Ontvangen 6 december 2018
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 8, eerste lid, wordt aan het slot ingevoegd «, met dien verstande dat uitgesloten zijn ondernemingen in het kader waarvan voornamelijk dierlijke eiwitten worden verwerkt».
Dit amendement regelt dat bedrijven waarvan het verdienmodel voornamelijk gebaseerd is op dierlijke eiwitten niet gerekend worden onder de «relevante partijen» waarmee Onze Ministers overleg voeren over de uitvoering van deze wet en het behalen van de doelstellingen. Met de transitie van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten is grote klimaatwinst te behalen. De veehouderij stoot wereldwijd meer broeikasgassen uit dan al het verkeer en vervoer samen en levert daarmee een grote bijdrage aan de klimaatverandering. Op grote schaal wordt tropisch regenwoud gekapt voor de aanleg van sojaplantages ten behoeve van goedkoop veevoer voor de Nederlandse vee-industrie. Dierlijke producten blijven, ook al worden ze nog zo duurzaam geproduceerd, een zeer inefficiënte manier van eiwitproductie. Voor elke kilo biefstuk is circa zeven kilo graan nodig (veevoer) en 15.000 liter zoetwater (ter vergelijking: een kilo soja kost hooguit 2.100 liter zoetwater). Dit is op een planeet met een beperkte hoeveelheid grondstoffen en een groeiende wereldbevolking onhoudbaar.
Nederland is momenteel nog het meest veedichte land ter wereld. Deze bedrijven zijn gebaat bij het in stand houden van de huidige status quo. In het belang van het klimaat dient de overstap van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten echter zo snel mogelijk te worden gemaakt.
Van Raan Ouwehand Wassenberg Teunissen Akerboom