Aangeboden 18 mei 2016
Gerealiseerde uitgaven verdeeld over de beleidsartikelen
Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over de beleidsartikelen
A. |
Algemeen |
4 |
|
1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening |
4 |
||
2. Leeswijzer |
6 |
||
B. |
Beleidsverslag |
8 |
|
1. Beleidsprioriteiten |
8 |
||
2. Beleidsartikelen |
19 |
||
Artikel 1 Woningmarkt |
19 |
||
Artikel 2 Woonomgeving en bouw |
32 |
||
Artikel 3 Kwaliteit Rijksdienst |
42 |
||
Artikel 6 Uitvoering rijksvastgoedbeleid |
47 |
||
3. Bedrijfsvoeringsparagraaf |
53 |
||
C. |
Jaarrekening |
55 |
|
1. De verantwoordingsstaat |
55 |
||
2. De samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen |
56 |
||
3. Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2015 |
58 |
||
3.1 Logius |
58 |
||
3.2 P-Direkt |
66 |
||
3.3 Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) |
74 |
||
3.4 FMHaaglanden |
81 |
||
3.5 Shared Service Centrum ICT Haaglanden (SSC ICT Haaglanden) |
90 |
||
3.6 Rijksgebouwendienst (RGD) |
98 |
||
3.7 Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) |
110 |
||
3.8 Dienst Vastgoed Defensie (DVD) |
120 |
||
3.9 Dienst van de Huurcommissie (DHC). |
131 |
||
4. De saldibalans |
140 |
||
D. |
Bijlagen |
149 |
|
1. Toezichtsrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (ZBO’s/RWT’s) |
149 |
||
2. Afgerond evaluatie en overig onderzoek |
150 |
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Wonen en Rijksdienst (XVIII) over het jaar 2015 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister voor Wonen en Rijksdienst decharge te verlenen over het in het jaar 2015 gevoerde financiële beheer.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in het jaarverslag;
d. de betrokken saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2015, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2015 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Algemeen
Voor u ligt het jaarverslag 2015 van Wonen en Rijksdienst.
Het jaarverslag voor Wonen en Rijksdienst heeft de volgende vier beleidsartikelen: Woningmarkt; Woonomgeving en bouw; Kwaliteit Rijksdienst en Uitvoering rijksvastgoedbeleid.
De begroting voor Wonen en Rijksdienst is een programmabegroting en heeft geen apart apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven zijn opgenomen onder het centraal apparaatsartikel van de begroting van BZK (VII).
Het jaarverslag 2015 is als volgt opgebouwd:
A. een algemeen deel met de dechargeverlening.
B. het beleidsverslag met de prioriteiten en de beleidsartikelen.
tevens wordt onder B de bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen.
C. de jaarrekening bestaat uit de verantwoordingsstaat van Wonen en Rijksdienst, de Jaarverantwoording (inclusief de verantwoordingsstaat) van de baten-lastenagentschappen en de saldibalans.
D. de bijlagen:
Overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s;
Afgerond evaluatie en overig onderzoek
Beleidsverslag
In het beleidsverslag wordt teruggekeken op de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2015.
Het beleidsverslag wordt afgesloten met een realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht garanties en achterborgstellingen
Beleidsartikel
Budgettaire gevolgen van beleid
Alle financiële instrumenten worden onder de tabel budgettaire gevolgen van beleid in het jaarverslag toegelicht.
Jaarrekening
Jaarverantwoording agentschappen
De Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is met ingang van 1e suppletoire begroting 2015 over gegaan van het Ministerie van Defensie (X) naar de begroting van Wonen & Rijksdienst.
Het jaarverslag 2015 voor Wonen en Rijksdienst kent de volgende baten-lastenagentschappen: Logius; P-Direkt; Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR); FMHaaglanden; Shared Service Centrum ICT Haaglanden (SSC ICT Haaglanden); Rijksgebouwendienst (RGD); Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB); Dienst Vastgoed Defensie (DVD) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).
In de jaarrekening zijn de financiële verantwoordingen van deze baten-lastenagenschappen opgenomen.
Topinkomens
Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst heeft geen WNT-overzicht (Wet Normering Topinkomens) opgenomen. Voor wat betreft de topinkomens wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).
Bijlagen
Bijlage externe inhuur
Het jaarverslag van Wonen en Rijksdienst heeft geen bijlage inhuur externen. Voor wat betreft deze bijlage wordt verwezen naar het jaarverslag van BZK (VII).
Het jaar 2015 stond vooral in het teken van het uitvoeren van de hervorming van de woningmarkt: meer doorstroming in de sociale huurmarkt met behoud van betaalbaarheid voor de doelgroep, een groter aanbod van middeldure huurwoningen, meer stabiliteit in de koopwoningmarkt door het stapsgewijs verminderen van de schuldfinanciering en zorgen dat woningcorporaties weer de nadruk gaan leggen op hun kerntaak: het zorgen voor huisvesting van mensen met een laag inkomen.
Op het terrein van bouwen is in het kader van het Energieakkoord in 2015 verder gewerkt aan verduurzaming en aan het geven van meer ruimte voor de markt.
De vluchtelingenstroom is als gevolg van de oorlog(en) in het Midden-Oosten in 2015 fors toegenomen. Dit heeft geleid tot aangepast en nieuw beleid op het gebied van de huisvesting van vergunninghouders. Dit is verwoord in het bestuursakkoord Verhoogde asielinstroom van 27 november 2015 (Kamerstukken II 2015–2016, 19 637, nr. 2107).
De bedrijfsvoering van de Rijksdienst maakt al geruime tijd een ontwikkeling door richting meer efficiency en verbetering van de kwaliteit door rijksbrede samenwerking. In 2015 zijn stappen gezet om de governance en de bekostiging van de Shared Service-organisaties te vereenvoudigen. Veel aandacht ging in 2015 uit naar het onderwerp ICT. Met de Operatie Informatiebestel Rijk en de oprichting van het Bureau ICT-Toetsing zijn belangrijke stappen gezet richting verdere professionalisering van de ICT-functie binnen het rijk en betere beheersing van ICT-projecten. Op personeelsgebied is met de Mobiliteitsbrief richting gegeven aan de wijze, waarop vorm wordt gegeven aan een wendbare rijksdienst en duurzame inzetbaarheid van personeel.
WONEN
Koopmarkt: ruimte geven voor herstel
Met de hervorming van de woningmarkt zoals opgenomen in het Woonakkoord beoogde het kabinet meer vertrouwen te scheppen voor vragers en aanbieders op de koopwoningmarkt. In 2015 is gebleken dat deze aanpak zijn vruchten heeft afgeworpen. Het herstel in 2014 heeft zich in 2015 voortgezet: het aantal woningtransacties bereikte in 2015 weer bijna het niveau van voor de crisis. De huizenprijzen stegen in 2015 gestaag met 3%. Het herstel verschilt per regio, maar trad op in alle regio’s en bij alle woningtypen. (Bron: Staat van de woningmarkt 2015 Kamerstukken II 2015–2016, 32 847, nr. 203)
Om de koopwoningmarkt een meer stabiel karakter te geven, is een aantal maatregelen genomen om de schuldfinanciering terug te dringen, onder andere de «Loan-to-Value-ratio» (LTV-ratio) en de verhuisregeling. Zo is het maximale leenbedrag ten opzichte van de waarde van de woning, de zogeheten «Loan-to-Value-ratio» (LTV-ratio), per 1 januari 2015 beperkt van 104% tot 103%. De komende jaren wordt dit stapsgewijs verder verlaagd naar 100% in 2018.(naar artikeltoelichting)
Het kabinet heeft een aantal maatregelen genomen om te verhinderen dat de effecten van de crisis zouden na-ijlen en het herstel zouden belemmeren. In 2015 is de verhuisregeling blijvend met een jaar verruimd, zodat de hypotheekrente van de voormalige of toekomstige woning tot maximaal drie jaar fiscaal aftrekbaar is. Binnen de termijn van drie jaar na het verlaten van de oude woning, na afloop van een periode van tijdelijke verhuur, blijft het mogelijk de (hypotheek)rente van de voormalige eigen woning af te trekken voor de inkomstenbelasting.
Met het herstel van de woningmarkt, kan een aantal crisismaatregelen stapsgewijs worden teruggedraaid. In 2015 is de kostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) teruggebracht van € 265.000 tot € 245.000. Deze stap is onderdeel van de stapsgewijze afbouw van de kostengrens tot de gemiddelde woningwaarde.
Huurmarkt: evenwichtig en bereikbaar
Eind december 2015 is het wetsvoorstel Doorstroming Huurmarkt 2015 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 373, nr. 2). In lijn met het Sociaal Huurakkoord dat Aedes en Woonbond in juli 2015 overeen kwamen, streeft het kabinet met deze wet naar invoering van een huursombenadering. Dit houdt in dat de gemiddelde huurstijging per woningcorporatie niet hoger mag zijn dan de inflatie plus één procentpunt (inclusief harmonisatie). Binnen deze huursomstijging zijn op individueel niveau huurstijgingen mogelijk tot maximaal 2,5 procentpunt bovenop de inflatie.
Tevens breidt het wetsvoorstel Doorstroming Huurmarkt via een wijziging van het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten uit. Zo komen er, analoog aan de campuscontracten voor studenten, meer mogelijkheden om doorstroming te bevorderen bij woningen voor bepaalde doelgroepen. Daarnaast komt er een huurovereenkomst van maximaal 2 jaar.
Op 1 oktober 2015 is het nieuwe woningwaarderingsstelsel in werking getreden. Doordat de WOZ-waarde van een huurwoning nu onderdeel uitmaakt van het woningwaarderingsstelsel, komt de gewildheid en de locatie van een huurwoning beter tot uitdrukking bij de bepaling van de maximaal redelijke huurprijs.
Inspelen op woonwensen van specifieke groepen
In 2015 had de huisvesting van specifieke groepen de aandacht. Het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting werd afgerond. In totaal zijn er in de periode 2011–2015 een kleine 40.000 extra eenheden voor studenten gerealiseerd. In 9 regio’s waren in 2014 bestuurlijke afspraken gemaakt om 31.000 nieuwe huisvestingsplekken voor EU-arbeidsmigranten te realiseren. Eind 2015 was ruim de helft van deze plekken gerealiseerd.
Tevens is in 2015 werk gemaakt van de Transitieagenda Langer Zelfstandig Wonen van ouderen en mensen met een geestelijke of lichamelijke handicap of een psychiatrische beperking. Het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen heeft in juni 2015 een voortgangsrapportage gepubliceerd waarin zij rapporteren over hun activiteiten, zoals kennisdeling en advisering. (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847, nr. 182)
Stelselwijziging woningcorporaties: terug naar de kerntaak en scherp toezicht
Op 1 juli 2015 trad de Herziening van de Woningwet in werking. Kernpunten van de herziening van de wet zijn een versterking van het interne- en externe toezicht op woningcorporaties, een versterking van de rol van gemeenten en huurdersorganisaties als het gaat om de prestaties van woningcorporaties en een beperking van het werkterrein van de woningcorporatie tot verhuur en bouw van sociale huurwoningen, maatschappelijk vastgoed en leefbaarheid, ook wel de opgedragen dienst van algemeen economisch belang (DAEB) genoemd. Niet DAEB activiteiten zoals de bouw van koopwoningen en dure huurwoningen zijn alleen toegestaan als er geen marktpartijen zijn die dat willen doen. Woningcorporaties moeten daarnaast een scheiding aanbrengen tussen hun DAEB activiteiten en hun overige activiteiten.
Het toezicht op woningcorporaties is versterkt met de komst van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) per 1 juli 2015. De Autoriteit houdt integraal toezicht op de financiën, rechtmatigheid, integriteit en governance van woningcorporaties en is organisatorisch ondergebracht bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Per 1 januari 2016 is de formele reorganisatie afgerond, waarmee de Aw een apart domein is binnen de ILT.
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Woningwet zijn woningcorporaties op grond van de passendheidsnorm verplicht om jaarlijks bij toewijzing van woningen aan huishoudens met recht op huurtoeslag in minstens 95% van de gevallen een woning toe te wijzen met een huur onder de aftoppingsgrens. Met deze maatregel wordt de betaalbaarheid van het wonen voor de doelgroep van de huurtoeslag verzekerd.
Governance
De relatie tussen het Rijk en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) is in 2015 verstevigd. Per 1 juli 2015 zijn de statuten en overeenkomsten met het WSW aangepast, waarbij het Rijk goedkeuringsbevoegdheden ten aanzien van het beleid en de governance van het WSW heeft gekregen. Daarnaast wordt gewerkt aan de vormgeving van publiekrechtelijk toezicht op het WSW. Dit toezicht zal worden uitgeoefend door de Autoriteit woningcorporaties.
Migratie
In 2015 zijn aanvullende maatregelen afgesproken om te voorkomen dat de huisvesting van het toenemend aantal vergunninghouders leidt tot verdringing van andere woningzoekenden in de sociale huursector. De maatregelen die bijdragen aan de uitstroom van vergunninghouders uit de opvangcentra van het COA naar reguliere huisvesting zijn vastgelegd in het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom (november 2015). Zo is er nu de tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders, bedoeld om extra huisvestingscapaciteit te realiseren. De regelgeving is aangepast zodat woningcorporaties meer mogelijkheden krijgen een rol te vervullen in de huisvesting van vergunninghouders. Ook wordt het mogelijk rijkspanden kostendekkend te verhuren aan gemeenten voor de huisvesting van vergunninghouders.
Ten slotte is vanuit het Expertteam (kantoor)transformatie bijgedragen aan het ondersteuningsteam asielzoekers en vergunninghouders van de VNG dat gemeenten ondersteunt bij huisvesting van deze doelgroep.
Bouwen en duurzaamheid: ruimte voor de markt
Bouwregelgeving
Het beleidsprogramma bouwregelgeving stond in het teken van meer ruimte voor de markt en duurzaamheid.
In 2015 is gewerkt aan wijzigingen in de bouwregelgeving. In 2015 is in overleg met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) en andere partners uit het veld gewerkt aan het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL), één van de vier AMvB’s onder de Omgevingswet en het besluit waarin de bouwregelgeving zal worden opgenomen. In 2015 is een voorlopige versie van dit besluit voorgelegd aan de belangrijkste belanghebbenden (onder andere VNG, IPO, VNO-NCW en het overlegplatform bouwregelgeving).
Door wijziging van het Bouwbesluit en de regeling Bouwbesluit per 1 juli 2015 is gewerkt aan het garanderen van de bouwkwaliteit. Daarnaast is in 2015 verder gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuw systeem van kwaliteitswaarborgen voor de bouw. Het wetsvoorstel is in mei 2015 voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Ook zijn in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de regeldruk en maatschappelijke baten en lasten van het voorstel.
Energieprestaties
In 2015 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord verder ingevuld voor onder meer verbetering van de energiezuinigheid van gebouwen. Begin 2015 is een voorlopig energielabel verzonden naar alle particuliere woningeigenaren die nog niet beschikten over een energielabel. Sinds juni 2015 kunnen verenigingen van eigenaren (VvE’s) een beroep doen op het Nationaal Energiebespaarfonds voor het afsluiten van leningen voor energiebesparende maatregelen. Het beroep op de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector bedroeg eind 2015 55 miljoen euro. De Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft in 2015 met geld van het Rijk lokale initiatieven voor energiebesparing ondersteund. De Europese richtlijn Energieprestatie van gebouwen (EPBD) is in 2015 ingevoerd.
In de Nationale Energieverkenning 2015 hebben het Energieonderzoek Centrum Nederland, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Bureau voor de Statistiek gemeld dat het energieverbruik blijft dalen, maar dat het tempo ervan afneemt. Op verzoek van de Tweede Kamer hebben de partijen van het Energieakkoord eind 2015 afspraken gemaakt om de doelen van het akkoord binnen bereik te houden.
Woningbouw
Het streven van het kabinet om in 2015 de bouwsector beter te laten aansluiten bij de wensen van bewoners en gebruikers, heeft geresulteerd in een toename van het aantal verleende vergunningen voor eigenbouw ten opzichte van 2014.
Het Expertteam Versnellen ondersteunt (op aanvraag) gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling. Het expertteam blijft tot aan de invoering van de Omgevingswet actief.
Het Expertteam Transformatie heeft in 2015 de rapportage 2013–2015 opgeleverd (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 201). Het aantal transformaties is de laatste jaren sterk is toegenomen (Kamerstukken I, 2015–2016, 32 769, nr. L1). Ook zijn verschillende goede voorbeelden van transformatie van zorgvastgoed in «reguliere woonruimte» voor ouderen, starters, studenten en arbeidsmigranten in de rapportage opgenomen.
In 2015 is de eerste fase van het MIRT-onderzoek «Stimuleren Stedelijke Wonen in de Zuidelijke Randstad» afgerond. Aanleiding voor dit onderzoek is de afname in de binnenstedelijke woningbouwproductie in deze regio, terwijl de trek naar de stad juist toeneemt. Het onderzoek heeft ten doel na te gaan waaraan dit ligt en welke maatregelen er mogelijk zijn om de productie te stimuleren. De eerste fase leverde een aantal concrete producten op, zoals het «omgekeerde bidbook» van de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland (IVBN) en adviezen voor de aanpassing van de «ladder voor duurzame verstedelijking» en het ontwikkelen van een gebiedsinvesteringszone.
Een leefbare woonomgeving: handvatten bieden aan lokale partijen
In 2015 is met verschillende partners gewerkt aan het realiseren van een leefbare en veilige woonomgeving. Met de wijzigingen van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, de Woningwet en de Huisvestingswet hebben gemeenten meer instrumenten in handen gekregen om overlast en verloedering tegen te gaan.
De wijziging van de wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek maakt het voor gemeenten mogelijk om woningzoekenden met een crimineel of overlast verleden, te weren uit gebieden die kampen met ernstige leefbaarheidproblemen (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 314, nr. 3).
Daarnaast heeft het Rijk lokale partijen ondersteund met kennis, onder andere door het organiseren van leerkringen.
Rotterdam Zuid heeft ondersteuning gekregen bij de aanpak van de fysieke problematiek. Krimp- en anticipeerregio’s zijn ook in 2015 met kennis en middelen gefaciliteerd bij de aanpak van bevolkingsdaling. Met regionale partners is samengewerkt aan de opstelling van een nieuw Actieplan Bevolkingsdaling voor de periode 2016–2020.
RIJKSDIENST
Het kabinet streeft naar een meer slagvaardige, dienstverlenende en kostenbewuste rijksdienst. Met een mix van lopende en nieuwe initiatieven wordt geld bespaard en kwaliteitswinst geboekt.
Het programma Compacte Rijksdienst is in 2015 afgerond en waar nodig overgedragen aan bestaande organisatieonderdelen van het Rijk. Dit programma richt zich op de totstandkoming van een rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering en clustering van werkzaamheden van uitvoering- en toezichtorganisaties.
Daarnaast hebben tal van andere initiatieven en projecten binnen de rijksdienst in 2015 bijgedragen aan verbetering van de efficiency en de kwaliteit van de dienstverlening:
– De verdere ontwikkeling van de shared service-organisaties inclusief vereenvoudiging van de governance (oprichting bestuurlijk overleggen) en de bekostiging (centrale bekostiging voor P-Direkt en FMHaaglanden).
– Het ter uitvoering van het kabinetsstandpunt Tijdelijke Commissie ICT-projecten opgezette Programma Operatie Informatiebestel Rijk (OIR), gericht op strakkere sturing en de beheersing van ICT-projecten. De vorming van het Bureau ICT-Toetsing maakt onderdeel uit van de getroffen maatregelen.
– De diverse vormen van samenwerking tussen departementen op bedrijfsvoeringgebied, zoals gezamenlijke huisvesting, facilitaire dienstverlening en gezamenlijk gebruik van financiële systemen.
– De vorming van een rijksbrede medezeggenschap.
– De samenvoeging per 1 januari 2015 van de ICT shared servic-organisaties (SSC-ICT Den Haag en SSC-ICT Den Haag pijler II (voormalig Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT)) tot één shared service-organisatie (SSC-ICT Haaglanden).
In 2015 heeft de invulling van het centraal opdrachtgeverschap P-Direkt vorm gekregen. De centraal opdrachtgever heeft de dienstverleningsopdracht in afstemming met de eisen en wensen van de afnemers, verleend aan P-Direkt en heeft er op toegezien dat de afgesproken diensten binnen het beschikbare budget en volgens kwaliteitsafspraken geleverd zijn. Samen met de partners in het Bestuurlijk Overleg is er op deze wijze invulling gegeven aan de besturing van P-Direkt waarmee het voor departementen verantwoord is gebleken om de oude rollen los te laten en daadwerkelijk de bestuurlijke drukte te verminderen.
In de Aanbiedingsbrief bij de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014 (Kamerstukken II 31 490, nr. 174) zijn maatregelen aangekondigd gericht op de verdere verbetering van de beheersing van de uitgaven voor personeel en materieel, de zogenaamde apparaatsuitgaven. In 2015 zijn de procedures aangescherpt om strakker aan de voorkant te gaan sturen op de apparaatsuitgaven. De hoofdregel is dat als er sprake is van extra uitgaven, de desbetreffende Minister die in beginsel uit het eigen apparaatbudget dekt. Daarnaast zijn voorbereidingen getroffen om de manier waarop departementen in hun begroting en verantwoording omgaan met de post «bijdrage agentschappen» te uniformeren. Daardoor kunnen de apparaatlasten van agentschappen afzonderlijk zichtbaar worden gemaakt en kunnen deze beter worden gevolgd.
Strategisch personeelsbeleid Rijk
Op 2 oktober 2015 is een nieuwe CAO voor de sector Rijk tot stand gekomen. Deze heeft een looptijd tot ultimo 2016. Naast een inkomensverbetering bevat de CAO afspraken over het verlengen van het van-werk-naar-werk-beleid tot ultimo 2016. Ook is in de nieuwe CAO afgesproken een agenda strategisch personeelsbeleid Rijk 2025 op te stellen, zodat bij de volgende CAO vernieuwende afspraken kunnen worden gemaakt die passen bij een wendbare en kwalitatief hoogstaande rijksdienst en die recht doen aan de professionele medewerkers en hun duurzame inzetbaarheid.
Het UWV houdt de voortgang van de banenafspraak uit het sociaal akkoord (2013) in de gaten. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het te realiseren aantal extra banen bij de overheid (25.000 in 2023) naar rato van het aantal fte’s uitgesplitst over de verschillende overheidssectoren. Voor de sector Rijk betekent dit in 10 jaar 3.340 extra banen – verdeeld over de Ministeries – voor mensen met een arbeidsbeperking.
In mei 2015 heeft het kabinet besloten tot de instelling van een Groepsondernemingsraad Rijk (GOR Rijk). De secretaris generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overlegt met de GOR Rijk. Een groot deel van 2015 is besteed aan de inrichting en werkwijze van de Groepsondernemingsraad.
In 2015 heeft Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) de personeelscyclus voor de ambtelijke top versterkt. Ook het ontwikkelaanbod voor topmanagers binnen de rijksdienst is verder uitgebreid. Daarbij is in het bijzonder aandacht besteed aan ontwikkelmogelijkheden op het gebied van vakmatige aspecten (zoals ICT en communicatie), leiderschap en reflectie.
Het aandeel vrouwen dat op 31 december 2015 een topfunctie bekleedde binnen de rijksoverheid was 31%1. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau Algemene Bestuursdienst er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel binnen de rijksdienst.
Vastgoed
Ook in 2015 was de afstoot van rijksvastgoed een belangrijke opgave. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft 155 verkopen gerealiseerd: ruim 350 hectare en 56 gebouwen of gebouwcomplexen. Daarnaast zijn 29 monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie overgedragen aan de Nationale Monumentenorganisatie. Met deze overdracht is de toekomst van dit cultureel erfgoed gewaarborgd.
Het RVB heeft bijgedragen aan de uitvoering van het in november 2015 gesloten bestuursakkoord Verhoogde asielinstroom. Vanaf medio september 2015 is overtollig rijksvastgoed actief aangeboden om vluchtelingen in op te vangen: aan het COA voor de opvang van asielzoekers en aan gemeenten voor de huisvesting van statushouders. Op verzoek van het COA levert het RVB – zolang dit nodig is – aanvullende diensten zoals het gebruiksklaar maken van rijkspanden, het gebouwbeheer gedurende het gebruik door het COA en het actief schouwen en/of huren van panden van derden. Ook aan gemeenten heeft het RVB extra dienstverlening aangeboden. Zo kunnen gemeenten rijksvastgoed, bedoeld voor de huisvesting van statushouders, huren tegen kostendekkende prijzen. Eind 2015 waren 25 objecten verhuurd aan het COA (totaal 310.000 m2 bruto vloeroppervlak) en nog eens 37 objecten in optie bij het COA en verschillende gemeenten. Vanzelfsprekend staat het gemeenten en het COA nog steeds vrij rijksobjecten te kopen. Hiervoor gelden dan gewone marktconforme prijzen, zodat er geen sprake is van markverstoring door het verlenen van staatssteun.
Conform het energieakkoord levert het Rijksvastgoedbedrijf met het beheer en de ontwikkeling van het eigen vastgoed een bijdrage aan energiebesparing, energieneutraliteit, duurzame energieopwekking en circulaire economie.
In 2015 heeft het Rijksvastgoedbedrijf zich voorbereid op het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel voor kantoren. Binnen het nieuwe stelsel worden taken en verantwoordelijkheden op het gebied van rijkshuisvesting anders verdeeld, wordt de rijkshuisvesting bestuurlijk en administratief eenvoudiger en is de beprijzingsmethodiek vereenvoudigd. Er is meer centrale regie waardoor nog beter kan worden gestuurd op het beperken van leegstand, het realiseren van aangepaste werkpleknormen en het toepassen van energiebesparende maatregelen binnen rijkskantoren. Met de mogelijkheid de huur per jaar op te kunnen zeggen worden departementen geprikkeld te bezuinigen op het gebruik van vierkante meters.
Realisatie |
|||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel |
Naam artikel |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
Geheel artikel? |
Artikel 1 |
Woningmarkt |
||||||||||
1.1 |
Betaalbaarheid |
X |
X |
X |
ja 1) |
||||||
1.2 |
Onderzoek en kennisoverdracht |
X |
ja 1) |
||||||||
Artikel 2 |
Woonomgeving en bouw |
||||||||||
2.1 |
Energie en bouwkwaliteit |
X |
nee 2) |
||||||||
2.2 |
Woningbouwproductie |
ja 3) |
|||||||||
2.3 |
Kwaliteit woonomgeving |
X |
X |
X |
nee 4) |
||||||
Artikel 3 |
Kwaliteit Rijksdienst |
X |
nee 5) |
||||||||
Artikel 6 |
Uitvoering rijksvastgoedbeleid |
||||||||||
6.1 |
Doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting |
nee 6) |
|||||||||
6.2 |
Bijdrage materieel activa |
nee 6) |
Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link:
http://www.rijksbegroting.nl/2016/voorbereiding/begroting,kst212120_4.html
Voor de realisatie (hyperlinks) van beleidsdoorlichtingen en andere onderzoeken, zie de bijlage «Evaluatie en overig onderzoek».
Ad. 1 In de begroting voor Wonen en Rijksdienst is voor 2015 een beleidsdoorlichting van artikel 1 opgenomen. De Tweede Kamer is vooraf over de opzet en vraagstelling van deze beleidsdoorlichting geïnformeeerd en heeft eind 2015 de beleidsdoorlichting ontvangen (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 120 nr 9).
Ad 2. De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting bestond uit afzonderlijke beleidsevaluaties op de thema's Energie en Bouwkwaliteit. De beleidsinstrumenten uit het Energieakkoord zijn niet in deze beleidsdoorlichting betrokken. Zoals is afgesproken in het Energieakkoord worden de hierin opgenomen beleidsinstrumenten in 2016 geëvalueerd.
Ad 3. In 2016 is een beleidsdoorlichting van artikelonderdeel 2.2 «Woningbouw» voorzien. De Tweede Kamer heeft de opzet en vraaagstelling hiertoe ontvangen evenals de antwoorden op de gestelde vragen (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 120, nr. 7).
Ad. 4 De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het Programma Bevolkingsdaling, vallend onder artikelonderdeel 2.3 «Kwaliteit woonomgeving». Dit artikelonderdeel bevat ook andere beleidsdoelen. Een deel hiervan is in eerdere beleidsdoorlichtingen aan de orde geweest. Zo heeft de visitatiecommissie Wijkenaanpak in 2011 de wijkenaanpak doorgelicht.
Ad 5 Daar artikel 3 het beleid voor de gehele bedrijfsvoering van het Rijk omvat, is een beleidsdoorlichting in 1 jaar niet afdoende om het gehele beleid te evalueren. Het beleid ten aanzien van personeel kent ook een andere cyclus dan bijvoorbeeld het beleid ten aanzien van inkoop. Voor 2014 is gekozen voor een beleidsdoorlichting op een bijdrage die een groot budgettair beslag heeft binnen het artikel. Uiteraard wordt beleid wel geëvalueerd en regelmatig wordt de Kamer hierover geïnformeerd, zie de bijlage afgerond evaluatie- en overig onderzoek. Tijdens de begrotingsbehandeling in het najaar 2014 is aan de Tweede Kamer toegezegd dat in de begroting 2016 het doel en de reikwijdte van dit artikel duidelijker zal worden verwoord. In de begroting 2016 is voor dit artikel de rol en verantwoordelijkheid van de Minister hierop aangepast (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 000-XVIII).
Ad 6 De instrumenten op dit artikel hebben betrekking op de ondersteuning voor rijkshuisvesting en het onroerend goed van en voor het Rijk. Op artikel 6 wordt dan ook het beheer van de monumenten, de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van AZ en de Koning begroot en verantwoord, maar ook worden vanuit dit artikel de zakelijke lasten bekostigd en wordt de financiële relatie tussen het Ministerie en het RVB geregeld.Voor de zakelijke lasten en de «moederbijdrage» geldt dat zij geen beleidsmatige doelstellingen kennen en zich daarom niet lenen voor een doorlichting in de zin van doelmatigheid en doeltreffendheid. Daarbij komt dat op dit artikel momenteel 2 bewegingen spelen die van invloed zijn op het plannen van de evaluaties. Vanwege de voorgenomen oprichting van het agentschap Rijksvastgoedbedrijf en de vervreemding van een groot deel van de portefeuille van monumenten zonder huisvestingsfunctie naar de Nationale Monumentenorganisatie is het eerst gelegen moment voor het plannen van evaluaties vanaf 2020. Het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) bij verkoop is geïntroduceerd in (medio) 2014 en zal daarom in 2019 worden doorgelicht.
Achterborgstelling Waarborgfonds Sociale Woningbouw
Omschrijving |
2014 |
20151 |
---|---|---|
Achterborgstelling |
85,1 |
83,8 |
Bufferkapitaal |
0,5 |
0,5 |
Obligo |
3,2 |
3,2 |
Zie hiervoor ook de toelichting bij de saldibalans
Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt ervoor dat woningbouwcorporaties toegang kunnen krijgen tot de kapitaalmarkt en tegen gunstige rentetarieven geld kunnen lenen. Als organisatie doen ze dit door garanties te verstrekken aan hun financiers. De corporaties bouwen hierdoor tegen zo laag mogelijke kosten sociale woningbouwprojecten en maatschappelijk vastgoed; de financiers krijgen maximale zekerheid.
De Staat is gezamenlijk met de gemeenten achtervanger bij de Stichting WSW. Dit betekent dat zodra het WSW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen het Rijk en de gemeenten zich verplicht hebben gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen.
Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend.
De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaalbedrag aan obligo’s is € 3,2 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is nagenoeg nihil.
Per eind 2015 heeft het WSW € 83,8 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.
Achterborgstelling Nationale Hypotheekgarantie
Omschrijving |
2013 |
2014 |
20151 |
---|---|---|---|
Achterborgstelling |
164 |
176 |
187 |
Bufferkapitaal |
0,8 |
0,8 |
0,9 |
Obligo |
N.v.t. |
N.v.t. |
N.v.t. |
Zie hiervoor ook de toelichting bij de saldibalans
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek garantie (NHG) en heeft als doel het bevorderen van een duurzaam gunstig klimaat voor het eigenwoningbezit in Nederland, evenals het hiertoe op de financiële markten bevorderen van de financierbaarheid van eigen woningen.
Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.
In 2015 zijn meer garanties afgesloten (135.400) dan in 2014 (116.100). Het aantal verliesdeclaraties in 2015 (4.493) is met 6 procent afgenomen ten opzichte van 2014 (4.800). De afname concentreerde zich in de tweede helft van het jaar en wordt met name toegeschreven aan de aantrekkende woningmarkt. Het garantievermogen van de stichting is ultimo 2015 toegenomen naar € 880 mln. Dit is toe te schrijven aan een toename van het aantal nieuwe garanties en de afname van het aantal verliesdeclaraties. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2016–2020 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.
Hypotheekgarantie
Omschrijving |
Uitstaande garanties |
Verleende garanties |
Vervallen garanties |
Uitstaande garanties |
Garantie-plafond |
Totaal plafond |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel 3 |
2014 |
2015 |
2015 |
2015 |
|||
Kwaliteit Rijksdienst |
Hypotheekgaranties |
111 |
0 |
63 |
48 |
356 |
170 |
Zie hiervoor ook de toelichting bij saldibalans
De garanties betreffen hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.
Er zijn ultimo december 2015 nog 2 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,05 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2015 bedraagt € 0,17 mln.
A Algemene doelstelling
Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.
B Rol en verantwoordelijkheid
De Minister voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.
De Minister voert via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet. De Minister voert de regie ten aanzien van het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan op grond van de Woningwet.
De Minister stimuleert in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.
De Minister voert de regie ten aanzien van het scheppen van voorwaarden voor de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huurprijsregulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.
De Minister voert de regie over het beleid voor de koopwoningmarkt. Hieronder valt onder meer het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG), de fiscale behandeling van de eigen woning, en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt.
De Minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de Huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.
De Minister is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de verhuurderheffing. De uitvoering van de verhuurderheffing is, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst.
De Minister is verantwoordelijk voor een adequate werking van de sociale huurwoningenmarkt. Het betreft het beleid en de regelgeving ten aanzien van het maatschappelijk presteren van woningcorporaties en het toezicht hierop. Voor de huisvesting van diegenen die moeilijkheden ondervinden bij het vinden van adequate huisvesting op de woningmarkt, spelen woningcorporaties een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met een inkomen tot € 34.678 (inkomensgrens 2014) tot hun kerntaak behoort.
De Minister draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).
C Beleidsconclusies
Zoals in het beleidsverslag aangegeven is op 1 juli 2015 de Herziening van de Woningwet (Stb. 2015, 145) in werking getreden. Het betreft een versterking van het interne- en externe toezicht op woningcorporaties, een versterking van de rol van gemeenten en huurdersorganisaties als het gaat om de prestaties van woningcorporaties en een beperking van het werkdomein van woningcorporaties tot verhuur en bouw van sociale huurwoningen, maatschappelijk vastgoed en leefbaarheid (de zogenoemde opgedragen dienst van algemeen economisch belang (DAEB). Tevens is opnieuw een zogenaamde passendheidstoets ingevoerd.
In 2015 is in samenwerking met partijen (o.a. Aedes, Woonbond, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties) een implementatietraject gestart met het oog op de invoering van de wet. Daartoe heeft een landelijk congres en een viertal regionale bijeenkomsten plaatsgevonden en is de internetsite www.woningwet2015.nl gelanceerd met daarop praktische informatie over de wet. Het implementatietraject wordt in 2016 voortgezet.
De wijziging van de wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek maakt het voor gemeenten mogelijk om woningzoekenden met een crimineel of overlast verleden, te weren uit gebieden die kampen met ernstige leefbaarheidproblemen (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 314, nr. 3).
Daarnaast heeft het Rijk lokale partijen ondersteund met kennis, onder andere door het organiseren van leerkringen.
Rotterdam Zuid heeft ondersteuning gekregen bij de aanpak van de fysieke problematiek. Krimp- en anticipeerregio’s zijn ook in 2015 met kennis en middelen gefaciliteerd bij de aanpak van bevolkingsdaling. Met regionale partners is samengewerkt aan de opstelling van een nieuw Actieplan Bevolkingsdaling voor de periode 2016–2020.
Het toezicht op woningcorporaties is zoals vermeld in het beleidsverslag versterkt met de komst van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) per 1 juli 2015. In 2016 zal de organisatie en de werkwijze van de nieuwe autoriteit verder gestalte krijgen.
In het beleidsverslag is opgenomen dat de relatie tussen het Rijk en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) in 2015 is verstevigd. Over de invulling van een algemene maatregel van bestuur hiervoor is op 30 oktober 2015 een brief naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2015–2016, 29 453, nr. 401) gezonden, waarover in november 2015 een plenair debat heeft plaatsgevonden. De voorhang bij het parlement zal in de eerste helft van 2016 plaatsvinden.
In de herziene Woningwet is ondermeer geregeld dat de taak voor sanering- en projectsteun aan woningcorporaties onder direct gezag van de Minister voor Wonen en Rijksdienst komt te liggen. Tot 1 juli 2015 was deze taak toebedeeld aan het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV). Bij de overdracht van deze taak zijn tevens de fondsmiddelen voor sanering- en projectsteun overgekomen naar de begroting van Ministerie voor Wonen en Rijksdienst. De uitvoering van de saneringstaak is per 1 juli 2015 gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.
Medio 2015 is de brief «Integrale visie op de woningmarkt» (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847, nr. 180) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met deze brief zijn de prioriteiten (Woonagenda) vastgesteld, waarover gemeenten, corporaties en huurders de komende jaren afspraken zouden moeten maken. Het betreft betaalbaarheid en beschikbaarheid van sociale huurwoningen, de verduurzaming van de voorraad, het huisvesten van urgente doelgroepen waaronder vergunninghouders en ouderenhuisvesting dan wel wonen met zorg.
Na consultatie van de sector is in de herziene Woningwet uitwerking gegeven aan de wooncoöperatie.
De liberalisatiegrens is per 1 januari 2015 nog op reguliere wijze aangepast. De bevriezing voor drie jaar is per 1 januari 2016 ingegaan. De reden voor de verlate invoering is, dat de bevriezing wordt geregeld in het wetsvoorstel Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 966). Deze stelselwijziging wordt naar verwachting met de jaarlijkse huurverhoging vanaf 1 juli 2016 van kracht.
Conform de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) is ook voor de woningcorporatiesector de norm verlaagd van 130% van de bezoldiging van een Minister naar 100%.
Gerealiseerde huurverhoging
Bron: Bewerking jaarlijkse rapportage «Feiten en achtergronden huurbeleid»en «»Analyse van het huurbeleid van verhuurders»
Net als in 2013 en 2014 is in 2015 een boveninflatoire huurverhoging toegestaan (inflatie + 1,5%). Ook is in 2015 de inkomensafhankelijke extra huurverhoging toegestaan (inflatie + 2% voor middeninkomens, inflatie + 4% voor hogere inkomens). De inflatie (CPI) over 2014 was 1%. De maximale huurverhoging kwam daarmee respectievelijk op 2,5%, 3% en 5%.
Verhuurders zijn vrij om al dan niet gebruik te maken van de maximale huurverhogingsruimte. De gemiddelde gerealiseerde huurverhoging in 2015 was 2%.
Eind december 2015 is zoals in het beleidsverslag vermeld het wetsvoorstel Doorstroming Huurmarkt 2015 bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 373, nr. 1–3) ingediend en op 9 februari 2016 aangenomen.
Eveneens is zoals in het beleidsverslag opgenomen op 1 oktober 2015 het nieuwe woningwaarderingsstelsel (MG 2015–04) in werking getreden.
De verhuurderheffing is in 2015 gecontinueerd conform de afspraken in het Woonakkoord. De opbrengsten over 2015 bedragen € 1. 345 mln. In de verhuurderheffing bestaat de mogelijkheid tot heffingsvermindering voor investeringen in krimpgebieden, in Rotterdam-Zuid en bij transformatie van kantoren naar woningen. In totaal is hier in de periode 2014–2018 € 280 mln. voor beschikbaar. Tot en met 1 maart 2016 is voor een bedrag van € 112,4 mln. aan heffingsvermindering gereserveerd, in relatie tot voorgenomen investeringen. Hiervan betreft € 44,6 mln. al afgeronde investeringen, waarvoor een definitieve investeringsverklaring is afgegeven, die door verhuurders in mindering kan worden gebracht op de aangifte verhuurderheffing.
In 2015 heeft een beleidsdoorlichting artikel 1 Woningmarkt plaatsgevonden (zie Kamerstukken II, 2015–2016, 34 120, nr. 9). Gebleken is, dat de doelen van artikel 1 niet zodanig gekwantificeerd zijn, dat het mogelijk was eenduidige conclusies te trekken over de bijdrage aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. De beleidsdoorlichting concludeert, dat de huurtoeslag een sterk effect heeft op het verlagen van de huurlasten. Zonder overheidsingrijpen zou de hoogte van de huren voor een deel van de huishoudens de toegang tot de woningmarkt belemmeren. Daar staat tegenover, dat het overheidsingrijpen kan leiden tot onbedoelde neveneffecten, effecten van de huurtoeslag die losstaan van het beoogde doel. In de beleidsdoorlichting worden diverse beleidsopties aangedragen om deze neveneffecten te verminderen. De uitkomsten van de beleidsdoorlichting bieden een goede input voor het inmiddels gestarte Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) sociale huur, dat uiterlijk in juni 2016 wordt afgerond. Aangezien dit IBO deels voortborduurt op de beleidsdoorlichting, volgt er na afronding van het IBO een integrale kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting en het IBO sociale huur.
Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag op de huurlasten voor huurtoeslagontvangers laat de onderstaande tabel het aandeel zien van de bruto huur dat per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door huurtoeslagontvangers is verschuldigd. Dit cijfer is berekend voor voorbeeldhuishoudens met een huur rond de diverse huurtoeslaggrenzen en met een minimuminkomen.
Verhouding Bruto-Netto huur Huurtoeslag |
Realisatie |
Begroting |
Afwijking |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Huishoudtype |
Netto Huur |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2015 |
20151 |
Eenpersoonshh |
Huur rond kwaliteitskortingsgrens |
65,3% |
64,3% |
63,4% |
62,0% |
61,2% |
60,3% |
0,9% |
Huur rond aftoppingsgrens |
51,2% |
53,2% |
53,1% |
52,3% |
51,5% |
51,1% |
0,3% |
|
Huur rond huurgrens |
48,7% |
52,8% |
53,2% |
52,7% |
51,8% |
51,7% |
0,0% |
|
Meerpersoonshh |
Huur rond kwaliteitskortingsgrens |
65,3% |
64,3% |
63,4% |
62,0% |
61,2% |
60,3% |
0,9% |
Huur rond aftoppingsgrens |
49,4% |
52,0% |
51,9% |
51,2% |
50,4% |
50,1% |
0,3% |
|
Huur rond huurgrens |
49,9% |
54,0% |
55,4% |
55,1% |
53,8% |
54,1% |
– 0,4% |
|
Eenpersoonshh pensioen lft |
Huur rond kwaliteitskortingsgrens |
64,7% |
63,8% |
62,8% |
61,5% |
60,7% |
59,8% |
0,9% |
Huur rond aftoppingsgrens |
50,8% |
52,8% |
52,8% |
52,0% |
51,1% |
50,8% |
0,3% |
|
Huur rond huurgrens |
48,4% |
52,5% |
52,9% |
52,4% |
51,5% |
51,5% |
0,0% |
|
Meerpersoonshh pensioen lft |
Huur rond kwaliteitskortingsgrens |
64,2% |
63,3% |
62,3% |
61,0% |
60,2% |
59,4% |
0,9% |
Huur rond aftoppingsgrens |
50,4% |
52,4% |
52,4% |
51,6% |
50,8% |
50,5% |
0,3% |
|
Huur rond huurgrens |
48,1% |
52,2% |
52,7% |
52,1% |
51,3% |
51,2% |
0,0% |
|
Bruto Huur |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
– |
Bron: Eigen berekening Ministerie van BZK
Uit de tabel blijkt, dat het aandeel van de bruto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto nog betaald moet worden in 2015 is gedaald ten opzichte van 2014. Deze daling is echter geringer dan in de ontwerpbegroting verwacht. De reden hiervoor is, dat de bruto huur minder is gestegen, dan bij het opstellen van de begroting 2015 nog werd verwacht. Dit leidt er toe, dat, hoewel het door de huurder zelf te betalen bedrag aan eigen bijdrage slechts beperkt stijgt of zelfs daalt, het procentuele aandeel hiervan in de totale (lagere huur) toeneemt.
De resultaten van de doorlichting van het agentschap Dienst van de Huurcommissie (DHC) zijn in september 2015 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 120, nr. 5) gestuurd. De aanbeveling met betrekking tot de positionering van DHC als agentschap wordt bezien in het kader van de lopende verkenning.
Sinds zijn aantreden heeft het kabinet belangrijke hervormingen op de koopmarkt gerealiseerd. Met de hervormingen wordt perspectief geboden op een stabiele koopwoningmarkt met minder schulden. Als onderdeel van de hervormingen is zoals aangegeven in het beleidsverslag in 2015 de zogenaamde Verhuisregeling permanent verruimd. Voorts is het maximale leenbedrag ten opzichte van de waarde van de woning, de zgn. «Loan-to-Value-ratio» (LTV-ratio), verder beperkt. Daarnaast is per 1 juli 2015 de kostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie teruggebracht van € 265.000 tot € 245.000. Zo is het maximale leenbedrag ten opzichte van de waarde van de woning, de zogeheten «Loan-to-Value-ratio» (LTV-ratio), per 1 januari 2015 beperkt van 104% tot 103%. De komende jaren wordt dit stapsgewijs verder verlaagd naar 100% in 2018.
Verder zijn in 2015 de volgende maatregelen uitgevoerd:
– Het maximale aftrektarief voor de kosten van eigenwoningschulden in de inkomstenbelasting wordt elk jaar met 0,5%-punt verlaagd tot uiteindelijk een aftrektarief bereikt wordt gelijk aan het tarief van de tweede en derde schijf in de inkomstenbelasting.
– De opbrengsten van de verschillende hervormingen in het fiscale stelsel op de koopmarkt worden teruggesluisd naar de burger via verlagingen in de loon- en inkomstenbelasting. In het Belastingplan 2016 zijn daarnaast maatregelen genomen die invloed hebben op het tarief van de tweede en derde schijf en het einde van de derde schijf in de loon- en inkomstenbelasting. Het einde van de derde schijf wordt hierdoor geleidelijk verlengd van € 56.531 in 2015 naar € 79.526 (in prijzen 2016) in 2031. Het tarief van de tweede en derde schijf wordt geleidelijk verlaagd naar 37,65% in 2042 en het tarief van de vierde schijf wordt geleidelijk verlaagd naar 49,5% in 2039.
De evaluatie van de Leegstandswet is in juli 2015 afgerond, samen met de evaluatie van de wetswijziging inzake het kraken (Wet kraken en leegstand). De Minister van Veiligheid en Justitie heeft de begeleidende brief (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 560, nr. 36) met deze evaluatie op 1 februari 2016 naar de Tweede Kamer gezonden.
Geconcludeerd kan worden, dat het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten het afgelopen jaar grotendeels conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting zijn uitgevoerd.
D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
Realisatie 2015 |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2015 |
Verschil 2015 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen: |
0 |
0 |
2.900.728 |
3.382.465 |
3.959.739 |
3.377.405 |
582.334 |
|
Uitgaven: |
0 |
0 |
2.929.201 |
3.404.536 |
3.965.674 |
3.335.413 |
630.261 |
|
1.1 |
Betaalbaarheid |
0 |
0 |
2.922.871 |
3.396.259 |
3.957.657 |
3.328.246 |
629.411 |
Subsidies |
0 |
0 |
61.971 |
22.124 |
19.517 |
16.815 |
2.702 |
|
Beleidsprogramma betaalbaarheid |
0 |
0 |
743 |
1.045 |
201 |
508 |
– 307 |
|
Bevordering eigen woningbezit (BEW) |
0 |
0 |
59.694 |
19.923 |
9.748 |
15.186 |
– 5.438 |
|
Onderzoek en kennisoverdracht |
0 |
0 |
314 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG |
0 |
0 |
0 |
0 |
8.367 |
0 |
8.367 |
|
Woonconsumentenorganisaties |
0 |
0 |
1.220 |
1.156 |
1.201 |
1.121 |
80 |
|
Opdrachten |
0 |
0 |
778 |
445 |
295.812 |
617 |
295.195 |
|
Begrotingsreserve sanering- en projectsteun woningcorporaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
294.314 |
0 |
294.314 |
|
Beleidsprogramma betaalbaarheid |
0 |
0 |
696 |
421 |
1.496 |
617 |
879 |
|
Onderzoek en kennisoverdracht |
0 |
0 |
82 |
24 |
2 |
0 |
2 |
|
Inkomensoverdracht |
0 |
0 |
2.846.103 |
3.360.001 |
3.629.966 |
3.296.844 |
333.122 |
|
Huurtoeslag |
0 |
0 |
2.846.103 |
3.360.001 |
3.629.966 |
3.296.844 |
333.122 |
|
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen |
0 |
0 |
0 |
0 |
170 |
2.872 |
– 2.702 |
|
Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap (RvO) |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2.872 |
– 2.872 |
|
Overige uitvoeringsinstanties |
0 |
0 |
0 |
0 |
170 |
0 |
170 |
|
Bijdragen aan ZBO's / RWT's |
0 |
0 |
13.300 |
13.689 |
12.192 |
10.291 |
1.901 |
|
Huurcommissie |
0 |
0 |
13.300 |
13.558 |
12.048 |
9.976 |
2.072 |
|
Overige uitvoeringsinstanties |
0 |
0 |
0 |
131 |
144 |
315 |
– 171 |
|
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken |
0 |
0 |
719 |
0 |
0 |
807 |
– 807 |
|
Overige uitvoeringsinstanties |
0 |
0 |
719 |
0 |
0 |
807 |
– 807 |
|
1.2 |
Onderzoek en kennisoverdracht |
0 |
0 |
6.330 |
8.277 |
8.017 |
7.167 |
850 |
Subsidies |
0 |
0 |
3.589 |
3.296 |
4.679 |
1.801 |
2.878 |
|
Samenwerkende kennisinstellingen e.a. |
0 |
0 |
3.589 |
3.296 |
4.679 |
1.801 |
2.878 |
|
Opdrachten |
0 |
0 |
2.711 |
4.981 |
3.338 |
5.366 |
– 2.028 |
|
Basisonderzoek en verkenningen |
0 |
0 |
0 |
4.981 |
3.338 |
5.366 |
– 2.028 |
|
Onderzoek en kennisoverdracht |
0 |
0 |
2.711 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijdragen aan medeoverheden |
0 |
0 |
30 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Experimenten en kennisoverdracht Wonen |
0 |
0 |
30 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Ontvangsten: |
0 |
0 |
407.994 |
496.935 |
810.381 |
501.116 |
309.265 |
E Toelichting op de financiële instrumenten
Subsidies
Beleidsprogramma Betaalbaarheid
Binnen het beleidsprogramma Betaalbaarheid zijn activiteiten ondernomen in het kader van de uitrol en verdere inregeling van de Herzieningswet (Woningwet). De aftrap is gegeven door middel van een groot startcongres. De implementatie is begeleid met regiobijeenkomsten en een kennisplatform implementatie Woningwet voor professionals (gemeenten, corporaties, huurdersbelangenverenigingen, branchepartijen) met Q&A’s, handreikingen, praktijkvoorbeelden en actualiteiten, en dialoog (interactief forum over beleidsonderwerp, zoals huurderparticipatie, scheiden/splitsen).
Voorts zijn onder andere de volgende activiteiten gefinancierd:
• Onderzoek naar de institutionele vormgeving van het toezicht op woningcorporaties, de interface sector/ governance corporaties en ten behoeve van de evaluatie van de verkoopregels.
• Een uitwerking van de huursombenadering en flexibilisering huurwoningmarkt.
• Doorrekeningen voor de huurtoeslag(beleids)ontwikkeling en in het kader van de start evaluatie verhuurderheffing.
• Een analyse naar aard en omvang van de heffingsverminderingsregeling
• De monitor betaalbaarheid is uitgebracht.
• Follow up van de wooncoöperatie is ondersteund.
• Subsidie aan het Nibud ten behoeve van de doorontwikkeling van hypotheeknormen.
• De ontwikkeling van risico- en beheersingsmodellen voor de kapitaalmarktinstituties op woningmarktterrein.
Bevorderen Eigen Woningbezit
De uitgaven aan de Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) en de eigenwoningenregelingen zijn in 2015 lager uitgevallen door de hoger dan verwachte uitval bij de vijfjaarlijkse inkomenstoetsen en vanwege verhuizingen. Hiervoor is bij de eerste en tweede suppletoire begroting het budget naar beneden bijgesteld.
In 2013 is conform het woonakkoord een aanvullende subsidie van € 30 mln. als bijdrage voor de Startersleningen aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) ter beschikking gesteld. Hiermee komt de subsidie aan de SVn in totaal uit op € 50 mln. De SVn geeft aan dat het budget per 1 mei 2015 is uitgeput. Op dat moment was het budget volledig ingezet voor verstrekte leningen of gereserveerd voor aanvragen en offertes.
Om de financiering van het eigen woningbezit te bevorderen staat de Minister voor Wonen en Rijksdienst garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
NHG verstrekkingen |
97.000 |
130.698 |
137.219 |
122.642 |
106.200 |
116.100 |
135.4001 |
Aandeel eigenwoningbezit |
57,8% |
59,3% |
59,7% |
55,1%2 |
54,9% |
55,9% |
n.n.b.3 |
Bron: Aandeel eigenwoningbezit: BZK/WB Systeem Woningvoorraad (Sysswov)
Bron: NHG verstrekkingen: jaarverslag 2014 stichting WEW en kwartaalbericht 4e kwartaal 2015 Stichting WEW (voorlopig cijfer 2015)
De woningvoorraadstatistiek van het CBS was tot 2012 gebaseerd op het Woningregister. Vanaf 2012 wordt de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) voor deze statistiek gebruikt. In deze statistiek wordt een andere definitie van zelfstandige woonverblijven gehanteerd, waardoor de woningvoorraad in omvang is toegenomen met vooral huurwoningen.
Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG
Aan de Woningstichting Geertruidenberg (WSG) is eind 2015 een saneringsbijdrage van € 8,4 mln. verleend. Deze bijdrage wordt onttrokken aan de begrotingsreserve voor sanering- en projectsteun aan woningcorporaties. Zie voor een verdere toelichting het instrument «Begrotingsreserve sanering- en projectsteun woningcorporaties».
Woonconsumentenorganisaties
De Woonbond en de Stichting VACpunt Wonen hebben in 2015 financiële bijdragen ontvangen voor de uitvoering van een met BZK overeengekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing.
Opdrachten
Begrotingsreserve sanering en projectsteun woningcorporaties
In de herziene Woningwet is ondermeer geregeld dat de taak voor sanering- en projectsteun aan woningcorporaties onder direct gezag van de Minister voor Wonen en Rijksdienst komt te liggen. Tot 1 juli 2015 was deze taak toebedeeld aan het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV). Bij de overdracht van deze taak zijn tevens de fondsmiddelen voor sanering- en projectsteun overgekomen naar de begroting van Wonen en Rijksdienst. Deze middelen worden aangehouden in een begrotingsreserve voor saneringen projectsteun aan woningcorporaties. De overschrijding ten opzichte van de stand oorspronkelijke begroting 2015 betreft de initiële storting in deze begrotingsreserve.
Beleidsprogramma betaalbaarheid
Zie de toelichting onder het kopje Subsidies.
Inkomensoverdracht
Huurtoeslag
De realisatie huurtoeslag van 2015 laat bij de uitgaven een overschrijding zien van € 333 mln. Bij de ontvangsten is € 6 miljoen meer binnengekomen waardoor een netto overschrijding resulteert van € 327 mln. ten opzichte van de ontwerpbegroting.
Bij voorjaarsnota 2015 was al een overschrijding voorzien van € 194 mln. bestaande uit € 139 mln. hogere uitgaven door hogere aantallen aanvragers en € 55 mln. lagere ontvangsten als gevolg van lagere aantallen terugvorderingen uit definitief toekennen.
Bij najaarsnota werd een verdere overschrijding van de raming verwacht van per saldo € 110 mln. (€ 154 mln. hogere uitgaven en € 44 mln. hogere ontvangsten). De uitgaven lagen hoger door hogere aantallen aanvragers en de ontvangsten door versnelling van het definitief toekennen waardoor meer terugvorderingen werden ingesteld in 2015. Uiteindelijk bleek de overschrijding bij slotwet nog eens € 22,5 mln. hoger uit te vallen (€ 40 mln. hogere uitgaven en € 17,5 mln. hogere ontvangsten).
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Zoals reeds verantwoord met de eerste suppletoire begroting 2015 is het budget voor de uitvoering van de regeling BEW en de Eigen Woningregeling door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO, voormalig Agentschap NL) overgeheveld naar het centrale instrument «bijdrage baten-lastendiensten» op artikelonderdeel 2.2 van de begroting.
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s
Huurcommissie
Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders in conflict raken over de hoogte van huurprijzen of servicekosten en er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in deze geschillen. Sinds 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en met ingang van 2013 de inkomensafhankelijke huurverhogingsgeschillen.
In 2015 zijn de onderstaande aantallen en maximale behandeltermijnen gerealiseerd.
Soort zaak |
Afhandeling 2014 |
Begroting 2015 |
Afhandeling 2015 |
---|---|---|---|
Huurprijsgeschillen |
5.712 |
5.100 |
5.222 |
Servicekostengeschillen |
2.438 |
1.700 |
2.410 |
Huurverhogingsgeschillen1 |
1.610 |
1.000 |
1.005 |
Redelijkheid huurprijzen2 |
352 |
100 |
339 |
WOHV-geschillen3 |
14 |
10 |
12 |
Subtotaal |
10.126 |
7.910 |
8.988 |
Inkomensafhankelijke huurverhogingsverschillen |
3.540 |
2.275 |
2.176 |
Totaal |
13.666 |
10.185 |
11.164 |
Bron: Jaarrekening Dienst van de Huurcommissie
De aantallen afgehandelde huurprijsgeschillen in 2015 zijn ongeveer uitgekomen op de ramingen.
Ondanks enkele in 2014 doorgevoerde wettelijke vereenvoudigingen in het proces bij de indiening en afhandeling van servicekostengeschillen is het aantal ingediende verzoeken tot behandeling van servicekostengeschillen niet veel gedaald (2014: 2.500, 2015: 2.300). Omdat er ook nog op de voorraad uit 2014 is ingelopen, is het aantal afgehandelde verzoeken hier uitgekomen op ruim 2.400 (raming was 1.900).
Ook het aantal verzoeken die door de Belastingdienst worden ingediend om de redelijkheid van de huurprijzen te beoordelen in verband met aangevraagde huurtoeslag, is minder gedaald dan verwacht.
Afhandeltijd per soort geschil |
Realisatie 2014 |
Begroting 2015 |
Realisatie 2015 |
---|---|---|---|
% huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden |
63% |
90% |
77% |
% servicekosten afgerond binnen 4 maanden |
45% |
90% |
38% |
% servicekosten afgerond binnen 5 maanden |
70% |
nvt |
72% |
% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden |
96% |
90% |
88% |
Bron: Jaarrekening Dienst van de Huurcommissie
De in 2015 gerealiseerde doorlooptijden bleven weliswaar nog achter bij de norm, maar ontwikkelen zich wel in positieve zin. De afgelopen jaren heeft de Huurcommissie veel energie gestoken in de mogelijkheden om de tijd te versnellen waarbinnen zij de verzoeken afhandelt. Zo werd in 2012 66 procent van de huurprijsgeschillen binnen vijf maanden afgedaan, in 2013 76 procent en in 2015 92 procent. Om beter grip te krijgen op de interne factoren die de doorlooptijd van een zaak vertragen, is eind 2014 een prioriteitsmodel ontwikkeld. Dit heeft ertoe geleid dat met ingang van 2015 nog beter op de doorlooptijd kan worden gestuurd.
Ondanks de eerdergenoemde wettelijke vereenvoudigingen in het proces bij de afhandeling van servicekostengeschillen blijkt het in de praktijk niet haalbaar om voor dit type geschillen de norm van 90 procent binnen vier maanden te halen. Bijna driekwart van deze geschillen kon in 2015 binnen vijf maanden worden afgehandeld.
Omdat er bij de huurverhogingsgeschillen een bijzondere kwestie uit eind 2014 van een complex met ruim 300 woningen doorwerkte, is de doorlooptijd daar in 2015 incidenteel nadelig door beïnvloed.
De vergeleken met de stand oorspronkelijk vastgestelde begroting 2015 gerealiseerde overschrijding betreft de vergoeding door de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt (Wm) voor het aantal gerealiseerde zaken. Deze wordt in principe bepaald door de gerealiseerde aantallen geschilzaken respectievelijk redelijkheiduitspraken te vermenigvuldigen met het tarief per soort zaak. Met betrekking tot huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen is in 2015 (net als in 2013 en 2014) in overeenstemming met de opdrachtgever afgeweken van deze systematiek in verband met het ontbreken van meerjarige ervaringscijfers over de uitvoeringskosten. Met de opdrachtgever is afgesproken dat deze geschillen op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten worden vergoed.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
Overige uitvoeringsinstanties
De bijdragen dienen ter bekostiging van uitvoeringsorganisaties waaronder de belastingdienst voor verstrekking van inkomensgegevens, noodzakelijk voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurstijging. Bij de tweede suppletoire begroting is voor de uitvoeringskosten van de Inkomensafhankelijke Huurverhoging € 0,9 miljoen overgeboekt naar de Belastingdienst.
Binnen dit artikelonderdeel heeft gedurende het jaar een technische herschikking van budgetten van «Opdrachten» naar «Subsidies» plaatsgevonden. Door middel van deze herschikking vindt de verantwoording van de uitgaven binnen dit artikelonderdeel plaats op het juiste instrument.
Subsidies
Samenwerkende Kennisinstellingen e.a.
Een groot deel van de subsidiemiddelen is verstrekt aan Platform31, een kennis- en netwerkorganisatie voor stad en regio. De subsidie is ingezet op activiteiten op het terrein van Ruimte en Economie, Wonen, Sociaal en Agenda Stad. De activiteiten van Platform31 over het jaar 2015 worden medio 2016 geëvalueerd, als onderdeel van het verzoek tot subsidievaststelling (juli 2016).
Daarnaast zijn in 2015 ondermeer subsidies verstrekt voor:
• de voorbereidingen en organisatie van het City Makers Summit tijdens Nederlands EU-voorzitterschap. Dit betreft een aantal bijeenkomsten gerelateerd aan de Europese Agenda Stad met sociale «innovatoren uit Europese steden» in aanloop naar en tijdens het EU-voorzitterschap;
• de voorbereidingen en organisatie van een Europese Hoofdstedelijke Burgemeestersbijeenkomst over de Europese Agenda Stad tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap.
Opdrachten
Basisonderzoek en verkenningen
Het budget is in 2015 besteed aan opdrachten voor onderzoeken naar woningbehoefte, woonwensen en marktontwikkelingen, waaronder de voorbereiding van het WoonOnderzoek Nederland, monitoring van beleid en ramingmodellen.
In 2015 zijn hiertoe ondermeer de volgende onderzoeken opgeleverd en verkenningen uitgevoerd:
• Onderzoeken behorende bij de Staat van de Woningmarkt 2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 203)
• Investeren in Nederland (Economisch Instituut voor de Bouw)
• Overzicht van de Leefbaarometer (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 206)
• Leefbaarheid in beeld – Analyse van de leefbaarheidsontwikkeling 2012–2014 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 206).
Bij de eerste suppletoire begroting 2015 is € 1 mln. toegevoegd aan het budget voor activiteiten voor Agenda Stad / Urban Agenda. De activiteiten bestonden voornamelijk uit bevordering van de samenwerking tussen betrokken partijen, onderzoek en informatiedeling.
In 2015 zijn voor Agenda Stad / Urban Agenda opdrachten verstrekt voor:
• de voorbereiding, organisatie en begeleiding van de 10 finalisten van de Challenge «Stad van de Toekomst».
• een analyse van de politieke verklaringen en beleidsontwikkelingen op het gebied van Europese stedelijke ontwikkeling;
het uitvoeren van een inventarisatie naar knelpunten op het gebied van Europese wet-en regelgeving die het bereiken van beleidsdoelen van steden en medeoverheden op een aantal thema’s van de (Europese) Agenda Stad bemoeilijken.
Ontvangsten
Zie de toelichting bij de uitgaven huurtoeslag.
A Algemene doelstelling
Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken. Belangrijke aspecten daarbij zijn de veiligheid en gezondheid van gebouwen, alsmede het streven om energie te besparen, waarmee tevens de woonlasten kunnen worden beperkt. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod vraaggericht tot stand komt, zodat dit veel meer gaat aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.
B Rol en verantwoordelijkheid
Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister verantwoordelijk voor woningbouw, hetgeen de zorg omvat voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Het kabinet wil de sector stimuleren door innovatie te bevorderen, onnodige belemmeringen weg te nemen en waar mogelijk de mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.
Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot binnen de sector gebouwde omgeving.
Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en is hij stelselverantwoordelijk om hiermee de bouwkwaliteit te borgen door middel van regisseren en doen uitvoeren.
Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. Dit geldt met name bij het leefbaar maken en houden van steden en dorpen, bijvoorbeeld aandachtswijken en krimp- en anticipeerregio’s. Belangrijke maatregelen zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 32 660, nr. 17) is opgenomen dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden. In de andere regio’s is er geen directe betrokkenheid meer van het Rijk bij de programmering van nieuwbouwwoningen.
C Beleidsconclusies
In de Nationale Energieverkenning 2015 is gemeld dat het energieverbruik blijft dalen, maar dat het tempo van die daling afneemt. Om de daling van het energieverbruik te stimuleren zijn nieuwe beleidsimpulsen nodig. Het kabinet heeft in december 2015 op basis van de voortgangsrapportage van de Borgingscommissie Energieakkoord aangegeven hoe de maatregelen in 2016 geïntensiveerd zullen worden.
In 2015 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord voor onder meer verbetering van de energieprestatie van gebouwen nader ingevuld. Begin 2015 is een voorlopig energielabel gezonden naar alle particuliere woningeigenaren die nog niet beschikten over een energielabel. Vanaf juni 2015 kunnen ook verenigingen van eigenaars (VvE’s) een beroep doen op het Nationaal Energiebespaarfonds voor het aangaan van leningen voor energiebesparende maatregelen. Eind 2015 hadden de eerste vijf VvE’s een aanvraag voor een energiebespaarlening ingediend.
Vanwege de openstelling van het Nationaal Energiebespaarfonds voor VvE’s is het beschikbare budget van € 35 mln. specifiek voor een regeling voor energiebesparing door VvE’s niet aangesproken.
De ondersteuning van lokale energiebesparingsinitiatieven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met gebruikmaking van Rijksmiddelen is – conform de begroting – in 2015 nader ingevuld.
De implementatie van de Europese richtlijn Energieprestatie van gebouwen (EPBD), waar de invoering van het energielabel voor gebouwen onderdeel van uitmaakt, is in 2015 afgerond.
D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
Realisatie 2015 |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2015 |
Verschil 2015 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen: |
0 |
0 |
119.715 |
118.601 |
34.918 |
249.123 |
– 214.205 |
|
Uitgaven: |
0 |
0 |
38.102 |
90.136 |
49.839 |
101.623 |
– 51.784 |
|
2.1 |
Energie en bouwkwaliteit |
0 |
0 |
16.883 |
67.505 |
19.508 |
63.490 |
– 43.982 |
Subsidies |
0 |
0 |
12.605 |
64.830 |
18.073 |
44.860 |
– 26.787 |
|
Beleidsprogramma Energiebesparing |
0 |
0 |
631 |
4.825 |
12.869 |
8.200 |
4.669 |
|
Beleidsprogramma bouwregelgeving |
0 |
0 |
1.592 |
1.306 |
3.320 |
600 |
2.720 |
|
Energiebesparing verhuurders |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
400 |
– 400 |
|
FES IAGO |
0 |
0 |
0 |
0 |
975 |
0 |
975 |
|
Innovatieregelingen gebouwde omgeving |
0 |
0 |
6.905 |
1.709 |
0 |
360 |
– 360 |
|
Revolverend fonds EGO |
0 |
0 |
0 |
50.000 |
0 |
35.000 |
– 35.000 |
|
Tijdelijke regeling blok voor blok |
0 |
0 |
50 |
80 |
302 |
300 |
2 |
|
Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing |
0 |
0 |
3.427 |
6.910 |
607 |
0 |
607 |
|
Opdrachten |
0 |
0 |
3.550 |
2.675 |
1.435 |
18.630 |
– 17.195 |
|
Beleidsprogramma Energiebesparing |
0 |
0 |
2.491 |
1.634 |
574 |
16.538 |
– 15.964 |
|
Beleidsprogramma bouwregelgeving |
0 |
0 |
1.019 |
998 |
861 |
2.092 |
– 1.231 |
|
Innovatieregelingen gebouwde omgeving |
0 |
0 |
40 |
43 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen |
0 |
0 |
728 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Beleidsprogramma Energiebesparing(Agentschap RvO) |
0 |
0 |
728 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
2.2 |
Woningbouwproductie |
0 |
0 |
15.177 |
18.880 |
27.448 |
8.920 |
18.528 |
Subsidies |
0 |
0 |
360 |
340 |
515 |
200 |
315 |
|
Beleidsprogramma woningbouwproductie |
0 |
0 |
360 |
340 |
515 |
200 |
315 |
|
Opdrachten |
0 |
0 |
490 |
377 |
516 |
863 |
– 347 |
|
Beleidsprogramma woningbouwproductie |
0 |
0 |
490 |
377 |
516 |
863 |
– 347 |
|
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen |
0 |
0 |
14.327 |
18.163 |
26.417 |
7.857 |
18.560 |
|
Beleidsprogramma woningbouwproductie (Agentschap RvO) |
0 |
0 |
14.327 |
18.163 |
26.417 |
7.857 |
18.560 |
|
2.3 |
Kwaliteit woonomgeving |
0 |
0 |
6.042 |
3.551 |
2.530 |
13.813 |
– 11.283 |
Subsidies |
0 |
0 |
2.543 |
2.650 |
1.901 |
0 |
1.901 |
|
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. |
0 |
0 |
2.533 |
2.650 |
1.901 |
0 |
1.901 |
|
Wijkverpleegkundigen |
0 |
0 |
10 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Opdrachten |
0 |
0 |
1.425 |
776 |
629 |
13.813 |
– 13.184 |
|
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. |
0 |
0 |
1.425 |
758 |
616 |
3.813 |
– 3.197 |
|
Wijkverpleegkundigen |
0 |
0 |
0 |
18 |
13 |
10.000 |
– 9.987 |
|
Bijdragen aan medeoverheden |
0 |
0 |
2.074 |
125 |
0 |
0 |
0 |
|
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. |
0 |
0 |
2.074 |
125 |
0 |
0 |
0 |
|
2.4 |
Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders |
0 |
0 |
0 |
200 |
353 |
15.400 |
– 15.047 |
Leningen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
15.000 |
– 15.000 |
|
Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
15.000 |
– 15.000 |
|
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen |
0 |
0 |
0 |
200 |
353 |
400 |
– 47 |
|
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders |
0 |
0 |
0 |
200 |
353 |
400 |
– 47 |
|
Ontvangsten: |
0 |
0 |
2.056 |
305 |
116 |
91 |
25 |
E Toelichting op de financiële instrumenten
Subsidies
Beleidsprogramma Energiebesparing
In de eerste en tweede suppletoire begroting 2015 is binnen artikel 2.1 budget herschikt van opdrachten energiebesparing naar subsidies energiebesparing. Door deze herschikking vindt de verantwoording van de uitgaven plaats op het juiste instrument. Daarnaast is gemuteerd met name voor de ontwikkeling en uitrol van het energielabel voor woningen (artikel 2.2). Dekking van de kosten hiervoor vindt daarmee plaats binnen de voor dit doel beschikbare budgetten. Met name deze herschikkingen hebben per saldo geleid tot een overschrijding van het budget, vergeleken met de stand «oorspronkelijk vastgestelde begroting».
Zie verder de toelichting bij het onderdeel «Opdrachten».
Beleidsprogramma bouwregelgeving
Zoals toegelicht in de 1e suppletoire begroting 2015, heeft de implementatie van een wetsvoorstel dat het stelsel van kwaliteitsborging van het bouwen en de bouwkwaliteit verbetert, vertraging opgelopen. Derhalve zijn de kosten van implementatie doorgeschoven van 2014 naar 2015. Daarnaast heeft een technische herschikking (van «Opdrachten» naar «Subsidies») binnen het beleidsprogramma bouwregelgeving plaatsgevonden. Door middel van deze herschikking vindt de verantwoording van de uitgaven binnen dit programma plaats op het juiste instrument.
Zie verder de toelichting bij het onderdeel «Opdrachten».
Energiebesparing verhuurders
Op 1 september 2015 is de stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP-regeling) van € 400 mln. voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen in verband met geconstateerde onregelmatigheden in de aanvragen aangepast op het punt van de administratieve eisen en de controlemogelijkheden; inhoudelijk is de regeling niet gewijzigd. Driekwart van de aanvragen is ingetrokken en per 31 december 2015 is ruim € 47 mln. aangevraagd, waarvan voor ruim € 30 mln. verleend is. In het eerste kwartaal van 2016 worden de aanpassingen in de regeling geëvalueerd.
Betaling van de verleende subsidies vindt plaats in 2018/2019.
Innovatieregelingen gebouwde omgeving
Met het oog op effectieve doorvertaling van de resultaten van het Innovatieprogramma Energiesprong naar de markt is de looptijd van het programma verlengd tot en met 2016.
Revolverend fonds EGO
Met de aanpassingen van het Nationaal Energiebespaarfonds, de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure begin 2015 en de verzending van een voorlopig energielabel aan alle particuliere woningeigenaren zijn de resultaten van het fonds sterk verbeterd. Tot en met 31 december 2015 hebben ruim 3.600 particuliere woningeigenaren een lening uit het fonds aangevraagd voor in totaal ruim € 42 mln. en zijn bijna 1.900 aanvragen omgezet in een lening voor in totaal rond € 22 mln. Mede op basis van de aangenomen motie Ronnes (Kamerstukken II 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 12) wordt onderzoek verricht naar de oorzaken achter het huidige tempo van leningverstrekking en naar de mogelijkheden om het gebruik nog te vergroten. De in de eerste suppletoire begroting 2015 aan dit budget toegevoegde € 25 mln. als tweede tranche van de rijksbijdrage aan het fonds is in 2015 niet tot uitbetaling gekomen en is bij Slotwet doorgeschoven naar 2016.
Sinds de opening van het Nationaal Energiebespaarfonds voor VvE’s in juni 2015 hebben ook de eerste vijf VvE’s een lening aangevraagd. Het budget van € 35 mln, bestemd voor een regeling voor energiebesparing door verenigingen van eigenaars (VvE’s) is in 2015 niet aangesproken en wordt overgeboekt naar 2016. In het kader van de uitvoering van de motie De Vries c.s. (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 18) vindt besluitvorming over inzet van deze middelen plaats bij Voorjaarsnota 2016.
Opdrachten
Beleidsprogramma Energiebesparing
Begin 2015 is een voorlopig energielabel gezonden naar alle particuliere woningeigenaren die nog niet beschikten over een energielabel. Het voorlopige energielabel kan via een webtool omgezet worden in een definitief energielabel op basis van de herziene Europese richtlijn EPBD. Per 31 december 2015 hebben ruim 270.000 woningeigenaren een definitief energielabel laten registreren. De Inspectie Leefomgeving en Transport treedt sinds tweede helft 2015 handhavend op als er geen definitief energielabel aanwezig is bij verkoop. Eind 2015 is het, ter uitvoering van de aangenomen motie De Vries (Kamerstukken II, 2015–2016, 30 196, nr. 314), in de webtool mogelijk gemaakt dat de woningeigenaar eenvoudig een gecertificeerde energieadviseur kan benaderen om een maatwerkadvies te laten opstellen.
Zoals toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begroting 2015 heeft een technische herschikking van budgetten plaatsgevonden, ondermeer ten behoeve van de jaaropdracht aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De uitgaven aan RVO worden verantwoord en toegelicht op artikelonderdeel 2.2 (Bijdragen aan baten-lastenagentschappen).
Beleidsprogramma bouw-regelgeving
In 2015 is het Bouwbesluit tweemaal gewijzigd. Op 1 juli 2015 is het Bouwbesluit onder andere gewijzigd voor de woonfunctie voor particuliere eigenaren (deregulering) (Stb. 2015, 249). Op 13 november 2015 is het Bouwbesluit gewijzigd in het kader van de implementatie van de herziene Europese richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2015, 425). De Regeling Bouwbesluit is ook tweemaal gewijzigd. Op 1 juli 2015 voor wat betreft de aansturing van normen (Stcrt. 2015, 17338). Eind 2015 voor wat betreft het instellen van een onderzoeksplicht bij gevaarlijke galerijflats (Stcrt. 2015, 45221). In 2015 is daarnaast in het kader van de Omgevingswet gewerkt aan het Besluit Bouwwerken Leefomgeving. Een preconsultatie versie hiervan is 1 oktober 2015 voorgelegd aan de belangrijkste stakeholders (onder andere VNG, IPO, VNO-NCW).
Het bestaande stelsel van kwaliteitsverklaringen is herzien. Het stelsel toetst kwaliteitsverklaringen op bouwproducten en processen, waarin uitspraken staan over de prestaties van het product of proces in een bepaalde toepassing. In maart 2015 is een vernieuwde Tripartiete Overeenkomst gesloten tussen de Minister voor WenR, de Staatssecretaris van IenM, de Raad voor Accreditatie en de Stichting Bouwkwaliteit. Doel is om hiermee de kwaliteit van bouwproducten en processen te verhogen en procedures sneller te doorlopen.
In 2015 is via Stichting Bouwkwaliteit (SBK) aan de markt de opdracht gegeven ongeveer een derde van de Nederlandse beoordelingsrichtlijnen, die strijdig of discutabel zijn bevonden in relatie tot de Europese verordening bouwproducten, aan te passen. Voorts is gewerkt aan ondersteunende tools voor de markt voor beter begrip en implementatie van de CE-markering op bouwproducten. De energie die Nederland in het informeren van de bouwsector over deze regelgeving steekt, valt, samen met Denemarken en Zweden, positief op in de Europese Unie, zo blijkt uit een evaluatie van de Verordening bouwproducten in opdracht van de Europese Commissie.
In 2015 was ook de Helpdesk Bouwregelgeving operationeel. Doel is het geven van uitleg over interpretatie en toepassing van de bouwregelgeving. De Helpdesk was destijds primair opgezet voor professionele partijen in de bouwsector, maar in de praktijk blijkt dat ook veel burgers de dienstverlening van de helpdesk benutten.
In 2015 zijn 28 adviesaanvragen gedaan bij de Onafhankelijke adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. 13 daarvan hebben geleid tot adviezen. 12 aanvragen zijn afgewezen en 1 aanvraag is ingetrokken. Daarnaast zijn twee aanvragen gedaan die in 2016 zullen worden behandeld.
In lijn met de adviezen van de commissie-Dekker zijn de beleidsvoornemens voor een nieuw stelstel voor kwaliteitsborging voor het bouwen uitgewerkt. De belangrijkste doelen zijn verhoging van de bouwkwaliteit gedurende het hele traject van de bouw plus verbetering van de positie van de bouwconsument. Op 27 november 2013 is de Tweede Kamer over de beleidsvoornemens geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 32 757, nr. 91). In 2014 zijn de beleidsvoornemens nader uitgewerkt in een concept wetsvoorstel. In 2015 is het verslag over de binnengekomen reacties op de internetconsultatie gepubliceerd en vervolgens heeft de Raad van State op 30 juli 2015 advies over het wetsvoorstel uitgebracht. In opdracht van BZK heeft SIRA de veranderingen in de regeldruk als gevolg van het wetsvoorstel in kaart gebracht. Daarnaast is door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) een actualisatie gemaakt van de in 2013 uitgevoerde maatschappelijke kosten en baten analyse.
De onderuitputting, vergeleken met de stand «Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2015», is het gevolg van een technische herschikking (van «Opdrachten» naar «Subsidies») binnen het beleidsprogramma bouwregelgeving. Door middel van deze herschikking vindt de verantwoording van de uitgaven binnen dit programma plaats op het juiste instrument.
Subsidies
Beleidsprogramma woningbouwproductie
Het aantal verleende bouwvergunningen voor koopwoningen in eigenbouw, als percentage van het totale aantal bouwvergunningen voor koopwoningen, bedroeg over heel 2015 19%. Ten opzichte van 2014 (18%) nam het aantal verleende vergunningen voor eigenbouw zowel procentueel als in absolute aantallen toe.
In 2015 heeft het Expertteam Eigenbouw aan 15 gemeenten advies verstrekt. Het Expertteam is in 2015 uitgebreid met 2 nieuwe experts. In 2015 is het team verder gegaan met de werkbezoeken aan provincies en samenwerkende regio’s. Er is opdracht verstrekt voor een onderzoek aangaande prijsvergelijking tussen seriematige bouw en zelfbouw en een bijdrage verstrekt voor een update van de externe website over eigenbouw (www.ICEB.nl).
Het Expertteam Transformatie ondersteunt gemeenten en andere partijen die aan de slag willen met het transformeren van leegstaand vastgoed naar woonruimte. In 2015 zijn in 23 gemeenten voor circa 30 panden/projecten inspirerende adviezen gegeven, die de projecten weer verder hebben geholpen. Onderzoek van CBS laat zien dat het aantal transformaties de laatste jaren sterk is toegenomen (Kamerstukken I, 2015–2016, 32 769). Dit is mede dankzij het feit dat de markt het transformeren steeds enthousiaster oppakt. Het expertteam heeft bijgedragen aan het uitdragen van kansen voor transformatie. Ook zijn er verschillende goede voorbeelden van transformatie van zorgvast in «reguliere woonruimte» voor ouderen (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847, nr. 182), maar ook voor starters, studenten en arbeidsmigranten in kaart gebracht.
De Tweede Kamer is in 2015 nader geïnformeerd over de resultaten van de twee genoemde expertteams (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 201).
Per 1 januari 2015 is het Expertteam Versnellen van start gegaan, gericht op het (op aanvraag) ondersteunen van gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling («ontslakken» en «vlottrekken»). In 2015 zijn 20 vlottrek- en 15 ontslakadviezen gegeven. Het expertteam blijft tot aan de invoering van de Omgevingswet actief.
In februari 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de betrokkenheid van het Rijk bij stedelijke vernieuwing; deze zal primair faciliterend en ondersteunend zijn (Kamerstukken II, 2014–2015, 30136, nr. 41).
De wetswijziging betreffende het verbeteren van het functioneren van VvE’s en het stimuleren van verduurzaming door VvE’s is in december 2015 behandeld in de ministerraad en ligt voor advies bij de Raad van State. Planning is dat het wetsvoorstel na advies van de Raad van State in het voor de zomer van 2016 aan de Tweede Kamer kan worden aangeboden.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 660, nr. 17) is opgenomen dat de programmering van de verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. Vanwege de grote kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad is het Rijk alleen in deze regio’s actief betrokken bij realisatie van deze opgave. Door een aantal overheidsmaatregelen is in het gebied rond Sloterdijk (Noordvleugel) de ontwikkeling mogelijk gemaakt van circa 10.000 woningen. Door de regio wordt de komende periode de regionale bouwplancapaciteit geactualiseerd.
In de Zuidvleugel is in 2015 de eerste fase van het MIRT-onderzoek «Stimuleren Stedelijke Wonen in de Zuidelijke Randstad» afgerond. Aanleiding voor dit onderzoek is de teruggang in de binnenstedelijke woningbouwproductie in deze regio, terwijl de trek naar de stad juist toeneemt. Het onderzoek heeft ten doel na te gaan waaraan dit ligt en welke maatregelen er mogelijk zijn om de productie te stimuleren. De eerste fase heeft een aantal adviezen opgeleverd. Bestuurlijk is afgesproken de onderzoeksresultaten de komende periode te beproeven en de resultaten ervan te bespreken in het bestuurlijk overleg MIRT 2016. Het onderzoek wordt gezien als een voorbeeldproject in het kader van de vernieuwing van het MIRT, omdat het tot stand komt door een proces van onderop met meer dan 100 betrokken (regionale) partijen. Rijk en regio/provincie faciliteren het onderzoek.
In het kader van de Omgevingswet wordt ook aandacht gegeven aan «zelfrealisatie», herziening van de onteigeningswet, de Wet voorkeursrecht gemeenten, het komen tot een vrijwillig instrument voor stedelijke herverkaveling en organische gebiedsontwikkeling. Deze onderwerpen raken nauw aan het beleidsprogramma woningproductie. Het beleidsstandpunt over deze onderwerpen en bijbehorende onderzoeken zijn, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, in november 2015 door de Minister van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer gezonden met de brief over de visie van het kabinet op het grondbeleid (Kamerstukken II, 2015–2016, 27 581, nr. 53). Eerder, in februari 2015 is de rapportage over de financiële positie bij de gemeentelijke grondbedrijven (Kamerstukken II, 2014–2015, 27581, nr. 51) aan de Tweede Kamer gezonden, die liet zien dat gemeenten naar verwachting nog een verlies zullen moeten nemen op hun grondposities (ceteris paribus).
Opdrachten
Beleidsprogramma woningbouwproductie
Zie de toelichting bij subsidies.
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Beleidsprogramma woningbouw productie
De op dit instrument opgenomen middelen zijn bestemd voor de activiteiten die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het Ministerie van BZK uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Zoals toegelicht bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2015 zijn hiertoe middelen overgeheveld van artikel 1 en artikelonderdelen 2.1 en 2.3. Onder dit programma vallen onder meer de ondersteuning van de implementatie van Europese richtlijnen, de uitvoering van maatregelen uit het Energieakkoord voor duurzame groei, de ondersteuning van de expertteams particulier opdrachtgeverschap en transformatie, de uitvoering van de BEW-regeling en van het programma bevolkingsdaling.
Subsidies
Beleidsprogramma woonomgeving
Binnen het beleidsprogramma woonomgeving heeft gedurende het jaar 2015 een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies om de uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden.
In 2015 is subsidie verstrekt aan:
• Het Landelijke Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) voor het bevorderen van bewonersparticipatie en om te experimenteren met het opzetten van wijkondernemingen in verschillende gemeenten. Deze ondernemingen voor en door bewoners richten zich op dienstverlening in de wijk of de regio.
• De Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK). Hieruit zijn onder meer het Plattelandsparlement bekostigd, evenals projecten gericht op het stimuleren van burger- en dorpsinitiatieven op het terrein van zorg en duurzaamheid.
Daarnaast zijn er ondermeer subsidies verstrekt aan de Stichting Society impact, stichting Huiswerk, Stichting voor je buurt, gemeente Rotterdam en Provincie Zeeland.
Opdrachten
Beleidsprogramma woonomgeving
Binnen het beleidsprogramma woonomgeving heeft gedurende het jaar 2015 een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies om de uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden. Tevens is in de eerste suppletoire begroting 2015 een structurele verlaging van het budget voor dit beleidsprogramma verwerkt.
Het budget is in 2015 besteed aan opdrachten binnen het kader van het beleidsprogramma Woonomgeving aan de thema’s:
Aanpak overlast
In samenwerking met de VNG is voor de opzet van een kennis- en leertraject over bestaand en nieuw wettelijk instrumentarium om overlast tegen te gaan.
Daarnaast zijn de mogelijkheden voor een wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) in 2015 bezien, waardoor gemeenten woningzoekenden voor vestiging kunnen screenen op overlastgevend en crimineel gedrag. Om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit in de wijken is de leerkring gebiedsgerichte integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit voortgezet en uitgebreid van 4 naar 11 steden. Samen met SZW (ESS) en VenJ (NCTV) is een leerkring opgestart voor gemeenten die meer kennis willen ontwikkelen met betrekking tot de integrale aanpak van polarisatie en (jihadistische) radicalisering. Hier hebben circa 30 gemeenten aan deel genomen.
Het Ministerie van BZK is in 2015 partner in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) dat zich richt op wonen, werk en scholing. Het Rijk ondersteunt het NPRZ vanwege de grootschalige problematiek en ambities op fysiek en sociaal terrein en ondersteunt onder andere door het aanpassen van wet- en regelgeving.
Huisvesting aandachtsgroepen
Vanuit het Rijk is ook in 2015 kennis en expertise landelijk gedeeld en zijn knelpunten in wet- en regelgeving aangepakt en opgelost. Op het terrein van de huisvesting van studenten wordt uitvoering gegeven aan de doelstellingen van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS 2011–2016).
In 2015 is een voortgangsrapportage van het kennis- en experimentenprogramma Langer Thuis naar de TK gestuurd als bijlage bij de voortgangsrapportage <Transitieagenda Langer Zelfstandig wonen. >(https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/05/28/voortgangsrapportage-van-het-experimentenprogramma-langer-thuis)
Platform31 voert samen met Movisie en het Aedes/ Actiz kenniscentrum Wonen en Zorg het kennis- en experimentenprogramma Langer thuis uit.
Vanuit het programma Flexwonen en de Nationale Verklaring ondersteunt het Ministerie van BZK gemeenten, werkgevers en huisvesters bij de totstandkoming van meer en betere huisvesting in negen regio’s voor arbeidsmigranten. Doordat er voor arbeidsmigranten een groot tekort is aan tijdelijke huisvesting, leven zij vaak onder omstandigheden die niet aan wet- en regelgeving voldoen.
Leefbaarheid in de woonomgeving
In 2015 zijn experimenten die de positie van de burgers versterken voortgezet. Onder meer door ruimte te bieden aan maatschappelijke initiatieven die de leefbaarheid vergroten en meer maatschappelijk rendement op leefbaarheid te bereiken en door gemeenten, maatschappelijke organisaties en initiatiefnemers te ondersteunen en knellende wet- en regelgeving aan te pakken en op te lossen.
Ook is er geëxperimenteerd met Budgetmonitoring en Buurtrechten, die burgers juridisch een positie geeft. Het Convenant met de filantropische sector wordt voortgezet en er wordt gezocht naar nieuwe financieringswijzen zoals Social Impact Bonds.
Programma Bevolkingsdaling
In 2015 is na overleg met de Kamer voor vijf jaar een indeling van krimp- en anticipeerregio’s vastgesteld, waarbij Noordoost-Fryslân is toegevoegd aan de krimpregio’s. Tevens is besloten tot een decentralisatie-uitkering bevolkingsdaling gemeentefonds in plaats van de krimpmaatstaf, die voor de periode van 2016–2020 via centrumgemeenten aan krimpregio’s wordt verstrekt.
Het Ministerie van BZK heeft in 2015 intensief overleg gehad met de krimp- en anticipeerregio’s over hun wensen voor de Samenwerkingsagenda met het Rijk en hun eigen ambities bij het opstellen van regionale programma’s. De resultaten hiervan worden opgenomen in een Actieplan Bevolkingsdaling, dat in 2016 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.
Wijkverpleegkundigen
In de eerste suppletoire begroting 2015 is het budget overgeboekt naar het Gemeentefonds ten behoeve van «Gezond in de stad» (GIDS-gelden)
Leningen
Het gebruik van het Fonds Energiebesparing Huursector met een rijksbijdrage van € 75 mln. (inclusief meerjarige uitvoeringskosten) voor zeer ambitieuze energiezuinige renovatie van bestaande huurwoningen is nog beperkt, met name door de nog beperkte beschikbaarheid van projecten die voor deze financiering in aanmerking komen. Op 1 september 2015 is het fonds in verband met geconstateerde onregelmatigheden in de aanvragen aangepast op het punt van de administratieve eisen en de controlemogelijkheden; inhoudelijk is het fonds niet gewijzigd. Na 1 september 2015 is het grootste deel van de aanvragen voor een totaalbedrag van € 10 mln. ingetrokken. Naar verwachting zullen corporaties na de invoering van de energieprestatievergoeding meer investeren in nul-op-de-meter renovaties met gebruikmaking van het fonds.
Inclusief de in de eerste suppletoire begroting verwerkte mutatie was voor dit fonds in 2015 in totaal € 72,8 mln.beschikbaar. Dit budget is in 2015 niet tot uitbetaling gekomen en is bij Slotwet doorgeschoven naar 2016.
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders
De meerjarige uitvoeringskosten binnen het geheel van de beschikbare middelen voor dit fonds worden ingezet in het kader van de uitvoering door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De uitvoeringskosten worden doorberekend in de rente-opslag bij de te verstrekken leningen en daardoor, afhankelijk van het verloop van het fonds, op termijn «terugverdiend» binnen de beleidsmiddelen.
A Algemene doelstelling
Een goed presterende rijksoverheid op het gebied van bedrijfsvoering en het bevorderen van de kwaliteit van het management van de Rijksdienst.
B Rol en verantwoordelijkheid
Voor een optimale beleidsvoorbereiding en -uitvoering moet de interne beheersing en sturing van de bedrijfsprocessen in rijksbreed verband op orde zijn. Deze bedrijfsprocessen moeten naast dienstbaar aan het beleid, ook effectief en doelmatig zijn. Daarvoor zijn heldere kaders nodig. De Minister voor Wonen en Rijksdienst regisseert, in samenwerking met de andere Ministeries, de totstandkoming van deze kaders en brengt daarin meer samenhang, met als doel een beter bestuurbare en meer efficiënte bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst is verantwoordelijk voor de primaire arbeidsvoorwaarden van het Rijk. Daarnaast is de Minister eerstverantwoordelijke voor het rijksbrede beleid van de rijksbrede kaders op de terreinen: personeel, ICT, organisatie, huisvesting, inkoop, facilitaire dienstverlening en beveiliging. Binnen die kaders zijn de afzonderlijke Ministeries zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst maakt werk van een kostenbewuste, dienstverlenende en slagvaardige overheid. De Minister toetst de intensiveringen op deze uitgaven om zo invulling te geven aan zijn verantwoordelijkheid voor beheersing hiervan.
Bureau ABD ondersteunt de departementen bij de kabinetsopdracht om in 2017 ten minste 30% vrouwen vertegenwoordigd te hebben binnen de ABD. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe doelgroepen, zoals publiekrechtelijke ZBO’s en gemeenten (G4) en wordt verder vormgegeven aan de structurele uitwisseling met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook verzorgt Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.
Bovendien is de Minister voor Wonen en Rijksdienst werkgever voor de circa 70 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.
C Beleidsconclusies
Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar grotendeels conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting en de op 22 mei 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden Hervormingsagenda Rijksdienst (Kamerstukken II, 31 490 nr. 119). In het beleidsverslag zijn de belangrijkste aktiviteiten in 2015 uit de Hervormingsagenda Rijksdienst opgenomen.
De uitgaven op dit artikel zijn hoger dan oorspronkelijk geraamd vanwege een incidentele bijdragen aan het agentschap UBR in de vorm van een aanvulling op het negatieve Eigen Vermogen ultomo 2014 en een bijdrage in het kader van het Lage Lonenschalenbeleid. Daarnaast wordt gedurende het begrotingsjaar de budgettaire raming van dit begrotingsartikel aangepast als gevolg van bijdragen van andere departementen.
D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
Realisatie 2015 |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2015 |
Verschil 2015 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen: |
0 |
0 |
18.880 |
32.104 |
28.862 |
18.333 |
10.529 |
|
Uitgaven: |
0 |
0 |
20.959 |
30.006 |
29.318 |
18.333 |
10.985 |
|
3.1 |
Kwaliteit Rijksdienst |
0 |
0 |
20.959 |
30.006 |
29.318 |
18.333 |
10.985 |
Subsidies |
0 |
0 |
3.698 |
3.641 |
3.680 |
3.400 |
280 |
|
Fysieke Werkomgeving Rijk |
0 |
0 |
298 |
241 |
180 |
0 |
180 |
|
Subsidie A&O-fonds |
0 |
0 |
3.400 |
3.400 |
3.400 |
3.400 |
0 |
|
Subsidie Qiy |
0 |
0 |
0 |
0 |
100 |
0 |
100 |
|
Opdrachten |
0 |
0 |
9.108 |
8.015 |
11.556 |
8.920 |
2.636 |
|
Bedrijfsvoering Rijk |
0 |
0 |
9.108 |
8.015 |
11.556 |
8.920 |
2.636 |
|
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen |
0 |
0 |
8.153 |
18.350 |
14.012 |
6.013 |
7.999 |
|
Arbeidsmarkt Communicatie |
0 |
0 |
5.653 |
6.293 |
6.013 |
6.013 |
0 |
|
Baten-lastenagentschap UBR |
0 |
0 |
0 |
0 |
2.750 |
0 |
2.750 |
|
Bedrijfsvoering Rijk |
0 |
0 |
0 |
0 |
699 |
0 |
699 |
|
Doc-Direkt |
0 |
0 |
0 |
5.257 |
0 |
0 |
0 |
|
Eigenaarsbijdrage |
0 |
0 |
2.500 |
6.800 |
4.550 |
0 |
4.550 |
|
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken |
0 |
0 |
0 |
0 |
70 |
0 |
70 |
|
Bedrijfsvoering Rijk |
0 |
0 |
0 |
0 |
70 |
0 |
70 |
|
Ontvangsten: |
0 |
0 |
828 |
8.207 |
1.334 |
0 |
1.334 |
E Toelichting op de financiële instrumenten
Subsidies
Fysieke Werkomgeving Rijk
De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft in 2015 een subsidie verstrekt aan het kennisinstituut Center voor People and Buildings voor Fysieke werkomgeving Rijk. De Fysieke Werkomgeving Rijk (FWR) is een concept voor een werkomgeving voor rijksambtenaren dat flexibel, tijd- en plaatsonafhankelijk (samen-)werken mogelijk maakt. De subsidie heeft de generieke ontwikkeling van toepasbare kennis in het domein van de kantoorhuisvesting tot doel.
Subsidie A&O-fonds
Het A+O Fonds Rijk heeft in 2015 een subsidie ontvangen die onderdeel is van de Cao-afspraken. Het bestuur dat bestaat uit Sociale Partners heeft in 2015 o.a. ingezet op instroom en behoud van arbeidsbeperkten en op instrumenten voor de medewerker ter ondersteuning van zijn duurzame inzetbaarheid. Er zijn drie zogenaamde Summerschools georganiseerd, waar ca. 300 medewerkers de kans kregen kennis te maken met het aanbod dat vanuit het A+O fonds. Ook is er een leergang voor managementondersteuners ontwikkeld die vanuit de BelastingdienstAcademie rijksbreed wordt aangeboden.
Subsidie Qiy
De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft in 2015 een subsidie verstrekt aan Qiy Foundation ten behoeve van een verdere uitwerking van het Qiy concept voor gegevensdeling op basis van open standaarden, waarmee burgers en bedrijven de regie (terug-)krijgen over hun gegevens in het digitale domein. In 2015 is de eerste uitwerking opgeleverd.
Opdrachten
Bedrijfsvoering Rijk
Om de kwaliteit van de Rijksdienst te verbeteren is in 2015 op het terrein van organisatie en personeel verder gewerkt aan het realiseren van in-, door- en uitstroom van rijksambtenaren. Zo heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst het beleid gericht op mobiliteit en flexibele inzet van personeel bij het Rijk in 2015 een nieuwe impuls gegeven. De plannen hiervoor zijn in november 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd en worden inmiddels (zoveel mogelijk in interdepartementale samenwerking) ten uitvoer gebracht. Over de voortgang wordt jaarlijks in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering gerapporteerd.
Op 2 oktober 2015 is een nieuwe CAO Rijk tot stand gekomen op basis van de Loonruimteovereenkomst publieke sector 2015–2016, met een looptijd tot ultimo 2016. Naast een inkomensverbetering bevat de nieuwe CAO afspraken over het verlengen van het van werk-naar-werk-beleid tot ultimo 2016, zodat er gelegenheid is hierover uiterlijk 1 oktober 2016 meer structurele afspraken te maken. Daarnaast is in de nieuwe CAO afgesproken om te komen tot een agenda strategisch personeelsbeleid Rijk 2025 met als doel om zonder taboes alle gewenste onderwerpen aan de orde te stellen. Hieruit voortvloeiend kunnen dan bij de volgende CAO vernieuwende afspraken gemaakt worden die passen bij een wendbare en kwalitatief hoogstaande rijksdienst die recht doen aan de professionele medewerkers en hun duurzame inzetbaarheid.
Eind januari 2015 werd de reactie van het kabinet op het Eindrapport van de Tijdelijke commissie ICT-projecten aan de Tweede Kamer aangeboden. De kabinetsreactie (Kamerstukken II 33 326, nr. 13) bevat een groot aantal maatregelen om de beheersing van ICT-projecten en de informatievoorziening aan de Kamer te verbeteren. De eerste rapportage over de uitvoering daarvan is de Kamer bij brief d.d. 10 juli 2015 (Kamerstukken II 26 643, nr. 365) aangeboden. Een belangrijk onderdeel van de kabinetsreactie betreft de inrichting van het Bureau ICT-toetsing (BIT). In 2015 is een toetskader voor het BIT vastgesteld, is de Toetsingsraad BIT ingesteld en heeft het BIT, in een pilotperiode, drie adviezen uitgebracht. Ook het ICT-dashboard is aangepast; het dashboard bevat nu alle projecten met een ICT-component van meer dan € 5 miljoen. De departementale CIO’s zijn inmiddels lid van de bestuursraad van hun Ministerie. Verder is op het gebied van personeel nu de uitbreiding van I-Interim Rijk in uitvoering alsook de opbouw van een ICT-rijkstraineeprogramma. Daarnaast is in 2015 ook verder gewerkt aan de afronding van de ambities uit de I-strategie Rijk (Kamerstukken II, 26 643, nr. 216) zoals gemeld in de bovengenoemde kabinetsreactie.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft de implementatie van de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR) door de departementen intensief gevolgd en gestimuleerd. Het onderwerp stond hoog op de agenda en in samenwerking met de CIO’s, de Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer is aan de Ministeries het model aangeleverd voor de In Control Verklaring (ICV) over 2015 op de BIR implementatie. In deze ICV staan de risico’s voor de kritieke systemen centraal, alsook de wijze hoe hierop gestuurd wordt vanuit het departement.
Het 4e en laatste (rijks)overheidsdatacenter, ODC Haaglanden, is begin 2015 opgeleverd. Er zijn nu 4 ODC’s operationeel. De migraties van 64 oude datacenters naar de vier nieuwe ODC’s van het Rijk is in volle gang. Ultimo 2015 zijn er 28 datacenters gemigreerd naar één van de vier ODC’s. Om de interconnectiviteit van de ODC’s te realiseren, wordt elke ODC aangesloten op het NAFIN, het beveiligd glasvezelnetwerk van Defensie. Zodoende wordt een samenhangende Datacentervoorziening gerealiseerd die de basis vormt voor de Rijkscloud. Twee van de vier ODC’s zijn in 2015 op NAFIN aagesloten. Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) gaat inhuizen bij ODC Noord en is daarmee het eerste ZBO dat aansluit op de de Datacentervoorziening van de rijksoverheid met gebruikmaking van de herziening van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Op het gebied van inkoop streeft het Rijk met een compacte inkooporganisatie naar professioneel en verantwoord inkopen. 2015 stond geheel in het teken van het doorontwikkelen van een effectieve en efficiënte inkoopdienstverlening voor de gebruikers bij de departementen. Op basis van haalbaarheidstudies voor de nieuwe inkoopcategorieën is besloten om uiteindelijk voor 32 inkoopcategorieën daadwerkelijk rijksbreed categoriemanagement te gaan voeren. De rijksoverheid toetst doorlopend haar integriteitsmanagement. Uit een in begin 2015 door de Auditdienst Rijk (ADR) uitgevoerd onderzoek blijkt dat in beginsel het huidige stelsel van rijkswaarborgen in de praktijk werkt en de randvoorwaarden voor integer inkopen aanwezig zijn. Het onderzoek maakte duidelijk dat er voldoende waarborgen (regels) zijn, maar dat er ook enkele kwetsbaarheden zijn. In 2015 is gestart met het verbeteren van de toepassing, de effectiviteit en de communicatie over de regels. Dit om niet-integer gedrag bij inkoop zoveel mogelijk tegen te gaan.
Daarnaast maken milieucriteria, sociale voorwaarden en social return onderdeel uit van de rijksbrede inkooppraktijk. In september 2015 is het samen met EZ, SZW, BZ en IenM opgestelde plan van aanpak maatschappelijk verantwoord inkopen naar de Tweede Kamer gestuurd.
De masterplannen kantoorhuisvesting zijn in 2015 geactualiseerd en geven een meerjarig beeld van de ontwikkeling van de vraag naar huisvesting bij de Rijksdienst. Dat beeld is aangevuld met de meerjarige vraagontwikkeling bij andere sectoren binnen het Rijk, zoals Defensie, Politie en gevangeniswezen. Begin 2016 wordt de Kamer over dat beeld geïnformeerd.
De rijksbrede kengetallen over de bedrijfsvoering staan vermeld in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Arbeidsmarkt Communicatie
Het Expertisecentrum Organisatie & Personeel (EC O&P) van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk voert de rijksbrede arbeidsmarktcommunicatie uit. Daarnaast verzorgt EC O&P het functioneel beheer van de carrièresites overheid (CSO platform) en de regie over het technisch- en applicatiebeheer.
Bijdrage UBR: Voor de uitvoering van het Lage Lonenschalenbeleid heeft het agentschap Uitvoeringsbedrijf Bedrijfsvoering Rijk (UBR) een bijdrage van € 2,7 mln. van BZK ontvangen.
Eigenaarsbijdrage UBR: Dit betreft een budgettaire aanvulling in 2015 op het negatieve Eigen Vermogen van UBR ultimo 2014.
A Algemene doelstelling
Uitvoering geven aan rijksvastgoedbeleid door:
• het verzorgen van de rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting en het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid.
• het realiseren van een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa (onroerend goed) van/voor het Rijk voor de realisatie van rijksdoelstellingen.
B Rol en verantwoordelijkheid
De Minister voor Wonen en Rijksdienst is op basis van het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 (KB), als opdrachtgever en uitvoerder verantwoordelijk voor:
• de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken.
• de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat.
• het beheer en onderhoud van de monumenten die aan de Rijksgebouwendienst zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten.
• de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.
Daarnaast is de Minister voor Wonen en Rijksdienst als uitvoerder op het terrein van rijksvastgoed verantwoordelijk voor:
• het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd.
• de coördinatie van de samenwerking en afstemming tussen de diensten die onderdeel vormen van het rijksvastgoedstelsel, zowel in de regio als landelijk (regiefunctie). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de diensten fungeert de Raad voor Vastgoed rijksoverheid (RVR). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de departementen ten aanzien van rijksvastgoed fungeert de Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed (ICRV). De Minister draagt zorg voor de ondersteuning van de RVR en de ICRV en is verantwoordelijk voor de totstandkoming van de rijks(brede) vastgoedportefeuillestrategie, die de ministerraad jaarlijks vaststelt.
• de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.
Verantwoordelijkheden overtollig vastgoed
De Minister voor Wonen en Rijksdienst verzorgt de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere Ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.
Met ingang van 1 juli 2014 neemt het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf overtollig vastgoed van andere departementen over tegen betaling vooraf. De (netto-)opbrengst uit verkoop van dit vastgoed aan derden wordt begroot en verantwoord in de agentschapsbegroting en agentschapsjaarrekening. Vastgoed dat voor 1 juli 2014 overtollig is gesteld, wordt nog volledig begroot en verantwoord door de betreffende Minister.
C Beleidsconclusies
De voorliggende verantwoording betreft de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf. De Dienst Vastgoed Defensie (DVD), de Rijksgebouwendienst, het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf en de directie Rijksvastgoed zijn in 2014 samengegaan in het Rijksvastgoedbedrijf. De ministeriële verantwoordelijkheid voor de DVD is bij koninklijk besluit op 1 januari 2015 overgeheveld van het Ministerie van Defensie naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over ca. 260.000 m2 bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd.
Aan diverse monumenten zijn instandhoudingswerkzaamheden en terreinonderhoud uitgevoerd. Het ging daarbij in 2015 onder andere om de Vesting Naarden, de Onze Lieve Vrouwekerk in Veere, Huis Doorn, Muiderslot en Kasteel Loevestein.
Met een brief van 11 november 2011 heeft de Minister van BZK de Kamer o.a. gemeld het beleid ten aanzien van monumenten zonder huisvestingsfunctie in bezit van de Rijksgebouwendienst te harmoniseren met dat van andere rijksdiensten en te bezien of andere vormen van beheer en exploitatie mogelijk zijn. Een belangrijke mijlpaal van dit gewijzigde beleid is de vervreemding in 2015 van een pakket monumenten aan de Nationale Monumentenorganisatie (NMo). Hiervoor is aan de NMo een instandhoudingsbijdrage verstrekt.
De doelstelling om in 2015 de maatregelen in het kader van tranche 2 (objecten met een publieksfunctie, zoals musea en gerechtsgebouwen) en tranche 3 (objecten met een (rijks)kantoorfunctie) voor FCIB (het Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van klimaatinstallaties) af te ronden, is vrijwel geheel gerealiseerd.
Met FCIB worden klimaatinstallaties in gebouwen zodanig ingeregeld, dat een optimaal thermisch comfort wordt bereikt bij een minimale verstoring van het bedrijfsproces en een zo laag mogelijk energiegebruik.
De regeling voor opdrachtgeversubsidie Leerlingbouwplaatsen is geëvalueerd. Op basis daarvan is de regeling per 1/1/2016 niet gecontinueerd.
Het Rijksvastgoedbedrijf vertaalt rijksbeleid in uitvoeringskaders voor de eigen dienst en adviseert over uitvoerbaarheid van (voorgenomen) beleid aan verschillende beleidsonderdelen (IenM, DG Wonen en Bouwen etc.) en draagt daarmee bij aan aanscherping van die kaders. Onderwerpen die het afgelopen jaar hebben gespeeld betroffen bijvoorbeeld: leegstand van kantoren, kwaliteitsborging, normalisatie en regeldruk, duurzaam hout, energiebesparing en verantwoording daarover aan de EU, duurzaam inkopen3 en concepten van de Omgevingswet met nieuwe bouwregelgeving.
De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd, is conform verwachtingen gerealiseerd en heeft meer gekost dan begroot.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2015 155 transacties afgehandeld; 56 hiervan betroffen gebouwen en/of complexen. Hierbij is ruim 350 ha grond verkocht. De totale opbrengst bedroeg ruim € 118 mln.
D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
Realisatie 2015 |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2015 |
Verschil 2015 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen: |
0 |
0 |
0 |
163.108 |
221.781 |
147.690 |
74.091 |
|
Uitgaven: |
0 |
0 |
0 |
162.415 |
220.862 |
147.690 |
73.172 |
|
6.1 |
Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting |
0 |
0 |
0 |
59.416 |
118.385 |
56.611 |
61.774 |
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen |
0 |
0 |
0 |
59.416 |
118.385 |
56.611 |
61.774 |
|
Bijdrage aan Rgd voor huisv Koninklijk Huis, HoCoSta's en AZ |
0 |
0 |
0 |
38.798 |
36.507 |
37.761 |
– 1.254 |
|
waarvan: paleizen |
15.149 |
|||||||
Bijdrage aan Rgd voor monumenten |
0 |
0 |
0 |
11.328 |
73.224 |
10.196 |
63.028 |
|
Bijdrage aan Rgd voor rijkshuisvesting |
0 |
0 |
0 |
9.290 |
8.654 |
8.654 |
0 |
|
6.2 |
Beheer materiele activa |
0 |
0 |
0 |
102.999 |
102.477 |
91.079 |
11.398 |
Opdrachten |
0 |
0 |
0 |
14.682 |
17.316 |
11.179 |
6.137 |
|
Beheer en plankosten |
0 |
0 |
0 |
14.682 |
17.316 |
11.179 |
6.137 |
|
Bekostiging |
0 |
0 |
0 |
64.233 |
63.726 |
59.585 |
4.141 |
|
Zakelijke lasten |
0 |
0 |
0 |
64.233 |
63.726 |
59.585 |
4.141 |
|
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen |
0 |
0 |
0 |
24.084 |
21.435 |
20.315 |
1.120 |
|
Bijdrage RVOB |
0 |
0 |
0 |
24.084 |
21.435 |
20.315 |
1.120 |
|
Ontvangsten: |
0 |
0 |
0 |
148.547 |
161.904 |
120.241 |
41.663 |
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Bijdragen aan de Rgd voor huisvesting Koninklijk Huis, HoCoSta’s en AZ
Het betreft hier de kosten huisvesting van de Koning, van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken. De onderschrijding wordt met name veroorzaakt doordat enkele kleinere werkzaamheden later dan verwacht zijn afgerond of financieel afgewikkeld. Zo zal een laatste afrekening van de kosten van de openstelling van de Oranjezaal in 2016 plaatsvinden.
Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis.
In juni 2015 heeft het kabinet naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten.
Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij het jaarverslag van de Koning (I) is een extra-comptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.
In 2015 is voor de bijdrage aan de Rgd voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken € 36,5 mln. gerealiseerd, hiervan is 15,1 mln. voor de paleizen.
Aan de Koning zijn Paleis Huis ten Bosch, het Koninklijk Paleis te Amsterdam en Paleis Noordeinde ter beschikking gesteld.
In 2015 heeft Wonen en Rijksdienst € 15,1 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed voor gebruiksvergoeding en kleinere (onderhoud)projecten voor de paleizen. De € 15,1 mln. voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten.
• Ten eerste de zogenaamde «1-opslag» van ca. € 50/m2 BVO (bruto vloer oppervlak). Deze opslag is een vergoeding voor belastingen, onderhoud en apparaatskosten RVB. De 1-opslag bedraagt ca. € 4 mln.
• Ten tweede rente en afschrijving. Dit betreft de investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB. Hiervan is circa € 4 mln. rente en ca. € 5 mln. afschrijvingen.
• Het restant (ca. € 2 mln.) zijn betalingen van WenR aan het RVB voor investeringen op basis van wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid), kosten voor kleinere aanpassingen en kosten voor de tijdelijke openstelling van de Oranjezaal in Paleis Huis ten Bosch. Een laatste afrekening van de kosten van deze openstelling zal in 2016 plaatsvinden.
Bijdrage aan de Rgd voor monumenten
De bijdrage betreft de kosten van monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie, zoals monument Paleis Soestdijk. De overschrijding wordt veroorzaakt door de bijdrage die aan de Nationale Monumentenorganisatie is betaald voor de instandhouding van aan haar overgedragen monumenten.
Prestatie-indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Streefwaarde |
Periode |
Realisatie |
---|---|---|---|---|---|
Gebruiksgraad monumenten |
95% |
2009 |
95% |
2015 |
98% |
Bron: BZK/RgdB administraties
De gebruiksgraad op 31 december 2015 van de monumenten met een erfgoedfunctie (maar zonder rijkshuisvestingsfunctie) is 98% (was 98% ultimo 2014). De gebruiksgraad is het aantal m2’s bruto vloeroppervlak (bvo) per object dat in gebruik is in verhouding tot het totaal aantal m2’s bvo. Een deel van de monumenten is naar hun aard niet geschikt voor gebruik, zoals gedenknaalden of grafmonumenten. Deze zijn buiten de berekening gehouden. Een belangrijk deel van deze monumenten is inmiddels overgedragen aan de Nationale Monumentenorganisatie.
Bijdrage aan de Rgd voor rijkshuisvesting
De begroting is middels bevoorschotting geheel gerealiseerd. Een overschot of tekort wordt in 2016 afgerekend.
Opdrachten
Beheer- en plankosten
Beheer- en plankosten betreffen kosten voor onderhoud aan en beheer van onroerende zaken, zoals taxatiekosten, energiekosten, bewakingskosten en transitiekosten.
De begroting is bij 1e suppletoire begroting met € 1 mln. verhoogd en bij 2e suppletoire met € 2,5 mln. Het budget is sinds de 2e suppletoire met nog eens € 2 mln. overschreden. Dit is evenals vorig jaar een gevolg van de slechte vastgoedmarkt waardoor objecten gemiddeld langer in bezit blijven. Daarnaast draagt de vluchtelingenopvang bij aan de hogere kosten.
Bekostiging
Zakelijk lasten
Het gaat hier om de betaling van, door gemeenten en waterschappen opgelegde, belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat. Het betreft met name onroerende-zaakbelasting (ca. 80%) en waterschaps- en rioolheffingen (ca. 20%).
De hogere uitgaven voor zakelijke lasten zijn een gevolg van onvoldoende budgetten bij de instelling van de centrale loketfunctie bij RVOB. Daarnaast zijn eerdere tariefverhogingen van de waterschapslasten niet gecompenseerd door hogere budgetten.
Bijdragen aan baten-lastenagentschappen
Bijdrage RVOB
Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren en het vertegenwoordigen van het Rijk bij bepaalde gebiedsontwikkelingsprojecten. De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer houdt hoofdzakelijk in: het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van onroerende zaken. De raming van de ontwerpbegroting is bij 1e suppletoire begroting verhoogd met middelen die op een centrale BZK-begrotingspost waren opgenomen voor de (voormalige) directie Rijksvastgoed.
Ontvangsten
De ontvangsten zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:
Zakelijke lasten
Het merendeel van de ontvangsten betreft de vergoeding die het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf ontvangt vanuit de gebruiksvergoeding in het rijkshuisvestingsstelsel voor het door hem betaalde eigenarendeel van de onroerendezaakbelasting. Daarnaast gaat het om terugbetalingen door de huurders van door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf betaalde gebruikerslasten.
Ingebruikgevingen
Het gaat hierbij om de ingebruikgeving (verhuring) van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot inkomsten uit verpachting, huur, huurrechten benzinestations langs rijkswegen en verhuur jachtgenot. De hogere ontvangsten zijn mede een gevolg van extra verhuuropbrengsten van objecten die door Defensie in materieel beheer zijn overgedragen en door het COA in gebruik zijn genomen.
Vervreemding
Het betreft de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat, voor zover voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot inkomsten uit vervreemding van met name agrarische onroerende zaken en van overige onroerende zaken.
Verkoop bodemmaterialen
Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen, zoals zand.
Veiling huurrechten benzinestations
Het betreft de ontvangsten uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.
Inleiding
In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de aandachtspunten en relevante verbeteringen in de bedrijfsvoering in het verslagjaar 2015. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. Voor de algemene en BZK brede onderwerpen wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf van het jaarverslag van hoofdstuk VII (BZK). In deze bedrijfsvoeringsparagraaf komen de verplichte elementen en specifieke onderwerpen voor hoofdstuk XVIII (W&R) aan de orde, te weten de rechtmatigheid en de totstandkoming van de beleidsinformatie.
• Rechtmatigheid
Naleving wet- en regelgeving huurtoeslag
De betalingen voor de huurtoeslag worden door de Minister voor Wonen en Rijksdienst verantwoord op beleidsartikel 01 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk XVIII Wonen en Rijksdienst. De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat, indien bij statistische steekproeven de meest waarschijnlijke en/of maximale fout of onzekerheid de tolerantiegrens overschrijdt, in de bedrijfsvoeringparagraaf de meest waarschijnlijke fout of onzekerheid wordt gerapporteerd. Voor de toeslagregelingen geldt een tolerantiegrens van 3%, behalve voor de huurtoeslag vanwege de geringe omvang van het desbetreffende begrotingshoofdstuk. Voor de huurtoeslag geldt voor 2015 een tolerantiegrens van 1,19%. Op basis van de maximale fout wordt de – verhoudingsgewijze zeer lage – tolerantiegrens ad € 49,4 miljoen voor de uitbetaalde voorschotten met € 19,5 mln. overschreden. De meest waarschijnlijke fout voor de uitbetaalde voorschotten bedraagt € 42,4 mln. (1%) en onderschrijdt met € 7,0 mln. de tolerantiegrens.
Baten-lastenagentschappen
De tolerantiegrens van de verantwoordingsstaat van de baten-lastenagentschappen bedraagt € 21 mln. Het totaalbedrag aan onrechtmatigheden bedraagt € 37,7 mln. Dit betreft met name onrechtmatig aangegane verplichtingen bij aanbestedingen.
Onzekerheden objectieve keuze leveranciers
Artikel 1.4 van de Aanbestedingswet (AW) stelt dat aanbestedende diensten bij meervoudig en enkelvoudig onderhandse aanbestedingen (onder de Europese drempel) de ondernemers die zij uitnodigen op basis van objectieve criteria kiezen. Bovendien moeten zij op verzoek van een ondernemer de motivering van die keuze verstrekken. Voor het verantwoordingsjaar 2015 bestond onduidelijkheid over de vraag of en zo ja welke documentatievereisten werden gesteld aan deze keuze.
Voor het verantwoordingsjaar 2015 heeft de Algemene Rekenkamer aangekondigd dat in afwachting van nadere kaders voor het controlejaar 2015 de motivering van de objectieve leverancierskeuze voor alle inkopen tussen de nul en € 33.000,– niet in het rechtmatigheidsoordeel wordt betrokken. Bevindingen op dit punt bij inkopen boven deze grens kunnen leiden tot onzekerheden in de inkoopstroom.
Dit heeft tot gevolg dat € 177,5 mln. aan inkopen bij baten-lastenagentschappen die vallen onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onzeker zijn. Bij de baten-lastenagentschappen die vallen onder Wonen en Rijksdienst is een bedrag van € 177,5 mln. onzeker. De rapporteringstolerantie voor onzekerheden van € 63 mln. wordt hiermee overschreden.
Voor 2016 en volgende jaren wordt een nader kader opgesteld dat kan rekenen op draagvlak bij alle betrokken partijen (regelgevers, kaderstellers, uitvoerders en controleurs).
• Totstandkoming beleidsinformatie
Totstandkoming niet financiële beleidsinformatie
In het Samenvattend Auditrapport 2014 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) benoemd dat het totstandkomingsproces van de niet-financiële informatie op hoofdlijnen was beschreven en niet geactualiseerd naar de actuele situatie en dat de totstandkoming van de kwalitatieve uitspraken in de beleidstekst beperkt reconstrueerbaar is omdat eenduidige omschrijvingen en kwaliteitsafspraken soms ontbreken. In de bestuurlijke reactie hebben de Ministers gemeld voornemens te zijn tijdig de aanschrijving voor het jaarverslag 2015 alsook de specifieke werkinstructie voor de niet-financiële informatie geheel te actualiseren. Hier is met de aanschrijving van het jaarverslag 2015, het geactualiseerde handboek jaarverslag waar nu NFI in is opgenomen en de actualisatie van de werkinstructie NFI invulling aan gegeven.
BZK heeft nog twee maatregelen genomen om de totstandkoming en kwaliteit van de niet-financiële informatie in het jaarverslag van 2015 verder te verbeteren. Er wordt een standaard controleprogramma voor de bijlagen bij het jaarverslag voor de totstandkoming van de niet-financiële informatie gebruikt en er zijn afspraken over de structuur en inhoud van het dossier vastgelegd in de werkinstructie NFI.
De beschreven maatregelen hebben ertoe geleid dat de niet-financiële informatie in de meeste gevallen deugdelijk, ordelijk en controleerbaar tot stand is gekomen. Bij één kwantitatieve uitspraak in de beleidstekst is de totstandkoming beperkt reconstrueerbaar. BZK zal in 2016 de werkwijze NFI evalueren en indien nodig wordt de werkinstructie/het controleprogramma aangepast.
Beleidsdoorlichtingen
In 2015 is de «Beleidsdoorlichting artikel 1 Woningmarkt Begroting Wonen en Rijksdienst», aan de Tweede Kamer aangeboden. Met een inhoudelijke kabinetsreactie wordt gewacht op de afronding van het IBO Sociale huur dat uiterlijk in juni 2016 wordt afgerond. Er zal dan een integrale kabinetsreactie komen op de beleidsdoorlichting en het IBO sociale huur. In 2015 is tevens de beleidsdoorlichting Arbeidsmarktcommunicatie Rijk (onderdeel van beleidsartikel 3), de beleidsdoorlichting Energie en Bouwkwaliteit (beleidsartikel 2.1) en de beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling (beleidsartikel 2.3) in de Tweede Kamer behandeld. In het beleidsverslag wordt nader ingegaan op de in 2015 afgeronde beleidsdoorlichtingen. Eventuele beleidsmatige consequenties lopen mee in het traject van de ontwerpbegroting 2017.
De beleidsdoorlichting die betrekking hebben op hoofdstuk VII zijn opgenomen in de bedrijfsvoeringsparagraaf van dat hoofdstuk.
• Financieel- en materieelbeheer
Voor het financieel- en materieelbeer wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Ministerie van BZK (VII).
• Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Voor de overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Ministerie van BZK (VII).
-1- |
-2- |
3=(2–1) |
||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. |
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||||||
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
||
Totaal |
3.792.551 |
3.603.059 |
621.448 |
4.245.300 |
4.265.693 |
973.735 |
452.749 |
662.634 |
352.287 |
|
Beleidsartikelen |
||||||||||
1 |
Woningmarkt |
3.377.405 |
3.335.413 |
501.116 |
3.959.739 |
3.965.674 |
810.381 |
582.334 |
630.261 |
309.265 |
2 |
Woonomgeving en bouw |
249.123 |
101.623 |
91 |
34.918 |
49.839 |
116 |
– 214.205 |
– 51.784 |
25 |
3 |
Kwaliteit Rijksdienst |
18.333 |
18.333 |
0 |
28.862 |
29.318 |
1.334 |
10.529 |
10.985 |
1.334 |
6 |
Uitvoering Rijksvastgoedbeleid |
147.690 |
147.690 |
120.241 |
221.781 |
220.862 |
161.904 |
74.091 |
73.172 |
41.663 |
Naam |
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
---|---|---|---|---|
Baten-lastenagentschap |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2014 |
Logius |
||||
Totale baten |
104.132 |
145.963 |
41.831 |
115.767 |
Totale lasten |
104.132 |
144.330 |
40.198 |
116.910 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
1.633 |
1.633 |
– 1.143 |
Totale kapitaalontvangsten |
6.000 |
1.350 |
– 4.650 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
9.000 |
2.802 |
– 6.198 |
|
P-Direkt |
||||
Totale baten |
71.533 |
76.427 |
4.894 |
70.327 |
Totale lasten |
71.533 |
77.120 |
5.587 |
73.876 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
– 693 |
– 693 |
– 3.549 |
Totale kapitaalontvangsten |
11.000 |
0 |
– 11.000 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
24.650 |
16.982 |
– 7.668 |
|
Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk |
||||
Totale baten |
113.977 |
135.998 |
22.021 |
129.859 |
Totale lasten |
113.977 |
136.767 |
22.790 |
140.260 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
– 769 |
– 769 |
– 10.401 |
Totale kapitaalontvangsten |
2.000 |
5.840 |
3.840 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
3.100 |
2.331 |
– 769 |
|
FMHaaglanden |
||||
Totale baten |
114.863 |
124.695 |
9.832 |
114.625 |
Totale lasten |
114.863 |
117.009 |
2.146 |
116.658 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
7.686 |
7.686 |
– 2.033 |
Totale kapitaalontvangsten |
12.500 |
11.604 |
– 896 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
17.413 |
17.250 |
– 163 |
|
SSC ICT |
||||
Totale baten |
178.000 |
221.495 |
43.495 |
185.989 |
Totale lasten |
178.000 |
226.200 |
48.200 |
186.933 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
– 4.705 |
– 4.705 |
– 944 |
Totale kapitaalontvangsten |
30.000 |
35.503 |
5.503 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
58.000 |
56.933 |
– 1.067 |
|
Rijksgebouwendienst |
||||
Totale baten |
1.260.440 |
1.219.543 |
– 40.897 |
1.333.948 |
Totale lasten |
1.226.198 |
1.204.796 |
– 21.402 |
1.252.286 |
Saldo van baten en lasten |
34.242 |
14.747 |
– 19.495 |
81.662 |
Totale kapitaalontvangsten |
474.000 |
260.211 |
– 213.789 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
872.223 |
563.652 |
– 308.571 |
|
Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf |
||||
Totale baten |
34.030 |
26.749 |
– 7.281 |
25.592 |
Totale lasten |
33.860 |
23.829 |
– 10.031 |
22.933 |
Saldo van baten en lasten |
170 |
2.920 |
2.750 |
2.659 |
Totale kapitaalontvangsten |
87.824 |
20.398 |
– 67.426 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
88.256 |
23.102 |
– 65.154 |
|
0 |
||||
Dienst Vastgoed Defensie |
||||
Totale baten |
0 |
194.382 |
194.382 |
– |
Totale lasten |
0 |
198.513 |
198.513 |
– |
Saldo van baten en lasten |
0 |
– 4.131 |
– 4.131 |
|
Totale kapitaalontvangsten |
12.564 |
0 |
– 12.564 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
16.702 |
0 |
– 16.702 |
|
Dienst van de Huurcommissie |
||||
Totale baten |
11.642 |
15.274 |
3.632 |
15.488 |
Totale lasten |
11.642 |
15.247 |
3.605 |
16.597 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
27 |
27 |
– 1.109 |
Totale kapitaalontvangsten |
0 |
0 |
0 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
1.716 |
696 |
– 1.020 |
|
Inleiding
Logius is als onderdeel van het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR), de regieorganisatie die samen met klanten, partners en leveranciers de e-overheid groot maakt. Dit doet Logius door te zorgen voor overheidsbrede, samenhangende ICT-producten. Hierbij gaat het om digitale dienstverlening aan burgers, aan bedrijven en tussen overheden. Logius stimuleert organisaties met een publieke taak om onze producten breed toe te passen en is verantwoordelijk voor het beheer en de verbetering van onze producten en diensten. Zo is Logius de drijvende kracht achter de digitale overheid. De missie van Logius luidt: «Logius, de dienst digitale overheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, biedt publieke dienstverleners een samenhangende ICT-infrastructuur, zodat burgers en bedrijven betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken met hen kunnen doen».
Speerpunten 2015
In 2015 was binnen Logius standaardisatie en hergebruik van functionele bouwstenen een belangrijke doelstelling. Door de gezamenlijke, bouwsteengewijze aanpak van infrastructuur, platformen en bijbehorende keteninformatiediensten kan Logius zijn strategische doelstellingen eenvoudiger bereiken. Dit is momenteel gedeeltelijk gerealiseerd ten aanzien van de vooral harde ICT producten en diensten zoals gebouwen (datacenter), storage, netwerk en servers. De voordelen ervan zijn groot (zoals het delen van het gebouw, hardware, verbindingen en het kunnen realiseren van beveiligingsmaatregelen binnen één gestandaardiseerd platform i.p.v. diverse platformen). Ten aanzien van Managed Services is een waardeketen analyse uitgevoerd, waarbij is gekeken waar het huidige zwaarte punt in de value chain map ligt. Managed Services levert een standaard fundament onder de specifieke toepassingen van de afnemers waaronder de diverse voorzieningen van Logius die behoren tot de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI).
Consequente toepassing van verdere inzet van Logius bouwstenen zoals o.a. Keten Informatie Services en Managed Services hebben ertoe geleid dat in steeds grotere mate diensten en infrastructuur breed inzetbaar zijn voor de gehele Logius-portfolio en er in gezamenlijkheid wordt verworven, geleverd en gebruikt. Hiermee beweegt de GDI zich van een productgerichte benadering naar een dienstverleningsgerichte benadering. Naarmate meer partijen aansluiten op de GDI verschuift de vraag zich steeds meer van «sluit mij aan op dit product» naar «richt een werkende informatieketen in». Standard Business Reporting is hierin een voorloper. De ingezette modulaire aanpak stelt Logius ook in staat om dergelijke ontwikkelingen geleidelijk vorm te geven waardoor verstoringen van de dienstverlening worden geminimaliseerd. Een goed voorbeeld hiervan is dat de – door de vergaande standaardisatie van virtuele infrastructuur – migratie naar het Overheids Datacenter (ODC) Amsterdam nu vrijwel onzichtbaar en volledig beheerst kan gebeuren. Daartoe behoort de in 2015 heringerichte 24x7 dienstverlening inclusief de calamiteitenorganisatie voor het afhandelen van storingen en incidenten. Voor de overige voorzieningen geldt dienstverlening tijdens kantooruren.
Ontwikkelingen gebruik voorzieningen
Het gebruik van de GDI en de overige voorzieningen van Logius neemt jaarlijks fors toe. Door dit succes neemt de omzet jaarlijks ook fors toe. In 2015 is de omzet ad € 146 mln. met 27% gegroeid ten opzichte van de omzet 2014 ad € 115 mln. De voorzieningen die hieraan hebben bijgedragen zijn onder andere DigiD en DigiD Machtigen, Standard Business Reporting (SBR) en MijnOverheid met de Berichtenbox. Met hun persoonlijke DigiD kunnen burgers inloggen op websites van de overheid en van private organisaties met een publieke taak (pensioenfondsen, zorgverzekeraars). In 2015 zijn er voor DigiD 12,6 mln. gebruikers, 206 mln. authenticaties en 551 aangesloten dienstverleners. Het aantal geregistreerde gebruikers van MijnOverheid is in 2015 gegroeid van 1,4 mln. naar 2,8 mln. Daarbij zijn er circa 44 mln. berichten afgeleverd, zijnde een stijging van 61% ten opzichte van 2014. De informatiestromen die via SBR kunnen worden verstuurd zijn in 2015 fors gegroeid. De nieuwe berichtenstromen met de belastingdienst zijn de loonaangiften, erfbelasting, M-biljet, toeslagen via SBR aanvragen/wijzigingen, Mini One Stop Shop, de vooraf ingevulde aangifte. Verder zullen alle onderwijsinstellingen in het primair en voortgezet onderwijs hun jaarcijfers over 2015 aanleveren met SBR.
De producten en diensten van Logius leveren een door de klant meetbare bijdrage aan hun positieve businesscase; de bijdrage kan zowel kwantitatief als kwalitatief zijn. In 2015 heeft de Belastingdienst de wet EBV ingevoerd waardoor in verschillende stappen de blauwe enveloppe op termijn wordt vervangen door berichten in de Berichtenbox. Daarnaast heeft het steeds meer gebruik maken van voorzieningen (bijv. meer aansluitingen en meer authenticaties) van Logius geleid tot verdere verlaging van de kosten per eenheid van de voorzieningen.
Bedrijfsvoering en efficiëntie
De groei van de omzet gaat tegelijkertijd gepaard met een groei van de formatie. In 2015 is de formatie door verambtelijking met 30 fte gegroeid naar 224 fte. Dit maakt het mogelijk om werkzaamheden efficiënter uit te voeren. Door de toename aan werkzaamheden is toch extra externe inhuur noodzakelijk gebleken. Per saldo heeft dit beperkt geleid tot meer productieve uren tegen lagere personele kosten.
Het beleid van Logius in 2015 was erop gericht om op efficiënte en effectieve wijze haar taken uit te voeren, waarbij producten en diensten tegen de zo laag mogelijke kosten worden geleverd. Daarbij is het streven om kostenbesparingen zo door te voeren zonder verlies van kwaliteit of zelfs met meer kwaliteit. In 2015 heeft Logius de verschillende instrumenten en methodieken die daarbij behulpzaam zijn zoals Standaardisatie, uitbesteding, verambtelijking, benchmarking, Lean Six Sigma en het INK-managementmodel verbeterd en verder verankerd in de planning en control processen van Logius.
In 2015 zijn de organisatiebrede grondslagen toegepast voor om de nieuwe Logius dienstenportfolio Europees aan te besteden. Hierin zijn componenten opgenomen die het mogelijk maken dat voor de middellange termijn in contracten en uitvragen een bijdrage wordt geleverd aan doelmatigheidsverbetering en kostenefficiëntie.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Logius
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2014 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
32.291 |
88.599 |
56.308 |
58.071 |
Omzet overige departementen |
64.069 |
51.249 |
– 12.820 |
51.829 |
Omzet derden |
7.772 |
5.778 |
– 1.994 |
5.039 |
Rentebaten |
– |
43 |
43 |
|
Vrijval voorzieningen |
– |
– |
0 |
– |
Bijzondere baten |
– |
294 |
294 |
828 |
Totaal baten |
104.132 |
145.963 |
41.831 |
115.767 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
101.057 |
143.099 |
42.042 |
115.654 |
– Personele kosten |
34.359 |
50.870 |
16.511 |
40.997 |
Waarvan eigen personeel |
19.684 |
17.380 |
– 2.304 |
16.202 |
Waarvan externe inhuur |
14.675 |
31.778 |
17.103 |
24.795 |
Waarvan overige personele kosten |
– |
1.712 |
1.712 |
|
– Materiële kosten |
66.698 |
92.229 |
25.531 |
74.657 |
Waarvan apparaat ICT |
3.000 |
3.152 |
152 |
44.018 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
– |
559 |
559 |
3.009 |
Waarvan overige materiele kosten |
63.698 |
89.077 |
25.379 |
– |
Afschrijvingskosten |
3.000 |
1.229 |
– 1.771 |
1.251 |
– Immaterieel |
– |
– |
||
– Materieel |
3.000 |
1.229 |
– 1.771 |
1.251 |
Rentelasten |
75 |
2 |
– 73 |
5 |
Overige lasten |
– |
– |
– |
|
– Dotaties voorzieningen |
– |
– |
||
– Bijzondere lasten |
– |
– |
||
Totaal lasten |
104.132 |
144.330 |
40.198 |
116.910 |
Saldo van baten en lasten |
– |
1.633 |
1.633 |
– 1.143 |
Toelichting
Omzet moederdepartement, overige departementen en derden
Logius beheert GDI-voorzieningen die noodzakelijk zijn om de continuïteit van de huidige overheidsdienstverlening en de afgesproken kabinetsambities te realiseren. In verband met een scheefgroei tussen de benodigde en beschikbare middelen voor deze GDI-voorzieningen zijn extra middelen beschikbaar gesteld en via de (beleids)opdrachtgevers aan Logius verstrekt. Het dekkingsvoorstel van de GDI-claim zorgt voor een verschuiving van de bijdragen van de diverse partijen. Er zijn hogere bijdragen van het moederdepartement en overige departementen en lagere bijdragen van derden. Verder hebben er verschuivingen plaatsgevonden van het beleidsopdrachtgeverschap voor diverse voorzieningen tussen moederdepartement en overige departementen waardoor ook de bijbehorende budgetten tussen de departementen zijn verschoven. Als laatste is er sprake van intensiever gebruik en meer klanten die gebruik maken van de Logius producten en diensten. In het totaal zijn door de GDI-claim de bijdragen van het moederdepartement verhoogd met € 56,3 mln., de bijdragen overige departementen verlaagd met € 12,8 mln. en de bijdragen derden verlaagd met € 2,0 mln.
De omzet betreft onder andere voor de voorzieningen DigiD en DigiD Machtingen € 31,2 mln, MijnOverheid inclusief de berichtenbox € 23,5 mln, Standard Business Reporting € 22,3 mln, Digipoort € 14,4 mln, Stelselvoorzieningen € 11,6 mln, Maritiem Single Window € 6,9 mln, DigiInkoop € 4,9 mln, Haagsche Ring € 4,7 mln, EBF-BVV € 4,3 mln en eID € 4,1 mln.
Bijzondere baten
De bijzondere baten betreft het verschil in voorafgaande journaalposten van voorgaande jaren.
Personele kosten
Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van inhuur voor de capaciteit die vereist is voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De forse stijging van de orderportefeuille leidt ook tot een forse stijging van de personele kosten, met name de externe inhuur. De extra orders die Logius gedurende het jaar ontvangt van de beleidsopdrachtgevers, zijn niet gepland en bestaan voor een groot deel uit capaciteitskosten. Dit leidt meer externe inhuur. Daarnaast is de geplande uitbreiding van de formatie later geformaliseerd dan verwacht. Hierdoor zijn de kosten eigen personeel lager dan begroot. Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn de totale personeelskosten met € 16,5 mln. toegenomen.
Materiële kosten
De materiële kosten zijn toegenomen door de toename in de orderportefeuille.
Afschrijvingen en rentelasten
Geplande investeringskosten zijn door opdrachtgevers in een keer voldaan. Hierdoor zijn de kosten niet geactiveerd en is er geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Uiteindelijk leidt dit tot lagere afschrijvings- en rentelasten dan begroot.
Resultaat
Het incidentele resultaat is ontstaan door de niet voorziene omzetstijging als gevolg van de verdeelsleutel uit het voorjaar 2015 voor de GDI-tekorten en de toename werkzaamheden. Hierdoor nemen de kosten voor overhead niet evenredig toe met de uitbreiding van de werkzaamheden. Het resultaat wordt ten gunste van het Eigen vermogen gebracht.
Balans per 31 december 2015
Balans 2015 |
Balans 2014 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële activa |
0 |
0 |
Materiële activa |
3.594 |
3.447 |
– grond en gebouwen |
7 |
19 |
– installaties en inventarissen |
11 |
17 |
– overige materiële vaste activa |
3.576 |
3.411 |
Voorraden |
0 |
0 |
Debiteuren |
4.462 |
2.294 |
Nog te ontvangen |
4.469 |
6.573 |
Liquide middelen |
56.540 |
43.841 |
Totaal activa |
69.065 |
56.155 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
4.774 |
3.141 |
– exploitatiereserve |
3.141 |
4.284 |
– onverdeeld resultaat |
1.633 |
– 1.143 |
Voorzieningen |
0 |
0 |
Leningen bij het MvF |
2.714 |
2.987 |
Crediteuren |
9.682 |
8.769 |
Nog te betalen |
51.895 |
41.258 |
Totaal passiva |
69.065 |
56.155 |
Toelichting
Materiële activa
De materiële vaste activa heeft betrekking op specifieke hard- en software ten behoeve van MijnOverheid Berichtenbox, Opschaling MijnOverheid en Migratie Digipoort OTP.
Debiteuren
De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2015 die betrekking hebben op geleverde prestaties in 2015. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2015.
Nog te ontvangen
De nog te ontvangen bedragen bestaan uit nog te ontvangen gelden voor detacheringen, projecten en openstaande voorschotten voor 2016 en nog te factureren omzet voor projecten € 1,9 mln. Dit laatste betreft werkzaamheden die zijn uitgevoerd in 2015 maar nog moeten worden afgerekend met opdrachtgevers.
Liquide middelen
De stijging van de liquide middelen ten opzichte van de beginbalans wordt veroorzaakt de stijging van de nog te betalen bedragen. Zie verder de toelichtingen bij de post nog te betalen en het kasstroomoverzicht.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen blijft na het toevoegen van het resultaat 2015, onder de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de gemiddelde omzet over de laatste drie jaar.
Leningen bij het Ministerie van Financiën
In 2015 is een nieuwe leningdeel opgenomen ten behoeve van de financiering van de migratie Digipoort OTP. De lening dient ter financiering voor de in 2016 in de balans op te nemen activa. Dit is afhankelijk van het gereed komen van de migratie. In 2015 zijn geen vervroegde aflossingen gedaan. De aflossingen op de leningen voor 2015 bedragen € 1,4 mln. De aflossingen voor 2016 zijn als kortlopende schuld opgenomen onder de post «nog te betalen».
Crediteuren
De crediteuren betreffen alle nog niet betaalde inkoopfacturen per 31 december 2015.
Nog te betalen
De post nog te betalen bestaat onder andere uit nog te ontvangen facturen van bedrijven ad € 14,3 mln. die betrekking hebben op werkzaamheden, die hoofdzakelijk in het laatste kwartaal van 2015 zijn uitgevoerd. Daarnaast is er sprake van vooruit gefactureerde bedragen ad € 14,0 mln. aan beleidsopdrachtgevers, voor werkzaamheden die in het eerste kwartaal 2016 worden uitgevoerd. Verder is er sprake van vooruit gefactureerde voorschotten projecten ad € 20,4 mln. die enerzijds voorschotten betreffen van werkzaamheden die doorlopen in het eerste kwartaal 2016 en anderzijds teveel ontvangen voorschotten die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Het kortlopende deel van de leningen Ministerie van Financiën ad € 1,6 mln, zijnde de aflossingen 2016, is onder deze post opgenomen. De overige posten ad € 1,6 mln. bestaan onder andere uit de reservering voor eindejaarsuitkering, vakantiedagen en vakantietoeslag opgenomen.
Kasstroomoverzicht over 2015
Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2015 |
50.000 |
43.841 |
– 6.159 |
|
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
0 |
14.151 |
14.151 |
|
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) |
0 |
0 |
0 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
3.000 |
14.151 |
11.151 |
|
Totaal investeringen (–/–) |
– 6.000 |
– 1.375 |
4.625 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
0 |
0 |
0 |
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 6.000 |
– 1.375 |
4.625 |
|
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
0 |
0 |
0 |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
0 |
0 |
0 |
|
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 3.000 |
– 1.427 |
1.573 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
6.000 |
1.350 |
– 4.650 |
4. |
Totaal financieringskasstroom |
3.000 |
– 77 |
– 3.077 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2015 (=1+2+3+4) |
50.000 |
56.540 |
6.540 |
Toelichting
De kasstroom uit operationele activiteiten hebben betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering en is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door het resultaat € 1,6 mln., de afschrijvingen € 1,2 mln., een afname van de kortlopende vorderingen € 0,064 mln. en een toename van de kortlopende schulden € 11,4 mln. De investeringskasstroom is lager dan verwacht. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën € 1,4 mln. en een beroep op de leenfaciliteit € 1,4 mln.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2015 |
|
Kostprijzen per product (groep) |
73 |
65 |
64 |
63 |
22 |
Tarieven/uur |
100 |
96 |
95 |
94 |
96,2 |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
136 |
166 |
194 |
224 |
194 |
Saldo van baten en lasten (%) |
5,7% |
2,0% |
– 1,0% |
3,9% |
0,0% |
Klanttevredenheid (KTO) |
7 |
7 |
7 |
– |
7 |
Specifiek deel ICT diensten |
|||||
Omzet per productgroep (in %) |
|||||
*Beheer & exploitatie |
51% |
53% |
76% |
85% |
79% |
*In beheername trajecten |
1% |
3% |
3% |
1% |
0% |
*Doorontwikkeling |
8% |
5% |
18% |
10% |
21% |
*Stimulering gebruik |
2% |
0% |
0% |
0% |
0% |
*Projecten |
38% |
39% |
3% |
4% |
0% |
DigiD |
|||||
*Aantal aangesloten organisaties |
617 |
617 |
625 |
650 |
640 |
*Aantal burgers met DigiD |
9,9 mln. |
11,0 mln. |
11,8 mln. |
12,7 mln. |
12,0 mln. |
*Aantal DigiD authenticaties |
75,5 mln. |
117 mln. |
158 mln. |
206 mln. |
350 mln. |
*Kostprijs per authenticatie |
€ 0,11 |
€ 0,11 |
€ 0,10 |
€ 0,08 |
|
PKI-Overheid |
|||||
*Aantal nieuwe certificaatverstrekkers |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Digipoort (OTP) |
|||||
*Aantal aangesloten bedrijven |
956 |
1.246 |
1.343 |
1.425 |
1.400 |
*Aantal berichten via Digipoort |
70,8 mln. |
74 mln. |
81,1 mln. |
72,1 mln. |
83 mln. |
Overige indicatoren** |
|||||
Vragen/klachten |
|||||
*Aantal vragen/klachten |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
*Snelheid van eerste reactie |
3 dagen |
3 dagen |
3 dagen |
3 dagen |
3 dagen |
*Snelheid van afhandeling |
15 dagen |
15 dagen |
14 dagen |
15 dagen |
15 dagen |
*Contract- en leveranciersmanagement |
|||||
*Prijsbenchmark |
afgerond |
n.v.t |
afgerond |
n.v.t. |
n.v.t.n.v.t. |
Aantal inhuurkrachten vs. eigen medewerkers |
48% |
45% |
51% |
40% |
|
Proces inbeheername nieuwe producten |
|||||
*Tijdigheid van overdracht/conform planning |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
*Operationeel conform klantverwachting |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
Toelichting
• Indexcijfer verloop kostprijs is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten DigiD en de Digipoort OTP.
• De tarieven per uur zijn de tarieven eigen personeel en gebaseerd op de handleiding overheidstarieven. Het streven is om voor structureel werk zoveel mogelijk ambtelijk personeel in te zetten.
• Klanttevredenheid: Logius organiseert onderzoeken naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. De doelstelling is een score van minimaal een 7 te behalen. Dit is hoger dan de klanttevredenheid zoals deze in de markt is. In 2015 heeft geen KTO plaatsgevonden.
• PKI Overheid: dit programma zorgt voor een betrouwbare elektronische communicatie binnen en met de Nederlandse overheid. Met behulp van PKI Overheid-certificaten wordt de informatie beveiligd. Verstrekkers van certificaten moeten voldoen aan wettelijke eisen.
• Digipoort OTP: in 2015 is de digipoort niet meer voor de voorziening Supd@x gebruikt. Dit betreft 15 mln. berichten. In feite is er geen sprake van een daling van het aantal berichten van de andere berichtenstromen maar een stijging.
• Benchmark: elke 2 jaar wordt een van de producten van Logius getoetst op marktconformiteit. Hierbij gaat het om producten die minimaal 2 jaar in beheer zijn. In 2015 is geen benchmark gestart.
Inleiding
P-Direkt is de HR-dienstverlener van en voor de Ministeries. De verwerking van de personeels- en salarisadministratie voor tien Ministeries, een aantal Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koning is samengebracht in één organisatie. De dienstverlening bestaat uit HRM-informatie, de personeelsadministratie en salarisverwerking, gebruikersondersteuning via het contactcenter, digitale zelfbediening via het P-Direktportaal met daarbij de digitale personeelsdossiers en managementrapportages.
Ontwikkelingen 2015
Voor 2015 lag het accent op het verbeteren en centraliseren van de dienstverlening langs de lijnen van het programma Optimaal Verbinden, (het optimaliseren van de P-Direkt HR keten), het verder verbeteren van de kwaliteit en efficiency binnen de huidige dienstverlening en het vernieuwen en ontwikkelen van de dienstverlening. Tevens stond de gebruikerstevredenheid wederom centraal met als doel het bereiken van een gebruikerstevredenheiddoelstelling van 7.
In de loop van het jaar 2015 zijn alle departementen overgegaan op de nieuwe gecentraliseerde en geoptimaliseerde P-Direkt HR dienstverlening, langs de lijnen van het Programma Optimaal Verbinden. Per 1 januari 2016 is ook de formele overgang naar P-Direkt van alle betrokken departementale medewerkers gerealiseerd.
De nieuwe CAO Rijk is geïmplementeerd en de gesprekscylcus Rijk wordt inmiddels in het Portaal ondersteund. De klanttevredenheid is van gemiddeld 6,8 in 2014 gestegen naar gemiddeld 6,9.
Efficiencyverbetering
P-Direkt heeft voor 2015 en verder een aantal bezuinigingstaakstellingen verwerkt. Het betreft de efficiencyverbetering – die al eerder is afgesproken met de eigenaar – en de bezuinigingsmaatregelen van het Kabinet.
De Bezuinigingstaakstelling Rutte I en II
De bezuinigingstaakstelling Rutte I is door het Ministerie van BZK doorvertaald naar P-Direkt voor een bedrag voor 2015 van € 1,871 mln. oplopend naar € 2,071 mln. structureel in 2016. Deze bezuiniging heeft P-Direkt in haar tarieven verwerkt met behoud van de afgesproken basisdienstverlening.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap P-direkt
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2014 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
67.096 |
69.644 |
2.548 |
5.283 |
Omzet overige departementen |
4.437 |
6.738 |
2.301 |
64.980 |
Omzet derden |
– |
10 |
10 |
0 |
Rentebaten |
– |
– |
0 |
22 |
Vrijval voorzieningen |
– |
35 |
35 |
42 |
Bijzondere baten |
– |
– |
0 |
0 |
Totaal baten |
71.533 |
76.427 |
4.894 |
70.327 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
58.087 |
63.187 |
5.100 |
58.703 |
– Personele kosten |
34.711 |
38.414 |
3.703 |
35.149 |
Waarvan eigen personeel |
26.536 |
28.650 |
2.114 |
25.968 |
Waarvan externe inhuur |
8.175 |
9.053 |
878 |
9.181 |
Waarvan overige personele kosten |
– |
711 |
711 |
0 |
– Materiële kosten |
23.377 |
24.773 |
1.396 |
23.554 |
Waarvan apparaat ICT |
11.941 |
12.867 |
926 |
13.158 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
8.880 |
10.143 |
1.263 |
8.703 |
Waarvan overige materiele kosten |
2.556 |
1.763 |
– 793 |
1.693 |
Rentelasten |
1.696 |
1.672 |
– 24 |
2.027 |
Afschrijvingskosten |
11.750 |
12.261 |
511 |
12.128 |
– Immaterieel |
11.675 |
12.191 |
516 |
12.082 |
– Materieel |
75 |
70 |
– 5 |
46 |
Overige lasten |
– |
– |
– |
1.018 |
– Dotaties voorzieningen |
– |
0 |
||
– Bijzondere lasten |
– |
1.018 |
||
Totaal lasten |
71.533 |
77.120 |
5.587 |
73.876 |
Saldo van baten en lasten |
– |
– 693 |
– 693 |
– 3.549 |
Toelichting
Baten
De totale baten zijn bijna € 5 mln. hoger door de uitrol van de nieuwe dienstverlening Optimaal Verbinden (het bijeenbrengen van de functies HR-ondersteuner en HR-verwerker) bij de departementen in 2015. De verschuiving ten opzichte van 2014 van omzet overige departementen naar omzet moeder heeft te maken met de centrale bekostiging van P-Direkt met ingang van 1 januari 2015.
Lasten
De stijging van de totale kosten wordt ook voor bijna € 5 mln. veroorzaakt door de uitrol van de nieuwe dienstverlening Optimaal Verbinden en betreft zowel extra uitvoerend personeel (ambtelijk, detachering en uitzendkrachten) en extra direct materieel (huisvesting, KA etc.).
Daarnaast heeft P-Direkt in 2015 in overleg met de centraal opdrachtgever en de eigenaar voor een bedrag van € 0,7 mln. eigen vermogen ingezet voor de verbetering en uitbreiding van de dienstverlening.
Personele kosten
De P-Direkt bezetting is in 2015 met 100 Fte gestegen, en vooruitlopend op de indiensttreding waren veel departementale medewerkers al op detacheringsbasis bij P-Direkt werkzaam. Daarnaast zijn extra uitzendkrachten ingezet om de productie door te laten gaan terwijl de instromende departementale medewerkers werden opgeleid voor de nieuwe werkzaamheden.
Overige personele kosten
De opleidingskosten zijn in de realisatie verantwoord onder de overige personele kosten terwijl deze in de begroting onder de overige materiële kosten zijn geschaard: dat verklaart de respectievelijke over- en onderschrijding.
Materiele kosten
P-Direkt betrekt veel facilitaire zaken bij SSO’s zoals huisvesting en kantoorautomatisering en deze kosten stijgen min of meer evenredig met de toename van medewerkers. De verschuiving van overige materiële kosten naar bijdrage aan SSO’s betreft een inbesteding van extra ICT-diensten.
Kosten Apparaat ICT
De kosten van apparaat ICT betreffen voornamelijk de kosten van housing&hosting van de P-Direkt systemen en de onderhoudskosten van de softwarelicenties. Door uitbreiding (o.a. de verzuim-app) en verbetering van de dienstverlening (o.a. meer snelheid) zijn ook die kosten gestegen.
Saldo van Baten en Lasten
De realisatie laat een negatief resultaat zien van € 693.000 ten opzichte van een begroot resultaat van € 0. Zoals al vermeld onder de kop lasten heeft P-Direkt in overleg met de eigenaar en de centraal opdrachtgever eigen vermogen ingezet voor de verbetering en uitbreiding van de basis dienstverlening. De tarieven en doorbelasting van P-Direkt zijn structureel kostendekkend.
Balans per 31 december 2015
Balans 2015 |
Balans 2014 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
52.648 |
59.543 |
Materiële vaste activa |
248 |
172 |
– Grond en gebouwen |
– |
|
– Installaties en inventarissen |
169 |
132 |
– Overige materiële vaste activa |
79 |
40 |
Voorraden |
– |
|
Debiteuren |
1.055 |
4.700 |
Nog te ontvangen |
1.981 |
1.566 |
Liquide middelen |
4.495 |
3.141 |
Totaal activa |
60.427 |
69.122 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
2.925 |
3.915 |
– Exploitatiereserve |
3.618 |
7.464 |
– Onverdeeld resultaat |
– 693 |
– 3.549 |
Voorzieningen |
204 |
245 |
Leningen bij het MvF |
31.688 |
42.931 |
Crediteuren |
2.762 |
748 |
Nog te betalen |
22.848 |
21.283 |
Totaal passiva |
60.427 |
69.122 |
Toelichting
Activa
De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatie-systeem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal en Fase ll (Contactcenter). Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën. Jaarlijks schrijft P-Direkt zo’n € 12 mln. af. In 2015 heeft P-Direkt ongeveer € 5 mln. geïnvesteerd in nieuwe systemen: het betreft de geactiveerde ambtelijke inzet, externe inhuur en inkoop ten behoeve van het Programma Optimaal verbinden, de dienstverlening Verlof, Verzuim en Dienstroosterplanning voor het Ministerie van Financien en de SSC-ICT Housing&Hosting services voor P-Direkt.
Debiteuren en Nog te ontvangen
De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht. De post Nog te ontvangen bestaat uit nog te factureren opbrengsten betrekking hebbend op dienstverlening 2015 en vooruitbetaalde onderhoudskosten van licenties die veelal vooruitbetaald worden en waarvan een deel betrekking heeft op 2016 en volgende jaren.
Onderverdeling naar |
Moederdepartement |
Andere Ministeries |
Derden |
---|---|---|---|
Debiteuren |
203 |
851 |
1 |
Nog te ontvangen |
0 |
968 |
1.013 |
Liquide middelen
Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB).
De stand per 31-12-2015 van de Rekening-courant RHB is hoger dan per 31-12-2014. Dit wordt veroorzaakt door een dispuut over de juistheid van kostenfacturen, zodat P-Direkt niet (rechtmatig) kon betalen. Dit verklaart tevens de crediteurenstand die als consequentie ook hoger is. Uiteindelijk zijn de facturen correct aangeleverd, zodat P-Direkt in januari tot betaling over kon gaan.
Eigen Vermogen
De Regeling Agentschappen 2013 stelt dat het een baten-lastenagentschap is toegestaan om het eigen vermogen tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden.
Het negatieve exploitatiesaldo 2015 maakt dat de stand Eigen Vermogen per ultimo 2015 ruim onder de norm uitkomt.
Voorzieningen
De voorziening betreft verplichtingen aan medewerkers in het kader van de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. In 2014 is € 23.000 ten laste gebracht van de voorziening. In 2015 is € 6.000 ten laste gebracht van de voorziening. Het niet aangesproken deel van de voorziening (€ 35.000) dat betrekking heeft op het jaar 2015 is vrijgevallen ten gunste van het resultaat 2015.
Leningen, Crediteuren en Nog te betalen
De post leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de softwareontwikkeling van het contactcenter.
De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2015 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2016 betaald. Onder de post Nog te betalen zijn opgenomen de vooruitontvangen bedragen 2015, de nog te betalen kosten 2015 en de verplichting uit hoofde van vakantiegeld personeel.
Onderverdeling naar |
Moederdepartement |
Andere Ministeries |
Derden |
---|---|---|---|
Crediteuren |
349 |
0 |
2.413 |
Nog te betalen |
5.746 |
16.096 |
1.006 |
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen |
12.820 |
3.141 |
– 9.679 |
|
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
11.750 |
19.485 |
7.735 |
|
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) |
– 1.950 |
– 1.149 |
801 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
9.800 |
18.336 |
8.536 |
|
Totaal investeringen (–/–) |
– 10.000 |
– 5.442 |
4.558 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
– |
– |
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 10.000 |
– 5.442 |
4.558 |
|
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
– 1.000 |
– 297 |
703 |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
1.000 |
– |
– 1.000 |
|
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 13.650 |
– 11.243 |
2.407 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
10.000 |
– |
– 10.000 |
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 3.650 |
– 11.540 |
– 7.890 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2015 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €. |
8.970 |
4.495 |
– 4.475 |
Toelichting
De Centraal Opdrachtgever heeft besloten de kosten 2015 van het programma Toegang lump-sum te financieren en derhalve is de investering op dit programma voor 2015 teruggedraaid.
De investeringen 2015 betreffen nu voornamelijk de bouw van het programma Optimaal Verbinden en de opbouw van de Housing & Hosting services bij SSC-ICT.
De leenuitvraag voor het programma Toegang is uitgesteld en zal voor 2016 worden heroverwogen. De aflossing op de lening is derhalve ook navenant lager.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015
P-Direkt heeft zich bij de centralisering van het budget basis dienstverlening gecommitteerd aan een jaarlijkse daling van de doorbelasting met 2% tot en met het jaar 2019. Voor P-Direkt betekent dit, gegeven een kostenstructuur van 50% vaste lasten, dat op de overige productiemiddelen (o.a. personeel) jaarlijks een efficiencystijging van 3 tot 4% moet worden gerealiseerd.
Hierbij zet P-Direkt onder de noemer P-Lien (de P-Direkt- variant van LEAN) de Lean filosofie en methodiek in als basis voor continu verbeteren. Deze Leanfilosofie geeft op alle lagen in de organisatie en over de keten invulling aan waar P-Direkt voor staat: het (blijvend) optimaliseren van klantgerichte, betrouwbare, efficiënte en innovatieve bedrijfsvoeringservices gericht op personeel voor de medewerkers werkzaam bij de Rijksdienst van Nederland.
P-Direkt werkt met een Producten- en dienstengids (PDG) inclusief servicelevels.
In de Producten-en dienstengids zijn de verschillende diensten en activiteiten, leveringsvoorwaarden en de kwaliteitsborging vastgelegd die de Ministeries van P-Direkt kunnen verwachten.
P-Direkt stelt de servicelevels jaarlijks vast in overleg met de stakeholders en de eigenaar van P-Direkt. Deze set sluit nog steeds aan op de behoefte van de stakeholders.
P-Direkt meet het succes van de speerpunten 2015 af aan de hoogte van de gebruikertevredenheid. In 2015 is het gebruikerstevredenheidcijfer gestegen van een 6,8 aan het begin van het jaar naar 6,9 gemiddeld.
Aan het Bestuurlijk Overleg rapporteert P-Direkt over de productie, de gerealiseerde servicelevels en de klanttevredenheid. Over 2015 heeft P-Direkt haar servicelevels nagenoeg allemaal gehaald
P-Direkt stuurt op een percentage van maximaal 17,5% overhead. In 2015 was dit net als in 2014 17%. Vanaf het jaar 2007 waarin het overheadpercentage 24,5% bedroeg is er sprake van een dalende tendens.
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2015 |
|
Omschrijving Generiek Deel |
|||||
Kostprijzen per product (groep) |
584,6 |
580 |
543,5 |
538 |
540,5 |
Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100) |
101,7 |
100,9 |
94,5 |
93,6 |
94 |
Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR) |
125.959 |
123.588 |
122.885 |
122.331 |
120.091 |
Totale omzet basisdienstverlening (x1.000) |
70.318 |
68.384 |
65.377 |
65.819 |
64.927 |
Totale omzet overige + projecten (x1.000) |
4.495 |
3.588 |
4.886 |
10.574 |
6.606 |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
425 |
421 |
409 |
509 |
444 |
Saldo van baten en lasten (%) |
5,95% |
0,67% |
– 5,07% |
– 0,91% |
0,00% |
Medewerkerstevredenheid |
nvt |
6,6 |
nvt |
nvt |
|
Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten |
|||||
Gebruikerstevredenheid: |
|||||
De mate waarin de gebruiker tevreden is over de dienstverlening |
6,7 |
6,8 |
6,9 |
7 |
|
Tijdige afhandeling wijzigingen: |
|||||
P-Direkt heeft de opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling |
– |
99,7% |
99,0% |
97,8% |
95,0% |
P-Direkt handelt de aangeboden «kritische mutatieopdrachten binnen 5 werkdagen af (aanstelling, overplaatsing, ontslag) |
– |
NNB |
NNB |
95,0% |
|
Vraagafhandeling contactcenter: |
|||||
P-Direkt handelt de vragen die per telefoon, email of post binnenkomen binnen 5 werkdagen af |
87,0% |
94,2% |
90,0% |
90,0% |
90,0% |
P-Direkt handelt de vragen die per email binnenkomen in 1 keer goed af |
– |
– |
90,0% |
NNB |
90,0% |
Klachtbehandeling: P-Direkt handelt de klachten volgens de klachtenprocedure binnen 5 dagen inhoudelijk af |
90,7% |
100,0% |
100,0% |
100,0% |
90,0% |
Responsetijden Contactcenter: de responstijd om de telefoon op te nemen is gemiddeld minder dan 30 seconden (na keuzemenu) |
35,5 sec |
42 sec |
66 sec |
46 sec |
30 sec |
Beschikbaarheid systeem: De P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het personeelsdossier) zijn 7 dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. De servicewindow voor de systemen is van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tijdens deze tijden geldt de beschikbaarheidsnorm |
99,4% |
99,6% |
99,7% |
98,2% |
98,0% |
Wet en regelgeving up to date. Men kan wijzigingen in de wet- en regelgeving binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadplegen |
100,0% |
100,0% |
100,0% |
100% |
98,0% |
Betrouwbaarheid: |
|||||
P-Direkt zorgt ervoor dat gegevens op tijd en juist worden opgeleverd (interfaces, rapportages) |
– |
– |
99,3% |
98,3% |
98,0% |
P-Direkt verwerkt een deel van de aangeboden wijzigingen handmatig in het geautomatiseerde systeem. Deze worden op de juiste manier verwerkt volgens de opdracht |
– |
– |
99,5% |
NNB |
98,0% |
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in: |
perfomance audit |
Doelm. SSO's |
2016 |
Toelichting
De stijging van het aantal FTE komt doordat met de start van de nieuwe diensten Centrale Archivering Personeelsdossiers en Optimaal Verbinden HR-Ondersteuner/HR-Verwerker stijgt de formatie door overkomst van ambtelijk personeel vanuit de departementen.
De gemiddelde wachttijd was 46 seconden. Ten opzichte van de afgesproken norm van 30 seconden is dit te hoog. Het aantal gesprekken neemt meer toe, dan verwacht, maar vooral de complexiteit van de vragen neemt gemiddeld toe, waardoor de afhandeltijd per gesprek stijgt. Met de groei van het aantal medewerkers, als gevolg van overdracht HRO taken, kan dit worden ingelopen, zij het dat voor een groot aantal nieuwe medewerkers nog om- en bijscholing vereist is.
De specifieke kwaliteitsindicatoren zijn hieronder kort toegelicht:
• Beschikbaarheid systeem: de P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het P-Dossier) zijn 7x24 uur beschikbaar. Het service-window voor de systemen is van 8.30 uur – 17.00 uur, gedurende deze tijden is de beschikbaarheidnorm van toepassing;
• Wet- en regelgeving up to date Wijzigingen m.b.t. de wet- en regelgeving zijn binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadpleegbaar;
• Gebruikerstevredenheid: P-Direkt houdt maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de Ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over het P-Direktportaal, het Contactcenter, het Rijksportaal Personeel en de salarisverwerking;
• Saldo van baten en lasten: P-Direkt realiseert in 2015 bewust een tekort op de exploitatie. Het eigen vermogen ultimo 2015 is aangewend voor de verbetering en uitbreiding van de basis dienstverlening. De normale exploitatie is kostendekkend.
Inleiding
De Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een breed aanbod aan producten en diensten en biedt hiermee integrale oplossingen. UBR bundelt haar kennis van onder andere interim-management, HRM, IT, inkoop en financiën en verbindt die met de andere rijksbrede SSO’s.
De Hervormingsagenda Rijk is mede aanleiding geweest om meer eenheid te brengen in de organisatieonderdelen van UBR en daarmee de organisatie van pionier naar professionele dienstverlener te brengen. UBR staat voor:
• Integrale dienstverlening;
• Hoge kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten;
• Delen en ontwikkelen van kennis en kunde binnen de overheid.
Naast de reguliere dienstverlening voert UBR complexe transities en implementaties op het gebied van rijksbrede bedrijfsvoering uit. Dit doet het ontwikkelbedrijf van UBR in opdracht van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR), het SG-Overleg of de ministerraad. Daarmee draagt UBR bij aan het verder ontwikkelen van een effectieve en efficiënte overheid.
Realisatie in 2015
Ontwikkeling financiële positie
Het resultaat 2015 is € 0,8 mln. negatief. Exclusief de bijzondere baten en lasten en de mutaties voorzieningen resteert een positief resultaat van € 0,3 mln.
Na verwerking van het negatieve resultaat resteert een negatief eigen vermogen van € 0,7 mln. Conform de Regeling agentschappen zuivert de eigenaar dit uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2016 aan tot minimaal nihil.
Vanuit het streven naar een duurzaam financieel gezonde en doelmatige organisatie is een onderzoek gestart naar de bekostiging van UBR. Hiervoor is een bekostigingswerkgroep ingericht. Ook gaat een onderzoek naar de synergie tussen SSO’s van start dat mogelijk ook aanknopingspunten biedt voor besparingen.
Ontwikkeling dienstverlening
Samen met de andere SSO’s draagt UBR bij aan een compacte rijksdienst. UBR levert op diverse dossiers een bijdrage aan een effectieve en efficiënte overheidsbedrijfsvoering. Een greep uit wat UBR in 2015 heeft gerealiseerd:
• Het Programma Operatie Informatiebestel Rijk (OIR) werkt aan de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Elias. Drie daarvan krijgen bij UBR beslag: het realiseren van extra ICT-capaciteit en -kennis, het aantrekken van nieuw talent via een rijksbreed ICT-traineeprogramma en het bundelen van ICT-inkoopexpertise in een pool van aanbestedingsadviseurs. Binnen Ontwikkelbedrijf (UBR|OW) zijn deze acties in onderlinge samenhang opgepakt;
• Expertisecentrum Organisatie & Personeel (UBR|EC O&P) heeft het product Eigen Risicodragerschap WGA ontwikkeld;
• I-Interim Rijk (UBR|IIR) zet expertise in op veel grote en high-risk-projecten, zoals EDU (Programma Electronische Dienstverlening Uitvoering) en RIdM (programma Rijksidentiteitsmanagement);
• Interim Management, Coaching en Gatewayreviews (UBR|ICG) heeft voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken een Academie voor Internationale betrekkingen opgezet en helpt DJI met het opzetten van een landelijke opererende facilitaire dienstverleningsorganisatie;
• Haagse Inkoopsamenwerking (UBR|HIS) gebruikt steeds vaker een Best Value Procurement-procedure, zoals bij een Europese aanbesteding voor schoonmaakmachines, -middelen en -materialen voor de Rijksschoonmaakorganisatie;
• 385 gemeentes, alle provincies en de waterschappen bieden hun bekendmakingen via internet aan hun burgers aan met de systemen van Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (UBR|KOOP);
• Bedrijfsvoering & Financiën (UBR|Bv&F) heeft FMH en SCC-ICT aangesloten op Exact Synergy Enterprise. Samen met hostingpartij SSC-ICT levert UBR een stabiele omgeving;
• Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (UBR|IPKD) heeft met succes de pilot afgerond voor het betekenen van gerechtelijke brieven. In 2016 worden alle gerechtelijke brieven door UBR|IPKD bezorgd;
• Rijksbeveiligingsorganisatie (UBR|RBO) heeft het contract met een externe leverancier voor beveiliging van de IND-locaties overgenomen.
Ontwikkelingen bedrijfsvoering Rijk
UBR heeft actief geparticipeerd in de verschillende rijksbrede projecten. Met name in de projecten SGO 5, Arbeidsbeperkten en Lage Loonschalen.
Inkoopbeheer HIS
Bij UBR|HIS zijn belangrijke verbeteringen doorgevoerd op het gebied van inkoopbeheer. De nieuwe circulaire is met ingang van 15 augustus doorgevoerd en de processen worden per 1 september 2015 toegepast. Hiermee is nadere concurrentiestelling/mini-competitie geïmplementeerd. In 2015 is uitgewerkt in welke situaties verplichte consultatie van een aanbestedingsjurist plaats dient te vinden, worden (verbijzonderde) interne controles (IC) uitgevoerd en vindt de collegiale beoordeling zichtbaar plaats.
Ten aanzien van het implementeren van eventueel gewijzigde regelgeving op het gebied van keuzes voor de aanbestedingsprocedures en uit te nodigen ondernemers is UBR|HIS in afwachting van de uitkomsten van de discussie tussen de beleidsmaker en de Algemene Rekenkamer.
Inkoopfunctie UBR
In 2015 heeft UBR geconstateerd dat de inkoopfunctie binnen UBR kan worden verbeterd, onder andere door het verder bundelen van de bestelfunctie binnen UBR en het verder implementeren van het gebruik van DigiInkoop. Professionalisering van de inkoopfunctie is daarmee een speerpunt voor het financieel beheer van UBR in 2016.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap UBR
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2014 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
35.942 |
35.171 |
– 771 |
36.598 |
Omzet overige departementen |
69.017 |
94.483 |
25.466 |
85.718 |
Omzet derden |
4.063 |
6.074 |
2.011 |
5.633 |
Rentebaten |
– |
0 |
0 |
4 |
Vrijval voorzieningen |
– |
270 |
270 |
184 |
Bijzondere baten |
4.956 |
0 |
– 4.956 |
1.722 |
Totaal baten |
113.978 |
135.998 |
22.020 |
129.859 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
107.626 |
133.926 |
26.300 |
126.364 |
– Personele kosten |
85.617 |
96.932 |
11.315 |
90.067 |
Waarvan eigen personeel |
68.701 |
77.425 |
8.724 |
65.005 |
Waarvan externe inhuur |
12.980 |
16.807 |
3.827 |
18.905 |
Waarvan overige personele kosten |
3.936 |
2.700 |
– 1.236 |
6.157 |
– Materiële kosten |
22.009 |
36.994 |
14.985 |
36.297 |
Waarvan apparaat ICT |
5.502 |
4.482 |
– 1.020 |
3.701 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
9.474 |
12.714 |
3.240 |
10.962 |
Waarvan overige materiele kosten |
7.033 |
19.798 |
12.765 |
21.634 |
Rentelasten |
183 |
1 |
– 182 |
3 |
Afschrijvingskosten |
1.213 |
1.442 |
229 |
853 |
– Immaterieel |
553 |
951 |
398 |
500 |
– Materieel |
660 |
491 |
– 169 |
353 |
Overige lasten |
4.956 |
1.398 |
– 3.558 |
13.040 |
– Dotaties voorzieningen |
– |
423 |
423 |
7.940 |
– Bijzondere lasten |
4.956 |
975 |
– 3.981 |
5.100 |
Totaal lasten |
113.978 |
136.767 |
22.789 |
140.260 |
Saldo van baten en lasten |
– |
– 769 |
– 769 |
– 10.401 |
Toelichting
Het resultaat 2015 is € 0,8 mln. negatief. Exclusief de bijzondere baten en lasten en de mutaties voorzieningen resteert een positief resultaat van € 0,3 mln.
Na het opstellen van de ontwerpbegroting 2015 is eind 2014 besloten een saneringsvoorziening te vormen ten laste van het resultaat 2014. Wat als bijzondere lasten resteert zijn de niet in de tarieven doorberekende ICT-kosten.
Belangrijke verschillen:
• De afwijking in de omzet van ruim 24% t.o.v. de begroting is met name veroorzaakt door UBR|RBO en UBR|IPKD. De groei bij UBR|RBO en UBR|IPKD is vooral een gevolg van implementatie van het lageloonschaal beleid (waaronder de beveiliging van IND-locaties respectievelijk het betekenen van gerechtelijke brieven). Dit verklaart ook de toename van de kosten voor eigen personeel.
• De hogere omzet vindt zijn weerslag in de hogere externe inhuur. UBR heeft bij een aantal diensten bewust gekozen voor een businessmodel met vraaggestuurde externe inhuur (o.a. van ZZP-ers) in plaats van uitbreiding van de formatie. Reden hiervoor is dat sprake is van een te grote fluctuatie in de verwachte vraag om de bestaande capaciteit structureel uit te breiden. Voor het eigen apparaat huurt UBR voor slechts € 0,9 mln. in.
• De overige materiële kosten en bijdrage SSO’s zijn hoger dan geraamd door de daarin begrepen inkoop ten behoeve van productie c.q. uitbesteding, die samenhangen met de gestegen omzet uit dienstverlening.
• De dotatie voorziening betreft een dotatie aan de voorziening verliesgevende opdrachten (€ 0,2 mln.) en de toevoeging aan de voorziening dubieuze debiteuren (€ 0,3 mln).
• De bijzondere lasten komen voort uit niet aan de afnemers doorberekende ICT kosten (€ 0,7 mln) en kosten als gevolg van een juridisch geschil met een leverancier (€ 0,3 mln).
Balans per 31 december 2015
Balans 2015 |
Balans 2014 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
3.049 |
3.455 |
Materiële vaste activa |
2.491 |
1.465 |
– Grond en gebouwen |
– |
– |
– Installaties en inventarissen |
107 |
171 |
– Overige materiële vaste activa |
2.384 |
1.294 |
Voorraden |
7 |
68 |
Debiteuren |
20.164 |
18.106 |
Nog te ontvangen |
19.071 |
14.663 |
Liquide middelen |
8.427 |
13.883 |
Totaal activa |
53.209 |
51.640 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
– 708 |
– 4.489 |
– Exploitatiereserve |
61 |
5.912 |
– Onverdeeld resultaat |
– 769 |
– 10.401 |
Voorzieningen |
11.629 |
19.020 |
Leningen bij het MvF |
1.768 |
760 |
Crediteuren |
3.337 |
2.361 |
Nog te betalen |
37.183 |
33.988 |
Totaal passiva |
53.209 |
51.640 |
Toelichting
Immateriële vaste activa
De in 2013 t/m 2015 gemaakte ontwikkelkosten voor het nieuwe financiële systeem zijn geactiveerd en worden vanaf ingebruikname in 2014 en 2015 in vijf jaar afgeschreven bij UBR|Bv&F.
Materiële vaste activa
De investeringen in 2015 bestaan voor € 1,5 mln. uit vervoermiddelen bij de Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (UBR|IPKD).
Debiteuren
De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 2,5 mln.), overige departementen (€ 15,6 mln.) en overige debiteuren (€ 2,0 mln.) en bedraagt circa 1,7 maand omzet (2014: 1,5 maand).
Nog te ontvangen bedragen
De nog te ontvangen bedragen bestaat uit € 15,2 mln. nog te factureren termijnen (circa 1,3 maand omzet, in 2014 minder dan 1 maand), overige nog te vorderen bedragen van € 1,7 mln, € 0,7 mln. vooruitbetaalde kosten, € 1,2 mln. nog te verrekenen overige kosten en € 0,3 mln. nog te ontvangen creditnota’s.
Het aandeel van het moederdepartement in de nog te ontvangen bedragen is € 8,1 mln., van overige departementen € 9,9 mln. en van derden € 1,1 mln.
Liquide middelen
De afname van de positie van de liquide middelen is vooral een gevolg van de hogere post nog te factureren omzet.
Eigen vermogen
Begin 2015, heeft de eigenaar het eigen vermogen aangezuiverd met € 4,55 mln. Na verwerking van het negatieve resultaat 2015 resteert een negatief eigen vermogen van € 0,7 mln. Conform de Regeling agentschappen zuivert de eigenaar dit uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2016 aan tot minimaal nihil.
Voorzieningen
In het kader van de sanering bij een aantal organisatieonderdelen van UBR hebben ca 20 medewerkers de VWNW-status gekregen en zijn met ca 15 medewerkers nadere afspraken (vaststellingsovereenkomsten) gemaakt over een aanstaande beëindiging van het dienstverband. Eind 2014 heeft UBR hiervoor een saneringsvoorziening gevormd (€ 7,3 mln.). In 2015 heeft een onttrekking ter grootte van € 2,6 mln. plaatsgevonden voor de in 2015 gemaakte saneringskosten.
Voor de afwikkeling van de grafische dienstverlening is eind 2014 een voorziening gevormd van € 12,1 mln. Na de onttrekking eind 2014 van € 0,7 mln. resteert eind 2014 een voorziening van € 11,4 mln.
In 2015 heeft een onttrekking ter grootte van € 4,6 mln. plaatsgevonden voor de in 2015 gemaakte kosten inzake de afwikkeling van de grafische dienstverlening bij UBR|VKB en BZK.
De voorziening verliesgevende opdrachten is in 2015 nagenoeg gelijk gebleven (€ 0,2 mln.).
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Voor de financiering van de investeringen bij UBR|IPKD heeft UBR een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.
Crediteuren
Van het crediteuren bedrag heeft € 0,1 mln. betrekking op het moederdepartement, € 0,9 mln. overige departementen en € 2,3 mln. aan derden.
Nog te betalen bedragen
De nog te betalen bedragen bestaan uit € 21,5 mln. nog te betalen kosten, € 6,5 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 5,1 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 2,9 mln. nog te besteden gelden en € 1,2 mln. overige schulden.
Het aandeel van het moederdepartement in de nog te betalen bedragen is € 12,5 mln., van overige departementen € – 1,3 mln. en van derden € 26,0 mln.
Kasstroomoverzicht over 2015
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen |
16.814 |
13.879 |
– 2.935 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
– |
190.080 |
190.080 |
|
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) |
– |
– 199.044 |
– 199.044 |
|
2. |
Totaal operationele kasstroom |
1.213 |
– 8.964 |
– 10.177 |
Totaal investeringen (–/–) |
– 2.000 |
– 2.179 |
– 179 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
130 |
130 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 2.000 |
– 2.049 |
– 49 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
– |
– |
– |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
4.550 |
4.550 |
|
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 1.100 |
– 152 |
948 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
2.000 |
1.160 |
– 840 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
900 |
5.558 |
4.658 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2015 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €. |
16.927 |
8.423 |
– 8.504 |
Toelichting
De investeringen in 2015 bestaan voor € 1,5 mln. uit vervoermiddelen bij de Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (UBR|IPKD) en voor € 0,6 mln. uit immateriële vaste activa bij het Expertise Centrum Organisatie & Personeel (UBR|EC O&P) en UBR|Bv&F.
Voor de financiering van de investeringen bij UBR|IPKD heeft UBR een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.
De desinvesteringen zijn het gevolg van de afwikkeling van UBR|Vijfkeerblauw, de overname van inventaris door FM Haaglanden bij UBR|Concernstaf, verkoop van vervoermiddelen bij de UBR|IPKD en vervoermiddelen bij UBR|I-Interim Rijk (UBR|IIR).
De storting door het moederdepartement betreft de aanvulling van het eigen vermogen.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Realisatie |
Realisatie |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
---|---|---|---|---|---|
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2015 |
|
Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer) |
100,8 |
106 |
100 |
102,2 |
100 |
Tarieven/uur (indexcijfer) |
98 |
98,5 |
100 |
101,6 |
100 |
Omzet per FTE |
147.329 |
122.801 |
146.227 |
129.883 |
120.996 |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
762 |
820 |
875 |
1.045 |
901 |
Saldo van baten en lasten (%) |
– 4,9% |
– 7,5% |
– 8,1% |
– 0,6% |
0,0% |
Kwaliteitsindicator 1 – KTO |
6,2 |
6,8 |
in 2015 |
zie toelichting |
7,1 |
Kwaliteitsindicator 2 – MTO |
7,5 |
n.b. |
in 2016 |
7,5 |
|
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in: |
in 2015 |
lopend |
Toelichting
N.B. Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft UBR ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van UBR geeft de specificatie van de omzet per organisatieonderdeel het inzicht in de omzet per productgroep.
Verloop indexcijfers
UBR heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met loon- en prijsstijgingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in het jaarplan UBR 2015. In 2015 heeft UBR de tarieven verhoogd als gevolg van de voor de overheid geldende loon- en prijsstijgingen (+ 1,56%).
Omzet per fte
De begrote omzet per fte bedraagt € 120.996 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 129.883. Dit is een stijging van 7%. De stijging wordt verklaard door toegenomen vraag en gemiddeld hogere declarabiliteit. Door de implementatie van de lageloonschaalprojecten is de gemiddelde omzet per FTE van 2015 ten opzichte van 2014 afgenomen.
FTE-totaal (excl. externe inhuur)
De toename van het aantal FTE’s ten opzichte van 2014 is vooral een gevolg van de implementatie van de lageloonschaalprojecten bij UBR|RBO (+115 fte’s) en UBR|IPKD (+45 fte’s) en als gevolg van het Programma Operatie informatiebestel Rijk (OIR) bij UBR|IIR (+10 fte’s).
Kwaliteitsindicator
In 2015 is geen medewerkerstevredenheidsonderzoek gehouden, dit is in 2016 gepland. Bij een aantal organisatieonderdelen zijn event based KTO’s uitgevoerd.
Inleiding
FMH is één van de vier landelijke dienstverleners voor facilitaire dienstverlening, ook wel concerndienstverleners genoemd, en verzorgt gefaciliteerde rijkswerkplekken voor rijksorganisaties in de regio Haaglanden. In 2015 faciliteert FMH alle kerndepartementen en diverse rijksorganisaties in de regio Den Haag, uitgezonderd Defensie, AZ en deels Financiën.
Visie en missie
FMH heeft de visie en missie herijkt, in lijn gebracht met de meerjarige organisatiedoelen en aangesloten op het sturing- en besturingsmodel.
De missie is om als SSO passende facilitaire dienstverlening te leveren voor het Rijk in de Haagse regio.
De visie is om als FMH service in nabijheid te bieden op basis van een optimale prijs-kwaliteitverhouding. De gebruiker kan voor alle vragen op het gebied van pandgebonden facilitaire dienstverlening bij FMH terecht.
Producten en diensten
FMH verzorgt producten en diensten zoals: Vergaderservices en catering, inrichting van werkplekken, verhuizingen post en reprografie, kantoorartikelen, schoonmaak, vervoer, gebouwbeheer en onderhoud, verbouwingen, telefonie, veiligheid, receptiediensten en advisering.
Veranderingen verzorgingsgebied
In het kader van het masterplan huisvesting heeft de oplevering en ingebruikname van de Resident plaatsgevonden en zijn de departementen VWS en SZW halverwege 2015 ingehuisd. Het kantoorgebouw aan de Anna van Hannoverstraat is per begin augustus 2015 opgeleverd aan het RVB.
Samenwerking in het Landelijk Facilitair Management Overleg (LFMO)
FMH participeert samen met de Belastingdienst (BD), Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en Rijkswaterstaat als concerndienstverleners (CDV’s) in het LFMO. De Rijksbrede PDC (RPDC) is na accordering in het LFMO en consultatie van ICFH vastgesteld door de eigenaren.
Samenwerking Rijkspartners
Het afgelopen jaar is veel energie gestopt in de relatie en de samenwerking met rijkspartners. Met de RSO en DICTU zijn nieuwe samenwerkingsafspraken vastgesteld. FMH treedt veelal op als Single Point Of Contact (SPOC), zodat de klant zo min mogelijk merkt met meerdere rijksdienstverleners van doen te hebben.
SGO 5 (Herinrichting Governance Bedrijfsvoering Rijk)
FMH is, conform het kader SGO 5, gestart met de invulling van de gewijzigde governancestructuur. Zowel het Bestuurlijk Overleg (het gremium waar de rollen van eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer zijn samengebracht t.b.v. de aansturing van een SSO) als het afnemersberaad in haar rol als klankbord is in 2015 goed verlopen. Per 1 oktober 2015 is de SG eigenaar geworden van FMH en tevens voorzitter van het BO.
In overleg met SGO 5, departementen en FMH wordt de inrichting van de bedrijfsvoeringfunctie (DBV) en daarmee de demarcatie van regie- en resttaken bepaald. FMH heeft een voorstel gedaan om te starten met overname van regie- en resttaken, en is over de planning in gesprek met departementen.
Sturing op locatie
Sinds 1 november heeft FMH «Sturing op Locatie» ingevoerd en wordt er gewerkt met zeven locatieteams. De teams staan elk onder leiding van een Facilitair Manager die als doel heeft integrale dienstverlening te leveren. Het realiseren van «Service in Nabijheid» verhoogt de operationele daadkracht op locatie en zorgt ervoor dat FMH klanten nog beter van dienst kan zijn.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap FMHaaglanden
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2014 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
16.882 |
24.716 |
7.834 |
20.456 |
Omzet overige departementen |
97.961 |
99.900 |
1.939 |
93.961 |
Omzet derden |
– |
52 |
52 |
170 |
Rentebaten |
– |
0 |
0 |
11 |
Vrijval voorzieningen |
20 |
27 |
7 |
27 |
Bijzondere baten |
– |
– |
– |
– |
Totaal baten |
114.863 |
124.695 |
9.832 |
114.625 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
108.135 |
110.509 |
2.374 |
109.392 |
– personele kosten |
30.446 |
34.925 |
4.479 |
34.416 |
waarvan eigen personeel |
23.946 |
27.155 |
3.209 |
27.231 |
waarvan externe inhuur |
6.500 |
7.770 |
1.270 |
7.185 |
waarvan overige personele kosten |
– |
– |
– |
– |
– materiële kosten |
77.689 |
75.584 |
– 2.105 |
74.976 |
waarvan apparaat ICT |
4.752 |
40 |
– 4.712 |
2.319 |
waarvan bijdrage aan SSO's |
21.506 |
22.939 |
1.433 |
20.723 |
Waarvan overige materiele kosten |
51.431 |
52.605 |
1.174 |
51.934 |
Rentelasten |
557 |
404 |
– 153 |
488 |
Afschrijvingskosten |
6.151 |
6.096 |
– 55 |
6.778 |
– immaterieel |
– |
– |
– |
|
– materieel |
6.151 |
6.096 |
– 55 |
6.778 |
Overige lasten |
20 |
– |
– 20 |
– |
– dotaties voorzieningen |
20 |
– |
– 20 |
|
– bijzondere lasten |
– |
– |
– |
– |
Totaal lasten |
114.863 |
117.009 |
2.146 |
116.658 |
Saldo van baten en lasten |
– |
7.686 |
7.686 |
– 2.033 |
Toelichting
Omzet moederdepartement
De toename van de omzet bij het moederdepartement betreft onder andere een verschuiving van overige departementen naar moederdepartement. Per 1 januari 2014 is de ICT-dienstverlening van Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI) (VenJ) overgegaan naar SSC-ICT Haaglanden van BZK. Daarnaast is de dienstverlening in het Rijksbedrijvencentrum (RBC) voor BZK toegenomen door de inhuizing eind 2014 van SSC-ICT in het RBC.
De omzet van overige departementen is, ondanks de verschuiving, niet afgenomen. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere omzet voor maatwerkprojecten.
De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd:
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
|
---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Productgroepen |
|||
Basis |
91.447 |
95.512 |
4.065 |
Basis+ |
6.791 |
5.525 |
– 1.266 |
Maatwerk |
2.188 |
10.554 |
8.366 |
Werkelijk |
11.175 |
9.499 |
– 1.676 |
Overige opbrengsten |
3.242 |
3.578 |
336 |
Totaal |
114.843 |
124.668 |
9.825 |
Vrijval voorzieningen |
20 |
27 |
7 |
Rentebaten |
– |
– |
– |
Bijzondere baten |
– |
– |
– |
Totaal baten |
114.863 |
124.695 |
9.832 |
Toelichting
Basis
De Productgroep Basis is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan in principe gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.
De hogere omzet voor de basisdienstverlening wordt met name veroorzaakt door het opnemen van een structureel budget voor innovatie in de tarieven en wijzigingen in en uitbreiding van de dienstverlening.
Basis+
De productgroep Basis+ heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid een prijs per product/dienst betaalt. De prijs (p) staat gedurende het jaar vast, de hoeveelheid (q) is afhankelijk van de afname.
De lagere omzet voor Basis+ doet zich met name voor bij de producten spoedstukken, verhuizingen standaard en vervoer.
Maatwerk
Bij de productgroep maatwerk is zowel de prijs (P) als de hoeveelheid (q) afhankelijk van de afname/vraag.
In 2015 zijn veel omvangrijke maatwerkprojecten uitgevoerd die voortvloeien uit het masterplan huisvesting. Dit betreft onder andere de inhuizing van SZW en VWS in de Resident, de ontmanteling van het pand aan de Anna van Hannoverstraat, uitvoering masterplan Hoftoren en voorbereiden DBFMO Rijnstraat 8.
Werkelijke kosten
De werkelijke kosten hebben betrekking op de nutsvoorzieningen en de belastingen en heffingen.
De lagere kosten voor nutsvoorzieningen zorgen voor de lagere omzet. Dit doet zich voor een belangrijk deel voor bij de Turfmarkt.
Overige opbrengsten
De overige opbrengsten hebben betrekking op de specifieke DVA afspraken met de departementen (€ 3,5 mln) en verkoop van auto’s.
Personele kosten
Bij de begroting zijn abusievelijk niet alle personele kosten (eigen personeel) meegenomen waardoor een vertekend beeld ontstaat met de realisatie. De realisatie is in lijn met de realisatie over 2014 en de eerste suppletoire begroting 2015.
De hogere realisatie externe inhuur is het directe gevolg van een hogere omzet voor maatwerkprojecten. In 2015 zijn er als gevolg van de uitvoering masterplan huisvesting omvangrijke maatwerkprojecten uitgevoerd.
Materiële kosten
Bij de begroting is bij zowel apparaat ICT als bij de bijdrage SSO’s de dienstverlening van SSC-ICT opgenomen. In de realisatie is dit alleen verantwoord onder bijdrage SSO’s.
De toename bij bijdrage SSO’s is het gevolg van het onderbrengen van de servicecontracten voor de gebruiksinstallaties bij de RVB. De overige materiële kosten hebben met name betrekking op de externe leverancierskosten. Het aandeel van de inkoopkosten in de materiële kosten bedraagt 85%.
Resultaat
De hogere omzet wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de productgroep maatwerk. In 2015 zijn omvangrijke maatwerkprojecten uitgevoerd die voortvloeien uit het masterplan huisvesting.
De personele kosten stijgen niet evenredig mee als gevolg van de extra vraag naar dienstverlening. Dit komt doordat FMH actief stuurt op de beperking van de personele kosten. De materiële kosten zijn lager door enerzijds afboekingen uit voorgaande jaren voor met name beheer en onderhoud en anderzijds nemen de externe leverancierskosten beperkt toe ondanks de extra vraag naar dienstverlening. De bovenstaande mutaties hebben geleid tot het resultaat van bijna € 7,7 mln.
Balans per 31 december 2015
Balans 2015 |
Balans 2014 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
||
Materiële vaste activa |
34.033 |
26.907 |
– grond en gebouwen |
– |
|
– installaties en inventarissen |
33.377 |
26.107 |
– overige materiële vaste activa |
656 |
800 |
Voorraden |
– |
0 |
Debiteuren |
2.628 |
2.003 |
Nog te ontvangen |
4.936 |
6.086 |
Liquide middelen |
19.348 |
18.903 |
Totaal activa |
60.945 |
53.899 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
13.256 |
5.570 |
– exploitatiereserve |
5.570 |
7.603 |
– onverdeeld resultaat |
7.686 |
– 2.033 |
Voorzieningen |
15 |
43 |
Leningen bij het MvF |
23.515 |
16.827 |
Crediteuren |
1.695 |
7.093 |
Nog te betalen |
22.464 |
24.366 |
Totaal passiva |
60.945 |
53.899 |
Toelichting
Materiële vaste activa
De investeringen in installaties en inventaris hebben voornamelijk betrekking op de inrichting van de Resident. Dit pand is per 1 mei 2015 in gebruik genomen.
De investeringen in overige materiële vaste activa betreft voornamelijk de aanschaf van dienstauto's.
Debiteuren
De post debiteuren is als volgt te specificeren:
31-12-2015 |
31-12-2014 |
|
---|---|---|
(x € 1.000) |
(x € 1.000) |
|
Debiteuren moederdepartement |
843 |
1.251 |
Debiteuren overige departementen |
1.784 |
750 |
Debiteuren overigen |
1 |
2 |
2.628 |
2.003 |
Het saldo debiteuren van € 2,6 mln. betreft voornamelijk vorderingen op de departementen voor de geleverde dienstverlening. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door openstaande posten bij SZW, I&M en SSC-ICT. In alle gevallen betreft het vorderingen waarvan de ouderdom korter dan 60 dagen is.
Nog te ontvangen
De post nog te ontvangen is als volgt samengesteld:
31-12-2015 |
31-12-2014 |
|
---|---|---|
(x € 1.000) |
(x € 1.000) |
|
Vooruitbetaalde en vooruitontvangen facturen |
491 |
1.261 |
Nog te factureren bedragen |
2.920 |
3.338 |
Onderhanden werk |
1.525 |
1.487 |
4.936 |
6.086 |
Het saldo nog te ontvangen van € 4,9 mln. bestaat voor € 4,4 mln. uit rijksonderdelen en € 0,5 mln. uit derden (niet rijksonderdelen). De afname wordt voornamelijk veroorzaakt door afname vooruitbetaalde service en beheerkosten.
De post nog te factureren bedragen ultimo 2015 kan naar de volgende productgroepen worden gesplitst:
31-12-2015 |
31-12-2014 |
|
---|---|---|
(x € 1.000) |
(x € 1.000) |
|
Basis |
840 |
592 |
Basis+ |
1.042 |
880 |
Maatwerk |
151 |
400 |
Werkelijk |
802 |
1.054 |
Overige |
85 |
412 |
2.920 |
3.338 |
De afname van de post nog te factureren doet zich met name voor bij de productgroep overige. Dit wordt veroorzaakt doordat in 2014 de overname van de schulden van EZ pas in 2015 zijn gefactureerd.
Het onderhanden werk is ten opzichte van 2014 toegenomen doordat een aantal grote projecten doorloopt in 2016.
Liquide middelen
De rekening courant bij het Ministerie van Financiën per 31 december 2015 bedraagt € 19,3 mln.
De stijging van de liquide middelen is onder andere het gevolg van een afname in de overige vorderingen en overlopende activa.
Eigen vermogen
De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar.
FMH mag een maximum eigen vermogen hebben van € 5,9 mln. Het eigen vermogen ultimo 2015 komt uit op bijna € 13,3 mln. en is € 7,3 mln. hoger dan de maximumomvang. De eigenaar roomt het surplus op het eigen vermogen uiterlijk bij eerste suppletoire begroting 2016 af.
Leningen bij het MvF
De leningen hebben betrekking op de overname van activa van aansluitende departementen en de investeringen in nieuw in te richten gebouwen.
Het beroep op de leenfaciliteit heeft betrekking op de inrichting van de Resident.
Crediteuren
De post crediteuren is als volgt samengesteld:
31-12-2015 |
31-12-2014 |
|
---|---|---|
(x € 1.000) |
(x € 1.000) |
|
Crediteuren moederdepartement |
92 |
3.276 |
Crediteuren overige departementen |
85 |
69 |
Crediteuren overigen |
1.518 |
3.748 |
1.695 |
7.093 |
Onder de crediteuren overigen zijn de van de leveranciers ontvangen inkoopfacturen verantwoord.
De daling van het saldo op het moederdepartement heeft onder andere betrekking op de DVA voor de basisdienstverlening DCB welke vorig jaar nog openstond. De daling van het saldo van overige crediteuren ten opzichte van vorig jaar wordt veroorzaakt door een dispuut met een leverancier in 2014.
Nog te betalen
De post nog te betalen is als volgt samengesteld:
31-12-2015 |
31-12-2014 |
|
---|---|---|
(x € 1.000) |
(x € 1.000) |
|
Nog te ontvangen facturen |
15.707 |
18.721 |
Aflossing lening Ministerie van Financiën komend boekjaar |
4.612 |
3.724 |
Personele verplichtingen (vakantiegeld, vakantiedagen, 13e maand e.d.) |
1.833 |
1.796 |
Overige schulden |
312 |
125 |
22.464 |
24.366 |
Onder de post nog te betalen zijn alle bedragen opgenomen die (kortlopend) verschuldigd zijn per 31 december 2015 en die niet onder de crediteuren verantwoord zijn.
Het saldo nog te betalen van € 22,5 mln. bestaat voor € 19,4 mln. uit rijksonderdelen en circa € 3,1 mln. uit derden (niet rijksonderdelen).
Kasstroomoverzicht over 2015
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen |
7.151 |
18.903 |
11.752 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
126.078 |
|||
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) |
– 119.987 |
|||
2. |
Totaal operationele kasstroom |
4.913 |
6.091 |
1.178 |
Totaal investeringen (–/–) |
– 12.500 |
– 13.526 |
– 1.026 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
304 |
304 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 12.500 |
– 13.222 |
– 722 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
– |
– |
– |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
– |
– |
|
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 4.913 |
– 3.724 |
1.189 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
12.500 |
11.300 |
– 1.200 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
7.587 |
7.576 |
– 11 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2015 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €. |
7.151 |
19.348 |
12.197 |
Toelichting
Investeringen
De investeringen in installaties en inventaris hebben voornamelijk betrekking op de inrichting van de Resident. Dit pand is per 1 mei 2015 in gebruik genomen.
De investeringen in overige materiële vaste activa betreft voornamelijk de aanschaf van dienstauto's.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015
Evenals de andere departementen en uitvoeringsorganisaties van het Rijk levert FMH een bijdrage aan de taakstelling van de departementen uit het regeerakkoord. Dit bestaat uit een generieke taakstelling van 6% op het eigen apparaat (2012–2015). Deze taakstelling is door FMH ook in 2015 verwerkt in de tarieven (1,5%).
De additionele taakstelling uit het regeerakkoord ligt bij de departementen en wordt ingevuld met een vermindering van taken dan wel versoberingen. FMH heeft een aantal besparingsvoorstellen uitgewerkt en besproken met de afnemers. De besparingen die worden doorgevoerd hebben betrekking op één uniforme rijkspasdienst, afschaffen burgertelefoon, upgraden FMIS en webformulieren en afbouw van het aantal postkamers.
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2015 |
|
Verloop tarieven basisdienstverlening (norm 2011) |
95,7 |
92,2 |
98,3 |
– |
– |
Omzet per productgroep (pxq) |
104.957 |
116.834 |
114.587 |
124.668 |
114.843 |
*Basis |
78.943 |
81.711 |
86.852 |
95.512 |
91.447 |
*Basis+ |
6.428 |
5.577 |
5.614 |
5.525 |
6.791 |
*Maatwerk |
11.100 |
18.675 |
10.042 |
10.554 |
2.188 |
*Werkelijk |
7.584 |
9.178 |
8.151 |
9.499 |
11.175 |
*Overig |
902 |
1.693 |
3.928 |
3.578 |
3.242 |
Saldo van baten en lasten (%) |
3,0% |
– 1,0% |
– 1,8% |
6,2% |
0,0% |
Personele kosten als % van de totale kosten |
29,8% |
26,5% |
|||
Materiële kosten als % van de totale kosten |
70,2% |
73,5% |
|||
Apparaatskosten (in €) |
46.605 |
40.205 |
|||
Klanttevredenheid |
Tevreden |
Tevreden |
nvt |
Tevreden |
Tevreden |
Tevredenheid maatwerk |
7,6 |
– |
|||
Medewerkerstevredenheid |
Tevreden |
Tevreden |
Tevreden |
nvt |
Tevreden |
FTE-totaal (excl. Externe inhuur) |
351 |
361 |
414 |
426 |
471 |
Toelichting
In de begroting is geen index meer opgenomen voor het verloop van de tarieven. Als gevolg van het nieuwe werken wordt dezelfde werkplek intensiever gebruikt. De eenheid werkplek krijgt door het nieuwe werken een andere definitie waardoor vergelijking met voorgaande jaren een vertekend beeld geeft. De index verloop tarieven is daarom niet opgenomen.
De personele en materiële kosten als % van de totale kosten zijn vanaf 2015 pas als indicator in de begroting meegenomen.
FMH doet mee met het Intern Klanttevredenheidonderzoek (iKTO). De best scorende producten/diensten zijn dienstfietsen, receptie en bewaking en beveiliging. De minst scorende producten/diensten zijn binnenklimaat, groenvoorziening en koffieautomaten. Naast het iKTO meet FMH de tevredenheid van het maatwerk. Na de afronding van een project wordt een evaluatieformulier naar de klant gestuurd. De klant waardeert de uitvoering van maatwerkprojecten gemiddeld met een 7,6, dit ligt ruim boven de norm (7,0).
De bezetting ultimo 2015 is lager dan de in de begroting opgenomen formatie. FMH kiest ervoor om te werken met een flexibele schil om in te kunnen spelen op wijzigingen die optreden als gevolg van de uitvoering van het masterplan huisvesting.
Inleiding
2015 is het eerste jaar waarin SSC-ICT een geconsolideerde jaarverslag van de vestigingen Den Haag en Zoetermeer presenteert.
Op voorspraak van het programma Compacte Rijksdienst heeft het kabinet besloten om te komen tot een Shared Service Center ICT Den Haag onder het Ministerie van BZK. Doel daarvan is de realisatie van één ICT-infrastructuur en één ICT-dienstverlener voor de ICT-werkplekken in de Haagse beleidskernen en daaraan nauw verbonden uitvoeringsorganisaties.
Als uitvloeisel hiervan is het eigenaarschap van het Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI) per 1 januari 2014 overgaan van het Ministerie van Veiligheid en Justitie naar Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Per 1 januari 2015 is GDI als SSC-ICT vestiging Zoetermeer samengevoegd met SSC-ICT vestiging Den Haag en is de agentschapstatus van GDI opgeheven. In 2015 heeft SSC-ICT vestiging Zoetermeer nog een eigen administratie gevoerd. Met betrekking tot de vergelijkende cijfers 2014 geldt dat deze gebaseerd zijn op de geconsolideerde jaarrekeningen van beide vestigingen. In de ontwerpbegroting 2015 is hierop geanticipeerd door een geconsolideerde begroting op te nemen.
Per 1 januari 2016 is er sprake van één administratie en één nieuw kostprijsmodel waarmee de integratie van de financiële administratie van de vestigingen Den Haag en Zoetermeer tot uitvoering is gekomen.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap SSC-ICT
Oorspron kelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2015 |
Verschil realisatie versus begroting |
Realisatie 2014 |
||
---|---|---|---|---|---|
Baten |
|||||
Omzet moederdepartement |
28.000 |
44.494 |
16.494 |
27.773 |
|
Omzet overige departementen |
150.000 |
174.021 |
24.021 |
155.461 |
|
Omzet derden |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Bijzondere baten |
0 |
2.979 |
2.979 |
2.748 |
|
Rentebaten |
0 |
1 |
1 |
0 |
|
Vrijval uit voorzieningen |
0 |
0 |
0 |
7 |
|
Totaal baten |
178.000 |
221.495 |
43.495 |
185.989 |
|
Laten |
|||||
Apparaatskosten |
149.000 |
197.552 |
48.552 |
155.040 |
|
* |
Personele kosten |
85.000 |
105.795 |
20.795 |
83.008 |
– waarvan eigen personeel |
51.000 |
48.225 |
– 2.775 |
42.021 |
|
– waarvan externe inhuur |
34.000 |
57.570 |
23.570 |
40.987 |
|
* |
Materiële kosten |
64.000 |
91.757 |
27.757 |
72.032 |
– waarvan ICT |
53.000 |
61.829 |
8.829 |
59.740 |
|
– waarvan SSO's |
5.000 |
14.410 |
9.410 |
6.206 |
|
Afschrijvingskosten |
28.000 |
25.601 |
– 2.399 |
20.780 |
|
* |
Materieel |
28.000 |
25.601 |
– 2.399 |
20.780 |
* |
Immaterieel |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overige lasten |
1.000 |
3.047 |
2.047 |
11.113 |
|
– waarvan dotaties voorzieningen |
0 |
0 |
0 |
7.795 |
|
– waarvan Bijzondere lasten |
0 |
2.879 |
2.879 |
3.142 |
|
Totaal lasten |
178.000 |
226.200 |
48.200 |
186.933 |
|
Saldo van baten en lasten |
0 |
– 4.705 |
– 4.705 |
– 944 |
Toelichting
Resultaat
Het financieel resultaat over 2015 laat een verlies zien van € 4,705 mln. Dit resultaat kan toegeschreven worden aan een aantal incidentele tegenvallers, zoals het Project Migratie Infrastructuur (PMI), waarbij een deel van de kosten uit eigen middelen van het SSC-ICT wordt gefinancierd, de aanloopverliezen bij het Overheidsdatacenter (ODC) in Rijswijk (deze kosten waren geen onderdeel van het kostprijsmodel en zijn daarmee niet in de tarieven verdisconteerd) en de afschrijving op een aantal debiteuren bij SSC-ICT.
Baten
De generieke dienstverlening is verricht voor alle Ministeries. De gemeenschappelijke en specifieke dienstverlening is verricht voor de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, Infrastructuur en Milieu, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid Welzijn en Sport, Veiligheid en Justitie, Buitenlandse Zaken, Algemene Zaken alsmede voor de Kanselarij der Nederlandse Orden.
De totale omzet is € 40,515 mln. hoger dan begroot. Dit is te relateren aan de overname van de ICT-dienstverlening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (ca € 30 mln.) en een toename van het volume van de door de Ministeries aan SSC-ICT verstrekte maatwerkopdrachten.
De bijzondere baten betreffen nagekomen baten die betrekking hebben op vorig boekjaar waarmee in het jaarverslag 2014 geen rekening is gehouden.
Het bedrag ad. € 2,979 mln. bestaat uit:
• Correctie debiteuren € 0,849 mln.
• Vrijval nog te betalen kosten uit voorgaande boekjaren € 1,667 mln.
• Vrijval reservering verloftegoed Zoetermeer € 0,058 mln.
• Vrijval reservering innovatiebudget 2014 € 0,180 mln.
• Saldo overige kleinere posten € 0,225 mln.
Lasten
Personele kosten
De personele kosten zijn € 20,795 mln. hoger dan begroot.
De € 2,775 mln. lagere kosten van het eigen personeel is het gevolg van een lagere bezetting.
De € 23,570 mln. hogere kosten van de inhuur laten zich met name verklaren door de toevoeging van Zoetermeer. Door het terughoudend beleid t.a.v. het werven van personeel in het verleden, in een tijd waarin de capaciteitsvraag juist fors toenam, was extra inhuur van externen noodzakelijk. Daarnaast zijn bij de overname van de ICT-dienstverlening van Buitenlandse Zaken in 2015 ook de lopende inhuurcontracten overgenomen. Medio 2015 is SSC-ICT gestart met een meerjarig wervingstraject om door het aantrekken van eigen personeel en verambtelijking de inzet van externen te verminderen. Omdat in 2015 niet door alle interne medewerkers werd tijdgeschreven is geen betrouwbaar verhoudingscijfer intern/extern te berekenen.
Materiële kosten
De ten opzichte van de begroting hogere materiële kosten zijn de resultante van meer materiële uitgaven vanwege de uitbreiding van de dienstverlening met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het hogere volume van de door de Ministeries aan SCC-ICT verstrekte specifieke opdrachten.
Afschrijvingen
De afschrijvingskosten zijn lager dan begroot doordat het tempo van (vervangings)investeringen is achtergebleven bij de investeringsplanning. De planning is gebaseerd op de economische vervangingsdata, de werkelijke vervanging kan beïnvloed worden door bv toename van het aantal incidenten (kan tot vervroegde vervanging leiden), migratietrajecten (kan tot uitstel van kleinere vervangingshoeveelheden leiden) en afbouw c.q. opbouw van ICT-diensten aan opdrachtgevers.
Overige lasten
– Rentelasten: deze zijn fors lager door de veel lagere rentepercentages voor opgenomen leningen in 2015 dan begroot en het wegvallen van de rente op roodstand van de rekening courant. Het verschil over 2013 en 2014 is aan de Ministeries teruggeven. Hiermee was in het resultaat 2014 al rekening gehouden.
– De bijzondere lasten ad. € 2,879 mln. bestaan uit:
– Dotatie voorzieningen debiteuren: € 1,230 mln.
Resultaat buiten gebruikstelling activa € 0,403 mln.
Nagekomen lasten m.b.t. voorgaande boekjaren € 1,200 mln.
Overige kleinere posten € 0,046 mln.
De bijzondere lasten betreffen lasten die betrekking hebben op de schikking in het kader van de afwikkeling van een faillissement van een leverancier in 2012 en diverse overige lasten die betrekking hebben op voorgaande boekjaren waarmee in het jaarverslag 2014 geen rekening is gehouden.
Balans per 31 december 2015
Balans 2015 |
Balans 2014 |
||
---|---|---|---|
Activa |
|||
Immateriële vaste activa |
0 |
0 |
|
Materiële vaste activa |
54.585 |
44.587 |
|
* |
Grond en gebouwen |
0 |
0 |
* |
Installaties en inventarissen |
2.598 |
2.829 |
* |
Overige materiële vaste activa |
51.987 |
41.758 |
Voorraden |
2 |
3 |
|
Debiteuren |
16.125 |
9.174 |
|
Nog te ontvangen bedragen |
17.690 |
22.344 |
|
Liquide middelen |
34.741 |
38.122 |
|
Totaal activa |
123.413 |
114.230 |
|
Passiva |
|||
Eigen vermogen |
2.785 |
7.490 |
|
* |
Exploitatiereserve |
7.490 |
8.434 |
* |
Onverdeeld resultaat |
– 4.705 |
– 944 |
Voorzieningen |
5.500 |
7.795 |
|
Leningen bij het Ministerie van Financiën |
39.305 |
29.710 |
|
Crediteuren |
5.586 |
11.010 |
|
Nog te betalen bedragen |
70.237 |
58.225 |
|
Totaal Passiva |
123.413 |
114.230 |
Toelichting
Activa
Materiële vaste activa
De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de historische aanschafprijs, verminderd met afschrijvingen en bijzondere waardeveranderingen. In 2015 is voor € 36,002 mln. geïnvesteerd, waarvan € 32,330 mln. in hard- en software, € 3,580 mln. ten behoeve van het nieuwe Project Migratie Infrastructuur en € 0,0092 inventaris.
Afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met eventuele restwaarde. Deze afschrijving vindt lineair plaats. Na afschrijvingen resteert per 31 december een boekwaarde van € 54,585 mln. Over de investeringen in het ODC wordt met ingang van 2015 afgeschreven.
Debiteuren
De post Debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. Facturen ouder dan 1 jaar worden voor 100% en facturen tussen 6 maanden en 1 jaar worden voor 50% als vermoedelijk oninbaar aangemerkt; derhalve is er een bedrag voor oninbaarheid in aftrek gebracht.
De post Debiteuren heeft voor € 2,08 mln. betrekking op het moederdepartement, voor € 13,88 mln. op andere departementen en voor € 2,26 mln. op agentschappen.
De toename komt met name uit de vestiging Zoetermeer, hier zijn in januari 2016 (met factuurdatum 31-12-2015, noodzakelijk ten behoeve van de afwikkeling in Leonardo) veel facturen 2015 voor nacalculatieprojecten opgesteld en verstuurd.
Nog te ontvangen
De post Nog te ontvangen bestaat uit nog te factureren opbrengsten voor geleverde dienstverlening (onderhanden werk) en nog te verrekenen vooruitbetaalde kosten (basis-plus diensten). De afname van m.n. de post «Overige vorderingen» is het gevolg van de afwikkeling van vorderingen van vóór 2015 en een mindere toename per 31-12-2015 a.g.v. het beter op orde zijn van de administratie.
Liquide middelen
Alle tegoeden van SSC-ICT worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB). Het saldo per 31 december bedraagt € 34,741 mln.
Eigen Vermogen
Onder het eigen vermogen is het onverdeelde resultaat 2015 opgenomen. Het eigen vermogen is vermindert met het negatieve resultaat over 2015 van € 4,705 mln. en valt binnen de norm van 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaren.
Leningen
De post Leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de materiële vaste activa.
Van het saldo per ultimo 2015 van € 64,810 mln. is de aflossingsverplichting 2016 ad € 25,505 mln. opgenomen onder de post nog te betalen.
Voorzieningen
Ten laste van het resultaat 2014 is een voorziening getroffen voor de in 2015 geplande migratie van de huidige datacenters naar het nieuwe ODC voor de Haagse beleidskernen en nauw verwante uitvoeringsorganisaties. Voor deze migratie kan SSC-ICT geen beroep doen op externe fondsen. De voorziening heeft eind 2015 een omvang van € 5,500 mln. De onttrekking aan de voorziening van € 2,295 mln. betreft de in 2015 ongedekte migratie- en projectkosten naar het nieuwe ODC.
Crediteuren
De facturen die zijn opgenomen onder de post Crediteuren per ultimo 2015 zijn vrijwel geheel begin 2016 betaald.
Nog te betalen
Onder de post nog te betalen zijn de vooruit ontvangen bedragen, de aflossingsverplichting 2016 van de lening bij het Ministerie van Financiën, de nog te ontvangen facturen 2014 en 2015 en de schuld aan het personeel vanwege opgebouwde rechten vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlof opgenomen.
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie versus begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB per 1 januari |
17.673 |
38.122 |
20.449 |
|
2. |
Operationele kasstroom |
8.065 |
18.049 |
9.984 |
|
Investeringen |
–/– |
– 30.000 |
– 36.002 |
– 6.002 |
|
Boekwaarde desinvesteringen |
+/+ |
0 |
403 |
403 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 30.000 |
– 35.599 |
– 5.599 |
|
Eenmalige uitkering aan moederdepartement |
–/– |
0 |
0 |
0 |
|
Eenmalige storting door moederdepartement |
+/+ |
0 |
0 |
0 |
|
Aflossing leningen |
–/– |
– 28.000 |
– 20.931 |
7.069 |
|
Beroep op leenfaciliteit |
+/+ |
30.000 |
35.100 |
5.100 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
2.000 |
14.169 |
12.169 |
|
5. |
Rekening-courant RHB per 31 december |
– 2.262 |
34.741 |
37.003 |
Toelichting
De boekwaarde van de desinvesteringen betreft de bij het afstoten van de materiële vaste activa administratieve restwaarde.
De aflossingen op de leenfaciliteit zijn lager dan begroot doordat het beroep op de leenfaciliteit in eerdere jaren lager was dan bij het opstellen van de begroting 2015 werd ingeschat.
Het beroep op de leenfaciliteit is in overeenstemming met de investeringen. Het beroep op de leenfaciliteit is hoger dan begroot dit is het gevolg van uitbreiding van dienstverlening aan opdrachtgevers.
De stand van de rekening-courant bij de RHB is de uitkomst van het positieve resultaat over 2013 en 2014 uit gewone bedrijfsuitoefening en het saldo van de opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.
Overzicht doelmatigheidindicatoren per 31 december 2015
Doelmatigheid
SSC-ICT ondersteunt de Compacte Rijksdienst met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. Door de inzet van moderne ICT hulpmiddelen wordt de doelmatigheid van de Rijksdienst vergroot. En met de bundeling van ICT taken binnen SSC-ICT wordt de in de projecten 4 en 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst beoogde efficiencyslag gemaakt.
De eigenaar heeft met SSC-ICT tot en met 2016 een jaarlijkse efficiencytaakstelling afgesproken van – 1,5%. SSC-ICT verlaagt hiertoe jaarlijks haar tarieven met 1,5% en heeft daarnaast voorstellen gedaan waarmee haar afnemers aanvullend 10% op hun ICT uitgaven kunnen besparen. Voor voormalig GDI was voor 2015 een taakstelling van 5% afgesproken. Dit is in de tarieven van de vestiging Zoetermeer verwerkt.
Aanvullend op de taakstellende tariefverlaging vergelijkt SSC-ICT haar prestaties via benchmark onderzoek periodiek met marktpartijen en enkele grote uitvoeringsorganisaties binnen de overheid.
Om de tariefdaling te realiseren wordt voortgegaan met het integreren en harmoniseren van de Ministeries overgekomen systeemlandschappen.
Oorspronkelijke begroting |
Realisatie 2015 |
Realisatie 2014 |
||
---|---|---|---|---|
Omschrijving Generiek Deel |
||||
Taakstellende tariefverlaging |
1,5% |
3,0% |
1,5% |
|
Verbetering kostprijzen infrastructuur componenten |
1,0% |
3,0% |
1,0% |
|
Verbetering kostprijzen werkplekcomponenten |
1,0% |
3,0% |
1,0% |
|
Kostprijs voor beheertaken (werkplektarief, exclusief datacenter) |
1.822 |
1.935 |
1.850 |
|
Totale omzet per product of dienst |
178.000 |
218.515 |
183.234 |
|
generiek (infrastructuur, rijksportaal en samenwerk functionaliteit, ODC DH km2) |
14.000 |
14.046 |
14.030 |
|
gemeenschappelijk (basis kantoorautomatisering + hosting |
108.000 |
118.904 |
108.378 |
|
specifiek (plusdiensten en maatwerk) |
56.000 |
85.565 |
60.826 |
Oorspronkelijke begroting |
Realisatie 2015 |
Realisatie 2014 |
||
---|---|---|---|---|
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
658,0 |
650,0 |
626,0 |
|
Aantal externe fte’s in % van de totale fte’s |
40% |
NB |
44% |
|
Saldo van baten en lasten (%) |
0,0% |
– 2,1% |
0,0% |
|
Verschil benchmarkvergelijking |
2% |
Nvt |
2% |
|
Klanttevredenheid (KTO) |
7 |
7 |
7 |
|
Medewerkertevredenheid (MTO) |
7 |
7 |
7 |
|
Omschrijving Specifiek Deel – ICT Diensten |
||||
Beschikbaarheid (betrouwbaarheid) basisfunctionaliteit |
98% |
100% |
98% |
|
Geleverd binnen gestelde termijn |
90% |
85% |
90% |
|
Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd |
90% |
91% |
90% |
|
beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd |
95% |
85% |
95% |
|
direct beantwoorden helpdeskvragen |
80% |
67% |
80% |
Toelichting
De taakstelling op de tarieven van vestiging Den Haag ad. – 1,5% in 2015 en – 5% op de tarieven van de vestiging Zoetermeer is volledig doorgevoerd op de tarieven 2015. Door de verschillende percentages is het geconsolideerde resultaat een benaderd gemiddelde percentage.
De totale omzet is € 40,516 mln. hoger dan begroot. Dit is de resultante van de volgende ontwikkelingen:
• De omzet generieke dienstverlening is stabiel gebleven.
• Bij de gemeenschappelijk omzet wordt de stijging m.n. veroorzaakt door de overdracht van de ICT-Dienstverlening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar SSC-ICT.
• De specifieke omzet is gestegen door een hoger volume in door de Ministeries verstrekte maatwerkopdrachten.
De kengetallen inzake de kwaliteit van de dienstverlening hebben gedurende het jaar niet geheel voldaan aan de afgesproken norm.
Inleiding
De Rijksgebouwendienst is per 1 juli 2014 opgegaan in het Rijksvastgoedbedrijf, maar als baten-lastenagentschap blijven bestaan totdat het Rijksvastgoedbedrijf die status verkreeg. Dat is op 1 januari 2016 gebeurd. De jaarrekening 2015 is dan ook de laatste van de Rijksgebouwendienst.
De missie van de Rijksgebouwendienst was het bijdragen aan het succesvol functioneren van zijn klanten door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen en het bijdragen aan het behoud van ons cultureel erfgoed door de instandhouding van monumenten. Daartoe werden de volgende producten geleverd: huisvesting, services, adviezen en beleidsondersteuning. De afgesproken kwaliteit van de geleverde huisvesting werd gehandhaafd volgens de Regeling Taakverdeling Beheer Rijkshuisvesting (RTB).
Beleidsprestaties
Indicator/kengetal |
Streefwaarde 2015 |
Realisatie 2015 |
---|---|---|
Energieambitie 2020 |
De maatregelen in het kader van tranche 2 (objecten met een publieksfunctie, zoals musea en gerechtsgebouwen) en tranche 3 (objecten met een (rijks) kantoorfunctie) voor FCIB (het Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van klimaatinstallaties) worden afgerond. |
De maatregelen voor tranche 2 en 3 zijn vrijwel geheel afgerond. |
Gebruiksgraad monumenten |
95% |
98% |
Voortgang programma Energieambitie 2020
De doelstelling om in 2015 de maatregelen in het kader van tranche 2 (objecten met een publieksfunctie, zoals musea en gerechtsgebouwen) en tranche 3 (objecten met een (rijks)kantoorfunctie) voor FCIB (het Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van klimaatinstallaties) af te ronden, is op 4 objecten na gerealiseerd. Met FCIB worden klimaatinstallaties in gebouwen zodanig ingeregeld, dat een optimaal thermisch comfort wordt bereikt bij een minimale verstoring van het bedrijfsproces en een zo laag mogelijk energiegebruik.
Gebruiksgraad monumenten
Uit de begroting voor Wonen en Rijksdienst wordt de instandhouding bekostigd van de monumenten met een erfgoedfunctie (maar zonder rijkshuisvestingsfunctie). De gebruiksgraad op 31 december 2015 van deze monumenten met erfgoedfunctie is 98% (evenals ultimo 2014). De gebruiksgraad is het aantal m2 bruto vloeroppervlak (bvo) per object dat in gebruik is in verhouding tot het totaal aantal m2bvo. Een deel van de monumenten is naar hun aard niet geschikt voor gebruik, zoals gedenknaalden of grafmonumenten. Deze zijn buiten de berekening gehouden.
Met een brief van 11 november 2011 heeft de Minister van BZK de Kamer o.a. gemeld het beleid ten aanzien van monumenten zonder huisvestingsfunctie in bezit van de Rijksgebouwendienst te harmoniseren en te bezien of andere vormen van beheer en exploitatie mogelijk zijn. Een belangrijke mijlpaal van dit gewijzigde beleid is de vervreemding van een pakket monumenten aan de Nationale Monumentenorganisatie.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RGD
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2014 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
18.850 |
15.172 |
– 3.678 |
16.672 |
Omzet overige departementen |
1.221.996 |
1.100.403 |
– 121.593 |
1.258.579 |
Omzet derden |
8.888 |
11.673 |
2.785 |
10.452 |
Rentebaten |
0 |
3.453 |
3.453 |
3.815 |
Vrijval voorzieningen |
0 |
6.535 |
6.535 |
16.887 |
Bijzondere baten |
10.706 |
82.306 |
71.600 |
27.542 |
Totaal baten |
1.260.440 |
1.219.543 |
– 40.897 |
1.333.948 |
Lasten |
||||
Product Huisvesting |
||||
Apparaatskosten (netto) |
70.981 |
71.967 |
986 |
65.857 |
Huren |
240.163 |
216.702 |
– 23.461 |
236.925 |
DBFMO lasten |
49.603 |
24.640 |
– 24.963 |
21.764 |
Rentelasten |
232.055 |
204.043 |
– 28.012 |
220.378 |
Afschrijvingen |
323.659 |
314.370 |
– 9.289 |
322.810 |
Onderhoud |
139.501 |
118.278 |
– 21.223 |
121.789 |
Dotaties voorzieningen |
14.035 |
45.898 |
31.863 |
46.958 |
Belastingen en heffingen |
21.994 |
21.994 |
0 |
23.000 |
Investeringen buiten gebruiksvergoedingen |
61.097 |
99.504 |
38.407 |
82.023 |
Overige producten |
0 |
|||
Services |
34.340 |
30.959 |
– 3.381 |
44.590 |
Adviezen |
11.322 |
4.398 |
– 6.924 |
6.053 |
Beleidsondersteuning |
6.642 |
5.194 |
– 1.448 |
5.052 |
Overige lasten |
20.806 |
46.848 |
26.042 |
55.086 |
Totaal lasten |
1.226.198 |
1.204.796 |
– 21.402 |
1.252.286 |
Saldo van baten en lasten |
34.242 |
14.747 |
– 19.495 |
81.662 |
Toelichting
Baten
Omzet moederdepartement
Onder inputfinanciering buiten de huur- verhuurrelatie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie (inclusief Paleis Soestdijk), de beleidsondersteunende taken van de Rijksgebouwendienst en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting.
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen omvat opbrengsten huisvesting, services en adviezen. De opbrengsten huisvesting hebben betrekking op:
• de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de Ministeries volgens het huur-verhuurmodel (gebruiksvergoedingen); Een deel van de bevroren gebruiksvergoeding 2015 is via een korting op de tarieven aan de gebruikers gerestitueerd (€ 165,0 mln.);
• de DBFMO-opbrengsten op basis van leveringsovereenkomsten met de Ministeries. Deze omvatten de totale vergoeding, die de gebruikers uit hoofde van het Design Build Finance Maintain Operate (DBFMO)-contract verschuldigd zijn, minus de aflossingscomponent van de langlopende vordering. Vanwege de oplevering van één project is deze opbrengst ten opzichte van vorig jaar toegenomen;
• de à fonds perdu gefinancierde huisvestingsprojecten voor Ministeries (investeringen buiten de gebruiksvergoeding);
• het verschil tussen de ontvangen gebruiksvergoeding en de afschrijvings- en rentekosten van de vaste activa (egalisatie). In 2015 is er sprake van een afname van de egalisatierekening.
Bij de verlenging per 1-1-2015 van contracten voor specialties heeft geen herberekening van de gebruiksvergoedingen plaatsgevonden (bevriezing gebruiksvergoeding). Voor deze contracten geldt dat geen egalisatieberekening meer wordt toegepast met ingang van 1-1-2014. Deze maatregel is één van de eerste stappen bij de implementatie van het nieuwe Rijkshuisvestingstelsel, waarin de Rijksgebouwendienst met ingang van 1-1-2013 verantwoordelijk is voor de instandhouding in kantorenvoorraad en met ingang van 1-1-2014 ook voor de specialties.
Het onderdeel services betreft de opbrengsten voor werkzaamheden, die volgens RTB tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar die op verzoek van de afnemers, voor zover rijksoverheid, door de Rijksgebouwendienst worden verricht. Services worden door de Rijksgebouwendienst zowel via incidentele opdrachten als via servicecontracten uitgevoerd. De opbrengsten adviezen hebben betrekking op de opbrengsten van niet-projectgebonden huisvestingsadviezen aan rijksoverheden. De klantvraag met betrekking tot serviceprojecten en adviesopdrachten is vooraf lastig in te schatten. Tegenover hogere baten staan ook hogere lasten.
Omzet derden
De opbrengsten van derden betreffen de huuropbrengsten die de Rijksgebouwendienst via het RVOB ontvangt. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van de bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen).
Vrijval voorzieningen
In 2015 is er een bedrag van € 6,5 mln. vrijgevallen. Dit wordt bij de balans toegelicht.
Rentebaten
Specificatie rentebaten (bedragen x 1.000) |
realisatie 2014 |
realisatie 2015 |
begroting 2015 |
---|---|---|---|
Rentebaten rekening-courant RHB |
253 |
8 |
0 |
Rentebaten projecten |
1.441 |
384 |
0 |
Overige rentebaten |
2.121 |
3.061 |
0 |
Totaal |
3.815 |
3.453 |
0 |
Het rentepercentage op de rekening-courant RHB is nagenoeg nihil. Rentebaten projecten betreffen rentebaten op à fonds perdu projecten. Tegenover deze baten staan lasten voor de Rijksgebouwendienst als gevolg van voorfinanciering tijdens de realisatiefase. De overige rentebaten betreffen vergoedingen door DJI van boeterente met betrekking tot de afkopen.
Bijzondere baten
Specificatie bijzondere baten
Realisatie 2014 |
Realisatie 2015 |
Begroting 2015 |
|
---|---|---|---|
Resultaat verkoop onroerend goed (B) |
8.091 |
59.973 |
0 |
Resultaat op investeringsprojecten (B) |
0 |
0 |
0 |
Resultaat op nazorg |
1.618 |
4.240 |
0 |
Baten voorgaande boekjaren |
12.135 |
13.629 |
0 |
Diverse overige baten |
5.698 |
4.464 |
10.706 |
Totaal |
27.542 |
82.306 |
10.706 |
In 2015 is een aantal objecten met winst verkocht (€ 60,0 mln.). De baten voorgaande jaren hebben betrekking op hoger ingeschatte dan feitelijke automatiseringskosten en op een correctie van de inhuurkosten in 2014.
Lasten
Apparaatskosten
Deze post omvat alle apparaatskosten, die niet zijn toegerekend aan de overige producten, huisvestingsprojecten, adviezen, services en beleid en die gedekt dienen te worden uit de 1-opslag gebruiksvergoeding. De apparaatskosten zijn de kosten voor intern en extern personeel plus de materiële kosten, zoals eigen huisvestingskosten en ICT-kosten.
Specificatie apparaatskosten
Realisatie 2014 |
Realisatie 2015 |
Begroting 2015 |
||
---|---|---|---|---|
Personele kosten |
78.946 |
87.583 |
82.408 |
|
waarvan eigen personeel |
59.616 |
62.705 |
62.176 |
|
waarvan externe inhuur |
15.962 |
19.674 |
16.665 |
|
waarvan overige personele kosten |
3.368 |
3.870 |
3.567 |
|
Materiële kosten |
23.188 |
28.139 |
28.492 |
|
waarvan ICT |
10.298 |
16.628 |
14.645 |
|
waarvan bijdrage aan SSO's |
0 |
0 |
13 |
|
Totaal bruto apparaatskosten |
102.134 |
115.722 |
110.900 |
|
Verwerkt als productkosten |
–/– |
36.277 |
43.755 |
39.919 |
Apparaatskosten (netto) |
65.857 |
71.967 |
70.981 |
Huren
Het betreft hier de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt.
DBFMO-lasten
Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-gebouwen zijn betaald, exclusief de rente- en afschrijvingskosten.
Rentelasten
Onder deze post worden de rentekosten van de rentedragende leningen en (eventuele) debetrente van de rekening courant RHB verantwoord. De rentelasten in 2015 bedragen € 204,0 mln. De realisatie is lager dan de oorspronkelijke raming als gevolg van de lage actuele rentepercentages. Daarnaast heeft per 1 april 2015 een herfinanciering van de leningenportefeuille plaatsgevonden. De voordelen die dat met zich mee brengt zijn nagenoeg volledig gecompenseerd met een eenmalige boete voor vervroegde aflossing. In verband met de stelselwijziging is ook rente over de DBFMO-leningen verwerkt in de cijfers, daarbij zijn de vergelijkende cijfers aangepast.
Afschrijvingen
Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) verantwoord. De begrotingsraming is gebaseerd op de geplande opleveringen in de totale projectenportefeuille en de daadwerkelijke realisatie is afhankelijk van de werkelijke opleveringen en activeringen. In 2015 zijn tevens de afschrijvingskosten van de geactiveerde DBFMO- gebouwen in deze post opgenomen.
Onderhoud
Onder deze post vallen dagelijks onderhoud, planmatig onderhoud, het beheer van monumenten en bijzondere objecten. Belangrijkste redenen voor de lagere kosten voor dagelijks onderhoud zijn een andere wijze van contracteren (afkoop klein onderhoud), lagere onderhoudskosten bij panden in de afstootfase en aflopende onderhoudscontracten bij de DJI-voorraad. Bij planmatig onderhoud is veelal sprake van verschuivingen in de planning voor lopende projecten.
Dotaties voorzieningen
Er zijn diverse dotaties aan de verschillende voorzieningen gedaan. Deze worden toegelicht bij de balans.
Investeringen buiten gebruiksvergoedingen
Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleinere projecten voor Ministeries en het energiebesparingsprogramma rijkshuisvesting. Kleine projecten voor Ministeries betreffen de integrale kosten van de door de Rijksgebouwendienst uitgevoerde kleine, à fonds perdu gefinancierde, projecten voor Ministeries alsmede à fonds perdu bijdragen aan investeringsprojecten. Het betreft hier over het algemeen (ver)bouwactiviteiten van relatief geringe financiële omvang.
Services
De post services betreft de integrale kosten (inclusief apparaatskosten) voor werkzaamheden, die volgens de RTB tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar op verzoek van de afnemers door de Rijksgebouwendienst worden verricht, en overige services. De servicekosten komen pas in het uitvoeringsjaar in beeld en de totale omvang fluctueert jaarlijks.
Adviezen
De Rijksgebouwendienst levert op verzoek van de gebruikers niet-projectgebonden adviezen. De kosten betreffen zowel de interne als externe kosten. De adviesvraag van klanten aan de Rijksgebouwendienst fluctueert over de jaren heen.
Beleidsondersteuning
Onder deze post zijn de door het moederdepartement gefinancierde kosten voor beleidsondersteuning opgenomen.
Bijzondere lasten
Specificatie bijzondere lasten
Realisatie 2014 |
Realisatie 2015 |
Begroting 2015 |
|
---|---|---|---|
Boekwaardecorrecties |
26.598 |
16.228 |
10.100 |
Resultaat verkoop onroerend goed |
907 |
313 |
0 |
Resultaat op investeringsprojecten |
1.291 |
7.473 |
0 |
Lasten voorgaande boekjaren |
5.661 |
4.427 |
0 |
Diverse overige lasten |
20.629 |
18.407 |
10.706 |
Totaal |
55.086 |
46.848 |
20.806 |
De diverse overige lasten betreffen, naast de (jaarlijkse) kosten voor het programma brandveiligheid (€ 6,6 mln.) en bouwkundig ruimtelijk tekenwerk (€ 0,7 mln.), de volgende posten:
• Afboeking deel restwaarde DBFMO DUO Groningen € 5,3 mln.
• Kosten HARP en Inbesteding € 5,2 mln.
• Diverse kosten € 2,8 mln.
Toelichting op het resultaat
In de onderstaande tabel is het resultaat van de Rijksgebouwendienst gepresenteerd op productniveau.
Specificatie resultaat 2015 per product
Baten |
Lasten |
Resultaat |
|
---|---|---|---|
Huisvesting |
1.180.655 |
1.166.460 |
14.195 |
Services |
31.511 |
30.959 |
552 |
Adviezen |
4.398 |
4.398 |
0 |
Beleidsondersteuning |
5.194 |
5.194 |
0 |
Totaal |
1.221.758 |
1.207.011 |
14.747 |
Binnen het product huisvesting is een resultaat van € 14,2 mln. gerealiseerd. Naast resultaten op rente en afschrijving speelden vooral boekwaardecorrecties (€ 16,2 mln. negatief), vrijval/dotaties aan voorzieningen (– € 39,4 mln. negatief) en afstootresultaten (€ 60,0 mln. positief) een rol.
Balans per 31 december 2015
Balans 2015 |
Balans 2014 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Vaste activa |
||
Materiële vaste activa |
||
Grond en gebouwen |
5.236.127 |
5.301.095 |
Onderhanden huisvestingsprojecten (leenfaciliteit) |
246.369 |
267.580 |
5.482.496 |
5.568.675 |
|
Financiële Vaste Activa |
||
Egalisatierekening |
348.283 |
422.020 |
Afkopen BTW |
– |
2.231 |
348.283 |
424.251 |
|
Vlottende activa |
||
Voorraad te verkopen onroerend goed |
287.617 |
383.500 |
Onderhanden werk services, adviezen en overig |
19.825 |
33.932 |
Debiteuren |
35.476 |
29.655 |
Overlopende activa |
36.363 |
28.170 |
379.281 |
475.257 |
|
Liquide middelen |
||
RHB |
615.649 |
523.417 |
615.649 |
523.417 |
|
Totaal Activa |
6.825.709 |
6.991.600 |
Passiva |
||
Eigen vermogen |
||
Exploitatiereserve |
188.821 |
71.761 |
Bestemmingsreserves |
– |
62.305 |
Onverdeeld resultaat |
14.747 |
81.662 |
203.568 |
215.728 |
|
Voorzieningen |
||
Voorziening Asbestverontreiniging |
44.420 |
47.846 |
Voorziening Herstel Onderhoud |
21.503 |
20.753 |
Overige voorzieningen |
57.251 |
30.369 |
123.174 |
98.968 |
|
Langlopende schulden |
||
Leenfaciliteit Financiën |
5.058.467 |
5.538.246 |
Overige langlopende schulden |
416.163 |
393.474 |
5.474.630 |
5.931.720 |
|
Kortlopende schulden |
||
Nazorgbudgetten |
17.946 |
23.464 |
Crediteuren |
16.298 |
19.231 |
Overige schulden en overlopende passiva |
163.658 |
257.323 |
Kortlopend deel langlopende schulden |
826.435 |
445.166 |
1.024.337 |
745.184 |
|
Totaal Passiva |
6.825.709 |
6.991.600 |
Toelichting
Activa
Materiële vaste activa
De post materiële vaste activa bestaat uit grond (inclusief afgekochte erfpachtrechten) en gebouwen die de Rijksgebouwendienst in economisch eigendom heeft, inclusief de inbouwpakketten in huurpanden, de onderhanden huisvestingsprojecten en inventaris en overige bedrijfsmiddelen. Per 31 december 2015 worden de DBFMO-contracten, in overeenstemming met BW 2 titel 9 en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving verantwoord als materiële vaste activa. De voorraad te verkopen onroerend goed wordt per 31 december 2015 onder de vlottende activa opgenomen. De vergelijkende cijfers per 31 december 2014 zijn hiervoor aangepast.
Financiële vaste activa
De financiële vaste activa per 31 december 2015 (€ 348,3 mln.) betreffen alleen nog de egalisatierekening.
De gebruiksvergoeding voor rente en afschrijving wordt bij aanvang zodanig vastgesteld dat gedurende de contractperiode de netto contante waarden van de kosten en de opbrengsten elkaar dekken. Hierbij wordt bij de berekening van de gebruiksvergoeding uitgegaan van een verwachte inflatie. Voor de departementen leidt dit over de gehele periode tot een vaste gebruiksvergoeding, die uitsluitend door de stijging van het prijsindexcijfer wordt beïnvloed.
De totale kosten van rente en afschrijvingen dalen over de jaren. Het verschil tussen kosten en opbrengsten wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd en in de balans tot uitdrukking gebracht in een langlopende afdwingbare vordering op de gebruikers van de objecten. De vordering wordt over de totale contractperiode geneutraliseerd en is bij afloop van het contract nihil. Bij vroegtijdige contractontbinding wordt de opgebouwde vordering (= egalisatie) door de klant afgekocht.
Er wordt geen egalisatieberekening meer toegepast op verhuurcontracten die niet zijn herberekend bij verlenging per 1-1-2013 en per 1-1-2014 (bevriezing gebruiksvergoeding respectievelijk kantoren en specialties). Daarnaast is de gehele egalisatievordering voor de kantorenvoorraad per eind 2015 afgelost. De volledige vordering per ultimo 2015 betreft dus de specialties.
Saldo per 1 januari 2015 |
||
---|---|---|
Egalisatie afschrijvingskosten |
193.452 |
|
Egalisatie rentekosten |
228.568 |
|
422.020 |
||
Mutaties |
||
Egalisatie afschrijvingskosten |
– 19.490 |
|
Egalisatie rentekosten |
– 5.419 |
|
Afgekochte egalisatie afschrijvingskosten |
– 16.189 |
|
Afgekochte egalisatie rentekosten |
– 32.639 |
|
– 73.737 |
||
Saldo per 31 december 2015 |
||
Egalisatie afschrijvingskosten |
157.773 |
|
Egalisatie rentekosten |
190.510 |
|
Saldo per 31 december 2015 |
348.283 |
Passiva
Eigen vermogen
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|
Saldo per 1 januari |
124.499 |
135.272 |
215.728 |
Saldo van baten en lasten |
14.073 |
81.662 |
14.747 |
Directe mutaties in het eigen vermogen |
|||
Uitkering aan het moederdepartement |
– 20.253 |
||
Bijdrage door het moederdepartement |
0 |
||
Overige mutaties |
– 3.300 |
– 1.206 |
– 6.654 |
Saldo per 31 december |
135.272 |
215.728 |
203.568 |
Het vermogen van de Rijksgebouwendienst overstijgt per 31 december 2015 de bandbreedte van het toegestane eigen vermogen met € 73,6 mln.
Voorzieningen
In onderstaande tabel zijn de mutaties per voorziening weergegeven.
Stand 01-01-2015 |
Onttrekking |
Dotatie |
Vrijval |
Stand 31-12-2015 |
|
---|---|---|---|---|---|
Asbestverontreiniging |
47.846 |
– 5.562 |
3.330 |
– 1.193 |
44.420 |
Brandveiligheid |
0 |
0 |
4.100 |
0 |
4.100 |
Wachtgelden en FPU uitk. |
277 |
– 325 |
590 |
0 |
542 |
Huis ten Bosch |
16.899 |
– 4.730 |
24.000 |
0 |
36.169 |
Bodemsanering |
2.152 |
– 14 |
0 |
– 862 |
1.276 |
Verlieslatende contracten |
1.041 |
– 179 |
0 |
0 |
862 |
Herstel onderhoud |
20.753 |
– 3.210 |
6.711 |
– 2.751 |
21.503 |
Geschillen en rechtsgedingen |
10.000 |
0 |
4.302 |
0 |
14.302 |
Sub-totaal |
98.968 |
– 14.019 |
43.033 |
– 4.807 |
123.174 |
Dubieuze debiteuren |
2.728 |
0 |
2.865 |
– 1.728 |
3.865 |
Totaal |
101.696 |
– 14.019 |
45.899 |
– 6.535 |
127.039 |
Met mijn brief van 19 juni 2015 (Kamerstukken 34 000 XVII, nr. 22) is de Kamer geïnformeerd over het in één keer uitvoeren van de renovatie en het daarvoor bijgestelde budget van paleis Huis ten Bosch. Het budget van € 35 mln. is verhoogd met € 24 mln. ten laste van het Rijksvastgoedbedrijf. Dit laatste bedrag is als dotatie aan de voorziening toegevoegd. In 2015 is er € 4,7 mln. aan kosten op het project gemaakt. Dit is onttrokken aan de voorziening.
Post |
Omschrijving |
Bedrag |
---|---|---|
Markthuren |
De totale nominale betalingsverplichting voor de gehele contractsduur, die voortvloeit uit panden welke zijn gehuurd uit de markt. |
looptijd < 1 jaar € 203 mln. looptijd > 1 ≤ 5 jaar € 429 mln. looptijd > 5 jaar € 458 mln. |
Geïntegreerde contracten (DBFMO) |
De waarderingsgrondslag voor de niet uit de balans blijkende rechten is gewijzigd. Door het opnemen van DBFMO onder de materiële vaste activa worden de toekomstige verplichtingen gesplitst in uitstaande investeringsverplichtingen en de verplichting met betrekking tot het onderhoud en het facilitaire deel van de DBFMO contracten. |
|
De DBFMO investeringsverplichtingen voor de komende jaren zijn in totaal € 774 mln. |
||
• PI Zaanstad (planning oplevering maart 2016) |
€ 117,1 mln. |
|
• Bezuidenhoutseweg 30 (Den Haag) (planning oplevering juni 2016) |
€ 37,5 mln. |
|
• Rijnstraat 8 (Den Haag) (planning oplevering januari 2017) |
€ 183,1 mln. |
|
• Nieuwe huisvesting RIVM/CBG (planning oplevering september 2018) • De Knoop (Utrecht) (planning oplevering april 2018) • Rechtbank Breda (planning oplevering april 2018) |
€ 205,3 mln. € 80,8 mln. € 120,0 mln. |
|
Afgesloten DBFMO -contracten waarbij sprake is van een financiële verplichting m.b.t. onderhoud en facilitaire diensten (11 contracten) |
€ 1.805,6 mln. |
|
DBFMO contract zonder eigendom |
Opgeleverd DBFMO -contract zonder eigendom (1 contract) |
€ 36,5 mln. |
Vastgoed |
Aanbrengen luifel in Knoopkazerne te Utrecht. |
€ 0,5 mln. |
Financiën |
Jubilea verplichting over de jaren 2016 tot en met 2019 |
€ 1,2 mln. |
Projecten |
De verplichting is gelijk gesteld aan de geraamde betalingen in 2016 en volgende jaren ten behoeve van de projecten in projectadministratie. |
€ 1.356 mln. |
Kasstroomoverzicht over 2015
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen |
115.243 |
521.541 |
406.298 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
1.307.558 |
|||
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) |
– 910.008 |
|||
2. |
Totaal operationele kasstroom |
372.758 |
397.550 |
24.792 |
Totaal investeringen (–/–) |
– 425.000 |
– 246.116 |
178.884 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
49.000 |
64.195 |
15.195 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 376.000 |
– 181.921 |
194.079 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
0 |
– 20.253 |
– 20.253 |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
0 |
0 |
0 |
|
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 447.223 |
– 297.283 |
149.940 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
425.000 |
196.016 |
– 228.984 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 22.223 |
– 121.520 |
– 99.297 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2015 + stand depositorekeningen |
89.778 |
615.650 |
525.872 |
Toelichting
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.
Operationele kasstroom
In 2015 zijn er meer ontvangsten binnengekomen dan begroot, tevens waren de uitgaven lager dan verwacht.
Investeringskasstroom
De investeringskasstroom bestaat uit het saldo van investeringen en (boekwaarde van de) desinvesteringen. De afwijking ten opzichte van de begroting is het gevolg van lagere investeringen en dientengevolge een lager kasberoep, dit is bij de 2e suppletoire begroting als mutatie verwerkt.
Financieringskasstroom
De aflossingen op leningen bestaan uit de aflossing op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën (€ 297,3 mln.). Alleen voor de investeringen in huisvestingsprojecten en voor de terugbetaling van de voorfinancieringen wordt een beroep op de leenfaciliteit gedaan. De aflossingen op de leningen zijn fors lager dan begroot als gevolg van de herfinanciering van de langlopende leningen tegen een lagere rente en langere looptijden.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2015 |
|
Producten en diensten |
|||||
Omzet product huisvesting * € 1.000 |
1.387.719 |
1.381.032 |
1.195.732 |
1.180.655 |
1.176.334 |
Omzet product adviezen * € 1.000 |
10.422 |
11.631 |
6.053 |
4.398 |
11.322 |
Omzet product services * € 1.000 |
49.227 |
39.831 |
44.885 |
31.511 |
34.340 |
Saldo van baten en lasten * € 1.000 |
– 21.821 |
14.073 |
81.662 |
14.747 |
34.242 |
Saldo van baten en lasten (%) |
– 1,5% |
1,2% |
6,2% |
1,2% |
2,7% |
Huisvestingsvoorraad in mln. m2 BVO |
7.013 |
6.859 |
6.470 |
6.456 |
6.349 |
waarvan verhuurd |
6.460 |
6.153 |
5.741 |
6.071 |
5.572 |
Gemiddelde leegstand voor rekening RGD |
5,3% |
6,3% |
5,9% |
6,0% |
7,4% |
Indicator technische kwaliteit |
2,29 |
2,32 |
2,39 |
2,39 |
2,1–2,8 |
Bedrijfsvoering |
|||||
Bezetting fte’s jaarultimo |
794 |
766 |
737 |
831 |
750 |
Bruto Apparaat/omzet |
8,1% |
7,7% |
7,7% |
9,0% |
8,8% |
Gemiddelde loonkosten * € 1 |
77.668 |
80.270 |
79.265 |
75.006 |
Toelichting
Leegstand
De leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst (6,0%) is lager dan de begroting (7,4%). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de verhuur van leegstaande gebouwen aan het COA.
Indicator Technische Kwaliteit
De indicator technische kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties. De ITK in 2015 is, evenals in 2014, – 2,39 en voldoet daarmee aan de doelstelling dat deze tussen de 2,1 en 2,8 blijft.
Bezetting fte’s jaarultimo
De bezetting per 31 december 2015 bedroeg 831 fte's. Deze ontwikkeling is in lijn met de verwachte werklastontwikkeling voor de komende jaren van het Rijksvastgoedbedrijf.
Bruto Apparaat/omzet
De apparaatsindicator is iets gestegen ten opzichte van 2014.
Inleiding
Het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) is per 1 juli 2014 opgegaan in het Rijksvastgoedbedrijf, maar als baten-lastenagentschap blijven bestaan totdat het Rijksvastgoedbedrijf die status verkreeg. Dat is op 1 januari 2016 gebeurd. De jaarrekening 2015 is dan ook de laatste van het RVOB. Het RVOB hield zich bezig met verkoop, ingebruikgeving en ontwikkeling. De hoofddoelstelling van verkoop en ingebruikgeving was het doelmatig verkopen van overtollig rijksvastgoed en het doelmatig in gebruik geven van rijksvastgoed. De ontwikkelpoot van de dienst opereerde namens het Rijk bij de planvorming van complexe ruimtelijke projecten.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RVOB
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2014 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
20.315 |
21.746 |
1.431 |
23.141 |
Omzet overige departementen |
50 |
498 |
448 |
169 |
Omzet derden |
13.541 |
4.070 |
– 9.471 |
1.872 |
Waarvan omzet KORV |
11.841 |
0 |
– 11.841 |
0 |
Rentebaten |
124 |
169 |
45 |
180 |
Vrijval voorzieningen |
0 |
0 |
0 |
108 |
Bijzondere baten |
0 |
266 |
266 |
122 |
Totaal baten |
34.030 |
26.749 |
– 7.281 |
25.592 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
33.230 |
22.212 |
– 11.018 |
20.623 |
– Personele kosten |
16.590 |
17.821 |
1.231 |
16.066 |
Waarvan eigen personeel |
15.690 |
16.428 |
738 |
14.657 |
Waarvan externe inhuur |
900 |
1.393 |
493 |
1.409 |
– Materiele kosten |
16.640 |
4.391 |
– 12.249 |
4.557 |
Waarvan apparaat ICT |
1.400 |
1.261 |
– 139 |
1.506 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
750 |
1.200 |
450 |
634 |
Waarvan inkoopwaarde KORV |
10.964 |
0 |
– 10.964 |
0 |
Waarvan huisvesting en overige kosten |
2.923 |
1.930 |
– 993 |
2.417 |
Waarvan verkoopkosten KORV |
55 |
0 |
– 55 |
0 |
Waarvan onderhoud KORV |
548 |
0 |
– 548 |
0 |
Rentelasten |
274 |
0 |
– 274 |
0 |
Waarvan financiering KORV |
274 |
0 |
– 274 |
0 |
Afschrijvingskosten |
356 |
50 |
– 306 |
85 |
– Materieel |
331 |
49 |
– 282 |
74 |
Waarvan apparaat ICT |
262 |
24 |
– 238 |
45 |
– Immaterieel |
25 |
1 |
– 24 |
11 |
Overige lasten |
0 |
1.567 |
1.567 |
2.225 |
– Dotaties voorzieningen |
0 |
5 |
5 |
34 |
– Bijzondere lasten |
0 |
1.562 |
1.562 |
2.191 |
Totaal lasten |
33.860 |
23.829 |
– 10.031 |
22.933 |
Saldo van baten en lasten |
170 |
2.920 |
2.750 |
2.659 |
Toelichting
Baten
Omzet moederdepartement
De omzet moederdepartement is onderverdeeld naar de volgende productgroepen:
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Producten: |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2014 |
Erfpacht |
902 |
909 |
7 |
1.142 |
Huur |
3.776 |
3.806 |
30 |
4.069 |
Pacht |
1.508 |
1.520 |
12 |
1.660 |
Medegebruik |
1.697 |
1.710 |
13 |
1.728 |
Behandelen zakelijke lasten |
886 |
893 |
7 |
895 |
Onbeheerde nalatenschappen |
924 |
931 |
7 |
1.001 |
Bodemmaterialen |
244 |
246 |
2 |
253 |
Beheerstaken in eigen beheer |
577 |
582 |
5 |
501 |
Verkopen |
6.335 |
6.384 |
49 |
5.295 |
Aankopen |
75 |
76 |
1 |
77 |
Taxatie & Advies |
1.706 |
1.719 |
13 |
1.552 |
Directie Ontwikkeling |
1.685 |
1.698 |
13 |
2.785 |
Inzet bijdrage moeder tbv fusiekosten |
0 |
311 |
311 |
2.183 |
DRV |
0 |
961 |
961 |
0 |
Totaal |
20.315 |
21.746 |
1.431 |
23.141 |
De omzet moederdepartement is opgebouwd op basis van aantal uren*tarief. Het tarief voor 2015 bedroeg € 110. Voor de ontwikkelproducten gelden tarieven voor directeuren, projectleiders en projectondersteuners van respectievelijk € 130, € 112 en € 83. De omzet voor de bijdrage van de moeder ten behoeve van de fusiekosten is bepaald op basis van de omvang van de werkelijke uitgaven.
De begrotingscijfers van de directie Rijksvastgoed zijn in 2015, overgeheveld van beleidsartikel 6 naar artikel 11, de apparaatsuitgaven van het baten-lastenagentschap RVOB. Hiervoor is een bijdrage van de moeder ontvangen van € 1,0 mln.
In 2015 is tevens een extra bijdrage van de moeder ontvangen van € 0,2 mln. ter dekking van de extra loonkosten die voortvloeien uit de nieuwe CAO.
Omzet overige departementen
Hier is de omzet opgenomen voor onderlinge leveringen, zijnde uren van personeel dat is uitgeleend aan de voormalige Rijksgebouwendienst.
Omzet derden
De opbrengst van een deelverkoop op het project Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone van € 2,6 mln. was niet voorzien in de begroting. Voor de ICT-dienstverlening aan Domeinen Roerende Zaken is in 2015 een omzet gerealiseerd van € 0,65 mln. Dit is lager dan de begrote € 1,0 mln. en wordt veroorzaakt door minderwerk. De resterende omzet bestaat uit taxaties, adviezen en uren voor onbeheerde nalatenschappen en de benzineveiling.
Rentebaten
Dit betreft de rente op het deposito.
Bijzondere baten
Als gevolg van een stelselwijziging worden de nog te betalen ambtsjubilea per 2015 niet meer verantwoord onder de nog te betalen bedragen maar als niet uit de balans blijkende verplichtingen. Deze wijziging is in het resultaat verantwoord onder de bijzondere baten. In het kader van de harmonisatie van de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling binnen het Rijksvastgoedbedrijf wordt hiervoor geen schuld meer opgenomen en wordt de mogelijke verplichting toegelicht onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen.
Lasten
Personele kosten
De personele kosten van € 1,0 mln. van de directie Rijksvastgoed waren niet voorzien in de begroting.
De realisatie van de kosten van de externe inhuur is hoger uitgevallen als gevolg van extra ondersteuning bij het project Hembrugterrein.
Apparaat ICT
De lagere ICT-kosten zijn vooral het gevolg van de werkplekgerelateerde IT-dienstverlening voor het RVOB die aan het einde van het jaar is overgegaan van het RVOB naar SSC-ICT.
Bijdrage aan SSO’s
Inzake de bijdrage aan SSO’s was in de begroting geen rekening gehouden met de DVA-aanrekening inzake P&O dienstverlening.
Huisvesting en overige kosten
De overige materiële kosten zijn veel lager uitgevallen dan begroot, er is minder uitgegeven aan communicatie, externe bureaus en bedrijfsmiddelen.
Afschrijvingskosten
In de begroting voor 2015 is geen rekening gehouden met de gewijzigde activeringsgrens voor de vaste activa die in 2014 is doorgevoerd, daardoor vallen de afschrijvingskosten fors lager uit.
Overige Lasten
De kosten van een deelverkoop op het project Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone bedragen € 1,2 mln.
De fusiekosten 2015 van € 0,3 mln. zijn geheel verantwoord als bijzondere last. Hier tegenover staat de extra omzet moederdepartement. Het resterende bedrag betreft kosten voorgaand boekjaar.
Balans per 31 december 2015
Balans 2015 |
Balans 2014 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
0 |
1 |
Materiële vaste activa |
||
Grond en gebouwen |
35 |
43 |
Installaties en inventarissen |
25 |
49 |
Overige materiële vaste activa |
19 |
36 |
Onderhanden werk grondexploitaties |
126.712 |
113.638 |
Vordering op Ministerie van BZK |
86.500 |
81.500 |
Debiteuren |
571 |
1.205 |
Nog te ontvangen |
1.918 |
1.690 |
Liquide middelen |
31.700 |
33.535 |
Totaal activa |
247.480 |
231.697 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
||
Exploitatie reserve |
1.222 |
674 |
Risicoreserve |
11.549 |
11.549 |
Onverdeeld resultaat |
2.920 |
2.659 |
Voorzieningen |
19 |
80 |
Leningen bij het MvF |
207.692 |
190.211 |
Crediteuren |
17 |
0 |
Nog te betalen |
24.061 |
26.524 |
Totaal passiva |
247.480 |
231.697 |
Toelichting
Activa
Materiële vaste activa
De afschrijvingsbedragen worden berekend vanaf de eerste maand na ingebruikname.
saldo per 1 januari 2015 |
128 |
|
Mutaties in de boekwaarde |
||
Afschrijvingen (–/–) |
– 49 |
|
Investering (+) |
0 |
|
Desinvesteringen (–/–) |
0 |
|
Overige mutaties (–/–) |
0 |
|
– 49 |
||
Saldo per 31 december 2015 |
79 |
In de materiële vaste activa zijn 3 auto’s opgenomen en enkele kantoor- en ICT-voorzieningen.
Onderhanden werk grondexploitaties en Vordering op Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Het onderhanden werk grondexploitaties is eveneens gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zo nodig gecorrigeerd indien de verwachte opbrengstwaarde lager is.
Saldo per 1 januari 2015 |
113.638 |
|
Mutaties |
||
Rente (+) |
5.779 |
|
Investeringen (+) |
13.704 |
|
Subsidies (–/–) |
– 242 |
|
Kostprijs Verkopen (–/–) |
– 1.167 |
|
Afwaardering (–/–) |
– 5.000 |
|
13.074 |
||
Saldo per 31 december 2015 |
126.712 |
Saldo per 1 januari 2015 |
81.500 |
|
Mutatie 2015 |
5.000 |
|
5.000 |
||
Saldo per 31 december 2015 |
86.500 |
Het onderhanden werk neemt in 2015 toe met € 19,5 mln. voor rente en investeringen en neemt voor € 0,2 mln. af door ontvangen subsidies. De onderhanden werkpositie is verder afgenomen met € 1,2 mln. door een deelverkoop op het project Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone en voor € 5,0 mln. in verband met een afwaardering voor het project Valkenburg.
Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (TK, 2010, 32 275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten – waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's – plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond. In verband met de marktontwikkelingen en andere factoren zijn de verwachte kosten voor het project Valkenburg hoger ingeschat en heeft een afwaardering plaatsgevonden van het onderhanden werk van € 5,0 mln. De afwaardering leidt tot het verhogen van de vordering op het moederdepartement, conform de methodiek zoals opgenomen in het Financieel Kader (van € 81,5 mln. naar € 86,5 mln.).
De onderhanden werk positie voor het project Hembrugterrein is opgelopen tot bijna € 18,6 mln. Deze investeringen worden naar verwachting terugverdiend gedurende de looptijd van het project. In overeenstemming met het Financieel Kader wordt voor dit project geen vordering op het moederdepartement opgenomen.
Debiteuren
Het saldo betreft voor € 0,5 mln. een vordering op een derde voor de Bloemendalerpolder. De resterende posten betreffen nog te verrekenen uren tijdelijk beheer met de kas-verplichtingenadministratie (BZK).
Nog te ontvangen
Deze post bestaat onder andere uit € 0,5 mln. nog te ontvangen bijdragen van een derde inzake het project Bloemendalerpolder, € 1,0 mln. nog te verrekenen verhuuropbrengsten met de kas-verplichtingenadministratie (BZK) en € 0,2 mln. nog te verreken uren benzineveiling met de kasverplichtingenadministratie (BZK).
Liquide middelen
Depositorekening |
10.000 |
Rekening-coutant RHB |
21.700 |
Saldo per 31 december 2015 |
31.700 |
Het bedrag op de depositorekening bestaat uit in 2012 vooruitontvangen bijdragen van het Ministerie van Defensie en de gemeente Zaanstad voor het project Hembrugterrein. In 2015 zijn 2 termijnen van het deposito afgelopen (van € 11,0 mln.) en ten gunste van de Rekening-courant RHB geboekt.
Passiva
Eigen Vermogen
De berekening van de maximale exploitatiereserve is gebonden aan de 5%-regel. Deze houdt in dat maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaren als exploitatiereserve mag worden aangehouden.
De risicoreserve is gevormd ten behoeve van risico's op projecten (onderhanden werk) die het RVOB voor eigen rekening en risico (gaat) verricht(en) en wordt niet tot de 5%-grens gerekend.
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|
Saldo per 1 januari 2015 |
12.758 |
15.881 |
14.882 |
Saldo van baten en lasten |
3.123 |
2.659 |
2.920 |
Directe mutaties in het eigen vermogen |
|||
Uitkering aan het moederdepartement |
0 |
– 3.123 |
– 2.111 |
Bijdrage door het moederdepartement |
0 |
0 |
0 |
Overige mutaties |
0 |
– 535 |
0 |
Saldo per 31 december 2015 |
15.881 |
14.882 |
15.691 |
Saldo per 1 januari 2015 |
11.549 |
Mutatie 2015 |
0 |
Saldo per 31 december 2015 |
11.549 |
Het eigen vermogen exclusief de risicoreserve van € 11,6 mln. bedraagt per ultimo 2015 € 4,1 mln. Hiervan mag conform de 5%-regel € 1,2 mln. worden aangehouden. Het restant van € 2,9 mln. wordt door het Ministerie van BZK als eigenaar van het RVOB afgeroomd.
Voorzieningen
Bij het RVOB is er op dit moment alleen een voorziening voor wachtgelden.
Omschrijving |
stand 01-01-2015 |
onttrekking |
dotatie |
vrijval |
stand 31-12-2015 |
---|---|---|---|---|---|
Wachtgelden |
80 |
– 66 |
5 |
0 |
19 |
Totaal |
80 |
– 66 |
5 |
0 |
19 |
Bij de vorming van de voorziening wachtgelden is rekening gehouden met de totale nominale kosten van voormalig personeel dat gebruik maakt van de wachtgeldregelingen gedurende de afgesproken looptijd.
In verband met de uniformering van de diverse onderdelen binnen het Rijksvastgoedbedrijf is de afspraak gemaakt de voorziening wachtgelden tegen nominale waarde te waarderen en geen correcties te verrichten voor inflatie en kans op overlijden.
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Deze post bestaat uit leningen aangegaan voor de uitgaven voor het onderhanden werk. Hieronder valt ook de lening voor de rente die conform afspraken in 2015 wordt bijgeleend.
In uitzondering op de Regeling Agentschappen:
• Wordt de rente op de lening in 2015 niet betaald aan het Ministerie van Financiën, maar toegevoegd aan de lening;
• Leent het RVOB ten behoeve van investeringen in vlottende activa. De verworven grondposities zijn immers niet bestemd voor de eigen bedrijfsvoering maar te kwalificeren als onderhanden werk. De investeringen betreffen niet alleen de grondverwerving, maar ook de bijkomende kosten voor inzet personeel, de externe plankosten en de eventuele kosten voor tijdelijk beheer van de grond.
Saldo per 1 januari 2015 |
190.211 |
|
Mutaties |
||
Beroep op leenfaciliteit (+) |
19.231 |
|
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 1.750 |
|
17.481 |
||
Saldo per 31 december 2015 |
207.692 |
In 2015 is € 1,8 mln. afgelost op de lening voor het project Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone.
Nog te betalen
Deze post bestaat onder andere uit in 2012 vooruitontvangen bijdragen van Defensie en de gemeente Zaanstad voor het project Hembrugterrein ten bedrage van € 18,0 mln., € 2,0 mln. betreft terug te betalen plankosten aan BZK voor diverse ontwikkelingsprojecten, € 1,0 mln. betreft het te betalen vakantiegeld en nog niet opgenomen verlofuren per jaareinde, € 1,0 mln. betreft nog te ontvangen facturen van derden, € 0,5 mln. betreft de rekening-courant verhouding met voormalig RGD en € 0,6 mln. betreft te verrekenen beheerskosten met de kas-verplichtingenadministratie (BZK). Als gevolg van een stelselwijziging is hieronder niet meer opgenomen de reservering voor ambtsjubilea (2014: 0,3 mln.). Deze is per 2015 opgenomen onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen.
Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen
In de balans is geen schuld opgenomen voor de mogelijke verplichting voor jubileumuitkeringen. Ervan uitgaande dat betreffende medewerkers in dienst blijven, is de jubileumverplichting over de periode 2016 tot en met 2019 berekend op € 0,3 mln.
Kasstroomoverzicht over 2015
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen |
18.286 |
33.535 |
15.249 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
– |
– 22.746 |
– |
|
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) |
– |
23.615 |
– |
|
2. |
Totaal operationele kasstroom |
– 919 |
869 |
1.788 |
Totaal investeringen (–/–) |
– 81.244 |
– 19.241 |
62.003 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
6.824 |
1.167 |
– 5.657 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 74.420 |
– 18.074 |
56.346 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
– 188 |
– 2.111 |
– 1.923 |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
– |
– |
|
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 6.824 |
– 1.750 |
5.074 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
81.000 |
19.231 |
– 61.769 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
73.988 |
15.370 |
– 58.618 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2015 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €. |
16.935 |
31.700 |
14.765 |
Toelichting
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.
Operationele kasstroom
Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van de directe methode. De uitgaven betreffen met name de apparaatskosten en de ontvangsten de bijdrage van het moederdepartement. Het verschil wordt veroorzaakt door de hogere omzet van derden.
Investeringskasstroom
De investeringskasstroom bestaat uit het saldo van de investeringen en (boekwaarde van de) desinvesteringen. Dit betreft de investeringen in het onderhanden werk van de gebiedsontwikkelingsprojecten. Het verschil wordt met name veroorzaakt door de latere start van KORV.
Financieringskasstroom
De overwinst van 2014 is overgemaakt aan FEZ.
Voor het project Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone is in 2015 € 1,8 mln. afgelost.
Het beroep op de leenfaciliteit bestaat uit de investeringen en de rente met betrekking tot de gebiedsontwikkelingsprojecten.
Het verschil wordt met name veroorzaakt door de latere start van KORV.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2015 |
|
Kostprijzen per product (* € 1) |
|||||
Pacht |
601 |
594 |
638 |
590 |
597 |
Huur |
695 |
632 |
891 |
627 |
705 |
Erfpacht |
494 |
624 |
429 |
473 |
600 |
Medegebruik/overig |
449 |
470 |
440 |
298 |
382 |
Zakelijke lasten |
263 |
243 |
264 |
248 |
218 |
Omzet per productgroep (* € 1.000) |
|||||
Homogene producten |
10.713 |
10.388 |
10.923 |
10.015 |
9.937 |
Heterogene producten |
14.928 |
13.916 |
14.669 |
16.734 |
24.093 |
Totale omzet |
25.641 |
24.304 |
25.592 |
26.749 |
34.030 |
Aandeel directe uren |
62% |
63% |
62% |
65% |
64% |
Aantal directe uren voor medewerker in primair proces |
1.391 |
1.361 |
1.334 |
1.253 |
1.330 |
FTE-totaal (excl. externe inhuur), begrotingssterkte |
217,3 |
208,6 |
201 |
214,7 |
242,1 |
Mate van kostendekkendheid |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
Saldo van baten en lasten (%) |
19% |
13% |
10% |
11% |
1% |
Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ) |
92% |
96% |
89% |
91% |
80% |
Uitkomst klanttevredenheidsonderzoek |
– |
7 |
|||
Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld |
100% |
100% |
100% |
100% |
80% |
Toelichting
Kostprijzen per product
De realisaties zijn berekend door per product de gemiddelde gerealiseerde uren te vermenigvuldigen met het uurtarief van € 110.
Voor pacht, huur, erfpacht en medegebruik is de gerealiseerde gemiddelde tijdsbesteding lager dan de normtijd als gevolg van toegenomen specialisme en automatisering. Daar staat tegenover dat bijvoorbeeld voor zakelijke lasten meer tijd nodig is geweest voor het indienen van bezwaarschriften.
Omzet per productgroep
Het RVOB heeft voor de taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet twee soorten producten onderscheiden: homogene en heterogene producten. De homogene producten zijn: pacht, huur, erfpacht, medegebruik / overig, zakelijke lasten, onbeheerde nalatenschappen en bodemmaterialen. Per soort homogeen product zijn normuren gedefinieerd. Dat betekent dat er een genormeerd aantal uren per overeenkomst/zaak beschikbaar is. In tegenstelling tot de homogene producten zijn er voor de heterogene producten geen normtijden vast te stellen. Dit in verband met de diversiteit aan inzet van uren en activiteiten binnen het soort product. De heterogene producten zijn met name verkopen, aankopen, taxaties en advies.
Aandeel directe uren voor totaal verkopen en ingebruikgeving
Dit kengetal geeft aan in welke mate het totale aantal netto te werken uren (aanwezige uren) aan directe uren besteed wordt.
Aantal directe uren voor medewerker in primair proces
Dit kengetal laat de ontwikkeling zien van het aantal directe uren dat een medewerker (in fte) in het primaire proces op jaarbasis levert.
FTE-totaal
Het als streefwaarde vermelde aantal fte's betreft de begrotingssterkte.
Mate van kostendekkendheid
Het uitgangspunt is dat het baten-lastenagentschap RVOB volledig kostendekkend is. Dit is in 2015 het geval geweest.
Saldo van baten en lasten (%)
Het percentage is als volgt berekend: het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.
Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)
Het RVOB betaalt namens het Rijk de onroerendezaakbelasting. Hiertoe worden de door de gemeenten en waterschappen opgelegde aanslagen beoordeeld en waar nodig wordt bezwaar gemaakt. Door het aantal gehonoreerde bezwaarschriften te vergelijken met het aantal ingediende bezwaarschriften ontstaat een beeld van de effectiviteit van het maken van bezwaar door het RVOB. De in de tabel vermelde norm stelt dat minimaal 80% van alle ingediende bezwaarschriften door de gemeente toegekend moet worden. In 2015 werd uiteindelijk van de door de gemeenten afgehandelde bezwaarschriften 91% toegewezen.
Klanttevredenheidsonderzoek
Vanwege de fusie tot één RVB is er in 2015 geen sprake meer geweest van eigen klanttevredenheid voor het RVOB. Er is daarom ook geen apart onderzoek gedaan hiernaar.
Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld
Doelstelling is dat meer dan 80% van alle ontvangen klachten binnen de gestelde termijn van de klachtenprocedure, 6 weken, inhoudelijk wordt beantwoord. Deze doelstelling is met 100% ruimschoots behaald.
Inleiding
Het agentschap Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is per 1 juli 2014 opgegaan in het Rijksvastgoedbedrijf, maar als baten-lastenagentschap blijven bestaan totdat het Rijksvastgoedbedrijf die status verkreeg. Dat is op 1 januari 2016 gebeurd. De jaarrekening 2015 is dan ook de laatste van de DVD. De DVD is per 1 januari 2015 overgegaan van het Ministerie van Defensie (X) naar de begroting van Wonen & Rijksdienst (XVIII). Een deel van de dienstverlening, waaronder de servicedienst, is achtergebleven bij Defensie.
De DVD was verantwoordelijk voor het doelmatige en maatschappelijk verantwoorde beheer en inrichting van het Defensievastgoed. De DVD gaf adviezen en trad op als intermediair voor de waarborging van de ruimtelijke belangen van de klanten. De DVD stond de klanten bij in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed.
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap DVD
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|||
---|---|---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Mutatie |
Stand 1e suppletoire begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en stand 1e suppletoire begroting |
Realisatie 2014 |
Baten |
||||||
Omzet moederdepartement |
63.537 |
– 63.537 |
– |
1.125 |
1.125 |
67.593 |
Programmagelden instandhouding |
125.290 |
11.802 |
137.092 |
136.172 |
– 920 |
143.332 |
Programmagelden Expertise & Advies |
1.828 |
– 235 |
1.593 |
1.143 |
– 450 |
|
Omzet huisvestingsactiviteiten |
9.800 |
– 9.800 |
– |
– |
– |
5.393 |
Omzet overige departementen |
– |
63.206 |
63.206 |
52.552 |
– 10.654 |
1.806 |
Omzet derden |
– |
– |
– |
434 |
434 |
– |
Mutatie onderhanden projecten |
– |
– |
– |
2.667 |
2.667 |
2.647 |
Rentebaten |
– |
– |
– |
– |
– |
156 |
Vrijval voorzieningen |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
Bijzondere baten |
– |
– |
– |
289 |
289 |
1.450 |
Totaal baten |
200.455 |
1.436 |
201.891 |
194.382 |
– 7.509 |
222.377 |
Lasten |
||||||
Apparaatskosten |
61.243 |
– 1.830 |
59.413 |
58.657 |
– 756 |
65.684 |
– Personele kosten |
52.100 |
752 |
52.852 |
51.959 |
– 893 |
57.452 |
Waarvan eigen personeel |
50.136 |
– 1.084 |
47.364 |
45.217 |
– 2.147 |
50.780 |
Waarvan externe inhuur |
1.964 |
1.836 |
3.800 |
4.177 |
377 |
4.239 |
Waarvan overige personele kosten |
1.688 |
2.565 |
877 |
2.433 |
||
– Materiële kosten |
9.143 |
– 2.582 |
6.561 |
6.698 |
137 |
8.232 |
Waarvan apparaat ICT |
– |
– |
149 |
|||
Waarvan bijdrage aan SSO's |
2.902 |
3.586 |
4.822 |
|||
Waarvan overige materiële kosten |
3.659 |
3.112 |
3.261 |
|||
Kosten uitbesteding |
1.500 |
– |
1.500 |
2.025 |
525 |
1.316 |
Programmagelden instandhouding |
125.290 |
11.802 |
137.092 |
136.172 |
– 920 |
142.583 |
Programmagelden Expertise & Advies |
1.828 |
– 235 |
1.593 |
1.143 |
– 450 |
|
Rentelasten |
312 |
– 312 |
– |
8 |
8 |
889 |
Rentelasten huisvestingsactiviteiten |
9.800 |
– 9.800 |
– |
– |
– |
3.454 |
Afschrijvingskosten |
482 |
– 482 |
– |
– |
– |
2.377 |
– Materieel |
482 |
– 482 |
– |
– |
– |
472 |
– Materieel huisvestingsactiviteiten |
– |
– |
– |
1.905 |
||
Overige lasten |
– |
1.050 |
1.050 |
508 |
– 542 |
497 |
– Dotaties voorzieningen |
– |
– |
– |
|||
– Bijzondere lasten |
– |
508 |
497 |
|||
Totaal lasten |
200.455 |
193 |
200.648 |
198.513 |
– 2.135 |
216.800 |
Saldo van baten en lasten |
– |
1.243 |
1.243 |
– 4.131 |
– 5.374 |
5.577 |
Toelichting
De DVD is per 1 januari 2015 overgegaan van het Ministerie van Defensie naar het Ministerie van BZK (begroting W&R). Een deel van de dienstverlening, waaronder de servicedienst, is achtergebleven bij Defensie. Dit is verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2015. In overleg met FEZ BZK is besloten om de 1e suppletoire begroting als vergelijkende cijfers te hanteren.
Baten
Productgroep |
Stand 1e suppletoire begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en stand 1e suppletoire begroting |
Realisatie 2014 |
---|---|---|---|---|
a. Honorarium |
||||
Strategisch Vastgoedbeheer |
5.000 |
4.997 |
– 3 |
5.794 |
E&A Afstoting |
610 |
896 |
286 |
|
Commandantenvoorziening |
1.900 |
1.953 |
53 |
2.443 |
Nieuwbouw & Bodemsanering |
17.000 |
11.898 |
– 5.102 |
16.791 |
Instandhouding |
37.356 |
32.540 |
– 4.816 |
42.219 |
Huisvestingsactiviteiten |
– |
– |
– |
5.393 |
Energie |
700 |
700 |
– |
700 |
PPS |
340 |
340 |
– |
390 |
Overige |
300 |
787 |
487 |
1.062 |
sub-totaal |
63.206 |
54.111 |
– 9.095 |
74.792 |
b. Programmagelden |
||||
Instandhouding |
137.092 |
136.172 |
– 920 |
143.332 |
E&A |
1.593 |
1.143 |
– 450 |
|
Totaal omzet |
201.891 |
191.426 |
– 10.465 |
218.124 |
Mutatie onderhanden projecten |
– |
2.667 |
2.667 |
2.647 |
Rentebaten |
– |
– |
– |
156 |
Bijzondere baten |
– |
289 |
289 |
1.450 |
Totaal baten |
201.891 |
194.382 |
– 7.509 |
222.377 |
Omzet moederdepartement
Deze post bestaat uit intern binnen het Rijksvastgoedbedrijf doorbelaste uren van DVD-medewerkers werkend voor RGD- en RVOB-projecten.
Programmagelden instandhouding
De gerealiseerde omzet programmagelden instandhouding is € 0,9 mln. lager ten opzichte van de 1e suppletoire begroting. In augustus 2015 werd een onderbesteding voorzien en is het budget verlaagd tot € 125 mln. De realisatie is nagenoeg uitgekomen op het niveau van de 1e suppletoire begroting, waardoor op de balans een vordering op het Ministerie van Defensie van € 11,5 mln. is opgenomen.
Programmagelden Expertise & Advies
De omzet voor het product Expertise en Advies is € 0,5 mln. lager uitgekomen ten opzichte van de 1e suppletoire begroting. Dit is het gevolg van een herallocatie van middelen (€ 0,5 mln.) van programmageld naar E&A afstoting.
Omzet overige departementen
Dit betreft voornamelijk honorarium Ministerie van Defensie voor Strategisch Vastgoedbeheer, E&A, Commandantenvoorzieningen, Instandhouding, PPS, Energie en Nieuwbouw & Bodemsanering.
Nieuwbouw en Bodemsanering
In de 1e suppletoire begroting is € 17 mln. begroot. Dit is inclusief de mutatie onderhanden werk.
Per saldo wijkt de realisatie Nieuwbouw (incl. onderhanden werk) € 2,4 mln. af van de begroting.
De realisatie van nieuwbouw projecten is beduidend lager uitgevallen als gevolg van minder capaciteit. Hierdoor zijn minder fasen van projecten gerealiseerd.
Instandhouding
Het verschil tussen de stand van de 1e suppletoire begroting en de realisatie van € 4,8 mln. is terug te voeren op het feit dat bij de opstelling van de eerstgenoemde begroting nog rekening werd gehouden met extra inkomsten vanuit het Ministerie van Defensie ter compensatie van het productrendement op de servicedienst. De servicedienst is achtergebleven bij het Ministerie van Defensie. In de onderhandelingen met het Ministerie van Defensie is hier later van afgezien.
Mutatie onderhanden projecten
In de begroting is deze post op nihil gesteld en opgenomen onder honorarium Nieuwbouw. De mutatie onderhanden projecten bedraagt € 2,7 mln. Hierin zit een toename van de voorziening van negatieve resultaten op toekomstige fasen verwerkt van € 1,2 mln. De mutatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat te weinig projectfasen tot afronding zijn gebracht in 2015.
Bijzondere baten
De incidentele baten zijn opbrengsten uit de normale bedrijfsvoering van voorgaande boekjaren. Dit betreft een vrijval van ultimo 2014 opgenomen transitoria (€ 0,3 mln.).
Lasten
Apparaatskosten
Personele kosten
De personele kosten zijn nagenoeg uitgekomen op het niveau van de 1e suppletoire begroting. De salariskosten eigen personeel zijn € 2,1 mln. lager uitgevallen ten opzichte van de begroting.
Externe inhuur
De gerealiseerde inhuurkosten zijn € 0,4 mln. hoger uitgevallen ten opzichte van de 1e suppletoire begroting. Er is een verschuiving te zien van gerealiseerde personeelslasten naar kosten inhuur.
Materiële kosten
De materiële lasten zijn nagenoeg op het niveau van de 1e suppletoire begroting uitgekomen.
De huisvestingskosten zijn lager gerealiseerd aangezien het medegebruik van Defensie locaties slechts voor een deel van het jaar in rekening is gebracht (vanaf 1 augustus 2015). De automatiseringskosten komen hoger uit vanwege het feit dat de inzet van het Defensiepersoneel niet was meeberekend in de begroting. De personele kosten van circa 20 fte’s zijn in de begroting verwerkt in de salariskosten. De inschatting was dat de meeste ICT-medewerkers over zouden gaan naar het Rijksvastgoedbedrijf. Dit is slechts deels gebeurd. Daarnaast heeft Defensie aan de DVD algemene netwerkkosten in rekening gebracht, die voorheen binnen Defensie niet werden doorbelast.
Kosten uitbesteding
De gerealiseerde kosten uitbesteding zijn € 0,5 mln. hoger uitgevallen ten opzichte van de 1e suppletoire begroting. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in de begroting geen rekening is gehouden met onderlinge leveringen (€ 0,1 mln.) en een verschuiving van inhuur naar uitbesteding (0,2 mln.).
Programmagelden instandhouding
De gerealiseerde kosten in 2015 bedragen € 136,1 mln. (2014: € 142,6 mln.). Eind december 2015 is voor een bedrag van € 13,6 mln. opgenomen als transitorische kosten (2014: € 10,7 mln.). Het volumeverschil van de transitorische posten 2015 is voornamelijk het gevolg van het medio 2015 nieuw geïntroduceerde raamcontract binnen het niet planbaar onderhoud. Dit contract laat een groot verschil zien tussen het volume van de uitgevoerde opdrachten en de gefactureerde opdrachten.
Overige Lasten
Bijzondere lasten
Dit zijn incidentele lasten van de gewone bedrijfsuitoefening uit voorgaande boekjaren. De belangrijkste posten zijn de te laag opgenomen transitoria apparaatskosten ultimo 2014 (€ 0,2 mln.), afboeking van een ten onrechte opgenomen vordering in 2014 (€ 0,1 mln.) en de afrekening interne verhuiskosten DVD (€ 0,1 mln.).
Balans per 31 december 2015
Balans 2015 |
Openingsbalans 2015 |
Mutatie |
Balans 2014 |
|
---|---|---|---|---|
Activa |
||||
Materiële vaste activa |
– |
– |
– |
– |
– Overige materiële vaste activa |
– |
– |
– |
– |
Onderhanden projecten |
12.297 |
9.630 |
– |
9.630 |
Debiteuren |
1.207 |
425 |
– 10 |
435 |
Vorderingen op moederdepartement |
– |
102 |
10 |
92 |
Nog te ontvangen |
19.380 |
35.184 |
– |
35.184 |
Liquide middelen |
14.534 |
23.629 |
– |
23.629 |
Totaal activa |
47.418 |
68.970 |
– |
68.970 |
Passiva |
||||
Eigen vermogen |
830 |
4.961 |
– 1.138 |
6.099 |
– Exploitatiereserve |
4.961 |
4.961 |
4.439 |
522 |
– Onverdeeld resultaat |
– 4.131 |
– |
– 5.577 |
5.577 |
– |
– |
– |
– |
|
Crediteuren |
7.515 |
23.001 |
725 |
22.276 |
Schulden aan moederdepartement |
– |
– |
– 725 |
725 |
Nog te betalen |
39.073 |
41.008 |
1.138 |
39.870 |
Totaal passiva |
47.418 |
68.970 |
– |
68.970 |
Toelichting
De DVD is per 1 januari 2015 overgegaan van het Ministerie van Defensie naar het Ministerie van BZK (begroting W&R). Een deel van de dienstverlening, waaronder de servicedienst, is achtergebleven bij Defensie. In onderhandelingen met het Ministerie van Defensie is overeengekomen dat een deel van het eigen vermogen gereserveerd wordt voor brandveiligheidsprojecten (€ 1,1 mln.) en programmageld instandhouding (onderbesteding 2014 € 0,7 mln.). Bovenstaandeis verwerkt in de openingsbalans 2015. In overleg met FEZ BZK is besloten om de cijfers in de openingsbalans als vergelijkende cijfers te hanteren.
Activa
Onderhanden projecten
Saldo per 1 januari 2015 |
9.630 |
|
Mutaties in de boekwaarde |
||
Investeringen (+) |
3.898 |
|
Voorziening negatieve resultaten (–/–) |
1.231 |
|
Correcties opbrengsten (–/–) |
– |
|
2.667 |
||
Saldo per 31 december 2015 |
12.297 |
De onderhanden projecten hangen samen met de lopende projecten voor nieuwbouw en bodemsanering (onderdeel Verwerving & Afstoting). De stand van de Onderhanden projecten ultimo 2015 is met € 2,7 mln. toegenomen ten opzichte van de stand per 1 januari 2015. Er zijn in 2015 minder projectfasen afgerond dan verwacht. Hierdoor zijn meer projectfasen onderhanden, en is sprake van minder omzet.
De voorziening voor negatieve resultaten op de onderhanden projectfasen is ten opzichte van 1 januari 2015 toegenomen met € 1,2 mln. tot € 5,4 mln. ultimo 2015.
Debiteuren
Het saldo van de debiteuren bedraagt € 1,2 mln. (1 januari 2015: € 0,4 mln.). Daarbij is rekening gehouden met een voorziening voor vermoedelijk oninbare vorderingen van € 0,2 mln.
Debiteuren |
1.357 |
|
Voorziening dubieuze debiteuren (–/–) |
150 |
|
Saldo per 31 december 2015 |
1.207 |
De vordering op debiteuren ad € 1,4 mln. betreft voor € 0,2 mln. vorderingen op derden en voor € 1,2 mln. vorderingen op overige Ministeries.
De voorziening voor dubieuze debiteuren betreft in zijn geheel een vordering op overige Ministeries.
Nog te ontvangen
31-dec-15 |
01-jan-15 |
|
---|---|---|
Vooruitbetaalde bedragen |
61 |
51 |
Nog te ontvangen bedragen |
2.505 |
24.152 |
Te vorderen programmageld |
16.814 |
10.981 |
Totaal |
19.380 |
35.184 |
De nog te ontvangen bedragen ad € 19,4 mln. betreffen voor € 1,0 mln. nog te ontvangen bedragen van derden, voor € 0,6 mln. van baten-lastenagentschappen van het Ministerie van BZK en voor € 17,8 mln. van overige Ministeries.
De daling van de nog te ontvangen bedragen wordt voornamelijk veroorzaakt door een vordering op het Ministerie van Defensie van € 17,4 mln. inzake de overdracht van de DVD-panden op de openingsbalans, die in 2015 is afgewikkeld.
De stijging van het te vorderen programmageld wordt veroorzaakt door een vordering op het Ministerie van Defensie ultimo 2015 van € 11,5 mln. vanwege overschrijding van het programmabudget instandhouding.
Liquide middelen
31-dec-15 |
01-jan-15 |
|
---|---|---|
Rekening-courant RHB |
14.534 |
23.629 |
Totaal |
14.534 |
23.629 |
Het saldo van de rekening courant met het Ministerie van Financiën Rijkshoofdboekhouding (RHB) is gedaald met € 9,1 mln. Dit komt o.a. door de overschrijding van het programmabudget Instandhouding en doordat er in december 2015 veel inkoopfacturen zijn doorbelast, die uiteindelijk niet zijn verwerkt door het moederdepartement in 2015.
Passiva
Eigen Vermogen
De berekening van de maximale exploitatiereserve is gebonden aan de 5%-regel. Deze houdt in dat maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaren als exploitatiereserve mag worden aangehouden.
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|
Saldo per 1 januari |
1.391 |
522 |
6.099 |
Saldo van baten en lasten |
– 869 |
5.577 |
– 4.131 |
Directe mutaties in het eigen vermogen: |
|||
Uitkering aan het moederdepartement |
– |
– |
– |
Bijdrage door het moederdepartement |
– |
– |
– |
Overige mutaties |
– |
– |
– 1.138 |
Saldo per 31 december |
522 |
6.099 |
830 |
De daling van het eigen vermogen wordt voornamelijk veroorzaakt door een mutatie in de beginbalans als gevolg van afspraken met het Ministerie van Defensie inzake de overgang van DVD naar het Rijksvastgoedbedrijf per 1 januari 2015 (reservering brandveiligheidskosten, onderbesteding instandhouding 2014 en reservering vakantiegeld en eindejaarsuitkeringen) en het negatieve resultaat over het boekjaar. De omzet is met 12% gedaald ten opzichte van 2014, terwijl het aantal afgesloten projectfasen gedaald is met 33% ten opzichte van 2014. Juist in de relatief winstgevende projectinitiatiefasen is een reductie van 50% ten opzichte van 2014 te zien. Het saldo van baten en lasten wordt ten laste gebracht van het eigen vermogen. Op basis van vijf procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen drie jaar bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 10,5 mln. De stand aan het eind van 2015 bedraagt € 0,8 mln.
Crediteuren
Het saldo van de crediteuren bedraagt € 7,5 mln. (1 januari 2015: € 22,3 mln.). Eind 2015 waren er naar verhouding minder inkoopfacturen dan eind 2014. Het saldo bestaat voor € 7,4 mln. uit schulden aan derden en voor € 0,1 mln. aan overige Ministeries.
Nog te betalen
31-dec-15 |
01-jan-15 |
|
---|---|---|
Vooruitontvangen bedragen |
10.112 |
10.403 |
Nog te betalen bedragen |
26.075 |
27.797 |
Te betalen vakantiegelden |
1.257 |
1.412 |
Te betalen vakantiedagen |
1.627 |
1.396 |
Overige |
2 |
0 |
39.073 |
41.008 |
De totale overlopende passiva zijn met € 1,9 mln. gedaald.
Ultimo 2015 is nog € 4,1 mln. te betalen aan baten-lastenagentschappen van het Ministerie van BZK, € 11,9 mln. aan overige Ministeries en € 23,1 mln. aan derden.
De post «Nog te betalen bedragen» bestaat uit:
31-dec-15 |
01-jan-15 |
|
---|---|---|
Te betalen apparaatskosten en product eindafrekeningen |
12.067 |
16.051 |
Nog te betalen programmageld ISH |
13.643 |
11.436 |
Overige |
365 |
310 |
Totaal |
26.075 |
27.797 |
De post daalt van € 27,8 mln. begin 2015 naar € 26,1 mln. eind 2015.
De in de openingsbalans opgenomen bedragen voor brandveiligheidskosten (1,1 mln) en programmageld instandhouding (0,7 mln) zijn in 2015 geheel besteed.
De post te betalen apparaatskosten en product eindafrekeningen neemt af met € 4,0 mln. Deze daling wordt veroorzaakt doordat de salariskosten en nog te betalen inhuurkosten over december 2015 nu grotendeels intern (via rekening-courant RGD) verrekend worden. Daarentegen neemt het nog te betalen programmageld ISH toe met € 2,2 mln. De toename wordt veroorzaakt door het niet planbaar onderhoud. Per 1 juli 2015 is een raamcontract voor kleine werkzaamheden (kleiner dan € 50.000) gestart. Dit contract kent een fors verschil tussen het volume «in opdracht gegeven» en «gefactureerd». Dat verschil is opgenomen als nog te betalen.
Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen
De DVD heeft voor haar bedrijfsuitoefening een aantal langlopende verplichtingen afgesloten voor het onderhouden van de Defensie objecten (materiële kosten gebruiksvergoeding / instandhouding programma). Daarnaast worden namens het Ministerie van Defensie ten behoeve van het Nieuwbouwprogramma en de Commandantenvoorziening verplichtingen met aannemers aangegaan. In onderstaande tabel zijn de uitstaande verplichtingen samengevat.
2016 1 jaar |
2017 1 jaar |
2018–2020 3 – 5 jaar |
Totaal |
|
---|---|---|---|---|
Apparaatsuitgaven en DVD investeringen |
– |
– |
– |
– |
Expertise & advies |
2.409 |
– |
– |
2.409 |
Commandantenvoorziening |
3.413 |
34 |
– |
3.447 |
Instandhouding programma |
104.517 |
47.458 |
22.869 |
174.844 |
Nieuwbouw programma |
70.053 |
3.001 |
42 |
73.096 |
Totaal |
180.392 |
50.493 |
22.911 |
253.796 |
Jubileumuitkeringen
Op de balans is geen schuld opgenomen voor de mogelijke verplichting voor toekomstige jubileumuitkeringen. Ervan uitgaande dat de per 31 december 2015 betreffende medewerkers in dienst blijven, is de verplichting over de periode 2016 tot en met 2019 berekend op € 1,1 mln.
Kasstroomoverzicht over 2015
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
Vastgestelde begroting |
Mutatie |
Stand 1e suppletoire begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en 1e suppletoire begroting |
||
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen |
47.340 |
– 23.711 |
23.629 |
23.629 |
– |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
206.839 |
|||||
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) |
– 215.934 |
|||||
2. |
Totaal operationele kasstroom |
557 |
677 |
1.234 |
– 9.095 |
– 10.329 |
Totaal investeringen (–/–) |
– 12.564 |
12.564 |
– |
– |
– |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
– |
– |
– |
||
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 12.564 |
12.564 |
– |
– |
– |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
– |
– |
– |
– |
||
Eenmalige uitkering van moederdepartement (+) |
17.363 |
17.363 |
– |
– 17.363 |
||
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 4.138 |
4.138 |
– |
– |
– |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
12.564 |
– 12.564 |
– |
– |
– |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
8.426 |
8.937 |
17.363 |
– |
– 17.363 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2015 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €. |
43.759 |
– 1.533 |
42.226 |
14.534 |
– 27.692 |
Toelichting
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.
Operationele kasstroom
De liquiditeit uit operationele activiteiten is met € 10,3 mln. gedaald ten opzichte van de 1e suppletoire begroting. Dit wordt met name veroorzaakt door de effecten van de sterke toename van de Onderhanden projecten (€ 2,7 mln.) en het negatieve resultaat (€ 4,1 mln.).
Financieringskasstroom
Er hebben in 2015 geen stortingen aan of door het moederdepartement plaatsgevonden. In de 1e suppletoire begroting is ten onrechte een uitkering van het moederdepartement Defensie opgenomen.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015
Omschrijving |
Realisatie |
Stand 1e suppletoire begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2015 |
|
Omschrijving generiek deel |
|||||
Vte/Fte (2015)'n totaal |
849,0 |
858,5 |
854,1 |
730,8 |
735,5 |
– waarvan in eigen dienst |
847,0 |
838,5 |
818,0 |
697,4 |
701,0 |
– waarvan inhuur |
2,0 |
20,0 |
36,1 |
33,4 |
34,5 |
Saldo van baten en lasten (%) |
0,6% |
– 0,4% |
2,5% |
– 1,5% |
– 1,3% |
Omschrijving specifiek deel |
|||||
Kostprijzen per product(groep) DVD |
|||||
Expertise & advies (honorarium) |
77,25 |
75,95 |
80,28 |
82,43 |
80 |
Verwerving & Afstoting (excl. OHW) |
71,55 |
70,81 |
74,12 |
73,14 |
74 |
COVO |
63,00 |
63,45 |
65,68 |
67,23 |
66 |
Instandhouding |
64,59 |
61,30 |
62,08 |
69,52 |
62 |
Gemiddelde kostprijs product |
65,07 |
65,07 |
67,34 |
71,18 |
67 |
Tarieven |
zie kostprijzen per product |
||||
Omzet per productgroep (pxq) in K€ |
|||||
Expertise & advies (honorarium) |
8.562 |
7.413 |
5.794 |
5.893 |
5.610 |
Verwerving & Afstoting (incl. OHW) |
19.106 |
15.366 |
16.791 |
14.565 |
17.000 |
COVO |
2.225 |
3.666 |
2.443 |
1.953 |
1.900 |
Instandhouding |
49.813 |
44.770 |
42.219 |
32.540 |
37.356 |
Beveiliging |
|||||
Overig |
1.090 |
2.152 |
1.827 |
1.340 |
|
Servicelevels (norm = 80%) |
74% |
65% |
71% |
80% |
|
Productiviteit (omzet K€ per directe medewerker) |
103,7 |
104,6 |
100,8 |
85,9 |
96 |
Projecttevredenheid (norm = 90%) |
98% |
95% |
98% |
100% |
95% |
Toelichting
Vte/fte-en totaal
De begroting is opgebouwd op basis van de bij het Ministerie van Defensie gebruikelijke term «voltijdsequivalenten» (vte). Een vte correspondeert met een standaard arbeidsduur van 38 uur per week. Bij het Ministerie van BZK wordt de capaciteit uitgedrukt in «full time equivalenten» (fte). Een fte correspondeert met een standaard arbeidsduur van 36 uur per week. Door Defensie zijn per 1 augustus 2015 702,5 fte’n zijn overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf. Per 31 december 2015 is de bezetting 697,4 fte’s. Dit betreft zowel direct als indirect personeel en gedetacheerden.
De realisatie van het inhuurbudget DVD is € 4,2 mln. Uitgaande van een gemiddelde middensom van € 125.000 per fte is het aantal inhuurkrachten berekend op 33,4 fte’s.
Kostprijzen per product(groep)
De kostprijzen per product zijn licht gestegen. De gemiddelde kostprijs van het product instandhouding is relatief sterker gestegen omdat er minder uren door servicedienstpersoneel en meer uren door relatief dure medewerkers aan het product zijn besteed.
Omzet per product(groep)
De omzet voor het product «Verwerving en afstoting» (nieuwbouw) is beduidend lager uitgevallen ten opzichte van 2014 en ten opzichte van de raming bij de 1e suppletoire begroting. E.e.a. is het gevolg van sterke functiewisselingen en onderbezetting van personeel. Hierdoor zijn minder projectfasen (2015: 276) afgesloten en gefactureerd dan in vorig jaar (2014: 411).
In het bedrag is rekening gehouden met een mutatie op de onderhanden projecten (betreft alleen nieuwbouw).
Servicelevels
In afwijking van de gegevens uit het verleden heeft deze indicator uitsluitend nog betrekking op het product «Commandantenvoorzieningen». De norm is niet geheel gerealiseerd.
Productiviteit
Ook in de productiviteit is het effect van de voortdurend in beweging zijnde organisatie merkbaar.
Daarnaast werd in de 1e suppletoire begroting rekening gehouden met extra inkomsten van het Ministerie van Defensie ter compensatie van het productrendement op de bij Defensie achtergebleven servicedienst. DIn de onderhandelingen met het Ministerie van Defensie is hier later van afgezien. Hierdoor is de productiviteit lager uitgevallen dan de in de 1e suppletoire begroting berekende productiviteit.
Projecttevredenheid
De meting van de projecttevredenheid is in 2015 onvolledig geweest. Van slechts 40% van de afgesloten projecten is een projecttevredenheidsformulier verstuurd en van de verstuurde formulieren is 63% terugontvangen. De gemiddelde score stemt wel tot tevredenheid. Inmiddels is een start gemaakt met een inhaalslag over 2015. De resultaten hiervan kunnen niet meer worden meegenomen in het jaarverslag.
Inleiding
Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen tussen huurders en verhuurders omtrent de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Duidelijke informatie over de huurprijswetgeving kan verschillen van mening tussen huurders en verhuurders in een vroeg stadium oplossen en zo procedures bij de Huurcommissie voorkomen. Via verzoekformulieren, de internetsite, de daarop te vinden huurprijscheck en de telefonische helpdesk, heeft de Huurcommissie die informatie in 2015 verschaft. Daarnaast beantwoordt de Huurcommissie verzoeken van de Belastingdienst over de redelijkheid van huurprijzen in het kader van de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst.
De Huurcommissie is een landelijk functionerend zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Dit ZBO wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), die de status van baten-lastenagentschap heeft. Hierdoor wordt het mogelijk om het verband te leggen tussen de kostprijzen enerzijds en de kwantiteit en kwaliteit van de diensten anderzijds.
Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Wonen en Bouwen) een opdracht aan DHC voor de uitvoering van de huurgeschilbeslechtings- en overige werkzaamheden. Het leeuwendeel van die werkzaamheden wordt afgerekend op basis van het aantal afgewikkelde zaken en de daarvoor geldende tarieven; deze tarieven behoeven goedkeuring door de eigenaar, tot 1 september 2015 de DG Wonen en Bouwen, vanaf die datum de Secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap DHC
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
Realisatie 2014 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
9.976 |
11.416 |
1.440 |
12.182 |
Omzet overige departementen |
– |
– |
0 |
– |
Omzet derden |
1.666 |
888 |
– 778 |
966 |
Rentebaten |
– |
– |
0 |
9 |
Vrijval voorzieningen |
– |
68 |
68 |
– |
Bijzondere baten |
– |
2.902 |
2.902 |
2.331 |
Totaal baten |
11.642 |
15.274 |
3.632 |
15.488 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
10.342 |
12.262 |
1.920 |
12.318 |
– Personele kosten |
4.378 |
6.670 |
2.292 |
6.812 |
Waarvan eigen personeel |
3.686 |
5.525 |
1.839 |
5.137 |
Waarvan externe inhuur |
692 |
1.064 |
372 |
1.195 |
Waarvan overige personele kosten |
– |
81 |
81 |
480 |
– Materiële kosten |
5.964 |
5.592 |
– 372 |
5.506 |
Waarvan apparaat ICT |
– |
3.011 |
3.011 |
2.610 |
Waarvan bijdrage aan SSO's |
– |
– |
– |
– |
Waarvan overige materiele kosten |
5.964 |
2.581 |
– 3.383 |
2.896 |
Rentelasten |
– |
– |
– |
|
Afschrijvingskosten |
1.300 |
831 |
– 469 |
988 |
– Immaterieel |
800 |
808 |
8 |
964 |
– Materieel |
500 |
23 |
– 477 |
24 |
– Waarvan apparaat ICT |
250 |
|||
Overige lasten |
– |
2.154 |
2.154 |
3.291 |
– Dotaties voorzieningen |
378 |
378 |
960 |
|
– Bijzondere lasten |
1.776 |
1.776 |
2.331 |
|
Totaal lasten |
11.642 |
15.247 |
3.605 |
16.597 |
Saldo van baten en lasten |
– |
27 |
27 |
– 1.109 |
Toelichting
Baten
Omzet moederdepartement
De voornaamste bate van DHC bestaat uit de vergoeding door de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt (Wm) voor het aantal gerealiseerde zaken. Deze vergoeding wordt in principe bepaald door de gerealiseerde aantallen geschilzaken respectievelijk redelijkheiduitspraken te vermenigvuldigen met het tarief per soort zaak. Met betrekking tot huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen is in 2015 (net als in 2013 en 2014) in overeenstemming met de opdrachtgever afgeweken van deze systematiek in verband met het ontbreken van meerjarige ervaringscijfers over de uitvoeringskosten. Met de opdrachtgever is afgesproken dat deze op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten vergoed worden. Deze vergoeding is verantwoord onder de bijzondere baten. Over 2015 is de opbrengst derhalve als volgt berekend:
Soort zaak |
Aantal zaken |
Tarief |
Vergoeding |
---|---|---|---|
Huurprijsgeschillen |
5.222 |
€ 1.231 |
€ 6.428.282 |
Servicekostengeschillen |
2.410 |
€ 1.532 |
€ 3.692.120 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen |
2.176 |
n.v.t. |
n.v.t. |
Huurverhogingsgeschillen op grond van punten |
1.005 |
€ 1.319 |
€ 1.325.595 |
Redelijkheid huurprijzen1 |
339 |
€ 783 |
€ 265.437 |
WOHV-geschillen2 |
12 |
€ 10.809 |
€ 129.708 |
Totaal |
11.164 |
€ 11.841.142 |
|
In offerte vermelde verlaging van vergoeding i.v.m. IAH-leges en bijdrage uit eigen vermogen DHC |
– € 425.142 |
||
In rekening te brengen bij opdrachtgever |
€ 11.416.000 |
||
Toegezegd en bevoorschot in 2015 |
– € 11.416.000 |
||
Nog te ontvangen |
€ 0 |
De totale productie was 3,5% lager dan verwacht, zoals blijkt uit de volgende tabel. Teneinde aan te sluiten bij het beschikbare budget van de opdrachtgever, is in de offerte een verlaging aangebracht ten laste van het eigen vermogen. Deze verlaging is aangepast in het licht van de lagere productie, waardoor deze lagere productie niet leidt tot een lager bij de opdrachtgever in rekening te brengen bedrag dan het toegezegde en bevoorschotte bedrag.
Soort zaak |
Verwachting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil (2–1) |
---|---|---|---|
Huurprijsgeschillen |
4.800 |
5.222 |
422 |
Servicekostengeschillen |
1.900 |
2.410 |
510 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen |
2.275 |
2.176 |
– 99 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van punten |
2.300 |
1.005 |
– 1.295 |
Redelijkheid huurprijzen1 |
280 |
339 |
59 |
WOHV-geschillen2 |
20 |
12 |
– 8 |
Totaal |
11.575 |
11.164 |
– 411 |
De lagere totale productie hangt samen met de lagere instroom dan verwacht, die zich vooral bij huurprijs- en huurverhogingsgeschillen voordeed, zoals blijkt uit de volgende tabel.
Soort zaak |
Verwachting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil (2–1) |
---|---|---|---|
Huurprijsgeschillen |
5.580 |
4.932 |
– 648 |
Servicekostengeschillen |
1.700 |
2.310 |
610 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen |
2.275 |
1.832 |
– 443 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van punten |
2.308 |
623 |
– 1.685 |
Redelijkheid huurprijzen* |
286 |
260 |
– 26 |
WOHV-geschillen# |
22 |
12 |
– 10 |
Totaal |
12.171 |
9.969 |
– 2.202 |
Omzet derden
De opbrengst van de leges is lager dan bij de vastgestelde en bijgestelde begroting geraamd is. Dit is veroorzaakt door een gemiddeld genomen lager legesbedrag per veroordeling dan verwacht. In deze opbrengst zijn de in 2015 verleende legesvrijstellingen verwerkt.
Bijzondere baten
In de openingsbalans van DHC per 1 januari 2010 is een schuld aan het toenmalige moeder-departement VROM opgenomen die betrekking had op de waarde van het op dat moment bij DHC aanwezige onderhanden werk (=verzoeken in behandeling). In de balans per 31 december 2014 was dit bedrag ad € 1.035.000,– verantwoord onder de post «Nog te betalen». In 2015 is vastgesteld dat in de financiële administratie van het huidig moederdepartement BZK geen hiermee samenhangende vordering op DHC is opgenomen. Geconcludeerd is dat daarmee de basis voor deze schuld niet aanwezig is. De post «Nog te betalen» is derhalve met genoemd bedrag gecorrigeerd, en de verlaging van deze post moet beschouwd worden als een bijzondere bate.
Ten behoeve van een aantal specifieke projecten heeft het moederdepartement in eerdere jaren specifieke bijdragen toegezegd en bij wijze van voorschot betaald. Jaarlijks wordt de definitieve hoogte van deze bijdragen bepaald en (na afloop van het desbetreffend jaar in rekening gebracht) op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten (zie lasten).
Lasten
Apparaatskosten: personele kosten
De personele kosten waren hoger dan aanvankelijk begroot, maar lager dan vermeld in de bijgestelde begroting en eveneens lager dan in 2014. Door de lagere instroom van huurverhogingsgeschillen dan verwacht, was de noodzaak om externe medewerkers in te schakelen minder groot dan ten tijde van de voorbereiding van de bijgestelde begroting werd verwacht; de omvang van deze instroom wordt pas medio van het jaar zichtbaar, in samenhang met de gebruikelijke huursverhogingsdatum van 1 juli.
Apparaatskosten: materiële kosten
De materiële kosten waren in 2015 lager dan aanvankelijk begroot en eveneens lager dan in 2014, maar hoger dan vermeld in de bijgestelde begroting. Tegenover lagere overige materiële kosten ten opzichte van de bijgestelde begroting, stonden hogere ICT-kosten. Deze zijn veroorzaakt door hogere beheers-kosten, mede als gevolg van de aanpassingen die in 2015 in het ICT-systeem van DHC zijn doorgevoerd ter verbetering van de digitale dienstverlening aan huurder en verhuurder.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten zijn achtergebleven bij hetgeen geraamd is omdat de investeringen lager waren dan geraamd.
Dotaties voorzieningen
De voorzieningen zijn verhoogd in verband met de verwachte kosten in de periode 2016 en latere jaren als gevolg van de reorganisaties.
Bijzondere lasten
In 2015 zijn kosten gemaakt voor het verbeteren van de website van de Huurcommissie, de verbetering van de digitale dienstverlening en de behandeling van huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen. Ook de waardevermindering van onderhanden werk en een aantal correcties is onder deze post verantwoord.
Saldo van baten en lasten
Het resultaat in de vorm van een positief saldo van € 0,027 mln. wijkt niet substantieel af van hetgeen was geraamd in de vastgestelde begroting.
Balans 2015 |
Balans 2014 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële activa |
1.307 |
2.035 |
Materiële activa: |
81 |
86 |
– Grond en gebouwen |
47 |
0 |
– Installaties en inventarissen |
34 |
84 |
– overige materiële vaste activa |
0 |
2 |
Voorraden |
2.005 |
2.239 |
Debiteuren |
376 |
975 |
Nog te ontvangen |
81 |
37 |
Liquide middelen |
4.282 |
6.997 |
Totaal activa |
8.132 |
12.369 |
Passiva |
||
Eigen vermogen: |
735 |
890 |
– exploitatiereserve |
708 |
1.999 |
– onverdeeld resultaat |
27 |
– 1.109 |
Voorzieningen |
2.245 |
2.748 |
Leningen bij het MvF |
0 |
0 |
Crediteuren |
354 |
111 |
Nog te betalen |
4.798 |
8.620 |
Totaal passiva |
8.132 |
12.369 |
Toelichting
Activa
Immateriële activa
De immateriële activa bestaan uit aangeschafte software en het Themis bedrijfssoftwarepakket dat in opdracht van de Huurcommissie door derden in 2010 is ontwikkeld en in januari 2011 in gebruik is genomen. Op bedragen van de post Themis wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname, dus vanaf 2011. De investering in 2015 betreft verdere verbeteringen van Themis.
Materiële activa
De materiële activa bestaan uit inventaris, hardware, installaties en verbouwingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan aan het kantoor Den Haag en de DHC-ruimte in het Havengebouw te Amsterdam. DHC huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa. Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn.
Voorraden
Dit betreft het onderhanden werk.
Debiteuren
Deze post heeft voornamelijk betrekking op nog te ontvangen leges van huurders en verhuurders die een verzoek tot behandeling van een huurgeschil hebben ingediend en van huurders en verhuurders die (geheel of gedeeltelijk) in het ongelijk zijn gesteld en als niet-indiener deze leges niet als voorschot hadden betaald en derhalve veroordeeld zijn tot het betalen van leges. In totaal gaat het daarbij om € 341.000 in de categorie «derden». Daarnaast betreft het een bedrag van € 27.000 van nog te ontvangen bedragen van andere Ministeries in verband met detacheringen.
Passiva
Eigen vermogen
Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat over 2015. De exploitatiereserve is in 2015 gemuteerd door verwerking van het onverdeeld resultaat 2014 en de afdracht aan het moederdepartement van het surplus van het eigen vermogen.
Na toevoeging van het onverdeeld resultaat 2015, bedraagt het eigen vermogen € 0,728 mln. Daarmee is de omvang van het eigen vermogen gebleven onder het in de Regeling agentschappen vermelde maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet in de jaren 2013–2015; dit maximum bedraagt € 0,758 mln.
Voorzieningen
De voorzieningen die op de balans staan, betreffen kosten in verband met de reorganisaties in 2009 en 2012 en onzekere legesontvangsten.
Bestemming |
Stand per 1-1-2015 |
Onttrekking |
Vrijval |
Dotatie |
Saldo per 31-12-2015 |
---|---|---|---|---|---|
Reorganisatie 2009: |
|||||
• Herplaatsers |
316 |
98 |
51 |
0 |
167 |
Reorganisatie 2012: |
|||||
• Herplaatsers |
1.637 |
257 |
0 |
240 |
1.620 |
• Maatwerkafspraken |
673 |
446 |
0 |
138 |
365 |
Legesontvangsten |
122 |
12 |
17 |
0 |
, 93 |
Totaal |
2.748 |
813 |
68 |
378 |
2.245 |
Crediteuren
Dit betreft in 2015 ontvangen maar per ultimo 2015 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2015. Deze crediteuren betreffen derden.
Nog te betalen
Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten, vooruitontvangen vergoedingen door de opdrachtgever alsmede verplichtingen jegens het personeel (x € 1.000):
* moederdepartement 3.221
* derden 1.577
* totaal 4.798
Kasstroomoverzicht over 2015
Vastgestelde begroting (1) |
Realisatie (2) |
Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen |
3.340 |
6.997 |
3.657 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) |
+13.873 |
|||
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) |
– 15.892 |
|||
2. |
Totaal operationele kasstroom |
1.300 |
– 2.019 |
– 3.319 |
Totaal investeringen (–/–) |
– 1.300 |
– 98 |
1.202 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
– |
– |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 1.300 |
– 98 |
1.202 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
– 416 |
– 598 |
– 182 |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
– |
– |
|
Aflossingen op leningen (–/–) |
– |
– |
– |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
– |
– |
– |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 416 |
– 598 |
– 182 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2015 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €. |
2.924 |
4.282 |
1.358 |
Toelichting
In 2015 is geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. De uitgaven voor de investeringen (in ICT) konden worden gefinancierd uit de liquide middelen.
Het saldo liquide middelen is ten opzichte van de beginbalans gedaald. Dit is in de eerste plaats veroorzaakt doordat activiteiten zijn gefinancierd uit in eerdere jaren ontvangen voorschotten. In de tweede plaats zijn aan het moederdepartement twee eenmalige uitkeringen gepleegd. De ene had betrekking op het surplus van het eigen vermogen per ultimo 2014 ad € 182.000, dat conform de Regeling agentschappen uitgekeerd is aan de eigenaar. De andere uitkering had betrekking op de laatste tranche van de vergoeding voor de overgenomen inventaris bij de start van DHC als agentschap.
Omschrijving generiek deel |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
|||
---|---|---|---|---|---|
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2015 |
|
% huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden |
– |
58% |
63% |
77% |
90% |
% servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden |
57% |
68% |
70% |
72% |
90% |
% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden |
– |
99% |
96% |
88% |
90% |
% WOHV-geschillen afgerond binnen 3 maanden |
– |
44% |
35% |
25% |
90% |
FTE-totaal (excl. Externe inhuur) |
62 |
65 |
66 |
70 |
69 |
Saldo van baten en lasten (%) |
– 15% |
– 10% |
– 7% |
0% |
0% |
Doorlichting uitgevoerd in: 2014 |
Toelichting
Doorlooptijden
De afgelopen jaren heeft DHC stappen gezet om deze doorlooptijden te verkorten. In 2015 is 88% van de huurverhogingsgeschillen (inclusief de inkomensafhankelijke geschillen) binnen vier maanden afgehandeld. Dit percentage ligt vlak bij de norm van 90%. Daarentegen is zowel bij de reguliere huurprijsgeschillen als bij de servicekostengeschillen de norm van 90% afhandeling binnen vier respectievelijk 5 maanden nog te ambitieus gebleken. Er zijn verschillende factoren die de doorlooptijd van een zaak negatief beïnvloeden. Deze factoren kunnen zowel extern als intern zijn bepaald. Zo komt het regelmatig voor dat een van de betrokken partijen een onderzoek in de woning en/of een hoorzitting afzegt. Omdat de zaak dan opnieuw moet worden ingepland, in overleg met beide partijen, vertraagt de doorlooptijd (extern bepaald).
Personeel
Het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren is geen doelmatigheidsindicator, maar een kengetal.
Integrale kostprijzen
Op basis van de werkelijke kosten over 2015 en de werkelijke aantallen afgehandelde zaken, zijn de integrale kostprijzen per product bepaald.
Integrale kostprijzen |
Raming |
Realisatie |
---|---|---|
Geschil Huurprijs en huurverhoging |
€ 1.371 |
€ 1.411 |
Geschil Servicekosten |
€ 1.714 |
€ 1.639 |
Verklaring redelijkheid huurprijs |
€ 783 |
€ 753 |
WOHV-geschillen |
€ 10.909 |
€ 8.828 |
De gerealiseerde integrale kostprijzen van de behandeling van huurprijs- en huurverhogingsgeschillen op grond van punten is bijna 3 procent hoger dan de geraamde kostprijs. Dit komt doordat het totaal aantal afgewikkelde geschillen van deze categorieën lager was dan verwacht: 6.227 versus 7.100. De vaste kosten van DHC, waarvan de hoogte niet wordt beïnvloed door het aantal afgewikkelde geschillen, moesten derhalve worden toegerekend aan een lager aantal geschillen van deze categorieën. Bij de servicekostengeschillen en verzoeken van de Belastingdienst over de redelijkheid van huurprijzen was het omgekeerde het geval: doordat de productie hoger was dan geraamd, konden de vaste kosten aan meer zaken worden toegerekend.
Bij de WOHV-geschillen ging de lagere productie dan geraamd (als gevolg van een lagere instroom dan verwacht) gepaard met lagere variabele kosten, als gevolg waarvan de kostprijs lager was dan geraamd.
Activa |
31-12-’15 |
31-12-’14 |
Passiva |
31-12-’15 |
31-12-’14 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1) |
Uitgaven ten laste van de begroting 2015 |
4.265.693 |
3.687.093 |
2) |
Ontvangsten ten gunste van de begroting 2015 |
973.735 |
653.994 |
|
3) |
Liquide middelen |
286 |
1 |
|||||
4) |
Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding |
0 |
0 |
4a) |
Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding |
3.271.882 |
3.016.352 |
|
5) |
Rekening-courant RHB Begrotingsreserve |
335.341 |
50.000 |
5a) |
Begrotingsreserves |
335.341 |
50.000 |
|
6) |
Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen) |
5.289 |
3.765 |
7) |
Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden) |
25.651 |
20.513 |
|
8) |
Kas-transverschillen |
0 |
0 |
|||||
Subtotaal |
4.606.609 |
3.740.859 |
4.606.609 |
3.740.859 |
||||
9) |
Openstaande rechten |
14.565 |
17.318 |
9a) |
Tegenrekening openstaande rechten |
14.565 |
17.318 |
|
10) |
Extra-comptabele vorderingen |
630 |
2.026 |
10a) |
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen |
630 |
2.026 |
|
11a) |
Tegenrekening extra-comptabele schulden |
314 |
210 |
11) |
Extra-comptabele schulden |
314 |
210 |
|
12) |
Voorschotten |
257.469 |
288.920 |
12a) |
Tegenrekening voorschotten |
257.469 |
288.920 |
|
13a) |
Tegenrekening garantie-verplichtingen |
171 |
356 |
13) |
Garantieverplichtingen |
171 |
356 |
|
14a) |
Tegenrekening openstaande verplichtingen |
217.316 |
330.351 |
14) |
Openstaande verplichtingen |
217.316 |
330.351 |
|
15) |
Deelnemingen |
0 |
0 |
15a) |
Tegenrekening deelnemingen |
0 |
0 |
|
TOTAAL |
5.097.074 |
4.380.040 |
TOTAAL |
5.097.074 |
4.380.040 |
TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2015 (XVIII)
Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2015
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2015 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 3. Liquide middelen
De post liquide middelen is opgebouwd uit de contante gelden aanwezig bij de kasbeheerder.
Centraal Fonds Volkshuisvesting |
285.555 |
---|---|
Totaal |
285.555 |
Het saldo van deze rekening bevat grotendeels de ontvangsten van de openstaande vorderingen op Vestia Deze vorderingen waren oorspronkelijk € 294.104,35. De overige posten zijn uitgaven en ontvangsten die voor een deel nog moeten worden verrekend met het agentschap ILT (dat een deel van de taken van het CFV heeft overgenomen) en voor een deel nog met de begrotingsreserve voor de sanering.
Ad 4a. Rekening-courant RHB
Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement. De volgende Rekening-courantverhouding is opgenomen in de balans:
Rekening-courant FIN/RHB |
3.271.881.777 |
---|---|
Totaal |
3.271.881.777 |
Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk XVIII.
Ad 5. en 5a. Begrotingsreserves
De post begrotingsreserves is als volgt opgebouwd:
a) Rekening-courant Begrotingsreserve NHG |
50.000.000 |
---|---|
b) Rekening-courant Fonds sanering WoCo's |
278.624.011 |
c) Rekening-courant Fonds Projecsteun WoCo's |
6.716.801 |
Totaal |
335.340.812 |
Risicovoorziening ten behoeve van garantieregelingen
Ad a): In 2011 is de begrotingsreserve Nationale Hypotheekgarantie (NHG) gevormd. Het doel hiervan is een reservering van middelen ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW).
Reguliere begrotingsreserves
Ad b) en c): Per 1 juli 2015 is de herziene Woningwet van kracht geworden. Hierin is ondermeer geregeld dat de taak voor sanering en projectsteun van woningcorporaties onder direct gezag van de Minister voor Wonen en Rijksdienst (W&R) komt te liggen. Tot 1 juli 2015 was deze taak toebedeeld aan het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV). Bij de overdracht van deze taak zijn tevens de fondsmiddelen voor sanering- en projectsteun overgekomen naar de begroting voor W&R (respectievelijk € 287,4 mln. en € 6,7 mln.) en gestort in de begrotingsreserve voor sanerings- en projectsteun aan woningcorporaties
De uitvoerende taken (exclusief de fondsmiddelen) voor de sanering heeft de Minister voor W&R gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).
Ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)
Het bedrag aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:
a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten |
5.282.204 |
---|---|
b) Te vorderen van Ministeries en derden |
6.556 |
Totaal |
5.288.760 |
Ad a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten
Het bedrag betreft de RVOB en bestaat voornamelijk uit over te boeken bedragen (€ 2 mln.), te vorderen OZB belasting op benzinemaatschappijen (€ 0,6 mln.) en te verrekenen bodemkosten (€ 1,9 mln.).
Ad b) Te vorderen van Ministeries en derden
Het bedrag betreft het saldo van de nog af te wikkelen posten van het Centraal Fonds Volkshuisvesting.
Ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)
Het bedrag aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:
a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten |
25.383.240 |
---|---|
b) Te betalen aan Ministeries en derden |
267.550 |
Totaal |
25.650.790 |
Ad a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten
Dit bedrag betreft de financiële verantwoordingen tot en met 31 december 2015 van het RVOB
(€ 25,4 mln.). Dit saldo bestaat voornamelijk uit onbeheerde nalatenschappen (€ 2,3 mln.), af te dragen omzetbelasting (€ 1,9 mln.) en diverse nog door te betalen bedragen (€ 20,2 mln.).
Ad b) Te betalen aan Ministeries en derden
Dit bedrag betreft te betalen bedragen aan onderdelen van het eigen Ministerie.
Ad 9. Openstaande rechten
Ad 9a. Tegenrekening openstaande rechten
Het saldo per 31 december 2015 wordt hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:
Ontstaansjaar |
|
---|---|
t/m 2011 |
965.924 |
2012 |
314.425 |
2013 |
646.460 |
2014 |
410.860 |
2015 |
12.227.226 |
Totaal |
14.564.895 |
Het saldo bestaat voornamelijk uit vorderingen met betrekking tot:
• ingebruikgevingen in het kader van huur en vergelijkbaar gebruik;
• gebruik voor/i.v.m baggeren/storten;
• uitgifte in erfpacht en andere agrarische gebruiksrechten;
• overige gebruiksregelingen.
Dit voor een bedrag van in totaal (€ 12,7 mln.).
Daarnaast bevat het saldo een bedrag van € 1,3 mln. aan voorlopig buiten invordering gestelde bedragen.
Een groot deel van de vorderingen zijn in december gefactureerd (jaar facturatie), waarvan de meesten in januari 2016 worden ontvangen.
Ad 10. Extra-comptabele vorderingen
Ad 10a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen
Het saldo per 31 december 2015 wordt hieronder per ontstaansjaar en artikel gespecificeerd:
Ontstaansjaar |
|
---|---|
2014 |
1.951 |
2015 |
627.222 |
Totaal |
629.173 |
Artikel |
Omschrijving |
(Bedragen in €) |
---|---|---|
1 |
Woningmarkt |
563.020 |
2 |
Woonomgeving en bouw |
56.814 |
3 |
Kwaliteit Rijksdienst |
9.339 |
Totaal |
629.173 |
Toelichting:
Artikel 1: Woningmarkt
Het saldo betreft vorderingen in het kader van de Eigen Woningregelingen (EW) en de Wet Bevordering Eigenwoningbezit (BEW, € 0,26 mln.). Deze vorderingen ontstaan als, op grond van wijziging van de berekeningsgegevens, uitbetaalde bijdragen achteraf worden verlaagd. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Tevens bevat het saldo een bedrag aan nog te ontvangen bedragen (€ 0,26 mln.), in beheer bij het RVOB.
Artikel 2: Woonomgeving en bouw
Het openstaand saldo bestaat uit een vordering ontstaan als gevolg van een vaststelling van een subsidie aan derden (€ 0,02 mln.) alsmede uit twee vorderingen welke in beheer zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) (€ 0,04 mln.).
Artikel 3: Kwaliteit Rijksdienst
Dit bestaat uit vorderingen van het Bureau Algemene Bestuursdienst vanwege Inter Collegiale Consultatie (€ 0,01 mln.).
Ad 11. Extra-comptabele schulden
Ad 11a. Tegenrekening Extra-comptabele schulden
Kasbeheerder RVOB |
313.333 |
---|---|
Totaal |
313.333 |
Dit betreft een aantal voorwaardelijke ontvangsten van koopsommen met betrekking tot de toekomstige verkopen van een aantal panden.
Ad 12. Voorschotten
Ad 12a. Tegenrekening voorschotten
De saldi van de per 31 december 2015 openstaande voorschotten en van de in 2015 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:
Correctie toewijzing |
stand |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|
Ontstaansjaar |
Stand EB2014 |
afgerekend |
Stand per 1/1 |
Opgeboekt |
Afgeboekt |
31-12-2015 |
2011 |
55.285.125 |
0 |
55.285.125 |
0 |
– 35.961.420 |
19.323.705 |
2012 |
50.693.793 |
0 |
50.693.793 |
0 |
– 2.925.152 |
47.768.641 |
2013 |
73.914.024 |
– 21.887.988 |
52.026.036 |
0 |
– 11.726.080 |
40.299.956 |
2014 |
109.026.844 |
21.887.988 |
130.914.833 |
0 |
– 54.846.271 |
76.068.562 |
2015 |
0 |
0 |
0 |
74.956.398 |
– 949.091 |
74.007.307 |
Totaal |
288.919.786 |
0 |
288.919.787 |
74.956.398 |
– 106.408.014 |
257.468.171 |
De saldi van de per 31 december 2015 openstaande voorschotten worden hieronder per artikel gespecificeerd:
Artikel: |
Omschrijving |
Bedragen in € |
---|---|---|
Artikel 1 |
Woningmarkt |
98.231.821 |
Artikel 2 |
Woonomgeving en bouw |
134.625.722 |
Artikel 3 |
Kwaliteit Rijksdienst |
6.260.628 |
Artikel 6 |
Uitvoering Rijksdienst |
18.350.000 |
Totaal: |
257.468.171 |
Toelichting:
Artikel 1: Woningmarkt
In het regeerakkoord van 2012 is door het rijk € 20 mln. uitgetrokken om gemeenten en provincies financieel te ondersteunen bij het verstrekken van startersleningen. Deze bijdrage is verstrekt aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVN). In aanvulling op het voorschot 2012, is in 2013 een voorschot van € 30 mln. verstrekt. Daarmee komt het totaal aan openstaande voorschotten aan SVN op € 50 mln., die in 2017 zullen worden afgerekend.
Voor de afhandeling van de huurprijsonderzoeken ontvangt de Huurcommissie jaarlijks een budget van de directie Woningmarkt dat in de vorm van een voorschot wordt verstrekt. Tot december 2015 bedroeg het saldo circa € 16,1 mln.
Verder zijn in 2015 en eerder aan Platform 31 en haar voorgangers (o.a. NICIS) diverse voorschotten verleend voor circa € 23,7 mln. Aan overige kennisinstellingen (o.a. NWO, CBS, EUKN) zijn voorschotten verleend voor circa € 5,3 mln. De voorschotten zijn verleend voor het uitvoeren van hun werkprogramma’s en het doen van meerjarig onderzoek op het terrein van wonen.
Artikel 2: Woonomgeving en bouw
Op dit artikel staan voor € 18,5 mln. voorschotten open voor de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan RVO.nl voor de jaren 2011 tot en met 2015. Daarnaast staat een voorschot van circa € 13 mln. open ten behoeve van het Nationaal Restauratiefonds, dat in 2016 zal worden afgerekend.
Aan de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) is een voorschot verleend van € 50 mln. ten behoeve van de financiering van het treffen van energiebesparende maatregelen door particulieren. Voorts is in het kader van energiebesparing in de gebouwde omgeving een voorschot van € 10 mln. verleend aan de VNG. Daarnaast zijn er voorschotten ad € 16,5 mln. verstrekt voor het uitvoeren van het meerjarige programma Energiesprong.
Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen de voorschotten met betrekking tot het programma Energiesprong in 2016 worden afgewikkeld. De overige voorschotten zullen in 2017 en latere jaren afgewikkeld worden.
Aan NEPROM zijn voorschotten van in totaal € 1,5 mln. verleend voor het kennisoverdracht- en stimuleringsprogramma energiebesparing nieuwbouw.
Het merendeel van de overige voorschotten op het gebied van energiebesparing, bouwkwaliteit en woningbouw zijn in 2013 en eerdere jaren verstrekt aan gesubsidieerde projecten (waaronder aan CENCO € 0,6 mln. voor de uitvoeringsagenda bouw- en onderzoeksopdrachten). Verder zijn voorschotten verstrekt tot € 0,9 mln. voor het bevorderen van de woonomgeving op de BES-eilanden. Deze programma’s lopen meerjarig door en zullen in de periode 2015–2017 worden verantwoord en afgewikkeld.
Artikel 3: Kwaliteit Rijksdienst
De openstaande voorschotten hebben betrekking op voorschotten verstrekt aan de Stichting A&O Fonds in 2014 en 2015, € 3,4 mln. per jaar, ten behoeve van arbeidsmarktprojecten. Verder zijn aan de Stichting ICTU voorschotten verstrekt ten behoeve van verschillende projecten (€ 0,4 mln.). Het voorschot aan A&O Fonds voor 2014 is in het 4e kwartaal 2015 afgerekend. Daarnaast zijn aan Logius twee voorschotten verstrekt voor de uitvoering van projecten (€ 2,1 mln.). Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen de voorschotten voor A&O Fonds 2015 en de ICTU in de loop van 2016 worden afgewikkeld.
Ad 13. Garantieverplichtingen
Ad 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen
Het bedrag aan garantieverplichtingen is als volgt opgebouwd:
Verplichtingen per 1/1 |
355.667 |
|
---|---|---|
Aangegane verplichtingen in 2015 |
0 |
|
355.667 |
||
Tot betaling gekomen in 2015 |
0 |
|
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren |
185.499 |
|
185.499 |
||
Garantieverplichtingen Binnen Begrotingsverband |
170.168 |
De garanties betreffen Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.
Er zijn ultimo december 2015 nog 2 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,05 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2015 bedraagt € 0,17 mln.
Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen
Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers.
Dit beroep is in beginsel ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.
Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend. Per 1 juli 2015 is, met de inwerkingtreding van de herziene woningwet, de saneringstaak overgegaan van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) naar BZK. De Minister heeft de saneringstaak op hetzelfde moment gemandateerd aan het WSW.
De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaal-bedrag aan obligo’s is € 3,2 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is nagenoeg nihil.
In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW:
Kengetallen stichting WSW (x € 1 mln.) |
jaar 2015 |
jaar 2014 |
jaar 2013 |
jaar 2012 |
jaar 2011 |
---|---|---|---|---|---|
Gegarandeerde leningen |
83.800 |
85.100 |
86.200 |
87.400 |
86.300 |
Eigen vermogen WSW |
521 |
494 |
496 |
489 |
477 |
Obligoverplichtingen |
3.200 |
3.200 |
3.200 |
3.300 |
3.200 |
Garantievermogen |
3.721 |
3.694 |
3.696 |
3.789 |
3.697 |
Totaal aan schadebetalingen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Bron: jaarrekening WSW 2014/2013/2012/2011 en voorlopige cijfers 2015
Het WSW heeft tot op heden uit hoofde van haar borgstellingsfunctie nooit schadebetalingen gedaan. Belangrijke reden hiervan is dat aan financieel noodlijdende corporaties saneringssteun is gegeven voordat ze niet meer konden voldoen aan hun betalingsverplichtingen en de borgstelling van het WSW zou kunnen worden aangesproken.
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.
In 2015 is het aantal verliesdeclaraties met 6 procent afgenomen ten opzichte van 2014. De afname concentreerde zich in de tweede helft van het jaar en wordt met name toegeschreven aan de aantrekkende woningmarkt. Het garantievermogen van de stichting is ultimo 2015 toegenomen naar € 880 mln. Dit is toe te schrijven aan een toename van het aantal nieuwe garanties en de afname van het aantal verliesdeclaraties. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2016–2020 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.
In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van het WEW:
Kengetallen stichting WEW (x € 1 mln.) |
jaar 2015 |
jaar 2014 |
jaar 2013 |
jaar 2012 |
jaar 2011 |
---|---|---|---|---|---|
Totaal aan gegarandeerde leningen |
187.000 |
176.000 |
163.800 |
154.000 |
136.207 |
Garantievermogen |
880 |
808 |
778 |
786 |
729 |
Totaal aan schadebetalingen |
145,4 |
176,5 |
158,8 |
112,0 |
60,9 |
Bronnen: jaarrekening WEW 2014/2013/2012/2011 en 4e kwartaalbericht 2015. 2015: voorlopige cijfers
Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf
Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Vanaf die datum heeft Wonen en Rijksdienst zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf. Deze is gemaximeerd tot een bedrag van € 207 mln. (het vorderingenplafond). Ultimo 2015 heeft Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf na herwaardering van de post Onderhanden Werk in verband met de verwachte verliezen op deze projecten een vordering van € 86,5 mln. op het moederdepartement opgenomen.
Als dit daadwerkelijk leidt tot een betaling van Wonen en Rijksdienst aan het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).
Ad 14. Openstaande verplichtingen
Ad 14a. Tegenrekening openstaande verplichtingen
Verplichtingen per 1/1 |
330.350.319 |
||
Aangegane verplichtingen in 2015 |
4.245.299.788 |
+/+ |
|
4.575.650.107 |
|||
Tot betaling gekomen in 2015 |
4.265.690.446 |
||
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren |
92.643.978 |
||
4.358.334.424 |
–/– |
||
Verplichtingen Binnen Begrotingsverband |
217.315.683 |
Naam organisatie |
RWT |
ZBO |
Functie |
Begrotingsartikel |
Financiering (realisatiecijfers) |
(x € 1.000,-) |
Verwijzing (URL-link) |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Begroting |
Premies |
Tarieven |
naar website RWT/ZBO |
|||||
Bureau Architectenregister |
x |
x |
Het beheren van het architectenregister. De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en landschap- en interieurarchitecten, het uitvoeren van de EU- architectenrichtlijn en consumentenbescherming. |
Artikel 6 «Uitvoering Rijksvastgoedbeleid" |
97 |
0 |
906 |
|
Huurcommissie |
x |
Onafhankelijk beslechten van geschillen tussen huurders en verhuurders over onderhoud, huurprijs en servicekosten van huurwoningen. Daarnaast het toetsen op verzoek van de Belastingdienst van de redelijkheid van de huurprijs bij aanvraag van huurtoeslag. |
Artikel 1 «Woningmarkt» |
1) |
0 |
0 |
||
Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting |
x |
x |
Het houden van financieel toezicht op corporaties en de sector als geheel. Daarnaast verstrekking van sanering- en projectsteun in het belang van de volkshuisvesting. |
Artikel 1 «Woning-markt» |
132 |
0 |
0 |
|
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen 2) |
x |
Het bevorderen van het eigenwoningbezit en kwaliteitsverbetering woning; de stichting is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de Nationale Hypotheek Garantie. |
Artikel 1 «Woning-markt» |
0 |
zie punt 3 van de toelichting |
zie punt 3 van de toelichting |
Toelichting
1) De bijdrage uit de begroting voor de kosten van het ZBO maakt deel uit van de bijdrage uit de begroting aan het agentschap DHC. Zie voor de totale realisatiecijfers de batenlastenparagraaf in dit jaarverslag
2) De Raad van State heeft op 17 december 2014 geoordeeld dat het WEW niet langer kwalificeert als bestuursorgaan. Om die reden is dit het laatste jaarverslag waarin de Stichting WEW in deze bijlage is opgenomen.
3) Op het moment van opstellen van dit overzicht was het nog niet mogelijk om voor het WEW aan te geven of een rechtmatigheidverklaring over het jaar 2014 is verkregen. Het betreft hier zowel rechtmatigheidverklaringen als verklaring van getrouwheid die voor 2013 zijn afgegeven.
Ook de realisatiecijfers van de financiering van het WEW uit premies of tarieven in 2014 waren bij het opstellen van dit overzicht nog niet bekend. In 2013 was er geen financiering uit premies of tarieven