Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2018
Uw Kamer behandelt op korte termijn het wetsvoorstel van de leden Klaver (GroenLinks), Asscher (PvdA), Beckerman (SP), Jetten (D66), Dik-Faber (CU), Yesilgöz-Zegerius (VVD) en Agnes Mulder (CDA) voor een Klimaatwet (Kamerstuk 34 534). Het kabinet heeft vol belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Middels deze brief informeer ik u over het kabinetsstandpunt hierover, zodat dit bij de behandeling van het wetsvoorstel kan worden betrokken.
In het regeerakkoord is opgenomen dat de hoofdlijnen van het klimaatbeleid in een klimaatwet worden vastgelegd (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). Voor 2030 streeft Nederland naar een emissiereductie van 49% ten opzichte van 1990. Daarnaast zet de regering in op het verhogen van de Europese ambitie naar 55%. Hiermee voert de regering een ambitieus klimaatbeleid dat in lijn is met het akkoord van Parijs. Door het stellen van scherpe nationale doelen wordt de verduurzaming in Nederland versneld. Dit versterkt de positie van Nederlandse innovatie en bedrijvigheid.
De Minister-President heeft in het debat over de regeringsverklaring van 2 november 2017 aangegeven te willen bezien hoe de initiatief-Klimaatwet van destijds tot een brede samenwerking tussen fracties van de coalitie en de oppositie kon leiden. De nu in uw Kamer voorliggende initiatief-Klimaatwet is het resultaat van deze samenwerking.
Hoofdpunten initiatief-Klimaatwet en appreciatie kabinet
Hieronder wordt de belangrijkste onderdelen van de initiatief-Klimaatwet beschreven en wordt op deze punten een appreciatie gegeven.
Doelen
De wet bevat een hoofddoel van 95% emissiereductie in 2050. Daarnaast bevat het voorstel streefdoelen voor (i) 49% emissiereductie in 2030 en (ii) 100% CO2-neutrale elektriciteit in 2050.
Appreciatie
Het kabinet heeft geconstateerd dat deze doelen in lijn zijn met het regeerakkoord en de verplichtingen van Nederland onder het akkoord van Parijs. Bovendien geeft het op deze manier vastleggen van de langetermijnklimaatdoelen (investerings)zekerheid voor huishoudens en bedrijven.
Planvorming
Het initiatiefwetsvoorstel bevat middels het Klimaatplan een 5-jaarlijkse plancyclus. In dit Klimaatplan wordt het klimaatbeleid van het kabinet in samenhang gepresenteerd en zal het kabinet moeten aangeven met welke maatregelen de gestelde doelen worden gehaald. De toelichting bij het wetsvoorstel geeft aan dat voor de inhoudelijke invulling van het Klimaatplan aansluiting kan worden gezocht bij (i) het Integrale Nationale Energie- en Klimaatplan (INEK), een EU-verplichting, en (ii) de afspraken die worden gemaakt in het kader van het Klimaatakkoord.
Appreciatie
Het kabinet heeft met instemming geconstateerd dat het 5-jaarlijkse Klimaatplan aansluit bij de plancycli van de EU (met name het INEK) en het Klimaatakkoord van Parijs. Daarnaast is het kabinet positief over het feit dat het wetsvoorstel de onderwerpen die in het Klimaatplan moeten worden opgenomen wettelijk vastlegt, maar geen inhoudelijke kaders. Hiermee laat de wet ruimte aan het kabinet om te bepalen (i) welke maatregelen er in het Klimaatplan kunnen worden opgenomen, en (ii) welke criteria en wegingsfactoren bij de keuze van maatregelen een rol spelen. Het enige inhoudelijke criterium in het wetsvoorstel is het behalen van de doelen, genoemd in artikel 2.
Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel kan voor het Klimaatplan aansluiting gezocht bij het INEK en het Klimaatakkoord. Hiermee wordt bereikt dat er een eenduidig en samenhangend klimaatbeleid kan worden opgesteld. Gezien de doorwerking van het Klimaatakkoord, dat in overleg met veel partijen tot stand komt, verwacht het kabinet dat het Klimaatplan op breed draagvlak in de samenleving kan rekenen.
Monitoring
Jaarlijks stelt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een Klimaat- en energieverkenning op (KEV). Deze verkenning geeft cijfermatig inzicht in de voortgang van het klimaatbeleid. De KEV bevat een overzicht van het nationale klimaat- en energiebeleid, en sluit aan bij mondiale en Europese rapportageverplichtingen. De KEV geeft ook, op basis van het vastgestelde en voorgenomen beleid, projecties richting de toekomst, waarbij in beeld wordt gebracht wat de stand van zaken is met betrekking tot het realiseren van het streefdoel voor 2030, en kan – waar relevant – aangeven waar reducties achterblijven. Het kabinet geeft jaarlijks, middels de zogenoemde Klimaatnota, een reactie op de constateringen van de KEV.
Appreciatie
Het kabinet kan instemmen met deze vorm van monitoring, waarbij het van belang is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande Europese en mondiale rapportageverplichtingen. In lijn met de toelichting op het wetsvoorstel benadrukt het kabinet dat de jaarlijkse KEV niet moet leiden tot het jaarlijks bijstellen van indicatieve opgaves die sectoren in het kader van het Klimaatakkoord hebben gekregen en/of het substantieel bijstellen van maatregelen.
Dit is voor de stabiliteit van het klimaatbeleid en de investeringszekerheid voor huishoudens en bedrijven van groot belang.
Advies
Het initiatiefvoorstel regelt dat de Raad van State op vaste momenten adviseert over het klimaatbeleid. Deze rol van de Raad van State is vergelijkbaar met de rol die de Raad heeft als begrotingsautoriteit. Bij het toezicht op de begroting baseert de Raad zich op cijfers van het Centraal Planbureau (CPB). Voor het klimaatbeleid kan de Raad zich hoofdzakelijk baseren op de cijfers van het PBL.
De Raad van State wordt om advies gevraagd op de volgende onderwerpen:
• 5-jaarlijks op het ontwerp-klimaatplan. Het Klimaatplan wordt eens per vijf jaar opgesteld en kan eens per twee jaar worden bijgesteld. Het plan bevat het langetermijnbeleid voor het behalen van de doelen uit de wet (49% reductie in 2030 en 95% reductie in 2050).
• Jaarlijks op de concept-kabinetsreactie op de Klimaat- en energieverkenning (KEV).
Appreciatie
Het kabinet kan met instemming reageren op de rol die de Raad van State verkrijgt. De Raad heeft aangegeven in te kunnen stemmen met deze rol en deze rol uit te kunnen voeren. Met het toebedelen van deze rol aan de Raad van State is bovendien gekozen voor het versterken van een bestaand adviesorgaan van de regering. Het kabinet waardeert dat de initiatiefnemers hiervoor gekozen hebben, in plaats van het instellen van een «nieuw instituut», hetgeen oorspronkelijk de bedoeling was.
Concluderend
Het kabinet heeft geconstateerd dat het voorliggende wetsvoorstel een ondersteuning is van het klimaatbeleid van het kabinet. Het biedt stabiliteit en voorspelbaarheid in het klimaatbeleid voor de komende decennia. Tegelijkertijd laat het voorstel voldoende ruimte aan het kabinet om tot een gedragen klimaatbeleid te komen en dit beleid waar nodig bij te kunnen sturen als er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes