is een vergelijkend onderzoek tussen de Nederlandse faciliteit en faciliteiten in een aantal voor de export relevante concurrerende landen. Een best of class resultaat betekent dat de Nederlandse faciliteiten vergelijkbaar zijn met de landen die het beste scoren op de verzekeringsvoorwaarden en -mogelijkheden.

Internationaal is afgesproken dat exportkredietfaciliteiten over een langere periode kostendekkend moeten zijn, om concurrentieverstoring te voorkomen. Dat betekent dat op lange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. De kostendekkendheid van de Nederlandse faciliteit wordt gemeten door BERB. Daaruit blijkt dat de Nederlandse ekv-faciliteit over de periode 1999 t/m 2015 een positief resultaat van € 362 mln. heeft geboekt. Recuperaties spelen een belangrijke rol bij het behalen van een kostendekkend resultaat. De afgelopen jaren zijn de premies en schades ruwweg in evenwicht geweest. Ultimo 2015 is van de uitgekeerde schade over de polissen afgegeven per 1999 circa 48% gerecupereerd.

Kengetallen
 

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Streefwaarde 2020

Streefwaarde 2021

BERB

362 mln.

> 0 mln.

> 0 mln.

> 0 mln.

> 0 mln.

> 0 mln.

> 0 mln.

Benchmark

A

A

A

A

A

A

A

Uitstaande verplichtingen ekv ultimo jaar (bedragen x € 1 mld.)

Uitstaande verplichtingen ekv ultimo jaar (bedragen x € 1 mld.)

Er zijn zowel definitieve als voorlopige juridische verplichtingen in de portefeuille. Omdat het voor een exporteur soms nog onzeker is of de opdracht wordt gegund, maar er voor een offerte wel al financiering geregeld moet zijn, kan er een dekkingstoezegging worden afgegeven. Dit is nog geen polis, maar kan bij gunning van een opdracht worden omgezet naar een polis. Ongeveer de helft van de dekkingstoezeggingen wordt daadwerkelijk een polis. Er kan echter uitsluitend onder een polis schade worden uitgekeerd. Als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het risico sterk is verslechterd, is de Staat niet verplicht om een dekkingstoezegging in een polis om te zetten. Ultimo 2015 stond er voor circa € 11 mld. uit aan definitieve verplichtingen.

Wanneer zich onder een polis een schade voordoet, zal de Staat bij schade-uitkering het betalingsschema van de debiteur volgen. Dit betekent dat het bedrag niet in één keer wordt uitgekeerd, maar gespreid over de resterende looptijd van de verzekering (doorgaans twee betalingen per jaar). Op basis van de portefeuille ultimo 2015 betekent dit in het meest extreme geval (alle polissen resulteren in de maximale schade) circa € 1,4 mld. aan schade-uitkeringen in 2017.

Niet alle polissen in de portefeuille hebben evenveel risico op schade. Het belangrijkste risico binnen de ekv-portefeuille betreft het landenrisico. De OESO bepaalt, op basis van het landenrisico, de landenklasse voor de verschillende landen. Een hogere landenklasse betekent een hoger landenrisico. Ter illustratie: Indonesië valt in landenklasse 3 en Ghana valt in landenklasse 6. De landenklasse wordt onder andere gebruikt in de premieberekening. Het grootste deel van de portefeuille, circa 85%, betreft polissen op landen in de vijf beste landenklassen (0 t/m 4). Informatie over nieuwe polissen die ADSB namens de Staat gedurende het jaar afgeeft, is beschikbaar op de website van ADSB22.

Uitstaande verplichtingen ekv per landenklasse (bedragen x € 1 mld.)

Uitstaande verplichtingen ekv per landenklasse (bedragen x € 1 mld.)

3.6 Artikel 6: BTW-compensatiefonds

A. Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het BTW-compensatiefonds hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De BTW speelt hierin geen rol.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Het BTW-compensatiefonds (BCF) is opgericht om een eind te maken aan de factor btw bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie (inbesteden). De factor btw wordt weggenomen door het BCF waaruit decentrale overheden de betaalde btw kunnen terugvragen. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten btw kunnen terugclaimen zijn inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  • verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;

  • beheer van het BCF.

C. Beleidswijzigingen

In het najaar van 2016 wordt de beleidsdoorlichting van het BCF afgerond. Hier volgen mogelijk aanbevelingen uit die tot beleidswijzigingen leiden. Vooralsnog wordt niet voorzien dat uit de doorlichting aanbevelingen volgen die leiden tot majeure beleidswijzigingen.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 6 BTW-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

2.870.250

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

                   

Uitgaven

2.870.250

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                   
 

Instrument: Btw-compensatieregeling

2.870.250

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

   

w.v. bijdragen aan gemeenten en kaderwetgebieden

2.546.903

2.540.453

2.540.453

2.540.453

2.540.453

2.540.453

2.540.453

   

w.v. bijdragen aan provincies

323.347

382.435

382.435

382.435

382.435

382.435

382.435

                   

Ontvangsten

2.870.250

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

D2. Budgetflexibiliteit

De bijdrage ter compensatie van de door decentrale overheden betaalde btw is opgenomen in de Wet op het BTW-compensatiefonds. De Wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BCF. Het BCF was in die zin een openeinderegeling. Met ingang van 2015 is de omvang het BCF gemaximeerd23. De voorwaarden voor het BCF veranderen niet. Het Gemeentefonds en het Provinciefonds fungeren als het ware als ventiel bij zowel onderschrijdingen als overschrijdingen van het BCF.

E. Toelichting op de instrumenten

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Dit declaratiepatroon ligt in het verlengde van de ruimere budgettaire mogelijkheden van gemeenten ten opzichte van provincies; alle gemeentelijke begrotingen tezamen zijn groter dan alle provinciale begrotingen tezamen. In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BCF. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer, hetgeen een uitgavencategorie is die veelal voor compensatie van btw in aanmerking komt.

De raming van de uitgaven uit het BCF voor het lopende jaar worden geëxtrapoleerd voor de jaren daarna. Uitgangspunt voor de raming van het lopende jaar is de beschikking van het afgelopen jaar die in het lopende jaar wordt uitbetaald, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Plafond BTW-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Geraamd plafond

3.165.647

3.243.217

3.320.611

3.404.712

3.471.656

Geraamde ruimte onder plafond

242.759

320.329

397.723

481.824

548.768

Compensatie

De Belastingdienst is belast met het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de btw over niet-ondernemersactiviteiten.

Controle- en toezichtsbeleid

Bij de uitvoering van de Wet op het BTW-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit het oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het BTW-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet betreffende rijksbelastingen. Dit betekent onder meer dat de controle van het BCF onderdeel uitmaakt van de reguliere controle bij gemeenten en provincies van de aangiften omzetbelasting. De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaven voor het BCF is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent de mogelijkheid van controle achteraf gedurende een periode van vijf jaar. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval indien sprake is van een zogenoemde negatieve aangifte (de voorbelasting overtreft de verschuldigde belasting). Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. Voornoemde handelwijze met betrekking tot het BCF betekent dat de Belastingdienst niet per uitkeringsjaar vaststelt in welke mate de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest, maar binnen het algemene handhavingsbeleid zich er op richt om in de actualiteit te beoordelen welke gemeenten en provincies op welke aspecten het meest voor nadere toezichtsactiviteiten in aanmerking komen.

De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van de compliance bij belastingplichtigen. Hierbij maakt de Belastingdienst gebruik van de mogelijkheden die horizontaal toezicht biedt. In horizontaal toezicht werkt een gemeente of provincie zichtbaar aan het onderhouden en versterken van de fiscale beheersing, met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare belastingaangiften en opgaven voor het BCF. De Belastingdienst bespreekt met de gemeenten en provincies hoe zij hun verantwoordelijkheid voor naleving van fiscale wet- en regelgeving nemen en zorg dragen voor volledige en juiste aangiften en opgaven. Daarbij krijgt de Belastingdienst zicht op hoe de gemeenten en provincies omgaan met fiscaliteit en of de randvoorwaarden voor een adequate beheersing daarvan, zijn ingevuld. De gemeenten en provincies beoordelen vervolgens zelf de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen. De resultaten daarvan delen zij met de Belastingdienst. Met deze informatie bepaalt de Belastingdienst in welke mate gesteund kan worden op de interne beheersing en in hoeverre aanvullende eigen werkzaamheden noodzakelijk zijn. Wanneer daar aanleiding toe is kunnen ook boekenonderzoeken worden ingezet. Dit kunnen volledige boekenonderzoeken zijn waarvan het BCF onderdeel uitmaakt of deelonderzoeken die specifiek zijn gericht op de juistheid van de door gemeenten en provincies ingediende opgaven BCF.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Percentage gevalideerde gemeenten en provincies voor horizontaal toezicht

_

85%

85%

Toelichting

Voor elke gemeente en provincie wordt beoordeeld of deze in aanmerking komt voor horizontaal toezicht. Drie gedragscomponenten zijn daarbij bepalend: 1) de mate van transparantie, 2) de mate van fiscale beheersing en 3) de fiscale strategie. De analyse leidt tot een strategie en de vaststelling of een gemeente of provincie al dan niet voor horizontaal toezicht in aanmerking komt. Het streven is om deze toets in 2017 voor 85% van alle gemeenten en provincies te hebben uitgevoerd. Waar horizontalisering van het toezicht (nog) niet mogelijk is, voert de Belastingdienst op basis van handhavingsregie passende interventies uit.

3.7 Artikel 7: Beheer materiële activa

A. Algemene doelstelling

Een optimaal financieel resultaat bij het beheren en afstoten van materiële activa van/voor het Rijk ten behoeve van de realisatie van rijksdoelstellingen.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën heeft een uitvoerende rol op het gebied van roerende materiële activa. De Minister is verantwoordelijk voor het vervoeren, bewaren, vernietigen en verkopen van overtollige en in beslag genomen roerende zaken. Deze taken zijn opgedragen aan DRZ. Het aan Financiën toebehorende deel van de verkoopopbrengsten van in beslag genomen goederen staat geraamd in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» (zie onderdeel D1). De hoogte van de verkoopopbrengsten wordt bepaald door de verkoop van overtollige roerende zaken van de rijksoverheid waarvoor geen middelenafspraken met andere ministers zijn vastgelegd.

Het Rijk bezit materiële activa die nodig zijn voor de realisatie van rijksdoelstellingen. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol ligt in de Comptabiliteitswet. Daarin staat dat de Minister van Financiën belast is met de verantwoordelijkheid voor het (privaatrechtelijk) beheer van de roerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere ministers is gelegd.

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 7 Beheer materiële activa (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

0

308

308

308

308

308

308

                   

Uitgaven

0

308

308

308

308

308

308

waarvan juridisch verplicht

   

0%

       
                   
 

Opdrachten

0

308

308

308

308

308

308

   

Beheerskosten DRZ

0

308

308

308

308

308

308

                   

Ontvangsten

2

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

                   
 

Programma-ontvangsten Baten-lastendiensten

2

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

   

Vervreemding DRZ

2

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

D2. Budgetflexibiliteit

De beheerskosten van € 0,3 mln. zijn niet juridisch verplicht.

E. Toelichting op de instrumenten

Ontvangsten en uitgaven inzake de verkoop van in beslag genomen goederen zijn in 2015 verantwoord bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Voor de jaren 2016 en verder zal dit ook gebeuren, de budgetten hiervoor zijn echter nog bij het Ministerie van Financiën opgenomen. Verwachting is dat in de loop van 2016 de budgetten ook overgaan naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Wanneer de budgetten zoals in de bovenstaande tabel opgenomen overgeboekt zijn naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn er geen resterende budgetten voor verplichtingen, uitgaven en ontvangsten op artikel 7.

Vervreemding DRZ

De verkoop van roerende zaken brengt jaarlijks € 1,8 mln. op. Het gaat in de praktijk om de verkoopopbrengsten van in beslag genomen goederen. De beheerskosten betreffen aan de eigenaar geretourneerde opbrengsten naar aanleiding van een definitieve uitspraak van de rechter inzake in beslag genomen goederen.

Niet uit tabel blijkende budgettaire gevolgen

Middelenafspraken

De Minister van Financiën verzorgt behalve de ingebruikgeving en vervreemding van de eigen (overtollige) roerende zaken ook de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) roerende zaken van andere ministers. Wanneer een middelenafspraak is gemaakt met een Minister, dan wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door deze Minister verantwoord op zijn eigen begroting.

4. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

4.1 Artikel 8: Centraal apparaat

A. Apparaatsuitgaven kerndepartement/Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van Financiën, inclusief DRZ en met uitzondering van de Belastingdienst (zie artikel 1). Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel inclusief personele exploitatie, inhuur externen en materieel (inclusief huisvesting en ICT) voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 8 Centraal apparaat kerndepartement (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

231.903

244.174

229.148

228.658

228.731

228.550

228.740

                   

Uitgaven

229.684

244.174

229.148

228.658

228.731

228.550

228.740

                   
 

Personeel Kerndepartement

152.171

162.612

156.910

154.940

155.105

154.941

154.941

   

Eigen personeel

141.261

152.877

148.076

146.240

146.404

146.240

146.240

   

Inhuur externen

10.399

8.740

8.080

7.961

7.961

7.961

7.961

   

Overig personeel

511

995

754

739

740

740

740

                   
 

Materieel Kerndepartement

77.513

81.562

72.238

73.718

73.626

73.609

73.799

   

waarvan ICT

6.245

11.129

6.518

5.926

5.929

5.950

5.949

   

waarvan bijdrage aan SSO's

44.910

37.024

36.479

36.411

36.339

36.270

36.200

   

waarvan overig materieel

26.358

33.409

29.241

31.381

31.358

31.389

31.650

                   

Ontvangsten

69.490

52.211

52.552

52.355

52.351

52.351

52.351

Personeel Kerndepartement

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor het kerndepartement en DRZ. De inhuur is onder het rijksbreed afgesproken maximum van 10%.

Materieel Kerndepartement

Dit betreft de materieeluitgaven van het kerndepartement en omvat onder andere zaken aangaande diensten, middelen en communicatie. ICT bevat voornamelijk uitgaven voor projecten. De structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties zijn overgedragen aan de SSC-ICT. De bijdrage aan Shared Service Organisaties (SSO’s) betreft onder andere huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf), ICT, FDC, bedrijfszorg en beveiliging.

De uitgaven zijn vanaf 2017 lager ten opzichte van de begroting 2016 vanwege het nieuwe Rijkshuisvestingsstelsel (zie 1e suppletoire begroting 2016) en nog oplopende taakstelling.

De ontvangsten zijn in 2016 en latere jaren lager dan in 2015 vanwege éénmalige ontvangsten van DRZ in 2015 door afroming van het eigen vermogen en overgang naar het kas-verplichtingenstelsel.

Onderverdeling uitgaven Centraal apparaat kerndepartement (bedragen x € 1.000)

Onderverdeling uitgaven Centraal apparaat kerndepartement (bedragen x € 1.000)
B. Totaaloverzicht Apparaat Financiën

Per 1 januari 2015 is DRZ een directie van het Ministerie van Financiën en vallen de apparaatsuitgaven onder de totale apparaatsuitgaven van het kerndepartement. Voor de AFM, DNB en de Waarderingskamer wordt de volledige overheidsbijdrage gebruikt voor apparaat.

De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor Financiën weer voor het kerndepartement inclusief de Belastingdienst, ZBO’s en RWT’s.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven incl. agentschappen en ZBO’s / RWT’s (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal apparaatsuitgaven Financiën

3.220.089

3.477.152

3.032.458

2.884.359

2.796.498

2.749.909

2.737.256

 

Kerndepartement

229.684

244.174

229.148

228.658

228.731

228.550

228.740

 

Belastingdienst

2.990.405

3.232.978

2.803.310

2.655.701

2.567.767

2.521.359

2.508.516

                 

Totaal apparaatskosten Agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

                 

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

21.476

29.244

13.886

13.890

13.886

13.886

13.886

 

AFM

181

405

405

405

405

405

405

 

DNB

2.125

1.755

2.139

2.139

2.139

2.139

2.139

 

Waarderingskamer

1.250

1.259

1.246

1.250

1.246

1.246

1.246

 

NLFI1

17.920

25.825

10.096

10.096

10.096

10.096

10.096

X Noot
1

Realisatie 2015 NLFI is inclusief voorgeschoten advieskosten beursgang ABN AMRO.

C. Apparaatsuitgaven kerndepartement per DG
Tabel apparaatsuitgaven kerndepartement per DG (bedragen x € 1.000)
   

2017

Totaal Kerndepartement

229.148

 

Generale Thesaurie

23.059

 

DG Rijksbegroting

22.362

 

SG-cluster

169.079

 

DG Fiscale Zaken

14.648

  • De Generale Thesaurie is verantwoordelijk voor goede financiële relaties met het buitenland, een goede werking van de financiële markten, het beheer van de staatsleningen en het beheer van deelnemingen in bedrijven.

  • Het directoraat-generaal Rijksbegroting is verantwoordelijk voor de kaderstelling rond het begrotingsbeleid (Comptabiliteitswet), de coördinatie van het begrotingsbeleid van de rijksoverheid en de beheersing van de uitgaven.

  • Het SG-cluster adviseert over het financieel-economisch beleid, ondersteunt de organisatieonderdelen, en behartigt een aantal rijksbrede functies zoals de auditfunctie en het beheer van roerende zaken.

  • Het directoraat-generaal Fiscale Zaken is verantwoordelijk voor de voorbereiding van het fiscale beleid, van de fiscale wetgeving en van de belastingverdragen, het overleg over internationale fiscale regelingen en de uitvoering van deze verdragen.

  • Het directoraat-generaal Belastingdienst is verantwoordelijk voor de strategie en de ontwikkeling van het beleid van de Belastingdienst. De Belastingdienst zorgt voor de heffing en inning van het belastinggeld. De apparaatsuitgaven van DG Belastingdienst worden verantwoord onder artikel 1 Belastingdienst.

D. Taakstellingen

De taakstellingen die het kerndepartement en de Belastingdienst opgelegd hebben gekregen voor de apparaatsuitgaven, zijn vermeld in onderstaande tabellen.

Taakstelling Belastingdienst sinds Rutte I (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

Coalitieakkoord 2010, totale bezuiniging

– 165.459

– 172.484

– 179.636

– 187.707

Coalitieakkoord 2012, totale bezuiniging

 

– 46.248

– 103.469

– 125.655

Extracomptabele tabel invulling taakstelling Rutte II (bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

Struct.

Departementale taakstelling (totaal)

49.703

111.208

135.055

         

Kerndepartement

3.455

7.739

9.400

Belastingdienst

46.248

103.469

125.655

         

Agentschappen

0

0

0

         

ZBO's

0

0

0

 

Waarderingskamer

0

0

0

 

Autoriteit Financiele Markten (AFM)

0

0

0

 

De Nederlandse Bank (DNB)

0

0

0

 

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

0

0

0

 

Stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI)

0

0

0

 

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO)

0

0

0

         

Nog in te vullen

0

0

0

4.2 Artikel 10: Nominaal en onvoorzien

A. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 10 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

0

56.266

90.558

99.421

125.927

113.359

100.871

                 

Uitgaven

0

56.266

90.558

99.421

125.927

113.359

100.871

 

Onvoorzien

0

56.266

90.558

99.421

125.927

113.359

100.871

 

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

 

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

                 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Vanuit dit artikel wordt de loon- en prijsbijstelling naar de artikelen overgeboekt. Dit artikel is tevens bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen binnen deze begroting op te vangen.

5. DE BELEIDSARTIKELEN (Nationale Schuld)

5.1 Artikel 11: Financiering staatsschuld

A. Algemene doelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën heeft een uitvoerende rol bij de financiering van de staatsschuld. Het doel is om de schuld tegen zo laag mogelijke rentekosten met een acceptabel risico voor de begroting te financieren. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 200124. Het risico voor de begroting is laag wanneer de rente op leningen zo lang mogelijk vast wordt gezet. Op deze manier zijn de rentekosten immers zo stabiel en zeker mogelijk. Als de rente langer vastgezet wordt, gaat dit echter over het algemeen gepaard met hogere kosten. Er is daarom een balans gezocht tussen kosten en risico.

Voor de inrichting van het risicobeleid en het financieringsbeleid baseert de Staat zich onder meer op de internationale richtlijnen voor staatsschuldfinanciering die zijn opgesteld door het IMF25. Belangrijke uitgangspunten zijn onder andere transparantie, afrekenbaarheid en consistentie van beleid en uitvoering. Het risicokader dient niet alleen te kijken naar het renterisico, maar ook naar andere risico’s zoals bijvoorbeeld valutarisico en tegenpartijrisico. Daarnaast dient het beleid bij te dragen aan een goede verhandelbaarheid van Nederlands schuldpapier.

Eens per vier jaar wordt het risicokader herzien. Daarnaast wordt jaarlijks het financieringsplan van de staatsschuld voor het komende jaar gepubliceerd. Het huidige risicokader is in 201526 vastgesteld voor de jaren 2016–2019. De belangrijkste elementen van het huidige beleidskader zijn een verlenging van de looptijd en het verminderen van de afhankelijkheid van renteswaps. Het verlengen van de looptijd is ingegeven door de toename van de schuld als gevolg van de kredietcrisis en een afname van de rente tot historisch zeer lage niveaus. Door de looptijd van de schuldportefeuille te verlengen kunnen de huidige lage rentekosten voor langere tijd worden vastgelegd. Dit verkleint renterisico’s en draagt bij aan begrotingsrust.

Bij de ontwikkeling van het nieuwe renterisicokader is de ideale langetermijnportefeuille bepaald door een aantal rentescenario’s door te rekenen voor tientallen verschillende schuldportefeuilles. Iedere portefeuille voldeed aan de bovengenoemde uitgangspunten (transparant, afrekenbaar en consistent) van het financieringsbeleid. De verschillen zaten in de invulling van de jaarlijkse financieringsbehoefte door uitgiftevolumes in bepaalde looptijden. Uit deze analyse is een streefportefeuille gekozen die, gegeven het risicokader, de laagste kosten heeft van alle geanalyseerde portefeuilles. De streefportefeuille kent bovendien een minder risicovol profiel dan de portefeuille die resulteerde uit het vorige beleidskader. Deze streefportefeuille heeft in 2019 een looptijd van 6,4 jaar, waar de portefeuille van de vorige risicokaders een looptijd van 3,5 jaar als ideaal beschouwde. Deze nieuwe looptijd is in beginsel bereikbaar zonder nieuwe swaps af te sluiten. Dit past bij het uitgangspunt om de afhankelijkheid van swaps te verminderen.

De wens om de afhankelijkheid van swaps te verminderen kent een aantal redenen. Allereerst nam de omvang van de swapportefeuille de laatste jaren toe. Dit heeft, in combinatie met de lage rentestanden, ertoe geleid dat tegenpartijen meer geld als onderpand bij de Staat stalden. Deze bedragen waren dermate groot dat het dagelijkse cash management en de uitvoering van een consistent financieringsbeleid werden bemoeilijkt. Ten tweede verandert het swaplandschap snel, onder andere door nieuwe regelgeving. Hierdoor is de liquiditeit in de markt lager en wordt het afsluiten van rentederivaten duurder.

Een direct gevolg van de keuze om minder afhankelijk te zijn van renteswaps is dat de financieringskeuzes in sterkere mate het renterisico gaan bepalen. Hoewel het afsluiten van renteswaps geen automatisme meer zal zijn, blijft dit in het beleidskader 2016–2019 wel een regulier instrument om renterisico’s waar nodig bij te sturen naar de doelstellingen.

De gemiddelde looptijd is van invloed op het renterisico dat over een langere periode in de begroting gelopen wordt. Een portefeuille met een gemiddelde looptijd van 10 jaar heeft een kleiner renterisico dan een portefeuille met een gemiddelde looptijd van 5 jaar, omdat het langer zal duren voordat een rentestijging is doorgewerkt in de schuld. Het is tevens de verwachting dat met een hogere gemiddelde looptijd een opwaartse renteschok door de tijd heen geleidelijker tot hogere rentelasten in de begroting leidt. Echter, door gemaakte keuzes in het verleden kunnen zich in praktijk pieken in het aflosprofiel voordoen. Dit kan leiden tot ongewenste kortetermijnrisico’s.

Om kortetermijnrisico’s te beheersen, is in het nieuwe kader een additionele risicomaatstaf geïntroduceerd, het renterisicobedrag (RRB). Deze maatstaf bestaat uit de schuld en het (netto) bedrag aan lopende renteswaps waarover de rente in de eerstvolgende 12 maanden opnieuw moet worden vastgesteld. Het RRB wordt gemeten als percentage van de totale staatsschuld.

De komende jaren zal gestuurd worden op bovenstaande risicomaatstaven die het renterisico op zowel korte als langere termijn beheersen. Na afloop van het jaar zullen, net als in het huidige kader, de prestaties en de oorzaken van eventuele afwijkingen van het hier gepresenteerde kader in het jaarverslag worden verantwoord. Voor de twee risicomaatstaven worden voortaan de kengetallen opgenomen die in de onderstaande tabel staan.

Kengetallen risico staatsschuldfinanciering 2016–2019
 

2016

2017

2018

2019

Gemiddelde looptijd staatsschuld ultimo jaar

5,5

6,0

6,3

6,4

RRB (max.)

18%

18%

18%

18%

Ook zullen de jaarlijkse rentekosten worden verantwoord. De realisaties zullen in het jaarverslag worden afgezet tegen de budgettaire raming ten tijde van de Miljoenennota. Uit de verantwoording zal moeten blijken in hoeverre afwijkingen zijn te verklaren door renteontwikkelingen, het kassaldo en de keuzes ten aanzien van de inzet van de verschillende instrumenten.

Kostenraming staatsschuldfinanciering 2016–2019 van nieuw uit te geven schuld (bedragen x € 1 mln.)
 

Geraamde gemiddelde stand geldmarkt (MN2017)

Geraamde uitgifte kapitaalmarkt (MN2017)

CPB korte rente (MEV 2017)

CPB lange rente (MEV 2017)

Totaal verwachte rentelasten

2016

36.206

29.850

– 0,30%

0,20%

– 253

2017

39.324

40.714

– 0,40%

0,10%

– 312

2018

40.824

43.295

– 0,40%

0,20%

– 302

2019

40.824

26.001

– 0,30%

0,40%

– 213

Daarnaast geeft de tabel hieronder de realisaties weer voor de jaren 2011 tot en met 2015. De ramingen voor de rentelasten tot en met 2021 zijn te vinden in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» in paragraaf D1.

Kengetallen staatsschuldfinanciering 2011–2015
 

2011

2012

2013

2014

2015

Staatsschuld ultimo jaar (mld.)

330

356

368

379

370

Rentelasten (mld.)

10,0

10,3

9,6

8,7

7,4

Rentelasten (% staatsschuld)

3,0

2,9

2,6

2,3

2,0

C. Beleidswijzigingen

In 2017 zijn geen beleidswijzigingen voorzien.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 11 Financiering staatsschuld (bedragen x € 1 mln.)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

60.779

41.549

46.911

50183

36.242

35.633

21.871

                   

Uitgaven

60.779

41.549

46.911

50.183

36.242

35.633

21.871

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                   
 

Rente

8.510

7.747

6.901

6.213

5.560

5.162

5.307

   

Rentelasten vaste schuld

8.144

7.523

6.873

6.213

5.560

5.162

5.307

   

Rentelasten vlottende schuld

47

38

28

0

0

0

0

   

Voortijdige beëindiging schuld

318

186

0

0

0

0

0

                   
 

Leningen

52.260

33.785

39.991

43.950

30.662

30.451

16.544

   

Aflossing vaste schuld

48.047

33.785

39.991

43.950

30.662

30.451

16.544

   

Mutatie vlottende schuld

4.213

0

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

9

17

19

19

19

19

19

   

Overige kosten

9

17

19

19

19

19

19

                   

Ontvangsten

52.878

38.749

42.585

45.523

28.406

26.172

11.673

                   
 

Rente

5.470

5.664

1.871

2.228

2.405

2.371

2.265

   

Rentebaten vaste schuld

1.016

0

0

0

0

0

0

   

Rentebaten vlottende schuld

164

307

388

401

321

268

162

   

Voortijdige beëindiging schuld

– 24

0

0

0

0

0

0

   

Rentederivaten lang

0

1.104

1.483

1.827

2.084

2.103

2.103

   

Voortijdige beëindiging derivaten

4.314

4.253

0

0

0

0

0

                   
 

Leningen

47.407

33.085

40.714

43.295

26.001

23.800

9.407

   

Uitgifte vaste schuld

47.407

29.850

40.714

43.295

26.001

23.800

9.407

   

Mutatie vlottende schuld

0

3.235

0

0

0

0

0

                   
 

Overige baten

0

0

0

0

0

0

0

D2. Budgetflexibiliteit

De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de algemene doelstelling bestaan uit renteontvangsten en -betalingen als gevolg van transacties op de geldmarkt en de kapitaalmarkt. Omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld is de budgetflexibiliteit voor dit artikel zeer gering. De uitgaven zijn voor nagenoeg 100% als juridisch verplicht aan te merken.

Aangezien de (betalings)verplichtingen van de aangegane staatsschuld voortvloeien uit beleids- en bedrijfsvoeringsuitgaven die ten laste van andere begrotingen komen, heeft een verplichtingenbenadering (als begrotingsstelsel) voor de begroting van Nationale Schuld noch uit het oogpunt van budgettaire beheersing, noch uit het oogpunt van budgetrecht meerwaarde ten opzichte van het kasstelsel. Om die reden is in de Comptabiliteitswet 2001 bepaald dat voor de uitgaven ten laste van de begroting van Nationale Schuld de verplichtingen in een jaar gelijk gesteld mogen worden aan de uitgaven in dat jaar.

E. Toelichting op de instrumenten

De totale uitgaven en ontvangsten van dit artikel zijn opgebouwd uit:

  • rente;

  • aflossing en uitgifte van schuld;

  • overige kosten.

Rente

Rentelasten en -baten vaste schuld

Onder vaste schuld wordt schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar verstaan. De vaste schuld bestaat voornamelijk uit Dutch State Loans (DSL’s) en de rentekosten liggen voor een groot deel vast. Deze rentekosten zijn grotendeels het gevolg van de tekortontwikkeling en schuldopbouw uit het verleden, en van de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en het risicomanagement.

Rentelasten en -baten vlottende schuld

De rentelasten over de vlottende schuld bestaan uit de rentelasten van schatkistpapier (Dutch Treasury Certificates, afgekort als DTC’s), Commercial Paper (CP) en rentelasten vanwege overige kortlopende schulden. De rentebaten vlottende schuld bestaan vooral uit vergoedingen over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo. Ook de rentebaten over de overgenomen leningen aan ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) vallen onder deze rubriek. De negatieve rentelasten zijn het gevolg van de heersende negatieve rentes op de geldmarkt.

Uitgaven en ontvangsten voortijdige beëindiging schuld

Uit cashmanagementoverwegingen kunnen DSL’s ingekocht worden. Op die manier kunnen grote pieken in de aflossingen worden verkleind en kunnen aflosmomenten worden gekozen die beter aansluiten bij het kasbeheer. Het gaat hier alleen om DSL’s die oorspronkelijk in de komende 24-maandsperiode aflossen. Het verschil tussen het nominale bedrag dat wordt ingekocht en het bedrag dat daarvoor wordt betaald, wordt tot de rentelasten of rentebaten gerekend. Voortijdige beëindigingen zijn niet EMU-saldorelevant omdat zij als een financiële transactie worden beschouwd.

Uitgaven en ontvangsten derivaten lang

Als onderdeel van het renterisicobeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten en wordt zowel rente ontvangen als rente betaald. Wanneer er per saldo rente betaald respectievelijk ontvangen wordt, wordt dit tot de rentelasten- respectievelijk rentebaten-derivaten gerekend. In 2017 zijn voor de renteswaps rentebaten voorzien. Deze rentebaten tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld.

Uitgaven en ontvangsten derivaten kort

De Staat geeft kort schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Het streven is om de geldmarkt te financieren tegen daggeldtarief aangezien dit het goedkoopst is tegen een acceptabel risico. Daarom worden Euro Overnight Index Average swaps (Eonia-swaps) afgesloten om het renterisico van de korte financiering (geldmarkt) op daggeldtarief te brengen. Eonia is het eendaags interbancaire rentetarief voor het eurogebied. Ook hier geldt dat het saldo van de rentebaten en -lasten wordt weergegeven.

Uitgaven en ontvangsten voortijdige beëindiging derivaten

Uit overwegingen van risicomanagement kan besloten worden om derivaten voortijdig te beëindigen. Bij het voortijdig beëindigen van een renteswap wordt de netto contante waarde van alle toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Deze rentestromen tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld. De voortijdige beëindiging van derivaten wordt niet geraamd omdat het aangaan van een dergelijke transactie met veel onzekerheden omgeven is.

Leningen

Aflossing vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan vanuit cashmanagementoverwegingen besloten worden DSL’s deels vervroegd af te lossen.

Uitgifte vaste schuld en mutatie geldmarkt

De raming van de uitgifte van vaste schuld is gebaseerd op de jaarlijkse financieringsbehoefte. Deze bestaat uit de omvang van de af te lossen vaste schuld, de tekorten op de geldmarkt van het jaar ervoor en de raming voor het tekort op kasbasis. Voor toekomstige jaren wordt verondersteld dat de gehele financieringsbehoefte door de uitgifte van DSL’s wordt gefinancierd. In deze veronderstelling muteert de geldmarkt niet, maar blijft gelijk. In de praktijk zal een deel van de financieringsbehoefte echter wel op de geldmarkt gefinancierd worden. De verwachte verhouding tussen financiering op de geldmarkt en financiering op de kapitaalmarkt wordt bekend gemaakt bij de publicatie van het financieringsplan staatsschuld 2017 in december 2016.

Opdrachten

Overige kosten

Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor de Primary Dealers. De Nederlandse Staat maakt gebruik van een stelsel van momenteel 15 banken (de Primary Dealers) voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. De Primary Dealers verplichten zich onder andere om DSL’s af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot de verplichtingen horen ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten op de secundaire markt en het quoteren van prijzen voor DSL’s en DTC’s.

5.2 Artikel 12: Kasbeheer

A. Algemene doelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. Het doel is dat publieke middelen doelmatig worden beheerd en financiële risico’s worden voorkomen. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 200127 (voor RWT’s), de Wet financiering decentrale overheden28 (voor decentrale overheden), de Wet financiering sociale verzekeringen en de Zorgverzekeringswet29 (voor sociale fondsen) en de Regeling Agentschappen30 (voor agentschappen).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van de rijksoverheid.

Bij schatkistbankieren heeft de Minister van Financiën een uitvoerende rol. Schatkistbankieren houdt in dat instellingen hun middelen aanhouden bij het Ministerie van Financiën (de schatkist). Publieke middelen verlaten de schatkist dan niet eerder dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Hierdoor is de externe financieringbehoefte van het Rijk minder groot. Onder voorwaarden kunnen sommige categorieën deelnemers aan schatkistbankieren ook leningen krijgen.

Ook bij het betalingsverkeer van de rijksoverheid heeft de Minister van Financiën een uitvoerende rol. Het betalingsverkeer is verdeeld in percelen die periodiek worden aanbesteed. Door de aanbesteding worden banken geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden. Het Ministerie van Financiën treedt in deze aanbestedingsprocedures op als opdrachtgever.

Kengetallen schatkistbankieren ultimo 2015
 

Aantal deelnemers

Middelen in rekening-courant en deposito

(bedragen x € 1 mld.)

Verstrekte leningen

(bedragen x € 1 mld.)

Agentschappen

32

2,3

5,2

RWT’s en derden

212

5,1

0,9

Sociale fondsen

3

– 23,4

 

Decentrale overheden

760

8,2

 

Bron: Ministerie van Financiën

C. Beleidswijzigingen

In 2017 zijn geen beleidswijzigingen voorzien.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 12 Kasbeheer (bedragen x € 1 mln.)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

6.206

1.534

1.533

1.533

1.532

1.532

1.533

                   

Uitgaven

6.206

1.534

1.533

1.533

1.532

1.532

1.533

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                   
 

Rente

60

33

32

32

32

31

32

   

Rentelasten

60

33

32

32

32

31

32

   

Uitgaven bij voortijdige beëindiging (hoofdsom)

0

0

0

0

0

0

0

                   
 

Leningen

6.145

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

   

Verstrekte leningen

6.145

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

                   
 

Mutaties in rekening-courant en deposito's

0

0

0

0

0

0

0

   

Agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

   

RWT’s en derden

0

0

0

0

0

0

0

   

Sociale fondsen

0

0

0

0

0

0

0

   

Decentrale Overheden

0

0

0

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

11.616

7.612

6.543

9.176

6.987

5.914

4.088

                   
 

Rente

340

178

168

176

178

177

155

   

Rentebaten

236

178

168

176

178

177

155

   

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

105

0

0

0

0

0

0

                   
 

Leningen

5.907

2.015

1.363

1.085

1.055

1.800

1.096

   

Ontvangen aflossingen

5.907

2.015

1.363

1.085

1.055

1.800

1.096

                   
 

Mutaties in rekening-courant en deposito's

5.368

5.419

5.011

7.914

5.754

3.937

2.837

   

Agentschappen

114

0

0

0

0

0

0

   

RWT’s en derden

296

0

0

0

0

0

0

   

Sociale fondsen

3.687

4.319

3.911

6.814

4.654

3.937

2.837

   

Decentrale Overheden

1.271

1.100

1.100

1.100

1.100

0

0

D2. Budgetflexibiliteit

De ontvangsten en uitgaven op dit artikel zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. Alle rentelasten en rentebaten zijn juridisch verplicht omdat deze volgen uit de leningen, deposito's en rekening-couranttegoeden die deelnemers bij de schatkist aanhouden. De andere uitgaven en ontvangsten volgen ook uit de toename of afname van de middelen die door deelnemers in de schatkist worden aangehouden of uit de schatkist worden geleend.

E. Toelichting op de instrumenten

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: rente, mutaties in rekening-courant en deposito, en leningen.

Rente

Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen van het Rijk aan de deelnemers aan schatkistbankieren. Deelnemers ontvangen rente over een positief saldo op hun rekening-courant en op de deposito’s die ze bij de schatkist hebben geplaatst. De rentebaten bestaan uit de door deelnemers aan het Rijk betaalde rente op leningen en op roodstanden in de rekening-courant. De verwachte rentebaten zijn in 2017 hoger dan de verwachte rentelasten.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De posten toename en afname saldi in rekening-courant en deposito geven het bedrag weer dat naar verwachting door alle deelnemers in de schatkist wordt gestort (ontvangst voor het Rijk) of juist wordt opgenomen (uitgave voor het Rijk). Voor 2017 wordt een instroom van middelen, en dus inkomsten voor het Rijk, van € 5,0 mld. geraamd. Deze instroom wordt deels veroorzaakt doordat de sociale fondsen meer inkomsten dan uitgaven hebben. Hun roodstand neemt daardoor naar verwachting af met € 3,9 mld. Decentrale overheden storten naar verwachting € 1,1 mld. vanwege beleggingen uit het verleden die, zodra ze vrijvallen, in de schatkist moeten worden aangehouden.

Leningen

De posten verstrekte leningen en ontvangen aflossingen geven de geraamde uitgifte van nieuwe leningen (uitgave voor het Rijk) en de aflossingen op eerder afgesloten leningen (ontvangst voor het Rijk) weer. Als leningen voortijdig worden beëindigd dan worden deze afgelost tegen de marktwaarde van de lening op dat moment. Hierdoor kan gedurende het jaar een extra uitgave of ontvangst voor het Rijk ontstaan. Deze worden geboekt als uitgaven en ontvangsten bij voortijdige beëindiging.

6. BIJLAGEN

6.1 Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen (bedragen x € 1.000)

Verwijzing naar (URL-link) website RWT/ZBO

Waarderingskamer

X

X

De Waarderingskamer heeft als belangrijkste taak het houden van toezicht op de waardering van onroerende zaken door de gemeenten in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De Waarderingskamer houdt ook toezicht op de Basisregistratie WOZ. De Wet WOZ is gericht op een uniforme waardering van onroerende zaken ten behoeve van de belastingheffing door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen. De apparaatskosten worden door de Waarderingskamer in rekening gebracht bij het Rijk (25%), de gemeenten (50%) en de waterschappen (25%). De kosten voor het beheer van de Landelijke Voorziening van Basisregistratie WOZ, die ook via de begroting van de Waarderingskamer lopen, worden bij de partijen in rekening gebracht via een afzonderlijke verdeelsleutel: het Rijk (40%), de gemeenten (45%) en de waterschappen (15%).

Het onder Begrotingsramingen vermelde bedrag betreft alleen de aandelen Rijk. Het bedrag is voorlopig. De begroting van de Waarderingskamer wordt in november van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar vastgesteld.

Art. 1

1.246

www.waarderingskamer.nl

Autoriteit Financiële Markten (AFM)

X

X

Op grond van het artikel 1.25 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is de AFM belast met de uitoefening van het gedragstoezicht. AFM beslist over de toelating van de financiële ondernemingen tot de financiële markten. Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt de AFM een overheidsbijdrage.

Art. 2

405

www.afm.nl

Nederlands Bureau der Motorrijtuig-verzekeraars

X

 

Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars is verantwoordelijk voor het regelen van schaden door buitenlandse motorrijtuigen in Nederland en staat garant voor betaling van schade als onverzekerde Nederlandse motorvoertuigen in andere bij het groenekaartsysteem aangesloten landen schade veroorzaken. Daarnaast is het Nederlands Bureau op grond van artikel 27b van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) aangewezen als informatiecentrum waarbij personen die schade hebben geleden die is veroorzaakt door een motorrijtuig uit een EU-lidstaat, informatie kunnen verkrijgen die hen in staat kan stellen een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigenverzekeraars oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Art. 2

0

www.nlbureau.nl

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

X

 

Het Waarborgfonds Motorverkeer vergoedt overeenkomstig artikel 26 van de Wam schade aan benadeelden in gevallen, genoemd in artikel 25 Wam. Het betreft onder andere gevallen waarbij de veroorzaker onbekend is gebleven of deze niet verzekerd is. Daarnaast is het Waarborgfonds Motorverkeer ingevolge artikel 27k Wam aangewezen als Schadevergoedingsorgaan. In die hoedanigheid treedt het in specifieke gevallen op bij schaden die in het buitenland zijn veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen. Het Waarborgfonds Motorverkeer oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Art. 2

0

www.wbf.nl

Commissie Eindtermen Accountants-opleiding (CEA)

X

X

De Commissie Eindtermen Accountantsopleiding heeft de volgende wettelijke taken: het vaststellen van de eindtermen met inachtneming van de vakgebieden als bedoeld in de beroepsprofielen van de NBA (RA en AA); het aanwijzen van de opleidingen die het theoretisch deel van de accountantsopleiding geheel of gedeeltelijk verzorgen, met uitzondering van de eindtermen die betrekking hebben op de praktijkstage, voor zover deze opleidingen niet zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 5a.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; het toetsen van de praktijkstage aan de mate waarin wordt voldaan aan de eindtermen; de afgifte van de verklaring van vakbekwaamheid: toelating tot het accountantsberoep van buitenlandse accountants.

Art. 2

0

www.ceaweb.nl

De Nederlandsche Bank (DNB)

X

X

Op grond van de Wft oefent DNB het prudentieel toezicht op financiële ondernemingen uit (artikel 1.24 Wft). DNB beslist over de toelating van de financiële ondernemingen tot de financiële markten. Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB een overheidsbijdrage.

Verder vervult DNB een intermediaire rol voor het Financieel Expertise Centrum (FEC). Het FEC is voor haar financiering in belangrijke mate aangewezen op een overheidsbijdrage. Deze bijdrage wordt door tussenkomst van DNB verstrekt.

Art. 2

2.139

www.dnb.nl

Stichting Administratie Kantoor financiële Instellingen (NLFI)

X

 

De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI) is op 1 juli 2011 opgericht op grond van de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. NLFI voert het privaatrechtelijke beheer over de deelnemingen van de Staat der Nederlanden in de vennootschappen ABN AMRO Group N.V., ASR Nederland N.V., RFS Holdings B.V., SNS REAAL N.V. en NLFI Financial Investment B.V. Het Rijk vergoedt de kosten die NLFI maakt. De Minister van Financiën brengt een groot deel van deze kosten in rekening bij de vennootschappen waarvan aandelen door de stichting worden beheerd, op grond van het besluit houdende regels inzake doorberekening van kosten van de stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen.

Art. 3

10.096

(uitgaven)

9.250 (ontvangsten)

www.nlfi.nl

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO)

 

X

De Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO, voorheen Stichting Maror-gelden Overheid) was belast met de afwikkeling van onder het publiekrechtelijke regime afgegeven beschikkingen. SAMO heeft alle taken inmiddels afgerond en kan opgeheven worden. Opheffing is afhankelijk van de instemming van het Centraal Joods Overleg (CJO) en de Stichting Platform Israël (SPI). Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek naar de geldstromen van SAMO in opdracht van CJO zal al dan niet instemming verleend worden voor opheffing. De Minister dient eveneens in te stemmen met opheffing van SAMO, dit is vastgelegd in de statuten. Ter dekking van de uitvoeringskosten is in 2005 een eenmalige subsidie van € 1,7 mln. aan SAMO verstrekt, voor de resterende doorlooptijd van SAMO.

Art. 8

0

www.maror.nl

6.2 Verdiepingshoofdstukken

Artikel 1 Belastingen
Opbouw uitgaven artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

3.102.765

2.806.239

2.669.924

2.559.735

2.520.535

 

Mutatie NvW 2016

12.000

         

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

214.667

59.606

40.540

46.868

29.696

 
             

Nieuwe mutaties

           

Loon- en prijsbijstelling

48.002

41.835

39.859

38.403

37.661

 

Investering digitale overheid

 

17.450

       

Apparaatsuitgaven

 

– 13.200

– 12.650

– 12.500

– 12.500

 

Middelen belastingdienst

 

8.000

8.000

8.000

8.000

 

Kasschuif egalisatieschuld

9.389

– 585

– 1.030

– 1.352

– 1.810

 

Overboeking rijkshuisvestingsstelsel

1.972

1.972

1.972

1.972

1.972

 

Overig en Extrapolatie

6.228

3.038

5.031

5.386

4.550

2.575.261

             

Stand ontwerpbegroting 2017

3.395.023

2.924.355

2.751.646

2.646.512

2.588.104

2.575.261

Opbouw ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

116.447.338

122.238.960

127.657.664

132.992.487

138.519.905

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 87.556

– 59.385

– 64.757

– 46.971

– 58.741

 
             

Nieuwe mutaties

           

Boetes en schikkingen

 

8.200

8.200

5.600

4.000

 

Apparaatontvangsten

 

– 13.200

– 12.650

– 12.500

– 12.500

 

Belastingontvangsten

2.538.260

6.385.777

3.117.073

5.340.367

5.031.954

 

Overig en Extrapolatie

         

149.872.165

             

Stand ontwerpbegroting 2017

118.898.042

128.560.352

130.705.530

138.278.983

143.484.618

149.872.165

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de toegekende loon- en prijsbijstelling.

Investering digitale overheid

In het kader van de generieke digitale infrastructuur ontvangt de Belastingdienst middelen om communicatie met burgers en bedrijven technisch gezien mogelijk te maken.

Apparaatsuitgaven

De verwachte uitgaven als gevolg van het doorbelasten van uitgaven voor werkzaamheden aan derden, vallen lager uit. Deze nemen structureel met € 12,5 mln. af. De ontvangsten worden met hetzelfde bedrag neerwaarts bijgesteld.

Middelen belastingdienst

De belastingdienst ontvangt € 8 mln. aan extra middelen, waaronder middelen voor constructiebestrijding.

Kasschuif egalisatieschuld

Bij het nieuwe agentschap Rijksvastgoedbedrijf (RVB) is een egalisatieschuld voor specialisaties niet meer toegestaan. Met deze kasschuif wordt de egalisatieschuld van de Belastingdienst aan het RVB afgelost.

Overboeking rijkshuisvestingsstelsel

Er wordt € 2,0 mln. overgeboekt van het kerndepartement naar de Belastingdienst in verband met verrekening van een lagere vierkantemeterprijs als gevolg van het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel per 2016.

Ontvangsten

Boetes en schikkingen

De mutatie betreft een technische ramingsbijstelling op grond van meevallende realisaties.

Apparaatontvangsten

Zie: Uitgaven: Apparaatsuitgaven

Belastingontvangsten

Zie de Miljoenennota voor een toelichting op de belastingontvangsten.

Artikel 2 Financiële markten
Opbouw uitgaven artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

22.379

18.859

18.856

18.859

18.859

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

1.334

2.329

2.508

2.329

2.329

 
             

Nieuwe mutaties

           

Loon- en prijsbijstelling

169

146

146

146

146

 

Overig en extrapolatie

         

21.334

             

Stand ontwerpbegroting 2017

23.882

21.334

21.510

21.334

21.334

21.334

Opbouw ontvangsten artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

10.311

9.871

9.691

8.691

8.691

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

24.165

2.099

3.330

2.569

2.452

 
             

Nieuwe mutaties

           

Conversie schuld KNM

15.900

         

Boetes en dwangsommen

 

1.957

       

Overig en extrapolatie

     

– 240

– 123

11.020

             

Stand ontwerpbegroting 2017

50.376

13.927

13.021

11.020

11.020

11.020

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de toegekende loon- en prijsbijstelling.

Ontvangsten

Conversie schuld KNM

In juni 2016 is een groot deel van de vordering van het ministerie op KNM geconverteerd naar eigen vermogen. Mede dankzij het normaliseren van het vermogen kon KNM een noodzakelijke verlenging van de bankgarantie voor de Chili-order bewerkstelligen. Tevens kan KNM nieuwe orders financieren. Daarmee is er een betere uitgangspositie voor de verkoop van KNM, waartoe het kabinet in april 2016 besloot, gecreëerd. Het resterende deel van de vordering is omgezet in een lening.

Boetes en dwangsommen

Sinds 1 januari 2015 is in de wet opgenomen dat opbrengsten uit verbeurde dwangsommen of bestuurlijke boetes opgelegd door de toezichthouders op de financiële sector (AFM en DNB) – voor zover deze het bedrag van € 2,5 mln. overschrijden – toekomen aan de Staat31. In 2017 worden de boetes geraamd op € 2,0 mln.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
Opbouw uitgaven artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

19.401

19.401

19.401

19.401

17.757

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

21.570

         
             

Nieuwe mutaties

           

Overname schuld Propertize

2.379.000

         

Kapitaalinjectie TenneT

 

150.000

3350.000

280.000

   

Loon- en prijsbijstelling

127

127

127

127

127

 

Overig en extrapolatie

171

       

14.728

             

Stand ontwerpbegroting 2017

2.436.169

169.528

369.528

299.528

17.884

14.728

Opbouw ontvangsten artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

1.831.850

1.589.350

1.481.850

1.359.350

1.286.206

 

Mutatie NvW 2016

50.000

         

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

160.067

– 154.085

17.000

116.000

149.000

 
             

Nieuwe mutaties

           

Verkoop 1e tranche ASR

1.064.642

         

Verkoop aandelen Propertize

843.800

         

Overname schuld Propertize

2.379.000

         

Winstafdracht DNB

 

– 67.000

– 186.000

– 174.000

– 158.000

 

Dividenden staatsdeelnemingen

 

– 45.375

– 45.375

– 45.375

– 45.375

 

Garantiepremie Propertize

– 1.950

– 6.300

– 4.800

– 3.300

– 1.800

 

Overig en extrapolatie

         

1.479.875

             

Stand ontwerpbegroting 2017

6.327.409

1.316.590

1.262.675

1.252.675

1.230.031

1.479.875

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Overname schuld Propertize

Op 28 juni 2016 heeft de Nederlandse Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van de aandelen van Propertize. De staat neemt daarbij de staatsgegarandeerde schuld van € 2,35 mld. van Propertize over. Daarnaast wordt € 29 mln. van de verkoopprijs ingehouden om de toekomstige rentebetalingen te kunnen voldoen.

Kapitaalinjectie TenneT

Eind 2015 heeft TenneT de Staat als enig aandeelhouder verzocht om extra kapitaal ter beschikking te stellen om de wettelijk verplichte investeringen in het Nederlandse net te realiseren. Op basis van een second opinion uitgevoerd door een extern deskundige is geconcludeerd dat de investeringsagenda in Nederland inderdaad tot een kapitaalbehoefte leidt. Vanaf 2017 zal TenneT € 780 mln. ontvangen, verspreid over drie tranches. Het feit dat er sprake is van een financiële transactie maakt dat de kapitaalinjectie niet relevant is voor het EMU-saldo en het uitgavenkader.

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de toegekende loon- en prijsbijstelling.

Ontvangsten

Verkoop 1e tranche ASR

Op 10 juni 2016 is ASR succesvol naar de beurs gebracht. Bij deze beursgang heeft de Staat 36,3% van de aandelen van ASR verkocht. Dit heeft € 1,06 mld. opgeleverd.

Verkoop aandelen Propertize

Op 28 juni 2016 heeft de Nederlandse Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van de aandelen van Propertize. Lone Star neemt, met haar consortiumpartner J.P. Morgan, Propertize over voor € 895,3 mln, inclusief een voorwaardelijk bedrag van € 22,5 mln. en rentebetaling van € 29 mln.

Overname schuld Propertize

Zie Uitgaven: Overname schuld Propertize.

Winstafdracht DNB

De meerjarenraming toont, ondanks de verwachte toekomstige balansgroei, een dalende trend. Deze daling wordt veroorzaakt door het aflopen van de hoogrentende portefeuilles en de dalende (negatieve) rentevergoeding waarmee voor de toekomstige aankopen in de eigen beleggings- en monetaire portefeuilles wordt gerekend.

Dividenden staatsdeelnemingen

Vanwege recente marktontwikkelingen, waaronder de beursgang van ASR, wordt de raming voor de dividenden staatsdeelnemingen naar beneden bijgesteld.

Garantiepremie Propertize

Vanwege de verkoop van Propertize komt de garantie op de uitstaande obligaties en de bijbehorende garantiepremie te vervallen.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen
Opbouw uitgaven artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

439.981

355.300

352.033

343.034

276.817

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

241.756

– 233.544

– 3.565

– 3.565

   
             

Nieuwe mutaties

           

Uitkering aan Griekenland

– 85.265

         

Overig en extrapolatie

1

1

1

1

1

200.880

             

Stand ontwerpbegroting 2017

596.473

121.757

348.469

339.470

276.818

200.880

Opbouw ontvangsten artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

22.992

86.277

86.277

86.277

88.440

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 9.577

– 72.879

   

– 1.461

 
             

Nieuwe mutaties

           

Renteontvangsten Griekenland

– 6.397

– 9.599

– 82.478

– 79.276

– 74.676

 

Overig en extrapolatie

         

18.064

             

Stand ontwerpbegroting 2017

7.018

3.799

3.799

7.001

12.303

18.064

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Uitkering aan Griekenland

Op 24 mei 2016 is de Eurogroep een pakket schuldmaatregelen voor Griekenland overeengekomen. Een van de afspraken is dat vanaf begrotingsjaar 2017 de toekomstige SMP- en ANFA-winsten, conform de afspraak uit het tweede leningenprogramma, weer kunnen worden doorgegeven aan Griekenland. Dit betekent dat de SMP- en ANFA-winsten uit 2016 niet uitgekeerd zullen worden aan Griekenland.

Ontvangsten

Renteontvangsten Griekenland

Wegens een lagere CPB-rekenrente worden de ramingen van de renteontvangsten naar beneden bijgesteld.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen
Opbouw uitgaven artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

88.056

88.058

88.055

88.057

88.057

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           
             

Nieuwe mutaties

           

Loon- en prijsbijstelling

87

87

87

87

87

 

Overig en extrapolatie

         

88.144

             

Stand ontwerpbegroting 2017

88.143

88.145

88.142

88.144

88.144

88.144

Opbouw ontvangsten artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

246.952

218.292

240.422

229.772

207.622

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           
             

Nieuwe mutaties

           

Premie exportkredietverzekeringen

 

38.800

28.800

26.400

28.000

 

Overig en extrapolatie

         

88.144

             

Stand ontwerpbegroting 2017

246.952

257.092

269.222

256.172

235.622

88.144

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de toegekende loon- en prijsbijstelling.

Ontvangsten

Premies exportkredietverzekeringen

De raming premieontvangsten is geactualiseerd voor de jaren 2017 t/m 2020, de ramingen zijn naar boven bijgesteld.

Artikel 6 BTW-compensatiefonds
Opbouw uitgaven artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

4.265

         
             

Nieuwe mutaties

           

Aanpassing BCF

58.571

65.111

69.526

70.307

70.307

 

Overig en extrapolatie

8.326

6.051

1.636

855

855

2.922.888

             

Stand ontwerpbegroting 2017

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

Opbouw ontvangsten artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

4.265

         
             

Nieuwe mutaties

           

Aanpassing BCF

58.571

65.111

69.526

70.307

70.307

 

Overig en extrapolatie

8.326

6.051

1.636

855

855

2.922.888

             

Stand ontwerpbegroting 2017

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

2.922.888

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Aanpassing BCF

De mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Artikel 7 Beheer materiële activa
Opbouw uitgaven artikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

306

306

306

306

306

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           
             

Nieuwe mutaties

           

Overig en Extrapolatie

2

2

2

2

2

308

             

Stand ontwerpbegroting 2017

308

308

308

308

308

308

Opbouw ontvangsten artikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           
             

Nieuwe mutaties

           

Overig extrapolatie

         

1.800

             

Stand ontwerpbegroting 2017

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Artikel 8 Centraal apparaat
Opbouw uitgaven artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

242.985

237.076

233.493

233.618

233.620

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 360

– 7.617

– 5.979

– 6.032

– 6.215

 
             

Nieuwe mutaties

           
             

Loon- en prijsbijstelling

3.707

3.398

3.347

3.348

3.348

 

Overboeking rijkshuisvestingsstelsel

– 1.972

– 1.972

– 1.972

– 1.972

– 1.972

 

Ramingsbijstelling overig materieel

 

– 1.500

       

Overig en extrapolatie

– 186

– 237

– 231

– 231

– 231

228.740

             

Stand ontwerpbegroting 2017

244.174

229.148

228.658

228.731

228.550

228.740

Opbouw ontvangsten artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

61.018

62.747

60.779

60.965

60.965

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 8.827

– 10.195

– 8.424

– 8.614

– 8.614

 
             

Nieuwe mutaties

           

Overig en extrapolatie

20

       

52.351

             

Stand ontwerpbegroting 2017

52.211

52.552

52.355

52.351

52.351

52.351

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de toegekende loon- en prijsbijstelling.

Overboeking rijkshuisvestingsstelsel

Er wordt € 2,0 mln. overgeboekt van het kerndepartement naar de Belastingdienst in verband met verrekening van een lagere vierkantemeterprijs als gevolg van het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel per 2016.

Ramingsbijstelling overig materieel

De neerwaartse ramingsbijstelling van € 1,5 mln. is het gevolg van vooruitlopen op de taakstelling Rutte II bij de materiële budgetten.

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven artikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

63.539

126.522

132.832

157.151

139.942

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

58.620

9.778

21.699

27.770

31.369

 
             

Nieuwe mutaties

           

Distributie loon- en prijsbijstelling

– 52.226

– 45.727

– 43.700

– 42.245

– 41.503

 

Ruilvoetproblematiek

   

– 10.000

– 15.000

– 15.000

 

Conversie schuld KNM

– 15.900

         

Overig en extrapolatie

2.233

– 15

– 1.410

– 1.749

– 1.449

100.871

             

Stand ontwerpbegroting 2017

56.266

90.558

99.421

125.927

113.359

100.871

Opbouw ontvangsten artikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           
             

Nieuwe mutaties

           

Overig en extrapolatie

         

0

             

Stand ontwerpbegroting 2017

0

0

0

0

0

0

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Distributie loon- en prijsbijstelling

De jaarlijkse loon- en prijsbijstelling is verdeeld binnen de begroting.

Ruilvoetproblematiek

Een deel van de ruilvoetproblematiek die is toebedeeld aan de begroting van Financiën wordt ingevuld met middelen op het artikel Nominaal en onvoorzien.

Conversie schuld KNM

In juni 2016 is een groot deel van de vordering van het ministerie op KNM geconverteerd naar eigen vermogen. Mede dankzij het normaliseren van het vermogen kon KNM een noodzakelijke verlenging van de bankgarantie voor de Chili-order bewerkstelligen. Tevens kan KNM nieuwe orders financieren. Daarmee is er een betere uitgangspositie voor de verkoop van KNM, waartoe het kabinet in april 2016 besloot, gecreëerd. Het resterende deel van de vordering is omgezet in een lening.

Artikel 11 Financiering staatsschuld
Opbouw uitgaven artikel 11 (bedragen x € 1 mln.)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

36.228

56.594

50.556

40.182

41.425

0

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

3.556

– 11.122

3.089

– 807

– 1.080

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rente vaste schuld

– 48

– 198

– 1.127

– 2.479

– 3.459

 

Rente vlottende schuld

174

230

– 1.257

– 1.257

– 1.255

 

Voortijdige beëindiging

186

         

Uitgifte en aflossing vaste schuld

1.455

1.407

– 1.079

602

1

 

Overig en extrapolatie

– 2

       

21.871

             

Stand ontwerpbegroting 2017

41.549

46.911

50.183

36.242

35.633

21.871

Opbouw ontvangsten artikel 11 (bedragen x € 1 mln.)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

38.503

55.468

46.005

32.607

31.576

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

4.581

– 12.297

5.051

1.581

1.417

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rente derivaten lang

105

137

12

218

562

 

Rente vlottende schuld

249

331

344

264

211

 

Voortijdige beëindiging

2.899

         

Uitgifte en aflossing vaste schuld

– 2.350

– 1.054

– 5.889

– 6.264

– 7.594

 

Mutatie vlottende schuld

–5.238

         

Overig en extrapolatie

         

11.673

             

Stand ontwerpbegroting 2017

38.749

42.585

45.523

28.406

26.172

11.673

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Door een nieuw kastekort en realisaties zijn de ramingen voor rente en uitgifte schuld bijgesteld.

Artikel 12 Kasbeheer
Opbouw uitgaven artikel 12 (bedragen x € 1 mln.)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

1.202

1.474

1.582

1.688

1.791

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

359

– 289

39

81

124

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rentelasten

– 6

– 2

– 438

– 587

– 733

 

Mutaties in rekening-courant en deposito

– 370

         

Verstrekte leningen

350

350

350

350

350

 

Overig en extrapolatie

– 1

       

1.533

             

Stand ontwerpbegroting 2017

1.534

1.533

1.533

1.532

1.532

1.533

Opbouw ontvangsten artikel 12 (bedragen x € 1 mln.)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

5.389

5.383

5.508

5.709

5.108

 

Mutatie NvW 2016

           

Mutatie amendement 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

1.820

1.452

2.018

1.952

2.628

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rentebaten

– 9

1

26

10

– 14

 

Mutaties in rekening-courant en deposito

– 415

– 558

1.350

– 980

– 2.140

 

Aflossing leningen

826

265

274

296

332

 

Overig en extrapolatie

1

 

1

2

– 1

4.088

             

Stand ontwerpbegroting 2017

7.612

6.543

9.176

6.987

5.914

4.088

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Rentelasten

De afname van de rentelasten wordt voor het grootste deel veroorzaakt door de neerwaarts aangepaste rentetarieven van het CPB.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De mutatie van de verwachte afname van rekening-courantsaldi wordt voornamelijk veroorzaakt door ontwikkelingen bij sociale fondsen.

Verstrekte leningen

Gewijzigde inzichten in het leengedrag van agentschappen en RWT’s (Rechtspersonen met een wettelijke taak) leiden tot een aanpassing van de voorziene uitgaven.

Ontvangsten

Rentebaten

De rentebaten bestaan voornamelijk uit ontvangsten op de uitstaande leningen aan RWT’s en agentschappen en vertonen geen grote mutatie.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De mutatie van de verwachte afname van rekening-courantsaldi wordt voornamelijk veroorzaakt door ontwikkelingen bij sociale fondsen.

Aflossing leningen

Gewijzigde inzichten in het leengedrag van agentschappen en RWT’s (Rechtspersonen met een wettelijke taak) leiden tot een aanpassing van de ontvangsten.

6.3 Moties en toezeggingen

Deze bijlage bevat de stand van zaken van alle nieuwe moties en toezeggingen sinds de vorige begroting, de nog openstaande moties en toezeggingen uit voorgaande jaren en de moties en toezeggingen die sinds de vorige begroting zijn afgehandeld. De bijlage bestaat uit twee delen een fiscaal deel en een niet-fiscaal deel.

FISCAAL

Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2014–2015

Groot en Schouten verzoeken de regering, bij de uitvoering van de reorganisatie van de Belastingdienst voorrang te geven aan het behoud van banen in regio's die te maken hebben met krimp en lage werkgelegenheid.

Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 243. Aangenomen 9 juni 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IX, nr. 26

2

2014–2015

Van Vliet verzoekt de regering, in het kader van administratieve lastenverlichting de mogelijkheid te onderzoeken om inhouding van dividendbelasting achterwege te laten in het geval van vrijgestelde activiteiten bij overheidslichamen.

Kamerstukken II 2014/15, 34 220, nr. 9. Aangenomen 22 september 2015

Afgerond. Is opgenomen in het pakket Belastingplan 2017 dat op Prinsjesdag 2016 aan de Tweede Kamer is aangeboden

3

2015–2016

Merkies verzoekt de regering te onderzoeken welke maatregelen de Belastingdienst moet nemen om een belasting op werkelijke rendementen in box 3 te kunnen heffen.

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, nr. 62 (vervanging van nr. 47)

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën m.b.t. box 3, van 20 september 2016, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden

4

2015–2016

Grashoff en Merkies verzoeken de regering om, de te verwachten effecten van een stapsgewijze verhoging van de energiebelasting voor grootverbruikers in kaart te brengen, inclusief de mogelijkheden voor terugsluis van inkomsten in (fiscale) stimuleringsmaatregelen voor energiebesparing bij grootverbruikers, en de Kamer hierover voor de behandeling van het Belastingplan te informeren.

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, nr. 58 . Aangenomen 6 oktober 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 19 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 13

5

2015–2016

Nagel c.s. verzoekt de regering gepensioneerden in gelijke mate én fiscaal rechtvaardig te laten delen in een structurele belastingverlaging.

Kamerstukken I 2015/16, 34 300, K. Aangenomen 14 oktober 2015

Afgerond bij de behandeling van het Belastingplan 2016

6

2015–2016

Agnes Mulder verzoekt de regering om zich tot het uiterste in te spannen opdat de btw geen kostprijsverhogende en dus belemmerende factor meer is voor publieke investeringen via pps op het gebied van onderwijs en onderzoek, en de Kamer over de uitwerking te informeren.

Kamerstukken II 2015/16, 34 300 XIII, nr. 63. Aangenomen 27 oktober 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IX, nr. 26

7

2015–2016

Bashir c.s. verzoekt de regering, bij het Belastingplan 2017 met voorstellen te komen om per 2018 werkelijk rendement op vermogen te belasten.

Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 97 ter vervanging van nr. 57. Aangenomen 18 november 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën m.b.t. box 3, van 20 september 2016, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden

8

2015–2016

Bashir en Groot verzoeken de regering vóór het zomerreces 2016 met voorstellen te komen om sluiproutes te dichten waarmee box 2- en box 3-heffingen kunnen worden uitgesteld of ontlopen.

Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 98 ter vervanging van nr. 58. Aangenomen 18 november 2015

Afgerond. Is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017 dat op Prinsjesdag 2016 aan de Tweede Kamer is aangeboden

9

2015–2016

Weyenberg en Grashoff verzoeken de regering met een werkbaar voorstel te komen en een derogatieverzoek in te dienen bij de EC voor de energiebelasting op openbare laadpalen.

Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 61. Aangenomen 18 november 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 maart 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 114

10

2015–2016

Klein verzoekt de regering om, zolang de VAR bestaat, deze aan zelfstandigen, ook in de zorgsector, ruimhartig te verstrekken.

Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 63. Aangenomen 18 november 2015

Afgerond bij inwerkingtreding van de wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties per 1 mei 2016. Stb. 2016, 166

11

2015–2016

Neppérus verzoekt de regering, een plan te ontwikkelen om het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat op een verantwoorde manier blijvend aantrekkelijk te houden, en dit te presenteren vóór september 2016.

Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 73. Aangenomen 18 november 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016, over het vestigingsklimaat, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden

12

2015–2016

Omtzigt verzoekt de regering, de effecten van de verschuiving in de energiebelasting tussen aardgas en elektriciteit in beeld te brengen en betere mogelijkheden voor compensatie die in 2016 kunnen ingaan, aan de Kamer voor te leggen.

Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 87. Aangenomen 18 november 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 121

13

2015–2016

Hoekstra c.s. verzoekt de regering zich in het vervolg te onthouden van een koppeling van wetsvoorstellen die separaat behandeld zouden moeten worden (zoals het voorbeeld Belastingplan 2016 en Box 3).

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, O. Aangenomen 24 november 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 24 november 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 300, S

14

2015–2016

Van Rooijen c.s. verzoekt de regering om bij het Belastingplan 2017 de ouderenkorting structureel te handhaven op € 222 per jaar.

Kamerstukken I 2015/16, 34 302, L. Aangenomen 22 december 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

15

2015–2016

Koolmees en Nijboer verzoeken de regering, voorstellen te doen om de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen meer gelijk te trekken.

Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 121. Aangenomen 1 maart 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016, over het vestigingsklimaat, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden

16

2015–2016

Neppérus c.s. verzoekt de regering een impactassessment te vragen aan de Europese Commissie op het voorstel om een switch over bepaling in te voeren en dit met de Tweede Kamer te overleggen alvorens onomkeerbare stappen op dit specifieke voorstel te zetten.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2105. Aangenomen 29 maart 2016

Afgerond. De switch over bepaling is niet opgenomen in de uiteindelijke richtlijn

17

2015–2016

Neppérus verzoekt de regering de opbrengst van maatregelen ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken, zo gericht en verantwoord mogelijk terug te sluizen, zodat de belastingen voor bedrijven in Nederland per saldo niet omhoog gaan, en daarbij maximaal in te zetten op het bevorderen van de werkgelegenheid en behoud van een goed fiscaal vestigingsklimaat.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2087. Aangenomen 29 maart 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016, over het vestigingsklimaat, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden

18

2015–2016

Van Weyenberg verzoekt de regering alternatieven te onderzoeken voor de vormgeving van de switch-overbepaling en zich in te spannen om het huidige ontwerp aan te passen en alles op alles te zetten om nog tijdens het Nederlands voorzitterschap een akkoord te bereiken over het Europese pakket aan maatregelen tegen belastingontwijking.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2088. Aangenomen 29 maart 2016

Afgerond. Het verzoek in de motie is meegenomen bij de inzet voor de ATAD-richtlijn. De richtlijn is inmiddels aangenomen

19

2015–2016

Van Weyenberg roept de regering op om steun te verwerven in de EU om met de VS in gesprek te gaan over belastingontwijking door hybride mismatches en hierbij de VS op hun verantwoordelijkheid te wijzen en om tegelijkertijd in OESO-verband in te zetten op multilaterale stappen op grond van BEPS-aanbevelingen, zodat hybride mismatches zo snel mogelijk tot het verleden behoren.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2089. Aangenomen 29 maart 2016

Afgerond. Op dit verzoek is ingegaan in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 29 april 2016, opgenomen in het schriftelijk overleg. Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2126

20

2015–2016

Groot verzoekt de regering zich in te zetten voor een eenduidige Europese zwarte lijst van belastingparadijzen en aan die lijst in EU-verband duidelijke sancties te verbinden.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2093. Aangenomen 29 maart 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

21

2015–2016

Omtzigt verzoekt de regering over het Anti Tax Avoidance Package en over de triloog van de IORP-herziening expliciet standpunten in te nemen op alle onderdelen en die op korte termijn met de Kamer te delen.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2097. Aangenomen 29 maart 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 april 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 418, nr. 2

22

2015–2016

Groot en Omtzigt verzoeken een oplossing uit te werken voor het probleem voor zzp-ers en ondernemers wanneer een lening wordt omgezet in een gift die dan vervolgens als belastbaar inkomen geldt.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 268. Aangenomen 19 april 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 5 juli 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 293

23

2015–2016

Van Vliet verzoekt de regering te bevorderen dat invoering van het BEPS-pakket bij alle OESO-lidstaten snel volgt op invoering van een eventuele EU-richtlijn (ATAD) en dat in de periode daarna de Kamer op de hoogte wordt gehouden van de positie van EU-lidstaten, Nederland in het bijzonder, op de concurrentieranglijsten.

Kamerstukken II 2015/16, 34 418, nr. 5 . Aangenomen 19 mei 2016

Afgerond bij brief van de Minister van Financiën van 10 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1373

24

2015–2016

Grashoff c.s. roept de regering op zich in te spannen om verdere inperking van aanpak van belastingontwijking te voorkomen.

Kamerstukken II 2015/16, 34 418, nr. 10 . Aangenomen 19 mei 2016

Afgerond. Het verzoek in de motie is meegenomen bij de inzet voor de ATAD-richtlijn. De richtlijn is inmiddels aangenomen

25

2015–2016

Grashoff verzoekt de regering een nadere concrete omschrijving van actief en passief inkomen te geven, teneinde duidelijkheid te bereiken voor de toepassing in de Nederlandse belastingpraktijk.

Kamerstukken II 2015/16, 34 418, nr. 11. Aangenomen 19 mei 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. De brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

26

2015–2016

Van Weyenberg en Merkies verzoeken de regering zich tot het uiterste in te spannen om in de EU-onderhandelingen te voorkomen dat de renteaftrekbeperking wordt afgezwakt en dat de overgangsregeling beperkt blijft tot een minimum dat nieuwe bedrijven niet benadeelt en anticipatiegedrag voorkomt.

Kamerstukken II 2015/16, 34 418, nr. 13. Aangenomen 19 mei 2016

Afgerond. Het verzoek in de motie is meegenomen bij de inzet ATAD-richtlijn. De richtlijn is inmiddels aangenomen

27

2015–2016

Merkies en Van Weyenberg verzoeken de regering er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat de lijst m.b.t. belastingparadijzen, de criteria en sanctiemechanismen op de kortst mogelijke termijn worden vastgesteld, maar in ieder geval dit jaar.

Kamerstukken II 2015/16, 34 418, nr. 14. Aangenomen 19 mei 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. De brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

28

2015–2016

Thieme en Groot verzoeken de regering zich in te zetten voor een btw-richtlijn met maximale beleids- en tariefvrijheid van de lidstaten.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 278. Aangenomen 21 juni 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 juli 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 294

29

2015–2016

Groot verzoekt de regering zich in te spannen om Europol toegang te geven tot Eurofisc, om zo Europol beter in staat te stellen de organisaties achter grootschalige btw-carrouselfraude aan te pakken.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 282. Aangenomen 21 juni 2016

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 juli 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 294

30

2015–2016

Groot en Van Weyenberg verzoeken de regering zich ervoor in te spannen dat alle multinationals verplicht worden om openheid te geven over hun belastingpositie in alle landen van de wereld.

Kamerstukken II 2015/16, 25 087, nr. 117. Aangenomen 28 juni 2016

Afgerond. Motie is meegenomen bij de standpuntbepaling van de regering (BNC-fiche) voor het voorstel van de Europese Commissie voor de richtlijn country-by-country reporting

31

2015–2016

Merkies c.s. verzoekt de regering zich sterk te maken voor volledige country-by-country reporting waarin informatie per land en niet geaggregeerd wordt weergegeven.

Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1385. Aangenomen 28 juni 2016

Afgerond. Motie is meegenomen bij de standpuntbepaling van de regering (BNC-fiche) voor het voorstel van de Europese Commissie voor de richtlijn country-by-country reporting

32

2015–2016

Merkies en Grashoff spreken zich uit dat de ATAD-richtlijn slechts een eerste stap inhoudt op weg naar een eerlijke belastingrichtlijn voor multinationals.

Kamerstukken II 2015/16, 25 087, nr. 120. Aangenomen 28 juni 2016

Afgerond. De Kamer spreekt zich uit in de motie en er wordt geen actie gevraagd van de regering

33

2015–2016

Bashir verzoekt de regering om, de mensen die dit aangeven automatisch in de toekomst van papieren post te voorzien.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 286. Aangenomen 28 juni 2016

Afgerond. De Staatssecretaris van Financiën heeft in het VAO Belastingdienst op 21 juni 2016 de motie overgenomen en ziet de motie als ondersteuning van zijn beleid

Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2011–2012

Van Vliet verzoekt de regering twee jaar na de introductie van de nieuwe factureringsregels in 2013 te evalueren of het gelukt is dat de Nederlandse ondernemers een aantoonbare administratieve lastenverlichting krijgen, en de Kamer hierover te informeren.

Kamerstukken II 2011/12, 32 877, nr. 8. Aangenomen 16 februari 2012

Planning afronding 1e kwartaal 2017

2

2014–2015

Omtzigt verzoekt de regering, het deel van het berichtenverkeer van de Belastingdienst dat van belang is voor de bezwaar- en beroepsprocedure, waaronder beschikkingen en correspondentie met de inspecteur over de aanslag, beschikbaar te houden in de berichtenbox gedurende de hele navorderingstermijn.

Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr. 12. Aangenomen 3 juli 2015

Planning afronding in de volgende halfjaarsrapportage Belastingdienst in het 4e kwartaal 2016

3

2015–2016

Schalk c.s. verzoekt de regering met voorstellen te komen om de substantiële verschillen in belasting tussen eenverdieners en tweeverdieners, te verkleinen en de Kamer hierover te informeren.

Kamerstukken I 2015/16, 34 300, J. Aangenomen 14 oktober 2015

In voorbereiding

4

2015–2016

Oomen-Ruijten c.s. verzoekt de regering een onafhankelijk extern onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden om binnen de ruimte die de btw-richtlijn biedt ook in Nederland een gelijke btw-behandeling toe te passen wat betreft de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie en bij voorkeur bij de Voorjaarsnota 2016 te komen met een voorstel tot reparatie van de problematiek.

Kamerstukken I 2015/16, 34 117, H. Aangenomen 22 december 2015

Tussentijds stand van zaken gegeven in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken I 2015/16, 34 302, R

5

2015–2016

Van Weyenberg verzoekt de regering voor het Belastingplan 2017 duidelijkheid te verschaffen aan de Kamer over de budgettaire opbrengst van de EU-maatregelen tegen belastingontwijking.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2090. Aangenomen 29 maart 2016

In voorbereiding

6

2015–2016

Neppérus verzoekt de regering om bij alle toekomstige ingrijpende fiscale voorstellen van te voren een evaluatie of impactassessment te vragen aan de Europese Commissie, als deze niet automatisch wordt bijgeleverd.

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2099. Aangenomen 29 maart 2016

Afhankelijk van toekomstige fiscale voorstellen

7

2015–2016

Neppérus verzoekt de regering de opbrengst van de nieuwe dieseltoeslag in de mrb in te boeken en terug te sluizen door verdere generieke verlaging van de motorrijtuigenbelasting bij het Belastingplan 2017.

Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 24. Aangenomen 12 april 2016

In voorbereiding

8

2015–2016

Schouten en Groot verzoeken de regering een opkoopregeling uit te werken voor oude dieselbestelauto's die te maken krijgen met de mrb-toeslag en de opbrengsten van de toeslag te bestemmen voor de financiering van de regeling en indien de opkoopregeling niet tijdig tot stand komt, de opbrengst van de mrb-toeslag terug te sluizen in een lagere mrb.

Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 29. Aangenomen 12 april 2016

Planning afronding medio 2017

9

2015–2016

Van Vliet verzoekt de regering bij de volgende evaluatie van de bankenbelasting, de economische effecten zo veel mogelijk mee te nemen en de Kamer dan daarover te rapporteren.

Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 49. Aangenomen 19 april 2016

Bij de volgende evaluatie van de bankenbelasting in 2021

10

2015–2016

Van Vliet verzoekt de regering om de toelichting op verschillende situaties rond de eigen woning zo uitgebreid mogelijk te maken en deze niet alleen op de website te zetten maar ook als toelichting op het digitale aangifteprogramma.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 264. Aangenomen 19 april 2016

Planning afronding in de volgende halfjaarsrapportage Belastingdienst in het 4e kwartaal 2016

11

2015–2016

Omtzigt verzoekt de regering om bij voorlopige aanslagen standaard uit te gaan van een betaling in termijnen, waarbij het termijnbedrag inzichtelijk wordt gemaakt.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 267. Aangenomen 19 april 2016

Planning afronding in de volgende halfjaarsrapportage Belastingdienst in het 4e kwartaal 2016

12

2015–2016

Merkies en Grashoff verzoeken de regering om de noodzaak van de 30%-regeling te heroverwegen en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.

Kamerstukken II 2015/16, 34 475, nr. 3. Aangenomen 31 mei 2016

Planning afhandeling bij de evaluatie van de 30%-regeling

13

2015–2016

Nijboer verzoekt een race to the bottom op vennootschapsbelastingtarieven te voorkomen.

Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1381. Aangenomen 16 juni 2016

In voorbereiding

14

2015–2016

Schouten en Groot verzoeken de regering de verdragen met landen op een zwarte lijst te heroverwegen, zodra de zwarte lijst is vastgesteld.

Kamerstukken II 2015/16, 25 087, nr. 122. Aangenomen 28 juni 2016

Afhankelijk van wanneer de zwarte lijst is vastgesteld

15

2015–2016

Ronnes en Omtzigt verzoeken de regering een helder tijdsplan met objectieve doelen voor de reorganisatie op te stellen, inclusief het pad naar de oplossing van de onvolkomenheden, en dit plan in het najaar van 2016 aan de Kamer te doen toekomen en voorts halfjaarlijks te rapporteren of de doelen zijn gehaald, te beginnen op 1 oktober 2016.

Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 288. Aangenomen 28 juni 2016

Planning afronding oktober 2016

Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2011–2012

Toegezegd na 3 jaar de bankenbelasting op zeker moment te evalueren en te bezien of de bankenbelasting de goede prikkels geeft en zorgt voor de bijdrage die van de banken wordt gevraagd.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bankenbelasting op 18 april 2012. Handelingen II 2011/12, TK nr. 78–6, blz. 67

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 19 januari 2016 waarbij de evaluatie van de bankenbelasting is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 44

2

2011–2012

Toegezegd dat als er aanleiding voor is om te constateren dat er ontwijkgedrag bij de banken optreedt, de Kamer hierover zal worden ingelicht.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bankenbelasting op 18 april 2012. Handelingen II 2011/12, TK nr. 78–6

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 19 januari 2016 waarbij de evaluatie van de bankenbelasting is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 44

3

2011–2012

Toegezegd dat de kredietverlening permanent zal worden gemonitord en dat er na 3 jaar een evaluatie van de werking van de bankenbelasting plaats zal vinden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK op 3 juli 2012 over de Wet bankenbelasting. Handelingen I 2011/12, EK nr. 36, blz. 8–78

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 19 januari 2016 waarbij de evaluatie van de bankenbelasting is aangeboden. Kamerstukken I 2015/16, 33 121, N

4

2014–2015

Toegezegd Kamer te informeren over de technische assistentie door de Belastingdienst, wat deze heeft opgeleverd en wat deze heeft gekost.

Staatssecretaris tijdens AO Ecofin 5 maart 2015. Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1247 , blz. 22

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

5

2014–2015

Toegezegd op welke termijn de Staatssecretaris terugkomt op letselschade-uitkeringen en persoonsgebonden budgetten in relatie tot de vermogenstoets voor toeslagen.

Staatssecretaris tijdens het AO fiscale maatregelen van 28 mei 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 107, blz. 10

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IX, nr. 26

6

2014–2015

Toegezegd aan de heer Bashir de Kamer te informeren over de statistieken met betrekking tot het gebruik van de berichtenbox.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr. 18, blz. 18

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269, blz. 51

7

2015–2016

Toegezegd voor het ijkmoment in 2018 te kijken naar mogelijkheden om de export van Plug-in-Hybrid Electric Vehicles (PHEV's) beperkt te houden. Dit kunnen ook niet-fiscale maatregelen zijn.

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief II van 3 september 2015. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 39, blz. 26

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 januari 2016. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 42

8

2015–2016

Toegezegd om in kaart te brengen een aantal vrijstellingen en/of uitzonderingen binnen de autobelastingen die voor afschaffing in aanmerking kunnen komen. Hierbij wordt gekeken naar opbrengsten en/of besparingen.

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief II van 3 september 2015. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 januari 2016. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 42

9

2015–2016

Toegezegd terug te komen op de fiscale gevolgen van de invoering van de Worldwide harmonized light vehicles test procedure (WLTP).

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief II van 3 september 2015. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 januari 2016. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 42

10

2015–2016

Toegezegd een inventarisatie te maken van mogelijke fiscale voordelen voor LPG-voertuigen in de MRB (waarom worden er weinig LPG-voertuigen verkocht). In gesprek gaan met de branche over mogelijke knelpunten.

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief II van 3 september 2015. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 39, blz. 43

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 januari 2016. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 42

11

2015–2016

Toegezegd om nogmaals te bekijken of de dieseltoeslag eerder dan 1 januari 2019 in kan gaan.

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief II van 3 september 2015. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 39, blz. 43

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 januari 2016. Kamerstukken II 2015/16, 32 800, nr. 42

12

2015–2016

Toegezegd een brief naar de Kamer te sturen met een rekenvoorbeeld hoe de personeelsleningen in de loonbelasting verwerkt worden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Fiscale verzamelwet 2015 op 8 september 2015. Handelingen II 2014/15, TK nr. 109, blz. 109-25-16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 21 september 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 220, nr. 11

13

2015–2016

Toegezegd dat een AMvB met betrekking tot de glastuinbouw informeel zal voorhangen bij de Kamer.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Fiscale verzamelwet 2015 op 8 september 2015. Handelingen II 2014/15, TK nr. 109, blz. 109-25-11

Afgerond bij brief van 17 december 2015. Kamerstukken II 2015/16, 32 627, nr. 22

14

2015–2016

Toegezegd een brief te sturen over de rentemiddeling en het overleg met de banken hierover.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Fiscale verzamelwet 2015 op 8 september 2015. Handelingen II 2014/15, TK nr. 109, blz. 109-25-16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 21 september 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 220, nr. 11

15

2015–2016

Toegezegd een brief aan de Kamer te sturen over het verlaagde tarief in de glastuinbouw.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Fiscale verzamelwet 2015 op 8 september 2015. Handelingen II 2014/15, TK nr. 109, blz. 109-25-11

Afgerond bij brief van 17 december 2015. Kamerstukken II 2015/16, 32 627, nr. 22

16

2015–2016

Toegezegd om vóór het kerstreces een brief te sturen om verschillende zaken m.b.t. het pensioen in eigen beheer te verduidelijken.

Staatssecretaris tijdens het AO van 24 september 2015 over pensioen in eigenbeheer. Kamerstukken II 2015/16, 34 002, nr. 108

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 108

17

2015–2016

Toegezegd om vóór de stemmingen over de moties op 6 oktober 2015, een brief te sturen over de motie van de leden Grashoff en Van Tongeren (Volkswagen uitsluiten van aanbestedingen).

Staatssecretaris tijdens het VAO Autobrief II op 30 september 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 8, blz. 8-3-7

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 6 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 209, nr. 172

18

2015–2016

Toegezegd om in 2016 bij de Algemene Financiële Beschouwingen terug te komen op ontwijkconstructies binnen box 3.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 1 oktober 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 9, blz. 9-11-33

Afgerond. Is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017 dat op Prinsjesdag 2016 aan de Tweede Kamer is aangeboden

19

2015–2016

Toegezegd om mogelijkheden/onmogelijkheden te onderzoeken in de onbalans gas/elektra.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 1 oktober 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 9

Afgerond bij brief van 6 november 2015 (antwoorden op vragen van het WGO van 2 november). Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 25

20

2015–2016

Toegezegd om het rapport dat Simmons&Simmons op verzoek van de Europese Commissie in 1999 heeft opgesteld (Administrative Practices in Taxation) vertrouwelijk naar de Kamer te sturen.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 1 oktober 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 9

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 253

21

2015–2016

Toegezegd mogelijkheden te onderzoeken voor hogere energiebelasting grootverbruikers, inclusief terugsluis naar grootverbruikers ten behoeve van energiebesparing.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 1 oktober 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 9

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 19 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 13

22

2015–2016

Toegezegd de gewenningsperiode aan het elektronische berichtenverkeer met de Belastingdienst, te verlengen tot twee jaar en de Kamer telkens op de hoogte te houden bij een volgende stap in het elektronisch berichtenverkeer.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst op 6 oktober 2015. Handelingen I 2015/16, EK nr. 3, blz. 3-9-14

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 12 oktober 2015. Kamerstukken I 2015/16, 34 196, D

23

2015–2016

Toegezegd vóór de behandeling van het Belastingplan een brief te sturen over de uitvoeringskosten van een vermogenswinstbelasting.

Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 17 september 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 3, blz. 3-6-12

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën m.b.t. box 3, van 20 september 2016, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden

24

2015–2016

Toegezegd aan mw. Schouten om bij de behandeling van het Belastingplan in te gaan op haar motie m.b.t. de WOZ-waardering mantelzorgwoningen. De motie is daarna aangehouden.

Toegezegd in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 12 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 300 XVIII, nr. 39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

25

2015–2016

Toegezegd naar aanleiding van een vraag van mw. Neppérus met betrekking tot de accijnzen in omringende landen om in de Kamer te melden hoe de contacten met andere landen verlopen en wat de ontwikkelingen zijn.

Staatssecretaris tijdens het notaoverleg van 12 oktober 2015 over de accijnsopbrengsten en de budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel. Kamerstukken II 2015/16, 34 135, nr. 12 , blz. 36

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IX, nr. 26

26

2015–2016

Toegezegd om in de volgende halfjaarsrapportage in te gaan op de resultaten van de fraudebestrijding kinderopvangtoeslag.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269, blz. 56

27

2015–2016

Toegezegd om in het kader van de ontwikkeling van nieuwe prestatie-indicatoren in te gaan op het instrument boekenonderzoeken en de betekenis van het instrument voor de risicoaanpak, de zichtbaarheid van de Belastingdienst en de belastingmoraal.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269

28

2015–2016

Toegezegd om in de volgende halfjaarsrapportage de stand van zaken van het toezicht op buitenlandse kentekens weer te geven.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269, blz. 35 t/m 42

29

2015–2016

Toegezegd om in de volgende halfjaarsrapportage in te gaan op de problemen die samenhangen met de terugvorderingen toeslagen en de beslagvrije voet.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269, blz. 23 t/m 28

30

2015–2016

Toegezegd om in de volgende halfjaarsrapportage aandacht te besteden aan de resultaten van de verschillende samenwerkingsverbanden op het gebied van fraudebestrijding binnen de overheid.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269, blz. 54 t/m 56

31

2015–2016

Toegezegd om bij Buza na te gaan hoe op passende wijze het probleem van dubbele belastingheffing in de VS onder de aandacht van de Amerikaanse autoriteiten gebracht kan worden.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IX, nr. 26

32

2015–2016

Toegezegd om in de volgende halfjaarsrapportage in te gaan op de beschikbaarheid van de website Belastingdienst tijdens de aangiftecampagne.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269, blz. 20 t/m 22

33

2015–2016

Toegezegd om in de volgende halfjaarsrapportage een toelichting te geven op het werk van het team «zeer vermogende personen».

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269 , blz. 43, 44

34

2015–2016

Toegezegd om in de volgende halfjaarsrapportage inzicht te geven in de ontwikkeling van de verhouding digitale en papieren berichtenverkeer en de positie van bijzondere doelgroepen daarin.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269 , blz. 52, 53

35

2015–2016

Toegezegd om in de volgende halfjaarsrapportage in te gaan op de rol van Douane bij e-commerce.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 oktober 2015. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 254

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269 , blz. 46, 47

36

2015–2016

Toegezegd om bij het Belastingplan 2017 terug te komen op een systeem voor het vinden en verhinderen van onbedoelde ontwijkconstructies in de vermogenssfeer.

Staatssecretaris tijdens het WGO Belastingplan 2016 op 2 november 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 107

Afgerond. Is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017 dat op Prinsjesdag 2016 aan de Tweede Kamer is aangeboden

37

2015–2016

Toegezegd om de Kamer te informeren over de stand van zaken rond de implementatie van het LIV (lage-inkomensvoordeel) en de LKV’s (loonkostenvoordelen). Op Prinsjesdag 2016 voor het LIV en op Prinsjesdag 2017 voor de LKV’s.

Staatssecretaris tijdens het WGO Belastingplan 2016 op 2 november 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 107 én in de brief van 6 november 2015, Kamerstukken II 2015/16, 34 304, nr. 7

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

38

2015–2016

Toegezegd m.b.t. de mogelijkheid van het belasten van werkelijke individuele rendementen om bij het Belastingplan 2017 met de Kamer te delen wat de stand van zaken is.

Staatssecretaris tijdens het WGO Belastingplan 2016 op 2 november 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 107

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën m.b.t. box 3, van 20 september 2016, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden

39

2015–2016

Toegezegd op een vraag van de heer Merkies om in te gaan op de vraag wat onder vertrouwelijke (bedrijfs)gegevens wordt verstaan in de zaak Starbucks.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin van 5 november 2015. Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1337, blz. 14

Afgerond. Is meegenomen in het antwoord op Kamervragen van de heer Merkies. Kamerstukken II 2015/16, Aanhangsel, nr. 720

40

2015–2016

Toegezegd een brief te schrijven over het clusteren van laadpalen om daarmee op een legitieme manier in een hogere schijf te komen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van het Belastingplan 2016 op 11 november 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 23, blz. 23-8-59

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 maart 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 114

41

2015–2016

Toegezegd een brief te schrijven over motie nr. 62 van de heer Weyenberg die de regering oproept aan te dringen bij de sociale partners op verlaging van het startniveau van reguliere laagste loonschalen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van het Belastingplan 2016 op 11 november 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 23, blz. 23-8-59

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 november 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 101, blz. 4

42

2015–2016

Toegezegd om een keer een overzicht van kritieke data en grenzen te verstrekken (parameterwijzigingen), zodat duidelijk wordt tot wanneer welke zaken in wetgeving nog kunnen worden aangepast, zonder dat de Belastingdienst met de uitvoering ervan in problemen komt.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van het Belastingplan 2016 op 11 november 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 23, blz. 23-8-10

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 12 mei 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 118

43

2015–2016

Toegezegd tijdens de behandeling van het Belastingplan te willen reflecteren op de relatie tussen fiscaliteit en individu en hierbij te betrekken wat de lastenverzwaringen van de afgelopen tijd hebben opgebracht.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer op 17 november 2015. Handelingen I 2015/16, EK nr. 8, blz. 8-8-46

Afgerond tijdens het debat in de EK op 15 december 2016 over het Belastingplan 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 13, blz. 13–8

44

2015–2016

Toegezegd om de brief over het proefschrift uit Tilburg (Nederlands meest vermogenden ontduiken volgens een recent promotieonderzoek van de Universiteit van Tilburg voor 10 miljard aan belasting via brievenbusfirma’s) aan de Kamer toe te zenden.

Staatssecretaris tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer op 17 november 2015. Handelingen I 2015/16, EK nr. 8, blz. 8-8-52

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 2015. Kamerstukken I 2015/16, 34 300, W

45

2015–2016

Toegezegd een brief te sturen waarin wordt ingegaan op de communicatie van de Belastingdienst richting huurtoeslaggerechtigden in het kader van de verhoging van de vermogensgrens in box 3.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Novelle op het Belastingplan 2016 op 15 december 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 37, blz. 37-34-16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 360, nr. 7

46

2015–2016

Toegezegd een brief te sturen over brutogetallen in het kader van eventuele naheffingen (toename aantallen blauwe enveloppen als gevolg van de Novelle).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Novelle op het Belastingplan 2016 op 15 december 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 37, blz. 37-34-16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 2015. Kamerstukken II 2015/16, 34 360, nr. 7

47

2015–2016

Toegezegd te proberen de ontwijkingsmogelijkheden en box 3 zoveel mogelijk mee te nemen in het Belastingplan 2017 (ook toegezegd in de Tweede Kamer).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2016 in de Eerste Kamer op 15 december 2015. Handelingen I 2015/16, EK nr. 13, blz. 18-8-1

Afgerond. Is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017 dat op Prinsjesdag 2016 aan de Tweede Kamer is aangeboden

48

2015–2016

Toegezegd bij het Belastingplan 2017 een tussenrapportage te verstrekken over box 3 en werkelijk rendement (ook toegezegd in de Tweede Kamer).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2016 in de Eerste Kamer op 15 december 2015, Handelingen I 2015/16, EK nr. 13, blz. 13-8-1 en op 21 december 2015, Handelingen I 2015/16, EK nr. 14, blz. 14-4-24

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën m.b.t. box 3, van 20 september 2016, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden

49

2015–2016

Toegezegd op de uitnodiging van de Kamer in te gaan om eens te praten over de ontwikkelingen en de komende veranderingen bij de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2016 in de Eerste Kamer op 15 december 2015. Handelingen I 2015/16, EK nr. 13, blz. 18-8-18

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

50

2015–2016

Toegezegd aan de Europese Commissie te vragen of de Nederlandse implementatie van de Moeder-dochterrichtlijn proportioneel is en of er grote verschillen zitten in implementatie tussen de landen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2016 in de Eerste Kamer op 21 december 2015. Handelingen I 2015/16, EK nr. 14, blz. 14-4-23

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken I 2015/16, 34 302, R

51

2015–2016

Toegezegd om aan de Belastingdienst te vragen om bij te houden in welke gevallen men in het vooroverleg aanloopt tegen niet oplosbare gevallen binnen organisaties als gevolg van de Moeder-dochterrichtlijn.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2016 in de Eerste Kamer op 21 december 2015. Handelingen I 2014/15, EK nr. 14, blz. 14-4-25

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

52

2015–2016

Toegezegd de handreiking beoordeling modelovereenkomsten op de website van de Belastingdienst te publiceren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 27, blz. 17-7-38

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

53

2015–2016

Toegezegd de aansprakelijkheidsparagraaf uit de modelovereenkomsten te halen waar deze niet nodig is (modelovereenkomsten die i.s.m. VNO-NCW zijn opgesteld).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 27, blz. 17-7-42

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

54

2015–2016

Toegezegd dat een onafhankelijk panel (bijvoorbeeld met een hoogleraar, een rechter) de door de Belastingdienst opgestelde overeenkomsten zal toetsen. De rapportage van het panel zal naar de Kamer worden gestuurd. Bezien zal worden of ook gedragseffecten meegenomen kunnen worden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 27, blz. 17-7-44

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

55

2015–2016

Toegezegd dat middels een beleidsbesluit, vanaf 1 mei 2016 zal worden vooruitgelopen op de afschaffing van de fictieve dienstbetrekking voor commissarissen per 1 januari 2017.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 27, blz. 17-7-44

Afgerond bij besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 14 maart 2016, gepubliceerd in de Staatscourant van 23 maart 2016, nr. 14756

56

2015–2016

Toegezegd dat de inwerkingtreding van de wet een maand wordt uitgesteld (tot 1 mei 2016) en dat de transitieperiode met drie maanden wordt verlengd tot 1 mei 2017.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 27, blz. 17-7-44

Afgerond. Aan de toezegging is voldaan. De inwerkingtreding van de wet is uitgesteld tot 1 mei 2016 en de transitieperiode is verlengd tot 1 mei 2017

57

2015–2016

Toegezegd op de website van de Belastingdienst te verduidelijken dat ook een opdrachtnemer een overeenkomst kan voorleggen, bijvoorbeeld bij twijfel of de overeenkomst die de opdrachtgever voorlegt, in lijn is met de wet.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 27, blz. 17-7-45

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

58

2015–2016

Toegezegd de eventuele fouten in de modelovereenkomsten zzp-ers op de website van de Belastingdienst te corrigeren.

Staatssecretaris tijdens het vragenuur op 9 februari 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 52, blz. 52-4-2

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

59

2015–2016

Toegezegd dat als PostNL met de Belastingdienst overeenstemming bereikt over een individueel modelcontract voor hun zzp-ers, de Belastingdienst er bij PostNL op zal aandringen dat dit contract openbaar wordt gemaakt.

Staatssecretaris tijdens het debat over de pakketbezorgers bij PostNL op 10 februari 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 53, blz. 53-5-11

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

60

2015–2016

Toegezegd dat de vragen van het lid Omtzigt over de automatische uitwisseling van rulings (DAC3) schriftelijk beantwoord zullen worden.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin van 3 maart 2016. Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1348 , blz. 43

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 5 april 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 260

61

2015–2016

Toegezegd de Kamer te informeren over welke contacten met belangenorganisaties hebben plaatsgevonden tijdens de voorbereiding van de Autobrief II.

Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel Autobrief II op 30 maart 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 71, blz. 71-5-39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 5 april 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 15

62

2015–2016

Toegezegd na te gaan of er constructies mogelijk zijn om de bijtelling van een auto in de 25% categorie naar 22% te brengen.

Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel Autobrief II op 30 maart 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 71, blz. 71-5-40

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 5 april 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 15

63

2015–2016

Toegezegd de Kamer te informeren over de gevolgen van de nieuwe uitstoottest voor de autofiscaliteit en de gevolgen van de uitvoering daarvan (invoering van de Worldwide Harmonized Light Vehicles Test procedures, WLTP).

Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel Autobrief II op 30 maart 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 71, blz. 71-5-40

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 5 april 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 15

64

2015–2016

Toegezegd terug te komen op het voorstel van de heer Omtzigt om een noodremprocedure in te voeren door via een AmvB het bijtellingspercentage voor nulemissieauto’s tussentijds met spoed aan te kunnen passen.

Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel Autobrief II op 30 maart 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 71, blz. 71-5-38

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 5 april 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 15

65

2015–2016

Toegezegd terug te komen op vragen over box 3: waarom kunnen fiscale partners geen bankrekeningen en heffingsvrije vermogens verdelen.

Staatssecretaris tijdens het AO over onder andere de Wet Elektronisch berichtenverkeer op 31 maart 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 196, nr. 28, blz. 22

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IX, nr. 26

66

2015–2016

Toegezegd de vragen van de heer van Vliet over de buitenlandse kentekens mee te nemen in de halfjaarsrapportage Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens de voortzetting van het plenaire debat Autobrief II op 5 april 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 73, blz. 73-26-10

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2016 waarbij de 17e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 269, blz. 35 t/m 42

67

2015–2016

Toegezegd aan de heer Groot dat er dit jaar een oplossing moet zijn voor de problematiek rond de Bbz-regeling en -toeslagen en die oplossing zo snel mogelijk in wet om te zetten.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 12 april 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 75, blz. 75-27-6

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 5 juli 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 293

68

2015–2016

Toegezegd vragen over het bericht dat de Belastingdienst informatie achterhield voor het gerechtshof en de Hoge Raad, schriftelijk te beantwoorden.

Staatssecretaris tijdens het vragenuur op 26 april 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 81, blz. 81–5

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 24 mei 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 275

69

2015–2016

Toegezegd na te gaan bij BZK of het mogelijk is de MRB meteen te laten melden bij inschrijven in de gemeente.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 32

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 september 2016. Brief is op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden

70

2015–2016

Toegezegd na te gaan in systeem loonheffingen of mensen niet toch recht hebben op teruggave, ondanks dat ze bericht hebben ontvangen dat ze geen aangifte hoeven te doen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 35

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 14 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 276

71

2015–2016

Toegezegd na te gaan hoe het zit met Digid buitenland en een toelichting geven over een alternatief inlogmiddel.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 32

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 14 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 276

72

2015–2016

Toegezegd de Kamer te informeren over de uitkomst van het gesprek met de bonden over de uitstroom van personeel bij de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 29 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 292

73

2015–2016

Toegezegd na te gaan hoe het zit met pleegkinderen of stiefkinderen die, als ze 18 worden, gezien worden als toeslagpartner en hierdoor diverse toeslagen niet meer ontvangen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 14 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 276

74

2015–2016

Toegezegd terug te komen op inkomensverklaringen buitenlandse belastingplichtigen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 14 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 276

75

2015–2016

Toegezegd terug te komen op de gevolgen PGB-tegoeden voor box 3-inkomen en toeslagen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 14 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 276

76

2015–2016

Toegezegd een aantal casussen m.b.t. de btw per brief te beantwoorden.

Staatssecretaris tijdens het AO over btw-fraude op 2 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 880, nr. 10 , blz. 13

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 juli 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 294

77

2015–2016

Toegezegd aan de heer Groot dat de Minister van V&J een brief zal sturen over fraude in offshoresituaties en de rol van intermediairs daarin.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 21 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 98, blz. 98-33-6

Afgerond voor Financiën. De Minister van V&J zal op deze toezegging terugkomen

Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2008–2009

Toegezegd om als er problemen zijn die niet in de normale uitvoeringspraktijk opgelost kunnen worden, en die dus echt tot knelpunten leiden, de Kamer hierover in te lichten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II 2007/08, TK nr. 107, blz. 7875

Planning afronding na de zomer van 2016, meegedeeld in brief van 16 maart 2016 aan de Kamer. Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IX, nr. 20

2

2008–2009

Toegezegd bereid te zijn de wet aan te passen indien de Belastingdienst aanloopt tegen situaties waarin grensverkennend een bepaalde maatregel wordt ontweken wat tot ongewenst gedrag leidt.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II 2007/08, TK nr. 107, blz. 7878

Planning afronding na de zomer van 2016, meegedeeld in brief van 16 maart 2016 aan de Kamer. Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IX, nr. 20

3

2009–2010

Toegezegd om de regeling voor ANBI’s en SBBI’s na een aantal jaren te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I 2009/10, EK nr. 13, blz. 456, 456

In voorbereiding. Tussentijds stand van zaken gegeven in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken I 2015/16, 34 302, R

4

2010–2011

Toegezegd om wanneer de komende vier jaar blijkt dat de onderhavige wet en de middelen die de ontvanger ter beschikking staan onvoldoende verhinderen dat kwaadwillende belastingplichtigen door vertragingstechnieken middelen aan het zicht van de fiscus onttrekken of zelfs vertrekken, de regering onmiddellijk zal ingrijpen en de Kamers hierover zal informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone houdende wijziging van de Awr ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus op 12 april 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 24, blz. 3

Tussentijds stand van zaken gegeven in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2016. Kamerstukken I 2015/16, 34 302, R

5

2011–2012

Toegezegd om in 2014 bij de evaluatie van de giftenaftrek zoveel mogelijk informatie over de werking van de geefwet bij de evaluatie te betrekken. Toegezegd de regeling m.b.t. ANBI’s te monitoren en indien er aanleiding bestaat om de definitie aan te scherpen, hierop terug te komen en de Kamer hierover de informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–92 en blz. 9–98

In voorbereiding

6

2013–2014

Toegezegd in het voorjaar 2014 of wanneer meer inzicht bestaat in de gemeentelijke maatwerkvoorziening Wmo, dat de fiscale regeling voor chronisch zieken en gehandicapten verder zal worden vereenvoudigd en in samenspraak met VWS tegen het licht worden gehouden.

Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 17 oktober 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 15, blz. 7–2. De Staatssecretaris heeft de toezegging herhaald tijdens het WGO Belastingplan op 4 november 2013. Kamerstukken II 2013/14, 33 752, nr. 78, blz. 8

In voorbereiding

7

2013–2014

Toegezegd bij de bespreking van de uitkomsten van de OESO/BEPS-discussie, de kwalitatieve observaties mee te nemen over nationale antimisbruik bepalingen.

Staatssecretaris tijdens het debat over de uitkomsten van het SEO-onderzoek en de aanpak van belastingparadijzen in het algemeen op 18 december 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 38, blz. 7–27

In voorbereiding

8

2014–2015

Toegezegd de Werkkostenregeling te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2015. Handelingen II 2014/15, TK nr. 23, blz. 23-7-6

In 2018 (uiterlijk 1 januari 2019)

9

2014–2015

Toegezegd de realisatie van de opbrengst in de gaten te houden. Als er duidelijkheid over bestaat, kan de discussie over compensatie worden gevoerd.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Vpb-plicht overheidsondernemingen op 15 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 14, blz. 31

In voorbereiding

10

2014–2015

Toegezegd verslag te doen over de praktische toepassing van de wet naar aanleiding van informatie van belastingplichtigen en de Belastingdienst, nadat het eerste gehele belastingjaar is verstreken.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Vpb-plicht overheidsondernemingen op 15 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 14, blz. 30

In voorbereiding

11

2014–2015

Toegezegd aan de heer Omtzigt dat als blijkt dat er groepen additioneel worden uitgezonderd of een uitzondering dreigen te worden, dit zal worden gemeld aan de Kamer in de halfjaarsrapportage.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr. 18, blz. 12

Afronding pas mogelijk als zich dergelijke situaties voordoen

12

2014–2015

Toegezegd aan de heer Omtzigt bij elke volgende grote verandering met een behoorlijke impact, dit vooraf aan de Kamer te melden.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr. 18, blz. 12

Als zich een volgende situatie voordoet van een verandering met een behoorlijke impact

13

2015–2016

Toegezegd dat als er bij de samenvoeging van de Wbso en de RDA, door het opnemen van een plafond, sprake is van grote overschrijdingen ten gunste van grote bedrijven, dit gecompenseerd/gerepareerd zal worden door aanpassing van schalen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van het Belastingplan 2016 op 11 november 2015. Handelingen II 2015/16, TK nr. 23, blz. 23-8-9

In voorbereiding

14

2015–2016

Toegezegd vóórdat de implementatiefase is afgelopen aan de Kamer terug te koppelen wat er gebeurt in de zorg op het gebied van het inschakelen van tussenpersonen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 27, blz. 17-7-42

Planning afronding vóór 1 mei 2017

15

2015–2016

Toegezegd dat bij de evaluatie van de wet over drie jaar een poging gedaan kan worden om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw in te schatten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 27, blz. 17-7-45

Vóór 1 mei 2019

16

2015–2016

Toegezegd om als er een nieuwe constructie opduikt, waarmee echt op een nieuwe manier buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, deze constructie geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, openbaar wordt gemaakt op de website van de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in de Eerste Kamer op 26 januari 2016. Handelingen I 2015/16, EK nr. 27, blz. 17-7-45

Afronding pas mogelijk als er nieuwe constructies opduiken

17

2015–2016

Toegezegd de Kamer te zijner tijd vertrouwelijk te informeren over de gronden van de interventie aan de zijde van de zeehavens i.v.m. vervallen vrijstelling.

Staatssecretaris tijdens het AO op 31 maart 2016 over het vervallen van de vrijstelling voor zeehavens. Kamerstukken II 2015/16, 34 003, nr. 24, blz. 12

In voorbereiding

18

2015–2016

Toegezegd de Wet uitwerking Autobrief II in 2018 te evalueren en vooruitlopend op deze evaluatie in het voorjaar van 2018 bij wijze van tussentijdse monitoring de Kamer te informeren over het aantal nulemissieauto’s dat in 2017 nieuw is verkocht.

Toegezegd in de brief van 5 april 2016 als reactie op vragen en amendementen wetsvoorstel Wet uitwerking Autobrief II. Kamerstukken II 2015/16, 34 391, nr. 15

Planning afronding in het voorjaar van 2018

19

2015–2016

Toegezegd op de vraag van mw. Schouten naar de inzet van Nederland ten aanzien van het bronbeleid en de CO2-uitstoot, zodra de Europese Commissie met een voorstel is gekomen, de Minister van I&M te vragen hierop te reageren naar de Kamer.

Staatssecretaris tijdens de voortzetting van het plenaire debat Autobrief II op 5 april 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 73, blz. 73-26-10

Zodra de Europese Commissie met een voorstel is gekomen. De verwachting is dat begin 2017 een voorstel van de EC komt

20

2015–2016

Toegezegd nog in 2016 terug te komen op de vraag van de heren van Dijck en Omtzigt hoe de transitie van de ene tabel naar de andere zal verlopen en op de vragen over de afschaffing van de bpm en de mrb.

Staatssecretaris tijdens de voortzetting van het plenaire debat Autobrief II op 5 april 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 73, blz. 73-26-11

In voorbereiding

21

2015–2016

Toegezegd aan de heer van Weyenberg na te gaan, indien mogelijk, hoe vaak de wens van een belastingplichtige om aangifte op papier te doen, niet is gehonoreerd en daarnaast in te gaan op de door leden Bashir en Omtzigt onderhands toe te sturen voorbeelden.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 12 april 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 75, blz. 75-27-4

Planning afronding in de volgende halfjaarsrapportage Belastingdienst in het 4e kwartaal 2016

22

2015–2016

Toegezegd om m.b.t. de innovatiebox in te gaan op de effectiviteit, de mix, de vereenvoudiging en het contractonderzoek.

Staatssecretaris tijdens het AO evaluatie van de innovatiebox op 21 april 2016. Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 120, blz. 16

In voorbereiding

23

2015–2016

Toegezegd om binnenkort een brief naar de Kamer te sturen over de meest complexe belastingmaatregelen.

De Minister tijdens het verantwoordingsdebat op 26 mei 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 88, blz. 88-7-3

In voorbereiding

24

2015–2016

Toegezegd dat de expatregeling (30%-regeling) zal worden geëvalueerd (o.a. hoogte salarisnorm, hoogte onbelaste vergoeding en verdringing van werknemers). De Kamer zal medio 2017 geïnformeerd worden.

De Minister tijdens het verantwoordingsdebat op 26 mei 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 88, blz. 88-7-2

Planning afronding medio 2017

25

2015–2016

Bij de halfjaarsrapportage van de Belastingdienst wordt de Kamer ook geïnformeerd over de voortgang van het uitrollen van de investeringsagenda.

De Minister tijdens het verantwoordingsdebat op 26 mei 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 88, blz. 88-5-4

Planning afronding in de volgende halfjaarsrapportage Belastingdienst in het 4e kwartaal 2016

26

2015–2016

Toegezegd iets na Prinsjesdag 2016 met een voorstel te komen hoe over het project investeringsagenda als geheel kan worden gerapporteerd.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 17

In voorbereiding

27

2015–2016

Toegezegd om voor de zogenaamde Top 20 (beschrijving van voorstellen die wel/niet snel gewijzigd kunnen worden zonder last te hebben van ICT) een koppeling te maken met de voorbereidingen voor de verkiezingsplannen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 19

In voorbereiding

28

2015–2016

Toegezegd na te gaan hoeveel burgers er in de berichtenbox zitten en meer informatie te geven over het daadwerkelijke gebruik ervan t.a.v. de MAC.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 23

Planning afronding in de volgende halfjaarsrapportage Belastingdienst in het 4e kwartaal 2016

29

2015–2016

Toegezegd te onderzoeken of het mogelijk is de problematiek voor (Europese) burgers rond FATCA te escaleren naar de high level werkgroep en wat de implicaties zijn van het voorstel dat er nu ligt.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 1 juni 2016. Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 295, blz. 29

In voorbereiding

30

2015–2016

Toegezegd aan de heer van Vliet om de toelichting in tabel I op post a.6 (dialysevloeistof) van de Wet op de omzetbelasting, bij de volgende gelegenheid aan te passen.

Staatssecretaris tijdens het VAO over btw-fraude op 14 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 95, blz. 95-23-6

In voorbereiding

31

2015–2016

Toegezegd aan de Minister door te geven dat de Kamer signalen krijgt dat banken nog steeds klanten niet goed helpen waarop FATCA van toepassing is en wat hieraan gedaan kan worden.

Staatssecretaris tijdens het debat over de internationale naleving belastingplicht en tenuitvoerlegging FATCA op 14 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 95, blz. 95-24-12

In voorbereiding

32

2015–2016

Toegezegd na te gaan hoeveel rek er zit in het gebruik van de ondergrens die banken bij FATCA hanteren omdat deze niet door alle banken wordt toegepast.

Staatssecretaris tijdens het debat over de internationale naleving belastingplicht en tenuitvoerlegging FATCA op 14 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 95, blz. 95-24-13

In voorbereiding

33

2015–2016

Toegezegd aan de heer Ronnes om in kaart te brengen bij welke processen er achterstanden binnen de Belastingdienst zijn.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 21 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 98, blz. 98-33-4

Planning afronding in de volgende halfjaarsrapportage Belastingdienst in het 4e kwartaal 2016

34

2015–2016

Toegezegd een overzicht te verstrekken hoe het er voor staat met de BEPS-implementatie in andere landen, waaronder de Verenigde Staten.

Staatssecretaris tijdens het debat over de uitkomsten van het OESO/BEPS project op 21 juni 2016. Handelingen II 2015/16, TK nr. 98, blz. 98-34-24

In voorbereiding

NIET-FISCAAL

Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2010–2011

Verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat nummerportabiliteit zo snel mogelijk wordt ingevoerd en de Kamer voor het zomerreces te informeren over de stappen die hiertoe worden genomen.

Kabinetsreactie op de aanbevelingen uit het eindrapport van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel (commissie-De Wit) d.d. 16 maart 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 31 980, nr. 28)

Bij brief van de Minister van Financiën van 7 juli 2016 is gevolg gegeven aan de motie van 9 april 2015 van de leden De Vries (VVD) en Koolmees (D66) waarbij de regering is verzocht een extern onderzoek te laten doen naar het vergemakkelijken en vereenvoudigen van overstappen, inclusief welke stappen er nu al wel mogelijk zijn of gezet kunnen worden om over te stappen mét nummerbehoud (Kamerstukken II 2015/16, 27 863, nr. 67)

2

2012–2013

Verzoekt de regering, banken te voorzien van een zogenoemd risicolabel.

VAO Oprichting Stichting Depositogarantiefonds d.d. 20 december 2012 (Kamerstukken II 2012/13, 33 227, nr. 9)

Voldaan. DNB en een groep banken hebben op vrijwillige basis afspraken gemaakt om een uniforme set van kerngegevens over deze banken op de website van DNB te publiceren. DNB is per 30 maart 2016 overgegaan tot publicatie (http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/nieuws-2016/dnb339511.jsp). De gegevens zullen periodiek worden geüpdatet. DNB heeft in de Wetgevingsbrief 2015 aangegeven de met de banken gemaakte vrijwillige afspraken, wettelijk te willen verankeren. De Minister heeft aangegeven hiertoe bereid te zijn, en hierbij ook de leverage ratio te betrekken (zie Kamerstukken II, 2014/15, 32 545, nr 32). Een concept-wetsvoorstel hiertoe wordt momenteel geconsulteerd (https://www.internetconsultatie.nl/transparantiewet)

3

2012–2013

Roept de regering op de Trojka te verzoeken bij de terugkerende evaluatie van het leningenprogramma voor Cyprus te rapporteren over de sociaaleconomische situatie in het land.

Debat over het leningenprogramma voor Cyprus d.d. 23 april 2013. Gewijzigde motie d.d. 24 april 2013 t.v.v. Kamerstukken II 2012/13, 21 501-07, nr. 1033 (Kamerstukken 2012/13, 21 501-07, nr. 1039)

Bij de terugkerende evaluatie van het steunprogramma van Cyprus is de stand van zaken wat betreft de maatregelen op sociaaleconomisch vlak telkenmale geëvalueerd. Inmiddels is het leningenprogramma voor Cyprus ten einde en is aan de motie voldaan

4

2013–2014

Verzoekt de regering om, te onderzoeken op welke wijze het nutskarakter het beste kan worden gewaarborgd, en de Kamer hierover te informeren.

VAO Toekomstplannen financiële instellingen ABN AMRO, ASR en SNS REAAL d.d. 12 december 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 45)

Voldaan. Bij brief van 1 juli 2016 over de toekomst van SNS (Kamerstukken II 2015/16, 33 532, nr. 61)

5

2013–2014

Verzoekt de regering, in overweging te nemen ook een beschermingsconstructie voor ASR in het leven te roepen ten behoeve van de stabiliteit van ASR.

VAO Toekomstplannen financiële instellingen ABN AMRO, ASR en SNS REAAL d.d. 12 december 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 47)

Voldaan. Bij brief van 27 november 2015 over de verkoopplannen voor ASR. De Minister heeft hierbij aangegeven voor ASR een stichting continuïteit in het leven te roepen, alvorens ASR zal worden verkocht (Kamerstukken II 2015/16, 33 532, nr. 51)

6

2013–2014

Spreekt zich uit voor een systeem waarbij de risico's op staatsobligaties in de kapitaalseisen worden meegewogen;

Verzoekt de regering, zich hiervoor sterk te maken in Europees verband;

Verzoekt de voorzitter van de Tweede Kamer, een afschrift van deze Kameruitspraak te doen toekomen aan de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Europees Parlement.

WGO Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten d.d. 14 april 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 33 849, nr. 8)

Voldaan. Het kabinet heeft dit onderwerp de afgelopen twee jaar op verschillende momenten en plekken in Europa actief onder de aandacht gebracht, en DNB heeft dit ook gedaan in – met name – het Bazelse Comité voor bankentoezichthouders. Concreet heeft dit onder meer geleid tot een discussie hierover op de informele Ecofin van 22-23 april jl. onder het Nederlandse EU-Voorzitterschap, waar dit onderwerp voor het eerst uitgebreid door ministers is besproken (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1359). Vervolgens is het onderwerp ook opgenomen in de roadmap die onder het Nederlandse Voorzitterschap is overeengekomen op de Ecofin van 16-17 juni jl. over de vervolmaking van de bankenunie (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1384). Overigens zijn in deze fase nog geen Europese afspraken gemaakt over het aanpassen van de regelgeving voor staatsobligaties op bankbalansen. Het feit dat de motie is afgerond laat vanzelfsprekend onverlet dat het kabinet zich hiervoor blijft inzetten

7

2013–2014

Verzoekt de regering, de termijn voor verplichte kantoorroulatie zo snel mogelijk in de Nederlandse wetgeving vast te stellen op tien jaar, in combinatie met een termijn voor partnerroulatie na vijf jaar en een afkoelingsperiode van vier jaar.

VAO Accountancy d.d. 20 mei 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 32 681, nr. 5)

Voldaan. Bij brief van 21 april 2016 is de Tweede Kamer middels een verzamelbrief moties en toezeggingen geïnformeerd op welke wijze hieraan uitvoering is gegeven (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 51)

8

2014–2015

Verzoekt de regering, de boetes voor het niet naleven van de bepalingen in art. 1:113, 1:114, eerste en tweede lid, 1:117, eerste tot en met derde lid, 1:118, 1:119 en 1:120, eerste en tweede lid, te verhogen naar boetecategorie 3;

Verzoekt de regering tevens, bij een herziening van het boetestelsel in de Wft de boetes te verhogen voor alle overtredingen van bepalingen uit deze wet, waarbij de hoogte van de omzet van de overtreder van invloed is op de hoogte van de boete.

Behandeling Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 15 oktober 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 964, nr. 32)

Voldaan. In het Wijzigingsbesluit financiële markten is aan de genoemde artikelen de boetecategorie 3 toegekend. (28-11-2014, Stb. 2014, 524). In de «Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik» is voor alle overtredingen in boetecategorie 3 een omzetgerelateerde boete geïntroduceerd. De wet is op 11 augustus 2016 in werking getreden (Stb. 2016, 297)

9

2014–2015

Verzoekt de regering om, bij wet- en regelgeving (ook in lagere regelgeving) nadrukkelijker rekening te houden met het proportionaliteitsbeginsel en dus met de aard, omvang, complexiteit en risico's van kleine financiële instellingen.

WGO Wet implementatie Omnibus II-richtlijn d.d. 2 maart 2015. Gewijzigde motie d.d. 10 maart 2015 t.v.v. Kamerstukken II 2014/15, 34 100, nr. 8 (Kamerstukken II 2014/15, 34 100, nr. 12)

Bij het ontwerpen van wet- en regelgeving is proportionaliteit telkens een belangrijk uitgangspunt. Zie bijvoorbeeld de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Aukje de Vries over het bericht «Hagel Verzekering Maatschappij bezwijkt onder druk DNB» (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1391)

10

2014–2015

Verzoekt de Nederlandse regering, zich in te zetten voor een zeer stringent beleid als het gaat om het afgeven van een verklaring van geen bezwaar voor bankenfusies die megabanken tot gevolg hebben.

Debat over Rapport van de evaluatiecommissie nationalisatie SNS Reaal en over de verkoop van Reaal d.d. 19 maart 2015 (Kamerstukken II 2014–2015, 33 532, nr. 43)

Voldaan. In de Kamerbrief van 1 juni 2015 is ingegaan op de Nederlandse inzet om te komen tot een stringent beleid ten aanzien van fusies en overnames in de Europese bancaire sector (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1261). Op 7 oktober 2015 is de TK geïnformeerd over de Nederlandse reactie op de ESA-consultatie inzake richtsnoeren QHD (Kamerstukken II, 2015/16, 21 501-07 nr. 1314)

11

2014–2015

Verzoekt de regering, bij de volgende AFM-rapportage een totaaloverzicht aan de Kamer te doen toekomen waarin per verzekeraar duidelijk wordt aangegeven hoeveel woekerpolissen zijn afgesloten en in hoeveel gevallen er nog geen oplossing is geboden;

Verzoekt de regering daarnaast, in dit overzicht toe te voegen een onderscheid per product of productgroep van afgesloten verzekeringen en daarbij het oplossingspercentage en deze overzichten in het najaar aan de Kamer te doen toekomen.

VAO Beleggingsverzekeringen d.d. 20 mei 2015. Gewijzigde motie d.d. 26 mei 2015 t.v.v. Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 133 (Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 135)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

12

2014–2015

Verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre de privacy hierdoor wordt geraakt en in hoeverre de Wet bescherming persoonsgegevens nog afdoende bescherming biedt om de privacy van rekeninghouders te garanderen.

VAO Betalingsverkeer d.d. 20 mei 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 27 863, nr. 60)

Op 21 april 2016 heeft de Minister de Tweede Kamer middels een verzamelbrief moties en toezeggingen toegelicht op welke wijze uitvoering is gegeven aan enkele moties en toezeggingen (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 51)

13

2014–2015

Verzoekt de regering, in samenwerking met de banken een protocol op te stellen waarin wordt vastgelegd welke rechten spaarders hebben om inzicht te verkrijgen in de manier waarop hun spaargeld is belegd.

AO Duurzaam Bankieren d.d. 8 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 101, nr. 6)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 23 mei 2016 over het protocol transparante rapportage over kredietverlening (Kamerstukken II 2015/16, 34 101, nr. 11)

14

2014–2015

Verzoekt de regering, als opdrachtgever te fungeren voor dit onderzoek, dit te laten uitvoeren door een onafhankelijk bureau en de Kamer over onderzoeksopdracht en -uitvoering te informeren.

AO Spoor d.d. 9 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 28 165, nr. 202)

Voldaan

15

2014–2015

Verzoekt de regering, zo snel mogelijk – ruim voor eind 2015 – in de wet- en regelgeving een hardheidsclausule c.q. ontheffingsmogelijkheid voor schrijnende gevallen, bijvoorbeeld bij langdurige of ernstige ziekte, op te nemen in het kader van de centrale Wft-examinering.

VSO over Stand van zaken centrale Wft-examering d.d. 10 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 32 545, nr. 30)

Voldaan. Bij brief van 17 december 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het ontheffingsbeleid diplomaplicht Wft. Op die dag heeft de AFM het ontheffingsbeleid gepubliceerd (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 42)

16

2014–2015

Verzoekt de regering, de telecomsector uit te nodigen om als sector tot een gedragscode te komen waarin afspraken worden gemaakt over de preventie en aanpak van «mobiele schulden»;

Verzoekt de regering tevens, indien voor 1 januari 2016 tot een gedragscode wordt gekomen die zij voldoende in lijn acht met bovengenoemd doel, een vrijstellingsregeling vast te stellen voor de telecomsector met betrekking tot de Wft.

Plenair debat Wijzigingswet financiële markten 2016 d.d. 1 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 34 198, nr. 16)

Voldaan. Bij brief van 13 april 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het overleg met de Telecomsector (Kamerstukken II 2015/16, 34 198, nr. 17). Het overleg met de telecomsector heeft geen gedragscode opgeleverd die kan leiden tot de verlening van een vrijstelling van de regels voor kredietverlening uit de Wft

17

2015–2016

Verzoekt de regering om, de regelgeving zo te wijzigen dat bij een hypotheekaanvraag de actuele hoogte van de studieschuld wordt meegewogen.

Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2016 d.d. 8 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 XVIII, nr. 23)

Voldaan. Bij brief van 30 mei 2016 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II 2015/2016, 32 847 nr. 243)

18

2015–2016

Verzoekt de regering om, in overleg te treden met banken om in hun voorwaarden op te nemen dat kostenmaatregelen goed onderbouwd worden en dat rekeninghouders toegang hebben tot de relevante informatie uit hun kredietdossier, zoals documentatie ten aanzien van het beheerregime, welke tarieven en financieringsvoorwaarden van toepassing zijn en gespreksverslagen;

Verzoekt de regering tevens om, in overleg met de banken te onderzoeken of de betreffende ondernemers de mogelijkheid kunnen krijgen om per eerder opgelegde kostenmaatregel een onderbouwing van hun bank te ontvangen.

VSO Bijzonder Beheer d.d. 9 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16 31 311, nr. 155)

Voldaan. Bij brief van 11 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het overleg met de banken. Hieruit volgt dat banken tegemoet komen aan de strekking van de motie (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 134)

19

2015–2016

Verzoekt de regering, op korte termijn in overleg te treden met de bancaire sector om de informatievoorziening aan klanten in bijzonderbeheertrajecten te verbeteren en de Kamer hierover op korte termijn te informeren.

VSO Bijzonder Beheer d.d. 9 december 2015 (Kamerstukken II, 2015/16 31 311, nr. 157)

Voldaan. Bij brief van 11 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over hoe banken verbeteringen hebben doorgevoerd in hun informatievoorziening (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 134)

20

2015–2016

Verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de mogelijke plaatsing in bijzonder beheer ruim van tevoren bekend wordt gemaakt aan het betreffende bedrijf, met opgaaf van een goed onderbouwde reden.

VSO Bijzonder Beheer d.d. 9 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16 31 311, nr. 160)

Voldaan. Bij brief van 11 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het commitment van banken om een eventuele betrokkenheid van de afdeling bijzonder beheer goed en tijdig te communiceren (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 134)

21

2015–2016

Verzoekt de regering bij de volgende Voorjaarsnota in kaart te brengen welke financiële stappen gezet moeten worden om de eindberging van radioactief afval te kunnen bekostigen.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming d.d. 17 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 25 422, nr. 138)

Voldaan. Bij brief van 17 maart 2016 over opwerking van radioactief materiaal (Kamerstukken II 2015/16, 25 422, nr. 142) en bij brief van 7 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 25 422, nr. 153)

22

2015–2016

Spreekt uit, de grens voor de investeerderstoets van 500 euro te willen verhogen naar 1.000 euro;

Verzoekt de regering om, dit onder de aandacht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) te brengen met het verzoek de regels te wijzigen.

VAO Regeldruk bij nieuwe toetreders d.d. 4 februari 2016. Gewijzigde motie d.d. 10 februari 2016 t.v.v. Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 374 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 375)

Voldaan. Bij brief van 19 februari 2016 is deze motie onder de aandacht van de AFM gebracht en is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 377)

23

2015–2016

Verzoekt de regering, per algemene maatregel van bestuur te regelen dat modelmatige onderbouwing van de woningwaarde of gebruikmaken van de koopsom bij minder risicovolle hypotheken mogelijk wordt gemaakt.

Plenair debat Wijziging van o.a. de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2014/17/EU inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen d.d. 2 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 292, nr. 8)

Voldaan via AMvB (Kamerstukken II 2015/16, 34 292, nr. 12 en 13). De betreffende AMvB is op 14 juli 2016 in werking getreden

24

2015–2016

Verzoekt de Minister, in overleg met de hypotheekverstrekkers te onderzoeken of er meer ruimte kan worden geboden om aan senioren een hypotheek te verstrekken.

Plenair debat Inzake hypotheekrichtlijnen d.d. 2 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 292, nr. 10)

Voldaan. Er heeft overleg plaatsgevonden met diverse betrokkenen en de Tweede Kamer is hierover bij brief van 30 mei 2016 geïnformeerd (Kamerstukken II 2015/16, 32 847, nr. 243)

25

2015–2016

Verzoekt de regering, zo snel mogelijk en uiterlijk dit najaar, met een wetsvoorstel te komen om het wettelijk mogelijk te maken dat de toezichthouders in de financiële sector per onderneming kunnen gaan rapporteren over hun bevindingen, net zoals wordt gedaan bij de accountantssector.

VAO Herbeoordeling rentederivaten MKB d.d. 16 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 167)

Voldaan. Dit is onderdeel van het voorstel voor de «Wet transparant toezicht financiële markten». Sinds 20 juni 2016 loopt de internetconsultatie van dit wetsvoorstel

26

2015–2016

Verzoekt de regering, er in overleg met de opstellers van het herstelkader zorg voor te dragen dat er wordt ingezet op een adequate prioritering van gevallen, zodat de meest schrijnende gevallen en de evidente «quick wins» niet worden doorgeschoven naar het allerlaatste moment, en de Kamer over de voortgang halfjaarlijks te informeren totdat alle herbeoordelingen voltooid zijn.

VAO Herbeoordeling rentederivaten MKB d.d. 16 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 169)

Voldaan. Bij brief van 5 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het uniform herstelkader en de prioritering daarin van kwetsbare klanten (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 173)

Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2011–2012

Motie Van Vliet over een wettelijke regeling vergelijkbaar met Volcker Rule.

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 64

In behandeling. Op dit moment wordt in EU-verband onderhandeld over een verordening waarvan een regeling vergelijkbaar met de Volcker rule deel uitmaakt. Hierover is op 7 maart 2014 een BNC-fiche naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2013/14, 22 112, nr. 1809 en 1810). Op 19 juni 2015 heeft de Raad van ministers een akkoord bereikt over de verordening. Hierna volgen de onderhandelingen met het Europees Parlement (triloog)

2

2011–2012

Motie Blanksma-van den Heuvel c.s. over niet investeren in risicovolle beleggingscategorieën.

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 67

In behandeling. Op dit moment wordt in EU-verband onderhandeld over een verordening waarvan restricties aan risicovolle beleggingen door banken deel uitmaken. Hierover is op 7 maart 2014 een BNC-fiche naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2013/14, 22 112, nr. 1809 en 1810). Op 19 juni 2015 heeft de Raad van ministers een akkoord bereikt over de verordening. Hierna volgen de onderhandelingen met het Europees Parlement (triloog)

3

2011–2012

Verzoekt de regering, bij voorgenomen verhoging of wijziging van het maatschappelijk kapitaal van het ESM deze verhoging of wijziging vooraf voor instemming aan de Tweede Kamer voor te leggen middels een wijzigingsverdrag en eventueel vereiste suppletoire begroting;

Verzoekt de regering tevens, bij een opvraging van het Nederlandse niet-gestorte kapitaal door enig orgaan binnen het ESM deze opvraging voor te leggen aan de Tweede Kamer.

Plenair debat Verdrag tot Instelling van een Europees Stabiliteitsmechanisme d.d. 24 mei 2012 (Kamerstukken II, 2011/12, 33 221, nr. 11)

Dit is tot nu toe niet aan de orde geweest

4

2012–2013

Raad voor Economische en Financiële Zaken. Motie Hijum, Klaver, Dijkgraaf, Merkies, Krol, Koolmees, Harbers, Nijboer over een effectieve aanpak van belastingontduiking als één van de harde voorwaarden te hanteren bij het beoordelen van de inspanningen van Griekenland en de besluitvorming over mogelijk aanvullende maatregelen.

Kamerstukken II, 21 501-07, nr. 965.

In de Kamerbrieven over de voortgangsmissies van het Griekse steunprogramma is aandacht besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van belastingontduiking. Op 11 juni 2014 jl. is er een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de stand van zaken van de hervormingen bij de Griekse belastingdienst (Kamerstuk 21507-07, nr.1157). Bij de terugkerende evaluatie van het steunprogramma van Griekenland zal een effectieve aanpak van belastingontduiking worden meegenomen in de beoordeling van de inspanningen van Griekenland en de besluitvorming over mogelijk aanvullende maatregelen

5

2012–2013

Europese Raad. Motie Slob, Van Haersma Buma over het opstellen van exit-condities.

Kamerstukken II, 21 50120, nr. 721

De motie wordt beschouwd als ondersteuning van beleid en komt aan de orde ten tijde van een verdragswijziging

6

2012–2013

De Kamer te informeren over de toekomstplannen voor ABN AMRO en SNS bank.

Kamerstukken II 2012/13, 33 532, nr. 14

In behandeling. De Kamer is per brief van 23 augustus 2013 (Kamerstuk 32 013, nr. 36) en 22 mei 2015 (Kamerstuk 31 789, nr. 64) geïnformeerd over de verkoop van ABN AMRO. De Kamer wordt geïnformeerd over SNS Bank zodra deze gereed is en onderzoek gedaan wordt naar de (gewenste) toekomststructuur van SNS Bank

7

2012–2013

Europese Raad. Verheijen over de extra claim op Nederland en andere landen vanwege de tweede aanvullende begroting.

Kamerstuk 21 501-20, nr. 790

Bij de onderhandelingen over het MFK 2014–2020 met het Europees Parlement (EP) is ook de aanvullende begroting 2013 aan de orde geweest. Dit heeft, ondanks Nederlandse inspanningen, echter niet tot een gewijzigde aanvullende begroting geleid. Nederland heeft bij de formele stemming over de twee aanvullende begrotingen van respectievelijk € 7,3 mld. en € 3,9 mld. tegengestemd. Er was rekening mee gehouden dat het heel moeilijk zou zijn deze aanvullende begrotingen tegen te houden. Er was daarom in de afdrachtenraming alvast rekening mee gehouden. Hervorming van de begrotingssystematiek staat op de agenda tijdens het Nederlands voorzitterschap

8

2014–2015

Motie Merkies en Omtzigt: verzoekt de regering, in Europees verband te pleiten voor het vastleggen van controlebevoegdheden voor de Europese Rekenkamer over de ECB zoals de Algemene Rekenkamer die in Nederland over DNB had en de Kamer voor de zomer over de uitkomst te informeren.

Kamerstukken II 2014/15, 34 049, nr. 15

Door middel van de brief van 30 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 16) is de TK geïnformeerd over de wijze waarop de Minister van Financiën invulling zal geven aan deze motie. De Minister zegt toe om in het kader van de evaluatie van het SSM bij de EC aandacht te vragen voor de vraag of de Europese rekenkamer adequate bevoegdheden heeft

9

2014–2015

De toezichtkosten nog eens kritisch onder de loep te (laten) nemen, met als insteek de toezichtkosten voor kredietunies substantieel te verlagen en waar mogelijk de toezichtkosten voor kredietunies te differentiëren naar grootte, en de Tweede Kamer daarover te rapporteren voor 1 juni 2015.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 949, nr. 15

In brief aan de TK d.d. 1 juni 2015 is ingegaan op deze motie en is toegezegd dat in de toelichting op de regeling in het eerste jaar dat er vergunninghoudende kredietunies zijn op de motie wordt ingegaan. (Kamerstukken II, 2014/15, 33 400, nr. AE)

10

2014–2015

Nijboer (PvdA): Verzoekt de regering streng op misbruik van het plafond van gemiddeld 20% te controleren en in geval van meer dan incidenteel misbruik de uitzondering uit de wet te verwijderen.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 964, nr. 31

Dit wordt meegenomen bij de evaluatie eind 2017. Tot de evaluatie wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over onder andere dit aspect van de wet in de praktijk

11

2014–2015

De Vries (VVD): Verzoekt de regering mogelijke negatieve gevolgen van een ongelijk speelveld in Europa voor financiële ondernemingen of het vestigingsklimaat in Nederland te monitoren en de Kamer hierover jaarlijks te informeren.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 964, nr. 34

Dit wordt meegenomen bij de evaluatie eind 2017. Tot de evaluatie wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over onder andere dit aspect van de wet in de praktijk

12

2014–2015

Van Hijum (CDA): Verzoekt de regering zich op Europees niveau in te spannen voor een aanscherping van de regels voor variabele beloningen.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 964, nr. 35

Op relevante momenten zal het kabinet op Europees niveau aandacht blijven vragen voor aanscherping van de regelgeving met betrekking tot variabele beloningen

13

2014–2015

Motie Koolmees/Klaver verzoekt de regering om verslag uit te brengen aan de Tweede Kamer en een kabinetsreactie bij te voegen over de bevindingen en aanbevelingen van de werkgroep Monti

Kamerstukken II, 2014/15, 21 501-07 nr. 1195

In behandeling. De werkgroep van Dhr. Monti organiseert in september 2016 een interinstitutionele conferentie om de resultaten en aanbevelingen te presenteren. De Kamer zal hierover geïnformeerd worden

14

2014–2015

Motie Nijboer/Harbers verzoekt de regering, zich in te spannen voor een betere manier van begroten door de Europese Unie.

Kamerstukken II, 2014/15, 21 501-07 nr. 1194

Het verbeteren van de Europese begrotingssystematiek is behandeld tijdens de informele Ecofinraad in april 2016. Zie hiertoe het verslag van de informele Ecofinraad: Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 21 501-07, nr. 1359

15

2014–2015

De Kamer informeren over de voortgang van de verbetermaatregelen middels een halfjaarlijkse voortgangsrapportage tot het moment dat interne procedures van NS op orde zijn.

Motie Van Veldhoven (28 165 nr. 201)

In behandeling

16

2014–2015

Onderzoeken in hoeverre de geldende wet- en regelgeving moet worden verduidelijkt, zodat voor alle vervoerders helder is welke goederen, diensten en informatie NS of NS-dochters bij aanbestedingen en concessies van regionale lijnen dienen te leveren.

Motie Van Tongeren (28 165 nr. 208)

In behandeling

17

2014–2015

Verzoekt de regering, zo snel mogelijk Europees stappen te zetten die leiden tot:

• de mogelijkheid voor de toezichthouders om een maximum te stellen aan de balansgrootte van banken binnen de bankenunie, zodat er geen enkele too-big-to-failbank meer overblijft;

• een fusiestop van banken binnen de bankenunie totdat de toezichthouders de mogelijkheid hebben om een fusie te blokkeren op deze gronden.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, nr. 9)

In behandeling

18

2014–2015

Bij een sobere en dienstbare bank hoort een beheerst beloningsbeleid; verzoekt de regering, in de nieuwe statuten van de bank op te laten nemen dat ABN AMRO een beheerst beloningsbeleid voert.

Kamerstukken II 2014/15, 31 789, nr. 70

In behandeling

19

2014–2015

Onderzoek van Financiën inzake positie NS. I&M en Financiën schrijven hierover een notitie. Waar nodig wordt dit aangevuld met extern onderzoek.

De motie van de leden De Boer en Van Veldhoven (nr. 213) en de motie Dik-Faber en Hoogland (nr. 214)

In behandeling. In het najaar ronden I&M en Financiën een gezamenlijke notitie af

20

2015–2016

Motie verzoekt de regering, uiterlijk in het voorjaar van 2016 met een visie te komen op voortzetting van het Infrastructuurfonds, Deltafonds en MIRT na 2028.

Kamerstukken II, 2015/2016, 34 300 nr. 50

In behandeling

21

2015–2016

Motie Nijboer/Harbers verzoekt de regering, om de Studiegroep Duurzame Groei te vragen concrete beleidsopties te schetsen, waarin aandacht wordt besteed aan het economisch beleid en de omgang met een open economie, onderwijs, research en development, energietransitie, industriebeleid, de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de financiële sector en de schuldpositie van huishoudens en bedrijven.

Kamerstukken II, 2015/2016, 34 300 nr. 54

In behandeling

22

2015–2016

Motie Koolmees/De Vries verzoekt de regering, te verkennen of de vergunningprocedure en -eisen voor nieuwe toetreders naar Brits voorbeeld vormgegeven kunnen worden voor de Nederlandse bankensector en de Tweede Kamer daarover te informeren.

Kamerstukken II, 2015/2016, 34 300 nr. 55

In behandeling

23

2015–2016

Motie verzoekt de regering, het niveau van gaswinning uit het Groningenveld in 2016 substantieel te verlagen en de lagere gasbaten in 2016 ten laste van het saldo te laten komen.

Kamerstukken II, 2015/2016 34 300 nr. 57

In behandeling

24

2015–2016

Motie Grashof/Merkies verzoekt de regering om, de te verwachten effecten van een stapsgewijze verhoging van de energiebelasting voor grootverbruikers in kaart te brengen, inclusief de mogelijkheden voor terugsluis van inkomsten in (fiscale) stimuleringsmaatregelen voor energiebesparing bij grootverbruikers, en de Kamer hierover voor de behandeling van het Belastingplan te informeren.

Kamerstukken II, 2015/2016 34 300 nr. 58

In behandeling

25

2015–2016

Verzoekt de regering, het gepresenteerde voorstel van de Europese Commissie voor EDIS nu af te wijzen.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 2 december 2015. Gewijzigde motie d.d. 3 december 2015 t.v.v. Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1328 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1333)

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening inzake een Europees depositoverzekeringsstelsel. Het voorstel is gelijktijdig gepresenteerd met een mededeling «naar de voltooiing van de bankenunie». Over beide documenten is op 14 december 2015 een kabinetsreactie naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1334). Onder het Nederlandse Voorzitterschap is gewerkt aan een roadmap waarbij politieke besluitvorming over EDIS gekoppeld is aan risicoreductie

26

2015–2016

Verzoekt de regering, de discretionaire bevoegdheid van DNB te continueren voor kleine verzekeraars.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 112)

In behandeling

27

2015–2016

Verzoekt de regering, kleine woningcorporaties niet aan te merken als OOB en als de grens 1.500 verhuureenheden aan te houden.

VSO Onderzoek naar uitbreiding van het aantal organisaties van openbaar belang d.d. 9 december 2015. Gewijzigde motie d.d. 15 december 2015 t.v.v. Kamerstukken II 2015/16, 33 977, nr. 9 (Kamerstukken II 2015/16, 33 977, nr. 13)

De motie wordt uitgevoerd bij AMvB. Deze AMvB zal naar verwachting eind 2016 bij beide Kamers der Staten-Generaal worden voorgehangen

28

2015–2016

Motie Merkies verzoekt de regering, te onderzoeken welke maatregelen de Belastingdienst moet nemen om een belasting op werkelijke rendementen in box 3 te kunnen heffen.

Kamerstukken II, 2015/2016 34 300 nr. 62

In behandeling: wordt meegenomen in de voortgangsrapportage box 3 die op Prinsjesdag verschijnt

29

2015–2016

Verzoekt de regering, zeer terughoudend te zijn met verdere harmonisatievoorstellen van de markt en regels voor hypothecair krediet en hierbij de specifieke eigenschappen van de Nederlandse markt te respecteren en te behouden.

Plenair debat Inzake hypotheekrichtlijnen d.d. 2 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 292, nr. 7)

Doorlopende motie

30

2015–2016

Verzoekt de Minister om, samen met hypotheekverstrekkers en consumentenorganisaties te onderzoeken hoe het doorlooptraject kan worden ingekort en de administratieve lasten voor de betrokken partijen kunnen worden beperkt.

Plenair debat Inzake hypotheekrichtlijnen d.d. 2 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 292, nr. 9)

Een jaar na inwerkingtreding zal een onderzoek worden gestart in samenwerking met de sector en de AFM om te kijken naar het doorlooptraject.

31

2015–2016

Verzoekt de regering, zich in te zetten om Deutsche Bank alsnog mee te laten doen aan het herstelkader;

Verzoekt de regering tevens, te onderzoeken hoe de bevoegdheden van de AFM zo kunnen worden vormgegeven dat meedoen aan dergelijke herstelacties niet meer op basis van vrijwilligheid gaat, maar verplicht kan worden.

VAO Herbeoordeling rentederivaten MKB d.d. 16 maart 2016. Gewijzigde motie d.d. 22 maart 2016 t.v.v. Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 168 (Kamerstukken 2015/16, 31 311, nr. 170)

De Tweede Kamer zal hierover naar verwachting in september 2016 worden geïnformeerd

32

2015–2016

Verzoek om de Tweede Kamer halfjaarlijks te informeren over de prioritering van kwetsbare klanten in het uniform herstelkader.

VAO Herbeoordeling rentederivaten MKB d.d. 16 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 169)

Doorlopende motie. Bij brief van 5 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het uniform herstelkader en de prioritering daarin van kwetsbare klanten (Kamerstukken II 2015/16, 31 311 nr. 173). De Tweede Kamer zal hierover halfjaarlijks worden geïnformeerd

33

2015–2016

Verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de huidige wetgeving voor vergunningverlening moet worden aangepast om een depositobank mogelijk te maken.

Plenair debat Burgerinitiatief «Ons Geld» d.d. 16 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 346, nr. 13)

In behandeling: voor de kerst een brief over de resultaten van de consultatie van het discussiedocument «meer ruimte voor innovatie» van DNB-AFM

34

2015–2016

Verzoekt de regering de mogelijkheid te onderzoeken om SNS Bank in staatshanden te houden.

Plenair debat Burgerinitiatief «Ons Geld» d.d. 16 maart 2016. Gewijzigde motie d.d. 22 maart 2016 t.v.v. Kamerstukken II 2015/16, 34 346, nr. 6 (Kamerstukken II 2015/16, 34 346, nr. 17)

In behandeling. Wordt opgepakt als SNS Bank gereed is en onderzoek gedaan wordt naar de (gewenste) toekomststructuur van SNS Bank

35

2015–2016

Verzoekt de regering, bij de uitwerking van het voorstel voor een UBO-register in ieder geval te regelen dat ook de meldingsplichtige instellingen onder Wft-toezicht toegang krijgen tot de uitgebreidere informatie in het UBO-register.

VSO Contouren UBO-register d.d. 17 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 477, nr. 13)

Motie is aangehouden, dus nog niet aangenomen

36

2015–2016

Verzoekt de regering, bij het uitwerken van het wetsvoorstel rekening te houden met de toegankelijkheid, kosten en gebruiksvriendelijkheid voor journalisten, onderzoekers en maatschappelijke organisaties zoals Tax Justice.

VSO Contouren UBO-register d.d. 17 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 477, nr. 15)

Motie is overgenomen. Bij de uitwerking van het wetsvoorstel zal rekening worden gehouden met de toegankelijkheid, kosten en gebruiksvriendelijkheid. Dat zal niet beperkt zijn tot journalisten, onderzoekers en maatschappelijke organisaties, maar zal alle gebruikers van het register betreffen

37

2015–2016

Verzoekt de regering, de Kamer voor het zomerreces te informeren over de wijze waarop rekening wordt gehouden met de bijzondere positie van ANBI's als juridische entiteit zonder UBO.

VSO Contouren UBO-register d.d. 17 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 477, nr. 16)

Motie wordt meegenomen in het wetsvoorstel UBO-register

38

2015–2016

Motie van het lid Krol over het komende actieplan beleid voor oudere werklozen. Algemene Rekenkamer ten aanzien van het beleid ter bestrijding van langdurige ouderenwerkloosheid oordeelt, dat méér inzicht in het aantal bereikte oudere werklozen, het financieel belang van beleidsinstrumenten, en de effectiviteit van die instrumenten wenselijk en mogelijk is; verzoekt de regering, de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ter zake zo veel, en zo spoedig mogelijk uit te voeren; verzoekt de regering voorts, al zo veel mogelijk in het komende actieplan voor oudere werklozen beter te borgen dat beleid werkt, effectief en efficiënt is.

Kamerstukken II, 2015/2016, 34 475 nr. 16

In behandeling

39

2015–2016

Motie van het lid Krol over het vaststellen van rechtmatigheid van uitgaven in het gemeentelijk sociaal domein. Verzoekt de regering deze problematiek te analyseren en afhankelijk van de uitkomst daarvan te bepalen óf en welke aanpassing van wet- en regelgeving noodzakelijk is.

Kamerstukken II, 2015/2016, 34 475 nr. 17

In behandeling. De motie wordt betrokken bij de analyse van de controleverklaringen van de accountants bij de gemeentelijke jaarrekeningen over 2015, die aan de Tweede Kamer is toegezegd. Die analyse wordt eind september opgeleverd. Daarna zal de Minister deze met een begeleidende brief toezenden aan de Tweede Kamer

40

2015–2016

Gewijzigde motie van de leden Merkies en Grashoff (t.v.v. 34 475, nr.3) over heroverwegen van de noodzaak van de 30%-regeling voor expats die is toegenomen tot ongeveer 700 miljoen euro. Deze kosten staan niet in verhouding tot de werkelijk gemaakte kosten; verzoek tot heroverweging en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.

Kamerstukken II, 2015/2016, 34 475 nr. 21

In behandeling: de evaluatie van de regeling begint na de behandeling van het Belastingplan, in januari 2017.

41

2015–2016

Vraagt de regering, met universiteiten en de sector in gesprek te gaan om te komen tot meer hoogleraren zonder nevenfuncties in de sector.

WGO Implementatiewet wijzigingsrichtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen d.d. 20 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 469, nr. 7)

In behandeling

42

2015–2016

Verzoekt de regering om de toezichthouder de bevoegdheid te geven om ten aanzien van de trustsector onderzoeken, waarschuwingen en sancties openbaar te maken.

Plenair debat over het rapport van de OESO over de aanpak van belastingontwijking d.d. 21 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 25 087, nr. 124)

In behandeling. Motie wordt meegenomen in de herziening van de Wet toezicht trustkantoren

43

2015–2016

Verzoekt de regering, deze aanbeveling over te nemen en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), directie spoor, te vragen om over de verschillende scenario's advies uit te brengen.

Debat over de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fyra d.d. 22 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 678, nr. 19)

In behandeling

44

2015–2016

Verzoekt de regering, het onderzoek naar de scenario's uit te laten voeren door een onafhankelijk onderzoeksbureau en de opdrachtformulering aan dat bureau te delen met de Tweede Kamer.

Debat over de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fyra d.d. 22 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 678, nr. 22)

In behandeling

Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2008–2009

Toezegging de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving over vier jaar te evalueren. De evaluatie zal de vraag of het wetsvoorstel voldoende mogelijkheden biedt om individuen te beboeten en de vraag of de geëffectueerde boetes tegen het plafond aan zitten meenemen.

WGO Implementatiewet transparantierichtlijn d.d. 12 februari 2009 (Handelingen II 2008/09, nr. 54, blz. 4357–4369, Kamerstukken II 2008/09, 31 458, nr. 17)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën van 13 mei 2016 over de Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 5)

2

2011–2012 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden Essers, De Grave, Sent, Reuten, Backer en Ester, toe tijdig, accuraat en passend te zullen reageren wanneer de groei van de kredietverlening twee kwartalen negatief is. Ook een forse krimp van de bancaire kredietverlening vormt een reden van de Staatssecretaris tot heroverweging. Per kwartaal zal worden gekeken wat de invloed is op de kredietverlening. DNB zal de resultaten monitoren. De resultaten zullen worden gedeeld met de Staten-Generaal. Na drie jaar vindt een complete evaluatie van de bankenbelasting plaats. Afhankelijk van de situatie kan de Staatssecretaris, naast het mitigeren c.q. op nul stellen van het tarief van de bankenbelasting, eveneens besluiten tot het verder uitstellen van de invoering van de ex-ante-financiering van het depositogarantiestelsel.

Plenaire vergadering Wet bankenbelasting d.d. 3 juli 2012 (Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 36, blz. 77)

Uit analyse in de brief van de Minister aan de Tweede Kamer «Cumulatieve effect van maatregelen bankensector» van 18 december 2014 blijkt dat huidige maatregelen, waaronder bankenbelasting, een gezonde kredietverlening, passend bij het huidige economische klimaat niet in de weg staan (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 92). De evaluatie van de bankenbelasting is op 19 januari 2016 aan de Eerste Kamer gestuurd (Kamerstukken I 2015/16, 33 121, nr. N)

3

2012–2013

De toezegging dat de Minister nog eens gaat bekijken of de audit van het ESM ook toegepast kan worden op de EFSF.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 7 februari 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 21 501-07, nr. 1017)

Voldaan. De Kamer is hierover geïnformeerd via de memorie van toelichting op de begrotingsstaten van Financiën voor 2014, (Kamerstukken II 2013/14, 33 750 IX, nr. 2). Recentelijk is de Kamer hier nogmaals over geïnformeerd in de antwoorden op Kamervragen bij het jaarverslag van het ESM over 2014 (Kamerstukken II 2015/16, 31 935, nr. 30)

4

2012–2013

Inzetten in Europa voor een lager garantiebedrag.

Debat over Rapport van de parlementaire enquêtecommissie De Wit n.a.v. de crisismaatregelen 2008/2009 d.d. 14 februari 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 53, item 10)

Afgerond. Op 16-4-2014 is de herziene DGS richtlijn gepubliceerd en op 26 november 2015 is deze in Nederland in werking getreden (Stb, 2015, 434). In de herziene richtlijn is het garantiebedrag inzake DGS op hetzelfde niveau gebleven (€ 100.000). Bij de onderhandelingen was onvoldoende animo bij de overige lidstaten om het dekkingsniveau te verlagen

5

2012–2013

De Tweede Kamer informeren hoe de motie Graus inzake kwaliteit van banken uit wordt gevoerd.

Debat over Rapport van de parlementaire enquêtecommissie De Wit n.a.v. de crisismaatregelen 2008/2009 d.d. 14 februari 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 53, item 10)

Voldaan. DNB en een groep banken hebben op vrijwillige basis afspraken gemaakt om een uniforme set van kerngegevens over deze banken op de website van DNB te publiceren. DNB is per 30 maart 2016 overgegaan tot publicatie (http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/nieuws-2016/dnb339511.jsp). De gegevens zullen periodiek worden geüpdatet. DNB heeft in de Wetgevingsbrief 2015 aangegeven de met de banken gemaakte vrijwillige afspraken, wettelijk te willen verankeren. De Minister heeft aangegeven hiertoe bereid te zijn, en hierbij ook de leverage ratio te betrekken (zie Kamerstukken II, 2014/15, 32 545, nr. 32). Een concept wetsvoorstel hiertoe wordt momenteel geconsulteerd (https://www.internetconsultatie.nl/transparantiewet)

6

2012–2013

Informatievoorziening aan consumenten (spaarders) over risico’s banken.

Debat over Rapport van de parlementaire enquêtecommissie De Wit n.a.v. de crisismaatregelen 2008/2009 d.d. 14 februari 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 53, item 10)

Voldaan. DNB en een groep banken hebben op vrijwillige basis afspraken gemaakt om een uniforme set van kerngegevens over deze banken op de website van DNB te publiceren. DNB is per 30 maart 2016 overgegaan tot publicatie (http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/nieuws-2016/dnb339511.jsp). De gegevens zullen periodiek worden geüpdatet. DNB heeft in de Wetgevingsbrief 2015 aangegeven de met de banken gemaakte vrijwillige afspraken, wettelijk te willen verankeren. De Minister heeft aangegeven hiertoe bereid te zijn, en hierbij ook de leverage ratio te betrekken (zie Kamerstukken II, 2014/15, 32 545, nr. 32). Een concept wetsvoorstel hiertoe wordt momenteel geconsulteerd (https://www.internetconsultatie.nl/transparantiewet)

7

2012–2013

Toezegging om zodra er meer informatie is over de Lagardelijst de Tweede Kamer hierover geïnformeerd wordt.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 4 april 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 21 501-07, nr. 1056) en AO Eurogroep/Ecofin d.d. 24 april 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 21 501-07, nr. 1159)

Voldaan. Op 22 januari 2014 is een brief aan de Kamer gestuurd over dit onderwerp (Kamerstukken II 2013/14, 21 501–07, nr. 1118) naar aanleiding van vragen van het lid Van Dijck. Op 11 juni 2014 is een brief aan de Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2013/14, 21 501–07, nr. 1157) over hervorming van de Griekse belastingdienst, waarin ook wordt ingegaan op het tegengaan van fraude en witwassen. De Kamer is geïnformeerd over de laatste stand van zaken rondom de Lagardelijst in het verslag van de Eurogroep/ Ecofin van 7 en 8 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501–07, nr. 1350)

8

2012–2013 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuten, toe in een brief in te gaan op de argumenten met betrekking tot een bankenaandelenheffing

Plenaire vergadering Wet bankenbelasting d.d. 2 juli 2012 (Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 35, blz. 40–41)

Voldaan. De staatsecretaris heeft de Eerste Kamer op 15 september 2015 via de verzamelbrief over moties en toezeggingen geïnformeerd over de wenselijkheid van een bankenaandelenheffing (Kamerstukken I 2015/16, 34 302, nr. B)

9

2013–2014

De Tweede Kamer op de hoogte houden van de initiatieven vanuit de Europese Commissie en andere instanties t.a.v. schaduwbankieren.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 7 november 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 21 501-07 nr. 1115)

DNB heeft een onderzoek gedaan naar Nederlandse schaduwbanken op basis van internationale definities (FSB). Dit onderzoek is met een begeleidende brief op 19 januari 2016 aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2015/16 32 013, nr. 117). Ook heeft de Europese Commissie voorstellen gedaan op het terrein van bijv. securitisaties en geldmarktfondsen, welke zich op dit moment begeven in de zogeheten Triloog-fase

10

2013–2014

In de nieuwe CW wordt een bepaling opgenomen over het evalueren van deze wet.

Notaoverleg modernisering Comptabiliteitswet, 16 december 2013

Afgerond. Wetsvoorstel CW 2016 Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 34 426 nr. 2

Artikel 10.1. Hierin staat dat de Minister van Financiën vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet een verslag over de effecten van deze wet in de praktijk naar de Staten-Generaal stuurt. Wetsvoorstel is in behandeling bij Tweede Kamer

11

2013–2014

In de CW wordt opgenomen dat jaarlijks het Stabiliteitsprogramma en Hervormingsprogramma, die aan Brussel moeten worden gestuurd, aan de TK (en EK) worden toegezonden.

Notaoverleg modernisering Comptabiliteitswet, 16 december 2013.

Afgerond. Wetsvoorstel CW 2016 Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 34 426 nr. 2

Artikel 2.22. Hierin staat dat het stabiliteitsprogramma jaarlijks aan de Staten-Generaal zal worden aangeboden

12

2013–2014

Toezegging van de Minister van Financiën inzake opstellen van een handreiking voor sober en ordentelijk financieel beheer en het ter beschikking stellen van deze handreiking, samen met het normenkader voor financieel beheer, verantwoording en intern toezicht.

Brief aan de Tweede Kamer d.d. 23 januari 2014 met kenmerk BZ/2014/2U

Afgerond. http://wettenpocket.overheid.nl/portal/7ec1a250-bb0b-4d72–929e-d270ddae2817/document/08%20Handreiking%20Sturing%20 Semipublieke%20Sector%20bij%20 normenkader%20financieel%20beheer %20voor%20instellingen%20met%20 een%20publiek%20belang.pdf

13

2013–2014

Onderzoek met medewerking van de sector naar (de gevolgen van) regeldruk voor de financiële sector (Minister: bal in eerste instantie bij sector leggen; focus op nationale «koppen»). Belangrijk onderscheid te maken tussen dit onderzoek en de reeds toegezegde analyse van de totale lasten voor banken (zoals heffingen, bankbelasting en verhoging kapitaalbuffers).

AO Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 6 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 35)

Op 5 september 2014 heeft de Minister van Financiën Actal verzocht onderzoek te doen naar regeldruk in de financiële sector. Daartoe heeft zij EY bereid gevonden om onderzoek te doen in de financiële sector. Een reactie op dat advies van Actal dat gebaseerd is op het onderzoek van EY is op 4 november 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 369)

14

2013–2014

Op de hoogte houden van ontwikkelingen rond de aanpassingen van de Antonvenetarichtlijn richting een meer expliciete macrotoets in het kader van de vvgb-verlening voor overnames/deelnemingen.

AO Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 6 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 35)

Voldaan. Middels de Kamerbrief van 1 juni 2015 is het nadere proces en de Nederlandse inzet t.a.v. een aanpassing van de Antonveneta-richtlijn toegelicht (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1261)

15

2013–2014

De Tweede Kamer informeren over concrete voorstellen van het FSB voor een internationaal gecoördineerde aanpak van schaduwbankieren.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 26 maart 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 21 501-07, nr. 1151)

DNB heeft een onderzoek gedaan naar Nederlandse schaduwbanken op basis van internationale definities (FSB). Dit onderzoek is met een begeleidende brief op 19 januari 2016 aan de Tweede Kamer gestuurd. Minister schrijft dat het van groot belang blijft om potentiële risico’s in het schaduwbankwezen te analyseren en waar nodig maatregelen te treffen. De Minister deelt de inzet van DNB op de internationale ontwikkeling van beleidsinstrumenten om risico’s op mondiaal niveau in kaart te brengen en te beheersen (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 117). In FSB verband wordt doorlopend – ook door DNB – gewerkt aan een gecoördineerde aanpak van schaduwbanken, o.a. door het monitoren van trends en het delen van best practices

16

2013–2014

De Minister van V&J stuurt een brief naar de CRU, waarin hij de CRU informeert over hoe de Wet Bibob wordt toegepast binnen de Rijksoverheid.

AO Verantwoording, 26 juni 2014

Afgerond. In het najaar van 2015 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd met de tweede voortgangsrapportage rijksbrede aanpak fraude. Brief 21-12-2015

17

2013–2014

Bij de toetsing van de begrotingen in de zomer zal extra aandacht worden besteed aan de vraag of alle juridische verplichtingen echt verplicht zijn.

Voorjaarsnotadebat, 2 juli 2014.

Afgerond: zie budgetflexbrief

18

2013–2014

Toezegging om de Wet verplicht schatkistbankieren binnen vijf jaar te evalueren.

Handelingen TK 2012/2013, nr. 103, item 15, blz. 1–15

Afgerond. De Wet verplicht schatkistbankieren is in december 2013 in werking getreden en zal binnen vijf jaar worden geëvalueerd. Wet financiering decentrale overheden, artikel 9

19

2014–2015

Evaluatie van het toezicht op de biedplicht.

WGO Wijzigingswet financiële markten d.d. 8 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 918, nr. 14)

Voldaan. Bij brief van 21 december 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de bevindingen van de evaluatie naar het toezicht op de biedplicht (Kamerstukken II 2015–2016, 32 545, nr. 43)

20

2014–2015

Betrouwbaarheid en geschiktheid: Eind 2015/begin 2016 zal de Minister rapporteren over de extra toetsingen die voortvloeien uit de nieuwe regeling ten aanzien van de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoets.

WGO Wijzigingswet financiële markten d.d. 8 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 918, nr. 14)

Op 21 april 2016 heeft de Minister de Tweede Kamer middels een verzamelbrief moties en toezeggingen toegelicht op welke wijze uitvoering is gegeven aan enkele moties en toezeggingen (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 51)

21

2014–2015

De beschikbaarheidsnorm in art 3.17 Wft zal nader worden uitgewerkt.

WGO Wijzigingswet financiële markten d.d. 8 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 918, nr. 14)

Voldaan. DNB heeft dit uitgewerkt in een regeling welke is gepubliceerd in Stcrt. 2015, nr. 46628

22

2014–2015

De inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 4:104 Wft, waarmee het uitgangspunt dat bemiddelaars voor de verzekeraar de premies incasseren zal komen te vervallen (tenzij het gaat om de incasso van premies voor schadeverzekeringen), is met twee jaar uitgesteld. De TK zal, voordat deze periode is verstreken, nog worden geïnformeerd zodat over deze wijziging kan worden gesproken.

WGO Wijzigingswet financiële markten d.d. 8 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 918, nr. 14)

Voldaan. De Tweede Kamer is bij brief van 13 juni 2016 geïnformeerd dat de wijziging van artikel 4:104 Wft is uitgesteld tot 1 januari 2018 (tot na de evaluatie van het provisieverbod) (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 53)

23

2014–2015

De Tweede Kamer informeren over hoe binnen SEPA wordt omgegaan met nummers zoals giro 555.

AO Betalingsverkeer d.d. 10 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 27 863, nr. 58)

De Tweede Kamer is hierover bij brief van 17 december 2015 geïnformeerd. Toen is meegedeeld dat ik De Nederlandsche Bank steun in haar benadering om aan de handhaving van de verplichting tot gebruik van IBAN voor wat betreft de goede doelen vooralsnog geen prioriteit te geven (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 906, pg. 3)

24

2014–2015

Bezien of het mogelijk en wenselijk is om ZZP'ers als consumenten te behandelen als het gaat om aansprakelijkheid voor ongeautoriseerde betalingen.

AO Betalingsverkeer d.d. 10 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 27 863, nr. 58)

Voldaan. De gesprekken met vier grote bracheorganisatie hebben plaatsgevonden. Dit wordt meegenomen in de implementatie van PSD II

25

2014–2015

Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek over de positie van ZZP'ers is uiterlijk eind december 2014 gereed.

APB TK, 17 en 18 september 2014

Afgerond. Onderzoek is in oktober 2015 gepubliceerd. Kamerstukken II 2015/2016 31 311 nr. 155

26

2014–2015

Wijzigingen in het kostenkader worden voortaan altijd gemeld aan de Kamer.... Ik zal de Kamer van nu af aan steeds betrekken bij het opstellen en hanteren van de kaders – dat is bij de vierjaarsperiode, bij de jaarlijkse vaststelling en bij eventuele tussentijdse wijzigingen – en haar daarvan op de hoogte stellen.

Debat Wet bekostiging financieel toezicht d.d. 1 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 8, item 7, blz. 9–10)

Voldaan. Eerste melding heeft op 16 december 2014 plaatsgevonden met betrekking tot het kostenkader 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 33 957, nr. 16). Op 9 december 2016 heeft een tweede melding plaatsgevonden. Op 8 juli 2016 is melding gedaan van het kostenkader 2017–2020 (Kamerstukken II 2015/16, 33 957, nr. 24)

27

2014–2015

In de nieuwe periode gaan we opnieuw een efficiencytaakstelling aan de toezichthouders opleggen. Ik zal ook aan de Kamer een voorstel hiervoor doen... een efficiencyverbetering van 6% (zoals eerder opgelegd aan DNB) ... mag je ook in de nieuwe periode verwachten.

Opm.: nieuwe periode begint 01-01-2017.

Debat Wet bekostiging financieel toezicht d.d. 1 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, item 7, blz. 10)

Voldaan. Bij Kamerbrief van 8 juli 2016 heeft de Minister de Kamer op de hoogte gebracht van een opgelegde taakstelling van 7% (Kamerstukken II 2015/16, 33 957, nr. 24)

28

2014–2015

Financiële ondernemingen verplichten om te publiceren hoeveel mensen een variabele beloning ontvangen.

Plenair debat Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen d.d. 2 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 9, item 7, blz. 26)

Voldaan. Het wetsvoorstel beloningsbeleid financiële ondernemingen bevatte een verplichting voor financiële ondernemingen om in het jaarverslag een beschrijving te geven van het aantal personen dat variabel beloond kan worden (Kamerstukken II 2013/14, 33 964, nr. 2, onder artikel I, onderdeel D (in artikel 120 tweede lid)). Dit onderdeel is door een amendement (Kamerstukken II 2014/15, 33 964, nr. 38) komen te vervallen

29

2014–2015

Beperkte tussenrapportage van de AFM over voortgang implementatie NBA-voorstellen; moet beschikbaar zijn bij de behandeling van het wetsvoorstel.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

Voldaan. Bij brief van 21 april 2016 is de Tweede Kamer middels een verzamelbrief moties en toezeggingen geïnformeerd op welke wijze hieraan uitvoering is gegeven (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 51)

30

2014–2015

Er komt zoveel mogelijk een wetgevingspakket. Ambitie om wetsvoorstel voor de zomer van 2015 bij de TK in te dienen.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

Voldaan. Bij brief van 11 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 977, nr. 14) is de Tweede Kamer geïnformeerd dat de implementatie van Europese regelgeving wordt opgenomen in de implementatiewet wettelijke controles jaarrekeningen en de aanvullende nationale maatregelen in een wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties. De implementatiewet is 4 mei 2016 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2015/16, 34 469, nr. 2). Er wordt naar gestreefd het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties najaar 2016 in te dienen bij de Tweede Kamer

31

2014–2015

We gaan, na uitkomen Actal rapport, uitwerken welke winst te behalen is ten aanzien van het verminderen van administratieve lasten en toetredingsdrempel bij het aanvragen van een bankvergunning.

AO Duurzaam Bankieren d.d. 10 december 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 94)

De Minister van Financiën heeft Actal gevraagd onderzoek te doen naar administratieve lasten en toetredingsdrempels bij de aanvraag van een bankvergunning. In de reactie op het advies van Actal is aangegeven dat, om de administratieve lasten te verminderen en de toetredingsdrempels te verlagen, de mogelijkheid van een bankvergunning-light wordt uitgewerkt en dat met de toezichthouders gaat worden gesproken over de mogelijkheden om nieuwe partijen te ondersteunen bij een vergunningaanvraag (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 369)

32

2014–2015

We gaan, na uitkomen van het Actal rapport, kijken naar de mogelijkheid om binnen het toezichtregime nader onderscheid te maken naar omvang van de financiële instellingen.

AO Duurzaam Bankieren d.d. 10 december 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 94)

In het advies van Actal stond dat regels soms vanuit prudentieel oogpunt op individuele basis te rechtvaardigen zijn. Desalniettemin kan volgens Actal het gecombineerd en tijdig voldoen aan alle eisen een uitdaging vormen voor instellingen, met name voor de kleine(re) toetredende partijen. In de reactie op het advies van Actal is daarom aangegeven dat de Minister zich in Europa blijvend zal inzetten voor de proportionaliteit van nieuwe EU-regelgeving voor kleine, innovatieve partijen. Regelgeving is uiteraard niet bedoeld om een onnodige belemmering te vormen voor verantwoorde vormen van financiering. Derhalve heeft de Minister ook in Europees kader aandacht gevraagd voor de proportionaliteit van het regime voor kleine banken (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 369)

33

2014–2015

De Minister heeft toegezegd een overzicht van de Griekse schuld te geven.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 20 januari 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 43, item 20)

Voldaan. Bij brief van 23 mei 2016 over het overzicht uitstaande schuld, rentes en looptijden van Griekenland te ontvangen (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1369)

34

2014–2015

De Minister zal de kamer informeren over het effect van TLAC, zodra in de FSB meer bekend is, op verzoek van Van Dijck (PVV).

AO Kredietverlening d.d. 5 februari 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 97)

Voldaan. Op 23 november 2015 heeft de Minister de Tweede Kamer geïnformeerd over de publicatie van de definitieve TLAC standaard door de FSB (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 110)

35

2014–2015

Op korte termijn contact met de sector opnemen over dekkingsgrens van € 10.000 en TK informeren over uitkomsten/oplossing.

WGO Implementatie Omnibus II-richtlijn d.d. 2 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 100, nr. 15)

In de mondelinge Kamerbehandeling is de uitkomst gemeld en toegezegd dat de vrijstellingsgrens zou worden verhoogd tot € 12.500. Dit is inmiddels in de ministeriële vrijstellingsregeling uitgevoerd

36

2014–2015

Geschiktheids- en betrouwbaarheidstoets: geaggregeerde rapportage van uitkomsten toetsing natura-uitvaartverzekeraars aan TK (zonder dat deze te zijn herleiden naar individuele instellingen of personen).

WGO Implementatie Omnibus II-richtlijn d.d. 2 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 100, nr. 15)

Op 14 januari 2016 heeft de Minister een brief van De Nederlandsche Bank met een beeld van die toetsingen bij natura-uitvaartverzekeraars, gebaseerd op gegevens over de jaren 2014 en 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2015/16, 32 648, nr. 12)

37

2014–2015

Bij eurocommissaris Hill informeren naar de eerder toegezonden brief over nummerportabiliteit.

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Voldaan bij brief van 15 september 2015 inzake het vergemakkelijken van overstappen naar een andere bank (Kamerstukken II 2015/16, 27 863, nr. 64)

38

2014–2015

In het MOB inbrengen dat het wenselijk zou zijn als ook bij een iDEAL-betaling voor de klant direct zichtbaar is hoeveel de betalingstransactie kost.

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Op 21 april 2016 heeft de Minister de Tweede Kamer middels een verzamelbrief moties en toezeggingen toegelicht op welke wijze uitvoering is gegeven aan enkele moties en toezeggingen (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 51)

39

2014–2015

In een vervolgrapportage specifiek ingaan op de vraag hoe de gedragscode (verwerking persoonsgegevens financiële instellingen) zich verhoudt tot de wet (bescherming persoonsgegevens).

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Op 21 april 2016 heeft de Minister de Tweede Kamer middels een verzamelbrief moties en toezeggingen toegelicht op welke wijze uitvoering is gegeven aan enkele moties en toezeggingen (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 51)

40

2014–2015

Bereidheid is aanwezig om ZZP-ers en MKB-ers hetzelfde te behandelen als consumenten waar het gaat om aansprakelijkheid bij ongeautoriseerd gebruik van een betaalinstrument. Dit alleen mits dit ook een wens is van ZZP-ers en MKB-ers zelf. Dit wordt nog nader onderzocht.

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Voldaan. De gesprekken met vier grote bracheorganisatie hebben plaatsgevonden. Dit wordt meegenomen in de implementatie van PSD II

41

2014–2015

De Kamer op de hoogte houden van (alternatieve) mogelijkheden om het overstappen naar een andere bank te vergemakkelijken.

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Voldaan. Kamerbrief van de Minister van Financiën is op 7 juli 2016 aan de TK verzonden (Kamerstukken II 2015/16, 27 863, nr. 67)

42

2014–2015

De Kamer informeren over de invulling van de beschikbaarheidsnorm door DNB en de handhaving daarvan.

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Voldaan. DNB heeft dit uitgewerkt in een regeling welke is gepubliceerd in Stcrt. 2015, nr. 46628

43

2014–2015

Via de gebruikelijke procedure aan de Kamer laten weten wat er in de PSD2 geregeld wordt.

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Voldaan. Bij technische briefing van 16 maart 2016 en brief van 27 januari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 27 863, nr. 65)

44

2014–2015

Met de banken bespreken dat het wenselijk is dat de pilot van de geldautomaten bij succes zoveel mogelijk ook over de andere witte vlekken in Nederland wordt uitgerold.

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Voldaan. Uit de evaluatie m.b.t. de pilot in Zeeuws-Vlaanderen blijkt dat deze pilot als zeer succesvol is ervaren. In het MOB van 31 mei jl. is deze pilot besproken, waaruit blijkt dat de Betaalvereniging Nederland het initiatief hierin neemt om deze pilot landelijk uit te rollen

45

2014–2015

Actuele cijfers hoeveelheid polissen (uitgesplitst per categorie) in volgende rapportage.

AO Beleggingsverzekeringen d.d. 15 april 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

46

2014–2015

AFM vragen of indirecte druk op adviseurs door middel van 4:99 Wft voldoende is. Anders nadere regelgeving overwegen.

AO Beleggingsverzekeringen d.d. 15 april 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

47

2014–2015

Resultaten onderzoek kwaliteit advies in rapportage zomer, waarbij per verzekeraar wordt gepubliceerd.

AO Beleggingsverzekeringen d.d. 15 april 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

48

2014–2015

Open voor signalen over fiscale belemmeringen gedurende de nazorg van beleggingsverzekeringen.

AO Beleggingsverzekeringen d.d. 15 april 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

49

2014–2015

Open kijken naar omkering bewijslast en op terugkomen in brief bij volgende rapportage.

AO Beleggingsverzekeringen d.d. 15 april 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

50

2014–2015

AFM bij onderzoek kwaliteit vragen aandacht te besteden aan redenen voor niet aanpassen.

AO Beleggingsverzekeringen d.d. 15 april 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

51

2014–2015

Problemen bij revisierente in beeld brengen en in volgende brief aan TK hierop ingaan.

AO Beleggingsverzekeringen d.d. 15 april 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

52

2014–2015

We zullen daarom in de volgende brief specifiek ingaan op de vraag waar men recht op heeft als het gaat om transparantie met betrekking tot provisies.

VAO Beleggingsverzekeringen d.d. 20 mei 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 29 507, nr. 85)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

53

2014–2015

De Algemene Rekenkamer doet onderzoek naar de aanwending van de extra onderwijsmiddelen gericht op kwaliteitsverbetering. Daarbij wordt gekeken naar de outcome-criteria in relatie tot de lumpsumsystematiek. In het najaar ontvangt de Kamer hierover een rapportage.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2015

Afgerond. Het Rekenkamerrapport gepubliceerd op 4 juni 2015 (http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2015/06/Onderwijsmonitor). Op 8 juni 2015 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen met de voortgang op moties over outcome-criteria voor onderwijskwaliteit (Kamerstuk 34 000-VIII, nr. 109). In het 4e kwartaal van 2015 ontvangt de Tweede Kamer opnieuw een brief die hieraan relateert

54

2014–2015

Schaduwbankieren. DNB gaat een rapportage maken t.b.v. FSB. Deze moet dan ook aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

AO Inzake start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. d.d. 4 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1287)

DNB heeft een risico-inventarisatie gemaakt van het Nederlands schaduwbankwezen in het kader van een lopend FSB-traject. Deze inventarisatie is op 19 januari jl. aan uw Kamer gestuurd met een begeleidende brief (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 117)

55

2014–2015

Na de zomer 2015 de Tweede Kamer nader informeren over de vrijstellingsgrens uit de Prospectus-richtlijn en hierbij de voorstellen van de Europese Commissie betrekken.

AO Inzake start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. d.d. 4 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1287)

Voldaan. Door middel van BNC-Fiche van 11 januari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2051)

56

2014–2015

Bij de vaste commissie voor Economische Zaken nagaan of de Minister van Economische Zaken haar informeert over voortgang.

AO Inzake start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. d.d. 4 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1287)

Voldaan. Bij brief van 21 september 2015 heeft de Minister van Economische Zaken de Tweede Kamer geïnformeerd over het bedrijfslevenbeleid (Kamerstukken II 2015/16, 32 637, nr. 198)

57

2014–2015

Toezegging Second opinion op De Brauw onderzoek.

Brief van de Minister van Financiën over Deelnemingenbeleid rijksoverheid d.d. 29 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 28 165, nr. 217)

Voldaan (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 228)

58

2014–2015

Zodra het onderzoek dat Actal uitvoert naar belemmeringen in wet- en regelgeving voor toetreding is afgerond, zal ik terugkomen op de vraag naar de relatie tussen geschiktheids- en betrouwbaarheidseisen en nieuwe toetreders.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

In de reactie op het advies van Actal is ingegaan op de relatie tussen de geschiktheid- en betrouwbaarheidseisen en nieuwe toetreders. In de reactie is aangegeven dat voor de geschiktheid en betrouwbaarheid van bestuurders wordt gekeken naar onder meer toezichtantecedenten. Bij de beoordeling van de geschiktheid en betrouwbaarheid wegen deze toezichtantecedenten mee voor zover ze van invloed zijn op de geschiktheid en betrouwbaarheid (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 369)

59

2014–2015

Ik zal de ACM vragen naar de handhaafbaarheid van het huidige verbod op surcharging.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

Op 21 april 2016 heeft de Minister de Tweede Kamer middels een verzamelbrief moties en toezeggingen toegelicht op welke wijze uitvoering is gegeven aan enkele moties en toezeggingen (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 51)

60

2014–2015

Er zal zeker dit najaar een kabinetsreactie komen m.b.t. private equity.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

Voldaan. Kabinetsreactie d.d. 21 december 2015 op de initiatiefnota van de leden Nijboer en Groot over private equity: einde aan de excessen (Kamerstukken II 2015/16, 34 267, nr. 3)

61

2014–2015

De Tweede Kamer voor het eind van 2015 te informeren over de evaluatie van de biedplicht.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

Voldaan. Bij brief van 21 december 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de bevindingen van de evaluatie naar het toezicht op de biedplicht (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 43)

62

2014–2015

Ik zal nog terug komen op de nadere weging van de aanwijzingsbevoegheid die uit W6 is gehaald n.a.v. advies RvS. We zullen een wettekst moeten maken die aan de eisen van de RvS voldoet; anders zien we ervan af.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

Op 21 april 2016 heeft de Minister de Tweede Kamer middels een verzamelbrief moties en toezeggingen toegelicht op welke wijze uitvoering is gegeven aan enkele moties en toezeggingen (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 51)

63

2014–2015

In het wetsvoorstel ter uitvoering van de verordening marktmisbruik een voorstel doen om het boetestelsel te harmoniseren.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

Voldaan. Het wetsvoorstel «Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik» is op 7 juli 2016 door de TK aangenomen (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 7)

64

2014–2015

De Europese Commissie heeft aangegeven de evaluatie van de Antonvenetarichtlijn dit najaar op te zullen pakken. Ik zal bij de EC nagaan of ze al een tijdsplanning heeft, wanneer ze de evaluatie afrondt en wanneer ze met voorstellen naar ons toe zal komen. Ik heb de EC laten weten dat wat mij betreft de mogelijkheid om een fusie tussen megabanken om redenen van financiële stabiliteit tegen te kunnen houden echt moet worden meegenomen. We zullen dus bekijken of de EC ons een indicatie kan geven van haar planning.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

Voldaan. Nederland heeft de review van de Antonvenetarichtlijn (Qualified Holdings Directive) meermaals bij de EC onder de aandacht gebracht. Tot op heden lijkt de EC echter niet voornemens dit punt op te pakken

65

2014–2015 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Prast (D66), toe het risico dat het vermogen dat in het resolutiefonds wordt opgebouwd weer wordt belegd in systeembanken, in de gaten te houden.

Behandeling overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk afwikkelfonds d.d. 8 september 2015 (Handelingen I 2014/15, nr. 39, item 7)

Voldaan. In de SRM verordening is bepaald dat de Afwikkelingsraad de fondsmiddelen belegt in obligaties van de lidstaten of intergouvernementele organisaties of in zeer liquide activa van hoge kredietwaardigheid. Zoals opgemerkt tijdens het debat is de Europese Commissie bevoegd hierover nadere regels te stellen. Inmiddels zijn deze vastgelegd in Gedelegeerde Verordening 2016/451 tot vaststelling van algemene beginselen en criteria voor de beleggingsstrategie en regels voor het beheer van het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds. Voor de toezegging zijn artikel 4 over «voor beleggingen in aanmerking komende activa» en artikel 6 over «sectorale diversificatie» uit deze verordening relevant. Artikel 4 regelt dat de Afwikkelingsraad de beleggingen bepaalt op basis van de algemene vereisten voor liquide activa van kredietinstellingen neergelegd in onder andere artikel 7, vierde lid, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61. Daaruit volgt dat het beleggen van fondsmiddelen in aandelen en gedekt schuldpapier van kredietinstellingen niet worden beschouwd als liquide activa en zodoende dus niet in aanmerking komen om de fondsmiddelen in te beleggen. Wel mogen fondsmiddelen belegd worden in gedekte obligaties van kredietinstellingen, maar hiervoor geldt dat het kredietrisico door het onderpand zeer beperkt is. Uit artikel 6 van Verordening 2016/451 volgt dat de Afwikkelingsraad dergelijke indirecte blootstellingen beperkt. Hiermee acht ik de toezegging voldaan

66

2015–2016

Laten kijken naar rol toezichthouder bij toetsen schikkingen. Eind oktober (2015) rapporteren.

AO Toekomst van de verzekeringssector d.d. 24 september 2015 (Kamerstukken II, 2015/16, 32 013, nr. 109)

Voldaan. Dit punt is behandeld in de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138)

67

2015–2016

Oproep aan verzekeraars om transparantie te bieden over schikkingen.

AO Toekomst van de verzekeringssector d.d. 24 september 2015 (Kamerstukken II, 2015/16, 32 013, nr. 109)

Voldaan. Verzekeraars zijn opgeroepen om transparant te zijn over schikkingen met betrekking tot beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 138, blz. 8). Verzekeraars hebben dit opgepakt (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 141)

68

2015–2016

Eind oktober (2015) laten weten of er mogelijkheden zijn voor klanten om bijstand te zoeken bij beoordeling voorstel verzekeraar.

AO Toekomst van de verzekeringssector d.d. 24 september 2015 (Kamerstukken II, 2015/16, 32 013, nr. 109)

Voldaan. Bij brief van 12 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het loket toetsing compensatievoorstellen (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 141)

69

2015–2016

Minister zal DNB vragen om in het licht van analyse Carney/FSB nog eens te kijken naar klimaatrisico’s, in brede zin (banken, verzekeraars, pensioenfondsen, etc.) en up-to-date brief naar TK sturen. Minister zal ook ingaan op klimaatrisico’s voor de Staat.

Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 1 oktober 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 9, item 10)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 20 april 2016. (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 129)

70

2015–2016

In de eerste helft van 2016 de Kamer te informeren over het plan om een bankvergunning-light in te voeren. «Tijdens de algemene financiële beschouwingen heb ik aangegeven het idee van een bankvergunning-light sympathiek te vinden en conform de motie Koolmees en De Vries ga ik dit plan verder uitwerken waarbij ik de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk en relevante Europese regelgeving betrek. Ik verwacht uw Kamer hierover in de eerste helft van 2016 te kunnen berichten.

Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 1 oktober 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 9, item 11) en de brief naar n.a.v. het Actaladvies «Regeldruk bij kredietverstrekking» (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 369, blz. 4)

Voldaan. Bij Toetredingsbrief van 9 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/2016, 32 013, nr. 131)

71

2015–2016

De Staatssecretaris heeft toegezegd een brief te schrijven over de uitspraak van de Commissie in de Starbucks-zaak.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 5 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1337)

Voldaan. Bij brief van 27 november 2015 over de kabinetsreactie op het besluit van de Europese Commissie inzake Starbucks Manufacturing BV (Kamerstukken II 2015/16, 25 087, nr. 113)

72

2015–2016

De Minister heeft toegezegd schriftelijk terug te komen op het protocol van de ECB ten aanzien van contacten tussen bestuursleden van de ECB en de financiële sector.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 5 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1337)

Voldaan. Bij verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 9 en 10 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1320)

73

2015–2016

De Minister heeft toegezegd te pogen te achterhalen wat de reden is voor de bni-aanpassingen in Griekenland.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 5 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1337)

Voldaan. Bij verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 11 en 12 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1345)

74

2015–2016

De Minister heeft toegezegd binnen een half jaar terug te komen op voortgang van de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer aan de Europese Commissie.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 5 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1337)

Voldaan. Bij verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 11 en 12 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1345)

75

2015–2016

De Minister zal samen met de Minister van Buitenlandse Zaken de Tweede Kamer informeren over tijdpad en breedte MVO-convenant voor verzekeraars.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 5)

Voldaan. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeert de Kamer op reguliere basis over de voortgang van convenantentrajecten. De Minister heeft in het AO Bankieren van 28 juni 2016 aangegeven dat de verzekeraarsector momenteel in gesprek met mogelijke convenenantspartijen

76

2015–2016

De AFM vragen om een uitvraag naar het actuele aantal niet opbouwende polissen.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 5)

Voldaan. Bij brief van 12 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het actuele aantal niet opbouwende polissen (Kamerstukken II 2015/16, 29 507, nr. 141)

77

2015–2016

In gesprek gaan met de Nederlandse Vereniging van Banken over het evalueren van de Handreiking bijzonder beheer en de wijze waarop deze door banken ter hand wordt genomen.

VSO Bijzonder Beheer d.d. 9 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 4)

Voldaan. Bij brief van 11 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de Handreiking bijzonder beheer. De Nederlandse Vereniging van Banken evalueert momenteel de opvolging van de Handreiking. Zowel individuele banken als de Nederlandse Vereniging van Banken zullen na de zomer 2016 communiceren over de wijze waarop banken invulling hebben gegeven aan de punten in de Handreiking (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 134)

78

2015–2016

Bij bedrijfsleven en corporate governance aandacht vragen voor kortetermijndruk door vrijwillige publicatie van kwartaalcijfers.

WGO Implementatiewet transparantierichtlijn d.d. 14 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 34 232, nr. 10)

Voldaan. De Monitoring Commissie Corporate Governance Code en VNO-NCW zijn om aandacht gevraagd voor de effecten van vrijwillige publicatie van tussentijdse verklaringen en de Tweede Kamer hierover bij brief van 27 januari 2016 geïnformeerd (Kamerstukken II 2015/16, 34 232, nr. 9)

79

2015–2016

Minister toegezegd met een voorstel te komen om voor het komende jaar te bezien of toezichtkosten kleine nieuwe spelers beperkt kunnen worden. De Vries vroeg in 2e termijn dan ook de optie te bezien van tijdelijke vrijstelling van toezichtkosten.

AO Regeldruk bij kredietverlening d.d. 16 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 376)

Voldaan. Kleine partijen zijn opnieuw ontzien bij de MR 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 957, nr. 23). Minister ziet niets in een tijdelijke vrijstelling (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 131)

80

2015–2016

Toezegging om met DNB te bespreken of ihkv geschiktheid en betrouwbaarheid altijd logisch is om daar bij nieuwe innovatieve spelers vast te houden aan bestuurservaring (bv oude bankier). Minister toegezegd om te bespreken of hier ook bij DNB enige innovatie op mogelijk is.

AO Regeldruk bij kredietverlening d.d. 16 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 376)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 9 juni 2016 over de toetreding van nieuwe spelers tot de Nederlandse financiële sector (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 131)

81

2015–2016

Minister heeft vastgehouden aan datum medio 2016 voor de verkenning nieuwe toetreders, maar met intentie positief te verrassen (oftewel wellicht lukt het sneller).

AO Regeldruk bij kredietverlening d.d. 16 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 376)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën 9 juni 2016 over uitkomsten van de analyse naar de mogelijkheden om toetreding tot de Nederlandse financiële sector van nieuwe spelers, veelal innovatieve partijen, te verbeteren. (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 131)

82

2015–2016

Concurrentiedoelstelling zoals in VK zal hierin mee worden genomen. Wel belang onderschreven dat dit niet ten koste van prudentiële doelstelling mag gaan.

AO Regeldruk bij kredietverlening d.d. 16 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 376)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën 9 juni 2016 over uitkomsten van de analyse naar de mogelijkheden om toetreding tot de Nederlandse financiële sector van nieuwe spelers, veelal innovatieve partijen, te verbeteren. (Kamerstukken II, 2015/16, 32 013, nr. 131)

83

2015–2016

Toezegging om te bespreken met toezichthouders of een gezamenlijk steunpunt AFM / DNB waar nieuwe toetreders terecht kunnen in het kader van vergunningverlening om kastje naar de muur te voorkomen.

AO Regeldruk bij kredietverlening d.d. 16 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 376)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën 9 juni 2016 over uitkomsten van de analyse naar de mogelijkheden om toetreding tot de Nederlandse financiële sector van nieuwe spelers, veelal innovatieve partijen, te verbeteren. (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 131)

84

2015–2016

Wijzigen van wettelijke termijn vergunningverlening aan realiteit (waarbij zorgvuldigheid gewaarborgd moet blijven).

AO Regeldruk bij kredietverlening d.d. 16 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 376)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën 9 juni 2016 over uitkomsten van de analyse naar de mogelijkheden om toetreding tot de Nederlandse financiële sector van nieuwe spelers, veelal innovatieve partijen, te verbeteren. (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 131)

85

2015–2016

De AFM vragen naar (mogelijk) onderzoek naar willekeur in renteopslagen MKB-kredieten, breder dan voor alleen bijzonder beheer.

AO Regeldruk bij kredietverlening d.d. 16 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 376)

Voldaan. Bij brief van 11 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de AFM mogelijke willekeur bij renteopslagen meeneemt in haar toezichtactiviteiten (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 134)

86

2015–2016

Schriftelijk informeren van de Tweede Kamer over de ontwikkelingen in het eigen vermogen van KLM.

AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Voldaan. Bij brief van 15 maart 2016 over het eigen vermogen van KLM (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 241)

87

2015–2016

De Minister van Economische Zaken vragen om een voortgangsbrief te sturen over de stand van zaken van de pilot kredietregister.

VAO Kapitaalmarktunie d.d. 4 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2100)

Voldaan. Kamerstukken II 2015/16, 32 637 nr. 224

88

2015–2016

Minister zegt toe de definitieve tekst van de beslissing van de Europese Commissie over marktconformiteit van Italiaanse plan m.b.t. NPLs, met een korte analyse, naar de Kamer te sturen zodra deze gepubliceerd wordt.

AO Eurogroep/ Ecofin d.d. 10 februari 2016 (Kamerstukken 2015/16, 21 501-07, nr. 1349)

Voldaan. De Minister heeft per brief op 21 april 2016 de Tweede Kamer geïnformeerd over de publicatie van het besluit door de Europese Commissie omtrent het Italiaanse plan voor niet-presterende leningen d.d. 19 april 2016. (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1355)

89

2015–2016

Rapporteren over discussie in Ecofin over 500-eurobiljet bij terrorismefinanciering wordt meegenomen in het verslag.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 10 februari 2016 (Kamerstukken 2015/16, 21 501-07, nr. 1349)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 22 februari 2016 over het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 11 en 12 februari 2016 te Brussel (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1345)

90

2015–2016

De Minister heeft toegezegd de Kamer te informeren over de implementatie van maatregelen in het Griekse programma.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 10 februari 2016 (Kamerstukken 2015/16, 21 501-07, nr. 1349)

Voldaan. Bij brief van 13 juni 2016 over eerste voortgangsrapportage ESM-programma Griekenland (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1376)

91

2015–2016

Een nota van wijziging indienen om de uitzondering op het verbod op koppelverkoop voor het aanhouden van een bankrekening bij die bank te laten vervallen.

Plenair debat Inzake hypotheekrichtlijnen d.d. 2 maart 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 59, item 3)

Voldaan. Nota van wijziging d.d. 7 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 292, nr. 11)

92

2015–2016

De AFM vragen om van de mogelijkheid in de AMvB gebruik te maken om regels (een kader) te stellen met betrekking tot de berekening van de vergoeding voor vervroegde aflossing en de Tweede Kamer daarover informeren.

Plenair debat Inzake hypotheekrichtlijnen d.d. 2 maart 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 59, item 3)

Voldaan. Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2442

93

2015–2016

De Tweede Kamer informeren over de resultaten van het onderzoek ingesteld door de Raad van Toezicht van de AFM en uitgevoerd door het externe bureau Alvarez & Marsal.

AO Rentederivaten d.d. 3 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 171)

Voldaan. Bij brief van 29 juni 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek ingesteld door de Raad van Toezicht van de AFM (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 172)

94

2015–2016

Samen met de Minister van V&J nadenken over het voorkomen van verjaringsproblemen voor ondernemers als gevolg van het wachten op het uniform herstelkader en de Tweede Kamer hierover informeren.

AO Rentederivaten d.d. 3 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 171)

Voldaan. Bij brief van 5 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het uniform herstelkader en de afspraken met betrokken banken over toepassing van verjaring (Kamerstukken II 2015/16, 31 311 nr. 173)

95

2015–2016

De Staatssecretaris heeft toegezegd enkele technische vragen omtrent rulings te beantwoorden.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 3 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501–07, nr. 1348)

Voldaan. Bij brief van 1 april 2016 over automatische uitwisseling van rulings (Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 260) en brief van 3 juni 2016 over de beantwoording van de vragen naar aanleiding van de brief van 1 april 2016 over automatische uitwisseling van rulings (Kamerstukken II 2015/16, 31 066, nr. 274)

96

2015–2016

Toegezegd terug te zullen komen in briefje op drie specifieke punten; 1. Vraag Nijboer over vervolgen van phishingactiviteiten en cijfers hieromtrent, 2. Vraag Merkies over gedragscode financiële instellingen; wat is hiervan reikwijdte en toegevoegde waarde? Zouden fintech-bedrijven zich hierbij kunnen dan wel moeten aansluiten irt borgen privacy persoonsgegegevens? 3. Vraag over meldplicht cybercrime geldt dit ook voor fintech-bedrijven?

AO FinTech d.d. 17 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 126)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 12 april 2016 houdende de schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens het AO FinTech van 17 maart 2016. (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr.127)

97

2015–2016

Toezegging te kijken naar feit dat voor consument niet duidelijk is op afschriften waar betalingen voor zijn gedaan maar Minister erkende het probleem.

AO FinTech d.d. 17 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 126)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 12 april 2016 houdende de schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens het AO FinTech van 17 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr.127)

98

2015–2016

Wat betreft verzoek om te bezien waar overheid launching customer kan zijn, heeft Minister toegezegd hier dit bij BZK en overleg uitvoeringsorganisaties onder de aandacht te brengen.

AO FinTech d.d. 17 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 126)

Voldaan. Per brief is bij de CIO-Rijk (BZK) en PIANOo (EZ) aandacht voor deze mogelijkheid gevraagd

99

2015–2016

Vervolgstappen Kabinet op financiële situatie COVRA.

Brief van de ministers van Financiën en Infrastructuur en Milieu d.d. 17 maart 2016 over opwerking van radioactief materiaal (Kamerstukken II 2015/16, 25 422, nr. 142)

Dit voornemen moet beslag krijgen in AMvB en voorgehangen worden aan beide Kamers

100

2015–2016

Nadere toelichting op risicobeheersing garantie aan DNB inzake IMF.

Algemeen Overleg IMF d.d. 7 april 2016 (Kamerstukken Vergaderingen interim-Committee en Development Committee, 26 234, nr. 186)

Voldaan via begroting 2017, hoofdstuk 2.6, passage over de garantie aan DNB inzake IMF

101

2015–2016

Spreken met de president van DNB over (wat hij precies bedoelt heeft met) stresstesten voor individuen/huishoudens m.b.t. hypotheken afgesloten tegen lage rente en hier zo snel mogelijk op terugkomen.

Schriftelijk verslag plenair debat Stabiliteitsprogramma d.d. 19 april 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 78, item 38)

Voldaan. Bij brief van 31 mei 2016 heeft de Tweede Kamer een toelichting van DNB dienaangaande ontvangen (Kamerstukken II 2015/16, 32 847 nr. 244)

102

2015–2016

De Minister heeft toegezegd dat overzichten naar de Kamer worden gestuurd van maatregelen in het MoU met Griekenland.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 17 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, nr. 21 501–07, nr. 1382)

Voldaan. Bij brief van 13 juni 2016 over eerste voortgangsrapportage ESM-programma Griekenland (Kamerstukken II 2015/16, 21 501–07, nr. 1376)

103

2015–2016

De Minister heeft toegezegd een brief van het IMF aan de Eurogroep (over de wijze waarop zij aankijkt tegen het hele pakket voor Griekenland, inclusief schuldverlichting) aan de Tweede Kamer te verzenden.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 17 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, nr. 21 501–07, nr. 1382)

Voldaan. Bij brief van 18 mei 2016 over de brief van IMF Managing Director Christine Lagarde over Griekenland (Kamerstukken II 2015/16, 21 501–07, nr. 1362)

104

2015–2016

Minister zegt toe om per brief in te gaan op enkele vragen die tijdens het AO zijn gesteld over het Italiaanse plan voor het garanderen van NPL securitisaties.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 17 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1370)

Voldaan. Bij brief van 10 juni 2016 over het Italiaanse garantieprogramma voor securitisaties van niet-presterende leningen (Kamerstukken II, 2015/16, 21 501-07, nr. 1375)

105

2015–2016

Het kabinet zal de Tweede Kamer in de departementale begroting rapporteren over de voortgang van de verbetermaatregelen bij de controlfunctie bij het Ministerie van V&J.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond. In hoofdstuk 7 van de begroting V&J 2017 wordt gerapporteerd over de stand van zaken bij de verantwoording over 2015 geconstateerde onvolkomenheden, waaronder de ernstige onvolkomenheid Financieel beheer/Controlfunctie

106

2015–2016

Bij de halfjaarsrapportage van de Belastingdienst wordt de Kamer ook geïnformeerd over de voortgang van het uitrollen van de investeringsagenda.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond. Dit is een doorlopende toezegging

107

2015–2016

Het kabinet zal in de departementale begrotingen een toelichting opnemen bij de begrotingsreserves (doel, opbouw).

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond. De Rijksbegrotingsvoorschriften zijn aangepast

108

2015–2016

De discipline waarbij de IRF toeziet op de meldingen van beleidsmatige mutaties aan de Kamer wordt aangehaald.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond. Doorlopende toezegging

109

2015–2016

Het kabinet zal – met het oog op de volgende kabinetsformatie – voor de zomer een overzicht maken van de voor- en nadelen van de overheveling van het beheer van de politie van V&J naar BZK, conform de toezegging van Minister van der Steur in reactie op de EK-motie De Graaf c.s. (34 300, D).

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Afgerond. KST 2016-D-29758

110

2015–2016

De Minister heeft toegezegd een reactie op het rapport van de Europese Rekenkamer over de buitensporigtekortprocedure per ommegaande naar de Kamer te sturen.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 15 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07)

Voldaan. Bij brief van 15 juni 2016 over de reactie rapport Europese Rekenkamer over buitensporigtekortprocedure (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1383)

111

2015–2016

Verbeteren informatievoorziening begrotingsreserves.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

Afgerond. Komt terug in H4 Miljoenennota en toelichting bij departementale begrotingen

112

2015–2016

Kritisch blijven kijken naar omvang aanvullende post.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

Afgerond. Dit is een doorlopende toezegging en wordt meegenomen in werkprocessen IRF

113

2015–2016

Voorstel voor verbeteren van de informatie overbudgetflexibiliteit. Ook wordt in deze brief ingegaan op de audit door de ADR.

Brief over voorstel Budgetflexibiliteit (Kamerstukken 2015/16, 31 865-76)

Afgerond

114

2015–2016

IBO ZZP gaat voor de behandeling van het belastingplan naar de Kamer.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. kst-31 311 nr. 154

115

2015–2016

Minister Asscher komt dit jaar nog met verkenning van de mogelijkheden tot aanpassing van het wettelijk minimumloon (WML).

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. Brief 30 november 2015. KST II 29 544 nr. 681

116

2015–2016

Staatsecretaris Klijnsma stuurt in najaar actieplan waarin de toekomstbestendigheid van pensioenen verder wordt besproken.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond

117

2015–2016

Er komt een onafhankelijke Studiegroep Duurzame Groei.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. Rapport gepubliceerd op 6 juli 2016. KST II 34 300 nr. 76

118

2015–2016

Tijdens Najaarsnota zullen vluchtelingenramingen worden aangepast en kunnen additionele middelen worden toegekend.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond

119

2015–2016

Staatssecretaris Van Rijn stuurt brief met oplossing steun mantelzorgers.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. KST II 30 169 nr.56

120

2015–2016

De Minister zal steeds wanneer er op het dossier Griekenland een volgende stap wordt gezet de Kamer informeren.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. Doorlopende toezegging

121

2015–2016

De Minister vraagt de DNB om te kijken naar de financiële stabiliteit van de bankensector en verzekeringen met de analyse Mark Carney «in de hand».

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. Minister heeft DNB vraag gesteld en komt hier op terug in aanhangsel handelingen Tweede Kamer 2015–2016, nr. 340

122

2015–2016

Aanvullen van rapportage in jaarverslag over onderliggende risico's van monetaire operaties.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. Op pagina 67–68 van het jaarverslag van FIN is tekst opgenomen over de noodzaak tot vorming van een reserve bij DNB

123

2015–2016

Er komt een brief van V&J en FIN over de risico's en knelpunten op V&J-begroting en mogelijke oplossingen.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Afgerond. KST 34300-VI-23

124

2015–2016 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe een herzieningstraject te starten en dit najaar de Kamer te informeren over de manier waarop dit zal worden aangepakt.

Behandeling Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen d.d. 3 november 2015 (Handelingen I 2015/16, nr. 6, item 5)

Voldaan. Op 7 april 2016 heb ik de Kamer per brief geïnformeerd over de opzet en aanpak van de verkenning van een herziening van de Wft (Kamerstukken I 2015/16, 34 208, nr. F)

125

2015–2016 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Teunissen, de Kamer een brief te sturen over kapitaalseisen.

Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 17 november 2015 (Handelingen I 2015/16, nr. 8, item 8)

Voldaan. Brief van 16 februari 2016 (Kamerstukken I 2015/16, 34 300, nr. Z)

126

2015–2016 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Rinnooy Kan, een toezichtregime en een vergunningenregime te ontwikkelen dat de toetredingsdrempels op een verantwoorde manier kan verlagen.

Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 17 november 2015 (Handelingen I 2015/16, nr. 8, item 3–8)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën 9 juni 2016 over uitkomsten van de analyse naar de mogelijkheden om toetreding tot de Nederlandse financiële sector van nieuwe spelers, veelal innovatieve partijen, te verbeteren. (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 131)

127

2015–2016 (EK)

Bezien of het nodig is wetgeving aan de passen om te verzekeren dat de deskundigheidseisen uit de Wft en het Bgfo Wft van toepassing zijn op pensioenadviseurs die worden betrokken bij onderbrenging van een pensioenregeling bij een algemeen pensioenfonds of bij een vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds.

Debat over Wet algemeen pensioenfonds d.d. 22 december 2015 (Handelingen I 2015/16, nr. 14, item 3, blz. 8)

Voldaan. Bij brief van 29 juni 2016 zijn beide Kamers der Staten-Generaal geïnformeerd over de aanpassing van regelgeving omtrent vakbekwaamheid. De diplomaplicht zal ook gaan gelden voor advies over een algemeen pensioenfonds en het vrijwillig aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (Kamerstukken II 2015/16, 32 545, nr. 54)

Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2008–2009

Daarnaast zal ik, indien ik voornemens ben om beleidsmatige aanpassingen in de AMvB [Besluit bestuurlijke boetes Wft] te verrichten, de Tweede Kamer der Staten-Generaal in een vroeg stadium op de hoogte stellen van mijn intenties.

Kamerstukken II 2008/09, 31 458, nr. 17

Doorlopende toezegging

2

2010–2011

Minister zal de Kamer betrekken indien er sprake is van vermogensstortingen bij staatsdeelnemingen.

Plenair wetgevingsdebat van 28 juni 2011

Indien deze situatie zich voordoet, zal de Kamer hierover geïnformeerd worden

3

2010–2011

De Minister zal de Tweede Kamer periodiek op de hoogte houden van de voortgang ten aanzien van de exit van de Staat uit de financiële deelnemingen en zal de Kamer nader informeren in aanloop naar de exit.

Kamerstukken II 2010/11, 28 165, nr. 130

In behandeling. De Kamer is per brief geïnformeerd over verkoop van Reaal en Propertize, en de beursgang van ABN Amro en ASR

4

2011–2012

Toezegging om de voor- en nadelen van het introduceren van een Volcker-rule voor het tegengaan van excessieve risico’s met de Kamer te delen.

Algemeen overleg op 28 maart 2012 inzake de brief van de Minister van Financiën d.d. 8 juli 2011 met de nota over nuts- en zakenbankactiviteiten (31 980, nr. 51) en de brief van de Minister van Financiën d.d. 6 maart 2012 met de vervolgnota over nuts- en zakenbankactiviteiten (31 980, nr. 59) (Kamerstukken II, 2011/12, 31 980, nr. 70)

In behandeling. Op dit moment wordt in EU-verband onderhandeld over een verordening waarvan restricties aan risicovolle beleggingen door banken deel uitmaken. Hierover is op 7 maart 2014 een BNC-fiche naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2013/14, 22 112, nr. 1809 en 1810). Op 19 juni 2015 heeft de Raad van ministers een akkoord bereikt over de verordening. Hierna volgen de onderhandelingen met het Europees Parlement (triloog)

5

2011–2012 (EK)

Toezegging aan de Eerste Kamer, gedaan op 22 mei 2012 tijdens de plenaire behandeling van het voorstel van de Wet bekostiging financieel toezicht, om bijvoorbeeld bij de evaluatie van de bonusregeling de boetes naar de schatkist te heroverwegen.

Handelingen I 2011/12, nr. 30, item 6

Deels voldaan. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes (Kamerstukken II 2014/15, 33 957) is het (deels) naar de schatkist laten terugvloeien van boetes aan de orde geweest. Per 1 januari 2015 stromen de boetes die het bedrag van 2,5 miljoen overstijgen naar de schatkist. Omdat de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen heeft geleid tot een aantal relevante wijzigingen van het bonusverbod bij staatssteun zal het bonusverbod bij staatssteun worden geëvalueerd samen met de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen

6

2011–2012

Toezegging dat de Minister de secretaris-generaal van Financiën en de secretaris-generaal van Algemene Zaken zal verzoeken om ten behoeve van de volgende formatie ambtelijk na te denken over hoe ZBO's kunnen worden meegenomen als er een politieke wens is voor een nullijn, zodat het op een goede manier gedicht kan worden.

Debat over Voorjaarsnota, 5 juli 2012

In behandeling

7

2011–2012

Toezegging om mogelijke wijziging van de begrotingsregels onder de aandacht te brengen van de aanstaande informateur als een wens van in ieder geval een deel van de Kamer.

Debat over Voorjaarsnota, 5 juli 2012

In behandeling

8

2012–2013

De Minister heeft een oproep gedaan aan ABN AMRO, ASR en SNS REAAL om de hoogte en duurzaamheid van de beloningen van het CAO-personeel op de agenda te zetten en te kijken of er aanvullende maatregelen nodig zijn voor het senior management. De Minister heeft dit tevens gemeld aan de bestuursvoorzitter van ING. De Kamer zal over de voortgang van de CAO-afspraken worden geïnformeerd.

Aanhangsel van Handelingen II 2012/13, nr. 2722

In voorbereiding

9

2012–2013

Uitgebreide brief inzake verkoop Urenco.

AO Staatsdeelnemingen van 29 mei 2013. Kamerstukken II, 2012/13, 28 165 nr. 162, pag. 21

In behandeling. Zodra er overeenstemming is tussen de verschillende betrokken partijen over het ontwerp en invulling van de borgingsinstrumenten zal de Kamer worden geïnformeerd. Kamerstukken II 2013/14, 28 165 nr. 174

10

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Reuten (SP), toe dat de regering erop zal toezien dat de termen «beleggen» en «belegger» zo consequent mogelijk zullen worden gehanteerd in relatie tot de Wft, om een onderscheid te maken met de termen «investeren» en «investeerder».

Handelingen I 2010/11, 32 036, nr. 26, item 7, blz. 29

Dit is een doorlopende toezegging.

Per wetsbehandeling zal opnieuw bezien moeten worden welke term het meest passend is om een consistente lijn te bewaren

11

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Doek (CDA), toe dat wanneer een wetsvoorstel bepalingen met terugwerkende kracht bevat, de redengeving daarvoor expliciet zal worden toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

Handelingen I 2010/11, 32 036, nr. 26, item 7, blz. 28

Dit is een doorlopende toezegging. Bij wetsvoorstellen waaraan (aan onderdelen daarvan) terugwerkende kracht wordt verleend, zal de redengeving daarvoor expliciet worden toegelicht in de memorie van toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel

12

2012–2013 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Sent, toe om mogelijkheden aan te grijpen om tot verdere Europese coördinatie van een bankenbelasting te komen en zich hiervoor sterk te maken als dat ook in het belang is van Nederland en de Nederlandse financiële sector.

Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 36 – blz. 84

In behandeling. Mocht in de toekomst een bankenbelasting op basis van coördinatie weer op de agenda verschijnen dan zal de Staatssecretaris van Financiën zich daar sterk voor maken. Een gecoördineerde bankenbelasting staat nu echter niet op de agenda, er wordt momenteel over een FTT gesproken

13

2012–2013 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuten, toe terughoudend te zullen zijn met het overnemen van jargon ten aanzien van bankbalansen dat op verschillende manieren kan worden uitgelegd. Dit geldt in het bijzonder voor de termen «ongedekte schulden» en «ongedekte passiva».

Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 36 – blz. 85

In behandeling. De Staatssecretaris van Financiën zal terughoudend zijn met het overnemen van jargon ten aanzien van bankbalansen dat op verschillende manieren kan worden uitgelegd

14

2013–2014

Brief waarin MINFIN heel feitelijk laat zien hoe de verantwoordelijkheden zijn belegd tussen MINFIN, MIN I&M en NS. Naar aanleiding van verzoek lid Beertema (PVV) om te laten zien dat specifieke expertise op het gebied van projectmanagement aanwezig is bij MINFIN, MIN I&M en NS.

Notaoverleg Vervoer HSL-Zuid/Alternatief Fyra d.d. 4 november 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 22 026, nr. 451)

In behandeling. Deze vraag zou worden meegenomen in de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Enquête commissie Fyra, maar dat is onvoldoende gebeurd. Hierover moet een zin komen in de brief met de toegezegde scenarioanalyses, c.q. onderdeel zijn van de scenarioanalyse

15

2013–2014

Wanneer de lidstaten die werken aan een financiële transactiebelasting een concreet voorstel presenteren, de Tweede Kamer hierover informeren en de nog openstaande vragen beantwoorden.

AO 7 november 2013 (Kamerstukken II, 21 501-07 nr. 1115)

In behandeling. Aangezien er nog geen concreet voorstel ligt is dit nog niet aan de orde

16

2013–2014

De Minister stuurt de Tweede Kamer een brief over de uitkomsten van overleg met de Rekenkamer over staatsdeelnemingen (toegang tot volledige dochters).

Notaoverleg modernisering Comptabiliteitswet, 16 december 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 33 670, nr. 9)

In behandeling

17

2013–2014

De Minister zal in zijn coördinerende verantwoordelijkheid in het Financieel Jaarverslag van het Rijk aandacht geven aan het traject van effectuering en handhaving van het normenkader door de verantwoordelijke ministers. Als ondersteuning voor de uitvoering zal de Minister een handreiking voor sober en ordentelijk financieel beheer opstellen en beschikbaar stellen. Deze handreiking en het normenkader zullen worden opgenomen in het door het Ministerie van Financiën uitgegeven Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid.

Financieel beheer en financieel toezicht bij instellingen die een publiek belang dienen (Kamerstuk 33 822 nr. 1)

In behandeling

18

2013–2014

Toezegging van de Minister om zich in te zetten voor het stroomlijnen van de interpretatie inzake de bevoegdheden van een accountantskantoor om te adviseren indien dat ook accountantsdiensten verleent.

VAO Accountancy van 20 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 84, item 27)

In behandeling. De Minister heeft tijdens het VAO Accountancy van 20 mei 2014 op een vraag van het lid De Vries aangegeven dat Nederland een in zijn ogen helderder benadering heeft gekozen. Zij heeft namelijk gekozen voor een positieve lijst en Europa voor een negatieve lijst. De verwachting is dat er nog veel discussie komt over wat er al op staat en wat erbij zou moeten komen

19

2013–2014

Verlengen van de verjaringstermijn van het tuchtrecht.

VAO Accountancy d.d. 20 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 84, item 27)

In behandeling. Dit zal worden meegenomen in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen, dat in het najaar van 2016 bij de TK zal worden ingediend

20

2013–2014

In de «geschilbeslechtingsdelta» van het WODC wordt de vraag naar het onterechte niet-gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand opgenomen.

Verantwoordingsdebat 2013 d.d. 28 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 87, item 11)

In het lopende Geschilbeslechtingsdeltaonderzoek van het WODC naar het gedrag van burgers en bedrijven die worden geconfronteerd met (potentieel) juridische geschillen, wordt de vraag naar het onterechte niet-gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand opgenomen

21

2013–2014 (EK)

Toezegging om de Kamer te informeren over een overzicht dat de Commissie opstelt in 2014 over de wijze waarop andere lidstaten de Europese begrotingsregels in nationale wetgeving hebben verwerkt, inclusief het gebruik van dwingende macronormen en referentiewaarden voor decentrale overheden.

Handelingen I 2013–2014, nr. 10, item 10 en 13 (33 416, nr. 23)

In afwachting van overzicht Commissie

22

2014–2015

Uitbreiding bevoegdheden DNB: DNB krijgt de bevoegdheid om voor macroprudentiële doeleinden gegevens op te vragen bij overheidsinstellingen en private ondernemingen. Drie jaar na inwerkingtreding van dit artikel zal de Minister informeren of/hoe, bij wie DNB informatie heeft opgevraagd en wat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn geweest.

Wetgevingsoverleg van 8 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 918, nr. 14)

In behandeling

23

2014–2015

Centralisatie Rechtbank Amsterdam: er zal nader onderzoek worden gedaan naar de reikwijdte van de betreffende bepaling en de toegankelijkheid vanuit het perspectief van de klant. De Minister zal de Kamer hierover informeren.

WGO Wijzigingswet financiële markten d.d. 8 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 918, nr. 14)

In behandeling. Toezegging wordt meegenomen in de Wijzigingswet 2018

24

2014–2015

De positie van de modale alleenverdiener met kinderen zal ook worden meegenomen bij het koopkrachtbeeld 2016 (augustusbesluitvorming)

APB TK, 17 en 18 september 2014

De positie van de modale alleenverdiener met kinderen komt terug in het koopkrachtbeeld 2016

25

2014–2015

Bij ieder nieuw voorstel voor (toezicht)wetgeving zal inzicht worden gegeven in de toezichtkosten terwijl op dat moment ook bekeken wordt of de (toezicht)kosten op andere punten lager worden zodat de totale kosten niet stijgen.

Handelingen II 2014/15, nr. 8, item 7, pag. 10 (Wet bekostiging financieel toezicht)

Doorlopende toezegging

26

2014–2015

Ik ga na of we volgend jaar (2015) het onderzoek naar de toezichttarieven in andere landen op de rails kunnen zetten. Het liefst wil ik dat we dat samen met de ECB doen of dat de ECB het zelf doet. Ik kom daar graag later in een brief op terug. Het gaat daarbij puur om de vergelijkbaarheid van de toezichtkosten en de verdeling daarvan binnen de Europese bankenunie.

Debat Wet bekostiging financieel toezicht d.d. 1 oktober 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 8, item 7, blz. 12)

Inmiddels is contact geweest met de ECB. Zij heeft toegezegd deze zomer met de uitkomst van een dergelijk onderzoek te komen

27

2014–2015

Mogelijkheid dat het bestuur van de controlecliënt de accountant benoemt, schrappen.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

Dit zal worden meegenomen in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen, dat in het najaar van 2016 bij de TK zal worden ingediend

28

2014–2015

Er zal worden gekeken naar uitbreiding van het jaarverslag en een (afzonderlijke) beoordelingsverklaring. Minister zal hierop terugkomen wanneer het wetsvoorstel met wettelijke maatregelen wordt behandeld.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

In voorbereiding. Wordt nog onderzocht door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. Er zal worden aangedrongen op voortgang

29

2014–2015

Het delen van bevindingen door de AFM met controlecliënten moet ook kunnen met niet OOB-cliënten. Dit zal worden besproken met de AFM.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

Dit zal worden meegenomen in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen, dat in het najaar van 2016 bij de Tweede Kamer zal worden ingediend

30

2014–2015

Toezegging om bij de voorbereiding van het wetsvoorstel duidelijk te zijn over de rol van de Accountantskamer en de bestuursrechter.

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

We zullen ervoor zorgen dat we bij de behandeling van de wetvoorstellen, hierover meer duidelijkheid kunnen scheppen (in MvT geen passende plaats)

31

2014–2015

De AFM zal in een vast ritme per jaar rapporteren over de voortgang van de implementatie van de NBA-maatregelen.

AO Accountancy d.d. 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 5)

Doorlopende toezegging. De AFM heeft de eerste Dashboard (2015) gepubliceerd (https://www.afm.nl/nl-nl/professionals/doelgroepen/accountantsorganisaties/publicaties/dashboard)

32

2014–2015

Wij gaan samen met de banken/de NVB en hopelijk de Consumentenbond, kijken naar de effectiviteit en bekendheid van de overstapservice voor rekeninghouders.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

In behandeling

33

2014–2015

Ik ga niet aan andere overheden verplichtingen opleggen ten aanzien van MVO/duurzaamheidscriteria bij de aanbesteding, maar zal IPO en VNG informeren over hoe dit op rijksniveau wordt aangepakt.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

In behandeling

34

2014–2015

TK tijdig informeren over eventuele wijzigingen van de gedelegeerde handeling.

WGO implementatie Omnibus II-richtlijn (Kamerstukken II, 2014/15, 34 100, nr. 15)

In behandeling. Als er wijzigingen komen in de gedelegeerde handelingen dan zal de Minister van Financiën de Tweede Kamer hier tijdig over informeren

35

2014–2015

Pensioenverzekeringen: vinger aan de pols houden/op basis van piepsysteem uitvoeringstechnische problemen in kaart brengen; hier de TK begin 2017 over informeren; en eventuele problemen onder de aandacht brengen van de Europese Commissie.

WGO implementatie Omnibus II-richtlijn (Kamerstukken II, 2014/15, 34 100, nr. 15)

In behandeling. Solvency II is per 01-01-2016 in werking getreden. Er wordt gekeken of er sprake kan zijn van eventuele uitvoeringstechnische problemen. Mocht dit het geval zijn dan zal de Minister van Financiën de Tweede Kamer informeren en de problemen onder de aandacht brengen van de Europese Commissie

36

2014–2015

Brief over twee jaar (februari 2017) aan TK met evaluatie van dubbel toezicht onder SSM AFM/ECB.

Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 52

In behandeling

37

2014–2015

TK informeren over MoU AFM-ECB, met in bijzonder aandacht voor afspraken over samenwerking bestuurderstoetsingen.

Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 52

De AFM en ECB zijn nu bezig met het MoU

38

2014–2015

TK vóór publicatie van het wijzigingsbesluit financiële markten 2017 informeren over de uiteindelijke berekeningsmethode van de risicomarge voor natura-uitvaartverzekeraars.

WGO Implementatie Omnibus II-richtlijn d.d. 2 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 100, nr. 15)

In behandeling. DNB verzamelt dit jaar de benodigde informatie van de natura-uitvaartverzekeraars en zal in de loop van dit jaar of begin volgend jaar met haar bevindingen komen. Als bekend is hoe het Wijzigingsbesluit financiële markten 2017 komt te luiden op dit vlak, zal de Minister van Financiën de Tweede Kamer informeren. Het conceptwijzigingsbesluit met de berekeningsmethode van de risicomarge voor natura-uitvaartverzekeraar is geconsulteerd en zal na het zomerreces in de ministerraad worden behandeld en vervolgens voor advies naar Afdeling advisering van de Raad van State worden gestuurd

39

2014–2015

Kamer informeren over better spending-agenda van commissaris Georgieva.

AO Europese Verantwoording, 5 maart 2015

Vice President Georgieva heeft haar better spending-agenda nog niet gepubliceerd

40

2014–2015

De Staatssecretaris heeft toegezegd dat de volgende keer dat er een review van het Griekse programma plaatsvindt, te zien of de assistentie aan de Griekse belastingdienst iets heeft opgeleverd, wat we daarvan verwachtten, en wat het gekost heeft.

Debat over Belastingontwijking d.d. 5 maart 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 60, item 3)

In behandeling

41

2014–2015

Commissaris Georgieva, de begrotingscommissaris, zal richting de Raad moeten terugkomen met voorstellen om de systematiek rondom naheffingen te verbeteren. Zodra de Commissie zelf haar conclusies daarover heeft getrokken, komt de Minister hier op terug.

Debat Eigen middelen van de Europese Unie d.d. 19 maart 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 65, item 4)

Er is overeenstemming over de verbeterde systematiek voor nacalculaties; dit is opgenomen in de aangepaste Making Available Regulation (MAR). Zie ook het verslag van de informele Ecofin van 22 en 23 april 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1359). De aangepaste MAR treedt in werking met de ratificatie van het Eigen Middelenbesluit

42

2014–2015

Bekijken hoe we de inzichtelijkheid kunnen verbeteren van betaalinformatie; hoe kan beter kenbaar worden gemaakt wie de uiteindelijke begunstigde is? Deze vraag ook neerleggen bij betrokken sectoren en bedrijven.

AO Betalingsverkeer d.d. 26 maart 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 033, nr. 4)

Dit is ingebracht in de werkgroep WTB van het MOB. De MOB-leden geven aan dat dit punt al adequaat wordt opgepakt. Zij houden wel vinger aan de pols. De kamer wordt middels de verzamelbrief dit najaar geïnformeerd

43

2014–2015

Tijdens de privatisering en na afronding van de privatisering, als beloning voor het vervolmaken van de privatisering, vinden er geen bonusbetalingen, extra verhogingen of andere vormen van aandeel- en optiegerelateerde winst plaats voor de top van ABN AMRO.

Debat over ABN AMRO 9 april 2015

In behandeling

44

2014–2015

Toezegging om in volgende Voortgangsrapportage meer inzicht te geven in contractmanagement bij DBFM(O)-contracten in de exploitatiefase.

Voortgangsrapportage DBFM(O) 2014 (Kst. 28 753 nr. 36), als ook: SO over Voortgangsrapportage DBFM(O) 2014 vastgesteld 1 mei 2015

Wordt opgenomen in Voortgangsrapportage DBFM(O) 2016

45

2014–2015

Het kabinet zet zich in om de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van een gemeenschappelijke taal en open data bij decentralisaties op te volgen.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2015

In behandeling. Is verantwoordelijkheid van de Minister van BZK

46

2014–2015

Informatieprotocol: na overleg over de vormgeving van verslaglegging van een vertrouwelijk overleg, zal met die input een nieuwe versie van de werkafspraken aan de Kamer worden gestuurd.

AO Inzake start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. d.d. 4 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1287)

In behandeling. Na overleg met de vaste commissie voor Financiën zal de Minister van Financiën een nieuwe versie van het informatieprotocol aan de Tweede Kamer sturen met daarin afspraken over de verslaglegging van een vertrouwelijk overleg. Zodra Financiën input heeft ontvangen van de vaste Kamercommissie kan het informatieprotocol worden afgerond

47

2014–2015

Motie Merkies: in Europees verband te pleiten voor het vastleggen van controlebevoegdheden voor de ERK over de ECB zoals de Algemene Rekenkamer die in Nederland over DNB had, en de Kamer voor de zomer over de uitkomst te informeren, is nog een keer herhaald.

Algemeen overleg d.d. 4 juni 2015 inzake Start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. (21 501-07)

Bij brief van 30 juni 2015 is de TK geïnformeerd over de wijze waarop de Minister van Financiën invulling zal geven aan deze motie, namelijk bij de EC in het kader van de evaluatie SSM de vraag inbrengen in hoeverre de ERK over adequate toezichtsbevoegdheden beschikt t.a.v. de ECB

48

2014–2015

Het aspect van de formulering van het moment waarop bij verzekeraars moet worden ingegrepen, zal worden meegenomen wanneer gekeken wordt naar een afwikkelkader voor verzekeraars. Daar wordt in het debat later deze week meer over gezegd.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

In behandeling. Een wetsvoorstel tot herziening van het kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars is thans in openbare consultatie. Het voornemen is om dit voorstel voor het einde van het jaar aan de Kamer voor te leggen. Een aanpassing van de criteria op grond waarvan tot ingrijpen bij een verzekeraar in problemen kan worden overgegaan, maakt onderdeel uit van dit wetsvoorstel

49

2014–2015

Zodra ook maar enigszins duidelijk wordt hoe de FTT eruit komt te zien, zullen wij, ook samen met andere landen, een diepgravende analyse maken van hoe het ons raakt. We zullen ook aan de Commissie vragen om die analyse te maken. Daarna zullen wij de Kamer hierover informeren.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

In behandeling. Het is tot op heden niet duidelijk hoe de FTT er uit komt te zien

50

2014–2015

De Tweede Kamer informeren over de evaluatie van het functioneren van de huidige verordening uit 2013 door de Europese Commissie.

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

Als de Europese Commissie haar evaluatie van de CRA-verordening publiceert, zal de Tweede Kamer hierover worden geïnformeerd

51

2014–2015

In de loop van 2017 zullen de afbakening, de samenwerking en de eventuele overlap tussen de toezichthouders evalueren (reeds in februari 2015 toegezegd tijdens behandeling SSM-wetsvoorstel).

WGO W6, BRRD, CSD d.d. 7 september 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 208, 34 198, 34 204, nr. 11)

In behandeling

52

2014–2015 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Apeldoorn (SP), toe de Kamer met grote regelmaat te informeren over de voortgang van de onderhandelingen over de Banking Structural Reform verordening.

Behandeling overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk afwikkelfonds d.d. 8 september 2015 (Handelingen I 2014/2015, nr. 39, item 7)

Niet voldaan. Op 19 juni 2015 heeft de Raad van ministers een zogeheten general approach bereikt over de Bank Structural Reform Regulation (de verordening). Het is nu eerst aan het Europees Parlement om over de verordening haar positie te bepalen. Op het moment dat het EP haar positie heeft bepaald en de triloog kan starten, zal de Minister uw Kamer nader informeren

53

2014–2015

Als er meer bekend is over het beleid van de ECB t.a.v. toezicht op beloningen in NL dan de Kamer daarover informeren. Voorlopig geen actie nodig.

Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 52

In behandeling

54

2014–2015

Met betrekking tot de opmerking van de heer Wawoe in de hoorzitting over dit onderwerp dat in Zweden regelgeving bestaat over de omzetting van variabele beloning in vaste beloning. «Ik ben bereid om nog eens te kijken naar Zweden. Ik ben daar zelf ook nieuwsgierig naar. Dat gaan wij dus doen.»

Handelingen II 2014/15, 74, blz. 31. Debat over ABN AMRO

In voorbereiding. De Kamer wordt bij de eerste jaarlijkse rapportage na de inwerkingtreding van de Wbfo hierover geïnformeerd

55

2015–2016

Begin volgend jaar komt kabinet met visie op MIRT, in brief aan Kamer zal worden meegenomen of horizon al moet worden verlegd (nu 2028).

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Inhoudelijk is bij BVM van afgelopen voorjaar alvast besloten om de horizon met twee jaar te verlengen naar 2030. Daarnaast is het IBO Infraplanning over o.a. het MIRT begin dit jaar afgerond. Samen met I&M zijn we bezig met het opstellen van de kabinetsreactie hierop. Daarin zal de hier bedoelde visie op het MIRT in worden meegenomen

56

2015–2016

Onderzoek naar de formele rechtmatigheid & doeltreffendheid van de instrumenten van het EFSF door het Audit Committee ziet de Minister graag tegemoet.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

57

2015–2016

Tijdens IMF- en Wereldbankvergaderingen, zal de OECD een rapport presenteren over hoeveel klimaatfinanciering er nu al wordt geboden door verschillende landen. Rapport wordt naar de Kamer verstuurd.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

Rapport gepubliceerd op 7 oktober 2015

58

2015–2016

Begin 2016 zal de Minister bij de Kamer terugkomen op het traject of er slimmere of effectievere besteding van onze subsidies voor duurzame energie nodig/ mogelijk is en hoe het zou kunnen.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

59

2015–2016

In november komt de Minister terug op de discussie over de bijdrage van 100 miljard van de private sector klimaatfinanciering.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

60

2015–2016

De Staatssecretaris komt volgend jaar op dezelfde plaats terug over ontwijkingsconstructies.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

61

2015–2016

De Staatssecretaris stelt kennis van het departement beschikbaar m.b.t. mogelijkheden onbalans gas/electra.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

62

2015–2016

Rapport Simmons&Simmons wordt als vertrouwelijk stuk naar de Kamer gestuurd.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

63

2015–2016

Er komt een brief over energiebelasting grootverbruikers.

Algemene financiële beschouwingen, 30 september 2015

In behandeling

64

2015–2016

Effecten zbo's (in begroting wordt vermeld hoeveel bijdragen de zbo's ontvangen, waar/welke informatie over de beleidseffecten zbo's te vinden is.

AO, 14 oktober 2015

In behandeling

65

2015–2016

Subsidieregelingen worden elke 5 jaar geëvalueerd. Gaan deze evaluaties naar de Kamer en is dat verplicht?

AO, 14 oktober 2015

In behandeling

66

2015–2016

Een schriftelijke reactie op de vraag hoe vaak het in het verleden («de afgelopen 100 jaar») is misgegaan bij onderlinge verzekeraars.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 5)

In behandeling. Dit zal worden meegenomen in de kamerbrief over het conceptwijzigingsbesluit met de berekeningsmethode van de risicomarge voor natura-uitvaartverzekeraars

67

2015–2016

Evaluatie basic na 2 jaar.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 5)

In behandeling

68

2015–2016

De Minister zal overleggen met DNB of er nog andere modaliteiten denkbaar zijn (i.p.v. de huidige discretionaire bevoegdheid van DNB; bedoeld wordt het toestaan van een verlicht toezichtregime indien onderlingen genoegzaam zijn herverzekerd) om de toezichtsdruk voor kleine onderlingen te verminderen en de resultaten meedelen aan de TK.

VAO Toekomst van de Verzekeringssector d.d. 9 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 5)

In behandeling. Dit zal worden meegenomen in de kamerbrief over het conceptwijzigingsbesluit met de berekeningsmethode van de risicomarge voor natura-uitvaartverzekeraars

69

2015–2016

Bij de evaluatie van de richtlijn transparantie in 2018 aandacht voor meerwaarde en administratieve lasten van 3% meldingsdrempel ten opzichte van 5% meldingsdrempel, vanuit de Europese Commissie en NL.

WGO Implementatiewet transparantierichtlijn d.d. 14 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 34 232, nr. 10)

Bij de voorbereiding van de evaluatie, waar de meldingsdrempel onderdeel van is, door de Europese Commissie zal aanvullend aandacht worden gevraagd voor dit aspect

70

2015–2016

De Minister zal de AFM verzoeken nogmaals met de crowdfundsector te gaan kijken naar de investeringstoets. Er was in het AO veel commentaar op zowel de frequentie (eerste keer, en dan bij iedere € 5.000) en op het spreidingspercentage dat de AFM als richtlijn aanhoudt (max. 10% van iemands vrij belegbaar vermogen in crowdfunding).

AO Regeldruk bij kredietverlening d.d. 16 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 29 515, nr. 376)

De AFM is verzocht om met de sector om de tafel te gaan. Half januari zal er een bijeenkomst plaatsvinden

71

2015–2016

In jaarverslag beheer staatsdeelnemingen zullen wij rapporteren over het doorvoeren van de standaardstatuten.

AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Rapportage in JV 2015

72

2015–2016

Diversiteit bij bestuurders en toezichthouders moet worden vergroot. De Kamer kan de Minister hierop blijven aanspreken.

AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Rapportage in JV 2015

73

2015–2016

Planning voor 7-jaarlijkse evaluatie van aandeelhouderschap staatsdeelnemingen zal opgenomen worden in het volgende jaarverslag. De Kamer krijgt de mogelijkheid hier van te voren op te reageren.

AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Rapportage in JV 2015

74

2015–2016

Rapporteren in jaarverslag over (variabele) beloningen van de bestuurders van de staatsdeelnemingen.

AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Rapportage in JV 2015

75

2015–2016

Alle variabele beloningen worden begrenst tot +20%. Beweging naar beneden is ingezet. Inkomsten nu t.o.v. 6 jaar terug veel lager. Op aantal punten moet versobering echt plaatsvinden. Dit wordt bij nieuwe contracten meegenomen.

AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Alleen bij TenneT nog vastleggen, intentie is er wel

76

2015–2016

In de strategiebespreking met staatsdeelnemingen wordt ook gesproken over de duurzaamheid gesproken en de ontwikkeling van fossiel naar groen. Dit is een thema wat aan de orde komt.

AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Oppakken bij elke strategiebespreking

77

2015–2016

Nederland zal geen kapitaalstortingen doen in TenneT voor Duitse investeringen (alleen voor NL investeringen).

AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Kapitaalstorting komt er, maar alleen voor NL

78

2015–2016

Erop toezien dat Staatsloterij met gedupeerden van misleidende reclame op een goede manier tot een oplossing komt.

AO Deelnemingenbeleid Rijksoverheid d.d. 3 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 28 165, nr. 248)

Werkt het bedrijf aan

79

2015–2016

Toezegging om over Europees pensioensdossiers te kijken naar alle zaken die spelen samen met SZW.

VAO Kapitaalmarktunie d.d. 4 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2100)

In behandeling. Na de zomer zal de Tweede Kamer hierover geïnformeerd worden

80

2015–2016

Zo snel mogelijk de vrijstellingsregeling aanpassen voor het prospectus. Hierbij dient de AFM eerst voldoende tijd te krijgen om aanvullende maatregelen uit te werken (meldplicht etc).

VAO Kapitaalmarktunie d.d. 4 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2100)

In behandeling. Op dit moment vindt overleg met de AFM plaats over hoe invulling gegeven kan worden aan de aanvullende maatregelen

81

2015–2016

De Minister van Financiën zegt toe de Kamer: Steeds stap voor stap d.m.v. een afzonderlijke brief te informeren over het onderhandelingsproces rond het Europees depositoverzekeringsstelsel, inclusief het krachtenveld; Geen beslissend standpunt in te nemen en/of onomkeerbare stappen te zetten in de Raad op dit dossier zonder consultatie van de Kamer.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 10 februari 2016 (Kamerstukken 2015/16, 21 501-07, nr. 1349)

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening inzake een Europees depositoverzekeringsstelsel. Het voorstel is gelijktijdig gepresenteerd met een mededeling «naar de voltooiing van de bankenunie». Over beide documenten is op 14 december 2015 een kabinetsreactie naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07, nr. 1334)

82

2015–2016

De Tweede Kamer informeren over het oordeel van de AFM over het onderzoek en de onderzoeksresultaten van de Rabobank naar antedateren.

AO Rentederivaten d.d. 3 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 171)

In voorbereiding. De Tweede Kamer zal hierover naar verwachting in september 2016 worden geïnformeerd

83

2015–2016

De Tweede Kamer informeren over de vergelijking van het herstelkader van Deutsche Bank en het uniform herstelkader. Indien het herstelkader van Deutsche Bank in negatieve zin teveel afwijkt zullen de AFM en de Minister van Financiën haar oproepen haar kader aan te passen.

AO Rentederivaten d.d. 3 maart 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 311, nr. 171)

In voorbereiding. De Tweede Kamer zal hierover naar verwachting in september 2016 worden geïnformeerd

84

2015–2016

De Minister van I&M zal er zorg voor dragen dat de Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd inzake de financiële zekerheidstelling voor de ontmantelingskosten van de nucleaire installaties in Nederland. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Ministers van I&M en FIN.

AO Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming d.d. 24 mei 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 645, nr. 84)

In behandeling. Jaarlijks terugkerend

85

2015–2016

In de overleggen met de sociale partners in de aanloop naar Prinsjesdag zal het kabinet het verhogen van de lonen in delen van het bedrijfsleven – met name grotere bedrijven hebben een sterke balans positie – aan de orde stellen.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

86

2015–2016

De Minister van V&J heeft met het OM gesproken over een verbeterplan. Dat wordt binnenkort met de Kamer gedeeld.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling. Ligt bij V&J

87

2015–2016

De werkzaamheden rond de jaarrekeningen van gemeenten – inclusief de rechtmatigheidskwesties bij de zorggelden – zijn nog volop gaande. Na afsluiting van de jaarrekening 2015, in juli 2016, zal BZK de bijbehorende controleverklaring van de accountants met de verslagen van bevindingen analyseren en de resultaten daarvan kort na de zomer aan de Tweede Kamer sturen.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling. Ligt bij BZK

88

2015–2016

Het kabinet neemt motie-Krol (34 475, nr. 17) over (i.c. een analyse van problemen bij het systeem van verantwoording door gemeenten bij de decentralisaties in het sociaal domein en afhankelijk van de uitkomst bepalen of en welke aanpassing van wet- en regelgeving nodig is).

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

89

2015–2016

De Staatssecretaris van Financiën stuurt binnenkort een brief aan de Kamer over de meest complexe belastingmaatregelen. TK kan in het debat met de Staatssecretaris van Financiën de (on)haalbaarheid van aanpassingen bespreken.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

90

2015–2016

De expatregeling («30%-regeling») wordt geëvalueerd (o.a. hoogte salarisnorm, hoogte onbelaste vergoeding en verdringing van werknemers). De Kamer wordt hierover naar verwachting medio 2017 geïnformeerd. Het kabinet zal vooruitlopen op de evaluatie van de fiscale stimuleringsmaatregelen in de Autobrief II (2018) de Kamer in het voorjaar van 2018 informeren over het aantal nulemissie-auto's dat in 2017 is verkocht.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

91

2015–2016

Het kabinet zal de Kamer in hoofdstuk 4 van de Miljoenennota informeren over de garantie- en risicoregelingen (i.c. risico's die gepaard gaan met de monetaire verruiming voor overheidsfinanciën).

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

Wordt meegenomen in de Miljoenennota 2017

92

2015–2016

Wij zorgen ervoor dat er nette regelingen zijn en blijven voor mensen die schade lijden als gevolg van de aardgaswinning in Groningen.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

93

2015–2016

Het departementaal beleidsonderzoek naar de operationele gereedheidsnormen bij Defensie is naar verwachting eind 2016 gereed. De Kamer krijgt een brief over de onderzoeksopdracht.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

94

2015–2016

De Staatssecretaris van VWS zal de Kamer informeren over (de verantwoording over) de overschrijding van € 400 mln. bij de PGB-regeling en de overschrijding van € 200 mln. bij de GGZ.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling. Ligt bij VWS

95

2015–2016

Minister Schippers heeft de briefschrijvers die dit alarmerende signaal gaven uitgenodigd voor een overleg. Dat overleg heeft inmiddels plaatsgevonden op VWS. Zoals toegezegd tijden het vragenuur zal de Minister de Kamer daar schriftelijk over informeren.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling. Ligt bij VWS

96

2015–2016

De Minister van VWS heeft overleg gehad n.a.v. het signaal van TraumaNet AMC dat er een te grote patientenstroom is op de spoedeisende hulp. De Minister zal de Kamer daar schriftelijk over informeren (zoals eerder toegezegd tijdens het Vragenuurtje).

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling. Ligt bij VWS

97

2015–2016

Het kabinet pakt de aanbeveling van de AR op over borging, effectiviteit en efficiëntie van het actieplan voor oudere werklozen, bijvoorbeeld over informatie van de Belastingdienst over de mobiliteitsbonus.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2016

In behandeling

98

2015–2016

Tijdens de reguliere gesprekken zal de staat vragen of KNM inderdaad niet meer bij Poonsang bestelt.

Deze specifieke casus zal als algemene waarschuwing gebruikt worden richting de andere staatsdeelnemingen dat het van belang is om klant- en leveranciersrelaties ook op sociale en maatschappelijke aspecten te beoordelen.

Algemeen overleg KNM op 2 juni 2016 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2879 en Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2503)

In behandeling. Is besproken met KNM

99

2015–2016

Uitstel van de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 4:104 Wft (tot na de evaluatie van het provisieverbod in 2017).

Brief van de Minister van Financiën d.d. 13 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 918, nr. 53)

In voorbereiding. Momenteel wordt gewerkt aan de wijziging van het Koninklijk Besluit inzake de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 4:104 Wft

100

2015–2016

De limitering van de MSC inbrengen in het MOB.

VAO Verbod toeslag gebruik betaalmiddelen bij consument d.d. 15 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 291, nr. 7)

In behandeling

101

2015–2016

Terrorismefinanciering: In de aanloop naar de juli Ecofin wordt de kamer geïnformeerd over de voortgang van de verschillende acties op dit dossier.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 15 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07)

In behandeling

102

2015–2016

De Staatssecretaris heeft toegezegd met voorbeelden te komen van antimisbruikmaatregelen in de Anti Tax Avoidance Directive.

AO Eurogroep/Ecofin d.d. 15 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 21 501-07)

In behandeling

103

2015–2016

Toezegging kabinet in Kabinetsreactie op rapport PEF om met scenarioanalyse te komen.

Vragen en antwoorden over Parlementaire Enquête Fyra d.d. 17 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 678, nr. 17)

In behandeling

104

2015–2016

Brief over rechtsbescherming bij toezicht op de accountantssector.

WGO Implementatiewet wijzigingsrichtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen d.d. 20 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 469, nr. 11)

Voor de behandeling van het wetsvoorstel met aanvullende maatregelen voor de accountancysector zal de Tweede Kamer nader worden geïnformeerd

105

2015–2016

Toezegging Minister tijdens debat Fyra dat hij nog een brief stuurt over de risicokader van de buitenlandactiviteiten (Abellio).

Debat over de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fyra d.d. 22 juni 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 678)

In behandeling

106

2015–2016

Voor de kerst een brief over de resultaten van de consultatie van het discussiedocument «meer ruimte voor innovatie» van DNB-AFM. Daarin betrek ik ook: De resultaten van het verdere onderzoek naar Depositobank (inclusief welke relevante wet- en regelgeving daarbij een rol speelt c.q. gewijzigd zou moeten worden en ervaringen Bank of England).

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016

In behandeling: voor de kerst een brief over de resultaten van de consultatie van het discussiedocument «meer ruimte voor innovatie» van DNB-AFM

107

2015–2016

Jaarlijks voor de zomer een stand van zaken met betrekking tot de resultaten van de FinTech-initiatieven (niet oneindig jaarlijks). Daarin betrek ik ook: De ervaringen met de verlenging van de beslistermijn bij aanvraag bankvergunning.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016

In behandeling. Periodiek (jaarlijks), eerste voor zomer 2017

108

2015–2016

Brief aan de Kamer waarin Minister terugkomt op digitale polis verzekeringen.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016

In behandeling

109

2015–2016

WRR onderzoek naar geldcreatie: als er meer duidelijk is over plan van aanpak/timing van de WRR de Kamer daarover informeren.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016

In behandeling. Na de zomer zal de Tweede Kamer hierover geïnformeerd worden

110

2015–2016

Regelmatige update aan Kamer sturen over de ontwikkelingen in het Bazelse comité (belangen NL hierbij meenemen: landbouw, MKB, hypotheken).

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016

Doorlopende toezegging

111

2015–2016

Inzake de uitkomsten van het onderzoek naar standaardproducten de Kamer einde jaar informeren.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016

In behandeling

112

2015–2016

Bij de evaluatie van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (uiterlijk 1 december 2017) ook kijken naar of perverse prikkels zijn weggenomen.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016

In behandeling

113

2015–2016

Onderzoeken + oplegbrief inzake nummerportabiliteit aan Europese Commissie sturen.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016

Zal eind 2016 worden opgepakt

114

2015–2016

In SSM-evaluatie, 2e helft dit jaar, het punt van de uitbreiding van bevoegdheden Europese Rekenkamer meenemen.

AO Nederlandse bankensector d.d. 28 juni 2016

Door middel van de brief van 30 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 049, nr. 16) is de TK geïnformeerd over de wijze waarop de Minister van Financiën invulling zal geven aan deze motie. De Minister zegt toe om in het kader van de evaluatie van het SSM bij de EC aandacht te vragen voor de vraag of de Europese rekenkamer adequate bevoegdheden heeft

115

2015–2016

Ik richt het verzoek aan de toezichthouders om zelf beleid te formuleren over hoe zij omgaan met de mogelijkheid om tipgevers te belonen. Ik zal hen vragen ook te kijken naar de manier waarop het OM en de Belastingdienst daarmee omgaan en naar ervaringen in de VS en het VK. Ik kom daarop terug bij uw Kamer in de eerste helft van 2017.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

In behandeling

116

2015–2016

Mijn voorstel is dan dat we de komende twee jaar alle regelgeving die we op grond van artikel 1:3a vaststellen per brief bij de Kamer melden en dat we dat vervolgens over twee jaar opnieuw overwegen. De griffier legt dat vast, zodat we dat niet vergeten. Wij sturen de TK daarnaast proactief een overzicht van hoe vaak het is voorgekomen en wat de voorbeelden waren. Dan bekijken we of het nodig is en of we het moeten voortzetten.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

In behandeling

117

2015–2016

Wij zullen proberen om met de AFM, de FIOD en het OM meer cijfers te genereren over de aanpak van marktmisbruik. Ik ga proberen die informatie te achterhalen voor zover een en ander wordt geregistreerd. Ik kom daar schriftelijk op terug.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

In behandeling

118

2015–2016

Ik ga de Minister van V&J vragen om de Kamer te informeren over veroordelingen vanwege marktmisbruik, evenals over de wijze waarop het Openbaar Ministerie hieraan aandacht besteedt en hoe zich dat heeft ontwikkeld in de afgelopen jaren. Dat grijpt ook aan op de vraag van de heer Merkies of er voldoende kennis aanwezig is etcetera.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

In behandeling

119

2015–2016

Ik kom schriftelijk terug op het boeteregime van de ACM en de verhouding met het boeteregime van de AFM en DNB.

WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

In behandeling

120

2015–2016

De Minister heeft toegezegd in het komende jaarverslag staatsdeelnemingen te analyseren waardoor meevallers bij dividenden staatsdeelnemingen komen.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

Wordt meegenomen in het jaarverslag staatsdeelnemingen 2015, dat in het najaar naar de Tweede Kamer wordt gestuurd

121

2015–2016

De Minister heeft toegezegd te bekijken of er haalbare oplossingen voor eenverdieners met een chronisch zieke partner zijn en komt hier met Prinsjesdag op terug.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

In behandeling. Met Prinsjesdag 2016 op teruggekomen

122

2015–2016

De Minister stuurt samen met Minister Ploumen een brief waarin zij specificeren welke asieluitgaven op welke manier zijn gefinancierd uit de begroting BH-OS.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

In behandeling

123

2015–2016

Namens het kabinet zegt de Minister toe deze kabinetsperiode nog te komen met een visie op investeringen naar aanleiding van plan Jeroen Kremers.

Voorjaarsnotadebat, 6 juli 2016

In behandeling

6.4 Subsidieoverzicht

Subsidies (bedragen x € 1.000)

Artikel

Subsidie

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen 2017

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie(-regeling) (jaartal)

Artikel 2

CDFD (www.cdfd.nl)

435

436

436

436

436

436

436

1

2014

2019

Jaarlijkse vaststelling

Artikel 4

Technische assistentie kiesgroeplanden (Centre of Excellence in Finance, CEF)

248

350

0

       

1

Niet van toepassing

2016

2016

Totaal subsidieregelingen

 

683

786

436

436

436

436

436

       

Overzicht subsidies

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van het Ministerie van Financiën. Binnen deze bijlage wordt de subsidiedefinitie van de Awb gebruikt. De Awb definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21Awb):

De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

6.5 Evaluatie- en onderzoeksoverzicht

Artikel 1 – Belastingen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Toeslagen

2016

2016

 
 

Toezicht, Opsporing en Massale processen

2017

2017

 
 

Dienstverlening

2020

2020

 
 

Toeslagen

2021

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Doorschuiving inkomen uit aanmerkelijk belang

2020

2020

 
 

Verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning

2020

2020

 
 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

 

Giftenaftrek

2016

2016

 
 

Fiscale monitor

Jaarlijks

 

www.belastingdienst.nl

 

Vrijstelling oldtimers

2019

2019

 
 

Evaluatie van de innovatiebox

2016

2016

Kamerstukken II 2015–2016 34 302, nr. 111, bijlage

Artikel 2 – Financiële markten

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Beleid maken voor een stabiele werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

2017

2017

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

 

Onderzoek ARK naar Monitoring maatregelen kredietcrisis

Doorlopend

 

http://kredietcrisis. rekenkamer.nl/nl/over-deze- site/publicaties

Artikel 3 – Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Beleidsdoorlichting afdeling publiek-private investeringen.

2016

2016

 
 

Optimaal financieel resultaat bij realisatie van publieke doelen. In het bijzonder bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat

2020

2020

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

 

Onderzoek ARK naar Monitoring maatregelen kredietcrisis

Doorlopend

 

http://kredietcrisis. rekenkamer.nl/nl/over-deze- site/publicaties

Artikel 4 – Internationale financiële betrekkingen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Een bijdrage leveren aan een gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economisch ontwikkeling.

2020

2020

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Artikel 5 – Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Het bieden van mogelijkheden voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en investeringen in het buitenland, in aanvulling op de markt, en het creëren en handhaven van een gelijk speelveld voor bedrijven op het terrein van exportkredietverzekeringsfaciliteit.

2016

2016

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Artikel 6 – BTW-compensatiefonds

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

2016

2016

 
 

Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

2021

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Artikel 7 – Beheer materiële activa

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Een optimaal financieel resultaat bij het beheren en afstoten van materiële activa van/voor het Rijk ten behoeve van de realisatie van rijksdoelstellingen.

2017

2017

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Artikel 11 – Financiering staatsschuld

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijk rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

2019

2019

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Artikel 12 – Kasbeheer

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

2018

2018

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

Overig

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Begrotingsbeleid

2016

2016

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA’s

     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
         

3. Overig onderzoek

 

Jaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitsprogramma door EFC/Ecofin

Jaarlijks

 

http://www.europa-nu.nl/id/vj11473teazf/aanbeveling_van_de_raad_over_het

 

Jaarlijks IMF-artikel IV consultatie

Jaarlijks

 

http://www.rijksoverheid.nl/ ministeries/fin/ documenten-en-publicaties/ kamerstukken/2013/03/19/ concluding- statement-imf.html

6.6 Begrippenlijst

Agentschap / Baten-lastendienst

Een onderdeel van de rijksoverheid waarvoor afwijkende beheersregels gelden gericht op het bevorderen van bedrijfsmatig werken. Belangrijk aspect hierbij is dat het baten-lastenstelsel wordt toegepast en dat de dienst toegang heeft tot een leen- en depositofaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Callable capital

Kapitaal dat door een internationale organisatie kan worden ingeroepen, als deze niet kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen. In het geval van IFI’s gaat het vooral om garantiekapitaal wat door deelnemende landen is afgegeven.

Commercial Paper (CP)

Schuldbewijzen met een korte looptijd die kunnen worden ingezet om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. CP is een geldmarktinstrument dat wordt uitgegeven en verhandeld op discontobasis. CP kent flexibele uitgiftemomenten en looptijden. Bovendien bestaat de mogelijkheid CP uit te geven in vreemde valuta. CP is een aanvulling op het DTC programma voor wat betreft schuldbewijzen met kortere looptijden.

Compliance

De bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van wettelijke verplichtingen.

Comptabiliteitswet 2001

In de Comptabiliteitswet 2001 is het beheer van de financiën van het Rijk vastgesteld. De diverse hoofdstukken in deze wet gaan in op onder andere de begroting, het begrotingsbeheer en de bedrijfsvoering van het Rijk, het toezicht van de ministers en de verantwoording van het Rijk.

Corporate governance

Het besturen van een onderneming, het afleggen van verantwoording daarover en de verdeling van de verschillende daarvoor relevante bevoegdheden over de organen van de onderneming.

Deposito

Een deposito is geld dat door een belegger voor een bepaalde rentevaste periode tegen een rentevergoeding is ondergebracht bij een bank of in het geval van geïntegreerd middelenbeheer bij de schatkist van de rijksoverheid. De looptijd van een deposito kan variëren van een dag (zogeheten daggeld) tot meerdere jaren.

Dutch State Loans (DSL’s)

Engelse benaming voor Nederlandse staatsleningen.

Dutch Treasury Certificates (DTC’s)

Engelse benaming voor Nederlands schatkistpapier. Schuldbewijzen met een korte looptijd uitgegeven door het Rijk om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. DTC’s worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis. DTC’s worden uitgegeven in looptijden van 3 tot en met 12 maanden op vooraf vastgestelde data.

Fiscale monitor

Enquêtes die jaarlijks onder de belastingplichtigen worden gehouden over de kwaliteit van de dienstverlening door de Belastingdienst.

EMU-schuld

Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen tussen deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een brutoschuldbegrip.

Geïntegreerd middelenbeheer

Het bundelen van publieke middelen gericht op een doelmatig kasbeheer. Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde heffing(en).

Liquiditeit

In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote aan- en verkooporders verhandeld worden zonder dat dit een substantieel effect op de prijs (koers) heeft.

Nationale schuld

Vaste en vlottende schuld van de Staat zoals die samenhangt met het artikel Financiering staatsschuld en het artikel Kasbeheer in deze begroting.

Rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT)

Een zelfstandige organisatie die in een wet geregelde taak uitvoert met behulp van publiek geld, welk geld is verkregen bij of krachtens de wet ingestelde heffing.

Rekening-courant

Een rekening waarover in de regel giraal betalingsverkeer wordt afgewikkeld en waaruit (een deel van) de onderlinge financiële verhouding is op te maken tussen de houder van de rekening en de instelling alwaar de rekening wordt aangehouden.

Renteswap

Een renteswap is een contract tussen twee partijen waarin wordt overeengekomen om gedurende (een deel van) de looptijd een vaste rente te ruilen tegen een variabele rente of andersom (meestal 3 of 6 maanden).

Staatsschuld

Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (vaste en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. De staatsschuld is niet gelijk aan de EMU-schuld, wat een breder begrip is.

Vaste schuld

Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar. Vaste schuld wordt ook wel gevestigde schuld genoemd.

Vlottende schuld

Leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar.

Zelfstandig bestuursorgaan (ZBO)

Een zelfstandige organisatie die overheidstaken uitvoert, maar niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een Minister.

6.7 Lijst met afkortingen

A

 

ACM

Autoriteit Consument en Markt

ACP-landen

Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen

ADSB

Atradius Dutch State Business

AEO

Authorised Economic Operator

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AIIB

Asian Infrastructure Investment Bank

ANBI

Algemeen nut beogende instelling

ANFA

Agreement on Net Financial Assets

ANVS

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

ATAD

Anti Tax Avoidance Package

Awb

Algemene wet bestuursrecht

Awir

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

Awr

Algemene wet inzake rijksbelastingen

   

B

 

BBP

Bruto binnenlands product

BCF

BTW-compensatiefonds

BEPS

Base Erosion and Profit Shifting

BERB

Bedrijfseconomische Resultaatsbepaling

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BGFO

Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen

BIS

Bank for International Settlements

BNI

Bruto nationaal inkomen

Btw

Belasting over de toegevoegde waarde

   

C

 

CDFD

College Deskundigheid Financiële Dienstverlening

CEA

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

CEF

Centre for Excellence in Finance

CFATF

Caribbean Financial Action Task Force

CJO

Centraal Joods Overleg

CP

Commercial Paper

CPB

Centraal Planbureau

CRD

Capital Requirement Directives

CW

Comptabiliteitswet

   

D

 

DBFM(O)

Design-Build-Finance-Maintain(-Operate)

DNB

De Nederlandsche Bank

DRZ

Domeinen Roerende Zaken

DSL

Dutch State Loan

DTC

Dutch Treasury Certificate

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

DWU

Douanewetboek van de Unie

   

E

 

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECB

Europese Centrale Bank

ECOFIN

Economic and Financial Affairs Council

EDF

European Development Fund

EFSF

European Financial Stability Facility

EFSM

European Financial Stabilisation Mechanism

EIB

European Investment Bank

Ekv

Exportkredietverzekering

EMB

Eigen Middelen Besluit

EMU

Europese Monetaire Unie

Eonia

Euro Overnight Index Average

ERM-II

Exchange Rate Mechanism

ESA

European System of Accountants

ESM

European Stability Mechanism

ESR

Europees Stelsel van Rekeningen

EU

Europese Unie

EuSEF

European Social Entrepreneurship Funds

EuVECA

European Venture Capital Funds

   

F

 

FATF

Financial Action Task Force

FD

Financieel dienstverlener

FEC

Financieel Expertise Centrum

FIOD

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

   

I

 

IASB

International Accounting Standards Board

IBRD

International Bank for Reconstruction and Development

IDA

International Development Association

IFI

Internationale Financiële Instelling

IH

Inkomensheffing

IMF

Internationaal Monetair Fonds

ITI

Intensivering Toezicht en Invordering

   

K

 

KNM

Koninklijke Nederlandse Munt

   

M

 

MAR

Making Available Regulation

MFK

Meerjarig Financieel Kader

MIF

Multilateral Interchange Fee

MIGA

Multilateral Investment Guarantee Agency

MKB

Midden- en kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke kosten-batenanalyse

   

N

 

NEDC

New European Driving Cycle

NHT

Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij

voor Terrorismeschaden

NLFI

NL Financial Investments

   

O

 

OB

Omzetbelasting

OCT-landen

Overseas Countries and Territories

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

   

P

 

PPS

Publiek-private samenwerking

PRGT

Poverty Reduction and Growth Trust

   

R

 

RIV

Regeling Investeringen

RPE

Regeling periodiek evaluatieonderzoek

RRB

Renterisicobedrag

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

   

S

 

SAMO

Stichting Afwikkeling Maror-gelden

SDR

Special Drawing Rights

SENO-GOM

Stichting Economische Samenwerking Nederland Oost-Europa en Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten

SMP

Securities Markets Programme

SPI

Stichting Platform Israël

SRB

Single Resolution Board

SRF

Single Resolution Fund

SRM

Single Resolution Mechanism

SSM

Single Supervisory Mechanism

SSO

Shared Service Organisatie

STS

Simple, transparent and standardized

   

U

 

UBO

Ultimate Beneficial Owners

   

V

 

Vpb

Vennootschapsbelasting

   

W

 

WAKO

Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen

Wam

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Wft

Wet op het financieel toezicht

WLTP

Worldwide Harmonized Light Vehicles Test Procedures

WOZ

Waardering onroerende zaken

Wwft

Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme

   

Z

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan