Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2017
Tijdens het mondeling overleg in de Eerste Kamer op 28 maart jl. (Kamerstukken 34 550 IV en CXIX, L) heb ik toegezegd beide Kamers te informeren over de onderzoeksopzet van het onafhankelijk onderzoek naar het sociaal minimum in Caribisch Nederland. Onderstaand zet ik de onderzoeksopzet uit een. Deze onderzoeksopzet is met de Openbaar Lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba afgestemd. De Openbaar Lichamen hebben zeer recent gereageerd.
Tevens ga ik in deze brief in op de stappen die de regering tussen 3 maart 2017 en 1 juni 2017 heeft gezet om de levensomstandigheden in Caribisch Nederland verder te verbeteren, waarbij ook de stand van zaken van de op te stellen sociaaleconomische agenda aan de orde komt.
Onderzoeksopzet sociaal minimum Caribisch Nederland
Aanleiding
In lijn met de wens van de eilanden en beide Kamers is ten behoeve van het garanderen van bestaanszekerheid en armoedebestrijding in Caribisch Nederland besloten om op basis van objectiveerbare gegevens tot een sociaal minimum te komen. Het betreft een onafhankelijk onderzoek uit te voeren door een externe partij of onderzoeksbureau naar de kosten voor levensonderhoud (de zogeheten «bare essentials», o.a. voeding, kleding, wonen en transport).
Probleemstelling
Caribisch Nederland kent geen als zodanig vastgesteld sociaal minimum. Caribisch Nederland kent een wettelijk minimumloon (WML) dat door het Ministerie van SZW jaarlijks wordt vastgesteld op basis van het consumentenprijsindexcijfer en waarbij ook de inkomensstatistiek van het CBS kan worden betrokken.
De uitkeringen zijn gekoppeld aan het WML en variëren van 40 tot 100% van het WML afhankelijk van de omstandigheden en leefsituatie van betrokkene. Omdat het WML als laag wordt ervaren ten opzichte van de kosten van levensonderhoud, is er de wens een sociaal minimum voor Caribisch Nederland vast te stellen op basis van de kosten van levensonderhoud. Gegeven de verschillende bedragen van het WML en kosten van levensonderhoud zal er per eiland een sociaal minimum worden vastgesteld. Naast inzicht in de kosten van levensonderhoud is het wenselijk te weten hoe deze kosten zich verhouden tot de inkomsten van bewoners van Caribisch Nederland.
Doel en onderzoeksvragen
Het doel van het onderzoek is om op basis van een mandje van noodzakelijke kosten tot een sociaal minimum voor Caribisch Nederland te komen.
Naast het in kaart brengen van de noodzakelijke kosten, willen we weten hoe de inkomens zich verhouden tot deze kosten en welke (inkomens)voorzieningen burgers toepassen om rond te komen.
Het onderzoek zal worden uitgevoerd in twee delen. Het eerste deel van het onderzoek zal zien op het vaststellen van het sociaal minimum op basis van de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Het tweede deel van het onderzoek zal zich richten op de inkomens in Caribisch Nederland en hoe deze inkomens zich verhouden tot deze noodzakelijke kosten.
Dit resulteert in de onderstaande onderzoeksvragen:
1. Wat is het sociaal minimum in Caribisch Nederland?
2. Hoe verhouden de inkomens zich tot het vast te stellen sociaal minimum?
Onderzoeksopzet
De te kiezen uitvoerder van het onderzoek zal nadere invulling geven aan de onderzoeksopzet. Ter beantwoording van de onderzoeksvragen zal een uitvoerder voor het bepalen van het sociaal minimum een mandje samenstellen van noodzakelijke kostenposten. Dit mandje wordt gedifferentieerd naar de drie eilanden en naar een nader te benoemen aantal huishoudtypen. Tevens is het noodzakelijk om prijsinformatie over elk onderdeel van het mandje te verzamelen, eveneens gedifferentieerd naar de drie eilanden. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met hoe de prijzen zich tot elkaar verhouden (percentage van het gehele mandje).
Om beter inzicht te krijgen in de inkomens zullen gegevens over inkomens en inkomensontwikkelingen in Caribisch Nederland verzameld worden. Hierbij is tevens van belang een beeld te krijgen in hoeverre deze inkomsten volledig zijn. Door de inkomsten te confronteren met de uitgaven ontstaat een beeld van de toereikendheid van de inkomens in Caribisch Nederland (gedifferentieerd naar de drie eilanden en de te onderscheiden huishoudtypen).
Aanvullend kan op basis van deze uitkomsten door de uitvoerder van het onderzoek in samenspraak met SZW en de eilanden worden gekeken naar aangrijpingspunten voor het reduceren van de noodzakelijke uitgaven.
Uitvoerder onderzoek en planning
Op dit moment worden er gesprekken gevoerd met mogelijke uitvoerders van het onderzoek. We laten u zo spoedig mogelijk weten wie het onderzoek gaat uivoeren en wanneer de resultaten kunnen worden gepresenteerd.
Bronnen en dataverzameling
De uitvoerder(s) voor dit onderzoek maakt/maken gebruik van reeds beschikbare data en onderzoeken over de kosten van levensonderhoud (zoals het NIBUD rapport minimumvoorbeeldbegrotingen voor Bonaire uit 2014), prijsinformatie, inkomensgegevens en de toereikendheid van inkomens. Zij zullen deze informatie, waar nodig, vervolmaken met aanvullende kwantitatieve en kwalitatieve data.
Klankbordgroep en openbaarmaking
Er zal een klankbordgroep worden ingesteld met vertegenwoordigers van het Ministerie van SZW en de Openbaar Lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Conform bestaande praktijk zal het onderzoek openbaar worden gemaakt.
Beoogde benutting van het onderzoek
Wanneer het onderzoek is afgerond, zal politieke besluitvorming over hoe om te gaan met de bevindingen volgen. Dit besluit zal gezien het tijdspad door een volgend kabinet genomen worden.
Het vast te stellen sociaal minimum zal niet onmiddellijk het niveau zijn waarop het WML en de uitkeringen worden vastgesteld. Een aldus vast te stellen sociaal minimum fungeert als een stip op de horizon waar naar toe moet worden gewerkt en fungeert als referentiepunt voor mogelijke gerichte maatregelen. Maatregelen kunnen gericht zijn op verdere en gerichtere inkomensondersteuning, maar ook op het reduceren van de kosten van levensonderhoud. Het referentiepunt kan wijzigen als bepaalde kostenposten in de toekomst hoger of lager worden.
Reacties eilanden op onderzoeksopzet
De onderzoeksopzet is langs ambtelijke lijn afgestemd. De eilanden waren overwegend positief over de opzet van het onderzoek. In de reacties werd aangedacht gevraagd voor de focus van het onderzoek op met name onderzoeksvraag 1, voor de spoedige afronding van een dergelijk onderzoek, en voor goede afspraken over de betrokkenheid van de eilanden bij het onderzoek.
Verbeteren levensomstandigheden en armoedebestrijding
Onlangs is de jaarlijkse rapportage van het College van de Rechten van de Mens «Armoede, sociale uitsluiting en mensenrechten» verschenen. In deze rapportage besteedt het college aandacht aan de situatie in Caribisch Nederland.
Het college baseert zich grotendeels op de bevindingen van de Commissie Spies1.
In reactie op de constateringen van het college maar ook conform mijn toezegging ga ik onderstaand in op de inzet om de levensomstandigheden in Caribisch Nederland verder te verbeteren.
Er zijn de afgelopen jaren aanzienlijke stappen gezet in Caribisch Nederland om bestaanszekerheid te verbeteren en armoede te bestrijden. In 2016 is kinderbijslag in Caribisch Nederland ingevoerd en het WML en uitkeringen zijn in 2014, 2016 en 2017 verhoogd. Begin dit jaar is tevens het basisbedrag van de algemene onderstand fors gestegen. Ook is de lijst met onderwerpen die in aanmerking komen voor een vergoeding uit de bijzondere onderstand uitgebreid.
Zoals u bovenstaand kunt lezen ben ik tevens druk doende met het entameren van het onafhankelijk onderzoek om een sociaal minimum voor Caribisch Nederland te bepalen. Het onderzoek naar het sociaal minimum is belangrijk omdat het inzicht geeft in de kosten van levensonderhoud in Caribisch Nederland.
Uw Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij tevens gevraagd om informatie over de stand van zaken inzake de
sociaaleconomische agenda Caribisch Nederland. Ik kan u mede delen dat er momenteel hard wordt gewerkt aan de agenda. In mijn brief van 3 maart 20172 heb ik aangegeven dat de sociaaleconomische agenda een uitwerking is van de «werkconferenties bestaanszekerheid» die eind 2016 en begin 2017 in Caribisch Nederland zijn gehouden. Inhoudelijk is een veelomvattende sociaaleconomische agenda beoogd. Vraagstukken als het ijkpunt voor de bestaanszekerheid, het terugdringen van kosten van levensonderhoud, het verbeteren van de arbeidsmarkt en de arbeidstoeleiding, de verdere ontwikkeling van het niveau van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen, het sociale zekerheidsstelsel, het sociaal flankerend beleid, goede arbeidsverhoudingen en het optimaliseren van de uitvoering moeten erin aan de orde komen. Deze zaken zijn de afgelopen jaren natuurlijk wel verbeterd; de sociaaleconomische agenda kijkt naar alle onderdelen tegelijk. Deze brede aanvliegroute is noodzakelijk met het oog op integraliteit, maar maakt het opstellen van de sociaaleconomische agenda wel complex.
Dit betekent niet, dat de beleidsontwikkeling in de tussentijd stil staat. Zo zijn er bij de voorjaarsbesluitvorming middelen vrijgemaakt om de situatie waarin 20% van de loonkosten tijdens het wettelijk zwangerschaps- en bevallingsverlof voor rekening van de werkgever komt, te beëindigen. Het ontbreken van een volledige (gemaximeerde) loonkostenvergoeding gedurende het wettelijk zwangerschaps- en bevallingsverlof, zoals in Europees Nederland wel het geval is, moet worden aangemerkt als een omissie. Inzet is om dit punt, dat in samenhang met de recente uitbreiding van het wettelijk zwangerschaps- en bevallingsverlof van 12 naar 16 weken tijdens de eerdergenoemde werkconferenties bestaanszekerheid vanuit de openbare lichamen indringend op tafel is gelegd, zo spoedig als gelet op de noodzakelijke wetswijziging en inpassing in de uitvoering mogelijk is, te repareren.
Zoals u weet is van de € 100 miljoen die het kabinet in 2016 structureel beschikbaar heeft gesteld voor kinderen die opgroeien in armoede, € 1 miljoen bestemd voor kinderen in Caribisch Nederland. Dit geld is net als in Europees Nederland bestemd voor concrete voorzieningen in natura, zodat deze kinderen mee kunnen doen op het gebied van cultuur, sport, school en sociaal.
De middelen komen via een subsidieregeling direct in natura bij de kinderen in armoede terecht. Dat betreft kinderen van ouders met een laag inkomen en kinderen uit gezinnen met een laag besteedbaar inkomen, bijvoorbeeld door schulden. Op dit moment kunnen maatschappelijke organisaties in Caribisch Nederland hun plannen indienen, bijvoorbeeld voor het beschikbaar maken van gezond eten, zwemles of een muziekinstrument voor kinderen waarvan de ouders dat niet zelf kunnen betalen. Via deze projecten van maatschappelijke organisaties zal het geld rechtstreeks en op korte termijn terecht komen bij deze kinderen. De subsidieregeling zal na afloop worden geëvalueerd.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma