Vastgesteld 8 maart 2017
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 22 december 2016 over Outlook 2017, het jaarbericht van het Agentschap van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën (Kamerstuk 34 550 IX, nr. 14).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 februari 2017 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 7 maart 2017 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De adjunct-griffier van de commissie, Bartman
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de PvdA en SP. Hieronder zal ik per fractie ingaan op de gestelde vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Outlook 2017.
De leden van de PvdA-fractie vragen waar de hogere aflossing op de kapitaalmarkt in 2017 ten opzichte van 2016 aan toe te schrijven is. Deze leden vragen ook waarom de vijfjarige staatsobligatie uit 2016 een aantal malen in 2017 heropend wordt.
De hogere aflossing op de kapitaalmarkt in 2017 (€ 42,5 miljard) ten opzichte van 2016 (€ 28,1 miljard) is het gevolg van financieringskeuzes uit het verleden en maatregen die zijn genomen in het kader van de financiële crisis. In 2017 lopen er een 10-jaars, een 5-jaars en een 3-jaars staatsobligatie af, allemaal voor een bedrag tussen € 10 en € 15 miljard. Daarnaast liep er (op 24 februari) een 5-jaars staatsobligatie uitgegeven in USD af voor een bedrag van € 2,5 miljard en dienen in 2017 twee van de drie van Propertize overgenomen leningen ter grootte van € 1,75 miljard terugbetaald te worden, evenals de laatste «floating rate note» van € 3 miljard uit de tijd van de nationalisatie van Fortis/ABN Amro. In 2016 waren er slechts 2 reguliere leningen om af te lossen. De grootste aflossingen toen waren een 10-jaars en een 3-jaars staatsobligatie, beide voor een bedrag rond de € 14 miljard.
De reden dat in 2017 de 5-jaars vijfjarige staatsobligatie uit 2016 een aantal malen heropend wordt heeft te maken met de uitgangspunten in het financieringsbeleid van het Agentschap. Om de liquiditeit van staatsleningen te bevorderen committeert het Agentschap zich om de uitstaande stand van alle staatsleningen met een looptijd t/m 10 jaar binnen een jaar na uitgifte naar € 15 miljard te brengen. In de praktijk doet het Agentschap dit door staatsleningen meerdere keren te veilen. De 5-jaars staatsobligatie van vorig jaar is in de tweede helft van 2016 uitgegeven voor een totaalbedrag van € 8 miljard. Daarmee dient deze lening in de eerste helft van 2017 nog een aantal malen te worden heropend om een uitstaande stand van minimaal € 15 miljard te realiseren (begin maart staat er € 10,5 miljard in uit).
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Outlook 2017. De leden vragen zich af waarom ten opzichte van 2016 het Agentschap voornemens is om vijf miljard meer te financieren op de kapitaalmarkt met de uitgifte van staatobligaties. Hoe staat dit in verhouding tot het voorwoord van de Outlook 2017 waar staat dat de financieringsbehoefte minder is geworden ondanks dat het nog nooit zo goedkoop was om te lenen?
Ten opzichte van 2016 is het Agentschap inderdaad voornemens om ongeveer € 5 miljard meer op de kapitaalmarkt te lenen (€ 30–35 miljard tegenover € 26,6 miljard in 2016). Dit is geheel toe te schrijven aan het feit dat er in 2017 meer is af te lossen op de kapitaalmarkt dan het jaar ervoor (zie ook het antwoord op de vraag van de PvdA hierboven). Ondanks de verbetering in het overheidssaldo neemt de algehele financieringsbehoefte door deze hogere kapitaalmarktaflossingen toe in 2017 (€ 58,7 miljard tegenover € 45,5 miljard in 2016). In het voorwoord van de Outlook wordt dit toegelicht en wordt tevens gesproken over de algemene trend van verbeterde overheidsfinanciën. Die zorgen, ceteris paribus, voor lagere financieringsbehoeftes dan in het verleden.
Daarnaast vragen de leden van de SP of er een overzicht kan worden gegeven van de rentestanden en de daarbij behorende kosten voor de Nederlandse Staat in de afgelopen vijf jaar en wat de verwachting is voor de komende vijf jaar.
De staatsschuld wordt gefinancierd door middel van meerdere instrumenten op de geld- en kapitaalmarkt. Deze instrumenten kennen verschillende looptijden waardoor sprake is van meerdere rentestanden. Om die reden kan het best gekeken worden naar het totaalbeeld aan rentekosten. Dit komt in artikel 11 (Financiering staatsschuld) van hoofdstuk IX van de Rijksbegroting 2017 (Financiën en Nationale Schuld) aan bod. Voor wat betreft de realisaties zijn er cijfers te vinden voor zowel het totaal aan rentekosten als het percentage aan rentekosten als onderdeel van de staatsschuld. Deze zijn in tabel 1 weergegeven, met de voorlopige realisaties van 2016 als extra aanvulling:
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
20161 |
|
---|---|---|---|---|---|
Staatsschuld ultimo jaar (in € mld) |
356 |
368 |
379 |
370 |
363 |
Rentekosten per jaar (in € mld) |
10,3 |
9,6 |
8,7 |
7,4 |
7,4 |
Rentekosten (% staatsschuld) |
2,9% |
2,6% |
2,3% |
2,0% |
2,0% |
Het totaal aan rentekosten voor toekomstige jaren is eveneens op te maken uit de Rijksbegroting 2017 en is hieronder in tabel 2 weergegeven. De bedragen zijn opgebouwd uit de bestaande schuldpositie plus de rentekosten (of -baten) van toekomstige uitgiften. Voor een schatting van dat laatste is gewerkt met de rekenrentes van het CPB. Aan de hand van de verwachte financieringsbehoefte voor de komende jaren wordt de CPB prognose van de korte rente (3-maands) – die negatief is – gebruikt om toekomstige rentebaten op de geldmarkt in te schatten en de CPB prognose van de lange rente (10-jaars) om toekomstige rentekosten op de kapitaalmarkt in te schatten.
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
|
---|---|---|---|---|---|
Rentekosten staatsschuld (in € mld) |
6,5 |
6,8 |
5,2 |
4,9 |
5,1 |