Gepubliceerd: 1 november 2016
Indiener(s): Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: werk werkgelegenheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34514-8.html
ID: 34514-8
Origineel: 34514-2

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 november 2016

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel II, onderdeel G, komt te luiden:

G

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A vervalt in artikel VIII onderdeel C.

2. Onderdeel B vervalt.

2

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN

De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 38d, negende lid, wordt «artikel 38b, eerste lid, onderdeel a, ten eerste» vervangen door: artikel 38b, eerste lid, onderdelen a en e.

B

Artikel 50 komt te luiden:

Artikel 50 Omvang bonus arbeidsgehandicapte werknemer

1. De korting, bedoeld in artikel 49, bedraagt € 2.000 per jaar.

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de korting, bedoeld in artikel 49, € 7.000 per jaar indien het een werknemer betreft als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel a, of artikel 49, tweede of derde lid.

C

Artikel 122a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «overeenkomstig dat lid» vervangen door: overeenkomstig het bepaalde inzake onderdeel a van dat lid.

2. In het tweede lid wordt «is van overeenkomstige toepassing» vervangen door: is overeenkomstig het bepaalde inzake onderdeel a van dat lid van overeenkomstige toepassing.

3

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel IIIa

Artikel 29b van de Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid vervalt de laatste zin.

b. In het derde lid vervalt de eerste zin.

4

Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI WIJZIGING WET HARMONISATIE INSTRUMENTEN ARBEIDSBEPERKTEN

In de Wet van 23 december 2015 tot wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten (Stb. 547) vervallen de artikelen II, IV en VI en artikel VIII, onderdeel E.

Toelichting

Onderdelen 1, 3 en 4

Zoals ook aangegeven in de brief van 14 oktober 2016 aan de Tweede Kamer over de invoering van de Praktijkroute en enkele andere wijzigingen (Kamerstukken II 2016/17, 34 352, nr. 41) vinden partijen in de Werkkamer en ik het wenselijk dat de uniforme no-riskpolis door het UWV voor de gemeentelijke doelgroep van de banenafspraak en voor mensen die op grond van de Participatiewet beschut werken structureel beschikbaar komt. Deze nota van wijziging voorziet hierin.

Door de Wet van 23 december 2015 tot wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten (Stb. 547) (hierna: Wet harmonisatie instrumenten arbeidsbeperkten) geldt de no-riskpolis voor deze mensen nu nog tijdelijk, nl. voor de periode 2016 tot en met 2020. De huidige wet kent een horizonbepaling. Afgesproken was een evaluatie, begin 2019, om te bezien of er aanleiding is voor wetgeving voor de situatie vanaf 2021.

Zoals ik aangegeven heb in antwoorden op vragen vanuit de Kamer naar aanleiding van de éénmeting banenafspraak (Kamerstukken II 2016/17, 34 352, nr. 36) zijn er signalen vanuit de praktijk dat dit leidt tot onzekerheid bij werkgevers. Recent hebben de aanjagers van de banenafspraak, de heren v.d. Gaag en Spigt, mij verzocht een oplossing te zoeken voor het probleem dat de tijdelijkheid van de no-riskpolis bij werkgevers tot onzekerheid leidt om duurzame dienstverbanden aan te gaan. Ik heb de Kamer toegezegd om met betrokken partijen te bezien op welke wijze hieraan tegemoet kan worden gekomen. Met partijen in de Werkkamer heb ik op 4 oktober bestuurlijke afspraken gemaakt om de no-riskpolis voor de gemeentelijke doelgroep van de banenafspraak en voor mensen die op grond van de Participatiewet beschut werken structureel te maken. Zoals aangegeven vinden partijen in de Werkkamer en ik het wenselijk dat de uniforme no-riskpolis bij het UWV voor de gemeentelijke doelgroep van de banenafspraak en voor mensen die op grond van de Participatiewet beschut werken structureel beschikbaar komt. In genoemde brief 14 oktober heb ik aangegeven nog in overleg met betrokken partijen te zijn over het vinden van een oplossing. Dit overleg is inmiddels afgerond met de conclusie dat het mogelijk en wenselijk is om de no-riskpolis wettelijk structureel te verankeren. Met deze nota van wijziging worden de betreffende bepalingen die voorzagen in uitvoering van de no-riskpolis door gemeenten vanaf 2021 uit de Wet harmonisatie instrumenten arbeidsbeperkten geschrapt.

Met deze nota van wijziging wordt als logisch complement ook de vrijwaring van het WGA-risico voor werkgevers met betrekking tot werknemers uit de gemeentelijke doelgroep van de banenafspraak en nieuw beschut werk vanaf 2021 structureel. Tevens wordt in artikel 29b, tweede lid, van de Ziektewet de bepaling geschrapt dat het ziekengeld van de werknemer uit de gemeentelijke doelgroep eindigt per 1 januari 2021 en wordt in het derde lid van artikel 29b Ziektewet de restrictie geschrapt dat de dienstbetrekking moet zijn aangegaan voor 1 januari 2021. Verder dient als gevolg van deze wijziging artikel 5.2, onderdeel B, van de Wet tegemoetkomingen loondomein te vervallen, dat in werking zou zijn getreden per 1 januari 2021. Dit betreft een wetstechnische aanpassing. In dat onderdeel werd de wijziging van artikel 117b, derde lid, van de Wfsv in de Wet harmonisatie instrumenten arbeidsbeperkten opnieuw geformuleerd. Nu die wijziging in artikel VIII, onderdeel E, van de Wet harmonisatie instrumenten arbeidsbeperkten wordt geschrapt, dient artikel 5.2, onderdeel B, van de Wtl eveneens te vervallen.

Wat betreft de financiële gevolgen geldt, net zoals bij de Wet harmonisatie instrumenten arbeidsbeperkten het geval was, het uitgangspunt van budgettaire neutraliteit. Wel is er sprake van verschuiving in financiële stromen. Voor invoering van de Wet harmonisatie instrumenten arbeidsbeperkten was iedere gemeente zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de no-riskpolis. Gemeenten financierden dit uit het Gemeentefonds (integratie-uitkering Sociaal Domein). Deze nota van wijziging regelt dat het UWV ook vanaf 2021 de no-riskpolis uitvoert voor de gehele gemeentelijke doelgroep banenafspraak en nieuw beschut. Omdat deze landelijke no-riskpolis zijn basis vindt in de Ziektewet treden er kosten op in de begroting van SZW. Het gevolg hiervan is dat de middelen ten behoeve van de no-riskpolis in het Gemeentefonds verschuiven naar de begroting van SZW.

De uitname uit het Gemeentefonds heeft slechts betrekking op de loonwaarde van de werknemer en de verzekering daarvan. Er is echter nog een tweede financiële component aanwezig. Namelijk de loonkostensubsidie van de gemeenten. Omdat het UWV het volledige loon compenseert bij ziekte is het wettelijke bepaald dat gemeenten de loonkostensubsidie aan de werkgever stopzetten om overcompensatie voor werkgevers te voorkomen. Het gevolg hiervan is dat gemeenten minder uitgaven hebben in het inkomensdeel van de Participatiewet. Het Rijk maakt daarentegen navenant meer kosten. Het UWV compenseert immers het volledige loon bij ziekte. Analoog aan de uitname uit het Gemeentefonds, verschuiven de kosten vanuit het inkomensdeel van de Participatiewet naar de Ziektewet.

In de begroting worden voor nu onderstaande bedragen verwerkt.

Omdat nu onzeker is in welke mate zich uitgaven zullen voordoen zal een rekenregel worden vastgesteld waarmee de meerkosten voor de no-riskpolis door UWV en de daarmee gepaard gaande uitname bij gemeenten periodiek worden herijkt op basis van de realisaties in de voorafgaande periode. Dit geldt voor de periode vanaf 2021.

De bovengenoemde ex ante geraamde uitgaven aan de no-riskpolis en de uitname voor 2021 en verder worden gecorrigeerd zodra actuele uitvoeringsinformatie over 2020 en verder beschikbaar is en op de reguliere bijstellingsmomenten in de budgetten verwerkt.

Onderdeel 2 (artikel III, onderdelen A en B)

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in artikel III, onderdeel A, de verwijzing in artikel 38d, negende lid, Wfsv te corrigeren en aan te vullen, omdat bij de toevoeging van onderdeel e aan artikel 38b, eerste lid, Wfsv is verzuimd dat onderdeel tevens toe te voegen aan de verwijzing naar artikel 38b, eerste lid, onderdeel a, in artikel 38d, negende lid. Daardoor kunnen de regels die gelden voor een vaststelling op grond van artikel 38b, eerste lid, onderdeel a, van de Wfsv tevens van toepassing worden verklaard op een vaststelling op grond van onderdeel e van dat artikellid. De in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van artikel 50 van de Wfsv is nu opgenomen in artikel III, onderdeel B.

Onderdeel 2 (artikel III, onderdeel C)

De wijziging van artikel 50 van de Wfsv blijkt door te werken in de hoogte van de premiekorting op grond van het overgangsartikel 122a van de Wfsv. Omdat dit effect niet werd beoogd, wordt in artikel III, onderdeel C, artikel 122a van de Wfsv zo aangepast dat de hoogte van de premiekorting voor de groep, beschreven in dat artikel, ongewijzigd blijft.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma