Ontvangen 22 december 2017
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «artikel 1, onderdeel f, van de Wet bescherming persoonsgegevens» wordt vervangen door: artikel 4 van de Algemene verordening gegevenbescherming.
2. De zinsnede «artikel 1, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens» wordt vervangen door: artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming.
3. De zinsnede «Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» wordt vervangen door: Onze Minister voor Medische Zorg.
4. Het onderdeel «persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid: persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens» wordt vervangen door: gegevens over gezondheid: gegevens als bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming.
5. In de alfabetische rangschikking wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119);
B
In artikel 6, tweede lid, onderdelen a en c wordt «persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid» telkens vervangen door: gegevens over gezondheid.
C
In artikel 7, eerste lid, wordt de zinsnede «De Dopingautoriteit bestaat uit drie leden,» vervangen door: De Dopingautoriteit bestaat uit ten hoogste drie leden.
D
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede en derde lid wordt «persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid» telkens vervangen door: gegevens over gezondheid.
2. Onder vernummering van de leden 4 en 5 tot 6 en 7 worden na het derde lid twee nieuwe leden ingevoegd, luidend:
4. De inspecteur, bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene douanewet, verstrekt de Dopingautoriteit de gegevens die zij behoeft voor de uitvoering van haar taken, voor zover de Dopingautoriteit daarom verzoekt.
5. Sportorganisaties zijn bevoegd persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid, die zij ontvangen van de Dopingautoriteit te verwerken in het kader van de tuchtrechtelijke procedures tegen sporters die worden verdacht van het overtreden van het dopingreglement dat door hun is vastgesteld.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «het eerste tot en met derde lid» vervangen door: het eerste tot en met vierde lid.
4. In het zevende lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door: zesde lid.
E
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt «bij de sporter».
2. In het tweede lid wordt «artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door: artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming.
F
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 5 oktober 2017 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (Kamerstukken 34 797), tot wet is of wordt verheven, en die wet in werking treedt, wordt in artikel 12, eerste en derde lid, van deze wet «en het Staatstoezicht op de volksgezondheid» vervangen door: , de Inspectie gezondheidszorg en jeugd en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Met deze nota van wijziging wordt het wetsvoorstel Wet uitvoering antidopingbeleid (hierna: het wetsvoorstel) aangepast op een aantal punten. Het gaat om een technische aanpassing in verband met de Algemene verordening gegevensbescherming, om een flexibilisering in de inrichting van het zelfstandig bestuursorgaan, om een grondslag voor het verstrekken van gegevens van de douane aan de Dopingautoriteit, en om een risico weg te nemen wat de gegevensverwerking door sportorganisaties betreft. In verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd wordt ook de verwijzing naar het Staatstoezicht op de volksgezondheid vervangen door een verwijzing naar de inspectie en de autoriteit. Hieronder worden de verschillende wijzigingen toegelicht.
Met de onderdelen A, B, D, eerste lid en E, tweede lid, van deze nota van wijziging worden in het wetsvoorstel de verwijzingen naar de definities en omschrijvingen uit de Wet bescherming persoonsgegevens vervangen door verwijzingen naar de definities en omschrijvingen uit de Algemene verordening gegevensbescherming. Het gaat hier slechts om een redactionele aanpassing. Deze verordening treedt in werking met ingang van 25 mei 2018 en zal vanaf dat moment, samen met de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, het kader worden voor de verwerking van persoonsgegevens. Aangezien de inwerkingtreding van de verordening en de uitvoeringswet eerder is voorzien dan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, is het wenselijk om in het wetsvoorstel alvast vooruit te lopen op deze nieuwe situatie.
Nu de Minister voor Medische Zorg is aangetreden en het sportbeleid onder zijn verantwoordelijkheid valt (Besluit van 26 oktober 2017, nr. 2017001805, houdende benoeming van vijftien nieuwe Ministers en drie Vice-Minister-Presidenten, Kamerstukken II, 2017/18, 34 700, nr. 44, bijlage 821896), wordt met onderdeel A tevens voorzien in de correcte functieaanduiding in artikel 1 van het wetsvoorstel.
Met onderdeel C wordt in artikel 7 van het wetsvoorstel meer flexibiliteit gecreëerd voor het inrichten van de bestuursstructuur van het zelfstandig bestuursorgaan. In het wetsvoorstel werd nauw aangesloten bij de huidige vormgeving van het bestuur van de stichting Dopingautoriteit, dat naar tevredenheid functioneert. Hoewel er nu geen reden is van de huidige rolverdeling af te wijken, vind ik het van belang flexibiliteit te bieden, zodat de inrichting van het zbo te allen tijde past bij de omvang van de organisatie. Daartoe is het noodzakelijk het wetsvoorstel te wijzigen zodat het ten aanzien van het aantal leden de ruimte geeft om, wanneer daar reden toe is, de bestuursstructuur op een andere manier vorm te geven dan nu bij de stichting het geval is. Tot een dergelijke wijziging zal in nauw overleg met de betrokken partijen worden besloten.
Onderdeel D van deze nota van wijziging voorziet in twee aanvullingen van artikel 12 van het wetsvoorstel.
Aan artikel 12 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd waardoor het mogelijk wordt gemaakt dat de douane persoonsgegevens aan de Dopingautoriteit verstrekt. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel werd uitgegaan van de Algemene douanewet als grondslag. Voortschrijdend inzicht is dat deze verplichting naar zijn aard beter past in het wetsvoorstel.
Net als in het tweede lid van artikel 12 van het wetsvoorstel, waarin de grondslag voor het verstrekken van gegevens van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is geregeld, gaat het ook hier om gegevens die de Dopingautoriteit nodig heeft voor het verrichten van haar wettelijke taken zoals die zijn omschreven in artikel 5 van het wetsvoorstel. Voorts gaat het om gegevens waar de Dopingautoriteit om vraagt. Welke gegevens relevant zijn en in welke frequentie verstrekking plaatsvindt zal tussen de Dopingautoriteit en de douane worden afgesproken. Het is zonder deze grondslag overigens al mogelijk om geaggregeerde gegevens, bijvoorbeeld over trends in de aangetroffen stoffen, uit te wisselen met de Dopingautoriteit. De grondslag in het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat meer (persoons)gegevens worden verstrekt; te denken valt aan de herkomst of de bestemming van pakketjes met dopingmiddelen. Het verstrekken van gegevens aan de Dopingautoriteit vindt niet plaats voor zover dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene onevenredig schaadt; dat volgt uit het (door vernummering) zesde lid, dat ook van toepassing is verklaart op deze gegevensverstrekking. Ook bepalingen over geheimhouding zoals uit het Douanewetboek van de Unie (DWU-verordening) zijn van toepassing.
Het ligt niet in de verwachting dat de douane voor het uitoefenen van haar wettelijke taken gegevens nodig heeft van de Dopingautoriteit. Mocht dat in de toekomst incidenteel wel nodig zijn, dan is dat na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel mogelijk op grond van artikel 1:33 van de Algemene douanewet.
In het nieuwe vijfde lid van artikel 12 wordt voorzien in een grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens door sportorganisaties. Hiermee wordt een juridisch risico weggenomen dat tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer op 16 januari 2017 is aangedragen door de Autoriteit Persoonsgegevens (Kamerstukken II 2016/17, 34 543, nr. 5, blz. 5). Dit risico bestaat eruit dat het toestemming van de sporter een onvoldoende juridische basis is voor de voor de verwerking van persoonsgegevens door sportorganisaties. De reden hiervoor is dat er mogelijk een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen de sporter enerzijds en de sportbond anderzijds, als gevolg waarvan de toestemming niet geacht kan worden in vrijheid te zijn gegeven. Omdat de gegevensverwerking door sportbonden, die immers een tuchtrechtelijke procedure tegen een sporter kunnen initiëren, een belangrijke schakel is in het nationale antidopingbeleid, is het onwenselijk om het door de Autoriteit Persoonsgegevens geïdentificeerde risico te laten voortbestaan. Daarom wordt aan artikel 12 van het wetsvoorstel een lid toegevoegd, waarin aan sportorganisaties een bevoegdheid wordt toegekend om persoonsgegevens te verwerken in het kader van tuchtrechtelijke procedures tegen de sporters die gebonden is aan «hun» dopingreglement.
Met onderdeel E, tweede lid, wordt een redactionele verbetering doorgevoerd in het eerste lid van artikel 13 van het wetsvoorstel. Het dopingcontroleproces is een proces dat meer omvat dan de controle bij de sporter sec, de woorden «bij de sporter» worden daarom geschrapt.
In onderdeel F, tot slot wordt een wijziging in artikel 12 doorgevoerd die in werking zal treden zodra het wetsvoorstel «wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd» in werking treedt (Kamerstukken II, 2007/18, 34 797, nr. 2). In verband met de fusie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg tot de Inspectie gezondheidszorg en jeugd wordt door middel van dat wetsvoorstel in alle wetten op het terrein van de volksgezondheid de aanduiding «Staatstoezicht op de volksgezondheid» vervangen door de aanduiding van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd respectievelijk de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit. Dit om te verduidelijken welk onderdeel van het Staatstoezicht op de volksgezondheid telkens bedoeld wordt.
Met deze technische wijziging wordt ook in de Wet uitvoering antidopingbeleid buiten twijfel gesteld dat zowel in het eerste als het derde lid van dat artikel zowel de Inspectie gezondheidzorg en jeugd als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit zijn bedoeld. In het eerste lid gaat het om gegevens die de Dopingautoriteit aan beide instanties verstrekt, voor zover dat nodig is voor de uitoefening van hun respectievelijke wettelijke taken. In het derde lid gaat het om gegevens die door de Inspectie gezondheidszorg en jeugd en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit aan de Dopingautoriteit kunnen worden verstrekt, denk hierbij aan gegevens over illegale handel in geneesmiddelen en voedingssupplementen die ook als doping aangemerkt kunnen worden. De voorwaarden en waarborgen waaronder deze uitwisseling kan plaatsvinden veranderen door deze wijziging niet.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins