Gepubliceerd: 19 september 2016
Indiener(s): Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: migratie en integratie organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34544-2.html
ID: 34544-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een tweetal voor nareis geldende termijnen te verlengen, te weten de termijn waarbinnen aan een gezinslid die een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel is verleend is nagereisd, eveneens een verblijfsvergunning asiel kan worden verleend of ten behoeve van dit gezinslid om nareis kan worden verzocht, alsmede de termijn waarbinnen een beslissing moet worden genomen op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf bij een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel is verleend;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2u wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid beslist Onze Minister zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen negen maanden op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als gezinslid van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend.

B

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «binnen drie maanden» vervangen door: binnen zes maanden.

2. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

  • 4. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, kan eveneens worden verleend aan een gezinslid als bedoeld in het tweede lid, indien binnen zes maanden nadat aan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 is verleend, door of ten behoeve van dat gezinslid een machtiging tot voorlopig verblijf is aangevraagd.

ARTIKEL II

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 januari 2015 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht in verband met rechtsbescherming bij toegangsweigering, uitzonderingen op Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU 2008, L 348) en het herstel van enkele wetstechnische gebreken (34 128), tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel Aa, subonderdeel 2, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel A van deze wet, wordt het door artikel I, onderdeel A, van deze wet aan artikel 2u van de Vreemdelingenwet 2000 toegevoegde lid, vernummerd tot het vierde lid.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 januari 2015 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht in verband met rechtsbescherming bij toegangsweigering, uitzonderingen op Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU 2008, L 348) en het herstel van enkele wetstechnische gebreken (34 128), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel Aa, subonderdeel 2, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel A van deze wet, wordt het door artikel I, onderdeel Aa, subonderdeel 2, van die wet aan artikel 2u van de Vreemdelingenwet 2000 toegevoegde lid, vernummerd tot het vierde lid.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,