Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State)
De aanpak van belastingontwijking en agressieve fiscale planning staat internationaal hoog op de agenda. In 2013 is het G20/OESO-project Addressing Base Erosion & Profit Shifting (BEPS-project) van start gegaan. Op 5 oktober 2015 heeft de OESO de definitieve actierapporten van dit project gepresenteerd. Een van de actiepunten van het BEPS-project betreft het tegengaan van schadelijke belastingpraktijken door middel van de uitwisseling van informatie over rulings tussen belastingautoriteiten. Ook de Europese Raad heeft aangedrongen op het opvoeren van de inspanningen voor de bestrijding van belastingontwijking en agressieve fiscale planning. Het voorstel van de Europese Commissie (EC) om de transparantie inzake rulings te vergroten door inlichtingen over rulings tussen belastingautoriteiten binnen de Europese Unie (EU) automatisch uit te gaan wisselen, is door de Europese Raad dan ook positief verwelkomd. In Richtlijn 2015/2376/EU2 (de richtlijn) zijn daartoe voorschriften over de automatische uitwisseling van rulings en verrekenprijsafspraken tussen EU-lidstaten (verder: lidstaten) opgenomen. Het kabinet heeft onder meer in zijn appreciatie van de actierapporten van 5 oktober 20153 uitgesproken dat transparantie en uitwisseling van informatie over rulings een belangrijk wapen is tegen belastingontwijking. Transparantie en uitwisseling van fiscale gegevens stelt landen immers in staat hun eigen belastingregels beter toe te passen. Het kabinet is groot voorstander van de op dit gebied door de OESO en de EU ontwikkelde initiatieven, mede gelet op de voortrekkersrol die Nederland op het gebied van de inlichtingenuitwisseling vervult. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt de richtlijn in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) geïmplementeerd. Hiermee wordt de uitwisseling van inlichtingen over rulings tussen de lidstaten geregeld. De uitwisseling van informatie over rulings met de landen waarmee overeenkomstig de OESO-richtlijnen wordt uitgewisseld, vindt plaats op basis van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (WABB-verdrag)4, op basis van een belastingverdrag of op basis van een Tax Information Exchange Agreement (TIEA). Die uitwisseling vergt geen implementatie in nationale wetgeving; de WIB biedt al voldoende basis. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de wetswijzigingen is 1 januari 2017. Het wetsvoorstel bevat geen verplichtingen die niet samenhangen met de implementatie van de richtlijn. Een transponeringstabel maakt deel uit van deze toelichting.5
Richtlijn 2011/16/EU6 bevat voorschriften inzake administratieve samenwerking tussen lidstaten ten behoeve van de belastingheffing. Naast voorschriften inzake het verstrekken van inlichtingen op verzoek en het spontaan verstrekken van inlichtingen bevat die richtlijn voorschriften inzake automatische inlichtingenuitwisseling. Deze laatste vorm van inlichtingenuitwisseling kan in voorkomende gevallen worden beschouwd als het meest doeltreffende middel om in grensoverschrijdende gevallen de belastingschuld correct te kunnen vaststellen en belastingfraude te bestrijden. Op grond van Richtlijn 2011/16/EU worden sinds 2015 over vijf categorieën inkomsten op automatische basis tussen de lidstaten inlichtingen uitgewisseld. Deze vijf categorieën betreffen arbeidsinkomen, directiehonoraria, bepaalde levensverzekeringsproducten, pensioenen en eigendom van en inkomsten uit onroerende zaken. Voorts worden door de inwerkingtreding van de Wet uitvoering Common Reporting Standard met ingang van 1 januari 2016 op grond van Richtlijn 2011/16/EU op automatische basis financiële rekeninggegevens uitgewisseld overeenkomstig de door de OESO ontwikkelde Common Reporting Standard.
Het is in veel landen, wereldwijd, een gangbare praktijk om belastingplichtigen, en dan vooral het bedrijfsleven, vooraf duidelijkheid te geven over de toepassing van het (vennootschaps)belastingrecht door middel van het afgeven van rulings of door verrekenprijsafspraken te maken. Een belangrijk voordeel van deze praktijk is dat hierdoor zekerheid vooraf wordt gegeven over de fiscale behandeling van bepaalde transacties. Het komt voor dat internationaal opererende ondernemingen structuren opzetten waarbij gebruik wordt gemaakt van mismatches tussen belastingstelsels en die kunnen leiden tot grondslaguitholling. Transparantie tussen de belastingdiensten van de lidstaten over afgegeven rulings en verrekenprijsafspraken kan leiden tot een beter inzicht in de positie van de betrokken onderneming(en) en daardoor bijdragen aan de aanpak van structuren waarmee belastingheffing wordt omzeild. Richtlijn 2011/16/EU biedt al de basis voor de spontane uitwisseling van inlichtingen over rulings. Gebleken is echter dat deze in de praktijk minder effectief is onder meer omdat deze spontane uitwisseling ruimte laat aan lidstaten om zelf vast te stellen of een ruling relevant is voor andere lidstaten. De richtlijn breidt de reikwijdte van Richtlijn 2011/16/EU daarom uit door lidstaten te verplichten om inlichtingen over afgegeven grensoverschrijdende rulings en verrekenprijsafspraken automatisch uit te gaan wisselen tussen belastingautoriteiten.
De voor de automatische uitwisseling van inlichtingen gehanteerde definitie van grensoverschrijdende rulings en verrekenprijsafspraken in de richtlijn is algemeen van aard. Hierin verschilt de richtlijn van de maatregelen die in OESO-verband zijn afgesproken, waarbij soorten rulings zijn aangewezen. In OESO-verband ziet de inlichtingenuitwisseling op rulings inzake preferentiële regimes, unilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken die een grensoverschrijdend effect hebben, rulings over informeel kapitaal, rulings over vaste inrichtingen en rulings over de in OESO-verband omschreven houdsterregimes. De definitie van de richtlijn bevat een opsomming van kenmerken die bepalen of sprake is van een voorafgaande grensoverschrijdende ruling in de zin van de richtlijn. Hierbij gaat het, kort gezegd, om een akkoord, een mededeling dan wel enig ander instrument of enige andere handeling met soortgelijk effect door de belastingautoriteit:
a. betreffende de uitleg of de toepassing van een wettelijke bepaling van de nationale belastingwetgeving;
b. waarop een persoon zich kan beroepen;
c. betrekking hebbend op een grensoverschrijdende transactie of op de vraag of er sprake is van een vaste inrichting; en
d. afgegeven voorafgaand aan de transactie of aan de activiteiten die mogelijk tot een vaste inrichting kunnen leiden, dan wel voorafgaand aan de indiening van een belastingaangifte voor het tijdvak waarin de transactie of de reeks van transacties of de activiteiten in een ander rechtsgebied hebben plaatsgevonden.
Als voorbeelden van rulings die onder deze definitie vallen, noemt de richtlijn rulings inzake vaste inrichtingen, over de behandeling van hybride entiteiten en over de grondslag voor de afschrijving in een lidstaat van een activum, verworven van een concernonderneming in een ander rechtsgebied.
Naast de definitie van een voorafgaande grensoverschrijdende ruling bevat de richtlijn een definitie van een voorafgaande verrekenprijsafspraak. Behalve unilaterale verrekenprijsafspraken vallen ook bilaterale en multilaterale verrekenprijsafspraken onder de definitie van voorafgaande verrekenprijsafspraak. Bilaterale en multilaterale verrekenprijsafspraken komen tot stand onder een belastingverdrag. Het kan zijn dat deze belastingverdragen de clausule bevatten dat informatie die op grond van deze verdragen is verkregen niet aan derden mag worden verstrekt. In de richtlijn is hiermee rekening gehouden. Als een belastingverdrag met een derde land een dergelijke clausule bevat, dient volgens de richtlijn de inlichtingenuitwisseling te worden gebaseerd op het verzoek om een verrekenprijsafspraak, dat aan de bilaterale of multilaterale verrekenprijsafspraak met het derde land ten grondslag heeft gelegen. Gelet op de Nederlandse praktijk van omzetting van bilaterale en multilaterale verrekenprijsafspraken in unilaterale verrekenprijsafspraken, zal deze problematiek zich in Nederland naar verwachting niet voordoen.
Het palet aan uitlatingen dat onder de definitie van ruling valt, is in de Nederlandse praktijk veelzijdig. Te denken valt aan vaststellingsovereenkomsten, standpuntbepalingen vooraf en standpuntbepalingen ten aanzien van toekomstige transacties. In alle gevallen moet daarbij wel sprake zijn van een grensoverschrijdend effect. De definitie van voorafgaande grensoverschrijdende ruling en voorafgaande verrekenprijsafspraak strekt zich volgens de richtlijn in beginsel uit tot alle belastingen die onder Richtlijn 2011/16/EU vallen. Ondanks deze in beginsel brede opzet zal gelet op de context en achtergrond van de richtlijn de reikwijdte van de uitwisseling zich in de Nederlandse praktijk met name richten op rulings die zijn afgegeven in het kader van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. Het doel van de richtlijn is immers het vergroten van transparantie teneinde winstverschuivingen en grondslaguitholling te bestrijden. Voorts schrijft de richtlijn voor dat geen inlichtingen hoeven te worden verstrekt over rulings of verrekenprijsafspraken die uitsluitend betrekking hebben op de belastingzaken van een of meer natuurlijke personen.
De inlichtingenuitwisseling over rulings op grond van de richtlijn kent twee stappen. In de eerste stap worden geautomatiseerd een set basisinlichtingen over de ruling of verrekenprijsafspraak uitgewisseld. Indien deze inlichtingen daartoe aanleiding geven, kan een lidstaat een andere lidstaat vervolgens verzoeken om nadere informatie over de ruling of verrekenprijsafspraak. In deze tweede stap gelden de reeds bestaande regels voor de uitwisseling van informatie op verzoek. De inlichtingen die op grond van de richtlijn in de eerste stap automatisch worden uitgewisseld, zijn:
– identificatiegegevens van de persoon / groep personen (niet-natuurlijke persoon) ten aanzien waarvan de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak is afgegeven;
– een samenvatting van de inhoud;
– de data van afgifte/totstandkoming/wijziging/vernieuwing;
– de aanvangsdatum van de geldigheidsperiode, indien vermeld;
– de einddatum van de geldigheidsperiode, indien vermeld;
– het type voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak;
– het bedrag van de relevante transactie of reeks van transacties, indien vermeld;
– bij een verrekenprijsafspraak: een beschrijving van de criteria die zijn gebruikt voor de verrekenprijsvaststelling of de verrekenprijs zelf;
– bij een verrekenprijsafspraak: de methode die wordt gebruikt voor de verrekenprijsvaststelling/verrekenprijs;
– een vermelding van de lidstaten waarvoor de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak naar alle waarschijnlijkheid van belang is;
– een vermelding van de personen in andere lidstaten waarvoor de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak naar alle waarschijnlijkheid van belang zal zijn;
– de vermelding of de inlichtingen gebaseerd zijn op een voorafgaande grensoverschrijdende ruling of een voorafgaande verrekenprijsafspraak of (in voorkomende gevallen) op het verzoek dat aan de voorafgaande verrekenprijsafspraak ten grondslag lag.
Deze gegevens worden door de belastingautoriteiten van de lidstaten uitgewisseld met behulp van een standaardformulier. Voor de totstandkoming van dit formulier wordt nauw aangesloten bij de initiatieven die de OESO op dit terrein heeft ontwikkeld. Beoogd wordt om een uniform standaardformulier te hanteren, dat zowel kan worden gebruikt voor de inlichtingenuitwisseling op grond van de OESO-afspraken als voor de uitwisseling ingevolge de richtlijn. De inlichtingenuitwisseling binnen de EU vindt langs elektronische weg plaats. Dit zal inhouden dat in eerste instantie de uitwisseling zo veel als mogelijk zal plaatsvinden via het daarvoor speciaal ontwikkelde zogenoemde CCN-netwerk.7 De EC zal uiterlijk 1 januari 2018 voor de uitwisseling van inlichtingen over rulings en verrekenprijsafspraken een elektronisch gegevensbestand beschikbaar stellen. Lidstaten kunnen vanaf dat moment de inlichtingen uploaden naar deze database. Dit gegevensbestand zal raadpleegbaar zijn voor alle belastingautoriteiten van de lidstaten en voor de EC, met dien verstande dat de EC tot een aantal met name genoemde inlichtingen geen toegang zal krijgen. Het gaat daarbij in het bijzonder om inlichtingen die door de EC ook voor andere doeleinden dan de beoordeling van de effectiviteit van de inlichtingenuitwisseling over rulings zouden kunnen worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld de ook voor staatssteunonderzoeken te gebruiken informatie over de beschrijving van de criteria die in het kader van een verrekenprijsafspraak zijn gebruikt voor de verrekenprijsvaststelling of de verrekenprijs zelf.
Voor rulings die na 31 december 2016 tot stand komen, worden gewijzigd of worden hernieuwd, geldt, dat deze per half jaar, binnen drie maanden na afloop van de halfjaarsperiode waarin de ruling tot stand is gekomen, is hernieuwd of is gewijzigd, moeten worden uitgewisseld.
De richtlijn schrijft voor dat naast inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken die na 31 december 2016 tot stand komen, wijzigen of worden verlengd, ook inlichtingen over reeds afgegeven rulings en verrekenprijsafspraken moeten worden verstrekt. Het gaat om rulings en verrekenprijsafspraken die tot stand gekomen, gewijzigd of hernieuwd zijn in de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 januari 2017, met dien verstande dat over rulings en verrekenprijsafspraken die op of na 1 januari 2012 maar voor 1 januari 2014 tot stand zijn gekomen, zijn gewijzigd of zijn hernieuwd alleen inlichtingen hoeven te worden verstrekt in het geval die rulings of verrekenprijsafspraken op 1 januari 2014 nog geldig waren. De inlichtingen over de op 31 december 2016 al bestaande rulings of verrekenprijsafspraken moeten vóór 1 januari 2018 zijn uitgewisseld met de andere lidstaten.
Lidstaten kunnen ervoor kiezen om voor rulings en verrekenprijsafspraken die vóór 1 april 2016 tot stand gekomen, gewijzigd of hernieuwd zijn en waarover in beginsel vóór 1 januari 2018 inlichtingen moeten worden uitgewisseld, een drempel van € 40 miljoen te hanteren. Nederland maakt van deze mogelijkheid gebruik. Hierdoor hoeft geen automatische inlichtingenuitwisseling plaats te vinden over op 1 april 2016 bestaande rulings en verrekenprijsafspraken ten aanzien van een persoon of groep van personen die niet hoofdzakelijk financiële of investeringsactiviteiten verrichten en waarvan de nettogroepsomzet minder dan € 40 miljoen per jaar bedraagt. Het omzetcriterium van € 40 miljoen is gebaseerd op de Europese definiëring van het MKB. Bedrijven met een omzet minder dan dit genoemde bedrag worden gekwalificeerd als MKB.
Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van de richtlijn in de WIB. De WIB geeft uitvoering aan regelingen van internationaal recht en aan richtlijnen van de Raad van de Europese Unie op het gebied van de wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen, waaronder Richtlijn 2011/16/EU. In de WIB zullen in verband met de richtlijn nieuwe definitiebepalingen worden opgenomen. Voorts wordt met dit wetsvoorstel in de WIB een grondslag opgenomen voor de automatische inlichtingenuitwisseling over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken en wordt bepaald welke inlichtingen uitgewisseld gaan worden. De MKB-drempel voor op 1 april 2016 bestaande rulings en verrekenprijsafspraken wordt ook in de WIB opgenomen.
Indien een andere lidstaat na kennisname van de van Nederland ontvangen inlichtingen over een voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak nadere inlichtingen wenst te ontvangen, kan die lidstaat Nederland daarom verzoeken. Ook als Nederland nadere vragen heeft naar aanleiding van uit een andere lidstaat automatisch ontvangen inlichtingen over een ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, kan Nederland die lidstaat om nadere inlichtingen verzoeken. De WIB voorziet reeds in de benodigde grondslag voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek.
De grondslag voor de uitwisseling van inlichtingen waarover in OESO-verband afspraken zijn gemaakt, kan zijn gelegen in het WABB-verdrag, in een bilateraal belastingverdrag of in een zogenoemde TIEA. De WIB biedt al een wettelijk kader voor de uitvoering door Nederland van de hierover met andere landen gemaakte of te maken afspraken.
Uitvoeringskosten en budgettaire effecten
De uitvoeringsaspecten van dit wetsvoorstel zijn door de Belastingdienst beoordeeld met de uitvoeringstoets nieuwe stijl. De conclusies uit de uitvoeringstoets zijn neergelegd in een document, dat als bijlage bij deze memorie van toelichting wordt gevoegd8.
Het wetsvoorstel heeft gevolgen voor de uitvoeringskosten, die zullen worden gedekt in begroting IX, artikel 1 Belastingen.
Aan dit wetsvoorstel zijn geen budgettaire effecten verbonden. Het voorstel heeft tot doel de transparantie te bevorderen door het uitwisselen van informatie over rulings. De informatie die door Nederland wordt verstrekt kan relevant zijn voor de belastingheffing in een andere lidstaat, maar leidt op zichzelf niet tot extra belastingopbrengsten voor Nederland. De informatie die de Belastingdienst ingevolge de implementatie van de richtlijn uit het buitenland gaat ontvangen, zal mogelijk wel leiden tot extra belastingopbrengsten voor Nederland. Meer informatie voor de Belastingdienst betekent immers dat de voorwaarden voor handhaving verbeteren. Hoeveel dit eventueel zal opleveren valt niet in te schatten. Overigens geldt dat deze mogelijke extra belastingopbrengsten niet lastenrelevant zijn omdat het gaat om informatie die al bij de belastingheffing had moeten worden betrokken en dus om opbrengsten die volgens bestaande wetgeving al opgebracht hadden moeten worden.
Administratieve lasten
De uitwisseling van inlichtingen over rulings door de Belastingdienst zal plaatsvinden aan de hand van een standaardformulier. Het invullen van dit standaardformulier zal deel gaan uitmaken van de aanvraagprocedure voor een ruling. Het formulier kan door de persoon die om een ruling vraagt worden ingevuld, of indien die persoon dat wil, door de Belastingdienst. De informatie die moet worden ingevuld is basaal. Het betreft bijvoorbeeld een samenvatting van de inhoud van de ruling, de ingangsdatum en het type ruling. Het wetsvoorstel zal door deze nieuwe werkwijze een lichte stijging van de administratieve lasten met zich brengen.
Richtlijn |
Implementatiebepaling |
Toelichting |
---|---|---|
Artikel 1, eerste lid, onderdeel a |
Geen implementatie nodig. |
Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn bevat een wijziging van artikel 3, negende lid, van Richtlijn 2011/16/EU. Het nieuwe onderdeel a van artikel 3, negende lid, van Richtlijn 2011/16/EU (dat betrekking heeft op de automatische uitwisseling van inlichtingen zoals genoemd in de artikelen 8, eerste lid, en 8bis van Richtlijn 2011/16/EU) is reeds geïmplementeerd in artikel 2, eerste lid, onderdeel l, en in artikel 6b, tweede lid, van de WIB. Het nieuwe onderdeel b van artikel 3, negende lid, van Richtlijn 2011/16/EU (hetgeen betrekking heeft op de automatische uitwisseling van inlichtingen zoals genoemd in artikel 8, lid 3bis, van Richtlijn 2011/16/EU) is eveneens reeds geïmplementeerd in artikel 2, eerste lid, onderdeel l, van de WIB, alsmede in de artikelen 2a en 10a van de WIB en de daarop gebaseerde lagere regelgeving. Het nieuwe onderdeel c van artikel 3, negende lid, van Richtlijn 2011/16/EU (hetgeen betrekking heeft op de overige bepalingen van Richtlijn 2011/16/EU) is reeds geïmplementeerd in artikel 2, eerste lid, onderdeel l, van de WIB. |
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b |
Geïmplementeerd in de artikelen 2b en 2c van de WIB. |
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de richtlijn voegt een veertiende, vijftiende, zestiende en zeventiende lid toe aan artikel 3 van Richtlijn 2011/16/EU. Het veertiende lid, aanhef en de onderdelen a tot en met e, is geïmplementeerd in artikel 2b, eerste lid, van de WIB. De laatste alinea van het veertiende lid is opgenomen in de memorie van toelichting. Het vijftiende lid, aanhef en de onderdelen a tot en met c, is geïmplementeerd in artikel 2c, eerste lid, van de WIB. De één na laatste alinea van het vijftiende lid is opgenomen in artikel 2c, derde lid, van de WIB. De laatste alinea van het vijftiende lid is opgenomen in artikel 2c, vierde lid, van de WIB. Het zestiende lid, onderdelen a tot en met d, is opgenomen in artikel 2b, tweede lid, van de WIB. De laatste alinea van het zestiende lid 16 is opgenomen in artikel 2c, tweede lid, van de WIB. Het bepaalde in het zeventiende lid is verwerkt in artikel 2c van de WIB. |
Artikel 1, tweede lid |
Geen implementatie nodig. |
Betreft het vervallen van het vierde en vijfde lid van artikel 8 van Richtlijn 2011/16/EU. |
Artikel 1, derde lid |
Deels geïmplementeerd in de artikelen 6d en 26 van de WIB en in artikel III van de Wet uitwisseling inlichtingen over rulings; deels is geen implementatie nodig. |
Artikel 1, derde lid, van de richtlijn voert een nieuw artikel 8bis in Richtlijn 2011/16/EU in. Het eerste lid van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is geïmplementeerd in artikel 6d van de WIB en artikel III, eerste lid, van de Wet uitwisseling inlichtingen over rulings. Het tweede lid van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is geïmplementeerd in artikel III, tweede en derde lid, van de Wet uitwisseling van inlichtingen over rulings. Het derde lid van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is geïmplementeerd in artikel 6d, vierde lid, van de WIB. Het vierde lid van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is geïmplementeerd in artikel 6d, derde lid, van de WIB. Het vijfde lid, onderdeel a, van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is geïmplementeerd in artikel 6d, vijfde lid, van de WIB. Het vijfde lid, onderdeel b, van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is geïmplementeerd in artikel III, tweede lid, tweede volzin, van de Wet uitwisseling inlichtingen over rulings. Het zesde lid van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is geïmplementeerd in artikel 6d, eerste lid, onderdelen a tot en met l, van de WIB. Het zevende lid van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU betreft een opdracht aan de EC. Het achtste lid van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is geïmplementeerd in artikel 6d, tweede lid, van de WIB. Het negende lid van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is geïmplementeerd in artikel 26 van de WIB. Het tiende lid van artikel 8bis van Richtlijn 2011/16/EU is reeds geïmplementeerd in artikel 5 van de WIB. Het nieuw in te voeren artikel 8ter in Richtlijn 2011/16/EU betreft een opdracht aan de EC en behoeft geen implementatie. |
Artikel 1, vierde lid |
Geïmplementeerd in artikel 19, derde lid, van de WIB; deels geen implementatie nodig. |
Artikel 1, vierde lid, van de richtlijn voegt een nieuw vijfde lid toe aan artikel 20 van Richtlijn 2011/16/EU. De eerste en derde volzin van het aan artikel 20 van Richtlijn 2011/16/EU toegevoegde vijfde lid betreffen een opdracht aan de EC. De tweede volzin van het aan artikel 20 van Richtlijn 2011/16//EU toegevoegde vijfde lid, is geïmplementeerd in artikel 19, derde lid, van de WIB. De laatste alinea van het aan artikel 20 van Richtlijn 2011/16/EU toegevoegde vijfde lid, behoeft geen implementatie. |
Artikel 1, vijfde lid |
Geen implementatie/wetgeving nodig. |
Betreft een opdracht aan de EC. |
Artikel 1, zesde lid |
Geen implementatie/wetgeving nodig. |
Betreft een opdracht tot feitelijk handelen door de lidstaten en een opdracht aan de EC. |
Artikel 1, zevende lid |
Geen implementatie/wetgeving nodig. |
Betreft een opdracht aan de EC. |
Artikel 1, achtste lid |
Geen implementatie/wetgeving nodig. |
Deze bepaling richt zich tot de EC. |
Artikel 2, eerste lid |
Deels geïmplementeerd in artikel IV van de Wet uitwisseling inlichtingen over rulings en deels geen implementatie nodig. |
Eerste alinea: betreft een opdracht tot feitelijk handelen. Tweede alinea: geïmplementeerd in artikel IV van de Wet uitwisseling inlichtingen over rulings. Derde alinea: betreft een verwijzing in de considerans. |
Artikel 2, tweede lid |
Geen implementatie nodig. |
Betreft een opdracht tot feitelijk handelen door de lidstaten. |
Artikelen 3 en 4 |
Geen implementatie/wetgeving nodig. |
Slotbepalingen. |
Artikel I, onderdeel A (artikelen 2b en 2c van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)
Artikel 2b
In het voorgestelde artikel 2b van de WIB wordt de definitie van voorafgaande grensoverschrijdende ruling opgenomen. Deze definitie is van belang in verband met de met dit wetsvoorstel te implementeren verplichting voor Nederland om inlichtingen over een dergelijke ruling automatisch uit te wisselen met de andere lidstaten en met de Europese Commissie.
De – op het gebruik in Nederland voor de inlichtingenuitwisseling toegespitste – definitie van een voorafgaande grensoverschrijdende ruling bestaat uit verschillende elementen.
Eén van deze elementen is dat het moet gaan om een uitlating van de inspecteur of Onze Minister. Dit komt terug in de aanhef van het eerste lid. Onder een dergelijke uitlating valt een breed scala aan verschijningsvormen. De richtlijn noemt een akkoord, mededeling of enig ander instrument of handeling met een soortgelijk effect. Voor de Nederlandse praktijk valt te denken aan een vaststellingsovereenkomst, maar ook aan iedere vorm van standpuntbepaling. In de Nederlandse praktijk zal sprake zijn van een schriftelijke uitlating. Ook een uitlating die een eerdere uitlating wijzigt of hernieuwt, valt onder de definitie. Het gaat daarbij volgens het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, altijd om een uitlating die is gedaan ten aanzien van een persoon of groep van personen, die zich erop kan beroepen. Het begrip persoon is in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de WIB gedefinieerd en omvat zowel natuurlijke personen als rechtspersonen, maar ook samenwerkingsverbanden en juridische constructies die activa bezitten of beheren die aan een onder de WIB vallende belasting zijn onderworpen.
Een ander, in het eerste lid, onderdeel b, opgenomen, kenmerk van een voorafgaande grensoverschrijdende ruling is dat het moet gaan om de interpretatie of toepassing van een wettelijke bepaling ter uitvoering of handhaving van de nationale belastingwetgeving (met uitzondering van de belastingen die volgens artikel 1, derde en vierde lid, van de WIB buiten de reikwijdte van de WIB vallen). Het kan daarbij ook gaan om bepalingen uit belastingverdragen. Onderdeel van de toepassing van een wettelijke bepaling kan ook zijn de interpretatie of toepassing van beleidsbesluiten. De brede werking van de rulingdefinitie betekent dat met uitzondering van de omzetbelasting, accijnzen en douanerechten, in beginsel alle rulings die in het kader van de overige middelen worden afgegeven, gemaakt, hernieuwd of gewijzigd, onder de definitie vallen. Deze brede werking zal overigens in de praktijk er niet toe leiden dat over alle rulings ook automatisch inlichtingen op basis van het voorgestelde artikel 6d van de WIB verstrekt zullen gaan worden. Een ander element van de definitie, dat is opgenomen in het eerste lid, onderdeel c, is namelijk dat het moet gaan om uitlatingen die betrekking hebben op een grensoverschrijdende transactie of over de mogelijke aanwezigheid van een vaste inrichting in Nederland of een ander rechtsgebied. Bovendien hoeven geen inlichtingen te worden uitgewisseld over rulings die uitsluitend betrekking hebben op belastingzaken van natuurlijke personen. Gelet op de geest van de richtlijn, die beoogt transparantie tussen lidstaten te vergroten teneinde grondslaguitholling en winstverschuivingen tegen te gaan, zullen vooral rulings die in het kader van de heffing van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting door de inspecteur zijn afgegeven, voor uitwisseling in aanmerking komen. Het laatste element van de definitie van voorafgaande grensoverschrijdende ruling, opgenomen in het eerste lid, onderdeel d, is dat de uitlating eerder tot stand is gekomen dan de grensoverschrijdende transactie, dan de activiteiten van een persoon in Nederland of in een ander rechtsgebied op grond waarvan mogelijk sprake is van een vaste inrichting of dan de indiening van een belastingaangifte over het tijdvak waarin de grensoverschrijdende transactie of de activiteiten van een persoon in Nederland of in een ander rechtsgebied hebben plaatsgevonden.
Voorbeelden van uit te wisselen rulings zijn bijvoorbeeld een voorafgaande afspraak op grond waarvan wordt bepaald of er al dan niet een vaste inrichting bestaat, een voorafgaande afspraak over het van toepassing zijn van de deelnemingsvrijstelling voor de vennootschapsbelasting in internationale verhoudingen, een beslissing op een verzoek om toepassing van een vangnetbepaling uit een belastingverdrag of een vaststellingsovereenkomst over de toepassing van de innovatiebox waarbij de belastingplichtige inkomen uit het buitenland ontvangt en op (een deel van) dit inkomen de innovatiebox wordt toegepast.
In het tweede lid wordt zoals gezegd gedefinieerd wat voor de toepassing van het eerste lid onder een grensoverschrijdende transactie moet worden verstaan. Naast een alomvattende beschrijving in onderdeel d waarin is bepaald dat iedere transactie of reeks van transacties die een grensoverschrijdend effect heeft een grensoverschrijdende transactie is, bevat het tweede lid in de onderdelen a tot en met c een opsomming van specifieke situaties die onder deze omschrijving kunnen worden geschaard.
Volgens onderdeel a wordt onder een grensoverschrijdende transactie verstaan een transactie of reeks van transacties waarbij ten minste één van de bij de transactie betrokken partijen niet in Nederland is gevestigd. Op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de WIB wordt onder Nederland verstaan het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk.
In onderdeel b wordt de situatie beschreven waarin een of meer van de bij de transactie of reeks van transacties betrokken partijen hun fiscale woonplaats tegelijkertijd in meer dan een rechtsgebied hebben. Onder het begrip ander rechtsgebied worden voor de toepassing van deze bepaling ook Bonaire, Sint Eustatius en Saba verstaan.
In onderdeel c is ten slotte de situatie opgenomen waarin een van de partijen die bij de transactie of reeks van transacties is betrokken haar bedrijf uitoefent via een vaste inrichting in een ander rechtsgebied dan Nederland, waarbij wel als voorwaarde geldt dat de transactie of reeks van transacties geheel of gedeeltelijk samenhangen met de vaste inrichting (of met andere woorden toerekenbaar zijn aan de vaste inrichting). Dit laatste volgt uit de zinsnede «alle of een deel van de activiteiten van de vaste inrichting» in genoemd onderdeel c. Volgens de richtlijn vallen ook de posities die worden ingenomen ten aanzien van de activiteiten die een persoon in een ander rechtsgebied via een vaste inrichting uitoefent, onder het begrip grensoverschrijdende transactie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan zekerheid vooraf over de winstallocatie van een vaste inrichting van een Nederlandse vennootschap in het buitenland.
In de richtlijn wordt als voorbeeld aangegeven dat de grensoverschrijdende transactie betrekking kan hebben op het doen van investeringen, het leveren van goederen, het verrichten van diensten en het financieren of het gebruiken van materiële of immateriële activa. Hieraan voegt de richtlijn toe, dat het geen voorwaarde is dat de persoon die de voorafgaande grensoverschrijdende ruling heeft gekregen, rechtstreeks betrokken is bij die grensoverschrijdende transactie.
In het derde lid wordt ten slotte opgenomen dat onder inspecteur als bedoeld in het eerste lid moet worden verstaan de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Op grond van dit artikel wordt onder inspecteur verstaan de functionaris die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen, in dit geval in artikel 5 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.
Artikel 2c
In het voorgestelde artikel 2c van de WIB is de definitie opgenomen van voorafgaande verrekenprijsafspraak. Hoewel een voorafgaande verrekenprijsafspraak de facto een species is van een voorafgaande grensoverschrijdende ruling, waarvan de definitie is opgenomen in het voorgestelde artikel 2b van de WIB, is in de richtlijn de voorafgaande verrekenprijsafspraak als eigenstandige definitie opgenomen. In dit wetsvoorstel wordt dit onderscheid gevolgd.
Het eerste lid beschrijft de kenmerken van een voorafgaande verrekenprijsafspraak. Zo moet het gaan om een uitlating door of namens de inspecteur dan wel, in het geval sprake is van een bilaterale of multilaterale verrekenprijsafspraak, door of namens de Minister van Financiën. Hierbij is niet van belang of een persoon op enige wijze gebruikmaakt van de uitlating. Een voorafgaande verrekenprijsafspraak wordt in Nederland vormgegeven door middel van een schriftelijke vaststellingsovereenkomst (een zogenoemde Advance Pricing Agreement (APA)). Ook ingeval er sprake is van een bilaterale of multilaterale verrekenprijsafspraak tussen verschillende landen, wordt deze omgezet in een unilaterale verrekenprijsafspraak tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige. De voornoemde uitlating moet zijn gedaan ten aanzien van een persoon of groep van personen die zich daarop kan beroepen. Het kan daarbij ook gaan om een wijziging of hernieuwing van een bestaande verrekenprijsafspraak. Een ander kenmerk van een voorafgaande verrekenprijsafspraak is dat deze tot stand komt voordat de grensoverschrijdende transacties tussen gelieerde lichamen hebben plaatsgevonden. In de richtlijn wordt gesproken over verbonden ondernemingen in plaats van gelieerde lichamen, waarbij onder onderneming volgens de richtlijn moet worden verstaan iedere vorm van bedrijfsvoering. Bij de implementatie van de richtlijn is in dat kader aangesloten bij het in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) gehanteerde begrip lichaam. Waar in de richtlijn is bepaald dat bij de toepassing van de bepalingen over een voorafgaande verrekenprijsafspaak onder onderneming wordt verstaan iedere vorm van bedrijfsvoering, komt dit door de aansluiting bij het begrip lichaam in de Wet Vpb 1969 in artikel 2c terug. Tot slot is een element van de wettelijke omschrijving dat de voorafgaande verrekenprijsafspraak een passende reeks criteria vaststelt voor de bepaling van verrekenprijzen voor de grensoverschrijdende transacties dan wel voor de toerekening van winsten aan een vaste inrichting. In de Nederlandse praktijk komt dit erop neer dat een APA zekerheid vooraf geeft over de vaststelling van een zakelijke beloning of een methode voor de vaststelling van een dergelijke beloning voor grensoverschrijdende transacties tussen gelieerde lichamen of over de winstallocatie aan vaste inrichtingen van lichamen.
In het tweede lid wordt beschreven wat onder een grensoverschrijdende transactie wordt verstaan. In de eerste plaats wordt hier volgens onderdeel a onder verstaan een transactie of reeks van transacties tussen gelieerde lichamen die niet allemaal hun fiscale woonplaats in Nederland hebben. Onder een grensoverschrijdende transactie wordt volgens onderdeel b van het tweede lid, als vangnet, tevens verstaan een transactie of reeks van transacties die een grensoverschrijdend effect heeft, onderscheidenlijk hebben.
In het derde lid wordt beschreven wat onder het begrip gelieerd lichaam voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan. Deze beschrijving sluit aan bij hetgeen is bepaald in artikel 8b, eerste en tweede lid, van de Wet Vpb 1969. Bij een strikte lezing van het derde lid valt onder het begrip gelieerd lichaam niet de relatie tussen een hoofdhuis en een vaste inrichting. Echter, een vaststellingsovereenkomst die ingaat op bijvoorbeeld de toerekening van winsten aan een vaste inrichting en die betrekking heeft op een persoon waarvan het hoofdhuis in een ander rechtsgebied is gevestigd dan de vaste inrichting, zal ook reeds op grond van artikel 2b onder de werking van de richtlijn vallen.
In het vierde lid wordt voor de toepassing van het eerste lid beschreven wat onder het begrip verrekenprijzen wordt verstaan. Volgens het vierde lid zijn dit de prijzen die een lichaam aan gelieerde lichamen in rekening brengt voor de overdracht van materiële en immateriële goederen of voor het verlenen van diensten.
Het vijfde lid verklaart artikel 2b, derde lid, van overeenkomstige toepassing en dus wordt voor de toepassing van artikel 2c ook onder inspecteur verstaand de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de AWR.
Artikel I, onderdeel B (artikel 6d van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)
Het voorgestelde artikel 6d van de WIB bevat in het eerste lid de grondslag voor de automatische verstrekking door Nederland van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken op grond van de richtlijn aan de andere lidstaten en de EC. Tevens schrijft het eerste lid voor welke inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken worden verstrekt. Als de inlichtingenverstrekking een lidstaat daartoe aanleiding geeft, kan hij verzoeken om aanvullende inlichtingen, daaronder begrepen de volledige tekst van een voorafgaande grensoverschrijdende ruling of een voorafgaande verrekenprijsafspraak. Een lidstaat kan in een dergelijk geval gebruikmaken van de bestaande regels die betrekking hebben op de uitwisseling van informatie op verzoek.
Op grond van onderdeel a worden in de eerste plaats identificatiegegevens verstrekt van de relevante persoon of groep van personen, zoals de persoon ten aanzien van wie de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak is gemaakt, afgegeven, gewijzigd of hernieuwd. Dit onderdeel vermeldt uitdrukkelijk dat het in dit verband niet gaat om gegevens van natuurlijke personen. Voorbeelden van gegevens waaraan kan worden gedacht zijn naam- en adresgegevens, een fiscaal identificatienummer en het fiscale woonland.
Onderdeel b schrijft voor dat een samenvatting wordt gegeven van de inhoud van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak. Hierbij geldt dat geen commercieel, industrieel of beroepsgeheim mag worden onthuld. Ook geldt dat deze inlichtingen niet worden verstrekt indien de openbare orde van de Nederlandse staat zich daartegen verzet.
De onderdelen c tot en met e schrijven voor dat de datum wordt doorgegeven waarop de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak is afgegeven, aanvangt en eindigt.
Op grond van onderdeel f wordt vermeld om welk type voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak het gaat. Hierbij valt te denken aan de vermelding of het gaat om een ruling of een verrekenprijsafspraak en vervolgens of het bijvoorbeeld gaat om een ruling over een vaste inrichting, een ruling over de innovatiebox of een ruling inzake de deelnemingsvrijstelling.
Onderdeel g bepaalt dat het bedrag van de transactie of reeks van transacties waar de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak op ziet, indien dit bedrag in de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak is vermeld, bestanddeel is van de inlichtingen die over de ruling worden verstrekt. Het transactiebedrag kan alleen ingevuld worden als de ruling ziet op een transactie en de ruling ook verwijst naar een transactiebedrag. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een bedrag van een lening of een aandelentransactie.
De onderdelen h en i schrijven voor dat bij een voorafgaande verrekenprijsafspraak een beschrijving wordt verstrekt van de reeks criteria die zijn gebruikt voor de verrekenprijsvaststelling of de verrekenprijs zelf en van de methode die voor de verrekenprijsvaststelling of de verrekenprijs zelf is gebruikt.
Op grond van onderdeel j wordt aangegeven voor welke andere lidstaten de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of de voorafgaande verrekenprijsafspraak naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn. Op grond van onderdeel k wordt ook aangegeven voor welke personen, niet zijnde natuurlijke personen, de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak naar alle waarschijnlijkheid van belang zal zijn, met de vermelding met welke lidstaten die betreffende personen in dat geval verbonden zijn, bijvoorbeeld omdat zij daar fiscaal gevestigd zijn.
Tot slot schrijft onderdeel l voor dat wordt aangegeven of de inlichtingen zijn gebaseerd op de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of op een voorafgaande verrekenprijsafspraak. Omdat bilaterale en multilaterale verrekenprijsafspraken in Nederland worden omgezet in unilaterale verrekenprijsafspraken, zal zich de in dit onderdeel genoemde modaliteit (inlichtingen gebaseerd op een verzoek dat aan een bilaterale of multilaterale verrekenprijsafspraak ten grondslag lag) naar alle waarschijnlijkheid niet vaak voordoen. Zie ook de toelichting op het vierde lid hierna. Volledigheidshalve is deze situatie overeenkomstig het bepaalde in de richtlijn wel overgenomen.
Het tweede lid bepaalt dat niet alle inlichtingen die in het eerste lid worden genoemd aan de EC worden verstrekt. Het gaat in het bijzonder om de inlichtingen die worden genoemd in de onderdelen a, b, h en k. Achtergrond hiervan is het risico dat deze informatie door de EC ook voor andere doeleinden kan worden ingezet dan de controle op de effectiviteit van de richtlijn. Het derde lid bepaalt dat geen inlichtingen worden uitgewisseld over voorafgaande grensoverschrijdende rulings die uitsluitend betrekking hebben op de belastingzaken van een of meer natuurlijke personen.
Het vierde lid bepaalt dat geen inlichtingen worden uitgewisseld over bilaterale of multilaterale voorafgaande verrekenprijsafspraken met derde landen indien het belastingverdrag dat aan de totstandkoming van de bilaterale of multilaterale verrekenprijsafspraak ten grondslag lag niet toestaat dat deze verrekenprijsafspraken aan derden worden vrijgegeven. Het vierde lid voorziet, overeenkomstig de richtlijn, in de mogelijkheid om in een dergelijk geval de inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, te verstrekken op basis van het verzoek dat tot de bilaterale of multilaterale verrekenprijsafspraak heeft geleid. Zoals al eerder is opgemerkt zal deze situatie zich naar verwachting in Nederland niet vaak voordoen, nu in Nederland bilaterale en multilaterale verrekenprijsafspraken worden omgezet in unilaterale verrekenprijsafspraken waar de belastingplichtige zich op kan beroepen.
Het vijfde lid regelt de frequentie van de inlichtingenuitwisseling. De uitwisseling dient, uitgaande van een kalenderjaar, per halfjaar te geschieden. De voorgeschreven inlichtingen moeten hierbij worden verstrekt binnen drie maanden na afloop van het halfjaar waarin de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, is afgegeven, gemaakt, gewijzigd of hernieuwd.
Artikel I, onderdeel C (artikel 14 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)
Artikel 14 van de WIB bevat gronden waarop de verstrekking van inlichtingen door de Minister van Financiën kan worden geweigerd. Deze weigeringsgronden passen niet in het systeem van automatische uitwisseling van inlichtingen. Ook de automatische inlichtingenuitwisseling op grond van het voorgestelde artikel 6d van de WIB wordt daarom toegevoegd aan het vijfde lid van artikel 14 van de WIB, op basis waarvan genoemde weigeringsgronden niet van toepassing zijn. Overigens bepaalt genoemd artikel 6d zelf al dat de samenvatting van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspaak geen commercieel, industrieel of bedrijfsgeheim mag onthullen. Gezien de aard en het informatieve karakter van de in deze eerste stap uit te wisselen informatie ligt het overigens niet voor de hand dat dit onderdeel in de gegevensset aanleiding geeft tot de onthulling van een commercieel, industrieel of beroepsgeheim.
Artikel I, onderdeel D (artikel 19 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)
De automatische inlichtingenuitwisseling op grond van de bestaande artikelen 6b en 6c van de WIB vindt volgens artikel 19, derde lid, van de WIB plaats door middel van een standaardformulier. Ook de automatische inlichtingenuitwisseling van voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken zal plaatsvinden met behulp van een standaardformulier. Met de in dit onderdeel voorgestelde wijziging wordt dit voorgeschreven.
Artikel I, onderdeel E (artikel 26 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)
De voorgestelde wijziging van artikel 26 van de WIB regelt, in overeenstemming met de richtlijn, dat de Minister van Financiën de ontvangst van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken van andere lidstaten binnen zeven dagen bevestigt aan de bevoegde autoriteit van de verstrekkende lidstaat. Het gaat daarbij om de lidstaat die bij de verstrekte inlichtingen heeft aangegeven dat de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak naar verwachting van invloed zal zijn op Nederland. Deze bepaling geldt tot het moment dat het in het algemeen deel van deze toelichting genoemde elektronische gegevensbestand operationeel wordt.
Artikel II (artikel 26 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)
In artikel II wordt geregeld dat met ingang van 1 januari 2018 de verplichte ontvangstbevestiging die is opgenomen in artikel 26, tweede lid, van de WIB, vervalt. Vanaf 1 januari 2018 zal de informatie-uitwisseling plaatsvinden door middel van een elektronisch gegevensbestand.
Artikel III (verstrekking over voorafgaande jaren)
Artikel III, eerste lid, bepaalt dat de verstrekking van inlichtingen, op de wijze zoals die is voorgeschreven in artikel 6d van de WIB, plaatsvindt met betrekking tot voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken die na 31 december 2016 zijn afgegeven, gemaakt, gewijzigd of hernieuwd.
In artikel III, tweede lid, wordt geregeld dat de inlichtingenuitwisseling over voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken ook plaatsvindt ten aanzien van voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijzen die zijn gemaakt, afgegeven, gewijzigd of hernieuwd op of na 1 januari 2012 maar voor 1 januari 2017. Hierbij geldt dat over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken die na 1 januari 2012 maar voor 1 januari 2014 zijn gemaakt, afgegeven, gewijzigd of hernieuwd alleen inlichtingen hoeven te worden verstrekt, indien de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak op 1 januari 2014 nog geldend was. De inlichtingenuitwisseling over de hiervoor beschreven rulings en verrekenprijsafspraken moet vóór 1 januari 2018 plaatsvinden.
In het derde lid van artikel III is de zogenaamde MKB-drempel voor de in het tweede lid genoemde categorieën rulings opgenomen. Op grond van deze bepaling worden voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijzen van inlichtingenuitwisseling uitgezonderd, indien deze zijn gemaakt, afgegeven, gewijzigd of hernieuwd vóór 1 april 2016 ten aanzien van een persoon of groep van personen met een jaarlijkse nettogroepsomzet van minder dan € 40 miljoen of het equivalent daarvan in een andere valuta, in het boekjaar voorafgaand aan de datum waarop die voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak is afgegeven, gemaakt, gewijzigd of hernieuwd. Deze uitzondering geldt niet voor personen of groep van personen die hoofdzakelijk financiele of investeringsactiviteiten verrichten. Zoals hiervoor is gezegd komt de hoogte van het drempelbedrag overeen met dat in de Europese beschrijving van het MKB.
Het vierde lid van artikel III verklaart de definities die zijn opgenomen in de artikelen 2b en 2c van de WIB van overeenkomstige toepassing.
Artikel IV
In artikel IV wordt geregeld dat de wet met ingang van 1 januari 2017 in werking treedt. Op grond van artikel 5 van de Wet raadgevend referendum is dit wetsvoorstel niet referendabel, nu dit wetsvoorstel de implementatie betreft van een richtlijn.
Artikel V
Artikel V bepaalt dat de citeertitel van dit wetsvoorstel luidt: Wet uitwisseling inlichtingen over rulings.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes