Ontvangen 12 oktober 2016
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel N, artikel 38a, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het ontwerp van de krachtens het eerste lid vast te stellen ministeriële regeling wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de ministeriële regeling bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Over de fosfaatbank wordt bijna niets in het wetsvoorstel geregeld. Het enige aanknopingspunt lijkt de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffingen te zijn volgens bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden met oog op enkele in de wet genoemde oogmerken. De indiener acht dat, gegeven de grote toekomstige rol van de fosfaatbank in het fosfaatrechtenstelsel, onvoldoende. Daarom wordt ervoor gekozen op de ministeriële regeling die de voorwaarden volgens welke de fosfaatbank rechten «uitdeelt» een zware voorhang procedure te plaatsen. De daarmee voorwaardelijk geworden delegatie houdt in dat een 30-tal Tweede Kamerleden of een 15-tal Eerste Kamerleden de Minister kan verzoeken de materie alsnog per wet te regelen, zodat het parlement zo nodig volledig over de inrichting ervan kan meepraten.
Koşer Kaya