Kamerstuk 34475-XVII-1

Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2015

Dossier: Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2015

Gepubliceerd: 18 mei 2016
Indiener(s): Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34475-XVII-1.html
ID: 34475-XVII-1

Nr. 1 JAARVERSLAG BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

Aangeboden 18 mei 2016

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2015 Totaal 2.902,6 (in EUR mln)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2015 Totaal 				  2.902,6 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2015 Totaal 103,6 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2015 Totaal 				  103,6 (in EUR mln)

Inhoudsopgave Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

A.

Algemeen

5

 

Aanbieding en dechargeverlening

5

 

Leeswijzer

7

     

B.

Beleidsverslag

10

 

Beleidsprioriteiten

10

 

Overzicht van beleidsdoorlichtingen

20

 

Overzicht risicoregelingen

21

     
 

Beleidsartikelen:

24

 

1. Duurzame handel en investeringen

24

 

2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

34

 

3. Sociale vooruitgang

40

 

4. Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

45

 

5. Versterkte kaders voor ontwikkeling

50

     
 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

54

     

C.

Jaarrekening

57

 

Verantwoordingsstaat

57

 

Saldibalans

58

 

WNT verantwoording 2015 Ministerie van Buitenlandse Zaken

68

     

D.

Bijlagen

69

 

1. Sanctiebeleid en malversaties

69

 

2. Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

73

 

3. Afkortingen

76

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) over het jaar 2015 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2015 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a) het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b) de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c) de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d) de betrokken saldibalans;

  • e) de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f) de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2015, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2015 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) toegelicht, waarbij een aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven.

Het jaarverslag 2015 vormt in principe een spiegel van de Memorie van Toelichting zoals deze op Prinsjesdag 2014 aan de Kamer is aangeboden.

De jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Door de Tweede Kamer is verzocht om in de departementale jaarverslagen aandacht te besteden aan het focusonderwerp «Tijd voor uitvoering van de hervormingstrajecten die in het jaar 2015 van start zijn gegaan» en om daarbij een aantal onderwerpen te behandelen. Omdat Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking niet specifiek is genoemd en er in 2015 geen hervormingstrajecten van start zijn gegaan, is hieraan geen extra aandacht besteed.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten, waarin wordt ingegaan op de prioriteiten van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking en de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2015. Daarnaast is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht van risicoregelingen.

Vervolgens is artikelsgewijs op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2015, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van het in 2015 afgeronde evaluatieonderzoek, waarbij met name wordt ingegaan op de beleidsdoorlichtingen.

Naar aanleiding van het Wetgevingsoverleg over de BHOS-begroting 2016 en de motie Smaling c.s. over het SMART formuleren van doelen wordt – binnen de kaders van Verantwoord Begroten en in overleg met het Ministerie van Financiën – bezien hoe in de BHOS-begroting 2017 meer aandacht kan worden besteed aan streefwaarden en prestatiegegevens. In dit jaarverslag is vooruitlopend hierop extra aandacht besteed aan de uitkomsten van de uitgevoerde beleidsdoorlichtingen en -evaluaties en de bereikte resultaten in 2015.

Kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren zijn – daar waar zinvol en haalbaar – naast en in de teksten bij de beleidsartikelen opgenomen om de voortgang op de doelstellingen van het beleidsprogramma te laten zien.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2015 opgenomen. Afwijkingen in de verplichtingen worden toegelicht als de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelniveau. Afwijkingen in de uitgaven worden toelicht indien de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelonderdeelniveau én de afwijking groter is dan EUR 2 miljoen. Waar nodig wordt verwezen naar de eerste of tweede suppletoire begroting.

Verschillen van politiek relevante mutaties, onder meer op de speerpunten van het BHOS-beleid (water, voedselzekerheid, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en vrouwenrechten, en veiligheid en rechtsorde), kunnen ook worden toegelicht wanneer zij niet aan het kwantitatieve criterium voldoen.

Bij het opstellen van de Ontwerpbegroting is meestal gekozen voor één financieel instrument, terwijl in de realisatie vaak meerdere financiële instrumenten zijn gebruikt. Voor de leesbaarheid van de tabellen zijn de uitgaven geplaatst bij het financiële instrument van de begroting en niet uitgesplitst volgens de daadwerkelijk gebruikte instrumenten. Alleen die financiële instrumenten die meer dan 3% van het artikelonderdeel vormen worden opgenomen in de financiële tabel. Daarom vormen in sommige gevallen de financiële instrumenten geen uitputtende opsomming per artikelonderdeel. Omdat de realisaties op instrumentniveau jaarlijks verschillen zijn deze voor eerdere jaren niet weergegeven. Vanwege de conversie van de begroting in 2012 worden de realisatiegegevens over het jaar 2011 niet in de tabellen opgenomen.

Conform de toezegging tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag en de slotwet 2012, worden opmerkelijke verschillen in de realisatie ten opzichte van de vastgestelde begroting (zoals gemeld in de HGIS-nota 2015, bijlage 5A) in het kader van de Meerjarige Strategische Plannen in partnerlanden toegelicht. Een toelichting op deze opmerkelijke verschillen is onder de betreffende beleidsartikelen opgenomen. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS-jaarverslag 2015.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening van BHOS en drie bijlagen: 1) het sanctiebeleid en malversaties (fraude), 2) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken en 3) de afkortingen. Voor de bijlage externe inhuur en het overzicht WNT verantwoording 2015 wordt verwezen naar het jaarverslag van het moederdepartement, Buitenlandse Zaken.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, de totstandkoming van de beleidsinformatie en de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. Bij de uitsplitsing van de begroting in 2013 in het begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken en het begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn in navolging van een verzoek van de Algemene Rekenkamer de verantwoordelijkheden van de ministers ten aanzien van de bedrijfsvoering expliciet vastgelegd. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering, met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. De belangrijkste reden voor deze splitsing is dat het merendeel van de projecten en programma's in het kader van Ontwikkelingssamenwerking worden uitgevoerd. Daarnaast is de huidige opzet van het activiteitenbeheer gestoeld op de afspraken die de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Tweede Kamer in 1998 heeft gemaakt over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van besteding van middelen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 860, nr. 2). Het voorschottenbeleid en beheer is daarom in het onderdeel financieel en materieelbeheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hoofdstuk XVII opgenomen.

Groeiparagraaf

De opzet van de beleidsartikelen is ten opzicht van het jaarverslag 2014 verder in lijn gebracht met de uitgangspunten van «verantwoord begroten». Hierbij is met name aandacht besteed aan de presentatie van de instrumenten in de budgettaire tabellen, waarbij de toelichtingen bij de financiële instrumenten zoveel mogelijk zijn gericht op de concrete beleidsinzet van de betreffende instrumenten.

HGIS jaarverslag

Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2015 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking. In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij ieder jaarverslag. Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII is meegenomen. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaringen.

B. BELEIDSVERSLAG

Het jaar 2015 was er een van uitersten. Enerzijds zette de vluchtelingen- en migratiecrisis de internationale en humanitaire gemeenschap zwaar onder druk. Het totaal aantal ontheemden bereikte een record: ruim 60 miljoen – het hoogste aantal sinds de Tweede Wereldoorlog. Meer dan 20 miljoen mensen gingen op de vlucht. Ruim de helft daarvan kwam uit Syrië, Afghanistan of Somalië. Meer dan anderhalf miljoen van hen vluchtte naar Europa. Onder hen waren er 58.800 die asiel aanvroegen in Nederland.

Aan de andere kant zijn er belangrijke afspraken gemaakt om mondiale vraagstukken en problemen aan te pakken. In september stelden de lidstaten van de Verenigde Naties (VN) een nieuwe wereldagenda voor duurzame ontwikkeling tot 2030 vast, de Global Goals. In december werden in Parijs 195 landen het eens over de vergaande ambitie om de opwarming van de aarde tot 1,5 graden celsius te beperken. Ook op handelsgebied werd vooruitgang geboekt, onder andere ten gunste van lage-inkomenslanden. Zo is ter afsluiting van de Doha-ronde in Nairobi besloten tot volledige afschaffing van de exportsubsidies in de landbouw.

Op het gebied van armoedebestrijding werden in 2015 belangrijke doelstellingen behaald. In oktober voorspelde de Wereldbank dat het aantal mensen dat leeft in extreme armoede in 2015 zal zijn gedaald tot onder de 9,6%. In 1990 was dat nog 37,1%. De daling is een historische mijlpaal en een spectaculaire afname. Ontwikkelingssamenwerking blijft echter nodig, gezien het feit dat in 2015 nog steeds ruim 700 miljoen mensen onder de extreme armoedegrens leefden van minder dan USD 1,90 per dag. Bovendien nam de ongelijkheid in de meeste lage- en middeninkomenslanden toe. Nederland besteedde in 2015 0,75% van zijn Bruto Nationaal Product (BNP) aan ontwikkelingssamenwerking.

Niet onbelangrijk was verdere afname van de groei van de wereldeconomie - de laagste groei sinds 2009. De lage groei was vooral te wijten aan de terugval in opkomende economieën, Rusland, Brazilië en vooral China. Maar ook politieke spanningen rond Oekraïne, het Midden-Oosten en Noord-Afrika hadden hierin een aandeel. Verder hebben landen die afhankelijk zijn van de export van energie en grondstoffen – waaronder een aanzienlijk aantal lage-inkomenslanden – last van lagere prijzen voor deze goederen. Diversificatie van hun economie is meer dan ooit nodig. Europa en de Verenigde Staten (VS) waren een positieve uitzondering op de situatie van markten met een dalende groei. Daar was sprake van economisch herstel. De lage groei van de wereldhandel had een beperkt effect op de Nederlandse uitvoer. De Nederlandse economie groeide in 2015 met 2,0% en kwam met dit percentage voor het eerst boven het niveau van 2008.

Met de gecombineerde agenda voor hulp, handel en investeringen zijn inspanningen op het gebied van inclusieve groei en ontwikkeling ondergebracht in één beleidsagenda. En terecht, want de uitdagingen van nu vragen om een geïntegreerde en coherente aanpak. Uitsluiting en een gebrek aan kansen en economisch perspectief liggen vaak ten grondslag aan migratie, instabiliteit en conflict. Handelsbevordering gecombineerd met capaciteitsversterking, of investeringen met extra aandacht voor uitgesloten of kwetsbare groepen zoals lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en interseksen (LHBTI), jongeren, minderheden en vrouwen leiden tot inclusieve groei die ten gunste komt van de gehele bevolking, leaving no one behind. Hiermee wordt gewerkt aan een duurzaam toekomstperspectief voor onder andere jongeren in lage- en middeninkomenslanden. Dit leidt op termijn tot meer stabiliteit, minder migratie en meer veiligheid.

Uitbannen extreme armoede

Humanitaire hulp en grondoorzaken migratie

Met 20 miljoen vluchtelingen en 58.800 asielaanvragen in Nederland eiste de vluchtelingen- en migratiecrisis een flexibele inzet van het kabinet, onder meer vanwege de sterk oplopende kosten voor asielopvang in 2015. De kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland worden toegerekend aan Official Development Assistance (ODA).

Tegelijkertijd wordt meer dan 90% van alle vluchtelingen opgevangen in de regio waar zij vandaan komen, waaronder in Jordanië, Libanon en Turkije. Vaak verblijven zij in opvangkampen zonder een fatsoenlijk onderkomen en basisvoorzieningen en zonder dat kinderen adequaat toegang hebben tot onderwijs. In 2015 verhoogde het kabinet daarom eenmalig het reguliere noodhulpbudget met EUR 110 miljoen voor extra hulp aan Syrië en opvang in de buurlanden. Ook zijn in 2015 meer middelen uit het in 2014 opgerichte Relief Fund ingezet dan in eerste instantie geraamd.

Naast acute humanitaire hulp zette het kabinet ook in op meer structurele opvang in gastlanden in de regio. Zo is de Nederlandse bijdrage aan onderwijsactiviteiten binnen noodhulpprogramma’s het afgelopen jaar geïntensiveerd. Onder andere het United Nations Children’s Fund (UNICEF) voert met steun van het kabinet (EUR 2,9 miljoen) een onderwijsprogramma in Libanon en Jordanië uit. Ook neemt Nederland actief deel aan de Champions Group on Education in Emergencies and Protracted Crises. Hiermee wordt voorkomen dat kinderen die in nood- en crisissituaties leven – zoals de vluchtelingen in Libanon en Jordanië – verstoken blijven van onderwijs met als gevolg een verlies aan toekomstperspectief en kans op uitbuiting en mogelijk radicalisering.

Een gebrek aan economisch perspectief is vaak een oorzaak van conflict en instabiliteit. Daarom lanceerde het kabinet het programma LEAD: Local Employment in Africa for Development. LEAD heeft vier nieuwe sub-programma’s opgeleverd in zeven Afrikaanse landen waar de migratieproblematiek het grootst is. De ambitie is met LEAD de komende drie jaar 15.000 banen te creëren. Daarnaast is binnen het Dutch Good Growth Fund (DGGF) geld gereserveerd voor het creëren van banen en het bevorderen van ondernemerschap van jongeren in Afrika. Het DGGF kende deze doelstelling al, maar er wordt nu (vanuit de nog niet gecommitteerde middelen) EUR 25 miljoen extra geoormerkt ingezet voor 18 landen in Noord-Afrika waar jeugdwerkloosheid een belangrijke grondoorzaak vormt van irreguliere migratie. Er worden leningen verstrekt aan Nederlandse ondernemers en maatschappelijke organisaties die willen investeren in die landen en aan intermediaire fondsen die zo kredieten beschikbaar stellen voor lokale ondernemers.

Op 11 en 12 november 2015 vond in Valletta een EU-Afrika Top over Migratie plaats. Mede op aandringen van Nederland worden nu daadwerkelijke partnerschappen met Afrikaanse landen gesloten. De nadruk binnen de partnerschappen ligt op sociaal-economische ontwikkeling, jeugdwerkgelegenheid, innovatie van opvang en op de bescherming en verbetering van de leefomstandigheden van vluchtelingen én gastgemeenschappen. Ook heeft het kabinet zich met succes gepositioneerd als trekker van het Regionale Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma (RDPP) – onderdeel van de integrale migratieaanpak in partnerschap met de landen in de Hoorn van Afrika.

Ontwikkelingsresultaten in Beeld

In 2015 werd ook via de speerpunten en prioritaire thema’s onverminderd geïnvesteerd in duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding en de grondoorzaken van migratie en instabiliteit. Uit de Kamerbrief Ontwikkelingsresultaten in Beeld (editie 2015, over behaalde resultaten in 2014) die op 5 november 2015 naar uw Kamer is gestuurd – blijkt goede voortgang. In 2015 zette het kabinet deze inspanningen binnen de speerpunten onverminderd voort. Over de resultaten hiervan zal uw Kamer in de tweede helft van 2016 middels de eerstvolgende Resultatenrapportage worden geïnformeerd.

Nieuwe afspraken en initiatieven

De nieuwe mondiale agenda voor duurzame ontwikkeling – de Global Goals – geeft de komende 15 jaar richting aan de internationale inspanningen en de inzet van het kabinet op het gebied van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. Het kabinet heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van de nieuwe agenda en zette met succes in op een stevige verankering van de Nederlandse speerpunten in de doelen. Met afspraken onder andere op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, gendergelijkheid, ongelijkheid, fragiele staten, verduurzamen van productie en consumptie, goed bestuur en vrede en multi-stakeholder partnerschappen met onder andere de private sector is dit een mooi resultaat.

De doelen zetten daarnaast in op een integrale én universele aanpak van mondiale uitdagingen, wat aansluit bij de inspanningen van Nederland, als covoorzitter van het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC), om te komen tot betere samenwerking tussen alle spelers (overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties) voor het behalen van de Global Goals.

Nieuwe inzichten tonen aan dat de uitbanning van extreme armoede alleen mogelijk is als de armste 40% van de bevolking meer dan gemiddeld profiteert van economische groei. Inclusieve ontwikkeling die iedereen bereikt is terecht de kern van de Global Goals. Nederland heeft zich hier sterk voor ingezet, en met resultaat: zo richt Doel 10 zich op vermindering van de ongelijkheid binnen en tussen landen.

In het kader van de groeiende ongelijkheid presenteerde het kabinet in september door middel van een Kamerbrief zijn visie op inclusieve ontwikkeling. De visie bevat een actieplan voor inclusieve ontwikkeling en groei, gericht op:

  • Werk voor vrouwen en jongeren: 10 acties gericht op werk en inkomsten voor kansarme Afrikaanse vrouwen en jongeren.

  • Dialoog voor verandering: 10 acties voor een steviger politieke dialoog met lage-inkomenslanden over inclusieve groei en ontwikkeling.

De eerste stappen van dit actieplan zijn in 2015 al in gang gezet. Zo lanceerde het kabinet in 2015 het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW)-programma waarmee voor de periode 2016–2020 EUR 95 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor investeringen in ondernemerschap en werkgelegenheid voor vrouwen, en voor programma’s die hun kansen op de arbeidsmarkt versterken. Ook heeft Nederland via actieve genderdiplomatie bijgedragen aan de totstandkoming van het nieuwe Europese Actieplan voor Gendergelijkheid en Empowerment van Vrouwen.

Tijdens de conferentie over Financing for Development (FfD) in Addis Abeba in juli 2015 zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van de Global Goals. Met het akkoord dat tijdens de conferentie werd bekrachtigd werd breed erkend dat private financiering, belastinginkomsten en innovatieve financieringsmechanismen van belang zijn voor het versterken van het verdienvermogen van lage-inkomenslanden en het behalen van de Global Goals.

Nederland maakte in 2015 voortgang bij het uitvoeren van de afspraken die tijdens FfD zijn gemaakt en stelde aan 23 lage-inkomenslanden voor om antimisbruikclausules op te nemen in de bilaterale belastingverdragen. Tijdens deze conferentie lanceerde Nederland ook het Addis Tax Initiative, samen met 17 andere donorlanden, 11 lage-inkomenslanden, 7 internationale organisaties en de Gates Foundation. Nederland verdubbelde daarmee de inzet van middelen op het vergroten van belastingcapaciteit in lage- en middeninkomenslanden, onder andere voor de training van belastinginspecteurs. Als gevolg van deze maatregelen worden deze landen zelf beter in staat gesteld om hun eigen ontwikkeling te financieren en duurzame stappen te zetten op het gebied van armoedebestrijding, behorende tot de kern van de gecombineerde agenda voor hulp en handel.

Bevorderen duurzame en inclusieve groei

Afspraken over handel en investeringen in relatie tot lage- en middeninkomenslanden

In 2015 kwamen de World Trade Organisation (WTO)-onderhandelingen in het kader van de Doha-Ontwikkelingsronde na jaren weer een stap verder. In Nairobi vond in december de 10e Ministeriële Conferentie (MC10) plaats. De conferentie leidde niet tot een afronding van de Doha-ronde. Desalniettemin is het gelukt de MC10 af te sluiten met een beperkt pakket aan maatregelen op het gebied van landbouw, en ten gunste van de minst ontwikkelde landen. Onder meer is besloten om exportsubsidies op het gebied van landbouw af te schaffen.

In 2015 drong Nederland in EU-verband regelmatig aan op het toetsen van het Europese (handels)beleid op de gevolgen voor lage-inkomenslanden. Mede op initiatief van Nederland is in het Better Regulation Package (d.d. 19 mei 2015) van de Europese Commissie een «Gereedschapskist» beschikbaar met vragen voor het systematisch beoordelen van effecten van nieuw beleid op lage-inkomenslanden. Op het onderwerp Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) en toegang tot betaalbare medicijnen is in 2015 intensief samengewerkt met het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Mede dankzij de Nederlandse inzet heeft de TRIPS-raad de Minst Ontwikkelde Landen per 1 januari 2016 verlenging gegeven van de ontheffing voor farmaceutische producten voor 17 jaar.

Op aandringen van Nederland geven ook de Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP)-besprekingen extra aandacht aan mogelijk negatieve effecten van TTIP op lage-inkomenslanden. De Europese Commissie heeft dit uitgangspunt opgenomen in het EU-tekstvoorstel voor Handel en Duurzame Ontwikkeling in TTIP. Om meer inzicht in de impact van TTIP op lage-inkomenslanden te krijgen, heeft het kabinet een onderzoek laten uitvoeren door de Rijksuniversiteit Groningen (Kamerstuk 21501–02 nr. 1547). Uit de analyse blijkt dat het effect op de meeste lage-inkomenslanden beperkt, maar wel overwegend positief is, met name voor Afrikaanse landen.

Een ander handelsdossier waar lage-inkomenslanden baat bij hebben is handelsfacilitatie. In 2015 is volop gewerkt aan de ratificatie van het Trade Facilitation Agreement (TFA), overeengekomen tijdens de 9e WTO Ministeriële Conferentie op Bali in 2013. De Nederlandse ratificatie van dit akkoord is vergevorderd en vele andere landen hebben inmiddels ook hun goedkeuringsprocedures doorlopen. Verder is in samenwerking met de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) een educatief project afgerond dat bijdraagt aan het vergroten van de markttoegang voor de minst ontwikkelde landen door hen te assisteren in gebruik van (preferentiële) regels van oorsprong. Dit heeft mede bijgedragen aan een Ministeriële Verklaring op het gebied van oorsprongsregels tijdens de 10e WTO Ministeriële Conferentie in Nairobi.

Nederland heeft zich in 2015 daarnaast ingezet voor een zo spoedig mogelijke afronding van de juridische revisie en vertaling van de in 2014 uit onderhandelde Economic Partnership Agreements (EPA’s). Ook heeft Nederland zich hard gemaakt voor een spoedige implementatie van deze akkoorden, hetgeen in 2016 een vervolg dient te krijgen.

Ook zijn in 2015 belangrijke stappen gezet in de modernisering van de investeringsbescherming, zowel in nationaal als in EU-verband. Investeringsbescherming bevordert de overdracht van technologie en kennis en draagt zo bij aan economische groei en werkgelegenheid. De Europese Commissie nam de Nederlandse inzet over. Dat bleek uit de voorstellen die zij op 16 september 2015 presenteerde over het investeringsbeschermingshoofdstuk in TTIP. Zo wordt de beleidsvrijheid voor overheden expliciet vastgelegd in een verdragsartikel. Daarnaast kunnen alleen bedrijven met een substantiële bedrijfsactiviteit gebruik maken van de geboden investeringsbescherming. Ook stelt de Europese Commissie een investeringshof voor. Dat betekent onder meer dat geschillen worden voorgelegd aan onafhankelijke rechters en dat de verliezende partij in beroep kan gaan.

Privatesectorontwikkeling

In zijn relaties met lage- en middeninkomenslanden zette Nederland in 2015 in op de ontwikkeling van een sterke private sector. In samenwerking met betrokken overheden en private partijen werd de markttoegang vergroot, werden economische instituties en actoren versterkt, en de financiële- en fysieke infrastructuur uitgebreid. Hiermee droeg het kabinet bij aan de bevordering van inclusieve groei, een stijging van de productiviteit en de veerkracht van de economie.

Voor de landen die door Ebola werden getroffen – Liberia, Sierra Leone en Guinee – is het handelsinstrumentarium opengesteld, een economische missie georganiseerd en heeft een investeringsconferentie plaatsgevonden. De missie resulteerde voor een aantal Nederlandse bedrijven in het afsluiten van contracten en leverde waardevolle contacten op in landen met een lastig ondernemingsklimaat. Met behulp van het handelsinstrumentarium werden zo belangrijke stappen gezet richting wederopbouw en inclusieve groei.

Via het Dutch Good Growth Fund (DGGF) heeft het kabinet financiering beschikbaar gesteld voor Nederlandse en lokale MKB-ondernemers die ontwikkelingsrelevante activiteiten ontplooien in lage- en middeninkomenslanden maar daar geen financiering voor kunnen krijgen. De belangstelling voor het DGGF van Nederlandse MKB-bedrijven en intermediaire fondsen is groot. De Mid-term review van het DGGF die op 14 oktober 2015 in de Kamer is behandeld, beschrijft de 32 investerings- en exporttransacties die via het DGGF in 2015 zijn gefinancierd en verzekerd. De totale DGGF-financiering die gemoeid is met deze 32 transacties bedraagt EUR 123 miljoen. Hiermee wordt EUR 561 miljoen aan financiering bij andere financiers losgemaakt, waardoor het Nederlands Midden- en Kleinbedrijf (MKB) en het lokaal MKB in totaal EUR 684 miljoen aan ontwikkelingsrelevante investeringen doen en 11.200 banen helpt creëren in 30 lage- en middeninkomenslanden.

Naast het DGGF zette het kabinet de instrumenten Develop2Build en DRIVE in om bij te dragen aan inclusieve en duurzame groei. Deze instrumenten zijn medio 2015 gelanceerd ter vervanging van het Programma voor Ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling (ORIO). D2B ondersteunt overheden bij het vormgeven van ontwikkelingsrelevante infrastructurele projecten die bijdragen aan de ontwikkeling van de private sector zodat mensen in lage- en middeninkomenslanden in staat worden gesteld te voorzien in hun eigen levensonderhoud. Het Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) biedt overheden, via subsidies aan het bedrijfsleven, een flexibele bron van financiering voor de aanleg ervan. In de eerste zes maanden na lancering zijn ruim 35 potentiële DRIVE-projecten in Afrika, Azië en Oost-Europa de revue gepasseerd in de vorm van een quick scan.

Inclusief en duurzaam

In 2015 heeft het kabinet zich ingezet voor een verbetering van de arbeidsomstandigheden in verschillende lage-inkomenslanden. Tijdens het bezoek aan Bangladesh – met deelname van Minister I&M, vertegenwoordigers van de Nederlandse textielsector en een delegatie met CEO’s van Nederlandse bedrijven uit de watersector – werd met succes gelobbyd voor betere werkomstandigheden in de kledingsector en een verduurzaming van textielproductie. De arbeidswet is aangepast waardoor vakbonden, ondernemingsraden en arbo-commissies hun werk beter kunnen doen. Ook is 97% van de exportgeoriënteerde kledingfabrieken geïnspecteerd op brand- en bouwveiligheid en wordt nu gewerkt aan concrete renovatieplannen per fabriek. Daarnaast bood de missie de kans om de Nederlandse expertise op het gebied van het creëren van veilige delta’s onder de aandacht te brengen.

In Malawi hebben overheid, producenten en theeplukkers met het Initiatief Duurzame Handel (IDH) een Memorandum of Understanding gesloten waarin een leefbaar loon voor de theeplukkers in 2020 is afgesproken. In Indonesië slaagden vakbonden er met steun van het Vakbondsmedefinancieringsprogramma erin om in 152 cao’s afspraken te maken over werkgeversbijdragen aan sociale zekerheid. Tevens werd in Indonesië voor 145 cao’s afgesproken wat een minimum leefbaar loon is.

In december werd in Parijs het nieuwe klimaatakkoord afgerond. Dit akkoord sluit aan bij het ambitieuze mondiale klimaatbeleid waar Nederland de afgelopen jaren op heeft ingezet. In de aanloop naar Parijs kondigde Nederland de doelstelling aan om in 2050 50 miljoen mensen in lage-inkomenslanden te voorzien van duurzame energie. Daarnaast werd door de Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) met onder andere Nederlandse, Britse en Deense steun een nieuw financieringsinstrument voor klimaat gelanceerd. Dit fonds, genaamd Climate Investor One, zal de komende 20 jaar USD 2 miljard aan private investeringen in klimaatprojecten genereren. Ook ondertekende Nederland in 2015 met andere Europese landen (zoals Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) twee politieke verklaringen tegen ontbossing door palmolie en andere agrarische producten.

Voorafgaand aan het EU-voorzitterschap organiseerde Nederland de conferentie EU and Global Value Chains – implementing sustainable business through aid and trade. Doel – en resultaat – van de conferentie was om het verduurzamen van mondiale waardeketens hoger op de EU agenda te krijgen, onder meer door middel van het versterken van Europees beleid op Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) en door privatesectorontwikkeling (PSO) in combinatie met inzet van handelspolitieke instrumenten. Tijdens de conferentie is onder andere afgesproken dat de EU zich meer gaat inzetten om handel te verduurzamen en om een Europese agenda voor IMVO uit te werken.

Met de sectoren die zijn genoemd in de door KPMG opgestelde MVO Sector Risico Analyse zijn de gesprekken voortgezet, respectievelijk aangegaan, over de mogelijkheden tot het sluiten van IMVO-convenanten. Het betreft die sectoren waarvan is vastgesteld dat ze een hoog profiel hebben voor risico’s in de waarde- en/of productieketen op het gebied van mensenrechtenschendingen en milieuschade, bijvoorbeeld de kleding- en textielsector, de bankensector en de goudsector. In 2015 zijn verschillende stappen gezet om invulling te geven aan het steenkoolconvenant, waaronder een Memorandum of Understanding (MoU) Verantwoorde Mijnbouw met Colombia en een Sector Wide Impact Assessment mijnbouw, eveneens in Colombia.

Succes voor het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland

Afspraken over handel in investeringen

Het maken van afspraken over meer vrijhandel biedt kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Wat de totstandkoming van bilaterale handelsakkoorden betreft, ging de meeste aandacht in 2015 uit naar TTIP. Het kabinet onderzocht niet alleen de impact van TTIP op lage-inkomenslanden (zie vorige paragraaf), maar bevorderde ook de publieke dialoog over de zorgen die er leven rond dit verdrag. Naast gesprekken met allerlei geledingen uit de samenleving is er veel informatie gedeeld met het parlement en informatie beschikbaar gesteld op een uitgebreide website. Dit maakt de transparantie zo groot mogelijk. Een en ander leidde tot een positieve beoordeling door de European Foreign Scorecard, waarbij Nederland als één van de «leiders» van TTIP genoemd wordt vanwege het aangaan van de dialoog.

Naast TTIP vroegen andere bilaterale handels- en investeringsverdragen aandacht. Zo vroeg het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) de nodige inzet. Nederland heeft er zich voor beijverd dat het in 2014 bereikte onderhandelingsresultaat niet in gevaar zou komen. Ook heeft Nederland ernaar gestreefd dat bij de totstandkoming van CETA recht zou worden gedaan aan de maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot handelsverdragen. De EU-handelsakkoorden met Singapore en Canada (CETA) zijn gesloten. Het handelsakkoord met Vietnam kwam in de afrondende fase. Onderhandelingen met Japan en de Verenigde Staten (TTIP) zijn gaande. Met China en Myanmar wordt momenteel onderhandeld over een specifiek investeringsakkoord.

Naast de multilaterale en bilaterale onderhandelingen vinden in toenemende mate onderhandelingen in plurilateraal kader plaats. Zo vinden er onderhandelingen plaats over een akkoord voor milieugoederen. De onderhandelingen over een plurilateraal verdrag voor de handel in diensten (Trade in Services Agreement – Tisa) vorderde gestaag. Over de handel in producten op het gebied van de informatietechnologie (ITA-II) is tussen 53 landen in Nairobi overeenstemming bereikt.

Economische dienstverlening

Net als het maken van afspraken over vrijhandel en investeringen draagt economische dienstverlening bij aan het succes van het bedrijfsleven. In 2015 is een start gemaakt met de hervorming van die dienstverlening, zowel wat betreft het financieringsinstrumentarium, als de communicatie over dit instrumentarium. Dat betrof onder andere de nieuwe faciliteit van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). Het DTIF gaat financieringen verstrekken voor directe investeringen en export.

De economische dienstverlening richtte zich in 2015 opnieuw op de internationalisering van het MKB. Met een gerichte MKB-campagne – in nauwe samenwerking met Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), posten en andere partners – zijn de verschillende instrumenten die beschikbaar zijn voor het MKB, beter over het voetlicht gebracht. Het postennet vervult een belangrijke rol bij deze informatieoverdracht. Gelet op dit belang van de posten voor ondernemers is in 2015 door Buitenlandse Zaken en RVO gewerkt aan het verbeteren van de toegankelijkheid en vindbaarheid van de posten voor hen. Dit gebeurt onder andere via de Wegwijzer Internationaal Zaken doen en de start van de vernieuwing van het aanbod van digitale informatie.

Op verschillende andere manieren is een bijdrage geleverd aan de communicatie over de dienstverlening door de overheid. De lancering van de app NL Exporteert – die door «De Zaak» is uitgeroepen tot een van de tien beste zakelijke apps – is een instrument dat een schat aan informatie geeft over zakendoen in de wereld. Verder is bij verschillende evenementen – zoals de Week van de Ondernemer, de prijsuitreiking van het Oranje Handelsmissiefonds en het Export Event – nadrukkelijk de aandacht gevestigd op de mogelijkheden die de overheid MKB-ondernemers biedt die de grens over willen.

Belangrijk onderdeel van het instrumentarium zijn de economische missies. In 2015 zijn 25 uitgaande missies op kabinetsniveau uitgevoerd waarvan 6 onder leiding van de Minister van BHOS. Zij was ook betrokken bij 5 van de 6 inkomende economische bezoeken op kabinetsniveau. Aan de uitgaande missies namen ca. 900 bedrijven deel.1 De thema’s binnen de verschillende topsectoren, maar ook de verbindende thema’s tussen topsectoren (cross-overs) brachten focus aan. Tevens werd begonnen met een meer projectmatige aanpak. Een voorbeeld daarvan is de missie naar Mexico die resulteerde in een MoU over samenwerking op het gebied van energie en logistiek. In het algemeen is het kabinet in 2015 begonnen met een systematischer en strategischer aanpak van de missies in het verband van kader van de Dutch Trade and Investment Board (DTIB).

De posten dragen in de voorbereidende fase in belangrijke mate bij aan de successen van de economische missies. De posten hebben veel kennis over de specifieke niches die interessant zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven, van de lokale netwerken en van de ontwikkelingen waarop kan worden ingespeeld. Om de organisatie van missies verder te verbeteren, is het afgelopen jaar gewerkt aan een nieuw handboek missies, waardoor nog beter rollen en taken kunnen worden verdeeld. Daarmee kunnen missies nog efficiënter worden uitgevoerd en kan nog beter worden samengewerkt tussen de verschillende (publieke en private) partners die betrokken zijn bij de organisatie van missies.

Om de dienstverlening aan het bedrijfsleven te verbeteren is het kabinet in 2015 begonnen met een pilot-exercitie om zijn diensten te beprijzen.2 Op basis van deze tweejarige pilot (december 2014-december 2016) zal voor het eind van 2016 worden vastgesteld of het verder uitbreiden van een eigen private bijdrage voor economische dienstverlening wenselijk is (Toezegging AO Economische missies en exportbevordering d.d. 9 september 2014). De pilot richt zich op de markten Duitsland, Frankrijk, Brazilië en is in overleg met de lokale posten opgezet. In 2015 is nagegaan welke mogelijkheden er bestaan voor betaling voor het gebruik van residenties, voor netwerkfaciliteiten en voor uitgebreide informatievoorziening. Begin 2016 zal de Kamer tussentijds worden geïnformeerd over het verloop van de pilots (Toezegging Begrotingsbehandeling BHOS 19-11-2014).

Buitenlandse investeringen

Niet alleen Nederlandse export draagt bij aan het verdienvermogen van Nederland. Dat is niet minder het geval voor buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen. Het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), dat onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries van BZ en EZ valt, houdt zich bezig met het aantrekken van investeerders. In 2015 zijn er 207 nieuwe projecten binnengekomen, goed voor EUR 1,76 miljard aan investeringen en 7779 banen. Ruim de helft van de investeringen zijn hoogwaardige investeringen in met name de topsectoren. Het bedrag is wat lager dan vorig jaar, vanwege enkele zeer grote projecten in dat jaar. Het aantal banen en projecten ligt juist hoger.

Exportcontrole en strategische goederen

Op het terrein van exportcontrole en strategische goederen vroegen de door de Europese Commissie opgelegde sancties, vooral die voor Rusland en Iran, onverminderde aandacht. Daarnaast werd in november een nationale regeling van kracht die de exportcontrole op de uitvoer van chemicaliën naar Irak uitbreidt, vooral naar aanleiding van de onduidelijke gezagsverhoudingen op het grondgebied van dat land.

Open data/ transparantie

In 2015 is belangrijke vooruitgang geboekt op het toegankelijk maken en inzichtelijk krijgen van de inspanningen die door onze uitvoeringspartners worden geleverd. Er is besloten dat uitvoerende organisaties hun inhoudelijke rapportage met ingang van 1 januari 2016 via een International Aid Transparency Initiative (IATI) publicatie moeten doen. De IATI standaard is aangepast op de bevordering van ketentransparantie. De richtlijnen voor rapportage door uitvoerende partners zijn op 1 december 2015 gepubliceerd en op Rijksoverheid.nl geplaatst. De Nederlandse richtlijnen voor IATI zorgen ervoor dat de belangrijkste informatie over de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking voor iedereen toegankelijk wordt. Daarnaast bieden de richtlijnen inzicht in de relatie tussen de inzet van middelen, resultaten en effecten. De richtlijnen gelden voor alle uitvoerende partners en de invoering zal geleidelijk plaatsvinden.

Overzicht beleidsdoorlichtingen1 2

Art

Naam

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Geheel artikel?

1

Duurzame handel en investeringen

             

Nee

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen3

               

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid3

               

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

         

X

   

1.4

Dutch Good Growth Fund4

               

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

             

Nee

2.1

Toename van voedselzekerheid4

               

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

     

X

       

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

           

X

 

3

Sociale vooruitgang

             

Nee

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

       

X

     

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

           

X

 

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

X

             

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

   

X

         

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

             

Nee

4.1

Humanitaire hulp

           

X

 

4.2

Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties5

               

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

       

X

X

 

6

 

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

             

Nee

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

               

5.2

Overig armoedebeleid

       

X

     

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling7

   

X

         
X Noot
1

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hfst. 5) en BHOS (Hfst. 7). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Beleidsdoorlichtingen van voor dat jaar zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.

X Noot
2

Bij BZ en BHOS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.

X Noot
3

Deze beleidsdoelstellingen zijn toegevoegd n.a.v. de toevoeging van de DGBEB aan BZ.

X Noot
4

Dit is een nieuwe beleidsdoelstelling van dit kabinet.

X Noot
5

Deze beleidsdoelstelling valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Defensie sinds 2015.

X Noot
6

Oplevering was gepland in 2015 maar zal in 2016 plaatsvinden vanwege personele omstandigheden in het onderzoeksteam. Zie brief aan de Tweede Kamer van december 2014 FEZ-2014/449.

X Noot
7

Dit is gecombineerd met de beleidsdoorlichting van de beleidsdoelstellingen 4.1 en 4.2 van BZ begroting

Overzicht risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen in duizenden euro's)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garantie ultimo 2014

Verleende garanties in 2015

Vervallen garanties in 2015

Uitstaande garantie ultimo 2015

Jaarlijks plafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie FOM

85.809

 

7.377

78.432

 

147.704

93.852

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DRIVE

0

   

0

55.000

 

12.500

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DGGF

2.554

14.039

 

16.593

 

525.000

51.517

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties IS-NIO

223.630

 

39.253

184.377

 

184.377

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties IS-Raad van Europa

176.743

0

0

176.743

 

176.743

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

2.014.062

282.622

0

2.296.684

 

2.296.684

0

 

TOTAAL

2.502.798

296.661

46.630

2.752.829

55.000

3.330.508

157.869

Uitgaven en ontvangsten(bedragen in duizenden euro's)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2014

Ontvangsten 2014

Saldo 2014

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

Saldo 2015

1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie FOM

 

126

126

3.520

276

– 3.244

1.3 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DRIVE

   

0

12.500

 

– 12.500

1.40 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DGGF

81.839

 

– 81.839

92.032

1.869

– 90.163

5.2 (uitgaven) en 5.20 (ontvangsten)

Garanties IS-NIO

702

4.703

4.001

212

 

– 212

 

TOTAAL

82.541

4.829

– 77.712

108.264

2.145

– 106.119

In 2015 is gebleken dat een aantal mutaties op de garantieverplichtingen uit 2014 en eerdere jaren niet correct is verwerkt in de saldibalans. Dit wordt in de saldibalans 2015 gecorrigeerd en toegelicht.

Toelichting op overzicht risicoregelingen

DGGF

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit drie onderdelen. Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken. Voor onderdeel 2 houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is. Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF. Door het verstrekken van garanties kan het DGGF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Daarnaast kan er een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF zijn vastgesteld. In 2015 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 34,5 miljoen toegenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van EUR 36 miljoen en een onttrekking van EUR 1,5 miljoen. De begrotingsreserve komt daarmee per 31 december 2015 op EUR 51,5 miljoen.

FOM

Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend bedrijfsleveninstrumentarium evenals goede economische diplomatie van groot belang. In 2015 is gewerkt aan een herziening van het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium. Opdat – op basis van additionaliteit van de overheid – optimaal ingespeeld wordt op veranderende marktomstandigheden, financieringsbehoeftes, en maatwerk en flexibiliteit wordt geboden. De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) worden afgebouwd. De karakteristieken van deze regelingen worden gecombineerd in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) met als doel meer maatwerk te kunnen bieden, alsmede een meer homogene bediening aan het NL bedrijfsleven, waardoor de doelgroep beter kan worden bereikt. De middelen die vrij komen uit de bestaande begrotingsreserves voor de FOM en de FIB worden ingezet voor DTIF.

Deze begrotingsreserve van de FOM is in 2015 met in totaal EUR 25 miljoen verlaagd (EUR 5 miljoen in 2015, EUR 10 miljoen in 2016 en EUR 10 miljoen in 2017) om daarmee projectvoorstellen van maatschappelijke organisaties en sociale ondernemers te kunnen ondersteunen, die een directe bijdrage leveren aan ondernemerschap en werkgelegenheid onder Afrikaanse jongeren. Daarnaast is EUR 3,5 miljoen uitbetaald aan schades. De begrotingsreserve komt daarmee per 31 december 2015 op EUR 93,9 miljoen.

DRIVE

Met DRIVE faciliteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Daarnaast kunnen ook garanties worden verstrekt en is er aanvullende Exportkredietverzekering (EKV) beschikbaar. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Tevens is besloten een initiële storting van EUR 12,5 miljoen in de begrotingsreserve te doen, bij start van DRIVE ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen. Er zijn in 2015 geen garanties verstrekt vanuit DRIVE. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2015 op EUR 12,5 miljoen.

IS-NIO

De mutatie van EUR 39,3 miljoen in 2015 heeft betrekking op garanties die zijn vrij gevallen.

IS-Raad van Europa

Geen mutaties

Regionale ontwikkelingsbanken

Het verschil in de beginbalans bij de Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken wordt veroorzaakt door aandelen aangeschaft voor 2015, waarbij het callable deel van deze aandelen niet is verwerkt.

De in 2015 verleende garanties zijn voor een bedrag van EUR 3,6 miljoen het gevolg van nieuw aangeschafte aandelen in de African Development Bank (AfDB) en voor EUR 280 miljoen het gevolg van herwaardering van vreemde valuta. Een gedetailleerde toelichting is opgenomen in de saldibalans bij de garantieverplichtingen.

BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Duurzame handel en investeringen

A: Algemene doelstelling

Doel is om de agenda voor hulp, handel en investeringen vorm te geven om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. De inzet is om duurzame handel en investeringen te bevorderen door versterking van het internationaal handelssysteem. Daarbij is er aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), de versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en de bevordering van de private sector en de randvoorwaarden voor duurzame en inclusieve groei in ontwikkelingslanden. Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een belangrijke rol weggelegd om het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf te betrekken bij duurzame economische ontwikkeling in de DGGF-landen.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en het realiseren van een goede bijdrage van het Nederlandse bedrijfsleven aan duurzame economische ontwikkeling elders in de wereld vraagt een kabinetsbrede inspanning. In het bijzonder werkt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij samen met de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands bedrijfsleven, marktfacilitatie en markttoegang. Uitgangspunten hierbij zijn het opheffen van marktfalen en het creëren van een gelijk speelveld.

  • Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën ten einde de Nederlandse export van grote kapitaalgoederen en dienstentransacties te faciliteren.

  • Het financieren van diverse programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap ten behoeve van duurzame en inclusieve groei in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het financieel ondersteunen van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd, onder andere via het Dutch Good Growth Fund.

Regisseren

  • Het met oog voor de Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden, investeringsbeschermingsovereenkomsten en de Europese markttoegangstrategie.

  • Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

  • Het bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OESO Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen.

  • Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda.

  • Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.

  • Het actief inzetten op het door de EU afsluiten van een aantal Economische Partnerschapsakkoorden met een aantal Afrikaanse regio’s.

  • Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid.

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken met aandacht voor IMVO, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch prioritaire landen.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen, onder via de Dutch Trade and Investment Board.

  • Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken.

  • Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid en dit verbinden aan het economisch-diplomatieke werk.

  • Het versterken van de Nederlandse positie in mondiale waardeketens om export en investeringen optimaal te laten bijdragen aan het Nederlands verdienvermogen.

  • Het in onderlinge samenhang inzetten van centrale en decentrale programma’s ter versterking van de randvoorwaarden voor duurzame en inclusieve groei en private sectorontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

  • Het invulling geven aan beleidscoherentie voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking door bij beleid vooraf en achteraf te letten op de effecten op ontwikkelingslanden.

  • Het bereiken van maximale synergie tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, mede door inzet van het Dutch Good Growth Fund.

  • In de partnerlanden zal Nederland binnen de speerpunten voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheidszorg (alsook vrouwenrechten en gendergelijkheid) en veiligheid en rechtsorde (m.n. in fragiele staten) inzetten op ontwikkeling en zoveel mogelijk samenwerking zoeken met de private sector en maatschappelijke organisaties.

Stimuleren

  • Het stimuleren van een actief voorlichtingsbeleid over de OESO-richtlijnen via o.a. het Nationale Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) en MVO Nederland.

  • Het faciliteren en ondersteunen van (Nederlandse) bedrijven met specifieke aandacht voor MKB, om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van financiering, informatie en advies.

  • Het bevorderen van clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.

  • Het benadrukken van de kansen die internationaal ondernemen biedt en bedrijven daartoe activeren en actief ondersteunen, met speciale aandacht voor het MKB.

  • Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU markttoegangsstrategie.

  • Het stimuleren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse investeerders t.b.v. verdere internationalisering van de Nederlandse economie.

  • Het stimuleren van toegang van lokale MKB-bedrijven tot (regionale) markten met oog voor duurzame ketenontwikkeling en handelspolitiek en -facilitatie.

  • Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes.

  • Het stimuleren van goede fysieke infrastructuur en logistiek.

  • Het stimuleren van een inclusieve ontwikkelingsagenda door ontwikkeling van verzekeringsinstrumenten en uitbreiding van financiële dienstverlening aan de MKB-sector.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking en inclusief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het stimuleren dat de EU haar impact assessments herziet door (niet-hulp) beleid ex ante te screenen op mogelijke gevolgen voor derde landen.

Uitvoeren

  • Het behandelen van klachten van bedrijven, o.a. over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben.

  • Het uitvoeren van de controle op de export van strategische goederen met oog voor sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië groep, de Nuclear Suppliers Group, de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime.

  • Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en privatesectorontwikkeling, inclusief het Dutch Good Growth Fund, en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.

  • Het in dit verband realiseren van een efficiënte dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven (EénLoket).

C: Beleidsconclusies

Op het gebied van het versterken van de Nederlandse handels- en investeringspositie en economische naamsbekendheid zijn aansprekende resultaten bereikt. Zo is in de Doha ronde besloten tot volledige afschaffing van de exportsubsidies in de landbouw en is bij 53 landen overeenstemming over handel informatietechnologie-producten. De Nederlandse ratificatie van Trade Facilitation Agreement is vergevorderd en vele andere landen hebben inmiddels ook hun goedkeuringsprocedures doorlopen.

Nederland heeft zich ingezet voor een zo spoedig mogelijke afronding van de juridische revisie en vertaling van de in 2014 uit onderhandelde Economic Partnership Agreements. Mede op initiatief van Nederland is in het Better Regulation Package van de Europese Commissie een «Gereedschapskist» beschikbaar met vragen voor het systematisch beoordelen van effecten van nieuw beleid op lage-inkomenslanden.

In 2015 zijn ook stappen gezet in de modernisering van de investeringsbescherming, zowel in nationaal als in EU-verband. Uit de voorstellen die de Europese Commissie op 16 september 2015 presenteerde over het investeringsbeschermingshoofdstuk in TTIP bleek dat de Nederlandse inzet is overgenomen. Belangrijk is dat het recht van staten om in het publieke belang non-discriminatoire maatregelen te nemen wordt gewaarborgd, zonder daarbij het risico van schadeclaims te lopen.

Op een ander gebied waren de resultaten onder verwachting. Het beroep op de Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) was de afgelopen jaren beperkt. Uit studie van de RebelGroup en gesprekken met het bedrijfsleven is gebleken dat beide faciliteiten onvoldoende zijn toegesneden op de financieringsbehoefte van ondernemers. In november 2015 is de Kamer met de Kamerbrief Hulp, Handel en Investeringen nader geïnformeerd over de afschaffing van deze instrumenten en de introductie van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) per 1 juli 2016, waarbij de financieringsvraag van de ondernemer centraal staat. Binnen het DTIF worden de mogelijkheden die FOM en FIB boden verruimd teneinde zowel kleine (MKB) als grotere transacties expliciet te faciliteren. Directe exportfinanciering wordt eveneens mogelijk binnen het DTIF.

In de rapportage Ontwikkelingsresultaten in Beeld – editie 2015 zijn via onder meer het gebruik van infographics de resultaten onder private sectorontwikkeling op een toegankelijke manier gepresenteerd. Ter versterking van het inclusieve karakter van duurzame economische groei via private sectorontwikkeling worden de kansen voor vrouwen en jeugd benadrukt. Met het in 2015 gestarte LEAD-programma heeft het stimuleren van jeugdwerkgelegenheid via Private Sector Development (PSD) een extra impuls gekregen.

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) heeft financiering beschikbaar gesteld voor Nederlandse en lokale MKB-ondernemers die zaken doen in lage- en middeninkomenslanden maar daar geen financiering voor kunnen krijgen. De Mid-term Review van het DGGF laat zien dat de belangstelling voor dit programma van Nederlandse MKB bedrijven en intermediaire fondsen over het algemeen groot is. Dit heeft geleid tot 32 ontwikkelingsrelevante investerings- of exporttransacties.

Medio 2015 zijn DRIVE en Develop2Build van start gegaan als opvolgers van het infrastructuurfinancieringsprogramma ORIO.

Nederland loopt voorop bij het werken in partnerschappen. De sleutelrol van het belang van publiek-private partnerschappen voor ontwikkeling zijn expliciet erkend in de Global Goals. Nederlandse bedrijven en andere organisaties hebben zich onder het zgn. Charter gecommitteerd aan samenwerking in dit soort partnerschappen voor het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Duurzame handel en investeringen (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

 

153.224

209.837

756.071

631.834

321.663

310.171

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

 

316.842

373.529

391.412

390.662

515.497

– 124.835

                 

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

 

2.280

10.499

9.707

12.780

13.494

– 714

                 
 

Subsidies/Bijdragen (inter)nationale organisaties/Opdrachten

             
   

Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek

     

3.083

2.489

594

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

     

4.191

5.085

– 894

                 
 

Bijdrage (inter)nationale organisaties

Contributies internationaal ondernemen

     

5.506

5.670

– 164

                 

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid

 

6.223

91.047

59.446

48.837

71.714

– 22.877

                 
 

Subsidies

             
   

Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen

     

3.881

4.940

– 1.059

   

Partners for International Business (PIB)

     

410

8.400

– 7.990

   

Financieringsfaciliteit / Demonstratiepojecten, Haalbaarheidsstudies en Kennisverwerving (DHK)

     

4.889

15.000

– 10.111

   

Fonds opkomende markten

     

3.520

0

3.520

   

Package4growth non-ODA

     

0

730

– 730

   

Overig Programmatische Aanpak

     

817

3.104

– 2.287

   

PSO/2g@there

     

791

3.576

– 2.785

                 
 

Leningen

Finance for International Business (FIB)

     

0

3.965

– 3.965

                 
 

Bijdragen aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

     

27.146

26.072

1.074

   

Versterking economische functie (NBSO's via RvO)

     

6.274

5.927

347

                 

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

 

308.339

271.983

240.420

237.012

280.289

– 43.277

                 
 

Subsidies/bijdragen aan (inter)nationale organisaties/opdrachten

             
   

Transitiefaciliteit

     

2.135

1.700

435

   

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

     

44.526

41.759

2.767

   

Wet en regelgeving

     

5.579

15.172

– 9.593

   

Financiele sectorontwikkeling

     

36.639

19.572

17.067

   

Versterking privaat ondernemerschap

     

54.083

51.756

2.327

   

Infrastructuurontwikkeling

     

33.288

68.994

– 35.706

   

Samewerking bedrijfsleven en PPP's

     

5.849

12.950

– 7.101

   

Bedrijfsleveninstrumentarium

     

6.382

6.382

0

   

Technische assistentie DGGF

     

8.000

14.000

– 6.000

                 
 

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

     

15.404

19.500

– 4.096

           

   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/subsidies

             
   

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

     

13.284

14.000

– 716

   

Bedrijfsmatige technische bijstand

     

1.748

1.709

39

   

International Labour Organisation

     

5.213

5.167

46

   

Partnershipprogramma's ILO

     

4.883

5.000

– 117

   

International Finance Corporation

     

0

2.628

– 2.628

                 

1.4

Dutch good growth fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met de focus op het MKB

     

81.839

92.033

150.000

– 57.967

                 
 

Subsidies/opdracht

             
   

Programma's Dutch Good Growth Fund

     

92.033

150.000

– 57.967

                 

Ontvangsten

 

0

1.833

5.132

11.052

7.267

3.785

                 

1.10

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid

 

   
     

1.833

5.132

9.182

7.267

1.915

                 

1.40

Ontvangsten DGGF

       

1.870

0

1.870

E. Toelichting

Verplichtingen

In de tweede suppletoire begroting werd op artikel 1 een stijging van het verplichtingenbudget van EUR 362 miljoen gemeld waaronder EUR 295 miljoen ten behoeve van de programma’s DRIVE en Development2Build. Deze stijging is lager uitgevallen omdat besloten is een jaarlijkse verplichting aan te gaan in plaats van voor de gehele looptijd van deze programma’s. Daarnaast is de verplichting voor het Population Services International (PSI) programma naar beneden bijgesteld in lijn met de kasramingen. Het verplichtingenbudget van het DGGF is verlaagd omdat een groot deel van de verplichtingen reeds in 2014 zijn aangegaan. Tenslotte bevat de mutatie een technische bijstelling van EUR 78 miljoen ten behoeve van het het Fonds Opkomende Markten (FOM). Het FOM valt sinds de overgang van het Directoraat-Generaal Buitenlands Economisch Beleid van het Ministerie van Economische Zaken naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken beleidsmatig en financieel onder begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Per abuis zijn destijds afgegeven garanties niet als garantieverplichting geboekt. Dit is nu gecorrigeerd.

Uitgaven

Artikel 1.2

De subsidie-instrumenten onder dit sub-artikel worden uitgevoerd door de RVO. In de tweede suppletoire begroting is reeds gemeld dat RVO in 2015 een lagere liquiditeitsbehoefte kende. De uitvoeringsorganisatie had nog voldoende middelen in kas van eerder verstrekte voorschotten. Derhalve is de bevoorschotting in 2015 neerwaarts bijgesteld. Dit heeft gevolgen voor de kasuitgaven van alle programma’s die door het RVO onder dit sub-artikel worden uitgevoerd waaronder het Partners for International Business programma (PIB). Ook de bijdrage aan de Financieringsfaciliteit/DHK valt lager uit. In de begroting was onder dit instrument ook een bijdrage opgenomen voor het herziene non-ODA bedrijfsleveninstrumentarium. Deze is vertraagd tot 2016. Voor het instrument Finance for International Business (FIB) zijn in 2015 geen middelen uitgegeven als gevolg van achterblijvende belangstelling vanuit de markt. Dit instrument wordt samen met de Faciliteit Opkomende Markten (FOM) omgebouwd tot het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). De middelen die vrij komen uit de bestaande begrotingsreserves voor de FOM en de FIB worden ingezet voor DTIF.

Artikel 1.3

De daling op dit sub-artikel is een saldo van mutaties. Zoals is gemeld in de tweede suppletoire begroting wordt de daling met name veroorzaakt door de onderuitputting op het budget voor infrastructuurontwikkeling door vertragingen in lopende ORIO-activiteiten en de omvorming van ORIO naar DRIVE. Tevens valt de bevoorschotting van de RVO lager uit dan geraamd. De uitvoeringsorganisatie had nog voldoende middelen in kas van eerder verstrekte voorschotten. Derhalve is de bevoorschotting in 2015 neerwaarts bijgesteld. Dit heeft gevolgen voor de kasuitgaven van alle programma’s die door het RVO onder dit sub-artikel worden uitgevoerd waaronder die op het terrein van wet- en regelgeving. Daartegenover staan verhogingen van de budgetten voor marktontwikkeling (waaronder het Initiatief Duurzame Handel) en financiële sectorontwikkeling (waaronder een bijdrage aan de International Finance Corporation voor het MKB-programma). Daarnaast is de bijdrage van het Health Insurance Fund overgeheveld vanuit artikel 3 naar het instrument financiële sector ontwikkeling omdat dit beleidsmatig beter onder het thema private sector ontwikkeling valt.

Artikel 1.4

In de tweede suppletoire begroting is het budget voor het DGGF neerwaarts bijgesteld met EUR 73,6 miljoen. Het betrof een aanpassing van de verwachte uitgaven op lopende activiteiten. In de Decemberbrief is vervolgens een verhoging gemeld van EUR 14 miljoen. De vraag vanuit intermediaire fondsen voor onderdeel 2 «Investeren lokaal MKB» was groot. Door de ruime belangstelling en het aanbod van kwalitatief goede voorstellen kon de uitvoerder PwC/Triple Jump de investeringen in deze fondsen alsnog opschalen. Zoals gemeld in de Decemberbrief is deze verhoging binnen artikel 1 deels gedekt door de onderuitputting op sub-artikel 1.3.

Ontvangsten

In de tweede suppletoire begroting is aangekondigd dat in de periode 2015–2017 in totaal EUR 25 miljoen uit de begrotingsreserve (non-ODA) voor de Faciliteit Opkomende Markten (FOM) ter beschikking zal worden gesteld voor de LEAD-regeling. In 2015 betreft het een bedrag van EUR 5 miljoen dat op het ontvangstenartikel 1.10 is geboekt. Voor het instrument Finance for International Business (FIB) zijn in 2015 geen middelen uitgegeven (zie hierboven onder verplichtingen), waardoor in 2015 ook geen middelen uit de FIB-begrotingsreserve aan de begroting zijn toegevoegd.

Indicatoren:

Indicator

Realisatie 2014

Streefwaarde 2015

Realisatie 2015

Bron

Convenanten met clusters van bedrijven (waarvan tenminste 80% binnen de topsectoren en focuslanden)

17

20

24

RVO

In 2015 zijn meer PIB-convenanten afgesloten dan aanvankelijk voorzien. De populariteit van PIB neemt toe. Enerzijds is dit te danken aan een toenemende naamsbekendheid (het instrument bestaat sinds 2012), anderzijds zijn in 2015, evenals het jaar daarvoor tien zogeheten pre-PIB trajecten uitgevoerd. Dit zijn verkennende missies waarbij in samenwerking met de ambassades wordt bezien of een volledige PIB-aanvraag een reële mogelijkheid is. Deze missies dragen positief bij aan het aantal gerealiseerde convenanten. Dat de uitgaven aan het PIB in 2015 toch lager zijn uitgevallen komt omdat de uitvoeringsorganisatie (RVO) nog voldoende middelen in kas had van eerder verstrekte voorschotten. Derhalve is de bevoorschotting in 2015 neerwaarts bijgesteld. Zie ook de toelichting hierboven onder sub-artikel 1.2.

Interne begrotingsreserves

Bedragen x EUR 1.000

Interne begrotingsreserve FOM

 

Stand 31/12/2014

102.096

Stand 31/12/2015

93.852

Interne begrotingsreserve FIB

 

Stand 31/12/2014

33.000

Stand 31/12/2015

32.785

Interne begrotingsreserve DRIVE

 

Stand 31/12/2014

0

Stand 31/12/2015

12.500

Interne begrotingsreserve DGGF

 

Stand 31/12/2014

17.000

Stand 31/12/2015

51.517

Bovenstaande reserves zijn opgenomen op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

A: Algemene doelstelling

Een toename van voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie; en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en een vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering.

B: Rol en verantwoordelijkheid

In afstemming met de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu draagt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij aan het zeker stellen dat internationale publieke goederen zoals een stabiel klimaat, gezonde ecosystemen, grondstoffen, voedsel en water beschikbaar blijven voor huidige en toekomstige generaties.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • De financiering van diverse programma’s gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot moderne energie, klimaatadaptatie en-verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale programma uitvoerders (zoals de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) en RVO), in samenwerking met andere donoren (waaronder het Britse Directorate International Development Cooperation (DFID), het Duitse Federale Ministerie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (BMZ), het Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de Verenigde Staten (USAID) en het Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van Zweden (SIDA)) en via publiek-private partnerschappen

  • De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Regisseren

  • Het stimuleren van samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

Stimuleren

  • Het stimuleren van de intensivering van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector.

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

C: Beleidsconclusies

Binnen deze doelstelling zijn in 2015 belangrijke winsten geboekt op het gebied van drinkwater, sanitaire voorzieningen, duurzame voedselproductie en weerbaarheid tegen schokken, onder meer door klimaatverandering. In 2015 is meer synergie tussen de verschillende thema’s bewerkstelligd. Gender en handel worden steeds meer hierin meegenomen. Het inzichtelijk maken van resultaten verbetert gestaag. Publieke fondsen worden steeds vaker ingezet als hefboom voor het verkrijgen van private financiering.

Water:

Mozambique en Indonesië zijn ondersteund bij het verhogen van hun weerbaarheid tegen overstromingen, het verbeteren van toegang tot drinkwater en sanitatie en afvalmanagement. In Bangladesh werd een MoU getekend met de Wereldbank voor samenwerking op het gebied van waterveiligheid. In 2015 kregen 2,7 miljoen mensen met Nederlandse ondersteuning toegang tot sanitaire voorzieningen en ruim een half miljoen tot veilig drinkwater. Dit aantal is lager dan verwacht door herallocatie van middelen in 2015 ten behoeve van ebola bestrijding en stopzetting van het waterprogramma in Benin als gevolg van fraude. Het beurzenprogramma gericht op de Small Island Development States (SIDS) uitgevoerd door het Institute for Water Education (UNESCO-IHE) bleek een groot succes. Hiervoor zullen extra middelen worden ingezet. In 2015 werd ook een belangrijke bijdrage geleverd aan innovatieve financiering in de watersector, o.a. door de promotie van waterbanken. In november is een contract met de Food and Agricultural Organisation van de VN (FAO) getekend voor het gebruik van satellietbeelden voor het monitoren van watergebruik in Afrika en delen van het Midden-Oosten.

Voedselzekerheid

In 2015 is een start gemaakt met de implementatie van de beleidsbrief «Nederlandse bijdrage aan wereldwijde voedselzekerheid». Hierin worden extra accenten geplaatst bij het tegengaan van ondervoeding, van met name vrouwen en kinderen, en het creëren van duurzame voedselsystemen en inclusiviteit. De inzet op landbouwketens wordt geconsolideerd met meer nadruk op kansen voor jongeren en handel en investeringen. Klimaatadaptatie is steeds meer geïntegreerd in voedselzekerheidprogramma’s. In 2015 zijn strategische partnerschappen afgesloten met de Consultative Group on International Agricultural (CGIAR) en de Wereldbank (WB), waardoor deze nadrukkelijker gebruik kunnen maken van Nederlandse kennis en kunde. Qua resultaatbereiking wordt de lijn van 2013 en 2014 doorgetrokken en is Nederland op weg zijn meerjarige ambities te realiseren. De regie op resultatenverantwoording is geïntensiveerd.

Klimaat

In lijn met de Nederlandse inzet is in december 2015 in Parijs een juridisch bindend, ambitieus klimaatakkoord afgesloten met noodzaak tot zowel meer klimaatadaptatie in bijvoorbeeld de landbouw- en watersectoren als mitigatie door meer hernieuwbare energie. De beleidsevaluatie hernieuwbare energie toonde dat de doelstelling voor wat betreft het aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie ruim was overtroffen en dat Nederland het beleid van partners zoals de Wereldbank heeft weten te beïnvloeden. Gesterkt door de bevindingen van de evaluatie zal de huidige inzet worden voortgezet en worden de doelstellingen nog ambitieuzer geformuleerd: Nederland zal in 2030 vijftig miljoen mensen toegang hebben gegeven tot hernieuwbare energie. Er is ook meer richting gegeven aan verhoging van de klimaatfinanciering inclusief leveraging van private klimaatfinanciering. Met een financiering van BHOS heeft het FMO een nieuw fonds Climate Investor One ontwikkeld, dat internationaal zeer goed is ontvangen. Het internationale Green Climate Fund heeft in november de eerste investeringen goedgekeurd. Het Fonds is het eerste mondiale financiële instituut dat vanaf de start gender meeneemt in de eigen strategie. Er zijn ook afspraken gemaakt dat Nederland tijdens het EU-voorzitterschap zal inzetten op ontbossing waarbij het bedrijfsleven wordt opgeroepen het goede voorbeeld te geven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

 

1.541.245

712.298

209.298

615.198

442.237

172.961

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

 

639.972

666.235

548.937

525.705

561.053

– 35.348

                 

2.1

Toename van voedselzekerheid

 

280.089

342.790

295.483

288.463

303.795

– 15.332

                 
 

Subsidies

             
   

Internationaal onderwijsprogramma

     

32.691

32.700

– 9

   

Marktontwikkeling in het kader van voedselzekerheid

     

12.926

28.332

– 15.406

   

Voeding

     

21.554

17.200

4.354

                 
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties/subsidies/opdrachten

             
   

Duurzame voedselproductie

     

55.345

51.250

4.095

   

Partnerschapsprogramma's FAO

     

2.500

2.500

0

   

Versterking ruraal ondernemersklimaat

     

21.895

20.000

1.895

   

Landenprogramma's voedselzekerheid

     

131.165

140.813

– 9.648

                 
 

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

     

10.384

11.000

– 616

                 

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

 

139.785

158.018

156.794

153.293

173.157

– 19.864

                 
 

Subsidies/Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Integraal waterbeheer

     

24.577

19.937

4.640

   

Drinkwater en sanitatie

     

38.561

31.960

6.601

                 
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties/Subsidies/opdrachten

             
   

Wereldbank

     

14.985

10.000

4.985

   

Landenprogramma's integraal waterbeheer

     

40.049

59.611

– 19.562

   

Landenprogramma's drinkwater en sanitatie

     

33.334

49.649

– 16.315

                 
 

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

     

1.752

2.000

– 248

                 

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

 

220.098

165.427

96.660

83.949

84.101

– 152

                 
 

Subsidies/bijdragen internationale organisaties

             
   

Hernieuwbare energie

     

20.597

55.554

– 34.957

   

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

     

26.178

1.776

24.402

   

Non-ODA programma's klimaat

     

1.070

0

1.070

                 
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties/Subsidies

             
   

Algemene vrijwillige en verplichte bijdragen

     

9.299

2.566

6.733

   

GEF

     

0

10.000

– 10.000

   

UNEP

     

7.143

7.140

3

   

Landenprogramma's klimaatbeleid

     

19.043

9.655

9.388

   

Landenprogramma's milieubeleid; biodiversiteit en bossen

     

272

53

219

   

Landenprogramma's klimaat, energie en milieutechnologie

     

60

0

60

   

Contributie IZA/IZT

     

291

357

– 66

E. Toelichting

Verplichtingen

Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting is in eerste instantie EUR 281 miljoen aan het verplichtingenbudget toegevoegd, onder andere voor de Nederlandse bijdragen aan het Green Climate Fund, het Montreal Protocol en het Verwoestijningsverdrag. Bij de tweede suppletoire begroting is vervolgens het verplichtingenbudget met EUR 163 miljoen verlaagd onder andere door het uitstellen van een nieuwe verplichting voor het fonds duurzaam water, stopzetten van het waterprogramma in Benin en vertragingen in de uitvoering in Rwanda. Ook is een aantal verplichtingen op het gebied van voedselzekerheid doorgeschoven naar 2016 als gevolg van beperkte kasruimte in 2015. De uiteindelijke realisatie is EUR 615 miljoen. De aanvullende mutatie betreft grotendeels een technische bijstelling en is toe te schrijven aan een hogere dollarkoers ten opzichte van de euro. Ook gaat het om geplande projecten die eerder dan verwacht de goedkeuringsprocedure doorliepen. Het betreft vooral de samenwerking op het gebied van water met de Wereldbank en UNESCO-IHE en voedselzekerheid met de FAO. Ook de landen gingen meer verplichtingen aan. In Ethiopië is eerder dan gepland een verplichting aangegaan voor een samenwerking tussen de Universiteit van Wageningen en Ethiopische universiteiten op het gebied van voedselzekerheid.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging aan de Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager of hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel.

De landen besteden minder dan gepland op het gebied van water en voedselzekerheid. Op gebied van voedselzekerheid betreft het vooral Rwanda waar vertraging ontstond bij het totstandkomen van een samenwerking met het Britse Directorate International Development Cooperation (DFID).

Een aantal landen geeft minder uit dan begroot op het gebied van water. Benin geeft EUR 15 miljoen minder uit als gevolg van het stopzetten van het waterprogramma door het corruptieonderzoek. Jemen kan EUR 5 miljoen niet besteden vanwege de politieke situatie. In Mozambique is EUR 4 miljoen minder besteed omdat programma’s vertraagd zijn o.a. door politieke wisselingen binnen de regering van Mozambique en het goedkeuringsproces van de nationale begroting. In Rwanda is EUR 6 miljoen minder besteed omdat de inrichting van een samenwerking met de Rwandese overheid meer tijd kostte.

Artikel 2.2

Op het gebied van water is EUR 20 miljoen minder besteed dan begroot. Bij tweede suppletoire begroting werd al EUR 13 miljoen in mindering gebracht op het waterbudget. Op centraal niveau is een bedrag van EUR 17 miljoen meer besteed dan begroot. Door bezuinigingen in voorgaande jaren was de bestedingsbehoefte groot. Ook is een aantal nieuwe programma’s gestart zoals het Wereldbank programma voor waterbeheer in Senegal en steun aan het beurzenprogramma voor Small Island Development States, en het detacheringsprogramma bij de Wereldbank. Bij de landen is in totaal EUR 36 miljoen minder besteed. Onder het kopje landenprogramma’s hierover meer uitleg.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A: Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale en inclusieve ontwikkeling ten behoeve van een duurzame en rechtvaardige wereld, door het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/Aids; het bevorderen van gelijke rechten en kansen voor vrouwen; versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte als voorwaarde voor organisaties om effectief te opereren; en een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden.

  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van de International Conference on Planning and Development (ICPD) beyond 2014 en de integratie van SRGR en gendergelijkheid in de post 2015 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale vrouwenorganisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.

  • De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).

Financieren

  • Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten.

  • Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer het Medefinanciering Maatschappelijke Organisaties programma (MFS-II), SRGR-fonds, FLOW, Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) en Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV).

  • De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via het Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE) en de opleiding van professionals via het Netherlands Fellowship Programme (NFP); en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

C: Beleidsconclusies

Op gebied van sociale vooruitgang was het aannemen van de Sustainable Development Goals bepalend. In het proces stond Sociale Gelijkheid, verwoord als Leave no one behind, centraal. Dit werd wereldwijd gezien als erkenning dat inzet op gelijkheid kern en voorwaarde vormt voor mondiale ontwikkeling. Nederland heeft zich met strategische partners succesvol ingezet voor het opnemen van het gendergelijkheidsdoel binnen de Sustainable Development Goals.

In 2015 werd via diverse tenders op het terrein van SRGR de basis gelegd voor Strategische Partnerschappen met 7 allianties onder aanvoering van Nederlandse Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO’s) en 5 Internationale Niet-Gouvernementele Organisaties (INGO’s) voor de periode 2016–2020 en werden overeenkomsten aangegaan voor een nieuwe reeks Product Development Partnerships.

Door middel van het FLOW-fonds kwamen nieuwe partnerschappen tot stand met 9 allianties van NGO’s. Op het terrein van vrouwen, vrede en veiligheid werd in 2015 in samenspraak met de Nederlandse partners een nieuw Nationaal Actieplan voorbereid dat begin 2016 gepubliceerd zal worden.

Tegen een achtergrond waarin de politieke ruimte voor het maatschappelijk middenveld wereldwijd afnam, werden in 2015, binnen het beleidskader «Samenspraak en Tegenspraak» 25 Strategische Partnerschapsovereenkomsten op het terrein van lobby and advocacy aangegaan ter versterking van het maatschappelijk middenveld in lage- en middeninkomenslanden. Deze partnerschappen richten zich op de volle breedte van de BHOS-agenda. Om die wereldwijde politieke ruimte beter te volgen, wordt CIVICUS ondersteund.

De IOB beleidsdoorlichting op het terrein van vrouwenrechten en gendergelijkheid toonde aan dat de inbedding van deze onderwerpen in de brede BHOS-agenda nog niet over de gehele linie tot de gewenste resultaten had geleid. De conclusies van de evaluatie zijn meegenomen in de herziening van het genderbeleid en in een plan van aanpak voor het verbeteren van aandacht voor vrouwenrechten en gendergelijkheid binnen de brede agenda van het ministerie en op de posten. Dit heeft er onder andere toe geleid dat in het subsidiebeleidskader voor FLOW 2016–2020 (Funding Leadership and Opportunities for Women) is ingezet op het verbeteren van de inzichtelijkheid van de bereikte resultaten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

 

654.984

184.754

609.348

1.470.001

1.587.610

– 117.609

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

 

1.132.182

1.115.501

1.014.820

904.810

941.934

– 37.124

                 

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

 

377.004

399.752

415.567

371.796

389.784

– 17.988

                 
 

Subsidies/bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Centrale programma's SRGR & HIV/aids

     

118.065

119.193

– 1.128

   

SRGR; strategische alliantie internationale NGO's

     

8.275

1.500

6.775

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Unicef (SRGR)

     

10.000

10.000

0

   

UNAIDS

     

20.000

20.000

0

   

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

     

54.981

55.000

– 19

   

UNFPA

     

61.500

70.000

– 8.500

   

WHO-PAHO

     

5.985

6.713

– 728

   

WHO Partnership programma

     

9 728

10.216

– 488

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/subsidie/ opdrachten

Landenprogramma's SRGR & HIV/aids

     

83.264

89.009

– 5.745

                 

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

 

43.508

51.694

44.055

42.332

43.510

– 1.178

                 
 

Subsidies/bijdragen (inter)nationale organisaties/opdrachten

             
   

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

     

32.100

32.139

– 39

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

UNWOMEN

     

5.948

6.000

– 52

   

Landenprogramma's gelijke rechten en kansen voor vrouwen

     

4.286

5.371

– 1.085

                 

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

 

476.685

452.070

450.525

435.597

452.340

– 16.743

                 
 

Subsidies

             
   

Vakbondsmedefinancierings programma

     

12.744

12.000

744

   

SNV programma

     

40.100

55.000

– 14.900

   

Medefinancieringsstelsel

     

379.626

382.000

– 2.374

   

Twinningsfaciliteit Suriname

     

3.127

3.340

– 213

                 

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

 

234.985

211.985

104.673

55.085

56.300

– 1.215

                 
 

Subsidies/bijdragen internationale organisaties/opdrachten

             
   

Onderzoekprogramma's

     

3.175

4.363

– 1.188

   

Onderwijsprogramma's

     

137

800

– 663

   

Internationale hoger onderwijsprogramma's

     

44.138

43.710

428

E. Toelichting

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging aan de Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager/hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel.

Een aantal landen heeft minder uitgegeven op het gebied van SRGR (artikel 3.1). Jemen heeft ruim EUR 3 miljoen minder uitgegeven aan SRGR als gevolg van verslechterde politieke situatie waardoor een aantal projecten vertraging hebben opgelopen. In de Grote Meren regio is ook ruim EUR 3 miljoen minder uitgegeven op het gebied van SRGR. De uitvoering van het regionale programma werd bemoeilijkt door de situatie in Burundi en de capaciteitsvermindering op de post waardoor activiteiten op het gebied van SRGR vertraging hebben ondervonden.

Artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties; en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, legitieme en democratische staatsstructuren en het bestrijden van corruptie. Tevens het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Financiering van programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde.

  • Vanaf 2015 wordt het Budget Internationale Veiligheid (BIV) overgeheveld naar de begroting van Defensie. Vanuit dit budget worden middelen op het terrein van veiligheidssectorhervormingen en vredes- en capaciteitsopbouw jaarlijks bij Voorjaarsnota overgeheveld naar BHOS en BZ. Besluitvorming wordt interdepartementaal voorbereid en uitgevoerd. Hiermee is het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten uit het BIV geborgd.

  • Naast core bijdragen aan internationale, bij humanitaire hulp betrokken organisaties en het VN-noodhulpfonds, ook ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties per chronische crisis, op basis van een indicatieve planning vooraf.

  • Specifieke bijdragen aan acute crises op basis van de ontstane noden, zowel natuurrampen als man-made.

Stimuleren

  • Programma’s gericht op veiligheid en rechtsorde in de elf partnerlanden, en in de regio’s van het Grote Merengebied en de Hoorn van Afrika, flankeren door politieke dialoog en waar mogelijk inbedden in een geïntegreerde benadering.

  • Stimuleren van bij noodhulp betrokken organisaties om gecoördineerd te werken en om vrouwen in humanitaire situaties te betrekken bij beleid en uitvoering en seksueel geweld tegen te gaan. Daarbij sterke nadruk op het versterken van beschikbare uitvoeringscapaciteit.

Regisseren

  • Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.

  • Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen United Nations Development Programme (UNDP) (team rechtsstaatsontwikkeling) en United Nations Department of Peacekeeping Operations (UN-DPKO) via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections en via conditionaliteit van Nederlandse middelen

  • Meer interne cohesie tussen EU-instellingen, met name Commissie en Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), op crisisbeheersing en conflictpreventie, door dialoog over de uitvoering van de Raadsconclusies over de Geïntegreerde Benadering. Nederland brengt hierbij eigen «best practice» in, en werkt in landen als Mali en Centraal Afrikaanse Republiek nauw met EU samen.

  • Bevorderen van een vroegtijdig herstel na crises en post-conflict en het stimuleren van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie en bevorderen van participatie van burgers.

  • Nauwere samenwerking en meer coherentie tussen de Nederlandse activiteiten in internationale crisisbeheersingsoperaties en veiligheid en rechtsordeprogramma’s in fragiele staten door gezamenlijk besluitvorming over financiering uit het Budget Internationale Veiligheid.

  • Middels Nederlands co-voorzitterschap van het Global Partnership for Effective Development Cooperation aandacht vestigen op conflict-sensitieve private sectorontwikkeling. Hiermee kan werkgelegenheid, en daarmee stabiliteit, in fragiele staten bevorderd worden.

C: Beleidsconclusies

In Syrië vindt een humanitaire tragedie van ongekende omvang plaats: 18 miljoen Syriërs hebben hulp nodig, evenals gastgemeenschappen in de regio die opvang bieden aan 4,6 miljoen Syrische vluchtelingen. In september gaf het kabinet daarom EUR 110 miljoen extra humanitaire hulp. Daarnaast zijn middels het Relief Fund ruim extra middelen ingezet voor humanitaire hulp in de Syrië regio. Met een totaalbedrag van EUR 172,5 miljoen, behoorde Nederland in 2015 tot de top vijf humanitaire donoren voor de Syrië crisis. De hulp is ingezet via organisaties als de Verenigde Naties en het Internationaal Comité van het Rode Kruis, maar ook via de twaalf grote Nederlandse organisaties aangesloten bij de Dutch Relief Alliance.

Naast humanitaire hulp waren ook meer investeringen noodzakelijk om vluchtelingen betere perspectieven te geven op werk en onderwijs in landen van eerste opvang. Ook daar heeft Nederland substantieel aan bijgedragen, onder meer via het EU trustfonds voor migratie, dat in Valletta werd gelanceerd, en waarin Nederland o.a. het EU-programma ter versterking van vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika leidt.

Een belangrijk onderdeel van het bevorderen van wederopbouw en stabiliteit is de steun die Nederland biedt aan lokale initiatieven. Om de weerbaarheid van Syrische burgers te vergroten, en ook hun zicht op een toekomst in Syrië te behouden, ondersteunt Nederland bijvoorbeeld initiatieven als de «White Helmets», een apolitieke en ongewapende beweging van Syrische vrijwilligers die met gevaar voor eigen leven al meer dan 40.000 mensen hebben gered na luchtbombardementen. Daarnaast heeft Nederland onder andere bijgedragen aan de renovatie van gebouwen, uitrusting, training met als doel de terugkeer van de strafrechtketen in Noord-Mali. Deze inzet vormt een goed voorbeeld van de geïntegreerde benadering (3D), waar kleinere initiatieven als deze moeten worden bezien in samenhang met grotere humanitaire uitgaven en de deelname van Nederland aan de Multidimensionele Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in Mali (MINUSMA).

Minder zichtbaar op de begroting, maar essentieel voor vrede en veiligheid, zijn de successen op het gebied van inclusieve politieke processen. Bijvoorbeeld in Birma/Myanmar, waar Nederland onderhandelingen tussen de regering en etnische groepen ondersteunde. Het in 2015 gesloten akkoord is een belangrijke stap op weg naar duurzame vrede in Birma/Myanmar. In Irak ondersteunt Nederland een dialoog over Security Sector Reform en herziening van de Iraakse grondwet via de United Nations Assistance Mission for Iraq (UNAMI), waarbij soennieten, sjiieten en andere bevolkingsgroepen worden betrokken in de opbouw van inclusieve Iraakse instituties.

Met ingang van 2015 staat het Budget Internationale Veiligheid (BIV) op de begroting van het Ministerie van Defensie. Binnen het kabinet is afgesproken dat een bedrag van EUR 60 miljoen beschikbaar blijft voor BZ en BHOS. Na besluitvorming worden deze middelen jaarlijks bij de 1e suppletoire begroting overgeheveld naar de betreffende begrotingen. De EUR 30 miljoen voor BHOS zijn ingezet op het speerpunt Veiligheid en Rechtsorde ten behoeve van hervorming van de veiligheidssector, rechtstaatontwikkeling en capaciteitsopbouw van veiligheid en Rule of Law actoren.

De beleidsdoorlichting humanitaire hulp 2009–2014 is in 2015 uitgevoerd. Hierin wordt een analyse gemaakt van het functioneren van het humanitaire systeem en van de rol van de belangrijkste actoren daarbinnen, met name de rol van Nederland. Uit de analyse blijkt dat Nederland goed scoort op de kwaliteitscriteria voor donoren van humanitaire hulp, in lijn met internationale afspraken. In de loop van 2015 is al voortgang gemaakt ten aanzien van enkele in rapport genoemde aanbevelingen. Zo wordt bijvoorbeeld geïnvesteerd in de opleiding van staf, op het departement en op de posten, zodat beter kan worden ingezet op duurzame en lange termijn oplossingen voor humanitaire crises.

Beleidsartikel 4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

 

701.594

559.660

567.816

747.279

370.379

376.900

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

 

511.063

527.379

572.894

736.387

398.571

337.816

                 

4.1

Humanitaire hulp

 

258.193

233.892

224.096

321.378

205.017

116.361

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Subsidies

             
   

UNHCR

     

33.000

33.000

0

   

Wereldvoedselprogramma

     

36.000

36.000

0

   

UNRWA

     

13.000

13.000

0

   

Noodhulpprogramma's

     

239.377

123.017

116.360

                 

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

 

252.870

293.487

248.774

202.404

193.554

8.850

                 
 

Subsidies / Bijdrage (inter) nationale organisaties

             
   

Landenprogramma's legitieme en capabele overheid

     

2.236

2.777

– 541

   

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

     

84.520

57.879

26.641

   

Midden Amerika programma

     

9.034

10.100

– 1.066

   

Kunduz Trainingsmissie

     

654

0

654

   

Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie

     

3.785

3.961

– 176

   

Functionerende rechtsorde

     

5.484

10.000

– 4.516

   

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

     

30.401

40.300

– 9.899

   

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

     

46.390

56.000

– 9.610

   

Legitieme en capabele overheid

     

15.878

19.275

– 3.397

                 
 

Bijdrage aan ander begrotingshoofdstuk

             
   

landenprogramma's functionerende rechtsorde

     

3.988

0

3.988

                 

4.4

Noodhulpfonds

     

100.024

212.605

0

212.605

                 
 

Subsidie/bijdrage(inter)nationale organisatie

Relief Fund

     

212.605

0

212.605

E. Toelichting

Verplichtingen

Het verplichtingenbudget werd per saldo verhoogd. Dit komt met name door de verhogingen van het verplichtingenbudget voor humanitaire hulp (subartikel 4.1) en voor het Relief Fund (subartikel 4.4), zoals gemeld bij eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting en in de Decemberbrief. Een grote verlaging betreft het centrale budget voor legitieme en capabele overheid en voor vredesdividend, zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting. Tevens heeft een verlaging plaatsgevonden van het decentrale budget voor functionerende rechtsorde. Als gevolg van vertraagde uitvoering in meerdere landen werden voor ruim EUR 41 miljoen minder nieuwe verplichtingen aangegaan.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging aan de Tweede Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager/hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel. Er is sprake van een aantal verlagingen bij de landenprogramma’s binnen het thema wederopbouw. De verlagingen worden met name veroorzaakt door lagere uitgaven in Zuid-Soedan (EUR 15 miljoen), Jemen (EUR 4 miljoen) en Oeganda (EUR 7,4 miljoen). In Zuid-Soedan zijn programma’s vertraagd vanwege de aanhoudende instabiliteit. In het geval van Jemen geldt hetzelfde als gevolg van het conflict. In Oeganda was sprake van (tijdelijke) stopzetting van de bijdrage aan de Justice, Law and Order Sector vanwege de aangekondigde anti-homowet, die uiteindelijk niet doorging.

Artikel 4.1

De verhoogde uitgaven op dit subartikel worden met name veroorzaakt door de verhoging van het reguliere noodhulpbudget met EUR 110 miljoen voor hulp aan vluchtelingen in de Syrië-regio, zoals gemeld bij tweede suppletoire begroting.

Artikel 4.4

Zoals gemeld in de Decemberbrief zijn de uitgaven van het Relief Fund ten opzichte van de tweede suppletoire begroting gestegen met EUR 43 miljoen naar EUR 213 miljoen.

Artikel 5: Versterkte kaders voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Versterkte kaders voor ontwikkeling en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren; het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland en bijdragen aan migratie en ontwikkeling.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen uit Nederland en ontwikkelingslanden op interessante posities bij multilaterale organisaties.

  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het steunen van lokale sport- en culturele organisaties in 6 partnerlanden. Sport en cultuur worden door die organisaties ingezet om de rol van jongeren en vrouwen te versterken in sociale ontwikkeling, water- en sanitatieprojecten, vrede en veiligheid, infrastructuur en projecten gericht op verbetering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.

  • Het ondersteunen van initiatieven die cultuur en sport inzetten voor ontwikkeling, zowel op de posten als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en KNVB WorldCoaches.

  • Het ondersteunen van initiatieven op het vlak van migratie en ontwikkeling.

Stimuleren

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.

  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

  • Beïnvloeding van de formulering en vaststelling van nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelstellingen in het kader van de post-2015 agenda.

  • Het toezien op de uitvoering van een nieuwe ontwikkelingsagenda door multilaterale organisaties.

  • In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.

  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie en mensenrechten.

  • Het stimuleren dat er rekening wordt gehouden met het belang van ontwikkelingslanden binnen het rijksbrede migratiebeleid.

  • De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

C: Beleidsconclusies

Nederland heeft in 2015 een belangrijke rol gespeeld bij de formulering en vaststelling van nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelstellingen in het kader van de post-2015 agenda. Op bepaalde terreinen hebben de resultaten de verwachtingen overtroffen. Zo heeft Nederland tijdens de Financing for Development-conferentie in Addis Abeba in juli 2015 stevig ingezet op acceptatie van een brede visie voor financiering van duurzame ontwikkeling. Hiertoe lanceerde Nederland onder meer het Addis Tax Initiative voor afspraken op belastinggebied. Ook zijn door Nederlandse inzet binnen de Global Goals goede afspraken gemaakt over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, gendergelijkheid, en partnerschappen met de private sector. De doelen voor vreedzame en inclusieve samenlevingen (Global Goal 16) mede op initiatief van Nederland in de duurzame ontwikkelingsagenda vastgelegd. De aangenomen Global Goals bieden goede aanknopingspunten voor de aanpak van de grondoorzaken van conflict en migratie in instabiele delen van de wereld. Tegelijkertijd zijn er punten waar de Global Goals nog beter hadden gekund. Nederland is er bijvoorbeeld niet in geslaagd om seksuele voorlichting en veilige toegang tot abortus in de doelen op te nemen. Ook zijn de monitoring- en rapportageafspraken te vrijblijvend gebleven.

Goede resultaten zijn ook geboekt op het terrein van hervormingen van het multilaterale ontwikkelingssysteem en het bevorderen van resultaatgericht werken, coherentie en samenwerking tussen multilaterale organisaties. De scorekaarten van de multilaterale organisaties tonen hierin een gestage verbetering. Nederland heeft in detail aangegeven waar het nog verdere verbetering wil zien.

Het meerjarige programma voor sport en ontwikkeling liep in 2015 af. In 2015 is een start gemaakt met publiek private samenwerking en actieve betrokkenheid van bedrijfsleven en foundations bij de ontwikkeling van jeugd en gemeenschappen via sport en life skills.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Versterkte kaders voor ontwikkeling (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

 

514.319

– 118.106

260.520

650.067

21.217

628.850

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

 

301.630

334.920

285.068

345.100

58.110

286.990

                 

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

 

206.977

227.589

194.351

166.180

159.617

6.563

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

UNDP

     

17.500

17.500

0

   

UNICEF

     

14.000

14.000

0

   

UNIDO

     

1.941

1.950

– 9

   

Middelenaanvulling multilaterale banken en fondsen

     

108.494

104.296

4.198

   

Kapitaalaanvullingen multilaterale banken en fondsen

     

5.945

5.498

447

   

Speciale multilaterale activiteiten

     

9.402

7.373

2.029

   

Assistent-deskundigen programma

     

8.900

9.000

– 100

                 

5.2

Overig armoedebeleid

 

81.327

99.285

82.652

165.902

– 110.507

276.409

                 
 

Subsidies

             
   

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

     

8.368

12.011

– 3.643

   

Voorlichting op het terrein van OS

     

10.053

9.350

703

   

Schuldverlichting

     

47.556

48.667

– 1.111

   

Unesco

     

4.392

2.000

2.392

                 
 

Overige

Koersverschillen

     

93.893

 

93.893

   

Rentesubsidies

     

1.246

 

1.246

                 
 

nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNP en/of toerekeningen

       

0

– 182 535

182.535

                 

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

 

13.326

8.046

8.065

13.018

9.000

4.018

                 
 

Subsidies

             
   

Migratie en ontwikkeling

     

3.100

3.100

0

                 
 

Diversen

             
   

Migratie en ontwikkeling

     

9.918

5.900

4.018

                 
 

Ontvangsten

 

51.603

128.321

126.712

92.497

79.542

12.955

                 

5.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

 

25.869

59.248

62.426

50.026

48.366

1.660

                 

5.21

Ontvangsten OS

 

25.734

19.371

64.286

37.480

31.176

6.304

                 

5.22

Koersverschillen

 

0

49.702

0

0

0

0

                 

5.23

Diverse ontvangsten non-ODA

 

0

0

0

4.991

0

4.991

E. Toelichting

Verplichtingen

Zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2015 is het verplichtingenbudget aanvankelijk verhoogd als gevolg van een aantal beperkte mutaties zoals de contributie aan de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) en het toegekende budget voor het BHOS-deel in de uitvoering van de Garantiewet Surinaamse pensioenen (voormalig Koninkrijksambtenaren). In de tweede suppletoire begroting 2015 werd het verplichtingenbudget verhoogd vanwege de toezegging die Nederland in augustus jl. heeft gedaan tijdens de Finance for Development-bijeenkomst in Addis Abeba om zijn inspanningen op het gebied van domestic revenue mobilisation te verdubbelen. Bij decemberbrief is een stijging van het verplichtingenbudget gemeld als gevolg van de hoge dollarkoers. De resterende verhoging kan worden verklaard door uitgaven op het gebied van schuldverlichting, een verdere stijging van de dollarkoers, een uit 2014 stammende reservering voor betalingen aan de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) en de kosten die voortkomen uit het akkoord Bed, Bad en Brood.

Uitgaven

Artikel 5.2

De mutatie is met name het gevolg van het parkeerkarakter van dit artikel en is technisch van aard. Wijzigingen in het totale ODA-budget (ten gevolge van BNP-cijfers) evenals aanpassingen in de toerekeningen (onder andere eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen) worden op dit artikel opgevangen. Zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting is op dit sub-artikel budget vrijgemaakt ter dekking van de sterk toegenomen kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen. Daarnaast is een forse stijging opgetreden dankzij het koersverlies als gevolg van de hoge dollarkoers. Tot slot stijgt – zoals toegelicht onder «verplichtingen» – het budget door de afdracht aan UNESCO en de Garantiewet Surinaamse pensioenen.

Ontvangsten

De toename van de ontvangsten wordt met name veroorzaakt doordat restfondsen vanuit het trustfunds van de Wereldbank zijn terugbetaald.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarom wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, totstandkoming van de beleidsinformatie en het financieel – en materieel beheer gericht op het voorschottenbeleid bij activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking.

Rechtmatigheid

Uit de controle door de Auditdienst Rijk over 2015 is gebleken dat er geen fouten en onzekerheden zijn op de artikelen van hoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die gerapporteerd moeten worden.

Totstandkoming van de beleidsinformatie

Met betrekking tot de totstandkoming van de beleidsinformatie hebben zich in 2015 geen bijzonderheden voorgedaan. Hieronder worden de aspecten «verantwoord begroten» en de kwaliteit van beleidsinformatie genoemd.

Verantwoord begroten

Met de invoering van de nieuwe begrotingssystematiek Verantwoord Begroten in 2013 dient voor iedere financiële verplichting het financiële instrument op een correcte wijze te worden vastgelegd in het financiële administratiesysteem. In 2014 bleek dat vastlegging van de financiële instrumenten niet altijd of niet juist heeft plaatsgevonden. In 2015 is dit onderwerp twee keer onderzocht. Het doorvoeren van correcties bleek nodig voor een juiste verantwoording aan het parlement. Ondanks dat wederom een aantal correcties nodig is gebleken, is er wel sprake van een verbetering op dit onderwerp. Om bewustwording van de juiste registratie van financiële instrumenten te bevorderen is dit in 2015 nogmaals onder de aandacht gebracht.

Kwaliteit van de beleidsinformatie

Om de kwaliteit van de beoordeling vooraf van grote financieringen te verbeteren en meer inzicht te krijgen in de realisatie van de beleidsprioriteiten is in 2014 voor ontwikkelingssamenwerking het Quality at Entry (Q@E) proces gestart. Na de positieve ervaringen in 2014 en op basis van een evaluatie en advies van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie wordt de beoordeling door een commissie vanaf 1 januari 2015 ook toegepast op twee posten. De portfolioschouw voor deze posten is een beoordeling van het gehele portfolio van het Directoraat-generaal internationale Samenwerking (DGIS) voor een bepaald land of een regio. In 2016 evalueert de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) het instrument en wordt de portfolioschouw uitgerold voor twee aanvullende posten en voor grensoverschrijdende projecten in de Grote Meren regio.

Financieel en materieel beheer

Misbruik en oneigenlijk gebruik/fraude

Het ministerie besteedt bij bijeenkomsten voor verschillende doelgroepen (ambassadeurs, controllers van posten en directies) regelmatig aandacht aan zowel integriteit van de eigen medewerkers (interne aangelegenheden) als malversaties door derden (externe aangelegenheden) en de maatregelen om deze te voorkomen en te signaleren.

Op het Rijksportaal is een integriteitsportaal ingericht waar medewerkers in Den Haag en op de posten toegang toe hebben. Naast de BZ gedragscode zijn op het portaal diverse documenten beschikbaar om het integriteitsbewustzijn van medewerkers te bevorderen. Handreikingen zijn beschikbaar in Duits, Spaans, Engels en Frans. Op het portaal staan ook de contactgegevens van de vertrouwenspersonen en waar fraude of andere integriteitsschendingen kunnen worden gemeld.

In 2015 is een document opgesteld waarin geleerde lessen met betrekking misbruik en oneigenlijk gebruik zijn toegelicht. Conclusie is dat uitbreiding van bestaande procedures en richtlijnen ter preventie en detectie van fraude niet nodig zijn. Wel behoeft de toepassing aanscherping. Het document is vertaald in een aantal acties op het gebied van bewustwording, productverbetering en kennisontwikkeling.

Daarnaast is het afgelopen jaar het Rijksbrede onderzoek «mogelijke frauderisico’s met Rijkssubsidies» afgerond. Het Ministerie van V&J heeft een rapport opgesteld met hierin aanbevelingen die door de verschillende ministeries moeten worden geïmplementeerd. Na aanleiding van dit rapport is een plan van aanpak opgesteld om alle aanbevelingen in 2016 te kunnen realiseren. Het ministerie monitort of het sanctiebeleid tot het beoogde resultaat leidt.

In de bijlage bij het jaarverslag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is een overzicht met bewezen gevallen van malversaties opgenomen.

Nieuw voorschottenbeleid activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking

De contractpartners waarmee BZ een verbintenis heeft in het kader van ontwikkelingssamenwerking ontvangen middelen als een voorschot. De verantwoording van de uitgaven wordt achteraf vastgesteld met behulp van financiële en inhoudelijke verantwoordingsrapportages. Om de beheerslast voor activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking te verminderen is in 2015 binnen BZ een vernieuwd voorschottenbeleid ingevoerd. De twee belangrijkste wijzigingen betreffen het jaarlijks, in plaats van halfjaarlijks betalen van activiteiten bij de contractpartners en het niet meer tussentijds verantwoorden en afboeken van de verrichte uitgaven in de administratie. Om vast te stellen dat het nieuwe voorschottenbeleid wordt nageleefd heeft het ministerie in 2015 aanvullende controles verricht. Met de controles is ten eerste vastgesteld of niet onterechte tussentijdse verantwoordingen waren geboekt in de administratie en ten tweede is de wijze van de tussentijdse monitoring van activiteiten onder de nieuwe verantwoordingssystematiek beoordeeld. De conclusies zijn dat het nieuwe voorschottenbeleid goed wordt nageleefd. Wel blijkt dat de tussentijdse monitoring van de activiteiten niet uniform wordt ingevuld. De werking van het nieuwe voorschottenbeleid is onderzocht door de Auditdienst Rijk. De uitkomsten van de eigen controles en van het onderzoek van de Auditdienst Rijk kunnen aanleiding zijn om het beleid op het punt van het niet tussentijds afboeken van voorschotten te herzien.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting omtrent overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

C. JAARREKENING

Departementale verantwoordingsstaat 2015 Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) (Bedragen x EUR 1000)
     

(1)

   

(2)

   

(3)

 
 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

 

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

2.743.106

2.475.165

86.809

4.114.379

2.902.664

103.549

1.371.273

427.499

16.740

                     
 

Beleidsartikelen

2.743.106

2.475.165

86.809

4.114.379

2.902.664

103.549

1.371.273

427.499

16.740

                     

1

Duurzame handel en investeringen

321.663

515.497

7.267

631.834

390.662

11.052

310.171

– 124.835

3.785

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

442.237

561.053

 

615.198

525.705

 

172.961

– 35.348

 

3

Sociale vooruitgang

1.587.610

941.934

 

1.470.001

904.810

 

– 117.609

– 37.124

 

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

370.379

398.571

 

747.279

736.387

 

376.900

337.816

 

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

21.217

58.110

79.542

650.067

345.100

92.497

628.850

286.990

12.955

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2015 EN TOELICHTING BEGROTING BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

I Saldibalans per 31 december 2015

 

x EUR 1.000

 

x EUR 1.000

2015

2014

2015

2014

1

Uitgaven ten laste van de begroting

2.902.655

2.813.122

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

103.546

131.844

       

4a

Rekening-courant RHB

2.799.109

2.681.278

Intra-comptabele activa

2.902.655

2.813.122

Intra-comptabele passiva

2.902.655

2.813.122

               

10

Extra-comptabele vorderingen

1.390.382

1.320.749

10a

T.r. extra-comptabele vorderingen

1.390.382

1.320.749

12

Voorschotten

5.551.276

3.923.024

12a

T.r. voorschotten

5.551.276

3.923.024

13a

T.r. garantieverplichtingen

2.752.829

2.215.415

13

Garantieverplichtingen

2.752.829

2.215.415

14a

T.r. openstaande verplichtingen

6.012.336

6.512.308

14

Openstaande verplichtingen

6.012.336

6.512.308

15

Deelnemingen

156.617

65.693

15a

Tegenrekening deelnemingen

156.617

65.693

Extra-comptabele activa

15.863.441

14.037.189

 

Extra-comptabele passiva

15.863.441

14.037.189

           

Totaal activa

18.766.096

16.850.311

Totaal passiva

18.766.096

16.850.311

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2015, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BHOS begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening courant RHB voor BHOS. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4).

Met uitzondering van de RHB Rekening BHOS worden alle liquide middelen verantwoord op de BZ balans.

Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden van de BZ balans.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste van de begrotingen van BHOS in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen en de garantieverplichtingen. Deze posten geven inzicht in de mogelijke toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. De corporate rate 2015 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,74 EUR. Voor 2016 is deze 0,92 EUR.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de historische waarde of de lagere (meest recent bekende) asset waarde.

De deelnemingen zijn gewaardeerd op basis van het gestorte kapitaal. Indien dit kapitaal in vreemde valuta is dan is dit geherwaardeerd tegen de corporate rate van het nieuwe jaar.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2015

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 2.902.655 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Uitgaven ten laste van de begroting

2.902.655

2.813.122

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BHOS in het jaar 2015 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk.

Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2015 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 103.546 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Ontvangsten ten gunste van de begroting

103.546

131.844

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2015 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB (credit 2.799.109 x EUR 1.000)

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven m.b.t. BHOS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BHOS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Rekening-courant RHB BHOS

2.801.863

2.687.302

Te verrekenen tussen BZ en BHOS

– 2.754

– 6.024

Totaal

2.799.109

2.681.278

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

Door de splitsing van de balans tussen BHOS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Gedurende het jaar wordt er per maand achteraf een verrekening gemaakt tussen de RHB rekening BHOS en BZ. Omdat dit alleen achteraf plaats kan vinden zal er per eindejaar altijd een nog te verrekenen bedrag overblijven. Het nog te verrekenen bedrag voor 2015 zal meegenomen worden in de eerste verrekening van 2016.

10 Extra-comptabele vorderingen (debet 1.390.382 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Afhankelijk van de begroting waarop het teruggevorderde bedrag betrekking heeft wordt de vordering toegewezen aan de balans van BZ of BHOS.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

175.151

198.331

Massif fonds

311.225

311.225

IDF (voorheen MOL fonds)

257.756

230.825

DGGF Fonds

117.218

64.218

NIO begrotingslening

132.000

149.000

Verrichte garantiebetalingen NIO

58.882

56.136

Diverse extra-comptabele vorderingen

338.150

311.014

Totaal

1.390.382

1.320.749

De extra-comptabele vorderingen met betrekking tot IDF (voorheen MOL fonds) en het Massif-programma staan uit bij de FMO en betreffen roulerende fondsen. De betaalde IDF fondsen staan per 31/12/2018 en de Massiffondsen per 31/12/2016 ter beschikking van de Minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen.

De asset waarde van IDF tot en met 2015 is, o.b.v. informatie van FMO, verhoogd tot EUR 257,8 miljoen. Het aandeel van Buitenlandse Zaken v.w.b. het Massif fonds is vastgesteld op EUR 456,8 miljoen. De door BZ totaal ingebrachte fondsen t/m 31 december 2015 bedroeg echter EUR 311,2 miljoen, derhalve wordt dit bedrag opgenomen. De genoemde asset waardes zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans, het zijn dus nog geen definitieve cijfers. Deze zullen uit de jaarrekening 2015 van het FMO blijken.

Voor het DGGF (Dutch Good Growth Fund) zijn leningen verstrekt aan RVO en PWC/TJ gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden.

Aan RVO is een lening verstrekt van EUR 45,8 miljoen. Aan PWC/TJ is een lening verstrekt van EUR 71,4 miljoen.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2015

2014

2013

2012

en ouder

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

175.151

0

0

0

175.151

Op termijn opeisbaar begrotingslening

132.000

0

0

0

132.000

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

796

0

0

0

796

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

307.947

0

0

0

307.947

Direct opeisbaar garantiebetalingen

58.882

2.746

702

776

54.658

Direct opeisbaar overige vorderingen

127.038

98.196

– 3.842

3.993

28.691

Totaal direct opeisbare vorderingen

185.920

100.942

– 3.140

4.769

83.349

Geconditioneerde vorderingen

896.515

       

Totaal

1.390.382

       
Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Openingsbalans

198.331

222.383

Af: Aflossingen

23.180

24.052

Af: Kwijtscheldingen

0

0

Eindbalans

175.151

198.331

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema’s zal het saldo per 31 december 2015 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2016

23.806

2017

24.832

2018

24.850

2019

21.948

2020

19.945

Na 2020

59.770

Totaal

175.151

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Openingsbalans

56.136

60.137

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties)

212

702

Bij: Correctie kwijtschelding boeterente MMR

2.534

0

Af: Kwijtscheldingen

0

4.703

Eindbalans

58.882

56.136

Diverse extra-comptabele vorderingen

De post diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

TCX Currency Exchange Fund

54.500

54.500

IFC-GAFSP

71.484

57.498

AEF Fund

53.320

53.320

Lening PIDG

29.900

24.050

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

23.018

23.677

EBRD lening

0

19

IFC GTLP Lening Handelsfinanciering

0

89.115

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank)

98.950

8.355

Vorderingen RSS

796

975

Buiteninvordering gestelde vorderingen

1.112

1.353

Overige

5.070

6

Totaal

338.150

312.868

Het bij de Wereldbank in het beheer zijnde IFC Global Trade Liquidity Program (GTLP) is in 2015 afgerond. Hiervoor is destijds aan de Wereldbank een lening verstrekt ter uitvoering van het programma. De uitstaande lening kan nu door de Wereldbank aan Buitenlandse Zaken worden terugbetaald. In 2015 is reeds een deel terugbetaald. Het restant, zijnde USD 101 miljoen zal in 2016 worden terugbetaald. Derhalve is het bedrag van de openstaande lening afgeboekt naar nul en het nog te betalen saldo overgeboekt naar de restfondsen rekening van de Wereldbank (zie ingevorderde voorschotten inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank).

Correctie beginbalans

In 2015 is gebleken dat een aantal extra comptabele vorderingen uit 2014 en eerdere jaren ten onrechte zijn opgenomen onder Hoofdstuk V. Deze vorderingen zijn destijds betaald uit middelen van Hoofdstuk XVII. Hieruit voortvloeiende extra comptabele vorderingen dienen dan ook verantwoord te worden onder ditzelfde Hoofdstuk.

Specificatie x 1.000 EUR

Gecorrigeerde balans per 31 december 2014

Ongecorrigeerde balans per 31 december 2014

TCX Currency Exchange Fund

54.500

54.500

IFC-GAFSP

57.498

57.498

AEF Fund

53.320

53.320

Lening PIDG

24.050

24.050

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

23.677

23.677

EBRD lening

19

19

IFC GTLP Lening Handelsfinanciering

89.115

89.115

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank)

8.355

8.355

Vorderingen RSS

975

0

Buiteninvordering gestelde vorderingen

1.353

474

Overige

6

6

Totaal

312.868

311.014

De correctie betreft de openstaande vorderingen RSS (Studieschulden Suriname) voor een bedrag van 0,975 miljoen. Tevens zijn er RSS vorderingen buiten invordering gesteld voor een bedrag van 0,879 miljoen. In totaal is een bedrag van 1,854 miljoen aan extra comptabele vorderingen overgeheveld van de saldibalans van Hoofdstuk V.

12 Extra-comptabele voorschotten (debet 5.551.276 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen. Afhankelijk van de begroting waarop het voorschot is verstrekt wordt het voorschot op de BZ of de BHOS balans verantwoord.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Voorschotten

5.551.276

3.923.024

Totaal

5.551.276

3.923.024

Ouderdomsanalyse (x 1.000 EUR)

31 december 2015

31 december 2014

Verstrekt in 2007

321

1.293

Verstrekt in 2008

20.790

23.982

Verstrekt in 2009

39.733

39.111

Verstrekt in 2010

47.573

43.998

Verstrekt in 2011

90.179

107.019

Verstrekt in 2012

421.393

457.494

Verstrekt in 2013

1.184.712

1.315.259

Verstrekt in 2014

1.848.246

1.934.868

Verstrekt in 2015

1.898.329

0

Totaal

5.551.276

3.923.024

De opbouw van stand per ultimo 2014 naar ultimo 2015 is als volgt:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Openingsbalans

3.923.024

4.169.329

Bij: Verstrekte voorschotten

1.861.491

2.085.058

Af: Verantwoorde voorschotten

545.083

2.303.615

Bij: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

311.844

– 27.748

Eindbalans

5.551.276

3.923.024

Het per 1 januari 2015 ingevoerde nieuwe voorschottenbeheer heeft geleid tot een stelselwijziging. Het nieuwe voorschottenbeheer brengt onder andere de volgende wijzigingen met zich mee:

  • 1. Voorschotten worden niet meer tussentijds afgeboekt, maar pas aan het einde van de looptijd van het contract op basis van de eindrapportage. Deze wijziging heeft tot gevolg dat voorschotten langer open staan.

  • 2. De mogelijkheden voor de maximale bevoorschottingstermijn van een jaar zijn verruimd. Hierdoor kan eerder worden overgegaan tot bevoorschotting van een jaar, wat resulteert in het verstrekken van hogere voorschotten.

  • 3. Vooruitbetalingen van activiteiten die voldoen aan de lumpsum criteria worden niet als voorschot geboekt. Dit kan betekenen dat bijdragen die eerder als voorschot geboekt zijn nu op basis van het lumpsum criterium niet meer als voorschot aangemerkt worden. In 2015 heeft een controle van de openstaande voorschotten plaats gevonden in verband met het lumpsum criterium. Voor Hoofdstuk XVII heeft dit niet geleid tot een correctie op de voorschottenstand per 1 januari 2015.

13 Garantieverplichtingen (credit 2.752.829 x EUR 1.000)

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Asian Development Bank

1.323.994

1.179.182

Inter American Development Bank

299.589

240.974

African Development Bank

673.101

593.906

Council of Europe Development Bank

176.743

176.743

Fonds Opkomende Markten

78.432

85.809

Dutch Good Growth Fund

16.593

2.554

NIO

184.377

223.630

Totaal

2.752.829

2.502.798

De garantieverplichting die uitstaat bij de regionale ontwikkelingsbanken (Asian Development Bank, Inter American Development Bank, African Development Bank en de Council of Europe Development Bank) betreft de niet volgestorte aandelen. Alleen bij de African Development Bank is sprake van een toename van de nominale garantstelling in 2015. Deze bedroeg EUR 5,6 miljoen. De resterende toename is veroorzaakt door koersverschillen. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

De garantie bij het Fonds Opkomende Markten betreft een garantie aan de Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven terwijl de garantie in het kader van het Dutch Good Growth Fund betrekking heeft op ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. Voor beide regelingen is een begrotingsreserve gevormd.

De garantieverplichting NIO betreffen door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO) onder staatsgarantie verstrekte kapitaalmarktleningen aan ontwikkelingslanden. Door gewijzigde financieringsstructuur is bij de NIO in 2013 een tijdelijke garantie van EUR 30 miljoen verstrekt. In 2015 is deze verlaagd naar EUR 12,5 miljoen.

Correctie beginbalans

In 2015 is gebleken dat een aantal mutaties uit 2014 en eerdere jaren niet correct zijn verwerkt in de saldibalans.

Specificatie x 1.000 EUR

Gecorrigeerde balans per 31 december 2014

Ongecorrigeerde balans per 31 december 2014

Asian Development Bank

1.179.182

1.005.948

IDB Inter American Development Bank

240.974

240.974

African Development Bank

593.906

568.120

Council of Europe Development Bank

176.743

176.743

Fonds Opkomende Markten

85.809

0

NIO / NIO Indonesië

223.630

223.630

Dutch Good Growth Fund

2.554

0

Totaal

2.502.798

2.215.415

De correctie van de garantieverplichting bij de Asian Development Bank en de African Development Bank is het gevolg van vóór 2015 aangekochte aandelen die niet zijn volgestort en koersveranderingen.

Het Fonds Opkomende Markten valt sinds de overgang van het Directoraat-Generaal Buitenlands Economisch Beleid van het Ministerie van Economische Zaken naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken beleidsmatig en financieel onder begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Per abuis zijn destijds afgegeven garanties niet als garantieverplichting geboekt.

Het Dutch Good Growth Fund, in 2014 van start gegaan, heeft in dat jaar voor het eerst garanties verstrekt. Deze waren echter nog niet verwerkt in de saldibalans per 31 december 2014.

14 Openstaande verplichtingen (credit 6.012.336 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Openingsbalans

6.512.308

6.922.384

Bij: Aangegane verplichtingen

2.402.683

2.403.046

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

2.902.655

2.813.122

Eindbalans

6.012.336

6.512.308

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

15 Deelnemingen (debet 156.617 x EUR 1.000)

De post deelnemingen bestaat uit aandelen in internationale instellingen.

Voor het niet volgestorte deel (callable capital) is een garantieverplichting verstrekt die onder 13. Garantie-verplichtingen is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. In de laatste kolom van het overzicht is het deelnemingspercentage ultimo 2015 vermeld.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Aandeel in %

Asian Development Bank

69.696

62.073

1,03

African Development Bank

41.536

33.607

0,87

Inter American Development Bank

13.462

10.804

0,24

Inter American Investment Corporation

9.853

7.925

1,52

Council of Europe Development Bank

22.070

22.070

3,63

Totaal

156.617

136.479

 

De waarde van de deelneming in de African Development Bank is in 2015 voor een bedrag van EUR 3,4 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaalstorting (in valuta SDR) en met een bedrag van EUR 4,5 miljoen als gevolg van koerswijziging.

De waarde van de deelnemingen in de Asian Development Bank (in SDR), Inter American Development Bank (in USD) en de Inter-American Investment Corporation (in USD) is toegenomen als gevolg van koerswijzigingen.

Correctie beginbalans

In 2015 is gebleken dat een aantal deelnemingen niet (correct) gewaardeerd stonden op de saldibalans per 31 december 2014.

Specificatie x 1.000 EUR

Gecorrigeerde balans per 31 december 2014

Ongecorrigeerde balans per 31 december 2014

Asian Development Bank

62.073

28.968

African Development Bank

33.607

17.972

Inter American Development Bank

10.804

10.828

Inter American Investment Corporation

7.925

7.925

Council of Europe Development Bank

22.070

0

Totaal

136.479

65.693

De correctie bij de Asian Development Bank en de African Development Bank is het gevolg van vóór 2015 aangekochte aandelen en koersveranderingen.

De waarde van de deelneming in de Council of Europe Development Bank is per abuis niet eerder opgenomen in de saldibalans.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2015 EUR 1,0 miljoen.

WNT verantwoording 2015 Ministerie van Buitenlandse Zaken

De jaarrekening voor topinkomens staat in het jaarverslag van het moederdepartement, de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: SANCTIEBELEID EN MALVERSATIES

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd, is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversaties en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. In de praktijk worden malversaties als bewezen beschouwd als er zodanig sterke aanwijzingen zijn, dat het bestaan van een malversatie logischerwijs niet ontkend kan worden. Het is dus niet zo dat bij alle gevallen door een uitspraak van de rechter een malversatie als bewezen wordt aangemerkt.

De Tweede Kamer heeft tijdens het wetgevingsoverleg van 13 juni 2013 de wens uitgesproken om in het geval van bewezen malversaties de informatie over het effect van sancties en het terugvorderen van geld te delen. Deze informatie is toegevoegd.

Malversaties

In het jaar 2015 zijn in totaal achttien vermoedens van malversaties gemeld. Vermoedens van malversaties worden altijd onderzocht. Eind 2015 zijn van deze vermoedens nog negen gevallen in onderzoek. Daarnaast zijn nog één geval uit 2012, waarbij de uitkomsten van het onderzoek uitgevoerd door lokale autoriteiten in Engeland lang op zich laten wachten, en acht gevallen uit 2014 in onderzoek. Om de Tweede Kamer meer inzicht te verschaffen in de lopende onderzoeken wordt jaarlijks in mei en oktober een vertrouwelijke brief met de stand van zaken aangeboden.

In deze bijlage wordt ingegaan op de gevallen waarbij het onderzoek is afgerond en die als bewezen malversaties zijn aangemerkt. Hieronder worden de in het jaar 2015 bewezen gevallen van malversaties (6 uit 2015 en 2 uit 2014) beschreven:

2015

Rwanda

Organisatie:

Lokale organisatie

Context:

Bijdrage aan filmfestival.

Ontdekt:

Niet alle uitgaven konden worden verantwoord.

Omvang:

EUR 2.000

Actie:

Invordering ingesteld, bedrag is terugbetaald.

   

Madagascar en Nicaragua

Organisaties:

Lokale organisatie

Context:

Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) met lokale partnerorganisaties van CNV International.

Ontdekt:

Gebrekkige financiële verantwoording, vervalste bonnen en uitgaven buiten de doelstellingen van het project.

Omvang:

EUR 6.895 (Madagascar) en EUR 2.000 (Nicaragua)

Acties:

Opschorting respectievelijk beëindiging samenwerking.

 

CNV Internationaal neemt schade voor eigen rekening en scherpt controle richting lokale organisaties aan.

   

Oeganda

Organisatie:

Lokale organisatie

Context:

Safe Abortion Action Fund (SAAF).

Ontdekt:

Valsheid in geschrifte door de directeur van de lokale organisatie en aanschaf projectauto voor privégebruik.

Omvang:

EUR 60.000 waarvan EUR 15.580 uit Nederlandse middelen.

Acties:

Van de zaak is lokaal aangifte gedaan.

   

Duitsland

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma in het kader van transparantie en integriteit in de watersector.

Ontdekt:

Diefstal door medewerker.

Omvang:

EUR 5.000

Actie:

Betrokken medewerker is ontslagen. Het bedrag is teruggevorderd en er is aangifte gedaan. De interne procedures van de organisatie zijn aangepast.

   

Mozambique

Organisatie:

Internationale organisatie

Context:

Programma met betrekking tot Social Marketing of Public Health Facilities.

Ontdekt:

Fraude met brandstofpassen door verantwoordelijk manager.

Omvang:

Ca. EUR 13.000

Actie:

Betrokken medewerker is ontslagen en veroordeeld voor het vergrijp. De organisatie accepteert de schade voor eigen rekening. De organisatie heeft maatregelen genomen om dit type fraude te voorkomen.

   

Indonesië

Organisatie:

Lokale organisatie

Context:

Project Bridging the Gaps via Nederlandse stichting.

Ontdekt:

Betalen van steekpenningen aan Indonesische overheidsambtenaren.

Omvang:

EUR 18.504

Actie:

Stichting heeft de samenwerking met lokale organisatie beëindigd en meldt deze zaak bij de Nationale ombudsman van Indonesië.

   

Bangladesh

Organisatie:

Lokale onderneming

Context:

Partnerschapprogramma op het gebied van water.

Ontdekt:

Contacten van programmamedewerkers met aanbieders binnen een tenderproces.

Omvang:

Geen financiële schade, tender is tijdig ongeldig verklaard.

Actie:

Het arbeidscontract met de medewerkers is beëindigd. Het tenderproces zal opnieuw worden opgestart.

   

2014

 

Oeganda

Organisatie:

Nederlandse NGO

Context:

Door Nederland gefinancierd democratiseringsprogramma in Oeganda.

Ontdekt:

Fraude bij de financiële afwikkeling van voorschotten op een dienstreis.

Omvang:

EUR 3.832

Actie:

Betrokken lokale medewerker binnen het programma is ontslagen. Nederlandse NGO heeft het fraudebedrag uit eigen reserves aangevuld en heeft de interne werkprocessen binnen het Oeganda kantoor verder geprofessionaliseerd.

   

Benin

Organisatie:

Lokale overheidsorganisatie

Context:

Waterprogramma PPEA-II van de overheid van Benin.

Ontdekt:

Samenzwering en afsluiten van schijncontracten.

Omvang:

EUR 4.285.852

Actie:

Het waterprogramma is stopgezet. De samenwerking met de overheid van Benin is onder voorwaarden hervat. Op basis van het accountantsonderzoek is de fraude vastgesteld op FCFA 2.811.157.947 (= EUR 4.285.852). In de Kamerbrief van 6 mei 2015 was een bedrag van EUR 4 miljoen opgenomen (Kamerbrief 34 000 XVII, nr. 43). Een vorderingsbrief aan de Minister van Financiën van Benin is verzonden.

Overzicht van de resultaten van het sanctiebeleid

In onderstaande tabel wordt informatie verstrekt over de nog lopende sanctiemaatregelen op bewezen malversaties uit eerdere jaren.

Jemen

Organisatie:

Lokale overheidsorganisatie

Vordering:

EUR 1.473.431

Stand van zaken:

Ondanks dat twee schriftelijke herinneringen zijn verstuurd heeft de organisatie nog niet betaald.

Aanvullende maatregelen:

De ambassade blijft vanuit Nederland aandringen op betaling. In verband met de oorlogssituatie in Jemen wordt snelle betaling van de vordering niet verwacht.

   

Oeganda – India

Organisatie:

Indiase onderneming

Vordering:

EUR 1.200.000

Stand van zaken:

Tegen de faillissementsincassoprocedure in India is verweer ingesteld. De datum voor de behandeling van dit verweer is nog niet vastgesteld door de lokale autoriteiten.

   

Bangladesh

Organisatie:

Internationale organisatie

Vordering:

USD 1.596.854

Stand van zaken:

Een deel van de vordering is alsnog met bewijsstukken verantwoord, waarna het overige deel is afgewikkeld.

   

Tanzania

Organisatie:

Local Governance Reform Programme (LGRP-II)

Vordering:

Ongeveer EUR 25.000

Stand van zaken:

De accountant van PWC heeft de accountantsrapporten ter goedkeuring aangeboden aan de National Audit Office of Tanzania (NAOT). NAOT heeft op het totaal van de onverantwoorde uitgaven een aantal wijzigingen in de rapporten aangebracht waarmee de donoren niet volledig hebben ingestemd.

Aanvullende maatregelen:

De donoren zullen in overleg over deze door NAOT aangebrachte wijzigingen een beslissing nemen, op grond waarvan PWC NAOT zal verzoeken de accountantsrapporten definitief goed te keuren.

   

Bangladesh

Organisatie:

Lokale organisatie

Vordering:

EUR 398.000

Stand van zaken:

Op de door Nederland en Zweden ondertekende en aan Steps verstuurde invorderingsbrief is niet gereageerd.

Aanvullende maatregelen:

Ambassade Dhaka zal samen met Zweden gaan overleggen welke vervolgstappen ondernomen kunnen worden.

   

Oeganda

Organisatie:

Lokale organisatie

Vordering:

EUR 67.000

Stand van zaken:

Er is grote vertraging in de rechtszaak opgetreden bij het Criminal Investigations and Intelligence Directorate (CIID).

Aanvullende maatregelen:

Als penvoerder van de donoren heeft de Deense ambassade in Oeganda een klachtenbrief verstuurd naar de Inspector General of Police. In deze brief wordt aangedrongen op snelle behandeling van deze zaak.

   

Oeganda

Organisatie:

Lokale organisatie

Vordering:

EUR 33.635

Stand van zaken:

Er is grote vertraging in de rechtszaak opgetreden bij het Criminal Investigations and Intelligence Directorate (CIID).

Aanvullende maatregelen:

Als penvoerder van de donoren heeft de Deense ambassade in Oeganda een klachtenbrief verstuurd naar de Inspector General of Police. In deze brief wordt aangedrongen op snelle behandeling van deze zaak.

Rwanda

Organisatie:

Lokale organisatie

Vordering:

EUR 58.000

Stand van zaken:

De nieuwe programmamanager heeft de vordering op het beveiligingsbedrijf in een gespreksverslag nog een keer onder de aandacht gebracht van de Managing Director van de lokale organisatie. De Managing Director van lokale organisatie heeft toegezegd de vordering op het beveiligingsbedrijf te bespreken in het bestuur van de lokale organisatie.

   

Somalië

Organisatie:

Een achttal organisaties in het kader van een door een internationale organisatie beheerd fonds.

Vordering:

Een bedrag van ca. EUR 4 miljoen.

Stand van zaken:

De internationale organisatie werkt aan het terugvorderen van het geld bij de NGO's waar fraude is gepleegd via juridische procedures. Nederland volgt deze invorderingsprocedure.

   

Kenia

Organisatie:

Lokale organisatie

Vordering:

EUR 60.000

Stand van zaken:

De rechtszaak om het schadebedrag terug te krijgen is van start gegaan.

   

Nigeria

Organisatie:

Internationale organisatie

Vordering:

USD 68.000

Stand van zaken:

Het totaalbedrag van de malversatie van USD 2,2 miljoen is terugbetaald. Het Nederlandse aandeel van de vordering is daarmee afgewikkeld.

   

Nicaragua

Organisatie:

Lokale organisatie

Vordering:

EUR 51.350

Stand van zaken:

Een rechtszaak tegen lokale organisatie loopt.

   

Nederland

Organisatie:

Nederlandse NGO

Vordering:

EUR 150.000

Stand van zaken:

Schade is verhaald op de verdachte.

Aanvullende maatregelen:

De verdachte is voorgeleid. De uitspraak van de rechtbank is nog niet bekend.

BIJLAGE 2: AFGERONDE EVALUATIE- EN OVERIGE ONDERZOEKEN3 4 5

1

Duurzame handel en investeringen

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

Beleidsdoorlichtingen

     
   

1.3

Op zoek naar focus en effectiviteit – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse inzet voor private sector ontwikkeling 2005–2012

2014

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

1.1

Effecten TTIP voor ontw. Landen

2015

   

1.2

Netherlands Business Support (NBSO) netwerk

2014

   

1.3

FMO-CD (capacity development)

2011

   

1.3

Investment Climate Facility for Africa

2013

   

1.3

Initiatief Duurzame Handel

2014

   

1.3

FMO-Massif

2015

   

1.3

Healt Insurance Fund

2015

3

Overig onderzoek

     
   

1.1

Systematic review maatschappelijk verantwoord ondernemen

2013

   

1.1

Return on aid for Dutch exports

2014

   

1.1

Fiscal Treaties

2014

   

1.1

Directe investeringen: modernisering IBO-beleid

2014

   

1.1

Directe investeringen: UNCTAD- studie rol Nederlandse IBO’s

2015

   

1.2

Holland Branding

2013

   

1.3

Publiek Private Partnerschappen

2013

   

1.3

FMO-A

2014

   

1.3

Schoklandakkoorden

2014

   

1.3

ICTSD

2015

   

1.4

DGGF tussentijdse evaluatie

2015

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

2.2

Van infrastructuur naar duurzame impact: beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan drinkwater en sanitaire voorzieningen (1990–2011)

2012

   

2.3

Met hernieuwde energie – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan hernieuwbare energie en ontwikkeling (2004–2014)

2015

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

2.1

Programma Ondersteuning Producentenorganisaties

2015

   

2.1

Solidaridad

2015

   

2.2

Water en sanitaire voorzieningen in Benin

2011

   

2.2

Water en sanitaire voorzieningen in Mozambique

2011

   

2.2

Aqua for all programma «Building bridges connecting water»

2013

   

2.3

Daey Ouwens Fonds

2014

   

2.3

Energieactiviteiten in Indonesië

2014

   

2.3

Energieactiviteiten in Rwanda

2014

   

2.3

Energising Development (EnDevII)

2014

   

2.3

Fonds Duurzame Biomassa

2013

3

Overig onderzoek

     
   

2.1

Systematic review voedselzekerheid

2012

   

2.3

Evaluatie Rio-verdragen (GEO-5)

2012

   

2.3

Evaluatie Interdepartementaal beleidsprogramma biodiversiteit

2012

   

2.3

Systematic review hernieuwbare energie

2013

3

Sociale vooruitgang

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

3.1

Balancing Ideals with Practice – Policy Evaluation of Dutch Involvement in Sexual and Reproductive Health and Rights (2007–2012)

2013

   

3.2

Gender sense & sensitivity: Policy evaluation on women's rights and gender equality (2007–2014)

2015

   

3.4

Education matters: Policy review of the Dutch contribution to basic education 1999–2009

2011

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

3.1

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (o.a. Nicaragua, Mali, Bangladesh)

2013

   

3.1

Fonds Product Development Partnerships

2015

   

3.2

Evaluatie gender-programma’s (MDG3 fonds, nationale actieplannen n.a.v. VN VR 1325; activiteiten gericht op bestrijding geweld tegen vrouwen)

2015

   

3.3

Evaluation of the Dutch support to capacity development: Facilitating resourcefulness (case studies Ghana, SNV, Agriterra, PSO, NCEA)

2011

   

3.3

Evaluation of Dutch support to capacity development: the case of NIMD

2011

   

3.3

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

2012

   

3.3

Useful Patchwork, Direct financing of local NGO's

2014

   

3.3

Between ambitions and ambivalence (SNV)

2014

   

3.3

Investeren in wereldburgerschap (NCDO)

2014

   

3.3

MFS 2 evaluatie

2015

   

3.4

Basisonderwijs Bangladesh

2011

   

3.4

Basisonderwijs Bolivia

2011

   

3.4

Basisonderwijs Zambia

2011

   

3.4

Netherlands Fellowship Programme/ Netherlands Institutional Capacity Development in Higher Education

2012

3

Overig onderzoek

     
   

3.1

International Planned Parenthood Federation

2011

   

3.1

Early childhood development (UNICEF)

2011

   

3.3

Kwaliteitsoordeel programmaevaluaties

2011

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

4.3

Op zoek naar nieuwe verhoudingen – Evaluatie van het Nederlandse buitenlandbeleid in Latijns-Amerika

2013

   

4.3

Investeren in stabiliteit. Het Nederlandse fragiele statenbeleid doorgelicht

2013

   

4.1

Beleidsdoorlichting van de Nederlandse humanitaire hulp 2009–2014

2015

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

4.1

Haïti noodhulp

2011

   

4.1

Eindevaluatie ISAF/Uruzgan incl. subsidieregeling «Fonds economische opbouw Uruzgan»

2011

   

4.1

Conflictpreventie en vredesopbouw in DRC (multi-donor)

2011

3

Overig onderzoek

     
   

4.1

Van noodhulp naar wederopbouw

2013

     

Central Emergency Response (CERF)

2011

   

4.1

Common Humanitarian Funds

2011

   

4.1

Global logistics WFP (multi-donor)

2012

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

5.2

Begrotingssteun: Resultaten onder voorwaarden

2013

   

5.3

Evaluatie Consulaire dienstverlening doorgelicht 2007–20101

2011

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

5.1

Nederlandse inzet bij de Wereldbank

2013

   

5.2

Deelonderzoek relatie begrotingssteun en armoede (multi-donor): Zambia etc.

2011

   

5.2

Implementatie van de Paris Declaration

2011

   

5.2

Wederzijdse belangen-wederzijdse voordelen: Evaluatie van de schuldverlichtingsovereenkomst van 2005 tussen de Club van Parijs en Nigeria

2011

   

5.2

Twinning Suriname

2011

   

5.2

Radio Wereldomroep

2015

3

Overig onderzoek

     
   

5.1

One UN (Delivering as one)

2012

   

5.1

Multilateral Effectiveness Review Unicef

2013

   

5.1

Multilateral Effectiveness Review UN Women

2015

   

5.2

Autonomy, partnership and beyond, a counterfactual analysis of policy coherence for Ghana

2014

   

5.3

Evaluatie Stichting Duurzame Terugkeer

2011

   

5.3

Pilot Circulaire Migratie

2012

   

5.3

Migratie en Ontwikkeling

2012

X Noot
1

Dit is gecombineerd met de beleidsdoorlichting van beleidsdoelstelling 4.1 en 4.2 van BZ begroting.

BIJLAGE 3: AFKORTINGEN

ADR

Auditdienst Rijk

AfDB

African Development Bank

BHOS

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

BIV

Budget Internationale Veiligheid

BMZ

Duitse Federale Ministerie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

BNP

Bruto Nationaal Product

BZ

Buitenlandse Zaken

CERF

Central Emergency Response Fund

CETA

Comprehensive Economic and Trade Agreement

CGIAR

Consultative Group on International Agricultural

DAC

Development Assistance Committee

DFID

Britse Directorate International Development Cooperation

DGGF

Dutch Good Growth Fund

DGIS

Directoraat-generaal internationale Samenwerking

DRIVE

Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle

DTIB

Dutch Trade and Investment Board

DTIF

Dutch Trade and Investment Fund

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECHO

Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department

EKV

Exportkredietverzekering

EPA

Economische Partnerschapsakkoord

EU

Europese Unie

EZ

Economische Zaken

FAO

Food and Agricultural Organisation of the United Nations

FIB

Finance for International Business

FLOW

Funding Leadership and Opportunities for Women

FMO

Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden

FOM

Faciliteit Opkomende Markten

GPEDC

Global Partnership for Effective Development Cooperation

GTLP

IFC Global Trade Liquidity Program

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

IATI

International Aid Transparency Initiative

ICPD

International Conference on Population and Development

IDB

Inter-American Development Bank

IDF

Infrastructure Development Fund

IDH

Initiatief Duurzame Handel

IFAD

International Fund for Agricultural Development

IFC

International Finance Corperation

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

INGO

Internationale Niet-Gouvernementele Organisatie

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

ITA

Information Technology Agreement

LEAD

Local Employment in Africa for Development

LGRP

Local Governance Reform Programme

LHBTI

Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en interseksen

MDG

Millennium Development Goals

MFS

Medefinanciering Maatschappelijke Organisaties

MINUSMA

Multidimensionele Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in Mali

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MoU

Memorandum of Understanding

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NCDO

Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling

NCP

Nationale Contact Punt

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NFP

Netherlands Fellowship Programme

NGO

Niet-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

ODA

Official Development Assistance

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

ORIO

Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PIB

Partners for International Business

PIDG

Private Infrastructure Development Group

PSD

Private Sector Development

PSI

Population Services International

PSO

privatesectorontwikkeling

PwC/TJ

PricewaterhouseCoopers/Triple Jump

RDPP

Regionale Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

SIDA

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van Zweden

SIDS

Small Islands Developing States

SNV

Stichting Nederlandse Vrijwilligers

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

SWIPD

Syrian Women’s Initative for Peace and Development

TFA

Trade Facilitation Agreement

TISA

Trade in Services Agreement

TRIPS

Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights

TTIP

Transatlantic Trade & Investment Partnership

UNAMI

United Nations Assistance Mission for Iraq

UNCTAD

United Nations Conference on Trade and Development

UNDP

United Nations Development Programme

UN-DPKO

United Nations Department of Peacekeeping Operations

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNICEF

United Nations Children’s Fund

USAID

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de Verenigde Staten

VMP

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

VN

Verenigde Naties

VS

Verenigde Staten van Amerika

WB

The World Bank

WFP

World Food Programme

WTO

World Trade Organisation