Vastgesteld 3 oktober 2016
De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
Blz. |
• Inleiding |
1 |
• Inhoud van het verdrag |
2 |
• Overige |
4 |
• Artikelsgewijs |
4 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de goedkeuring van het belastingverdrag met Zambia, maar hebben nog een aantal vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende verdrag ter vermijding van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belastingen naar het inkomen met Zambia. De leden van de PvdA-fractie constateren met tevredenheid dat het heronderhandelen van belastingverdragen met ontwikkelingslanden vruchten begint af te werpen. De heronderhandelingen zorgen ervoor dat ontwikkelingslanden meer mogelijkheden hebben om belastingen te innen die hen toekomen. De leden van de PvdA-fractie stemmen dan ook in met het verdrag, maar hebben nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel dat betrekking heeft op de goedkeuring van het belastingverdrag met Zambia, evenals van de adviezen van de Raad van State. De leden hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het belastingverdrag met Zambia.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zambia tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van ontgaan van belastingen. De leden hebben een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel ter goedkeuring van het belastingverdrag met Zambia. De leden hebben daarover nog enkele vragen.
Inhoud van het verdrag
Wat betekenen de voorgestelde wijzigingen en nieuwe elementen concreet voor de verdeling Zambia en Nederland wat betreft de belastingheffing? En gaan bedrijven of burgers per saldo meer of minder belasting betalen in de praktijk bij de huidige situatie, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Verder willen de leden van de VVD-fractie graag weten welke zaken in het verdrag met Zambia staan die noch in het OESO-modelverdrag, noch in het VN-modelverdrag voorkomen?
De regering vermeldt dat de onderhandelingen over het verdrag zijn afgerond voor de publicatie van de aanbevelingen van het BEPS-project. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de Nederlandse inzet anders zou zijn als de onderhandelingen zouden hebben plaatsgevonden na de publicatie van de aanbevelingen van het BEPS-project.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie de regering nader te motiveren waarom zij meent dat het voorliggende verdrag als evenwichtig kan worden beschouwd en rekening houdt met de belangen van Nederlandse burgers en bedrijven. Waaruit blijkt dat en hoe heeft de regering de belangen van beide landen gewogen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland geen voorstander is van het opnemen van een bepaling dat het verlenen van diensten voor een onderneming van de ene verdragssluitende staat in de andere verdragssluitende staat gedurende meer dan 183 dagen in een jaar bij wijze van fictie leidt tot een vaste inrichting. De leden van de VVD-fractie zijn het daar mee eens. Waarom is er dan toch mee ingestemd. Het opnemen van een dergelijke passage leidt tot administratieve voor het Nederlandse bedrijfsleven. Waarom is niet gewoon uit gegaan van 12 of in het uiterste geval 9 maanden? Welke bedrijven gaan hier vooral last van krijgen?
Waarom is, er vanuit gaande dat de 2010-versie van het OESO-modelverdrag beter en actueler is dan de 2008-versie, ingestemd met het opnemen van een passage uit de 2008-versie als het gaat om winst uit onderneming? Waarom wordt c.q. is er zo selectief geshopt uit de versie van het OESO-modelverdrag en soms weer uit het VN-modelverdrag, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Kan de regering toelichten wat het verschil is in de toerekening van kosten van intellectueel eigendom aan de vaste inrichting tussen het OESO-modelverdrag uit 2008 en 2010, en waarom Zambia een sterke voorkeur heeft voor het artikel in de vorm van de 2008-versie, zo vragen de leden van de SP-fractie. Wat was de inzet van Nederland?
Waarom wilde Zambia een aparte regeling opnemen voor artiesten en sportbeoefenaars? Wat zijn de hiervan de gevolgen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Welke rol hebben tax holidays in het verdrag, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Hoe gaat Nederland om met ontvangsten uit deelnemingen die een tax holiday genieten in Zambia?
De leden van de PvdA fractie betreuren het dat ontwikkelingslanden zoals Zambia in economische zin gedwongen worden tax holidays aan te bieden. Bedrijven zouden ook in die landen gewoon hun eerlijke bijdrage moeten leveren als zij daar actief zijn. Deelt de regering de mening van de leden van de PvdA-fractie dat een «switch-over-bepaling» in de deelnemingsvrijstelling zoals eerder voorgesteld door de Europese Commissie de prikkel zou wegnemen voor ontwikkelingslanden om in schadelijke onderlinge concurrentie tax holidays aan te bieden? Zo ja is de regering bereid alsnog in Europa voor een switch-over-bepaling te pleiten?
Waarom had Zambia een voorkeur voor een main purpose test ten opzichte van een limitation on benefits bepaling, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
De leden van de SP-fractie lezen in het advies en nader rapport van de Raad van State dat de Raad vraagtekens plaatst bij het feit dat de (bestuurscolleges van de) BES-eilanden onvoldoende zijn betrokken bij de totstandkoming van het verdrag. Zij vragen de regering op deze opmerkingen te reageren.
Kan de regering aangeven of er de e-zones of vergelijkbare regimes zijn in Zambia, en zo ja, welke, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie merken op dat de nationale bronheffingen van Zambia sterk zijn teruggebracht, en dat voor uit Zambia afkomstige vergoedingen voor dienstverlening onder het nieuwe verdrag überhaupt geen bronheffing is toegestaan. Acht de regering dit een billijke ontwikkeling bezien vanuit het streven naar eerlijke belastingverdragen, zo willen de leden van de regering weten. De leden merken daarbij tevens op dat de antimisbruikbepalingen in dit verdrag uitsluitend toezien op dividenden, interest en royalty’s, en geen bredere werking hebben. Waarom is hiervoor gekozen? In het verleden hebben vergoedingen voor dienstverlening ertoe geleid hebben dat de heffingsgrondslag uitgehold is; hoe wordt dit voorkomen op basis van het voorliggende verdrag?
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de naar voren gebrachte wensen van Nederland grotendeels konden worden verwezenlijkt. Kan de regering aangeven welke wensen niet konden worden verwezenlijkt?
Kan de regering een toelichting geven op de opmerking dat er een duidelijk patroon te ontdekken valt dat Zambia niet aan alle onderdelen van het VN-modelverdrag vasthoudt, en tevens, indien mogelijk, een verklaring hiervoor, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie lezen dat Zambia heeft ingestemd met een verlaging van het bronheffingstarief voor royalty’s van 10% naar 7.5%, om gebruikers van nieuwe technologie te compenseren. De leden merken op dat dit geen reden mag zijn om de bronbelasting op alle royalty’s te verlagen, en vragen zij de regering een toelichting hierop te geven.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of op basis van dit verdrag automatisch gegevens worden uitgewisseld of dat slechts informatie-uitwisseling op verzoek mogelijk is. Kan de regering aangeven hoe ver Zambia is met het verzamelen en uitwisselen van gegevens?
Allereerst zijn de leden van de GroenLinks-fractie benieuwd naar welke risico’s op misbruik dit nieuwe verdrag tegen gaat. Verder zijn deze leden benieuwd naar een toelichting over de opgenomen Main Purpose Test, de verwachte effectiviteit daarvan, en of Nederland zich ook inspant om gebruik hiervan te bevorderen, bijvoorbeeld door informatie-uitwisseling en andere ondersteuning. De leden zouden ook na implementatie van het verdrag graag regelmatig, bijvoorbeeld jaarlijks, op de hoogte worden gehouden van hoe vaak deze test ingezet wordt om misbruik tegen te gaan. In meer algemene zin zouden de leden graag geïnformeerd worden hoe dit vernieuwde verdrag bijdraagt aan een sterkere positie qua belastingheffing voor Zambia.
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen uit de toelichting dat het afhankelijk is van de verdragspartner in hoe verre Nederland afwijkt van de gebruikelijke onderhandelingsinzet in geval van een «low-income country». De leden zijn benieuwd in hoeverre hier inderdaad is afgeweken van de gebruikelijke inzet, en of er ook proactief is gewezen op deze bereidheid. De leden zijn benieuwd of bekend is waarom Zambia op onderdelen is afgeweken van een inzet op het VN-modelverdrag. Ook zijn de leden benieuwd waarom de tarieven niet veranderd of alleen verlaagd zijn, bijvoorbeeld de belasting op royalty’s, en hoe dit in het belang van Zambia is.
Qua budgettaire aspecten zijn de leden van de GroenLinks-fractie benieuwd naar de verwachte budgettaire aspecten voor Zambia. Het lijkt de leden dat hier toch een duidelijk effect zou moeten zijn, enerzijds vanwege de doelstelling om misbruik te voorkomen, anderzijds een negatief effect door de tariefsverlaging op royalty’s.
Tot slot zijn de leden van de GroenLinks-fractie benieuwd in hoeverre het Zambiaanse parlement en andere relevante stakeholders zoals ngo’s zijn betrokken bij dit verdrag.
Overige
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie de regering waarom het verdrag tussen Nederland en Zambia in Ethiopië ondertekend is.
Artikelsgewijs
II.5
De leden van de D66-fractie lezen dat er in artikel 5, zesde lid, is bepaald dat het verlenen van diensten door een onderneming van de ene verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat gedurende meer dan 183 dagen (in een periode van twaalf maanden) bij wijze van fictie leidt tot een vaste inrichting. In het belastingverdrag van Kenia is een dergelijke bepaling alleen opgenomen voor verzekeringsactiviteiten, hoe is het begrip diensten hier gedefinieerd? Zijn er naast de extra administratieve lasten nog andere gevolgen van deze bepaling? Hoeveel bedrijven krijgen hiermee naar verwachting te maken?
II.10
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het feit dat er een anti-misbruikmeldingen in het Verdrag is opgenomen. De leden constateren dat de regering Zambia een Limitation on benefits (LOB)-bepaling heeft aangeboden. Had deze bepaling ook de voorkeur voor de regering? Waarom is er ingestemd met de wens van Zambia om voor een main purposes test te kiezen? Welke gevolgen heeft de keuze voor de main purposes test ten op zichtte van de LOB-bepaling?
Kan de regering toelichten waarom niet gekozen is voor de principal purposes test wat de aanbeveling is van het Base Erosion & Profit Shifting (BEPS)-project? In actiepunt 6 van het BEPS-project wordt deze principal purposes test als minimum van een antimisbruikbepaling genoemd. Voldoet het Verdrag met Zambia aan dit minimum met de main purposes test, zo vragen de leden van de D66-fractie.
II.10, II.11 en II.12
De leden van de D66-fractie constateren dat als het hoofddoel of één van de hoofddoelen van een persoon het verkrijgen van voordeel door het Verdrag is, de voordelen niet worden toegekend. Deze bepaling kan echter pas worden toegepast indien de verdragsluitende staten elkaar daarover hebben geconsulteerd. Wat is de exacte betekenis van deze consultatie? Moeten beide landen instemmen om de bepaling toe te passen?
II.25
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat het Verdrag de mogelijkheid biedt tot het uitwisselen van informatie tussen Nederland en Zambia. De leden constateren dat op basis van het Verdrag zowel automatische als spontane informatie-uitwisseling mogelijk wordt gemaakt. Heeft de regering al afspraken gemaakt met Zambia over de vorm van de informatie uitwisseling, namelijk zijnde spontaan of automatisch?
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden