Ontvangen 19 december 2018
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 8, eerste lid, wordt aan het slot ingevoegd «, met dien verstande dat uitgesloten zijn ondernemingen in het kader waarvan voornamelijk dierlijke eiwitten worden verwerkt».
Dit amendement regelt dat Onze Minister geen overleg voert over de uitvoering van deze wet en het behalen van de doelstellingen met de partijen waarvan het verdienmodel waarvan het verdienmodel voornamelijk gebaseerd is op dierlijke eiwitten. Dit amendement sluit echter niet uit dat ze later als een partij, zonder de preferente status van «relevante partij», aansluiten bij overeenkomsten of dat ze in een later stadium in deze hoedanigheid mogen aanschuiven bij een overleg.
Met de transitie van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten is grote klimaatwinst te behalen. De veehouderij stoot wereldwijd meer broeikasgassen uit dan al het verkeer en vervoer samen en levert daarmee een grote bijdrage aan de klimaatverandering. Op grote schaal wordt tropisch regenwoud gekapt voor de aanleg van sojaplantages ten behoeve van goedkoop veevoer voor de Nederlandse vee-industrie. Dierlijke producten blijven, ook al worden ze nog zo duurzaam geproduceerd, een zeer inefficiënte manier van eiwitproductie. Voor elke kilo biefstuk is circa zeven kilo graan nodig (veevoer) en 15.000 liter zoetwater (ter vergelijking: een kilo soja kost hooguit 2.100 liter zoetwater). Dit is op een planeet met een beperkte hoeveelheid grondstoffen en een groeiende wereldbevolking onhoudbaar.
Nederland is momenteel nog het meest veedichte land ter wereld. Deze bedrijven zijn gebaat bij het in stand houden van de huidige status quo. Het is in het algemeen belang en in het belang van het klimaat dat de inspraak van deze partijen zoveel wordt worden gemaakt.
Van Raan Ouwehand Wassenberg Teunissen Akerboom