Vastgesteld 30 september 2016
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave: |
||
ALGEMEEN |
1 |
|
1. |
Doel en aanleiding van het wetsvoorstel |
2 |
2. |
Maatregelen |
2 |
3. |
Financiële effecten en regeldruk |
5 |
4. |
Ontvangen commentaren en adviezen |
5 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij zijn blij dat in samenspraak met alle betrokken partijen afspraken zijn gemaakt om de Participatiewet en de Wet Banenafspraak te vereenvoudigen. Deze leden hebben hierover nog wel enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen vereenvoudigingen van de Participatiewet. Zij streven naar – uit de praktijk naar voren komende – verbeteringen van de Participatiewet en onderschrijven dan ook de strekking van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben hierover wel enkele vragen die zij graag aan de regering willen stellen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkomingen loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet en enkele andere wijzigingen. De leden van de betreffende fractie hebben een aantal vragen naar aanleiding van het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben er bij de regering meerdere malen op aangedrongen om de regeldruk en de administratieve lasten die werkgevers ervaren bij het in dienst nemen van werknemers met een beperking te verminderen en zij waarderen het dan ook dat de regering met dit wetsvoorstel hiertoe een eerste poging doet.
De leden van de SP-fractie vragen de regering op welke wijze alternatieve maatregelen voor de in het wetsvoorstel voorgestelde regelgeving in overweging zijn genomen. Welke alternatieven voor de forfaitaire loonkostensubsidie zijn onderzocht? Waarom zijn deze alternatieven afgevallen? Welke alternatieven voor de flexibele termijnen voor de loonwaardebepaling zijn overwogen? Waarom zijn deze alternatieven afgevallen? Welke alternatieven zijn onderzocht voor de inzet van loonkostensubsidie voor schoolverlaters die al aan de slag zijn bij een werkgever? Waarom zijn deze alternatieven afgevallen? En welke alternatieven zijn onderzocht voor de voorgestelde wijziging van de voortgezette werkregeling? Waarom zijn deze afgevallen?
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering naar aanleiding van signalen over bureaucratie met een tweetal aanpassingen is gekomen. Waar kwamen deze signalen vandaan? Op welke wijze is hier over gesproken met werkgevers? Op welke wijze is hierover gesproken met overheden (en hun vertegenwoordigers) zoals gemeenten en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)? Op welke wijze is hierover gesproken met cliëntenorganisaties? De leden van de SP-fractie lezen dat de voorgestelde maatregelen er toe leiden dat het voor werkgevers gemakkelijker is om de doelgroep uit de banenafspraak in dienst te nemen. Waarop is deze aanname gebaseerd? Welke directe voordelen ondervinden personen uit de doelgroep banenafspraak als gevolg van de in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen? Kan de regering aangeven of de voorgestelde maatregelen gevolgen hebben voor de koopkracht van personen uit het doelgroepenregister? Zo ja welke? Deelt de regering de zorgen van de VNG over de complexe regelgeving en de gevolgen hiervan voor de beschikbaarheid van voldoende kandidaten? Op welke wijze heeft de regering rekening gehouden met deze zorgen?
Allereerst hebben de leden van de VVD-fractie een aantal vragen over de forfaitaire loonkostensubsidie zoals deze wordt voorgesteld in dit wetsvoorstel. Deze forfaitaire loonkostensubsidie is vastgesteld op 50% van het Wettelijk Minimum Loon (WML). Wat is de motivatie achter deze 50%? Waarom juist dit percentage? Het lijkt logisch, zo volgt ook uit het wetsvoorstel, dat er voor gebruik afspraken moeten worden gemaakt tussen gemeenten en werkgevers. Hoe is dit overleg om dit instrument in te zetten gewaarborgd? Zijn hier afspraken over gemaakt? Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie graag weten waarom een forfaitaire loondispensatie nadelige inkomenseffecten voor mensen met een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajongers) met zich mee kan brengen. Hoe komt de regering tot deze conclusie? Kunt u dit nader toelichten?
De leden van de PvdA-fractie geven aan dat de regering het van belang acht dat gemeenten en werkgevers vooraf overleggen zodat de werking van het instrument forfaitaire loonkostensubsidie op voorhand helder is en wordt aanvaard. Welke activiteiten gaat de regering ondernemen om werkgevers en gemeenten te informeren over forfaitaire loonkostensubsidie en de werking hiervan? Op welke wijze gaat de regering het effect van deze maatregel monitoren? Forfaitaire loondispensatie maakt geen onderdeel uit van de voorstellen van de regering. In hoeverre leidt dit tot verschillen tussen de doelgroepen van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)? Hoe verhoudt zich dit tot de intentie van de regering om de instrumenten uit de Participatiewet die beschikbaar zijn voor gemeenten en werkgevers zo veel mogelijk te harmoniseren? Hoe verhoudt de flexibilisering van de frequentie van loonwaardemeting zich overigens tot de praktijkroute die de regering ook voornemens is te realiseren?
De leden van de SP-fractie vragen de regering of de voorgestelde wetswijziging betekent dat naast een sneller beeld van de financiële gevolgen van het aannemen van een werknemer, ook eerder een beeld van de capaciteiten van de kandidaat ontstaat? Op welke wijze maakt het inschatten van de kansen en beperkingen van een kandidaat onderdeel uit van het wetsvoorstel? Klopt de indruk dat het wetsvoorstel enkel sturing aanbrengt door middel van financiële prikkels? Zo nee, waarom niet? Deelt de regering dat deze maatregel kan leiden tot een lagere loonwaarde van personen met een arbeidsbeperking omdat dit voordeliger is voor de werkgever? Op welke wijze kan de regering garanderen dat de voorgestelde maatregel niet leidt tot een lagere loonwaarde van personen met een arbeidsbeperking?
De leden van de SP-fractie vragen de regering op welke wijze het overleg is geregeld waarin de uiteindelijke loonwaarde van een persoon met een arbeidsbeperking wordt vastgesteld. Welke partij neemt hiervoor het initiatief? Welke rol heeft de persoon met een arbeidsbeperking hierin? Wat gebeurt er indien er op het moment dat de loonwaarde van de werknemer wordt vastgesteld geen eenduidige conclusie kan worden getrokken over de uiteindelijke loonwaarde van de werknemer? Wie heeft hierin uiteindelijk de doorslaggevende stem? Wat is de rol van de werknemer in dit proces?
De leden van de SP-fractie lezen dat indien er voorafgaand aan de dienstbetrekking voldoende duidelijkheid bestaat over de loonwaarde van een werknemer, de gemeente de mogelijkheid kan behouden om meteen de loonwaarde op de werkplek vast te stellen. De leden van de
SP-fractie vragen de regering waarom er niet voor is gekozen om in dergelijke gevallen te verplichten om de werkelijke loonwaarde als uitgangspunt te hanteren?
Deelt de regering de mening dat in gevallen waar vanaf het begin duidelijk is wat de loonwaarde van een werknemer is, het wenselijk is om een reële bijdrage van de werkgever te vragen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie lezen dat het voorgestelde wetsvoorstel er niet toe zal leiden dat de mogelijkheid om mensen een proefplaatsing aan te bieden zal verdwijnen. De leden van de SP-fractie vragen de regering om nader toe te lichten waarom deze mogelijkheid blijft bestaan en waarom er niet voor is gekozen om de proefplaatsing te schrappen? Deelt de regering de mening dat het invoeren van een forfaitaire loonkostensubsidie de risico's van de werkgever beperkt en daarom ook de mogelijkheid biedt om aan elkaar te wennen en om na te gaan of de baan bij de betreffende werknemer past?
De leden van de VVD-fractie hebben over de flexibele termijnen voor loonwaardebepaling ook een aantal vragen. Kan de regering beschrijven hoe de opvolging van de individuele termijn van hernieuwde loonwaarde-bepaling plaatsvindt? Klopt het dat gemeenten verantwoordelijk zijn en blijven voor de loonwaardebepaling? Wat verstaat u onder «regelmatig» in de zin «De gemeente bepaalt ambtshalve regelmatig de loonwaarde»? Hoe zorgt de regering ervoor dat afspraken om de loonwaarde van de werknemer opnieuw te bepalen, daadwerkelijk worden opgevolgd?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om nader toe te lichten waarom er niet voor is gekozen om vast te houden aan bestaande termijnen zodat er voor zowel werknemer als gemeente duidelijkheid is over de termijnen waarbinnen de loonwaarde wordt beoordeeld? Welke mogelijkheid heeft een werkgever om de beoordeling van de loonwaarde van zijn werknemer uit te stellen? Welke mogelijkheid heeft een werknemer om een loonwaardebepaling aan te vragen? Onderkent de regering het risico dat deze maatregel er toe kan leiden dat werkgevers zo lang mogelijk vasthouden aan een lagere loonwaarde omdat dit voor hen voordeliger is? Zo ja, op welke wijze is hier in het wetsvoorstel rekening mee gehouden? Zo nee, waarom niet? Betekent het flexibiliseren van de loonwaardebepaling dat er geen eisen meer worden gesteld aan de periode waarbinnen een loonwaardebepaling moet plaatsvinden?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om nader toe te lichten waarom gemeenten maar één keer per jaar de loonkostensubsidie aan de hand van de indexatie van het Wettelijk Minimumloon (WML) hoeven aan te passen. Betekent dit in de praktijk dat werknemers uit het doelgroepenregister een deel van het jaar minder verdienen dan het WML? In hoeverre is dit in strijd met de Wet Minimumloon en minimumvakantiebijslag? Wat zijn de totale extra lasten voor gemeenten indien de loonkostensubsidie twee keer per jaar wordt geïndexeerd?
De leden van de SP-fractie zijn positief over het feit dat de regering de noodzaak inziet om loonkostensubsidie in te zetten voor jongeren die na hun opleiding meteen aan de slag zijn gegaan bij een werkgever. Heeft de regering een beeld van het aantal jongeren met een arbeidsbeperking dat jaarlijks op deze basis aan de slag gaat bij een werkgever? Op welke wijze kunnen gemeenten bij het vaststellen van hun budget voor loonkostensubsidie rekening houden met jongeren die nog geen uitkering in het kader van de Participatiewet hebben? Welke financiële gevolgen heeft deze specifieke aanpassing van de wet voor gemeenten? Hoe kan het dat personen die reeds werkzaam zijn bij een werkgever minder verdienen dan het WML? In hoeverre is dit in strijd met de Wet Minimumloon en minimumvakantiebijslag?
De leden van de CDA-fractie steunen van harte het voorstel om het ook voor schoolverlaters die al werken mogelijk te maken om in aanmerking te komen voor loonkostensubsidie. Zij hebben hier eerder bij de regering op aangedrongen en daarbij met name aandacht gevraagd voor schoolverlaters van het Praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Kan de regering aangeven of met deze maatregel de bestaande knelpunten in voldoende mate zijn opgelost? Wat is het oordeel van de betrokken scholen? Kan de regering hier nader op ingaan?
De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen over de voortgezette werkregeling. Kunt u nader toelichten waarom het UWV geen loonwaarde of resterende verdiencapaciteit kan toekennen aan iemand die in de Wajong zit en arbeidsvermogen heeft? Ligt de oorzaak hiervan in het systeem? Zo ja, is er een ander systeem denkbaar waarmee dit wel kan? Hoe wordt nu beoordeeld wat de loonwaarde en de resterende verdiencapaciteit is van iemand? Is de verdiencapaciteit altijd een afgeleide van het WML? Betekent de voorgestelde wetswijziging dat jongeren in de Wajong een kleinere kans krijgen op een baan? Wat gebeurt er met de prikkel voor jongeren in de Wajong om de resterende verdiencapaciteit te benutten? Welke ondersteuning is er voor mensen die een Wajong-uitkering ontvangen om hen te begeleiden naar de arbeidsmarkt? Graag een toelichting per Wajong-uitkeringsgroep.
De leden van de VVD-fractie geven aan dat de regering stelt dat de financiële effecten van het weglaten van de resterende verdiencapaciteit en het opnemen van de extra voorwaarde per saldo tegen elkaar wegvallen. Kunt u dit inhoudelijk nader toelichten en met een tabel onderbouwen en inzichtelijk maken om welke kosten het gaat en hoe deze tegen elkaar weggestreept worden? Kunt u toelichten hoe het inkomen van een werkende jongere in de Wajong met deze wetswijziging meer in lijn wordt gebracht met het loon van iemand die met een loonkostensubsidie op basis van de Participatiewet aan de slag is?
Kunt u een financiële uiteenzetting maken hoe u tot de conclusie bent gekomen dat de uitkeringslasten met circa 1 miljoen euro in 2017 stijgen en circa 3 miljoen euro in de jaren 2018 en 2019? Waarom stijgen deze uitkeringslasten? Hoe wordt dit gedekt? Kunt u in een tabel uitleggen hoe dit meerjarig wordt gedekt? Kunt u de veronderstelling dat mensen die ouder zijn dan 27 jaar geen ontwikkelingsmogelijkheden meer hebben, nader onderbouwen?
De leden van de PvdA-fractie geven aan dat de afname van de administratieve lasten voor bedrijven wordt geschat op ongeveer 100.000 euro per jaar, toenemend naar structureel 400.000 euro per jaar. Kan nader toegelicht worden hoe dit is berekend?
De leden van de CDA-fractie geven aan dat de afname van de administratieve lasten voor bedrijven met dit wetsvoorstel wordt geschat op ongeveer 100.000 euro per jaar in 2018, toenemend naar structureel 400.000 euro per jaar. Waar zijn deze bedragen op gebaseerd? Kan de regering aangeven hoe dit is berekend?
De leden van de PvdA-fractie geven aan dat de VNG heeft gewezen op de complexiteit van de regelgeving met betrekking tot de Participatiewet. Wat is het risico dat alle wijzigingen van de oorspronkelijke wet die de regering wil doorvoeren leiden tot weer nieuwe complexiteit en mogelijke knelpunten in de uitvoering?
De leden van de CDA-fractie geven aan dat de VNG in haar reactie heeft gewezen op de complexiteit van de wet- en regelgeving en spreekt de zorg uit over de beschikbaarheid van kandidaten. Wat is hierop de reactie van de regering? Deelt de regering deze zorg van de VNG? Het Uitvoeringspanel heeft in zijn advies aangegeven het wetsvoorstel uitvoerbaar te vinden en adviseert de maatregel forfaitaire loonkostensubsidie te monitoren. Volgt de regering dit advies op en hoe wordt hier vorm aan gegeven?
De voorzitter van de commissie, Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Linden