Vastgesteld 3 oktober 2016
De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
– Algemeen |
1 |
– Inleiding |
2 |
– Inhoud van het verdrag |
2 |
– De positie van Kenia als laag inkomensland |
3 |
– Budgettaire aspecten |
3 |
– Inbreng van derden |
3 |
– Koninkrijkspositie |
3 |
– Artikelsgewijs |
4 |
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de goedkeuring van het belastingverdrag met Kenia, maar hebben nog een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het belastingverdrag met Kenia. Graag stellen zij de regering enkele vragen over dit verdrag.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het belastingverdrag met Kenia.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de republiek Kenia tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van ontgaan van belastingen. De leden hebben een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel ter goedkeuring van het belastingverdrag met Kenia. De leden hebben daarover nog enkele vragen.
Inleiding
Het voornemen van Kenia om de economie meer open te stellen voor buitenlandse partijen komt onder meer tot uiting in de uitbreiding van het Keniaanse belastingverdragennetwerk, lezen de leden van de SP-fractie. Kenia heeft belastingverdragen met meerdere landen ondertekend, namelijk Zuid-Afrika, de Verenigde Arabische Emiraten, Iran, Mauritius, Koeweit, Nigeria, de Seychellen, Qatar en Zuid Korea. Daarnaast is het belastingverdrag met Frankrijk reeds in werking getreden. Is de regering bereid de tarieven bronbelasting die in het verdrag met Nederland zijn opgenomen, te vergelijken met de tarieven bronbelasting in verdragen die Kenia met de hiervoor genoemde landen heeft ondertekend of die reeds in werking zijn getreden?
De leden van de SP-fractie vragen de regering tevens of ook een vergelijking kan worden gemaakt van de antimisbruikbepalingen die zijn opgenomen in de verdragen die Kenia heeft ondertekend of in werking zijn getreden.
Inhoud van het verdrag
Wat betekenen de voorgestelde wijzigingen en nieuwe elementen concreet voor de verdeling Kenia en Nederland wat betreft de belastingheffing, zo vragen de leden van de fractie van de VVD. Gaan bedrijven of burgers per saldo meer of minder belasting betalen in de praktijk bij de huidige situatie?
Verder willen de leden van de VVD-fractie graag weten welke zaken in het verdrag met Kenia staan die noch in het OESO-modelverdrag, noch in het VN-modelverdrag voorkomen?
Wat zijn de gevolgen in de praktijk door in het verdrag relatief hoge bronbelastingen op te nemen op dividenden, interest en royalty’s en de verlaging van de nationale tarieven van de bronbelastingen te verbinden aan een main purpose test, vragen de leden van de fractie van de VVD.
De bewindspersonen schrijven in de memorie van toelichting dat het verdragsbeleid van Kenia vooral een accent legt op bronbelastingen op interest en royalty’s, mede gezien de nationale tarieven die Kenia hanteert, aldus de leden van de SP-fractie. Kan de regering enige toelichting geven op de nationale tarieven in Kenia?
Kent Kenia zogenoemde economic zones of andere vergelijkbare regimes, waarin een verlaagd tarief winstbelasting geldt, vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of op basis van dit verdrag automatisch gegevens worden uitgewisseld of dat slechts informatie-uitwisseling op verzoek mogelijk is. Kan de regering aangeven hoe ver Kenia is met het verzamelen en uitwisselen van gegevens?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat het verdrag de mogelijkheid biedt tot het uitwisselen van informatie tussen Nederland en Kenia. De leden constateren dat op basis van het verdrag zowel automatische als spontane informatie-uitwisseling mogelijk wordt gemaakt. Heeft de regering al afspraken gemaakt met Kenia over de vorm van de informatie uitwisseling, namelijk zijnde spontaan of automatisch?
De regering vermeldt dat de onderhandelingen over het verdrag zijn afgerond voor de publicatie van de aanbevelingen van het BEPS-project. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de Nederlandse inzet anders zou zijn als de onderhandelingen zouden hebben plaatsgevonden na de publicatie van de aanbevelingen van het BEPS-project.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie de regering nader te motiveren waarom zij meent dat in het voorliggende verdrag op evenwichtige wijze rekening is gehouden met de belangen van Nederlandse burgers en bedrijven en de heffingsbelangen van Kenia. Waaruit blijkt dat en hoe heeft de regering dit gewogen?
De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd naar welke fiscale belemmeringen dit verdrag wegneemt, alsook welke risico’s op het ontgaan van belasting door dit verdrag ontstaan en welke voor dit verdrag reeds bestonden en door dit verdrag worden beperkt. Verder zijn de leden benieuwd naar een toelichting over de opgenomen main purpose test, de verwachte effectiviteit daarvan, en of Nederland zich ook inspant om gebruik hiervan te bevorderen, bijvoorbeeld door informatie-uitwisseling en andere ondersteuning. Ook valt het de leden op dat het verdrag «afdoende» voorziet in anti-misbruik, en zij vragen zich af of hier ook een inspanning is gedaan om misbruik «zo veel mogelijk» te voorkomen, en tenminste conform het EU-BEPS traject zijn.
De positie van Kenia als laag inkomensland
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen uit de toelichting dat het afhankelijk is van de verdragspartner in hoe verre Nederland afwijkt van de gebruikelijke onderhandelingsinzet in geval van een «low-income country». De leden zijn benieuwd in hoe verre hier inderdaad is afgeweken van de gebruikelijke inzet, en of er ook proactief is gewezen op deze bereidheid. De leden zijn benieuwd of bekend is waarom Kenia op onderdelen is afgeweken van een inzet op het VN-modelverdrag.
Budgettaire aspecten
Qua budgettaire aspecten zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd naar de verwachte budgettaire aspecten voor Kenia. Gezien de verwachte positieve invloed op investeringen, zou men hier een positief budgettair effect verwachten indien het voor nu Kenia beter mogelijk zou moeten zijn belasting te heffen. Ook hiervoor is voor de leden relevant hoe de situatie vóór het verdrag was.
Inbreng van derden
De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd in hoeverre het Keniaanse parlement en andere relevante stakeholders zoals ngo’s zijn betrokken bij dit verdrag.
Koninkrijkspositie
Het verdrag is in juli 2015 tot stand gekomen, aldus de leden van de fractie van de VVD. Waarom heeft het verdrag dan uitsluitend betrekking op het Europese deel van Nederland en dus niet het Caribische deel van Nederland (i.c. de BES-eilanden? De totstandkoming van het verdrag is immers ruim na de staatkundige hervorming van 10-10-2010. Wat zijn daarvan de gevolgen?
Artikelsgewijze toelichting
Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is (artikel 2)
Wat betekent het c.q. wat zijn de gevolgen van het zogenaamde staatswinstaandeel uitdrukkelijk onder de reikwijdte van het verdrag te brengen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de D66-fractie lezen dat Kenia in een eerder stadium niet bereid was tot het sluiten van een verdrag. De leden vragen de regering of er, buiten dat Kenia zich recent heeft opengesteld tot het aangaan van verdragen, nog andere redenen zijn dat Kenia nu wel bereid was tot het aangaan van een verdrag met Nederland? Is de inzet van Nederland gewijzigd ten opzichte van de jaren «70, en kan dit ook een reden zijn voor Kenia om nu wel bereid te zijn een verdrag te sluiten?
Vaste inrichting (artikel 5)
Waarom wilde Kenia niet een bijzondere bepaling opnemen over de aanwezigheid van een vaste inrichting met betrekking tot werkzaamheden buitengaats, vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de SP-fractie lezen dat Nederland heeft voorgesteld een bijzondere bepaling op te nemen over de aanwezigheid van een vaste inrichting met betrekking tot werkzaamheden buitengaats. Kan de regering toelichten waarom? Op welke bezwaren van Keniaanse zijde stuitte dit?
Waarom is in artikel 5, lid 3 van het verdrag niet meer aangesloten bij het VN-modelverdrag, namelijk dat een vaste inrichting tot stand komt als werkzaamheden langer duren dan 9 maanden, vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de D66-fractie lezen dat er in artikel 5, het zesde lid, een fictie voor verzekeringsactiviteiten is opgenomen. Wat zijn de gevolgen van deze bepaling en hoeveel bedrijven krijgen hiermee naar verwachting te maken?
Scheep- en luchtvaart (artikel 8 en Protocol artikelen XI en XII)
De leden van de VVD-fractie lezen dat op verzoek van Kenia er een bronstaatheffing voor winsten uit internationale scheepvaartactiviteiten is opgenomen. Wat zijn hiervan de gevolgen? Wie of wat wordt hierdoor geraakt? In welke andere verdragen is zoiets opgenomen? Waarom vindt het kabinet dit aanvaardbaar?
Gelieerde ondernemingen (artikel 9 en Protocol artikel X)
De leden van de SP-fractie hebben de vraag of de regering bereid is om kort de verschillen tussen het OESO- en het VN-modelverdrag te schetsen op het punt van gelieerde ondernemingen en transfer pricing.
Dividenden (artikel 10 en Protocol artikel XIII, XIV, XV, XVII en XVIII)
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het feit dat er een anti-misbruikmeldingen in het verdrag is opgenomen. De regering geeft in de inleiding van de memorie van toelichting aan dat het verdrag afdoende voorziet in bepalingen die misbruik van het verdrag tegengaan. De leden constateren dat er gekozen is voor een main purposes test. Kan de regering toelichten waar de verschillen zitten tussen deze main purposes test en de principal purposes test wat de aanbeveling is van het Base Erosion & Profit Shifting (BEPS) – project?
In actiepunt 6 van het BEPS-project wordt deze principal purposes test als minimum van een antimisbruikbepaling genoemd. Voldoet het verdrag met Kenia aan dit minimum met de main purposes test?
In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10 lezen de leden van de fractie van GroenLinks dat er geen mogelijkheid tot heffing van dividendbelasting is bij een aandelenbelang van 10%. De leden vragen zich af of hier een ontgaansrisico is en of er niet het risico ontstaat dat Kenia in de praktijk zelden nog dividendbelasting kan heffen. Een soortgelijke vraag speelt op bij artikel 11 over de interest, waarbij het lijkt alsof de interestheffing voor Kenia stevig wordt beperkt. Ook in artikel 12 is sprake van een specifieke vrijstelling in geval van de royaltybelasting. De leden zijn benieuwd waarom deze belasting een belemmering zou kunnen vormen, en hoe Kenia zich hierin positioneerde.
Interest (artikel 11 en Protocol artikel XV; Royalty’s (artikel 12 en Protocol artikelen XV en XVI)
Nederland is eerder bereid om met ontwikkelingslanden een bronheffing over interest en royalty’s overeen te komen, zo merken de leden van de VVD-fractie op. In het voorliggende verdrag wordt de mogelijkheid geboden om er vanaf te zien als het gaat om het gebruik van agrarische of milieuvriendelijke technieken. Als het gunstig voor Kenia is om daar een bronstaatvrijstelling voor af te spreken, waarom geldt dat dan niet voor andere sectoren die ook die ook belangrijke technieken kunnen bieden aan Kenia? In hoeverre beperkt dit de ontwikkelingsmogelijkheden van Kenia niet gewoon?
Artiesten en sportbeoefenaars (artikel 17)
Waarom wil Kenia een specifieke bepaling voor artiesten en sportbeoefenaars, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Wat zijn daarvan de gevolgen?
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De griffier van de commissie, Berck