Vastgesteld 17 februari 2017
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I. |
ALGEMEEN |
1 |
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Internationale context van het Nederlandse antidopingbeleid |
4 |
3. |
Het Nederlandse antidopingbeleid |
5 |
4. |
Oprichting van de Dopingautoriteit als publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan |
5 |
5. |
De Dopingautoriteit |
7 |
6. |
Rechten en plichten van de sporter |
10 |
7. |
Grondrechtelijke aspecten |
11 |
8. |
Consultatie |
12 |
II. |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING |
12 |
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderstrepen het belang van het goed regelen van dopingcontroles. Veel mensen genieten, al dan niet op een actieve manier, van sport en daarom is het van belang de sport zo «schoon» en eerlijk mogelijk te houden.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel uitvoering antidopingbeleid. Deze leden zijn van mening dat dit wetsvoorstel dat weliswaar beoogt een bijdrage te leveren aan een effectiever antidopingbeleid daar maar ten dele aan voldoet. Het wetsvoorstel regelt veel zaken maar is verre van compleet en schiet derhalve tekort als het gaat om het bereiken van een eerlijke en gezonde sport. Met name het feit dat deze wet zich enkel richt op sporters en niet op de achterliggende structuren en bij de dopingwereld betrokken personen zien genoemde leden als een van de belangrijkste tekortkomingen van deze wet. Kan de regering hier nader op ingaan?
De leden van de PvdA-fractie zullen aan de hand van de volgende vragen en opmerkingen nader ingaan op dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Regels tot uitvoering van het antidopingbeleid en tot instelling van de Dopingautoriteit (Wet uitvoering antidopingbeleid). Genoemde leden zijn het met de regering eens dat doping eerlijke competitie in de weg staat en daarom niet thuishoort in de sport. Deze leden staan voor een schone en eerlijke sport. Het gebruik van doping is oneerlijk en schadelijk voor de gezondheid. Juist een ontwikkeld land als Nederland zou voorop moeten lopen in de bestrijding van doping, zowel in de topsport als in de amateursport. De leden van de SP-fractie hebben lang gewacht op de wet die doping moet bestrijden. Zij betwijfelen of in het voorliggende wetsvoorstel een goed evenwicht is gevonden tussen enerzijds effectieve bestrijding van doping en anderzijds de belangen van de sporter. Tevens vinden deze leden dat in het voorliggende wetsvoorstel veel zaken ontbreken om dit evenwicht recht te trekken. Tijdens het op 16 januari 2017 door de Kamercommissie VWS gehouden rondetafelgesprek is veel kritiek geleverd op het wetsvoorstel1. Hoe kijkt de regering daarop terug en welke conclusies trekt de regering uit de geleverde kritiek? Kan de regering ook ingaan op de kritiek die geuit is op het wetsvoorstel waar zo lang aan gewerkt is, maar dat niet positief wordt ontvangen? De leden van de SP-fractie verwachten een uitgebreide reactie van de regering op deze punten.
Wetten moeten problemen oplossen en effectief zijn. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat doping bestreden moet worden bij de wortels en niet bij de takken, zoals dit wetsvoorstel beoogt. De wet is onvolkomen, in de wet ontbreken waarborgen. Zo is de wet vooral gericht op dopinggebruikers, maar niet op het systeem daarachter. Tijdens het rondetafelgesprek is veel kritiek geuit op het niet aanpakken van de achterliggende structuren en het systeem achter dopinggebruik. De sporter wordt gecontroleerd en bij een positieve test aangepakt. Handelaren, tussenpersonen, managers en artsen worden buiten beschouwing gelaten. Welke maatregelen worden genomen met betrekking tot artsen en trainers die sporters aanzetten tot gebruik van doping en anderen die een faciliterende rol spelen? Wat gebeurt er met de criminele structuren die daarachter zitten, zoals handelaren? Kan de regering erop ingaan waarom zij niet de hele keten heeft aangepakt in dit wetsvoorstel? Wat is de reden dat juist niet het systeem wordt aangepakt, maar enkel de dopinggebruikers? Naar verluidt is in Spanje gekozen voor het in de (Doping)wet opnemen van zaken als «sportieve fraude» of het «in gevaar brengen van gezondheid van anderen», waardoor effectiever kan worden opgetreden tegen het systeem achter de dopinggebruiker. Zou iets dergelijks ook voor Nederland een bruikbare oplossing zijn?
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor het probleem van de amateursporters die doping gebruiken. Fitnesscentra, sportscholen e.d. vallen buiten het bereik van dit wetsvoorstel, terwijl juist daar het dopinggebruik omvangrijker en ernstiger is dan in de georganiseerde sport. Welke maatregelen worden hier nu tegen genomen en waarom is dit in het voorliggende wetsvoorstel niet nader uitgewerkt?
Zouden er niet meer eisen gesteld moeten worden aan de ondernemers in deze branche, voor schone sport in hun centra? Bijvoorbeeld door het stellen van kwaliteitseisen en het geven van voorlichting en dit te koppelen aan de (vestigings)vergunning? Kan de regering hier nader op ingaan? Kan de regering tevens ingaan op de handel in het zwarte circuit? Hoe actief wordt hier nu op gecontroleerd? Amateursporters kunnen bijvoorbeeld gemakkelijk via internet alle doping kopen die er maar is. Hoe wordt hiermee omgegaan en hoe wordt hierop gecontroleerd? Zouden juist niet aanvullende maatregelen door middel van dit wetsvoorstel moeten worden gesteld, om dit aan te pakken?
Tevens vragen de leden van de SP-fractie hoe de verbinding met andere integriteitsonderwerpen in de sport kan worden gemaakt. Waarom is er geen link gelegd met matchfixing, seksuele intimidatie en corruptie? Kan de regering dit nader toelichten?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel uitvoering antidopingbeleid. Deze leden constateren dat het vele jaren heeft geduurd voordat dit wetsvoorstel eindelijk ter bespreking voorligt in de Tweede Kamer. Deze leden zijn van mening dat er een grote maatschappelijke noodzaak is om goed antidopingbeleid te voeren en dat dit niet alleen aan de sportsector overgelaten kan worden. Genoemde leden hebben echter bedenkingen bij de uitwerking zoals die in dit wetsvoorstel ligt opgeschreven.
De leden van de CDA-fractie delen het uitgangspunt dat dopingbestrijding een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de sportsector en de overheid. De sportsector is als eerste verantwoordelijk voor het schoon, eerlijk en gezond houden van de sport. Het is echter een feit dat de bestrijding van doping niet alleen aan de sportsector overgelaten kan worden, vanwege het internationale aspect en het feit dat er sprake is van vermenging met criminele activiteiten. Deze leden vragen de regering om een beschouwing waar volgens haar de verantwoordelijkheid van de sportsector precies eindigt en waar de verantwoordelijkheid van de overheid begint.
De regering schrijft dat het wetsvoorstel tot doel heeft het versterken van de aanpak van doping in de sport. De leden van de CDA-fractie vragen daarbij naar de reikwijdte van deze wet. De wet lijkt zich immers alleen te richten op de sporter, en niet op het systeem achter de sporter, zoals handelaren, tussenpersonen, managers en artsen. Genoemde leden vragen daarom op welke wijze dit wetsvoorstel bijdraagt aan het aanpakken van het systeem achter de sporter en de dopinghandel.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens of controle op dopinggebruik in de ongeorganiseerde sport, zoals sportscholen en fitnesscentra, binnen de reikwijdte van dit wetsvoorstel ligt. Zo niet, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering heeft overwogen om bijvoorbeeld sportieve fraude strafbaar te stellen. Kan de regering verder aangeven of zij van mening is dat op basis van het medisch tuchtrecht sportartsen die doping toedienen, voldoende aangepakt kunnen worden? Kan een sportarts via het tuchtrecht bijvoorbeeld aangepakt worden, als hij een handeling doet die volgens de Code van het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) verboden is (zoals het toedienen van een zak bloed), maar die buiten de context van de sport om ook beschouwd kan worden als gezondheid bevorderend?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wet uitvoering antidopingbeleid. Zij delen met de regering het belang van een eerlijke en schone sport voor de aantrekkelijkheid van het beoefenen of bekijken van sportwedstrijden. Deze leden hebben nog wel vraagtekens of voorliggend wetsvoorstel daadwerkelijk zal zorgen voor een wezenlijk schonere en eerlijker sport. Daarom hebben zij nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie vinden het van belang dat niet alleen frauderende sporters, maar ook de netwerken rond deze sporters worden aangepakt: de artsen, leveranciers, managers en coaches die het dopinggebruik hebben mogelijk gemaakt of zelfs hebben gestimuleerd. Zij kunnen vaak doorgaan met hun praktijken terwijl de sporter wordt gestraft. Deze leden vinden het spijtig dat dit geen plek heeft gekregen in voorliggend wetsvoorstel. Kan de regering aangeven waarom dit niet is opgenomen? Hoe wordt nu uitvoering van artikel 2.9 van de Wereld Anti-Doping Code geborgd? Hoe wordt dit in Nederland gehandhaafd, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie constateren dat het bijna zeven jaar heeft geduurd voordat de Dopingwet naar de Tweede Kamer is verstuurd. Wat waren de redenen dat dit zo lang heeft geduurd? Kan de regering aangeven wat de belangrijkste twistpunten waren?
Genoemde leden lezen in dit wetsvoorstel dat de regering concludeert dat voor personen die sport beoefenen op hoog niveau, de sancties en de gevolgen van een eventuele weigering om toestemming te geven voor de gegevensverwerking in het kader van dopingcontroles, zodanig groot zijn, dat de toestemming niet geacht kan worden in vrijheid te zijn gegeven. Deze leden vinden het spijtig dat de regering niet komt met een oplossing voor dit probleem. De leden van de D66-fractie begrijpen dat de waarborging voor de sporter belangrijk is. Echter, deze leden vragen wat deze waarborging waard is wanneer de sporter geschorst kan worden als deze weigert mee te werken aan een dopingcontrole.
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over het doel van het wetsvoorstel. Kan de regering aangeven wat de verandering van de Stichting Anti-Doping Autoriteit Nederland naar de Dopingautoriteit als zelfstandig bestuursorgaan zal veranderen aan de manier waarop er nu dopingcontroles worden uitgevoerd? In hoeverre wordt de situatie verbeterd ten aanzien van de huidige situatie? Zal dit ook resulteren in meer dopingcontroles?
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de Wereld Anti-Doping Code die het Wereld Anti-Doping Agentschap oplegt aan het Internationaal Olympisch Comité en nationale olympische comités, het Internationaal Paralympisch Comité en nationale paralympische comités, internationale federaties, organisatoren van grote sportevenementen en nationale antidopingorganisaties. De regering geeft aan dat deze partijen verplicht zijn om uitvoering te geven aan deze Code, maar dat dit niet bindend is voor staten. Hoe verhoudt dit zich tot het Internationaal verdrag tegen doping in de sport dat in 2006 is aanvaard door Nederland? Kan de regering dit nader toelichten?
Nederland heeft het Internationaal verdrag tegen doping in de sport getekend, wat betekent dat Nederland gehouden is om de beginselen van de WADA-Code in acht te nemen. De leden van de CDA-fractie vragen een uiteenzetting op welke wijze Nederland uitvoering geeft aan het in acht nemen van artikel 2.9, oftewel het verbod op behulpzaam zijn, aanmoedigen et cetera daartoe van het gebruik van doping door een andere persoon dan de sporter.
De leden van de CDA-fractie vragen welke maatregelen Nederland heeft ingevoerd met inbegrip van sancties of straffen tegen begeleiders van sporters die het dopingreglement schenden of een ander strafbaar feit met betrekking tot doping in de sport begaan (artikel 9 van het verdrag)? Kan de regering een overzicht geven van straffen die op basis van deze maatregelen daadwerkelijk zijn opgelegd?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan reflecteren op de WADA-Code, en dan in het bijzonder op de vraag of het hybride stelsel van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regels niet het gevolg zijn van een weeffout in de WADA-Code. Klopt het dat met het conformeren aan de WADA-Code iets publiekrechtelijk gemaakt is dat privaatrechtelijk moet worden gehandhaafd?
De leden van de D66-fractie constateren dat het Nederlands antidopingbeleid sterk samenhangt met de internationale instrumenten. Topsport vind tenslotte grotendeels plaats in een internationale context, en een schone en eerlijke sport is een zaak voor álle landen en bonden. Deze leden vragen op wat voor manier dit wetsvoorstel voorziet in de internationale context van topsport. Hoe zal de samenwerking zijn met dopingautoriteiten in het buitenland? In hoeverre zal er contact plaatsvinden met buitenlandse dopingautoriteiten wanneer er Nederlandse topsporters in het buitenland zijn, of wanneer er sprake is van samenwerking met een buitenlandse arts of coach? Kan de regering hierop ingaan?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de sportorganisaties verantwoordelijk zijn voor de tuchtrechtelijke procedures van de sporters die een overtreding begaan. Er blijft, volgens deze leden, wel de vraag over, wat er moet gebeuren met sporters die doping gebruiken en vallen onder sportorganisaties met een zeer zwak bestuur en zwakke organisatiestructuur. Kan de regering toelichten wat hiervoor de richtlijnen worden?
De regering geeft aan dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister) nauwe contacten met de georganiseerde sport houdt om antidopingbeleid binnen de sport hoog op de agenda te plaatsen en te houden. Hoe verhoudt dit zich met de feiten dat Nederland ver achter ligt in de bestrijding van doping ten opzichte van andere Europese landen, zo vragen de leden van de SP-fractie.2
De leden van de CDA-fractie missen in de beschrijving van het Nederlandse antidopingbeleid de rol die politie, justitie en douane (kunnen) spelen in de bestrijding van (de handel in) doping. Deze leden vragen de regering of zij hier alsnog op kan ingaan.
Genoemde leden vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat er bij de sportbonden meer aandacht is voor intelligence officers.
De leden van de VVD-fractie vragen of het wenselijk is dat de kandidaat-leden van de Dopingautoriteit worden voorgedragen door sportorganisaties. Om te zorgen dat de Dopingautoriteit gepositioneerd wordt op het raakvlak tussen de overheid en de sportwereld begrijpen genoemde leden deze keuze. Echter, deze leden zijn van mening dat de onafhankelijkheid van de bestuursleden van de Dopingautoriteit niet genoeg gewaarborgd is, aangezien de bestuursleden worden voorgedragen door de sportorganisaties. De leden van de VVD-fractie zouden graag een garantie ontvangen dat de onafhankelijkheid van de Dopingautoriteit gewaarborgd blijft. Kan de regering andere mogelijkheden om de bestuursleden te benoemen onderzoeken en toelichten waarom deze mogelijkheden meer of minder geschikt zouden zijn?
Genoemde leden vragen of het in het leven geroepen zelfstandig bestuursorgaan (zbo) zich alleen met de bestrijding van doping bezig gaat houden. Kan de regering garanderen dat het zbo zich niet met andere integriteitsvraagstukken zal bezighouden?
De leden van de VVD-fractie zijn verder benieuwd naar de mogelijkheden om dopingzondaars al dan niet tijdelijk te weren uit sportspecifieke functies zoals trainer, coach, bestuurder, manager, et cetera. Deze wet lijkt daar onvoldoende houvast voor te bieden; kan de regering aangeven of er via andere wetten mogelijkheden zijn om dopingzondaars te weren uit de sport? Niet alleen als deelnemer aan wedstrijden, maar ook in kaderfuncties?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er naast de Dopingautoriteit in Nederland ook andere organisaties actief zijn bij het houden van dopingcontroles. Op deze – vaak commerciële – organisaties wordt echter geen toezicht gehouden. Zij lijken ongeregeld gevoelige persoonsgegevens te kunnen verwerken zonder dat zij onder de werking van het voorliggende wetsvoorstel komen te vallen. Waarom vallen deze organisaties niet ook onder de werking van deze wet? Hoe worden zij wel gecontroleerd? Deelt de regering de mening dat het feit dat er naast de Nederlandse Dopingautoriteit ook andere antidopingorganisaties actief zijn de invloed en de effectiviteit van de Nederlandse Dopingautoriteit vermindert? Zo ja, waarom en wat kan de regering doen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het wetsvoorstel zal leiden tot een hybride systeem waarbij bij publiekrecht de Dopingautoriteit (zbo) wordt ingesteld maar waarbij de privaatrechtelijke dopingreglementen van de sportbonden en -organisaties de doorslag blijven geven bij de uitvoering van de taak van de Dopingautoriteit. Waarom is er niet gekozen voor een geheel publiekrechtelijke uitvoering van het antidopingbeleid met daarbij in de wet verankerde criteria ten aanzien van doping en bevoegdheden voor de Dopingautoriteit?
Tijdens het bovengenoemde rondetafelgesprek zijn veel zorgen geuit over het budget en de capaciteit van de Dopingautoriteit. De leden van de SP-fractie vragen de regering wat de verwachtingen hiervan zijn. Hoe wordt ervoor gezorgd dat het budget stabiel blijft? Kan de regering hier nader op ingaan?
De leden van de SP-fractie hebben moeite met de benoeming van bestuursleden in de Dopingautoriteit. Met welke redenen heeft de regering gekozen om een aanwijzingsbevoegdheid te verlenen aan de Minister en aan het NOC*NSF? Voorts vragen deze leden of de werknemers die nu voor de Dopingautoriteit werken en waarvan hun huidige arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, wel dezelfde rechten krijgen, wanneer zij een ambtelijke rechtspositie krijgen. Verder willen genoemde leden een garantie van de regering ontvangen dat er bij de overgang van de Dopingautoriteit naar een zbo geen gedwongen ontslagen zullen vallen.
De leden van de SP-fractie zijn het ermee eens dat de Minister niet betrokken wordt bij besluiten die door de Dopingautoriteit worden genomen als het gaat om het dopingcontroleproces. Welke mogelijkheden zijn er om ervoor te zorgen dat een toekomstig bestuurder ontslagen kan worden als blijkt dat deze disfunctioneert? Hoe is dit nu geregeld in het voorliggende wetsvoorstel?
De regering stelt dat de Dopingautoriteit aangewezen is als enige nationale antidopingorganisatie. De leden van de CDA-fractie wijzen er echter op dat de controle op veterinaire doping blijft berusten bij de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS). Daarnaast zijn andere organisaties actief, bijvoorbeeld in opdracht van een buitenlandse antidopingorganisatie of internationale sportfederatie. Deze leden vragen de regering uiteen te zetten hoe dit wetsvoorstel en de Dopingautoriteit zich verhouden tot die andere antidopingorganisaties. Bestaat er een risico dat er straks een bepaald aantal organisaties ontstaan die zich feitelijk kunnen onttrekken aan het wettelijk kader en waar geen enkele vorm van controle over die organisaties bestaat?
De leden van de CDA-fractie vragen of de oprichting van de Dopingautoriteit als publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan een verandering in de financiering met zich meebrengt. Blijft de sportsector (mede) verantwoordelijk voor de financiering van de Dopingautoriteit? Hoe zit het met de subsidierelatie vanuit de kansspelen? Wat is momenteel het totale budget waar de Dopingautoriteit mee werkt, uitgesplitst naar overheidsbijdrage en bijdragen van derden? Is dit budget voldoende voor de uitoefening van haar taken als dit wetsvoorstel aangenomen zou worden? Als er niets veranderd in de financiering, hoe zit het dan met de onafhankelijkheid van de Dopingautoriteit?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom er is gekozen om de aanstelling van leden van de Dopingautoriteit te laten plaatsvinden vanuit de overheid en vanuit het NOC*NSF. Zou – in het kader van het objectief en onafhankelijk houden van de Dopingautoriteit – het niet beter zijn om ook sportbonden geen invloed te laten hebben in de samenstelling van de Dopingautoriteit?
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel fte er momenteel werkzaam is bij de Dopingautoriteit, en of dit na het omvormen naar een zbo uitgebreid gaat worden.
Genoemde leden vragen de regering welke beleidsregels met betrekking tot de taakuitoefening van de Dopingautoriteit de Minister voornemens is op te stellen.
De leden van de CDA-fractie vragen of het denkbaar is dat de Dopingautoriteit in de toekomst een breder takenpakket met betrekking tot integriteitszaken krijgt.
De leden van de D66-fractie lezen dat als alternatief is gekeken naar in hoeverre de gegevensverwerking kan worden gebaseerd op een overeenkomst. De regering concludeert dat gegevensverwerking op basis van een overeenkomst niet verstrekkend genoeg is omdat het niet kan afdwingen dat gegevens verzameld kunnen worden van de omgeving van de sporter. Ook de verwerking van persoonsgegevens zou hiermee geen solide basis krijgen, en niet aansluiten op de internationale context. Kan de regering aangeven of dit in voorliggend wetsvoorstel wel volledig is geborgd?
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de bevoegdheden van de Dopingautoriteit. Deze zijn tweeledig: de behandeling van aanvragen om medische dispensatie en het aanwijzen van topsporters voor de registered testing pool. Genoemde leden vragen over welke bevoegdheden de Dopingautoriteit beschikt om de «tweede ring» aan te pakken. Hoe het voorliggende voorstel nu is geregeld zijn er, volgens deze leden, te weinig mogelijkheden om het systeem achter de dopinggebruiker aan te pakken. Kan de regering een toelichting geven hoe, in dit voorstel, de handelaren, tussenpersonen, managers en artsen kunnen worden aangepakt? Volgens de leden van de VVD-fractie is er een lacune in het voorliggende wetsvoorstel, aangezien het systeem achter doping onvoldoende aan bod komt. Deze wet lijkt alleen gericht op de gebruiker van de doping en niet op de handel in verboden geneesmiddelen en de handelaars zelf.
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de overtredingen die gemaakt kunnen worden en die in de Code opgenomen zijn. Hieronder wordt verstaan: «aanwezigheid in een lichaamsmonster, bezit of gebruik van verboden stoffen of verboden methoden, gebrekkige medewerking of informatieverstrekking, het manipuleren van het dopingcontroleproces of een poging daartoe, het handelen in verboden stoffen of verboden methoden of een poging daartoe, het toedienen aan een sporter van verboden stoffen of verboden methoden of een poging daartoe, medeplichtigheid en verboden samenwerking». Deze leden vragen hoe het voorliggende wetsvoorstel omgaat met mechanische doping of anderzijds verboden methoden die niet via het lichaam worden opgenomen en toegediend. Hoe wordt hierop toezicht gehouden? Kan de regering dit nader toelichten?
De leden van de SP-fractie vinden het opmerkelijk dat van de 20.000 sporters er jaarlijks maar ongeveer 1.200 sporters aan dopingcontroles worden onderworpen. Hoe kan het dat zo weinig sporters worden bereikt en hoe gaat het voorliggende wetsvoorstel daarin verandering brengen?
De regering geeft aan dat er veel aan voorlichting wordt gedaan om dopinggebruik onder topsporters bespreekbaar te maken en hier aandacht aan te schenken. Kan de regering reageren op het signaal dat jeugdige talenten lang niet altijd tijdig de juiste voorlichting hebben ontvangen die van belang is voor een toekomst in een schone sport? De leden van de SP-fractie missen daarnaast ook hoe voorlichting wordt gegeven aan amateursporters. Hoe wordt hiermee omgegaan en kan de regering toelichten of zij bereid is meer voorlichtingstrajecten te zullen starten over het gebruik en het gevaar van doping onder amateursporters?
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over het whereabouts-regime. Circa 300 topsporters zitten in de pool die te allen tijde hun gegevens over hun verblijfplaats moeten doorgeven aan de Dopingautoriteit en vervolgens worden onderworpen aan dopingcontroles. Erkent de regering hoe ingrijpend het voor goedwillende sporters is om steeds te moeten melden waar men verblijft en steeds gecontroleerd te kunnen worden, terwijl er geen gelijkwaardige relatie bestaat tussen de sporter en de sportbond (waar de sporter afhankelijk van is) zodat het ook de vraag blijft in hoeverre toestemming voor gegevensuitwisseling vrijwillig gegeven is? En dat het daarom des te belangrijker is dat er een effectievere aanpak van doping komt, waarbij niet alleen de sporters gecontroleerd worden maar juist ook de hele keten die daaraan voorafgaat?
De leden van de SP-fractie hebben moeite met de verwerking van de persoonsgegevens. Feitelijk hoeven sporters hiervoor geen toestemming te geven. Kan de regering ingaan op het privacyvraagstuk van de sporters en de kritiek hierop die geuit is tijdens het eerdergenoemde rondetafelgesprek? Kan de regering tevens nog eens ingaan op de bewaartermijnen, wie mag er nu bij de gegevens en hoe zit het precies met de intensiteit van de controles?
Samenwerking met anderen is cruciaal in aanpak en bestrijding van doping. De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre de huidige informatie-uitwisseling tussen de Dopingautoriteit, de douane, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Openbaar Ministerie slaagt of faalt. Wat gaat er volgens de regering goed en wat gaat nog niet goed genoeg? Deze leden vragen wat er gedaan wordt om dit te verbeteren? Zij wijzen op de indruk die toezichthouders tijdens het rondetafelgesprek lieten zien dat deze wet niets gaat veranderen aan een betere en een meer effectieve samenwerking. Kan de regering dit toelichten? Voorts vragen de leden van de SP-fractie de regering waar volgens hen het probleem zit. Ontvangt het Openbaar Ministerie te weinig signalen of zou zij meer moeten doen met de signalen over doping die zij binnenkrijgt? Kan de regering daarop ingaan en kan zij tevens aangeven hoe dit verbeterd kan worden? Zou het een verbetering opleveren als in het voorliggende wetsvoorstel niet alleen de Inspectie voor de Gezondheidszorg, maar ook het Openbaar Ministerie en de douane worden opgenomen om informatie mee uit te wisselen? Zo, nee, waarom niet?
De abstracte mogelijkheid om informatie uit te wisselen tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg, het Openbaar Ministerie, de douane en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) moet nader worden ingevuld. Dit zal gebeuren door convenanten en algemene maatregelen van bestuur. Kan de regering toelichten wat hiermee de plannen zijn?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om er uitgebreider op in te gaan hoe de samenwerking met andere landen verbeterd wordt met het voorliggende wetsvoorstel. Wat verandert er precies in de samenwerking die nu al plaatsvindt? Hoe is deze samenwerking nu geregeld en wat zou er volgens de regering beter kunnen? Genoemde leden vragen om een toelichting op dit punt.
De leden van de CDA-fractie vragen waar het getal op is gebaseerd van ongeveer 20.000 sporters die potentieel aan een dopingcontroleproces kunnen worden onderworpen. Deze leden vragen of er een doelstelling zal zijn hoeveel sporters daadwerkelijk aan dopingcontroles worden onderworpen. Is het percentage sporters dat wordt gecontroleerd (nu in de praktijk ongeveer 1.200 van de 20.000) vergelijkbaar met het percentage controles in andere landen?
De Dopingautoriteit krijgt de bevoegdheid om medische dispensatie te verlenen aan individuele sporters. Genoemde leden vragen op welke manier de Dopingautoriteit deze bevoegdheid inzet. Is er voldoende (medische) expertise aanwezig bij de Dopingautoriteit, of wordt in deze individuele gevallen extern advies ingewonnen? Hoe wordt geborgd dat het ingewonnen advies onafhankelijk is?
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre dit wetsvoorstel daadwerkelijk de gegevensuitwisseling tussen de Dopingautoriteit en andere (justitiële) instanties zal verbeteren. Daarbij wijzen deze leden erop dat de huidige Wet bescherming persoonsgegevens, de Wet politiegegevens bij samenwerking met de politie en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens bij samenwerking met het Openbaar Ministerie niet worden gewijzigd. Klopt het dat de basis voor een gegevensuitwisseling met de handhaving daardoor met dit wetsvoorstel niet veranderd wordt?
De leden van de CDA-fractie vragen of strafvorderlijke gegevens uitgewisseld mogen worden tussen Dopingautoriteit, douane, justitie en politie.
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat de Dopingautoriteit gegevens die zij van de douane heeft gekregen, alleen voor haar publiekrechtelijke taak gebruikt, en dus niet aan (private) sportbonden kan verstrekken. Op welke wijze kan de Dopingautoriteit dan deze informatie voor een betere dopingbestrijding inzetten?
Deze leden vragen waarom de samenwerking met de douane wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom nog wordt bezien in hoeverre samenwerking tussen de Dopingautoriteit en het Openbaar Ministerie wenselijk is. De regering schrijft immers zelf dat gegevens over bepaalde overtredingen zowel voor het Openbaar Ministerie als de Dopingautoriteit belangrijk zijn. Waarom wordt de samenwerking tussen deze instanties nu niet geregeld? Wordt bijvoorbeeld een samenwerkingsprotocol tussen OM en Dopingautoriteit overwogen? Waarom is er geen wettelijke grondslag voor de informatie-uitwisseling en de samenwerking in het wetsvoorstel opgenomen?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Dopingautoriteit ook de bevoegdheid krijgt om samen te werken en gegevens uit te wisselen met andere (commerciële) organisaties die actief zijn bij het uitvoeren van dopingcontroles, bijvoorbeeld in opdracht van een internationale sportfederatie.
Genoemde leden vragen welke rol de Dopingautoriteit heeft in het bestrijden van doping in de ongeorganiseerde sport.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom in dit wetsvoorstel geen gedetailleerde publiekrechtelijke voorschriften met onder andere regels ten aanzien van erkende controleartsen zijn opgenomen, zoals dat in Vlaanderen wel het geval is.
De leden van de CDA-fractie vragen of ook is overwogen om de Dopingautoriteit de bevoegdheid te geven om sportbonden aan te pakken die in de fout gaan door het onvoldoende bestrijden van dopinggebruik of zelfs het bevorderen en/of toedekken van dopinggebruik. Zo nee, waarom niet?
Deze leden vragen of de Dopingautoriteit ook de bevoegdheid heeft om klachten in het kader van medisch tuchtrecht in te dienen tegen (sport)artsen. Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot of het in de toekomst mogelijk blijft om (juridische) persoonsgegevens uit te wisselen tussen de sportbonden en Dopingautoriteit? Bij overtredingen is het van belang dat de sporter binnen het tuchtrechtelijk systeem wordt bestraft. Kan de regering toelichten of de uitvoering van het tuchtrecht door sportorganisaties ook in de toekomst gewaarborgd blijft?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Dopingautoriteit als taak heeft doping te bestrijden, maar dat daar niet onder valt om onderzoek te doen naar dopingnetwerken en dopingculturen. Is dat ergens anders belegd? Zo ja, waar? Hoe verhoudt dit zich met elkaar?
Genoemde leden lezen dat er in onze buurlanden zeer verschillend wordt omgegaan met de publiekrechtelijke positie van het antidopingbeleid. Kan de regering toelichten waarom niet is gekozen voor een directe implementatie van de WADA-regels in regelgeving, zoals in Vlaanderen? Wordt in internationaal verband gesproken – en worden afspraken gemaakt – over de borging van de Anti-Doping Code, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie hechten zeer aan de rechten van de sporters. In de wet is opgenomen dat er een recht is op verzet. Echter welk recht heeft een sporter als hij of zij op het moment van controle niet wil meewerken en daardoor uitgesloten wordt van één of meerdere wedstrijden? Kan de regering dit verduidelijken? Een deel van de (top)sporters moet soms een verregaande inbreuk op hun privacy tolereren. Tot welke grens is dit acceptabel volgens de regering? Sporters die schuldig zijn aan het gebruik van doping kunnen zowel in het bestuursrecht als in het privaatrecht daarmee geconfronteerd worden. Hoe waarborgt de regering volledige rechtszekerheid voor sporters? Kan de regering een analyse hierover geven?
De alternatieve oplossingsrichting die door de Raad van State wordt geopperd waarbij niet wordt uitgegaan van toestemming van de sporter maar van een overeenkomst tussen de sporter en de sportbond, wordt door de regering afgewezen omdat die optie niet toereikend zou zijn voor de verwerking van gegevens van personen in de omgeving van de sporter. De leden van de CDA-fractie vragen hierop een nadere toelichting.
Deze leden vragen of de regering een overzicht kan geven van de waarborgen van privacy van sporters die binnen het tuchtrecht van sportbonden zijn vastgelegd.
Het uitwisselen van informatie is essentieel om beschikbare kennis te verspreiden en de desbetreffende dopinggebruiker aan te kunnen pakken. In het geval dat de Dopingautoriteit dopinggebruik vermoedt, wordt de zaak overgeheveld naar de verantwoordelijke sportorganisatie. De leden van de VVD-fractie willen de regering vragen of er in de nieuwe Wet uitvoering antidopingbeleid voldoende (juridische) grondslag is voor het uitwisselen van informatie en persoonsgegevens om de desbetreffende sporter te kunnen sanctioneren.
Genoemde leden willen het belang van internationale samenwerking tussen onder andere sportorganisaties, opsporingsorganisaties en antidopingorganisaties benadrukken. Is er voldoende grondslag in de Wet uitvoering antidopingbeleid om deze organisaties efficiënt te laten samenwerken?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de sporter werkelijk in vrijheid kan beslissen of hij al dan niet persoonsgegevens zoals gezondheidsgegevens wil delen. Het feit dat deze wet het mogelijk moet maken dat de Dopingautoriteit dergelijke gegevens mag verzamelen wil nog niet zeggen dat de sporter daarin een vrije keuze heeft. Zo zijn deze leden van mening dat het moeilijk voorstelbaar is dat een topsporter zijn bond kan weigeren om gegevens te verstrekken. Dat zal immers al snel tot uitsluiting van zijn sport leiden. Kan de regering hier nader op ingaan? Het wetsvoorstel voorziet niet in een wettelijke grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens door sportbonden. Deelt de regering de mening van de leden van de PvdA-fractie dat daarom het voorliggend wetsvoorstel maar zeer ten dele voorziet in een betere bescherming van de privacy van de sporter? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie hebben zorgen over de verstrekking van persoonsgegevens aan sportorganisaties en aan buitenlandse antidopingorganisaties. Is hier niet een wettelijke grondslag voor nodig, zo vragen deze leden. De regering geeft aan dat er geen onaanvaardbare mate van machtsongelijkheid bestaat en dat de sporter geacht moet worden in vrijheid toestemming te kunnen geven voor de verwerking van persoonsgegevens. Hoe verhoudt dit zich met het recht op verzet? Welke precieze gegevens ontvangen sportorganisaties en buitenlandse antidopingorganisaties precies? Op welke momenten wordt hiernaar gevraagd en hoe zijn de rechten van sporters hierin gewaarborgd? De leden van de SP-fractie merken op dat de Wet uitvoering antidopingbeleid niet voorziet in een wettelijke grondslag voor het delen en verwerken van persoonsgegevens met het Instituut voor Sportrechtspraak en/of sportbonden. Hoe kijkt de regering hiernaar?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader te onderbouwen waarom volgens haar toestemming wel degelijk een grondslag vormt voor de verwerking van persoonsgegevens door het tuchtcollege van de sportbond en door andere (internationale) niet-publieke organisaties op sportief gebied. Deze leden vragen waarom de regering van mening is dat de verhouding tussen sporter en sportbond horizontaal is, en de verhouding tot de Dopingautoriteit verticaal is. Is het niet zo dat een sporter ook afhankelijk is van de sportbond voor de (professionele) uitoefening van de sport? Kan het niet afgeven van toestemming aan de sportbond in vrijheid gebeuren, als dat betekent dat de sporter in dat geval niet mee kan doen aan sportwedstrijden?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering van mening is dat de relatie van sporter tot sportbond een verticale machtsverhouding is, terwijl de machtsverhouding van sporter tot Dopingautoriteit een horizontale lijn is. Hoe komt de regering tot deze conclusie? Aangezien de Dopingautoriteit handelt op basis van een overeenkomst die de sporter heeft met de sportbond concluderen deze leden dat de machtsverhouding van sporter tot Dopingautoriteit niet gelijk is. Weigering van een dopingcontrole heeft gevolgen voor de sporter. Hoe waarborgt de regering de machtsverhouding tussen sporter, sportbond en Dopingautoriteit?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe het toezichtarrangement voor de Dopingautoriteit eruit zal komen te zien. Deze leden vragen of hierin ook het toezicht op andere (commerciële) antidopingorganisaties zal worden meegenomen.
Artikel 9 Financiering
De leden van de D66-fractie vragen of er voldoende financiering beschikbaar is om alle taken voldoende te kunnen uitvoeren, zoals de dopingcontroles. Kan de regering hier iets dieper op ingaan, hoe wordt voldoende financiering geborgd?
Artikel 10 Tarifering
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over het feit dat naast de Dopingautoriteit ook commerciële aanbieders dopingcontroles mogen uitvoeren. Waarom vindt de regering het wenselijk dat er concurrentie is op controlegebied? Deelt de regering de mening dat het van groot belang is dat ook toezicht wordt geregeld op de commerciële aanbieders? Zou dat de Dopingautoriteit kunnen zijn? Zo niet, waarom niet en wie dan wel? Wie houdt nu precies toezicht op deze commerciële aanbieders? Welke rol heeft dit onderwerp gespeeld in de totstandkoming van deze wet, is daar überhaupt over nagedacht? Zo ja, waarom is daar uiteindelijk niets voor geregeld, tegen welke problemen liep men hierbij aan? Zo niet, waarom niet?
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Clemens