Kamerstuk 34475-X-1

Jaarverslag Ministerie van Defensie 2015

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2015

Gepubliceerd: 18 mei 2016
Indiener(s): Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34475-X-1.html
ID: 34475-X-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

Aangeboden 18 mei 2016

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 7.815,8 (bedragen x 1 miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 7.815,8 (bedragen x 1 miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 435,0 (bedragen x € 1 miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 435,0 (bedragen x € 1 miljoen)

INHOUDSOPGAVE

A.

Algemeen

5

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

5

2.

Leeswijzer

7

       

B.

Beleidsverslag

10

3.

Beleidsprioriteiten

10

4.

Beleidsartikelen

27

 

4.1.

Beleidsartikel 1 Inzet

27

 

4.2.

Beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten

36

 

4.3.

Beleidsartikel 3 Taakuitvoering landstrijdkrachten

41

 

4.4.

Beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

48

 

4.5.

Beleidsartikel 5 Taakuitvoering marechaussee

54

 

4.6.

Beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht

58

 

4.7.

Beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

70

 

4.8.

Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

73

5.

Niet-beleidsartikelen

76

 

5.1.

Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

76

 

5.2.

Niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat

78

 

5.3.

Niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

80

 

5.4.

Niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien

81

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

82

       

C.

Jaarrekening

92

7.

De verantwoordingsstaat

92

8.

De saldibalans

93

       

Baten-lastenagentschappen

99

9.

De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

99

10.

Defensie Telematica Organisatie

100

11.

Dienst Vastgoed Defensie

109

12.

Paresto

111

       

Publicatie personele topinkomens

118

13.

Wet Normering Topinkomens

118

       

D.

Bijlagen

122

Bijlage 1:

Toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s

122

Bijlage 2:

Overzicht Budget Internationale Veiligheid

125

Bijlage 3:

Externe inhuur

126

Bijlage 4:

Afgerond Evaluatie- en overig onderzoek

127

Bijlage 5:

Integriteitsmeldingen

129

Bijlage 6:

Rapportage burgerbrieven

130

Bijlage 7:

Rapportage voortgang maatregelen Beleidsbrief 2011 en nota In het belang van Nederland

132

Bijlage 8:

Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen in 2015

135

Bijlage 9:

Lijst met afkortingen

140

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AANBIEDING EN VERZOEK TOT DECHARCHEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Defensie over het jaar 2015 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2015 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans;

  • 5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • 6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2015, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2015 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

In het jaarverslag 2015 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2015 (Kamerstuk 34 000-X, nr. 1). Het jaarverslag bestaat uit de aanbieding en het verzoek tot dechargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de (niet-)beleidsartikelen, de jaarrekening, gegevens over de baten-lastenagentschappen, publicatie personele topinkomens en een aantal bijlagen. In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Rijk afgegeven controleverklaring. Er zijn over de verantwoording van het begrotingsjaar 2015 geen rijksbrede focusonderwerpen die op Defensie van toepassing zijn.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).

Beleidsartikelen

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 2,5 miljoen voor artikel 1 Inzet en € 5 miljoen voor de beleidsartikelen 2, 3, 4, 5, 7 en 8) worden per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».

In beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet voor de krijgsmacht verantwoord. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded Navo- en EU-operaties, inzet voor nationale en Koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel bevat ook een overzicht van de structurele inzet die in andere beleidsartikelen is verantwoord, bijvoorbeeld door de Koninklijke Marechaussee, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en de Kustwachten.

In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord voor Zeestrijdkrachten, Landstrijdkrachten, Luchtstrijdkrachten, Marechaussee en de inzet waartoe zij gemandateerd zijn, voor zover deze niet valt onder artikel 1.

In beleidsartikel 6 zijn de investeringen verantwoord voor de krijgsmacht, te weten investeringen in materieel, infrastructuur en IT. Daarnaast zijn de verkoopopbrengsten van afstoting van materieel en infrastructuur in dit beleidsartikel verantwoord. Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten waarvan de realisatie afwijkt van de begroting 2015. Een toelichting wordt gegeven bij relevante verschillen (groter dan € 10 miljoen bij de opdracht «Voorzien in nieuw materieel» en «verkoopopbrengsten groot materieel» en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten).

In de beleidsartikelen 7 Ondersteuning door Defensie Materieel Organisatie en 8 Ondersteuning door Commando DienstenCentra zijn de uitgaven en verplichtingen verantwoord voor de ondersteunende en dienstverlenende defensieorganisaties.

Niet-beleidsartikelen

Bij de niet-beleidsartikelen worden de financiële gevolgen van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 5 miljoen) per niet-beleidsartikel toegelicht.

In het niet-beleidsartikel 9 Algemeen worden de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen programma-uitgaven opgenomen. In het niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat worden de uitgaven ten behoeve van het centrale apparaat van Defensie verantwoord. Hieronder vallen de uitgaven voor de Bestuursstaf, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de pensioenen en wachtgelden. Ten slotte worden in de niet-beleidsartikelen 11 en 12 de Geheime uitgaven en de verantwoording voor Nominaal en onvoorzien opgenomen.

Bedrijfsvoeringparagraaf

De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit vier onderdelen: rechtmatigheid, de totstandkoming van beleidsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de agentschappen en het voormalige agentschap DVD. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het Ministerie van Defensie. Ook is de verantwoording van de agentschappen en het voormalige agentschap DVD opgenomen. Tenslotte is de rapportage over de Wet Normering Topinkomens opgenomen als onderdeel van de Jaarrekening.

Bijlagen

Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht met toezichtrelaties, ZBO’s en RWT’s (bijlage 1), een overzicht van het Budget Internationale Veiligheid (bijlage 2), een overzicht van externe inhuur (bijlage 3), een overzicht met afgerond evaluatie- en overig onderzoek (bijlage 4), een overzicht van integriteitsmeldingen (bijlage 5), de rapportage burgerbrieven (bijlage 6), de rapportage voortgang van de maatregelen beleidsbrief 2011 en nota In het belang van Nederland (bijlage 7), de rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen in 2015 (bijlage 8) en een lijst met afkortingen (bijlage 9).

Groeiparagraaf

  • Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstuk 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In het jaarverslag zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel budgettaire gevolgen van beleid. Door de nieuwe indeling kunnen in sommige tabellen geen gegevens worden opgenomen voor de jaren 2011 en 2012.

  • Beleidsartikel 6: Investeringen Krijgsmacht. Vanaf de begroting 2013 is een centraal investeringsartikel opgenomen. Over dit artikel zijn de volgende aanvullende afspraken voor 2015 gemaakt met het Ministerie van Financiën:

    • Een ongelimiteerde eindejaarsmarge op het beleidsartikel 6, met daarin de budgetten voor investeringen en de aan investeringen gerelateerde uitgaven aan materieel (inclusief bijbehorende instandhouding, afstotingskosten en verkoopopbrengsten). Onder materieel wordt verstaan de wapensystemen, infrastructuur en aan de krijgsmacht gerelateerde IT-systemen. Voor de rest van de begroting geldt de gebruikelijke 1 procent van het begrotingstotaal als eindejaarsmarge;

    • De verkoopopbrengsten voor groot materieel worden op de voor Defensie gebruikelijke behoedzame wijze geraamd en komen altijd ten bate van het beleidsartikel investeringen, zodat deze ook meerjarig kunnen worden meegenomen. Dit vervangt de eerdere middelenafspraken;

    • Naast de ongelimiteerde eindejaarsmarge wordt twee keer per jaar (voorjaar en augustus) beoordeeld of de budgetten een andere fasering behoeven naar enig jaar. Ook kan de Minister van Financiën vragen om aanpassingen van de fasering ter ontlasting van het kader in enig jaar.

  • Vanaf de begroting voor 2014 zijn de operationele toelagen, conform de rijksbrede definities, gepresenteerd als apparaatsuitgaven. Dit betreft de volgende wijzigingen:

    • Bij de operationele commando’s zijn uit de post «gereedstelling» de operationele toelagen overgeheveld van het programma naar het apparaat;

    • Bij het Commando Zeestrijdkrachten is de post «inzet» die betrekking heeft op de Kustwacht in Nederland en het Caribisch gebied samengevoegd bij de post gereedstelling van het programma.

  • Batenlastenagentschappen: Om de apparaatsuitgaven binnen de baten-lastenagentschappen beter te laten aansluiten bij de uitgavenbegroting, worden Rijksbreed de betalingen aan de baten-lastenagentschappen zichtbaar gemaakt in de uitgavenbegroting, onder de noemer «waarvan bijdragen aan SSO’s» (Shared Service Organisations).

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Het kabinet sprak in de miljoenennota de intentie uit om, waar mogelijk en nodig, de trend van dalende defensie-uitgaven te keren. Geopolitieke ontwikkelingen en internationale en nationale veiligheidsanalyses geven daar alle aanleiding toe. Met de begroting 2015 maakte het kabinet extra middelen vrij voor Defensie. Het ging om € 50 miljoen in 2015, € 150 miljoen in 2016 en vanaf 2017 € 100 miljoen per jaar. Met deze verhoging onderstreepte het kabinet de noodzaak en de urgentie van versterking van de Krijgsmacht. De aanwending van de extra middelen berust op de uitgangspunten zoals uiteengezet in de nota In het belang van Nederland (Kamerstuk 33 763, nr. 1). Centraal staan operationele en financiële duurzaamheid, toekomstbestendigheid en de verdere intensivering van samenwerkingsverbanden, nationaal en internationaal.

Op 27 februari 2015 liet het kabinet weten de veiligheidsketen op een aantal punten substantieel te versterken in het kader van contraterrorisme (Kamerstuk 29 754, nr. 302). Voor Defensie betreft het € 19,5 miljoen in 2015, € 57 miljoen in 2016, € 55 miljoen in 2017 en vanaf 2018 € 51 miljoen per jaar. De middelen worden onder meer ingezet voor de beveiliging van kwetsbare objecten door de Koninklijke Marechaussee (KMar), een versterking van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en een versterking van de Dienst Speciale Interventies (DSI) om bij een verhoogde dreiging of aanslag zeer snel ter plaatse te kunnen zijn.

Met ingang van 2015 is het Budget Internationale Veiligheid (BIV) van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) naar de begroting van Defensie overgedragen. De geïntegreerde benadering blijft onveranderd het uitgangspunt.

Inzetbaarheidsdoelstellingen

Het beroep op de Krijgsmacht in 2015, nationaal en internationaal, was groot. De Krijgsmacht is onder meer ingezet in Afghanistan, Mali, de Hoorn van Afrika, het Midden Oosten, de Balkan en bij diverse kleine missies. Ook de nationale inzet ging onverminderd door. In de tweede helft van 2015 sprong de geïntensiveerde inzet van de KMar in het oog voor de bewaking van hoog risico objecten en voor mobiele toezichtscontroles door de eenheden van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV), bijvoorbeeld langs wegen en op het spoor.

Zoals bekend kampt de Krijgsmacht met een aantal beperkingen die het vermogen aantasten om operaties langdurig uit te voeren en om verschillende operaties gelijktijdig uit te voeren. Dit betekent dat de Krijgsmacht bij gelijktijdige inzet op land, ter zee en in de lucht, niet of niet volledig kan voorzien in de eigen (gevechts)ondersteuning, tenzij het gaat om dezelfde missie in hetzelfde operatiegebied. Vooral vuursteun, medische ondersteuning, transport- en CIS-capaciteiten zijn krap bemeten. Voorts staat de algehele geoefendheid onder druk door onder meer de uitvoering van eenzijdige missies. Ook materiële beperkingen en een gebrek aan gespecialiseerd personeel beïnvloeden de operationele gereedheid van de Krijgsmacht in negatieve zin. Zie bijlage 8 voor de rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen over het jaar 2015 en Kamerstuk 33 763, nr. 84 voor de rapportage over de eerste helft van 2015.

Verbetering slagkracht Krijgsmacht

Met het extra geld dat beschikbaar kwam in 2015, heeft Defensie onder meer de volgende maatregelen getroffen:

  • Helikopters: Helikoptercapaciteit is schaars, zowel in Nederland als daarbuiten. Defensie heeft voor de transporttaken extra Cougar-helikopters opnieuw in gebruik genomen. Op 7 september 2015 is de Kamer geïnformeerd over de aanschaf van veertien nieuwe Chinook-helikopters ter vervanging van elf oudere types (Kamerstuk 27 830, nr. 157);

  • Bushmasters: In 2015 zijn 22 Bushmasters aanbesteed. Zoals gemeld in het Materieelprojectenoverzicht 2015 (Kamerstuk 27 830, nr. 158) stromen de Bushmasters gefaseerd in bij het CLAS. Door de aanschaf van de extra voertuigen wordt de beschikbaarheid van deze voertuigen voor opleiding, training en inzet structureel verbeterd en zijn meer eenheden inzetbaar met hetzelfde voertuigtype;

  • CBRN-bescherming: Bij de start van het project in 2015 bleek dat de planning van het project aangepast moest worden als gevolg van benodigde (voor)studie om te komen tot een programma van eisen en de onderlinge afhankelijkheid met het project Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS). Beproeving en selectie van middelen is voorzien in de periode tot en met 2017 en invoering in 2018;

  • Cyber: Cyberaanvallen en -spionage leiden tot ernstige verstoringen van onze samenleving. In 2015 investeerde Defensie dan ook verder in de kennis en deskundigheid van haar personeel en in extra personele capaciteit op het gebied van inlichtingen, rechtshandhaving en operaties. Een belangrijk deel van het bestaande personeel heeft aanvullende opleidingen en cursussen gevolgd;

  • Inzetvoorraden: met de begroting 2015 is budget ter beschikking gesteld voor het aanvullen van munitievoorraden voor belangrijke zee-, land- en luchtwapensystemen. Voor de SM-2 raketten voor de LC-fregatten is in 2015 een Memorandum of Understanding gesloten en gerealiseerd. Levering van de raketten is voorzien in 2018 en 2019. De aanvulling van de verbeterde MK-48 torpedo voor de Walrusklasse is gevoegd in het bestaande project. Het proces loopt om de aanvulling van de torpedo onder het bestaande FMS-contract te brengen. Ik heb de Kamer hierover geïnformeerd op 30 januari 2015 (Kamerstuk 27 830, nr. 145). Ook de aanvullingen van de AIM-9X raketten voor de F-16 zijn gevoegd in de bestaande projecten. Voor de raketten voor de Apache helikopter is in juni 2015 een contract getekend. Voor de precision guided munition voor de pantserhouwitser zijn in 2015 contracten gesloten en levering is voorzien in de periode tot en met 2018. Ook zijn in 2015 de aantallen munitie voor de CV-90 verhoogd onder een lopend contract;

  • Command & Control: In 2015 is begonnen met het inventariseren van projecten die de mogelijkheden van genetwerkt militair optreden vergroten. De planning van dit project is aangepast door de koppeling met het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS). De Kamer is in juni 2015 geïnformeerd dat het project VOSS vertraging heeft opgelopen en in de periode tot 2021 wordt gerealiseerd (Kamerstuk 34 000 X, nr. 98);

  • Inlichtingen en veiligheid: Om tegemoet te kunnen komen aan de toenemende vraag naar inlichtingen en veiligheidsinformatie over risicogebieden en (potentiële) inzetgebieden wordt de MIVD versterkt en wordt geïnvesteerd in specialistische IT. In 2015 is de MIVD begonnen met het werven van personeel hiervoor. De investeringsprojecten in IT lopen over meerdere jaren en bevinden zich in een voorbereidende fase.

Internationale inzet

In 2015 leverde Nederland gemiddeld 1.300 functies voor meer dan 20 missies, groot en klein, in het buitenland. Voor een uitgebreide behandeling van de grotere bijdragen aan operaties en missies wordt verwezen naar de voortgangsrapportages en artikel 100-brieven.

Afghanistan

Nederland neemt per 1 januari 2015 tot eind 2016 deel aan de Navo-missie Resolute Support in Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nr. 541). De Nederlandse inzet bedraagt maximaal 100 militairen in Kabul en in de noordelijke provincie Balk, in de omgeving van de stad Mazar-e-Sharif, waar Duitsland de leiding heeft. De Nederlandse inzet bedraagt ongeveer tien personen voor advisering van de Afghan National Defence and Security Forces (ANDSF). Verder wordt met 25 personen medische capaciteit geleverd in Mazar-e-Sharif. In Mazar-e-Sharif zijn voorts 30 personen aanwezig voor het transport en de beveiliging van adviseurs en 20 personen voor nationale ondersteuning. Ook zijn vijftien stafofficieren werkzaam op de missie-hoofdkwartieren in Mazar-e-Sharif en Kabul.

Mali

Sinds januari 2014 neemt Nederland deel aan de VN-missie in Mali, MINUSMA. De Nederlandse militaire inzet bedraagt ongeveer 450 militairen. Het belangrijkste doel van de Nederlandse militaire bijdrage aan MINUSMA is het leveren van een bijdrage aan een goede en overdraagbare inlichtingenketen op te zetten. Het fundament is hiervoor gelegd in 2015. De Nederlandse militaire bijdrage bestaat uit analisten en inlichtingenpersoneel voor de hoofdkwartieren in Bamako en Gao. Ook levert Nederland een verkenningseenheid die vanuit Gao opereert, evenals speciale eenheden. Op het vliegveld nabij Gao is voorts een helikopterdetachement met vier Apache-gevechtshelikopters en drie Chinook-transporthelicopters gestationeerd.

Tevens levert Nederland ook een bijdrage aan de politiecomponent van MINUSMA, met maximaal twintig marechaussees en tien politiefunctionarissen. In juni 2015 is besloten de bijdrage met een jaar te verlengen, tot eind 2016 (Kamerstuk 29 521, nr. 293).

In 2015 is met Europese partners gesproken over de overdracht van bepaalde Nederlandse taken in de missie. Hierover is de Kamer geïnformeerd in de voortgangsrapportage MINUSMA die op 18 december 2015 is verzonden (Kamerstuk 29 521, nr. 309).

Nederland heeft voorts met één militair bijgedragen aan de European Union Training Mission (EUTM) in Mali. Deze missie heeft tot doel de commandostructuur van het Malinese leger te bevorderen. Het mandaat van de missie loopt tot 18 mei 2016.

Irak

Op 24 september 2014 besloot het kabinet een militaire bijdrage te leveren aan de strijd tegen ISIS voor de duur van een jaar. Op 19 juni 2015 is de bijdrage verlengd met wederom een jaar (Kamerstuk 27 925, nr. 539). De Nederlandse bijdrage bestaat vanaf oktober 2014 uit vier operationele F-16’s, inclusief 200 militairen, en ongeveer 130 trainers om Iraakse en Koerdische strijdkrachten in staat te stellen ISIS op de grond te bestrijden.

Zuid-Soedan

Nederland levert sinds de aanvang van de United Nations Mission in the Republic of South Sudan (UNMISS) in april 2012 een bijdrage van maximaal dertig personen aan deze missie. Sinds de crisis in Zuid-Soedan uitbrak in december 2013 is de aard van de missie veranderd. Het takenpakket van de Nederlanders, vooral in het UN Police (UNPOL)-deel, is daarom aangepast. Het hoofddoel van de missie is nu het beschermen van de burgerbevolking. Dit betekent dat de Nederlanders in UNPOL niet langer trainingsactiviteiten uitvoeren, maar vooral toezien op de veiligheid in de kampen waar een deel van de bevolking zijn toevlucht heeft gezocht. De bijdrage van Nederland bestaat uit een militair deel en een civiel deel (politiefunctionarissen). De Nederlandse bijdrage is per 30 januari 2015 verlengd tot 28 februari 2016 (Kamerstuk 29 521, nr. 281).

Somalië

Nederland levert sinds 2013 een bijdrage van maximaal vijftien personen aan de EUTM Somalië. De EUTM heeft tot doel het trainen van Somalische veiligheidstroepen ter versterking van de Somali Federal Government. Ook traint en adviseert de EUTM het hogere kader en de civiele component van het Somalische Ministerie van Defensie ter bevordering van de civiele controle over de krijgsmacht. Het Nederlandse mandaat loopt tot eind 2016 (Kamerstuk 29 521, nr. 288).

Turkije

De Nederlandse bijdrage aan de Patriotmissie in Turkije (Ballistic Missile Defence Taskforce) is eind januari 2015 beëindigd (Kamerstuk 32 623, nr. 136).

Antipiraterij

Nederland heeft in 2015 met twee marineschepen, inclusief helicopters deelgenomen aan de internationale maritieme operatie van de EU (Atalanta) in de wateren rond Somalië. Ook zette Nederland zelfstandige militaire beveiligingsteams (Vessel Protection Detachments) in aan boord van koninkrijksgevlagde schepen. De Kamer is op 18 december 2015 geïnformeerd over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de EU-operatie Atalanta (Kamerstuk 29 521, nr. 307).

Nationale inzet

Op basis van de Politiewet 2012 verleent Defensie desgevraagd bijstand in het kader van de handhaving van de openbare orde en veiligheid en voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Daarnaast verleent Defensie bijstand op grond van de Wet Veiligheidsregio’s 2010 in geval van een ramp of crisis, of de vrees voor het ontstaan daarvan. Op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent Defensie internationale noodhulp op basis van convenanten, waaronder Urban Search and Rescue (USAR). Onder de structurele taken vallen de taken van de KMar, de Kustwacht in Nederland en het Caribisch gebied, luchtruimbewaking, de Bijzondere Bijstandseenheden en de EODD.

In 2015 is Defensie ongeveer 2000 keer ingezet voor de aan haar toegewezen structurele taken. Dat zijn vooral inzetten door de Explosieven opruimingsdienst (EODD) (1.837 keer) en tot medio 2015 nog 172 vluchten voor patiëntenvervoer vanaf de Friese Waddeneilanden. De Kamer is in augustus 2015 geïnformeerd over de tijdelijke regeling voor het patiëntenvervoer van de Friese Waddeneilanden, waarbij het vervoer is overgedragen aan de helikopters van de Kustwacht (Kamerstuk 34 000 X, nr. 110).

Incidentele inzet (243 keer) concentreerde zich vooral op steunverlening door bijvoorbeeld Advanced Search Teams, maar ook de component bewaken en beveiligen is uitgebreid en sneller beschikbaar gemaakt. Voorts is Defensie een enkele keer specifiek ingezet, bijvoorbeeld voor het slaan van waterputten op de Veluwe voor de brandweer, het zoeken naar een vermiste persoon in Suriname en de inzet van een tijdelijke veerpont naar het eiland Tiengemeten. Na de verwoestende aardbeving in Nepal van april 2015 heeft Defensie de USAR-organisatie met een KDC-10 overgebracht. Het calamiteitenhospitaal is voor de repatriëring van Nederlanders uit Nepal geopend.

Defensie heeft op verzoek van de Minister van Veiligheid en Justitie de migratieketen op diverse onderdelen ondersteund. Zo leverde Defensie in september 2015 ondersteuning aan het COA bij het opvangen van migranten en zijn de KMar teams Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) uitgebreid.

In het kader van de contraterrorisme maatregelen heeft de KMar in 2015 de bewaking en beveiliging van een aantal Hoog Risico objecten, waaronder het Parlement, van de politie overgenomen (Kamerstuk 29 754, nr. 302). Hierdoor houdt de politie voldoende capaciteit om haar kerntaken in de wijk te vervullen. Bovendien is de KMar toegerust voor bewakings- en beveiligingstaken waarbij het mogelijk is snel op- en af te schalen.

Budget Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK)

In 2015 is het FNIK-convenant voor de financiering van additionele nationale inzet van de Krijgsmacht ter ondersteuning van civiele autoriteiten herijkt. Het budget is vastgesteld op structureel € 3,1 miljoen per jaar. De structurele bijdragen zijn afkomstig van de begrotingen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Veiligheid en Justitie en het Gemeentefonds. Hiermee is het FNIK-budget op de defensiebegroting de komende jaren naar verwachting meer in verhouding met het aantal aanvragen en de daaraan verbonden uitgaven.

Personeel

De uitwerking van de Agenda voor de toekomst van het personeelsbeleid (Kamerstuk 34 000 X, nr. 32) is in 2015 ter hand genomen. Dat is veelal gebeurd in overleg met de bonden en heeft in april 2015 geresulteerd in een eerste deelakkoord arbeidsvoorwaarden Defensie. Hierin zijn onder meer afspraken gemaakt over loopbaanbegeleiding voor burgerpersoneel, de doorontwikkeling van het flexibel personeelssysteem (FPS), de introductie van een nieuw diensteindestelsel en een toekomstbestendig pensioenstelsel voor militairen. Deze afspraken worden in volgende deelakkoorden verder uitgewerkt. De aanbevelingen van de in mei 2015 naar de Kamer verzonden beleidsdoorlichting FPS (Kamerstuk 31 516, nr. 10) worden meegenomen in de doorontwikkeling van het FPS. Op 2 oktober 2015 hebben Defensie en drie van de vier centrales van overheidspersoneel een definitieve loonovereenkomst voor de sector Defensie gesloten. Hierdoor kan het defensiepersoneel in 2015 en 2016 een loonsverhoging tegemoet zien, oplopend tot in totaal 5,05 procent.

De instroom van technisch personeel vraagt blijvend aandacht. In het verlengde daarvan is het vergrijzend bestand burgerpersoneel bij vooral de onderhoudsbedrijven een aandachtspunt. Defensie zoekt voortdurend naar mogelijkheden om de werving van technisch personeel te verbeteren, zowel in de werving- en selectieketen als in de arbeidsmarktcommunicatie. Specifiek voor de werving van technisch personeel is op 23 en 24 september 2015 voor middelbare scholieren wederom de tweedaagse TechBase georganiseerd. Met oog op de schaarste van technisch personeel zal het behalen van een hoger wervingsresultaat lastig blijven.

In 2015 is het nieuwe Defensie Geneeskundig Opleidings- en Trainingscentrum (DGOTC) opgericht en is de reorganisatie van het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG fase 1) voltooid en geïmplementeerd. Voorts zijn na overleg met de centrales van overheidspersoneel en de medezeggenschapscommissies de reorganisatieplannen van het Eerstelijns Gezondheidzorg Bedrijf (EGB), en het CEAG fase 2 (afdeling bedrijfsgeneeskundige zorg) goedgekeurd. Deze bedrijven worden in de eerste helft van 2016 opgericht. Goedkeuring van het reorganisatieplan van de Defensie Tandheelkundige Dienst (DTD) wordt begin 2016 verwacht.

In 2015 heeft Defensie de samenwerking met andere overheidsdiensten, het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen verder versterkt. Zo heeft Defensie de al bestaande samenwerking met zeven ROC’s verder geïntensiveerd. Bij deze middelbaar beroepsonderwijsinstellingen worden centra voor excellent vakmanschap ingericht die zich vooral richten op opleidingen voor de doorstroom van defensiepersoneel. Met HBO- en WO-instellingen zijn verkennende gesprekken gevoerd over nauwere samenwerking. Daarnaast is Defensie aangehaakt bij de Rijkscampus en het project Leren en ontwikkelen Rijk.

Veteranen

Defensie en het v-fonds hebben afspraken gemaakt over het voortzetten van financiële ondersteuning van nuldelijnsondersteuning voor veteranen (Kamerstuk 30 139, nr. 145). Voorts hebben het v-fonds en het Veteranenplatform afspraken gemaakt over de financiële ondersteuning van activiteiten van veteranenverenigingen (Kamerstuk 30 139, nr. 155). Hierdoor is een meerjarige en nauwe betrokkenheid van het v-fonds bij de veteranengemeenschap gewaarborgd.

Reservisten

Het afgelopen jaar hebben de defensieonderdelen door middel van pilots geëxperimenteerd met de inzet van reservisten. Tevens is onderzocht op welke wijze andere landen gebruik maken van reservisten. De eerste bevindingen van de pilots en de internationale landenvergelijking zijn eind 2015 verstrekt aan de Kamer (Kamerstuk 34 300 X, nr. 70). Deze zullen mede de basis vormen voor de verdere vormgeving van het reservistenbeleid.

Investeringen

In de begroting 2015 was een investeringsquote geraamd van 18 procent voor het jaar 2015. De gerealiseerde investeringsquote is uitgekomen op afgerond 15 procent in 2015. De gerealiseerde investeringsquote is daarmee hoger dan vorig jaar. Ook zijn voor ruim € 2 miljard verplichtingen aangegaan.

Voorbeelden van investeringsprojecten die in 2015 de aandacht hadden:

  • F-35: Defensie bereidt de instroom voor (vanaf 2019) van de F-35. Daartoe heeft Defensie in maart 2015 aan het F-35 Joint Program Office (JPO) gemeld dat voor acht toestellen de eerste financiële verplichtingen kunnen worden aangegaan. De Kamer is daarover begin 2015 met de D-brief geïnformeerd (Kamerstuk 26 488, nr. 369);

  • MALE UAV: In september 2015 (in de begroting 2016) is de Kamer geïnformeerd over de herschikking van diverse projecten ten opzichte van de begroting 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 2). Het project MALE UAV is in de tijd geschoven naar de periode van 2022 tot 2027;

  • SMART-L: In april 2015 is met Thales een onderhoudscontract getekend voor de instandhouding van vier SMART-L Early Warning Capability (EWC) radars voor de marine en twee grondgebonden SMART-L EWC radars voor de luchtmacht. Het onderhoud voor de scheeps- en landradarsystemen is op elkaar afgestemd en wordt door Defensie en Thales gezamenlijk uitgevoerd. Door dit op langere termijn vast te leggen, zijn de kosten beter beheersbaar;

  • Defensie Cyber Commando (DCC): Het DCC is midden 2015 opgericht. Naar verwachting is het DCC eind 2016 volledig operationeel;

  • Counter-IED: In 2015 zijn materialen, tactieken, technieken en procedures voor het detecteren en storen van IED’s structureel ingebed in de organisatie. Voorts werkte Defensie aan de verwerving van een volgende generatie jammers en aan de verdere ontwikkeling en implementatie van biometrische systemen en geo-profiling;

  • VOSS: in 2015 is het contract getekend voor de verwerving van het smart vest. Het vest voorziet onder meer in draag- en bepakkingsystemen, ballistische bescherming en verbindingen. Voorts is Defensie begonnen met de voorbereidingen voor gebruikerstesten in 2016 en 2017. De Kamer is in juni 2015 geïnformeerd over de resultaten van de verwervingsvoorbereidingsfase van VOSS (Kamerstuk 34 000 X, nr. 98);

  • Onderzeeboten: Vanwege hun specifieke eigenschappen zijn de onderzeeboten van de Walrusklasse een waardevolle nichecapaciteit voor de Navo en de EU. Defensie heeft op 9 juni 2015 de Kamer geïnformeerd over de toekomst van de onderzeedienst en de vervanging van de Walrusklasse (Kamerstuk 34 225, nr. 1). Optimale benutting van de samenwerkingsmogelijkheden met partnerlanden vormt het uitgangspunt. Ook de nationale kennisinstituten en de defensie- en veiligheidsgerelateerde industrie worden in een vroeg stadium bij het proces betrokken.

Innovatie

Defensie heeft nu en in de toekomst behoefte aan modern, kwalitatief hoogwaardig en betaalbaar materieel. Het materieel moet voorts breed inzetbaar zijn en over een groot aanpassingsvermogen beschikken. Defensie investeert voortdurend in kennisopbouw en technologieontwikkeling. De Strategische Kennis- en Innovatieagenda (SKIA) beschrijft de kennis- en expertisegebieden waarin extra geïnvesteerd moet worden. De geactualiseerde SKIA wordt in 2016 in plaats van in 2015 uitgebracht.

In 2015 heeft Defensie de belangrijkste innovaties in beeld gebracht die relevant zijn voor de Nederlandse krijgsmacht. Ook zijn diverse onderzoeksprogramma’s voltooid, onder meer over scheephydrodynamica, mijnenbestrijding, elektronische oorlogsvoering, cyber, modelering & simulatie en geautomatiseerde gedragsprofilering. Voorts is in 2015 aandacht besteed aan het innovatiegevoeliger maken van de defensieorganisatie. Een voorbeeld is de oprichting van het Innovatiecentrum Air van het CLSK en het internationale samenwerkingsverband JDEAL (Joint Deployable Exploitation and Analysis Laboratory). JDEAL is een Nederlands initiatief en opgezet als samenwerkingsproject vanuit het European Defence Agency (EDA). Het is een mobiel onderzoekslaboratorium, inzetbaar in missiegebieden bij het opsporen van makers en leggers van bermbommen. JDEAL brengt specialisten met diverse specialisaties (forensisch, documentatie en media, elektronica, chemie en mechanica) samen. In april 2015 is de eerste JDEAL-basisopleiding gedraaid met elf cursisten uit diverse Europese landen. Het eerste volledige mobiele laboratorium is inmiddels voltooid.

Defensie maakt steeds meer gebruik van Concept Development and Experimentation (CD&E). Het doel van dit instrument is dat nieuwe capaciteiten en concepten beter voldoen aan de wensen van de gebruiker. Sprekende voorbeelden uit 2015 zijn de Vector en de Waste reducer Energy Recovery generator (WER). De Vector is een voertuig ontwikkeld voor special forces van de Nederlandse krijgsmacht. Voor dit voertuig bestaat ook belangstelling in het buitenland. De WER-capaciteit is ontwikkeld om in afgelegen gebieden afval om te zeten in brandstof voor gebruik in generatoren.

Cyber

Defensie heeft het afgelopen jaar stappen gezet in de verdere opbouw van cybercapaciteiten, het versterken van het inlichtingenvermogen en de integratie van cybercapaciteiten in het militair optreden. Deze stappen leiden ertoe dat Defensie digitaal weerbaarder wordt. Meer specifiek heeft Defensie in 2015 gewerkt aan het boeien en binden van cyberprofessionals, het verruimen van de mogelijkheden om snel te innoveren, het bundelen van krachten binnen Defensie en het intensiveren van de samenwerking met anderen. Ook de kennis over het digitale domein is verbreed en verdiept.

Medio 2015 is het Defensie Cyber Commando (DCC) opgericht. Naar verwachting is het DCC eind 2016 volledig operationeel. In 2015 heeft Defensie voorts een bescheiden bijdrage geleverd aan de organisatie van de Global Conference on Cyber Space (GCCS).

Internationale defensiesamenwerking

Navo

Nederland heeft in 2015 een substantiële bijdrage geleverd aan de NATO Response Force (NRF). Samen met Duitsland en Noorwegen leverde Nederland de landcomponent van de Immediate Response Force (IRF), het snelst inzetbare deel van de NRF. De Nederlandse bijdrage aan de IRF omvatte het hoofdkwartier van de 11 Luchtmobiele Brigade, een bataljonstaakgroep met ondersteunende eenheden, vier Apache-gevechtshelikopters en twee Chinook-transporthelikopters. De Nederlandse, Duitse en Noorse IRF-eenheden vervulden in 2015 tevens de rol van interim Very High Readiness Joint Task Force (VJTF). Met een deel van deze eenheden is het VJTF test bed uitgevoerd.

Verder leverde Nederland in 2015 twee mijnenjagers aan de Standing Naval Mine Counter Measures Group 1, voor periodes van drie tot vier maanden. Gedurende het gehele jaar voerde Nederland het commando over dit multinationale vlootverband. Nederland leverde in 2015 ook een fregat aan het vlootverband de Standing NATO Maritime Group 1. Tot slot heeft Nederland in de tweede helft van 2015 een onderzeeboot aangeboden aan de Response Forces Pool binnen de NRF.

Europese Unie

Tijdens de Europese Raad van 25-26 juni 2015 hebben de regeringsleiders de noodzaak herhaald voor het verder werken aan een effectief, zichtbaar en resultaatgericht Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), de verdere ontwikkeling van zowel civiele als militaire capaciteiten en de versterking van de Europese defensiemarkt en -industrie. De regeringsleiders kwamen ook overeen dat meer aandacht moet worden besteed aan systematische Europese samenwerking, zoals het mobiliseren van EU-instrumenten om hybride dreigingen tegen te gaan en het versterken van partnerschappen met organisaties als de VN, Navo, OVSE en de Afrikaanse Unie. Ook heeft de Europese Raad besloten dat EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini in juni 2016 een nieuwe EU Buitenland- en Veiligheidsstrategie dient te presenteren. Nederland heeft daarbij ingezet op een sterke veiligheids- en defensiedimensie.

Voorts is in 2015 onder leiding van Nederland gewerkt aan het gezamenlijke Multi-Role Tanker Transport (MRTT)-project. In juni 2015 heeft de OCCAR (organisatie voor samenwerking op defensiematerieelgebied) namens de deelnemende landen en de Navo een request for proposal gestuurd aan fabrikant Airbus. In reactie hierop heeft Airbus in augustus 2015 een offerte gestuurd die door de deelnemende landen wordt beoordeeld.

In 2015 zijn ook besluiten genomen over de opzet en het bestuur van een proefproject voorafgaand aan de Preparatory Action (PA). De PA moet vanaf 2017 GVDB-gerelateerd onderzoek financieren uit het EU-budget. Dit moet het voor lidstaten aantrekkelijker maken om te investeren in onderzoek en technologieontwikkeling. In 2015 zijn besluiten genomen over de opzet en het bestuur van een proefproject dat aan PA vooraf moet gaan. Het proefproject wordt in het eerste kwartaal van 2016 gestart.

Bilaterale samenwerking

Defensie heeft in 2015 de samenwerking met enkele belangrijke partners verder versterkt. België, Luxemburg en Nederland hebben op 4 maart 2015 in Den Haag een verdrag getekend over de integratie van de luchtruimbewaking tegen civiele luchtvaartuigen waarvan een terroristische dreiging uitgaat (Renegade). Bij deze samenwerking zullen België en Nederland bij toerbeurt jachtvliegcapaciteit leveren voor de bewaking van het luchtruim van de drie landen. Het verdrag zorgt voor meer doelmatigheid.

Ook met Duitsland zijn de banden verder aangehaald. Op 15 september 2015 hebben Duitsland en Nederland de integratie aangekondigd van de 43e Gemechaniseerde Brigade in de Eerste Duitse Pantserdivisie. Bovendien wordt een Duits tankbataljon geïntegreerd in de Nederlandse brigade en zal Nederland het personeel leveren voor een van de drie compagnieën van dit Duitse bataljon. De ongeveer 100 Nederlandse militairen van deze compagnie, die wordt gestationeerd in het Duitse Bergen-Hohne, zullen gebruikmaken van achttien Duitse tanks. Als gevolg van deze samenwerking kan Nederland de kennis en expertise van het optreden met en tegen tanks behouden en krijgt Nederland weer de beschikking over tankcapaciteit.

Noorwegen en Nederland hebben in 2015 intensief samengewerkt in het kader van de VJTF, waarbij ook Duitsland was betrokken. Op 29 oktober 2015 hebben Nederland en Noorwegen bovendien een Memorandum of Understanding (MoU) getekend over samenwerking bij kennis en innovatie door te streven naar een complementaire kennisbasis. De twee landen zullen zich, samen met de betrokken kennisinstituten, richten op verschillende onderdelen van het kennisdomein en deze kennis vervolgens aan elkaar ter beschikking stellen. Daarnaast is in oktober 2015 een aanvulling op de bestaande Declaration of Intent bekrachtigd over de oprichting van een overlegstructuur voor de coördinatie van de verschillende samenwerkingsinitiatieven.

Op 30 november hebben Denemarken, Estland, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk een Foundation MoU getekend over de door het Verenigd Koninkrijk geleide Joint Expeditionary Force (JEF). Dit is een snel inzetbare expeditionaire eenheid die is opgebouwd rond Britse eenheden, concepten en voorzieningen. De JEF moet in 2018 volledig inzetbaar zijn. De deelnemende landen zullen eenheden ter beschikking stellen aan een pool van capaciteiten voor de JEF. Nederland zal in eerste instantie bijdragen met de UK/NL Amphibious Force bestaande uit eenheden van het Korps Mariniers, en schepen zoals het Joint Support Ship (JSS). De Nederlandse inzet in het kader van de JEF blijft afhankelijk van beschikbaarheid en politieke besluitvorming.

Verbeteringen en veranderingen in de bedrijfsvoering

Defensie werkt aan verbeteringen en veranderingen in de bedrijfsvoering. De Kamer is in 2015 geïnformeerd over de voortgang van trajecten in afzonderlijke brieven en rapportages.

IT

Begin 2015 heeft Defensie de Kamer geïnformeerd over een IT-ontwerp met een daarbij passende sourcingstrategie (Kamerstuk 31 125, nr. 57). Met dit ontwerp zet Defensie een grote stap op IT-gebied. Het ontwerp beschrijft een IT die aanpasbaar is, wat voortdurende innovatie mogelijk maakt. Dit geldt zowel voor infrastructuur als voor toepassingen. Om dit te bereiken wordt de infrastructuur modulair vormgegeven, zodat die stapsgewijs kan worden aangepast en uitgebreid. De modules moeten geschikt zijn voor gebruik in Nederland en voor expeditionaire inzet. Waar Defensie eerst nog uitging van een IT-sourcingstrategie waarin eigen personeel gedwongen zou overgaan naar de markt, kiest Defensie nu voor samenwerkingsverbanden met meerdere marktpartijen. Defensie zal bij de modernisering van de IT de regie en de eindverantwoordelijkheid in eigen hand houden. De Kamer is op 7 december 2015 geïnformeerd over de voortgang van de IT-vernieuwing (Kamerstuk 31 125, nr. 64).

Enterprise Resource Planning (ERP)

De basisimplementatie is voltooid, met uitzondering van de F-16 en een deel van de functionaliteit voor het brandstoffenbedrijf. Na voltooiing van de basisimplementatie ERP beschikt Defensie in het materieellogistieke en financiële domein voor het eerst over een grotendeels defensiebreed geïntegreerde en gestandaardiseerde bedrijfsvoering. Dit vereenvoudigt de samenwerking. De invoering van ERP betreft een grote verandering, waarbij het personeel steeds meer bekend raakt met het nieuwe systeem en het juiste gebruik daarvan.

Financiële duurzaamheid

Met de nota In het belang van Nederland (Kamerstuk 33 763, nr. 1) heeft het kabinet gekozen voor een krijgsmacht die operationeel en financieel duurzaam is. De levensduurbenadering voor wapensystemen is een van de instrumenten voor het versterken van de financiële duurzaamheid. De toepassing van de levensduurbenadering geeft inzicht in de kosten van het hebben en gebruiken van systemen, inclusief de (financiële) gevolgen van gewijzigd gebruik, veroudering, modernisering en vervanging. Dit is van belang om investeringen en exploitatie beter in samenhang en over een langere termijn te kunnen bezien. Risico’s en budgettaire problematiek komen duidelijker en eerder in beeld. Het inbedden van de levensduurbenadering in de bedrijfsvoering verloopt via het stappenplan zoals opgenomen in het plan van aanpak (Kamerstuk 33 763, nr. 27). Naar verwachting zal een wijziging van de administratie een geleidelijk proces zijn dat nog enkele jaren in beslag zal nemen en niet al in 2017 zijn voltooid. Bij de uitwerking van de stappen zijn de uitgangspunten vastgesteld voor het versterken van de financiële duurzaamheid en de levensduurbenadering. Dit betreft het verbeteren van ramingen en risicomanagement en het, voor interne sturing noodzakelijke, inzicht in de kosten van wapensystemen. Voor het verbeteren van de kwaliteit van ramingen en plannen past Defensie bijvoorbeeld simulatietechnieken toe om risico’s en onzekerheden in beeld te brengen. Bij complexe projecten, zoals het project F-35, kan hiermee de hoogte van de projectreserve worden bepaald. Hierbij wordt rekening gehouden met de gehele levensduur met daarbij een duidelijke relatie tussen investeringen en exploitatie. Daarnaast worden de ramingen uitgebreider intern getoetst, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de aanbevelingen van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Wapensystemen (Kamerstuk 33 726, nr. 15). Ook werkt Defensie aan het verder professionaliseren van de inkoop- en controlfunctie door bijvoorbeeld het aanscherpen van de financiële toetsingskaders en (control op) het toepassen van kosten-batenanalyses bij grote investeringsprojecten.

«Voorzien in»-keten

Op 28 oktober 2015 is de Kamer geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van de onderrealisatie in de «voorzien in»-keten van Defensie (Kamerstuk 34 300 X, nr. 39). Het rapport hanteert bewust de term «voorzien in»-keten (in tegenstelling tot verwervingsketen) om uit te drukken dat het niet gaat om verwerving in engere zin (contractvorming), maar de hele keten van planning, behoeftestelling, onderzoek, verwerving en financieel management. In het rapport worden verschillende oorzaken van onderrealisatie genoemd, geclusterd in thema’s strategie, proces en organisatie. Defensie laat de aanbevelingen uit het rapport concretiseren in samenhang met andere initiatieven die zijn genomen om de onderrealisatie in de investeringen aan te pakken.

Reservedelen

Per wapensysteem doen zich verschillende problemen voor met reservedelen. De Kamer is hierover in 2015 geïnformeerd in de inzetbaarheidsrapportage Defensie (Kamerstuk 33 763, nr. 84) en de brief over de knelpunten in de materiële gereedheid (Kamerstuk 33 763, nr. 74). Het extra budget in de begroting 2016 wordt onder meer aangewend voor extra reservedelen. Het aanvullen van reservedelen kost echter tijd, bijvoorbeeld door lange levertijden.

Financieel beheer

In 2015 zijn wederom stappen gezet om het financieel beheer te verbeteren. Bij het verplichtingenbeheer zijn verbeteringen zichtbaar. Door de oprichting van het Financieel Administratieve Beheer Kantoor (FABK) is de werkwijze van het beheer van verplichtingen geüniformeerd. Voorts heeft de digitalisering van het verificatieproces voor een verbetering gezorgd in het betaalproces. Op basis van diverse onderzoeken zijn in 2015 aandachtspunten geformuleerd voor het verder verbeteren van het financieel beheer. De verbeterpunten worden over de gehele keten opgepakt. Hiermee geeft Defensie invulling aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over regie op de keten.

Vastgoed

Defensie heeft in 2015 het strategisch vastgoedbeleid Defensie vastgesteld. Dit vastgoedbeleid volgt op de review vastgoed die Defensie in 2014 samen met de Algemene Rekenkamer heeft uitgevoerd en vormt de leidraad bij besluitvorming over de vastgoedportefeuille. Dit nieuwe beleid is toegesneden op het besturingsmodel van Defensie en de vorming van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) waarin de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) op 1 juli 2014 is opgegaan. Het RVB is sindsdien als opdrachtnemer verantwoordelijk voor de instandhouding van defensiegebouwen en -terreinen. Defensie heeft nu de rol van opdrachtgever. De formele overgang van defensiepersoneel naar het RVB heeft op 1 augustus 2015 plaatsgevonden. De Kamer is in 2015 twee keer geïnformeerd over de voortgang en de uitwerking van de vastgoedmaatregelen die voortvloeien uit de beleidsbrief 2011, zoals vastgelegd in het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie, en uit de nota In het belang van Nederland van 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 79 en Kamerstuk 33 763 nr. 92).

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Nr artikel

Artikel

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Geheel artikel?

1

Inzet

   

27 925, nr. 436

   

31 516, nr. 6

 

nee

2

Taakuitvoering CZSK

               

3

Taakuitvoering CLAS

               

4

Taakuitvoering CLSK

       

31 516, nr. 2

   

nee

5

Taakuitvoering KMar

       

31 516, nr. 3

   

nee

6

Investeringen krijgsmacht

               

7

Ondersteuning krijgsmacht door DMO

               

8

Ondersteuning krijgsmacht door CDC

       

31 516, nr. 4

 

31 516, nr. 10

nee

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link:

http://rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/evaluaties-en-beleidsdoorlichtingen/2016/planning-beleidsdoorlichtingen/x-defensie

Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie de bijlage «afgerond evaluatie- en overig onderzoek» (bijlage 4).

Toelichting

De Kamer is op 3 juli 2015 geïnformeerd over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting Wijziging Samenstelling Koninklijke Marine. Op 28 oktober 2015 is aan de Kamer gemeld dat de beleidsdoorlichting in het voorjaar 2016 naar de Kamer wordt gestuurd (Kamerstuk 31 516, nr. 13). De brief van 3 juli 2015 ging nog uit van verzending voor het eind van 2015 (Kamerstuk 31 516, nr. 11).

De Kamer is op 28 oktober 2015 geïnformeerd over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting Budget Internationale Veiligheid (Kamerstuk 31 516, nr. 13). De beleidsdoorlichting wordt in 2016 uitgevoerd.

Zoals gemeld in de begroting 2016 is de beleidsdoorlichting Defensie Materieel Proces gewijzigd in een evaluatie. Deze evaluatie is op 15 december 2015 aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 27 830, nr. 166).

Overzicht van risicoregelingen

Per 31 december 2015 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen het Ministerie van Defensie en de Vereniging, met als doel de belemmeringen weg te nemen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning. In 2015 is er een eenmalige uitkering geweest aan de bond van verzekeraars in verband met het overlijden van een militair (€ 80 K). Dit is ten laste gegaan van de Defensiebegroting.

Financiële gevolgen

Overzicht verloop begroting 2015

Overzicht verloop begroting 2015 x € 1.000

Stand begroting 2015

8.000.363

   

Beleidsmatige mutaties

 

1. Eindejaarsmarge 2014

72.856

2. Interdepartementale overboeking vanuit Budget Internationale Veiligheid

– 44.743

3. Overhevelingen tussen departementen & mutaties generale middelen

– 6.437

4. Bijstelling ontvangsten

88.926

5. Kasschuif herijking DIP

– 96.600

6. Loon en prijsbijstelling

26.599

7. Vrijgaven vrije ruimte BIV en doorwerking meer ontvangsten BIV

– 44.000

8. Boven sectoraal loonakkoord

39.832

9. Aflossen SDD-EMU lening

– 62.558

10. Overloop naar 2016 wettelijke betalingen

– 53.600

11. Overloop investeringen

– 142.400

12. Lening ABP

– 20.223

Totaal beleidsmatige mutaties

– 242.348

13. Beleidsmatige mutaties na de 2e suppletoire begroting

 

Bijstelling uitgaven

51.656

Bijstelling ontvangsten

11.002

   

14. Autonome mutaties

 

Bijstelling ontvangsten

11.963

Bijstelling uitgaven

– 16.793

Totaal mutaties na 2e suppletoire begroting

57.828

Totaal jaarrekening 2015

7.815.843

Toelichting

Algemeen

Ten opzichte van de begroting 2015 is de begroting met de 1e suppletoire begroting met € 6 miljoen verlaagd.

Dit is enerzijds veroorzaakt door een investeringskasschuif naar latere jaren (– € 96,6 miljoen) en een overheveling vanuit het BIV-budget naar het Ministerie Buitenlandse Zaken en BH&OS (– € 45 miljoen). Anderzijds heeft Defensie loon- en prijsbijstellingen (€ 26,8 miljoen) toegekend gekregen en was er sprake van een eindejaarsmarge van € 72,9 miljoen.

In de 2e suppletoire begroting is de begroting met € 235,6 miljoen neerwaarts bijgesteld. Dit komt enerzijds door het niet tot besteding komen van investeringen en exploitatie (€ 195,6 miljoen), het aflossen van de SDD EMU lening voor het project verwerving F-35 (€ 62,6 miljoen), de aflossing ABP (€ 20 miljoen) en het vrijgeven van de VN ontvangsten (€ 17 miljoen).

Anderzijds heeft Defensie het bovensectoraal loonakkoord uitgekeerd gekregen (€ 39,8 miljoen). Het restant aan mutaties zijn de budgetoverhevelingen tussen de departementen.

Met de Slotwet zijn wederom de ontvangsten bijgesteld met € 22 miljoen. Het uitgavenkader is met € 57,8 miljoen overgeschreden. Dit komt met name door hogere realisatie bij investeringen en instandhouding.

1. Eindejaarsmarge 2014

Het defensiebudget is opwaarts bijgesteld met een bedrag van € 72,9 miljoen. Dit betreft de definitieve eindejaarsmarge als gevolg van de (lager) gerealiseerde bedragen in 2014, waarvan € 32,3 miljoen betrekking heeft op de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)/Budget Internationale Veiligheid (BIV) en € 40,5 miljoen op Defensie.

2. Interdepartementale overboeking vanuit Budget Internationale veiligheid

Er is € 60 miljoen uit het BIV overgeheveld naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken en BH&OS voor activiteiten ten behoeve van (onder andere) de hervorming van de veiligheidssector, beveiliging van diplomaten en ambassades in gebieden waar dat noodzakelijk is, rechtstaatontwikkeling en capaciteitsopbouw. Defensie heeft hiervan € 15,3 miljoen ontvangen voor de beveiliging van diplomaten en ambassades door de Brigade Speciale Beveiligsopdrachten (BSB).

3. Overhevelingen tussen departementen & mutaties generale middelen

Overhevelingen tussen het Ministerie van Defensie en andere departementen betreffen onder meer de bijdrage van Defensie in de exploitatiekosten van het project C2000 (– € 6,4 miljoen) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de bijdrage in commerciële inhuur Search and Rescue (SAR) capaciteit en de restitutie van het budget SAR naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (– € 12,3 miljoen voor 2015) en de financiering van formatieplaatsen bij de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (– € 2,2 miljoen structureel). Tevens betreft het een vergoeding van € 0,3 miljoen (structureel) van DT&V voor het escorteren van uitgeprocedeerde asielzoekers.

Uit de generale middelen komt de structurele bijdrage voor de maatregelen in verband met contraterrorisme (€ 19,5 miljoen voor 2015) en de bijdrage voor de activiteiten in het kader van de vliegramp met de MH-17 (€ 3,1 miljoen).

Met de 2e suppletoire begroting hebben budgetoverhevelingen plaatsgevonden van en naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor de inzet van Air Marshalls (€ 0,3 miljoen) en de invoering van het No-Q systeem voor geautomatiseerde grenspassage op de luchthaven Schiphol (€ 1,9 miljoen). Daarnaast heeft het Ministerie van Defensie in 2014 budget ontvangen om eventuele kosten te dekken voor de beveiliging van de Global Conference on Cyber Space (GCCS). Er is echter maar een beperkt beroep op het Ministerie van Defensie gedaan. Het restant van het voorschot (€ 2,8 miljoen) is nu terug gegeven aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

4. Bijstelling ontvangsten

De uitgavenbegroting is met € 88,9 miljoen verhoogd vanwege hogere ontvangsten. De hogere ontvangsten zijn het saldo van de hogere verkoopopbrengsten van roerende goederen (onder meer de vervroegde verkoop van tanks aan Finland) (€ 55,7 miljoen), de lagere ontvangsten van onroerende goederen (€ 20,4 miljoen), de bijstelling van Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling (CODEMO) ontvangsten (€ 10,5 miljoen), de ontvangsten vanuit de Navo (€ 12,2 miljoen), bijstelling IT ontvangsten (€ 1,4 miljoen) en de overige personele en materiële ontvangsten. De overige ontvangsten zijn bijgesteld met € 32,3 miljoen. De lagere materiële ontvangsten doen zich vooral voor bij het CZSK (€ 3,6 miljoen) en het CLAS (€ 4 miljoen). Aan de andere kant doet zich bij artikel Inzet een meer ontvangsten voor van € 14,2 voornamelijk door vervroegde VN-ontvangsten voor de missie MINUSMA. Het artikel 9 Algemeen wordt verhoogd als gevolg van de ontvangsten voor de exploitatiesubsidie aan de Stichting Defensie Musea (€ 5,8 miljoen). Ten slotte werkt bij artikel 10 Centraal apparaat de aflossing van de lening ABP 2005 binnen het kapitaaldekkingsstelsel door (€ 14,9 miljoen).

5. Kasschuif herijking Defensie Investeringsplan

Vanwege de vertraging van een aantal projecten en de herijking van een aantal behoeftestellingen, is een andere fasering van de investeringsuitgaven noodzakelijk. Het betreft onder meer de projecten VF-35, Defensie Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW), Chinook vervanging en modernisering, vervangende capaciteit M-fregatten en vervanging van de onderzeeboten.

6. Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de uitkering van de loon- en prijsbijstelling tranche 2015.

7. Vrijgave vrije ruimte Budget Internationale Veiligheid en doorwerking meerontvangsten BIV

Ruimte binnen het BIV (€ 26,5 miljoen) in 2015 wordt ingezet voor de verlenging van lopende crisisbeheersingsoperaties in 2016. Bij de vrijgave van de meerontvangsten is voorgesteld deze ontvangsten via de eindejaarsmarge mee te nemen naar 2016 en 2017 waar deze ontvangsten geraamd staan.

8. Bovensectoraal loonakkoord

De mutaties betreffen de verdeling over de defensieonderdelen van de aanvullende middelen ten behoeve van de uitvoering van de loonruimteovereenkomst publieke sector. Daarnaast wordt ter dekking, conform de afspraken uit het akkoord, de FPU (Flexibel Pensioen en Uittreden) premie in 2015 verlaagd.

9. Aflossen System, Development and Demonstration (SDD) lening

Het Ministerie van Defensie lost in 2015 haar deel van de SDD-lening van de F-35 af (€ 62,6 miljoen). Dit genoemde bedrag is het restantbedrag van de totale lening van € 116 miljoen die Defensie in 2002 is aangegaan ten behoeve van de ontwikkelfase van de F-35.

10. Overloop 2016 wettelijke betalingen

Als gevolg van de latere uitvoering van diverse regelingen bij de artikelen 8 CDC, 9 Algemeen, 10 Centraal Apparaat en 12 Nominaal en Onvoorzien apparaat komt € 53,6 miljoen niet tot betaling in 2015 maar in 2016. Dit budget wordt via de eindejaarsmarge meegenomen naar 2016.

11. Overloop investeringen

Bij diverse investeringsprojecten komen geplande uitgaven in 2015 niet tot besteding. Bij artikel 6, onderdeel voorzien in nieuw materieel, is bij de volgende projecten een vertraging opgetreden die leidt tot een latere betaling dan geraamd; Groot Pantser Wielvoertuig (GPW) Boxer, ICMS/CBRN, verwerving F-35, Joint Support Ship (JSS), IGV productie en training en de F-16 IR geleide luchtraketten. Tevens is in 2015 kapitale munitie die verbruikt is in Irak met het BIV verrekend. De verrekening leidt tot lagere investeringsuitgaven in 2015 van € 32 miljoen. Hierdoor is in totaal op artikel 6 (Voorzien in nieuw materieel) € 100 miljoen niet gerealiseerd. Ook bij artikel 6, onderdeel voorzien in IT komen geplande uitgaven in 2015 niet tot besteding. Het gaat hier om € 35 miljoen aan bandbreedte- en overige IT investeringen. Tenslotte komt bij artikel 6, onderdeel bijdrage aan de Navo een bedrag van € 7,4 miljoen niet in 2015 tot betaling. Dit budget van in totaal € 142,4 miljoen wordt via de eindejaarsmarge meegenomen naar 2016.

12. Lening ABP

Defensie is met het ABP een lening overeengekomen voor het op kapitaaldekking brengen van de militaire ouderdomspensioenen. Het voorlopige bedrag voor de lening voor 2015 is op basis van de geactualiseerde kapitaalbehoefte aangepast van € 15,3 miljoen naar € 10,1 miljoen. Daarnaast is de lening die in 2005 is aangegaan conform afspraak afgelost (€ 14,9 miljoen).

13. Beleidsmatige mutaties

Het betreft een budgetoverheveling tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie vanwege het verkorten van de Notice to Move bij het verlenen van militaire bijstand, voor een bedrag van € 0,6 miljoen. De uitgaven voor investeringen zijn in totaal € 62 miljoen hoger uitgekomen ten opzichte van het budget van de tweede suppletoire begroting. Daarvan betreft € 52 miljoen hogere realisatie bij Voorzien in Nieuw Materieel. Projecten die hebben bijgedragen aan de hogere realisatie zijn het groot pantserwielvoertuig Boxer, de vervanging en modernisering van de Chinook, langer doorvliegen met de F-16 en de verwerving van precision guided ammunition. De overschrijding bij de Investeringen in ICT (€ 16 miljoen) wordt veroorzaakt door hogere uitgaven voor met name het aanpassen van legacysystemen, waarvoor de facturering later geschiedde dan verwacht. Daarentegen vallen de uitgaven bij investeringen voor infrastructuur en Navo € 6 miljoen lager uit vanwege de vertraging in de uitvoering van projecten bij het Rijksvastgoedbedrijf en het niet tijdig realiseren van de opdrachten.

De beleidsmatige ontvangsten betreffen de hogere verkoopopbrengsten van € 11 miljoen.

14. Autonome mutaties

Het verschil tussen de stand 2e suppletoire begroting en de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven is bijgesteld.

De hogere ontvangsten betreffen met name de eerder ontvangen VN bijdrage (€ 11,1 miljoen), de overige ontvangsten voor de lopende missies (€ 3,3 miljoen) en de hogere materiële ontvangsten bij de ondersteunende diensten (€ 4 miljoen). Bij de operationele commando’s is er sprake van tegenvallende ontvangsten van € 6,4 miljoen.

De lagere uitgaven betreffen het saldo van enerzijds de lagere realisatie bij artikel 1 en de niet-beleidsartikelen (pensioenen, Sociaal Beleidskader-regelingen en Navo contributies) en anderzijds de hogere uitgaven voor gereedstelling en instandhouding bij de defensieonderdelen. Hierdoor vallen de uitgaven € 16,8 miljoen lager uit.

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1 Beleidsartikel 1 Inzet

Algemene doelstelling

De krijgsmacht is er voor de verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede voor de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde. Tevens ondersteunt de krijgsmacht civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal. Om deze taken te kunnen uitvoeren stelt Defensie militaire eenheden gereed die daarvoor kunnen worden ingezet.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen en daadwerkelijk inzetten van eenheden om de veiligheid van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied te handhaven. Verder is de Minister in samenwerking met bondgenoten verantwoordelijk voor de uitvoering van bijdragen aan missies voor conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Het Koninkrijk der Nederlanden draagt daarmee bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De eenheden kunnen ook worden ingezet ten behoeve van nationale taken en het verlenen van (internationale) noodhulp.

In Beleidsartikel 1 Inzet wordt een overzicht geboden van de gehele inzet van de krijgsmacht. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded Navo- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel is daartoe uitgebreid met één niet-financieel overzicht voor de structurele inzet voor nationale- en koninkrijkstaken, bijvoorbeeld door de KMar, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) en de Kustwachten. In Beleidsartikel 1 is de verantwoording opgenomen van de additionele uitgaven voor inzet onder verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten. In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord van de Zeestrijdkrachten, Landstrijdkrachten, Luchtstrijdkrachten, de Marechaussee en de aan hen gemandateerde inzet, voor zover deze niet valt onder artikel 1.

Beleidsconclusie

De gevolgen van de verslechterde veiligheidssituatie worden voor Europa en de Nederlandse samenleving steeds tastbaarder. Het beroep op Defensie was in 2015 dan ook groot. Gemiddeld waren er in 2015 1.300 militairen uitgezonden op missies over de gehele wereld. Zo heeft Nederland met ongeveer 450 militairen bijgedragen aan het bevorderen van de stabiliteit en het herstellen van staatsgezag in Mali in het kader van de VN-missie MINUSMA, zette de krijgsmacht de bestrijding van piraterij voort in de EU-operatie Atalanta bij de hoorn van Afrika en werd er in Afghanistan met 100 militairen bijgedragen aan een professioneel en zelfredzaam veiligheidsapparaat van Afghanistan in de Navo-missie Resolute Support. Ook werd de strijd tegen ISIS in 2015 voortgezet. Nederland stelde in eerste instantie zes operationele F-16’s, ongeveer 200 militairen en 130 trainers beschikbaar aan de internationale coalitie. Daarnaast droeg Nederland bij aan 25 kleinschalige VN- en EU-missies met een gemiddelde omvang van 4 militairen bijvoorbeeld in het Midden-Oosten, Balkan en Afrika. De nationale inzet, waaronder die van de KMar, de EODD, het CLSK en de Kustwacht in het kader van militaire bijstand en steunverlening was onverminderd groot, evenals de inzet in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Het vergt uiterste inspanningen van Defensie om aan de gevraagde inzet te kunnen voldoen. De instabiliteit in de ring rond Europa en de gevolgen die dit heeft voor onze nationale veiligheid vereisen echter een ambitieuze inzet van Defensie. Om die reden is in sommige missieramingen compensatie opgenomen om de negatieve effecten van deze missies op de gereedheid en geoefendheid van de krijgsmacht te verkleinen.

Overzicht missies

Overzicht missies
Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 1 Inzet (Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

223.487

165.904

153.728

263.764

268.240

404.026

– 135.786

Programma-uitgaven

186.102

191.231

177.246

252.576

272.617

404.026

– 131.409

Opdracht Inzet

             

Crisisbeheersingsoperaties / Verdeelartikel BIV (HGIS)

186.102

185.351

170.420

228.517

267.491

393.350

– 125.859

Financiering nationale inzet krijgsmacht

 

2.366

2.581

1.939

2.109

2.376

– 267

Overige inzet

 

3.514

4.245

22.120

3.017

8.300

– 5.283

 

bijdrage door SSO's binnen de opdracht Inzet1

       

3.488

 

3.488

Programma-ontvangsten

3.214

8.384

4.807

11.645

35.300

6.707

28.593

Crisisbeheersingsoperaties (HGIS)

3.214

4.286

1.603

8.293

35.212

1.407

33.805

Overige inzet

 

4.098

3.204

3.352

88

5.300

– 5.212

X Noot
1

bijdrage door SSO's betreft DTO/DMO OPS (€ 3,184 miljoen) en Paresto (€ 0,304 miljoen).

Toelichting algemeen

In artikel 1 worden alleen uitgaven voor inzet begroot en verantwoord:

  • 1. Voor zover deze uitgaven additioneel zijn. Dit betekent dat vormen van inzet budgettair niet zichtbaar zijn in dit artikel indien geen sprake is van aanvullende uitgaven ten opzichte van de uitgaven voor gereedstelling en instandhouding binnen de artikelen van de operationele commando’s (bijvoorbeeld de inzet van helikopters voor Search and Rescue) of indien deze worden verrekend met tweeden of derden (bijvoorbeeld noodhulp die wordt verrekend met het Ministerie van Buitenlandse Zaken).

  • 2. Voor zover deze inzet onder directe verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten wordt uitgevoerd. Verschillende vormen van inzet zijn gemandateerd aan de operationele commando’s, zoals bijvoorbeeld de inzet voor de Kustwacht, en worden daarom in die artikelen begroot en verantwoord.

  • 3. Om het geïntegreerde karakter te borgen wordt besluitvorming over het BIV interdepartementaal voorbereid en uitgevoerd, waarna jaarlijks bij de 1e suppletoire begroting middelen worden overgeheveld naar de begrotingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en BH&OS (€ 60 miljoen) en andere artikelen binnen de Defensiebegroting (€ 59,5 miljoen). De stand van de Ontwerpbegroting 2015 bevat deze middelen nog wel.

Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Verplichtingen op artikel 1 leiden direct tot uitgaven in hetzelfde begrotingsjaar. Aangezien de geprognosticeerde uitgaven niet allemaal binnen dit artikel tot realisatie zijn gekomen (– € 131,4 miljoen), zijn er daardoor ook minder verplichtingen aangegaan (€ 135,8 miljoen). De oorzaak van lagere uitgaven wordt hieronder toegelicht.

Uitgaven

De lagere realisatie van ongeveer € 131,4 miljoen wordt door de volgende mutaties veroorzaakt. Bij de 1e suppletoire begroting is € 31,6 miljoen via de eindejaarsmarge aan artikel 1 toegevoegd, tegelijkertijd is er na interdepartementale besluitvorming vanuit artikel 1 € 59,5 miljoen toegedeeld aan de overige artikelen van de defensiebegroting. Het gaat hierbij om activiteiten ten behoeve van training en capaciteitsopbouw, civiel-militaire capaciteiten, luchttransport ten behoeve van missies en operaties, de uitzendbare KMar-pool en nazorg. Daarnaast is er € 60 miljoen uit artikel 1 overgeheveld naar de begrotingen van Buitenlandse Zaken en BH&OS. Van dit bedrag worden activiteiten gefinancierd op het terrein van veiligheidssectorhervorming, beveiliging van diplomaten en ambassades in gebieden waar dat noodzakelijk is, rechtstaatontwikkeling en capaciteitsopbouw.

De uitgaven voor artikel 1 Inzet zijn met de Ontwerpbegroting 2015 vastgesteld op € 304 miljoen. Middels een nota van wijziging is dit voor 2015 met € 100 miljoen verhoogd vanwege de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS (Kamerstuk 34 000 X, nr. 41).

Bij de 2e suppletoire begroting is € 26,5 miljoen vanuit het BIV vrijgegeven voor de verlenging van lopende crisisbeheersingsoperaties in 2016. Daarnaast is € 4 miljoen overgeheveld naar het CDC (voor hogere attachéuitgaven) en het CLAS (compensatie effecten MINUSMA) en is het uitgavenkader met ongeveer € 3 miljoen verlaagd vanwege minderontvangsten VPD’s.

In 2015 is voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties € 267,5 miljoen uitgegeven. Inclusief Contributies, Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) en Overige Inzet zijn de totale uitgaven in 2015 € 272,6 miljoen. Dit is € 17,4 miljoen lager dan is opgegeven in de 2e suppletoire begroting. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan een gewijzigde fasering van munitieverrekeningen van de Strijd tegen ISIS (€ 8,5 miljoen), het vertraagd tot betaling komen van havenbezoeken in de operatie Atalanta (€ 2,2 miljoen) en een lagere realisatie van de Navo-missie Resolute Support vanwege een kleinere logistieke footprint door intensieve samenwerking met Duitsland (€ 5,7 miljoen).

In de tabel op pagina 31 is een overzicht gegeven van de uitgaven aan crisisbeheersoperaties binnen het BIV. Op verzoek van de Algemene Rekenkamer is in bijlage 2 een integraal overzicht gegeven van de uitgaven vanuit het BIV, inclusief het gedeelte dat elders binnen de defensiebegroting of op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en BH&OS wordt verantwoord.

Toelichting crisisbeheersingsoperaties (HGIS)

Crisisbeheersingsoperaties

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Uitgaven missies

             

AFGHANISTAN

107.275

118.244

97.645

38.195

21.347

10.400

– 10.947

OCEAN SHIELD

7.788

21.191

6.043

6.048

36

0

– 36

EU NAVFOR ATALANTA

3.297

6.188

21.148

13.714

12.557

0

– 12.557

EUFOR ALTHEA

6.105

312

206

234

318

0

– 318

KFOR

561

489

452

343

359

0

– 359

CMF

244

265

164

247

352

250

– 102

NLTC

124

144

11

17

54

175

121

UNTSO

559

551

571

612

591

600

9

EULEX

606

501

598

568

289

0

– 289

MISSIES ALGEMEEN

1.825

2.608

2.316

4.913

5.309

5.500

191

NS2AU

 

49

54

98

74

0

– 74

UNMISS

 

1.266

1.514

1.784

1.820

0

– 1.820

MFO

   

234

273

41

10

– 31

Patriots Turkije (BMDTF)

   

18.620

18.224

4.742

10.500

5.758

EUCAP NESTOR

     

10

0

0

0

EUTM SOMALIE

   

372

609

686

300

– 386

EUAVSEC

   

59

5

0

0

0

EUTM Mali

   

43

80

73

0

– 73

UNDOF

   

30

105

120

80

– 40

MINUSMA

   

218

87.672

78.943

80.850

1.907

EUFOR CAR

     

38

24

0

– 24

STRIJD TEGEN ISIS (ATF-ME & CBMI)

     

15.983

103.931

100.000

– 3.931

VPD'S

       

4.293

13.300

9.007

EUBAM RAFAH

       

4

 

– 4

EUMAM RCA

       

112

 

– 112

EU NAVFOR MED

       

36

 

– 36

EUCAP SAHEL MALI

       

6

 

– 6

Beëindigde missies

39.924

12.954

     

0

0

Uitgaven contributies

17.794

20.589

20.121

38.745

31.372

33.000

1.628

Totale uitgaven aan missies

186.102

185.351

170.420

228.517

267.491

254.965

– 12.526

De uitgaven per missie zien er als volgt uit:

In bovenstaande tabel wordt bij de stand «Begroting 2015» weergegeven hoeveel budget er op dat moment vanuit het BIV beschikbaar was voor crisisbeheersingsoperaties. Hieronder worden de verschillen groter dan € 2,5 miljoen per missie toegelicht.

Afghanistan

De raming van € 10,4 miljoen was gebaseerd op de uitgaven voor de Nederlandse bijdragen aan de operationele hoofdkwartieren in Afghanistan en de reset van het teruggekeerde materieel van de Air Task Force en de Police Training Group. Gedurende 2015 is besloten deel te nemen aan de vervolgmissie Resolute Support in Afghanistan. De overrealisatie is een gevolg van deze deelname. De raming Afghanistan is ter financiering van de missie naar boven bijgesteld met € 15 miljoen. De onderrealisatie ten opzichte van deze verhoging is het gevolg van een kleinere logistieke footprint in de Navo-missie Resolute Support dan initieel geraamd.

EU NAVFOR ATALANTA

In december 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de verlenging van EU ATALANTA tot eind 2016 (Kamerstuk 29 521, nr. 267). De additionele uitgaven voor deze verlenging zijn geraamd op € 13,9 miljoen. Met de 1e suppletoire begroting is deze raming vanuit de BIV-voorziening als missiebudget opgenomen. De realisatie is uiteindelijk € 1,3 miljoen lager uitgekomen dan begroot in 2015. Ten opzichte van de begroting 2015 betekent dit een overrealisatie van € 12,6 miljoen.

Patriots Turkije (BMDTF)

Voor het opnieuw gereedstellen van het materieel dat is ingezet in Turkije bedroeg de raming € 10,5 miljoen. De onderrealisatie is een gevolg van een gewijzigde wijze van onderhoud aan de raketten. De nieuwe werkwijze is goedkoper dan initieel geraamd.

Strijd tegen ISIS (ATF-ME & CBMI)

Voor de missie ter bestrijding van ISIS was initieel € 100 miljoen geraamd in 2015, waarvan € 60 miljoen voor de Air Task Force – Middle East en € 40 miljoen voor de Capacity Building Mission Iraq (CBMI). Voor de verlenging van de missie met drie maanden in 2015 is met de 2e suppletoire begroting € 22 miljoen toegevoegd aan het missiebudget. De realisatie in 2015 bedroeg € 103,9 miljoen. De uiteindelijke onderrealisatie op het missiebudget deed zich voor bij de Capacity Building Mission Iraq. Ten opzichte van de begroting 2015 betekent dit een overrealisatie van € 3,9 miljoen.

Vessel Protection Detachements (VPD’s)

De inzet van VPD's wordt deels gefinancierd vanuit het BIV. De onderrealisatie is ontstaan doordat er minder VPD’s zijn aangevraagd dan waarvoor initieel budget was gereserveerd in de begroting.

Toelichting op ontvangsten

Ontvangsten crisisbeheersingsoperaties

In 2015 is totaal € 35,3 miljoen ontvangen. Dit is € 33,8 miljoen meer dan initieel begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door € 28,8 miljoen meerontvangsten van de VN voor MINUSMA. Voor de inzet van VPD’s is op dit artikelonderdeel in totaal € 2,75 miljoen meer van Nederlandse reders ontvangen. Dit wordt veroorzaakt doordat de raming van de ontvangsten voor de VPD’s in 2015 is toegevoegd aan dit artikelonderdeel.

De herschikking van de inzet VPD’s is de oorzaak van het grote verschil op de post «ontvangsten overige inzet». Vanaf de 1e suppletoire begroting zijn deze ontvangsten namelijk begroot onder «ontvangsten crisisbeheersingsoperaties».

Structurele taken ter ondersteuning van de civiele autoriteiten op grond van wetgeving en formele afspraken

Taak

   

Realisatie

Artikel

Explosieve opruiming

Aantal ruimingen

1.837

CLAS/FNIK

Patiëntenvervoer

Aantal uitgevoerde transporten

172

CLSK

SAR

Aantal uitgevoerde vluchten

5

CLSK

Onderschepping luchtruim

Aantal onderscheppingen

5

CLSK

Incidentele militaire bijstand en steunverlening

Aantal aanvragen

 

Artikel

Bijstand Caribisch Gebied

18

 

CZSK/FNIK

Bijstand Caribisch Gebied door KMAR

8

 

KMAR/FNIK

Bijstand Politiewet

2012 – artikel 57 (KMAR)

19

 

KMAR/FNIK

Strafrechtelijke Handhaving

Rechtsorde (Politiewet 2012)

92

 

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Handhaving Openbare Orde

(Politiewet 2012)

32

 

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Steunverlening Openbaar belang

63

 

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Bijstand Wet Veiligheidsregios

11

 

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Structurele nationale taken

Defensie voert structurele taken uit ten behoeve van civiele overheden. De financiële middelen van deze structurele taken zijn opgenomen in de verschillende begrotingsartikelen van Defensie. Deze structurele taken zijn vastgelegd in wet- en regelgeving, inclusief ministeriële besluiten, convenanten of arrangementen. Onder de structurele taken vallen de taken van de KMar, de Kustwacht in Nederland en het Caribisch gebied, luchtruimbewaking, de Bijzondere Bijstandseenheden en de EODD.

Op 1 juli 2015 zou Defensie met patiëntenvervoer van de Friese Waddeneilanden stoppen. Door problemen bij de aanbesteding had de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Fryslân tot 22 augustus geen vervanging voor de defensiecapaciteit. Op 22 augustus was de laatste reguliere vlucht vanaf de Waddeneilanden. Op 4 september 2015 is nog een keer een patiëntenvervoer vlucht uitgevoerd om een drenkeling te zoeken, op te pikken en te vervoeren.

Search and Rescue (SAR) is sinds 1 januari 2015 geen defensietaak meer. In 2015 zijn nog één SAR vlucht in Europees Nederland en twee SAR vluchten in het Caribisch gebied uitgevoerd. Hierna is nog twee keer een arts van het CLSK met Noordzee Helikopters Vlaanderen (NHV) meegevlogen. Per 1 juli 2015 vliegt civiel medisch personeel mee met NHV en heeft Defensie geen rol meer in SAR.

Militaire bijstand en steunverlening (FNIK)

Defensie verleent militaire bijstand voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid en voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde op basis van de Politiewet 2012. Deze bijstand wordt zowel door de KMar geleverd (op grond van artikel 57) als door andere defensieonderdelen (artikel 58). Daarnaast wordt bijstand verleend op grond van de Wet Veiligheidsregio’s 2010 in geval van een ramp of crisis, of de vrees voor het ontstaan daarvan. Steunverlening aan bestuursorganen wordt verleend op grond van de Regeling Militaire Steunverlening in het Openbaar Belang uit 2007. Tenslotte wordt op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken internationale noodhulp verleend op basis van convenanten, waaronder USAR.

Na diverse gesprekken tussen de Politie, Defensie (waaronder de KMar) en de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) heeft deze laatste Defensie om bijstand gevraagd voor de uitvoering van verdere maatregelen in het kader van contraterrorisme. Hiervoor heeft Defensie de gegarandeerde capaciteiten voor bewaken en beveiligen aangepast. De notice to move (NTM) is voor één compagnie van het Bataljon Bewaken en Beveiligen verkort van 48 uur naar zes uur. Daarnaast is de NTM van batch 1 verkort van acht uur naar zes uur. Tevens is batch 1 (200 militairen) inzetbaar gemaakt voor de taak bewaken en beveiligen.

Ook in 2015 is Defensie weer veelvuldig ingezet voor militaire bijstand en steunverlening. De onderstaande voorbeelden illustreren de incidentele nationale inzet in 2015.

Net als bij de Nuclear Security Summit in 2014 heeft Defensie een belangrijke rol gespeeld bij de organisatie en ondersteuning van twee conferenties in 2015. Voor de Future Force Conference is in maart en april 2015 op diverse fronten bijstand verleend aan civiele autoriteiten door onder meer het stand-by houden van capaciteiten van de Explosieven Opruimingsdienst (EODD) en het leveren van faciliteiten.

Naast de reguliere bijstand en steunverlening waarbij de EODD en de advanced-search-teams veelvuldig zijn ingezet is er ook een aantal in het oog springende inzetten geweest. Zo heeft Defensie in juni 2015 met een speciaal voor dit doel samengesteld expertiseteam vanuit Nederland geholpen met het zoeken naar een vermiste civiele helikopter, met hierin een Nederlander, in het oerwoud van Suriname. Deze steun is door het Nederlandse consulaat aangeboden aan de lokale autoriteiten, nadat het Ministerie van Buitenlandse Zaken Defensie om ondersteuning verzocht.

In de periode van 13 tot en met 17 juli 2015 heeft Defensie met een voor dit doel tijdelijk gecertificeerd landingsvaartuig de veerpont verbinding naar het eiland Tiengemeten onderhouden. Het veer is van belang voor de veiligheid op het eiland omdat dit de enige mogelijkheid is om voertuigen van hulpdiensten ter plaatse te krijgen. Het noodzakelijk onderhoud aan het reguliere veer, de bijzondere eisen die het type vaarwater stelt aan een veer en het in heel Europa niet beschikbaar zijn van een civiele oplossing heeft geleid tot deze aanvraag.

Gedurende het jaar zijn op de Veluwe en in Noord-Holland diverse calamiteitenputten gerealiseerd zodat de civiele brandweer altijd voldoende bluswater beschikbaar heeft.

Door de sterk gestegen toestroom van migranten naar Nederland is de capaciteit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) overbelast geraakt. Defensie heeft op verzoek van de Minister van Veiligheid en Justitie de migrantenketen op diverse onderdelen ondersteund. Zo is aan het COA onder meer ondersteuning geleverd bij het opvangen van migranten, het plannen van alle vervoer van migranten tussen opvanglocaties en de begeleiding van locatiemanagement. Daarnaast hebben het CLAS en het CLSK ondersteuning geleverd aan de door teams Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) van de KMar uitgevoerde controle op de migrantenstroom.

Na de verwoestende aardbeving in Nepal van april 2015 heeft Defensie de USAR-organisatie met een KDC-10 overgebracht. Het calamiteitenhospitaal is voor de repatriëring van Nederlanders uit Nepal geopend. Ook na de verwoesting die de tropische storm «Erika» in september 2015 heeft aangericht op het eiland Dominica heeft Defensie noodhulp verleend om de infrastructuur te helpen herstellen.

4.2 Beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten

Algemene doelstelling

De zeestrijdkrachten leveren operationeel gerede maritieme capaciteit, zowel vloot als mariniers, voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de zeestrijdkrachten en van de mate van gereedheid van maritieme eenheden. Voor de maritieme capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de maritieme eenheden. De zeestrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire als voor nationale taken.

Beleidsconclusie

In 2015 heeft het CZSK een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. Het CZSK heeft in 2015 deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. In januari is het Marine detachement (MARDET) Karel Doorman teruggekeerd van haar inzet tegen Ebola in de West-Afrikaanse regio. Zr.Ms. Johan de Witt, inclusief de Zweedse Force Commander met zijn staf, en Zr.Ms. Groningen, zijn ingezet in de EU anti-piraterij operatie ATALANTA. Tevens is door de mariniers van VPD’s de beveiliging geleverd voor 49 Nederlandse koopvaardijschepen in de Indische Oceaan, de Golf van Aden en de Golf van Oman. Daarnaast hebben de mariniers bijgedragen aan MINUSMA en aan de Capacity Building Mission Iraq in Erbil en Bagdad. Zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteiten zijn beschikbaar gesteld voor structurele nationale taken, bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk. Het CZSK heeft bijvoorbeeld hulp verleend op Dominica na passage van de tropische storm «Erika» en heeft in het kader van Benifical Cooperation op de Noordzee meerdere explosieven geruimd.

In 2015 heeft het CZSK de eenheden opgewerkt voor de geplande inzet, waaronder de Nato Response Force (NRF) 2016, waarvoor de Maritime Battle Staff en de Amfibische Taakgroep tijdens de grootschalige Navo-oefening Trident Juncture zijn gereedgesteld en gecertificeerd. Zr. Ms. De Zeven Provinciën heeft medio oktober 2015 in het kader van de verdediging tegen ballistische raketten (Integrated Air & Missile Defence IAMD) succesvol een At Sea Demonstration uitgevoerd in een internationale maritieme taakgroep onder Nederlandse leiding. Het schip bleek van cruciale waarde in de totale internationale IAMD-keten.

Het realiseren van de personele en materiële gereedheid vraagt continu aandacht en blijft onder druk staan. Eén van de speerpunten van het CZSK op het personele vlak is het realiseren van continuïteit in de personele vulling door het verbeteren van de in-, door- en uitstroom. Op het materiële vlak hebben de migratie naar SAP, het nog niet op orde hebben van bepaalde onderhoudscontracten en de traag functionerende ketenlogistiek (bijvoorbeeld het verwerven van reservedelen) een negatief effect gehad op de onderhoudsplanning en daarmee op de materiële gereedheid. Ook de uitgeklede instandhoudingsprogramma’s, de uitgestelde vervangingsprojecten en de druk op de beschikbare capaciteit van het onderhoudsbedrijf hebben hierop een negatief effect gehad.

Realisatie Operationele Doelstellingen

De operationele doelstellingen waar het CZSK conform de begroting aan moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden en voortzettingsvermogen. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.

Realisatie doelstellingen CZSK 2015

Groep

Organieke component

Totaal aantal eenheden

Operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Staf

NLMARFOR

1

1

1

0

0

Vlooteenheden

Fregatten LC-Fregatten

4

2

1

2

3

 

M-fregatten

2

1

1

1

1

 

Patrouilleschepen

4

2

2

2

2

 

Bevoorradingsschip

0->1

0->1

0

0

1

 

Landing Platform Docks

2

1

1

1

1

 

Onderzeeboten

4

1

1

3

3

 

Ondersteuningsvaartuig OZD

1

0,2

0

0,8

1

 

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

6

3

4

3

2

 

Hydrografische opnemingsvaartuigen

2

1

1

1

1

Marinierseenheden

Marines Combat Group

2

1

1

1

1

 

Surface Assault & Training Group

1

0,5

0,5

0,5

0,5

 

Sea-based Support Group

1

1

1

0

0

 

Squadron NLMARSOF

2

1,5

2

0,5

0

CZMCARIB

Infanteriecompagnie Curaçao

1

1

1

0

0

 

Infanteriecompagnie Caribisch gebied

1

1

1

0

0

 

Infanteriepeloton Sint Maarten

1

1

1

0

0

 

Boottroop Caribisch gebied

1

1

1

0

0

 

Ondersteuningsvaartuig Caribisch gebied

1

0,7

0,75

0,3

0,25

Overige eenheden

Defensie Duikgroep

1

1

1

0

0

Toelichting

Inzet

Gedurende 2015 is door eenheden van het CZSK deelgenomen aan diverse internationale operaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CZSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Zoals uit de doelstellingenmatrix blijkt, hebben bijna alle eenheden in 2015 de gereedheidsdoelstellingen gehaald. De realisatie bij de Luchtverdedigings- en Commando Fregatten is lager dan voorzien. De reden hiervoor is een vertraging in het opwerktraject van Zr.Ms. Tromp in het eerste kwartaal van 2015, waardoor er in het eerste kwartaal van 2015 slechts één LC-Fregat operationeel gereed is geweest. In januari 2015 is het bevoorradingsschip Karel Doorman (Joint Support Ship) teruggekeerd van haar inzet tegen Ebola in de West-Afrikaanse regio. Door deze deelname aan Operatie Tricolette van 6 november 2014 tot en met 24 januari 2015 is de operationele gereedstelling van het JSS in tijd verschoven en is zij medio 2016 operationeel gereed. Bij het ondersteuningsvaartuig van de Onderzeedienst Zr.Ms. Mercuur is de zeewaardigheid eind 2014 ingetrokken. Het schip zal tot de voltooing van het onderhoud en het instandhoudingsprogamma niet beschikbaar zijn.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

573.652

679.465

697.563

750.869

790.537

696.160

94.377

Totaal Uitgaven

590.214

671.975

711.618

736.193

744.365

696.160

48.205

Programma-uitgaven

63.581

60.009

155.982

133.877

135.172

124.517

10.655

Opdracht Gereedstelling en instandhouding CZSK1

63.581

60.009

155.982

133.877

135.172

124.517

10.655

– waarvan gereedstelling

61.048

57.328

59.002

20.161

17.502

14.427

3.075

– waarvan bijdragen aan SSO RWD2

     

16.619

16.199

16.798

– 599

– waarvan bijdragen aan SSO Paresto3

       

2.645

 

2.645

– waarvan instandhouding

2.533

2.681

96.980

97.097

98.826

93.292

5.534

               

Apparaatsuitgaven

526.633

611.966

555.636

602.316

609.193

571.643

37.550

personele uitgaven1

409.977

491.725

491.414

534.497

543.656

509.112

34.544

– waarvan eigen personeel

409.977

491.725

491.414

531.846

538.651

509.112

29.539

– waarvan externe inhuur

     

2.651

5.005

 

5.005

materiële uitgaven

116.657

120.241

64.222

67.819

65.537

62.531

3.006

– waarvan bijdragen aan SSO Paresto3

4.749

4.731

6.645

6.917

2.173

3.328

– 1.155

– waarvan IT

25.151

24.583

2.139

3.308

2.488

3.214

– 726

– waarvan overige exploitatie

86.757

90.927

55.438

57.594

60.876

55.989

4.887

Apparaatsontvangsten

9.876

10.418

18.882

19.714

14.387

19.951

– 5.564

X Noot
1

Het Marinebedrijf is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstelling en instandhoudingsbudgetten.

X Noot
2

Shared Service Organisatie Rijkswaterstaat corporate dienst.

X Noot
3

Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC in 2014 is het instrument SSO (Shared Service Organisatie Paresto) ingevoerd.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder toegelicht.

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen van € 94,4 miljoen wordt met name veroorzaakt door hogere uitgaven (€ 48,2 miljoen), waaronder vooral hogere apparaatsuitgaven. Deze hogere uitgaven worden hieronder toegelicht.

De overige € 46,2 miljoen hogere verplichtingen zijn het gevolg van het in december 2015 aangaan van een nieuwe jaarcontract 2016 met de Rijksrederij en het meerjarige onderhoudscontract van het project «smart L».

Uitgaven

Het CZSK heeft het budget overschreden met € 48,2 miljoen. Deze overschrijding wordt voor het grootste deel veroorzaakt door de hoger dan geraamde apparaatsuitgaven. Dit wordt hieronder toegelicht. De hogere realisatie bij de programmauitgaven wordt met name veroorzaakt door de hoger dan geraamde uitgaven voor instandhouding.

Programmauitgaven

Gereedstelling

Het verschil tussen de begroting en de realisatie bij gereedstelling komt onder andere doordat in de planning van de begroting geen rekening is gehouden met de overboeking vanuit het BIV-budget voor activiteiten in het kader van training en capaciteit.

Instandhouding

De uitgaven bij instandhouding zijn € 5,5 miljoen hoger dan begroot. Dit is het gevolg van overloop uit 2014 van de laatste factuur van het benoemd onderhoud aan Zr.Ms. Rotterdam, het meerwerk aan de havenslepers van de Lingeklasse en de uitvoering van het onderhoud aan het marineopleidingsschip de Van Kinsbergen.

Onder deze post valt ook het onderhoud aan het schip de Groene Draeck. In 2015 is voor deze taak budget overgeheveld vanuit de begroting van de Koning (€ 51 K). In 2015 zijn onderhoudswerkzaamheden verricht aan de mast, het drinkwatersysteem en het sanitair en zijn conserveringswerkzaamheden uitgevoerd. Hiervoor was € 84 K geraamd en er is uiteindelijk € 73 K aan uitgegeven, zodat sprake is van € 22 K meerkosten ten opzichte van de overgehevelde € 51 K.

Zoals gemeld in de brief aan de Tweede Kamer van 24 september 2015 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 X, nr. 6 en 34 300 I, nr. 6) zijn in de periode 2011–2015 door het CZSK meerkosten gemaakt. Er werd uitgegaan van een bedrag van € 223 K. Dit was voor met name aanvullend onderhoud aan de voortstuwingsinstallatie, herstel van het roefdek, schilderwerkzaamheden, het herstellen van de mast en onderhoud aan het tuigage en de zeilen. Hiervoor was € 223 K geraamd en hier is uiteindelijk € 212 K aan uitgegeven. De bovengenoemde meerkosten in 2015 van € 22 K zijn hier onderdeel van. Dit betekent dat in 2015 een totaalbedrag van € 263 K wordt verantwoord.

(x € 1.000)

Realisatie 2015

Budgetoverheveling vanuit de begroting van de Koning

51

Meerkosten 2011–2015

212

Totaal

263

Apparaatsuitgaven

Personeelsuitgaven

De hogere apparaatsuitgaven van € 37,5 miljoen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door hogere personeelsuitgaven (€ 34,5 miljoen).

Wijzigingen op het gebied van regelgeving en personele voorwaarden hebben geleid tot een verhoging en ook realisatie van de budgetten. Het gaat hierbij om het vervallen van de inhouding VUT-equivalent, het bovensectoraal loonakkoord, de loonbijstelling van 0,8 procent en de compensatie eigen huishouding na uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (€ 15,6 miljoen).

Daarnaast zijn er budgetoverhevelingen geweest, zoals de budgetoverheveling van de WUL naar artikel 8 (€ 6,5 miljoen). Ook is als gevolg van vertraging in de reorganisaties van de Defensie Geneeskundige Organisatie (DGO) en de Sociaal Medische Dienst (SMD) € 7,3 miljoen budget teruggeboekt naar het CZSK vanuit artikel 8 en gerealiseerd.

Vanuit artikel 12 Nominaal en onvoorzien is € 4,0 miljoen overgeheveld naar het CZSK ter compensatie van een deel van de stijging van de buitenlandtoelagen als gevolg van de gestegen dollarkoers. Ten behoeve van het versterken van de veiligheidsketen (contraterrorisme) is € 0,9 miljoen toegevoegd en gerealiseerd aan het formatiebudget. Voor het openhouden van de Van Ghentkazerne in Rotterdam is € 0,9 miljoen budget toegevoegd aan de begroting van CZSK en gerealiseerd. Tot slot zijn de personele budgetten verhoogd en gerealiseerd met € 5,0 miljoen ten behoeve van inhuur voor de implementatie van SAP. Het resterende deel van de hogere realisatie op personele budgetten voor eigen personeel (€ 7,3 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de gestegen dollarkoers en de daardoor duurdere toelagen voor personeel in de Cariben en een overschrijding van de vaar- en oefentoelagen door meer activiteiten.

Ontvangsten

De lagere apparaatsontvangsten van € 5,6 miljoen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door vertraagde BTW-ontvangsten (€ 5,5 miljoen). In 2015 was het IT-technisch nog niet mogelijk om de BTW-claim in te dienen. Deze claim leidt later alsnog tot ontvangsten. Ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep betreffende de eigen huishouding zorgt ervoor dat er in 2015 minder ontvangsten waren dan geraamd (€ 0,1 miljoen).

4.3 Beleidsartikel 3 Taakuitvoering landstrijdkrachten

Algemene doelstelling

De landstrijdkrachten leveren operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de landstrijdkrachten en van de mate van gereedheid van grondgebonden eenheden. Voor de grondgebonden capaciteit van de krijgsmacht is het CLAS verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De landstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire als nationale taken.

Beleidsconclusies

Het CLAS heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. Per januari 2015 is de Patriot-missie in Turkije beëindigd en heeft er een succesvolle re-deployment plaatsgevonden. Het CLAS heeft in 2015 een bijdrage geleverd aan drie grotere missies, namelijk MINUSMA in Mali, de Navo-missie Resolute support in Afghanistan en de Operatie Inherent Resolve in Jordanië en Irak. Tevens heeft het CLAS met diverse onderdelen deelgenomen aan kleine missies zoals EUTM in Somalië en UNMISS in Sudan. Het uitvoeren van de vele kaderzware missies over verschillende logistieke assen heeft voor extra druk gezorgd bij het personeel en materieel. Vooral Combat Support (CS) en Combat Service Support (CSS) eenheden zijn zwaar belast.

De materiële gereedheid was in 2015 een voortdurend knelpunt binnen het CLAS. Hierdoor heeft het CLAS niet volledig kunnen voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. Zo kon het CLAS in 2015 niet altijd de gevraagde capaciteiten in het kader van nationale operaties garanderen (onder andere de kleine onbemande vliegtuigen). Het CLAS kon daarentegen wel snel inspelen op de actualiteit door ondersteuning te leveren bij de grote instroom van migranten. Ook op het gebied van explosievenruiming en search waren CLAS-eenheden nationaal actief. De financiële beperkingen in combinatie met het grote beslag op het nog inzetbare materieel voor de lopende missies resulteerden in verdere beperkingen in de materiële gereedheid voor het reguliere gereedstellingsproces. Het gevolg hiervan was dat er steeds meer missiespecifiek werd opgeleid. Op lange termijn leidt dit tot verminderde inzetbaarheid in een hoger geweldsspectrum en een verminderd voortzettingsvermogen van het CLAS. Twee voorbeelden ter illustratie:

  • 1. De gereedstelling van de VJTF heeft in 2015 absolute prioriteit gehad. Echter, de eisen die hieraan verbonden zijn leveren een grote druk op voorraden, materieel en CS en CSS eenheden. Zo werd ook de onbalans duidelijk zichtbaar tussen combat eenheden aan de ene kant en combat support en combat service support eenheden aan de andere kant.

  • 2. Materiaal wat is ingezet in MINUSMA is niet beschikbaar voor de gereedstelling van de 13 Lichte Brigade, waardoor maar één van de twee infanteriebataljons is uitgerust met (een deel van de) voertuigen. Het andere infanteriebataljon is noodgedwongen overgegaan tot het trainen van optreden te voet.

Het jaar 2015 was ook het jaar van druk op personele en materiële budgetten. Dit heeft een directe invloed gehad op de gereedstelling van eenheden. Zo hebben twee niveau V (bataljons) oefeningen niet plaats gevonden, waardoor de manoeuvrebataljons (waarvan één voorbestemd voor de EUBG 2016-II), later dan gepland worden gecertificeerd. Dit heeft ertoe geleid dat in tegenstelling tot andere jaren gedurende een groot deel van 2015 maar één manoeuvrebataljon operationeel gereed gesteld kon worden.

In 2015 werd de samenwerking met Duitsland verder verdiept door de samenwerking tussen de 11e Luchtmobiele Brigade en de Division Schnelle Kräfte (DSK) en is doorgewerkt aan de integratie van 43 Gemechaniseerde Brigade en de 1 (DEU) Panzer Division. De integratie zal zeker stellen dat het geïntegreerd optreden met en tegen tanks getraind blijft en de kennis daarover geborgd is.

Realisatie Operationele Doelstellingen

De operationele doelstellingen waar het CLAS conform de begroting aan moet voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden en voortzettingsvermogen. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.

Realisatie doelstellingen CLAS 2015

Groep

Organieke component

Totaal aantal eenheden

Operationeel gereed

Voortzettingsvermogen

     

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

High Readiness Forces (Land) Headquarters

NLD deel staf HRF HQ

1

1

1

0

0

NLD deel CIS Battalion

1

1

1

0

0

NLD deel Staff Support Battalion

1

1

1

0

0

Brigade Hoofdkwartier

Staf

3

1

1

2

2

Verkenningseskadron

3

1

1

2

2

ISTAR Module

5

2

1

3

4

CIMIC Support Element

4

2

0

2

4

Psyops Support Element

4

2

0

2

4

(Re)Deployment

Taskforce HQ

Hoofdkwartier OOCL

1

1

1

0

0

Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando

Staf

1

1

0

0

1

Patriot Fire Unit

3

1

0

2

3

AMRAAM peloton

2

1

0

1

2

Stinger peloton

3

2

1

1

2

KCT

Commandotroepencompagnie

4

2

2

2

2

Bataljonstaak-groep

Gemechaniseerd bataljon

4

1

1

3

3

Luchtmobiel bataljon

3

1

1

2

2

PzH/Mortier batterij

3

2

3

1

0

Pantsergeniecompagnie

4

1

1

3

3

Luchtmobiel geniepeloton

3

1

1

2

2

CIS compagnie

3

1

0,7

2

2,3

ROLE 1 Medical Treatment Facility

22

9

10

13

12

Cybercommando

Cybercommando

1

0,5

0

0,5

1

Combat Support Elements

Staf vuursteuncommando

1

1

1

0

0

Staf geniebataljon

3

1

2,3

2

0,7

Constructiecompagnie

2

1

0

1

2

Brugmodule

2

1

0

1

2

CBRN compagnie

2

1

0,8

1

1,2

EODD ploeg

48

20

30

28

18

Combat Service Support Elements

Bataljonsstaf National Support Element

1

1

0

0

1

Bataljonsstaf Geneeskundig bataljon

1

0,25

0,25

0,75

0,75

Compagniestaf NSE

8

3

0

5

8

Transportcompagnie

3

1,5

0

1,5

3

Zware transportcompagnie

1

0,5

0

0,5

1

Clustercompagnie

2

1

0,4

1

1,6

Dienstencompagnie

1

0,5

0,5

0,5

0,5

Bevoorradingscompagnie

3

1

1

2

2

Herstelpeloton

11

5

3

6

8

ROLE 2 Medical Treatment Facility

4

2

1

2

3

Nationale reserve

NAT RES Bataljon

3

3

2

0

1

Toelichting

Inzet

Gedurende 2015 is door eenheden van het CLAS deelgenomen aan diverse internationale operaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CLAS heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Niet alle eenheden van het CLAS hebben kunnen voldoen aan de doelstellingen uit de doelstellingenmatrix. De belangrijkste redenen zijn hieronder uiteengezet.

Brigade Hoofdkwartier

De doelstelling bij de ISTAR Module is niet gehaald vanwege een lage materiële gereedheid. Bij het Civiel Militaire Samenwerking (CIMIC) Support Element en het Psyops Support Element zijn de doelstellingen niet gehaald als gevolg van een lage geoefendheid door de vele steunverleningen en inzet.

Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando

Als gevolg van groot onderhoud na de inzet van de Patriots in Turkije en problemen op het gebied van de materiële gereedheid bij de Stinger en Advanced Medium Range Air tot Air Missile (AMRAAM) pelotons zijn de doelstellingen niet gehaald.

Bataljonstaakgroep

De doelstellingen zijn, met uitzondering van de CIS compagnie, gerealiseerd. De doelstelling bij de CIS compagnie is niet gehaald als gevolg van een lage materiele gereedheid.

Cybercommando

Door een vertraging in de reorganisatie van het Cybercommando is de doelstelling niet gehaald.

Combat Support Elements

De doelstellingen zijn niet gehaald vanwege problemen op het gebied van materiële gereedheid en geoefendheid. De grote hoeveelheid (kaderzware) kleinschalige missies zorgde ervoor dat de uitvoering van het oefenprogramma werd verstoord.

Combat Service Support Elements

Een lage geoefendheid is de belangrijkste reden waarom de doelstellingen niet zijn gehaald. De oorzaken van deze lage geoefendheid zijn de lage materiële gereedheid in combinatie met de grote hoeveelheid (kaderzware) kleinschalige missies, de vele steunverleningen, het ondersteunen van het oefenprogramma van de diverse eenheden binnen en buiten het CLAS en lopende reorganisaties.

Nationale reserve

De doelstelling is niet gehaald, omdat de geoefendheid in het vierde kwartaal van 2015 bij één van de drie bataljons onder de norm is gebleven. De reden hiervoor is dat het merendeel van de geplande O&T-activiteiten, opleidingen en bedrijfsvoeringsaangelegenheden zijn geannuleerd door genomen maatregelen om binnen de financiële kaders te blijven.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3 Taakuitvoering Landstrijdkrachten (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

1.261.386

1.273.299

1.175.948

1.290.862

1.146.024

1.121.002

25.022

Uitgaven

1.280.930

1.277.277

1.155.056

1.203.245

1.221.224

1.121.002

100.222

Programma-uitgaven

76.631

92.598

154.992

139.710

158.682

151.062

7.620

Opdracht Gereedstelling en instandhouding CLAS1

76.631

92.598

154.992

139.710

158.682

151.062

7.620

– waarvan inzet

             

– waarvan gereedstelling

73.157

89.325

87.150

49.031

37.045

46.553

– 9.508

– waarvan bijdragen aan SSO Paresto

       

13.944

 

13.944

– waarvan instandhouding

3.474

3.273

67.842

90.679

107.693

104.509

3.184

               

Apparaatsuitgaven

1.204.299

1.184.679

1.000.064

1.063.535

1.062.542

969.940

92.602

personele uitgaven

966.045

951.777

931.372

986.631

971.074

901.595

69.479

– waarvan eigen personeel

     

982.136

966.462

901.095

65.367

– waarvan externe inhuur

     

4.495

4.612

500

4.112

materiële uitgaven

238.254

232.902

68.692

76.904

91.468

68.345

23.123

– waarvan bijdragen aan SSO's2

17.664

16.985

14.535

9.151

2.448

9.856

– 7.408

– waarvan overige exploitatie

220.590

215.917

54.157

67.753

89.020

58.489

30.531

Apparaatsontvangsten

21.470

18.346

26.772

21.691

13.672

20.523

– 6.851

X Noot
1

Het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstelling en instandhoudingsbudgetten.

X Noot
2

Bijdragen aan SSO's zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC in 2014 is het instrument SSO (Shared Service Organisatie Paresto) ingevoerd.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 25,0 miljoen hoger dan het verplichtingenbudget vanwege het in december overeengekomen meerjarig onderhoudscontract van het wissellaadsysteem en de btw-correcties op de onderhoudscontracten pantservoertuigen en CV-90.

Uitgaven

Het CLAS heeft het budget overschreden met € 100,2 miljoen. De hogere realisatie wordt vooral veroorzaakt door hogere apparaatsuitgaven. De hogere programmauitgaven worden met name veroorzaakt binnen de opdracht gereedstelling en bijdragen aan Shared Service Organisaties (SSO). De verschillen worden hieronder toegelicht.

Met het meer inzichtelijk maken van de diensten van de SSO’s zijn de uitgaven gesplitst in programma en apparaatsuitgaven. De operationele catering, die door SSO Paresto wordt uitgevoerd, is een onderdeel van gereedstelling. De reguliere catering valt onder de bedrijfsvoeringsbudget voeding en wordt gepresenteerd onder materiële kosten (apparaat).

Programmauitgaven

Gereedstelling

De uitgaven bij gereedstelling vallen in de tabel € 9,5 miljoen lager uit, omdat in de realisatie uitgaven aan de SSO Paresto (€ 13,9 miljoen) apart is geplaatst. In de begroting vielen deze nog onder de gereedstelling (€ 46,6 miljoen). De realisatie «gereedstelling» en Paresto samen bedraagt € 51 miljoen. Dit is € 4,4 miljoen meer dan geraamd. Dit komt doordat het budget gereedstelling met € 4,4 miljoen is verhoogd vanuit het BIV voor activiteiten gerealiseerd in 2015 in het kader van training en capaciteitsopbouw en voor het leveren van civiele militaire capaciteit.

Instandhouding

In het kader van departementale herschikkingen is € 3,2 miljoen meer gerealiseerd op instandhouding dan begroot. Dit betreft ICMS/CBRN-ontvlechting van DMO (€ 2,7 miljoen) en de verwerking van extra Special Forces (SF) capaciteit (€ 0,5 miljoen).

Apparaatsuitgaven

Personeelsuitgaven

De personele budgetten zijn verhoogd en gerealiseerd (circa € 69,5 miljoen) als gevolg van diverse oorzaken.

Ten eerste werd vanwege de instroom van nieuw personeel met een hogere leeftijd en een hoger opleidingsniveau (VEVA-leerlingen) € 11 miljoen aanvullend gebudgetteerd en gerealiseerd. Ten tweede werd € 13,9 miljoen vanuit het CDC naar het CLAS overgeheveld en gerealiseerd ter dekking voor de vertraagde oprichting van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie. Er werd echter ook € 14 miljoen aan het budget onttrokken vanwege de centrale doorbelasting van de WKR-afdracht.

Vanwege de compensatie voor de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake de eigen huisvesting werd € 7,4 miljoen toegevoegd. Ook werd circa € 18 miljoen geheralloceerd ter bestrijding van het tekort op de personele exploitatie. Daarna werd op grond van het boven sectoraal loonakkoord en daarmee samenhangende mutaties circa € 21 miljoen aanvullend gebudgetteerd en gerealiseerd.

Ook hebben intensiveringen plaatsgevonden ter waarde van circa € 6 miljoen. Deze intensiveringen betreffen het Nationaal Trainingscentrum, personeelszorg en cyber. Voor activiteiten in het kader van training, capaciteitsopbouw en voor het leveren van civiele militaire capaciteit is vanuit het BIV (€ 6 miljoen) overgeheveld naar dit artikel.

Materiële uitgaven

Er is tevens sprake van een hogere realisatie op de materiële budgetten dan was begroot (€ 23,1 miljoen). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door overboekingen tussen artikelen binnen de begroting (€ 11 miljoen). De overboekingen tussen artikelen binnen de begroting omvatten vooral de mutatie vanuit instandhouding naar materiële exploitatie voor de instandhouding van de werkplaats- en magazijninrichting.

Een tweede oorzaak van de hogere realisatie heeft te maken met het uitvoeren van diverse Protocollen van Overdracht (€ 2 miljoen). De belangrijkste Protocollen van Overdacht betreffen de instandhouding van brandweervoertuigen (€ 1,7 miljoen) en ademluchtapparatuur (€ 0,2 miljoen).

De realisatie is verder hoger uitgevallen door de ontvlechting van cyber (€ 4 miljoen), de meeruitgaven als gevolg van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake de eigen huisvesting (€ 5 miljoen) en de meeruitgaven dienstreizen als gevolg van de intensivering van internationale militaire samenwerking (€ 1 miljoen).

Ontvangsten

De ontvangsten bij het CLAS vallen € 6,9 miljoen lager uit dan geraamd, waarvan € 1,4 miljoen vanwege de lager dan geraamde verkoop van reservedelen aan Nato Support and Procurement Agency (NSPA).

Daarnaast heeft de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep betreffende de eigen huishouding ervoor gezorgd dat er minder ontvangsten zijn (€ 1,6 miljoen). Dit komt doordat geen inhouding huisvesting meer mag plaatsvinden bij inwonenden die geen eigen huisvesting voeren. Tot slot is circa € 4 miljoen voornamelijk te wijten aan lagere geneeskundige ontvangsten.

4.4 Beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

Algemene doelstelling

De luchtstrijdkrachten leveren lucht- en grondgebonden capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, de samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de luchtstrijdkrachten.

Voor de lucht- en grondgebonden operationele capaciteit van de krijgsmacht dient het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) eenheden operationeel gereed te stellen en in stand te houden. De luchtstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire taken als voor nationale taken.

Beleidsconclusie

Het CLSK heeft in 2015 een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. Als onderdeel van de internationale coalitie tegen IS voerden F-16 jachtvliegtuigen missies uit boven Irak en bestreden doelen van de terreurorganisatie IS. In Mali voerden helikopters transport-, beveiligings- en verkenningsvluchten uit en ook medical evacuation (medevac) taken uit. Transportvliegtuigen van CLSK hebben in 2015 diverse operaties ondersteund. In het Caribische deel van het Koninkrijk ondersteunden transporthelikopters kustwacht- en drugsbestrijdingsoperaties en leverden zij militaire bijstand. Daarnaast is in Nederland een bijdrage geleverd voor de uitvoering van Quick Reaction Alert (QRA), de kustwacht, nationale taken en bijstand en steunverlening waaronder patiëntenvervoer van de Waddeneilanden.

De inzet van Nederlandse luchtwapensystemen bij (lopende) missies heeft tot beperkingen geleid in het opleidings- en trainingsprogramma van vliegende bemanningen. Dit heeft een negatief effect op de geoefendheid en daarmee op de operationele gereedheid. In het bijzonder leidt dit tot het niet kunnen optreden in alle mogelijke dreigingsscenario’s. De geoefendheid van eenheden ten behoeve van de lopende missies en nationale taken was voldoende maar het herstel naar een volledige geoefendheid is in 2015 nog niet ingezet.

De materiële gereedheid bleef kwetsbaar en is het afgelopen jaar negatief beïnvloed door een combinatie van toegenomen inspectie- en reparatienoodzaak door veroudering van de toestellen, de aanhoudende slechte beschikbaarheid van bedrijfsstoffen en de onderbezetting op kritieke onderhoudsfuncties. Daarnaast vergde het intensieve gebruik als gevolg van de missies boven Irak en in Mali een bovenmatige onderhoudsinspanning. Verder is gebleken dat restproblemen optreden tijdens en na afronding van de migratie naar ERP-systemen. Om lopende missies zoveel als mogelijk doorgang te laten vinden is gekozen voor een migratie waarbij workarounds nodig blijven.

Dit alles heeft ertoe geleid dat verschillende vliegtuigtypes in 2015 niet op elk moment konden voldoen aan de operationele doelstellingen. Het herstel van de operationele gereedheid na de huidige inzet gaat langer duren door de problematiek met de geoefendheid en materiële gereedheid.

Realisatie operationele doelstellingen

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. In onderstaande matrix is per eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.

Realisatie doelstellingen CLSK 2015

Groep

Organieke component

Totaal aantal eenheden

Operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Jachtvliegtuigen

F-16

61

11

0 (6)

50

61 (55)

Helikopters

AH-64D Apache

29

10

5,8

19

22,2

 

CH-47 Chinook

17

6

7,4

11

9,6

 

AS-532 Cougar

12

6

3,4

6

8,6

 

NH-90

13->20

2->5

0

11->15

20

Transportvliegtuigen

KDC-10

2

1

1,1

1

0,9

 

C-130H Hercules

4

2

0,8

2

3,2

Kustwacht Nederland

Dornier DO-228

2

1

0,9

1

1,1

Unmanned Aerial

Systemes (UAS)

MALE UAV eenheid

1

0

0

1

1

Force Protection

OGRV eenheden

4

2

3,2

2

0,8

 

C2 element

2

1

2

1

0

Air C4ISR

AOCS NM

1

1

0

0

1

 

NDMC

1

1

1

0

0

Toelichting

Inzet

Gedurende 2015 is door eenheden van het CLSK deelgenomen aan diverse internationale operaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CLSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Niet alle eenheden van het CLSK hebben kunnen voldoen aan de doelstellingen uit de doelstellingenmatrix. De belangrijkste redenen zijn hieronder uiteengezet.

F-16

In 2015 zijn in Irak onafgebroken vier F-16’s ingezet. Deze waren specifiek missiegereed voor ATF-ME. Daarnaast zijn twee F-16’s permanent beschikbaar geweest voor de QRA-taak. Dat brengt het gemiddeld aantal specifiek missiegerede F-16’s op 6. Door de inzet in Irak waren er voor het opleidings- en trainingsprogramma minder vlieguren beschikbaar waardoor de bemanningen van de F-16’s niet voor alle verschillende operationele missies getraind en inzetbaar waren. Er waren daardoor «0» F-16’s operationeel gereed.

Apache

Door de beperkte beschikbaarheid van de Apaches voor het opleidings- en trainingsprogramma en het lage aantal vlieguren in Nederland is de geoefendheid beneden de norm. Hierdoor zijn minder Apaches operationeel gereed. In maart 2015 is als gevolg van een vliegincident met fatale gevolgen het aantal beschikbare Apaches gedaald van 29 naar 28.

Cougar

Door vertragingen in de fase-inspecties en het achterblijven van Cougars uit de afstootorganisatie blijft de materiële gereedheid achter. Hierdoor is de doelstelling niet gehaald.

NH-90

Naast het tekort aan reservedelen zorgt met name exportregelgeving (International Traffic in Arms Regulation, ITAR) voor vertraging in fase-inspecties, modificaties en het retrofitprogramma. Enkele onderdelen in de helikopter zijn van Amerikaanse origine en vallen onder deze Amerikaanse exportregelgeving. Niet voor alle onderdelen is al toestemming om te mogen worden overgedragen aan de industrie. Hierdoor blijft de materiële gereedheid achter. Daardoor is de doelstelling niet gehaald.

C-130 Hercules

De belangrijkste reden waarom de doelstelling niet is gehaald is een tekort aan geoefende gezagvoerders.

Dornier DO-228

Door een vertraging in het onderhoud (corrosie op een moeilijk bereikbare plaats) was de materiële gereedheid in het vierde kwartaal lager dan gepland. Hierdoor is de doelstelling niet gehaald.

MALE UAV

Als gevolg van prioriteitstelling in het investeringsplan is dit project zeven jaar vertraagd.

AOCS NM

Vanwege het structurele capaciteitstekort en de betrokkenheid bij een aantal grote projecten bleef de geoefendheid van de luchtgevechtsleiders en luchtverkeersleiders achter. Hierdoor is de doelstelling niet gehaald.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

609.073

627.070

857.262

704.621

801.969

644.308

157.661

Uitgaven

685.357

661.877

651.319

653.271

711.856

644.308

67.548

Programmauitgaven

47.208

45.001

149.516

147.339

167.717

149.533

18.184

Opdracht Gereedstelling en instandhouding CLSK1

47.208

45.001

149.516

147.339

167.717

149.533

18.184

– waarvan gereedstelling

33.372

25.971

20.538

9.562

7.510

13.252

–5.742

– waarvan bijdragen aan SSO Paresto2

       

217

 

217

– waarvan instandhouding

13.836

19.030

128.978

137.777

159.990

136.281

23.709

               

Apparaatsuitgaven

638.149

616.876

501.803

505.932

544.139

494.775

49.364

personele uitgaven

406.332

414.284

401.910

413.109

415.536

388.274

27.262

– waarvan eigen personeel

406.332

414.284

401.910

409.385

409.168

387.274

21.894

– waarvan externe inhuur

     

3.724

6.368

1.000

5.368

materiele uitgaven

231.817

202.592

99.893

92.823

128.603

106.501

22.102

– waarvan bijdragen aan SSO Paresto2

8.456

7.259

3.442

3.856

2.701

1.024

1.677

– waarvan overige exploitatie

223.361

195.333

96.451

88.967

125.902

105.477

20.425

Apparaatsontvangsten

13.556

13.854

15.256

13.052

14.037

15.227

– 1.190

X Noot
1

Het Logistieke Centrum Woensdrecht is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstelling en instandhoudingsbudgetten.

X Noot
2

Bijdragen aan SSO' s zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC in 2014 is het instrument SSO (Shared Service Organisatie Paresto) ingevoerd.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder toegelicht.

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen van € 157,7 miljoen is deels het gevolg van hogere uitgaven (€ 67,5 miljoen) vanwege onder andere salarissen en de persoonsgebonden budgetten. Daarnaast is een meerjarig Total Support Contract voor C-130 vliegtuigen afgesloten. Deze overeenkomst loopt tot 2032 en heeft een totale contractwaarde van € 112 miljoen. De langere looptijd zorgt voor € 65,5 miljoen aan meer aangegane verplichtingen dan geraamd. Het resterende verschil tussen begroting en realisatie betreft met name de btw-correcties op NIMCIS onderhoudscontracten en de overeenkomsten, die in december zijn aangegaan zoals rear tubine case assies, engine support KDC 10 en MOS BL samenwerkingscontract met KNMI.

Uitgaven

Het CLSK heeft het geraamde budget overschreden met € 67,5 miljoen. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door hogere uitgaven voor gereedstelling en instandhouding en hogere personele en materiële uitgaven. De overschrijding wordt hieronder toegelicht.

Programmauitgaven

Gereedstelling

De uitgaven voor gereedstelling zijn € 5,7 miljoen lager dan begroot. De beschikbare budgetruimte is verlaagd met € 0,5 miljoen als gevolg van overhevelingen van budgetten naar het CLAS en het CDC. Binnen het budget van het CLSK zijn middelen vanuit het gereedstellingsbudget overgeheveld naar de personele uitgaven om het tekort op de personele uitgaven te compenseren (€ 5,6 miljoen). Vanwege de langdurige inzet in Irak en Mali en de beperkte beschikbaarheid van toestellen is het trainingsprogramma en daarmee ook het budget naar beneden bijgesteld. Uiteindelijk heeft een overrealisatie (€ 0,3 miljoen) plaatsgevonden van het bijgestelde budget.

Instandhouding

De uitgaven voor instandhouding zijn € 23,7 miljoen hoger dan begroot. Dit komt vooral door hogere uitgaven (€ 32,1 miljoen) voor het uitvoeren van luchttransport, de aanvulling op de medium power radars en de herinvoer van de Cougar. Daarnaast is vanuit de DMO budget overgeheveld voor het langer doorvliegen met de Gulfstream (€ 2,1 miljoen).

Voor de F-16 is budget ontvlochten en overgeheveld naar de DMO (€ 1,8 miljoen). Om het tekort op de personele uitgaven te compenseren zijn binnen het budget van het CLSK middelen overgeheveld naar de personele uitgaven (€ 3,8 miljoen). Het resterende verschil tussen de begroting en realisatie (€ 4,9 miljoen) bestaat uit kleine onvoorziene posten op de operationele onderdelen en de inhuur van onderhoudspersoneel bij het Logistiek Centrum Woensdrecht.

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

De personele uitgaven zijn € 27,3 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de compensatie voor de VUT-equivalent, de uitkomsten van het boven sectoraal akkoord en inhuur (€ 18,1 miljoen).

Daarnaast hebben meerdere kleine compensaties plaatsgevonden (€ 3,2 miljoen) waaronder voor de vertraagde invoering van de NH-90 en het langer openhouden van de locatie Dongen. Vanuit het CDC is budget overgeheveld in verband met de vertraging van de reorganisatie bij de Defensie Gezondheidszorg Organisatie (€ 4,3 miljoen).

Verder zijn bijdragen en ontvlechtingen ten laste gebracht van de personele uitgaven (€ 10,6 miljoen), zoals voor de centralisatie van de WUL-afdracht en het SAR-budget. Het SAR-budget is overgeheveld naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vanwege het beëindigen van de SAR-taak. Het resterende tekort (€ 12,3 miljoen) is met name gecompenseerd vanuit gereedstelling (€ 5,6 miljoen), instandhouding (€ 3,8 miljoen), overige exploitatie en personele uitgaven (€ 1,4 miljoen).

Materiële uitgaven

De materiële uitgaven zijn € 22,1 miljoen hoger dan begroot. Dit komt grotendeels vanwege het niet in 2014 gebruikte budget voor vliegeropleidingen. Hierdoor is de budgetruimte in 2015 verhoogd met € 15,5 miljoen.

Daarnaast heeft prijsbijstelling en compensatie voor de eigen huishouding plaatsgevonden en is extra budget toegekend en gerealiseerd vanwege de herinvoering van de Cougar (€ 2,2 miljoen).

Ter compensatie van het tekort bij de personele uitgaven is er budget voor materiële uitgaven overgeheveld naar personele uitgaven met € 1,4 miljoen.

Uiteindelijk is naast eerder genoemde posten nog € 8,5 miljoen aanvullend uitgegeven aan persoonsgebonden uitgaven, zoals hogere uitgaven voor dienstreizen door intensivering van internationale militaire samenwerking en woon-werkverkeer van reservisten, meer vergoeding voor voedingskosten en hogere uitgaven voor overige personele zaken.

Aan de andere kant is budget overgeheveld naar de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) voor opleidingen, naar de DMO voor de geregistreerd drukwerk documentaire informatie voorziening en naar het CLAS voor de instandhouding van de brandweervoertuigen (€ 2,7 miljoen).

4.5 Beleidsartikel 5 Taakuitvoering marechaussee

Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke Marechaussee (KMar) voert politietaken uit op grond van de Politiewet 2012 (PW). Deze taak wordt zowel nationaal als internationaal en tijdens missies uitgevoerd. Daarnaast levert het KMar capaciteit aan de CDS voor deelneming aan (militaire) missies waarbij de KMar andere taken uitvoert dan die in de PW zijn opgedragen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de KMar. De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere Ministeries. Afhankelijk van de taak zijn dat de Ministeries van Veiligheid en Justitie (inclusief het Openbaar Ministerie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid), Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Defensie.

De KMar heeft een takenpakket in binnen- en buitenland. Zij houdt zich bezig met:

  • Het bewaken en beveiligen van Koninklijke paleizen, ambassades in risicogebieden, de Nederlandse Bank en personen;

  • Handhaving van de Vreemdelingenwetgeving waaronder grenstoezicht en bestrijding van identiteit- en documentfraude, mensenhandel en mensensmokkel;

  • Handhaving van de openbare orde ten behoeve van Defensie en opsporing van strafbare feiten;

  • Bijdrage aan de opbouw van de veiligheidssector in missiegebieden;

  • Politietaken en beveiliging van burgerluchtvaartterreinen;

  • Samenwerking met en bijstand aan de politie.

Naast het reguliere takenpakket fungeert de KMar als strategische reserve voor de Nederlandse Politie. Door optreden in binnen- en buitenland levert de KMar direct of indirect een bijdrage aan de veiligheid van de Staat.

Beleidsconclusies

De KMar heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. De KMar heeft in 2015 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. De Landelijke bijstandsorganisatie (Bijstandseenheid, BE) van de KMar is op verzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in 2015 vrijwel geheel ingezet ten behoeve van de extra inzet bij de bewaking en beveiliging van een groot aantal objecten. Vanuit de BE is ook de eerste inzet van de Hoog Risico Beveiliging (HRB) pelotons mogelijk gemaakt. Sinds eind september 2015 heeft ook een flinke intensivering van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) plaatsgevonden. Het aantal gecontroleerde personen is sinds die periode meer dan verdubbeld. Daarnaast is eind 2015 het besluit genomen om een Border Security Team in te zetten voor het grenstoezicht aan de buitengrenzen van het Schengengebied.

Indicatoren algemene doelstelling

De operationele doelstellingen waaraan de KMar moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. In onderstaande tabel is weergegeven wat de operationele beschikbaarheid moest zijn en hoeveel daarvan gerealiseerd is. Waar het aantal eenheden gedurende het jaar varieert, is het rekenkundig gemiddelde in de tabel opgenomen.

Realisatie doelstellingen KMAR 2015

Organieke component

Totaal aantal eenheden

Operationeel gereed

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Vte'n voor expeditionaire inzet

306

153

153

153

153

Peloton voor Crowd and Riot Control

1

1

0

1

Vte'n voor Close Protection Teams van VIP's

26

13

13

13

13

Toelichting

Inzet

Gedurende 2015 is door eenheden van de KMar deelgenomen aan diverse internationale operaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. De KMar heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

De landelijke bijstandsorganisatie is in 2015 ingezet voor de HRB-taak bij verschillende objecten. Hierdoor kon het Crowd and Riot Control (CRC) peloton niet (zonder herprioritering) op korte termijn worden ingezet voor de CRC-taak. Hierdoor is deze doelstelling in 2015 niet gehaald.

Overige inzet

Het takenpakket van de KMar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Drie operationele speerpunten vormen hierbij de basis: bewaken en beveiligen, de grenspolitietaak, internationale en militaire politietaken. De KMar legt de nadruk op de veiligheid van de staat en speelt hierbij snel en flexibel in op wijzigende omstandigheden.

Bewaken en beveiligen

De KMar draagt zorg voor de bewaking en beveiliging van bepaalde vitale objecten en personen. Zij doet dit in samenwerking met nationale en internationale publieke en private partners.

Kengetallen

Prognose 2015

Realisatie 2015

Het percentage uitvoering Toezichtprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

100%

Het aantal permanent te bewaken objecten

7

7

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten voor De Nederlandsche Bank

100%

100%

Beschikbare operationele KMar-eenheden voor expeditionaire beveiligingsopdrachten

26

26

Grenspolitietaak

De KMar richt zich op de bestrijding van illegale migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. Deze taak wordt risicogestuurd, flexibel en efficiënt uitgevoerd door zowel de informatiepositie van de KMar als de informatiepositie van de ketenpartners optimaal te benutten. Als grenspolitie wendt de KMar bedreigingen voor Nederland en het Schengengebied af bij de grens, zowel in Nederland als in het buitenland in gezamenlijk EU-verband (ter ondersteuning van Frontex-operaties).

Kengetallen

Prognose

2015

Realisatie

2015

Aantal luchthavens waar grensbewaking wordt uitgevoerd

8

8

waarvan permanent

6

6

Aantal prioriteitsmeldingen (op luchthavens waar politietaken worden uitgevoerd)

12.000

37.1231

Aantal verwijderingen (directe verwijderingen en verwijderingen na aanlevering van DT&V)

6.000

3.5721

waarvan begeleid

2.000

5301

X Noot
1

Aangezien de realisatie afhankelijk is van het aanbod wordt geen toelichting gegeven op het verschil tussen prognose en realisatie.

Internationale en militaire politietaken

De KMar is als één van de vier operationele commando’s van het Ministerie van Defensie mede verantwoordelijk voor de uitvoering van het buitenland- en veiligheidsbeleid van Nederland. Vanwege de specifieke organisatiekenmerken kan de KMar met andere krijgsmachtsonderdelen of als zelfstandige politieorganisatie in binnen- en buitenland optreden.

Kengetallen

Prognose

2015

Realisatie

2015

Aantal misdrijfdossiers (aangeleverd aan OM Arnhem)

725

540

Beschikbare operationele KMar-eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties

306

306

(50% operationeel gereed, 50% voortzettingsvermogen)

(zie doelstellingenmatrix)

 
Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 5 Taakuitvoering Koninklijke Marechaussee (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

398.677

388.505

329.085

337.665

336.732

311.472

25.260

Uitgaven

400.456

392.326

328.658

333.990

337.157

311.472

25.685

Programmauitgaven

7.366

7.140

2.252

1.617

1.747

97

1.650

Opdracht Inzet KMAR

7.366

7.140

2.252

1.617

1.747

97

1.650

– waarvan gereedstelling

7.366

7.140

2.252

1.617

1.105

97

1.008

– waarvan bijdragen aan SSO's1

       

642

 

642

Apparaatsuitgaven

393.090

385.186

326.406

332.373

335.410

311.375

24.035

personele uitgaven

292.357

289.364

288.490

297.663

301.665

281.575

20.090

– waarvan eigen personeel

     

297.383

301.478

281.575

19.903

– waarvan externe inhuur

     

280

187

 

187

materiele uitgaven

100.733

95.822

37.916

34.710

33.745

29.800

3.945

– waarvan bijdragen aan SSO's1

2.959

3.167

1.225

753

878

389

489

– waarvan overige exploitatie

97.774

92.655

36.691

33.957

32.867

29.411

3.456

Apparaatsontvangsten

6.219

8.074

7.154

6.529

5.540

4.590

950

X Noot
1

Bijdragen aan SSO's zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC. In 2014 is het instrument SSO (Shared Service Organisatie Paresto) ingevoerd.

Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Er is in 2015 voor € 25,3 miljoen meer verplicht dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door hogere personele uitgaven eigen personeel. De hogere personele uitgaven worden hieronder toegelicht.

Uitgaven

De KMar heeft het budget met € 25,7 miljoen overschreden. Deze overschrijding wordt bijna volledig veroorzaakt door de hogere apparaatsuitgaven en wordt hieronder toegelicht.

Apparaatsuitgaven

De hogere apparaatsuitgaven van € 24,0 miljoen worden vooral veroorzaakt door de hogere personeelsuitgaven (€ 20,1 miljoen).

Deze uitgaven zijn hoger door activiteiten die budgettair nog niet in de begroting waren meegenomen. Het gaat hierbij om de beveiliging van ambassades in hoog risicogebieden conform een convenant met het Ministerie van Buitenlandse Zaken (budgetsuppletie vanuit het BIV) en de uitvoering van contraterrorisme maatregelen, zoals de HRB-pelotons in het kader van de versterking van de veiligheidsketen (€ 14,4 miljoen). Dit betreft een budgetsuppletie bij de 2e suppletoire begroting in vervolg op het kabinetsbesluit «Versterking Veiligheidsketen».

Voor uitgaven ten behoeve van het vertrek van vreemdelingen, die geen of niet langer recht hebben op verblijf in Nederland is een administratieve correctie doorgevoerd. Het formatiebudget is daarbij overgeheveld van het Ministerie van Defensie naar het Ministerie van Veiligheid & Justitie voor taken die reeds bij het Ministerie van Veiligheid & Justitie waren belegd, maar nog door KMar medewerkers werden uitgevoerd (– € 2 miljoen).

Wijzigingen op het gebied van regelgeving en personele voorwaarden hebben aan de ene kant geleid tot een verhoging van de uitgaven door het vervallen van de inhouding van de VUT-equivalent, het bovensectoraal loonakkoord en de loonbijstelling van 0,8 procent (€ 8,9 miljoen). Deze kosten zijn centraal gedekt. Aan de andere kant zorgen budgetoverhevelingen van de centrale belastingafdracht door het Ministerie van Defensie voor de eindheffing WKR/WUL en aanpassingen van het werkgeversdeel van de pensioenbijdrage voor een verlaging van de uitgaven (– € 6,9 miljoen).

De overige oorzaken voor de hogere uitgaven zijn een stijging van de buitenlandtoelage door een hogere dollarkoers, een lagere uitstroom van personeel dan gepland (dit is binnen de eigen begroting opgevangen) en hogere uitgaven als gevolg van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake eigen huishouding (€ 5,6 miljoen).

4.6 Beleidsartikel 6 Investeringen Krijgsmacht

Algemene doelstelling

Defensie voorziet in nieuw materieel, infrastructuur en IT-middelen en zij verkoopt, indien aan de orde, groot materieel en infrastructuur.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het tijdig voorzien in nieuw materieel, infrastructuur en IT-middelen en de afstoting van overtollig groot materieel en infrastructuur.

Beleidsconclusie

In de Ontwerpbegroting 2015 was een investeringsquote geraamd van 18 procent voor het jaar 2015. In de 1e suppletoire begroting 2015 is de raming bijgesteld naar 15 procent. In de 2e suppletoire begroting 2015 is de raming verlaagd naar 14 procent. De daadwerkelijk gerealiseerde investeringsquote is uitgekomen op afgerond 15 procent in 2015. De gerealiseerde investeringsquote is daarmee hoger dan vorig jaar. Ook is voor ruim 2 miljard verplichtingen aangegaan, hetgeen positief is voor de investeringsquote voor de komende jaren.

Zoals bekend, kampt Defensie al langere tijd met een onderrealisatie in de investeringen. Dit heeft een negatieve invloed op de noodzakelijke vervanging van verouderd materieel of de instandhouding en upgrade van materieel. Dit is een risico voor de materiële gereedheid op met name de lange termijn. Defensie blijft er daarom naar streven om op termijn meerjarig gemiddeld ten minste 20 procent van haar uitgavenbudget te besteden aan investeringen conform de Navo richtlijn. Daarbij geldt dat de realisatie van de investeringsquote in enig jaar lager (of hoger) kan uitkomen, bijvoorbeeld door veranderende verwervingsstrategieën, wijzigende behoeftestellingen of vertraging in het sluiten van contracten.

In mijn brief van 2 juli 2014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de initiatieven om het investeringspercentage te verhogen (Kamerstuk 33 750 X, nr. 68). Voorts heb ik uw Kamer op 28 oktober 2015 geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van de onderrealisatie in de «voorzien in»-keten (Kamerstuk 34 300 X, nr. 39). In deze brief heb ik toegezegd dat ik de aanbevelingen uit het rapport laat concretiseren.

Daarnaast volgt uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Wapensystemen dat Defensie de inkoopketen versterkt en een volledige beleidsafweging maakt bij het vervangen van wapensystemen, waarbij alternatievenafwegingen en kosten-batenanalyses worden toegepast (Kamerstuk 33 279, nr. 15).

Tabel: Gerealiseerde Investeringsquote vs. Gemiddelde Investeringsquote o.b.v. realisatie 2011–2015.

Tabel: Gerealiseerde Investeringsquote vs. Gemiddelde Investeringsquote o.b.v. realisatie 2011–2015.
Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 6 Investeringen Krijgsmacht (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

926.864

970.395

633.007

996.956

2.162.332

1.456.041

706.291

Uitgaven

1.331.345

1.234.615

1.019.656

1.065.480

1.101.504

1.308.438

– 206.934

Programmauitgaven

1.331.345

1.234.615

1.019.656

1.065.480

1.101.504

1.308.438

– 206.934

Opdracht Voorzien in nieuw materieel

908.594

829.577

739.145

604.014

689.851

915.200

– 225.349

Opdracht Voorzien in infrastructuur

240.239

255.481

142.451

309.820

197.960

191.483

6.477

– waarvan bijdragen SSO (RVB, voorheen DVD)

     

27.353

172.348

26.100

146.248

Opdracht Voorzien in IT

78.518

62.042

47.460

64.938

120.722

112.918

7.804

– waarvan bijdragen SSO DTO (DMO/OPS)

     

44.430

79.157

52.462

26.695

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek

69.447

70.663

59.166

59.403

61.612

59.445

2.167

Bijdrage aan de Navo

34.547

16.852

31.434

27.305

31.359

29.392

1.967

               

Programmaontvangsten

278.089

216.241

118.077

119.620

222.796

152.556

70.240

– waarvan verkoopopbrengsten groot materieel

207.449

170.575

98.603

92.946

193.414

117.386

76.028

– waarvan verkoopopbrengsten infrastructuur

63.176

30.706

13.736

20.417

11.667

33.300

– 21.633

– waarvan overige ontvangsten

7.464

14.960

5.738

6.257

17.715

1.870

15.845

De posten met relevante verschillen ten opzichte van de begroting worden hieronder toegelicht. Het betreft verschillen groter dan € 10 miljoen bij opdracht Voorzien in nieuw materieel en Verkoopopbrengsten groot materieel en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten.

Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

De realisatie van het verplichtingenbudget is € 706 miljoen hoger dan begroot. Het merendeel van deze verplichtingen heeft geleid tot kasuitgaven in hetzelfde jaar maar een deel van de aangegane verplichtingen leidt tot uitgaven in 2016 en verder. De realisatie van verplichtingen wordt vooral veroorzaakt doordat het contract voor het project Chinook Vervanging en Modernisering is ondertekend (verhoging van € 222 miljoen). Daarnaast zijn voor het project VOSS (€ 160 miljoen) eerder dan voorzien verplichtingen aangegaan. Ten slotte leiden overige projecten tot een extra bijstelling van € 269 miljoen. Deze bijstelling bestaat onder andere uit de projecten SM2 Missiles van € 46 miljoen, Bushmaster van € 35 miljoen en OPP PC-7 (lesvliegtuig CLSK) van € 28 miljoen en het 3 jarig onderhoudscontract simulatoren F35 (€ 16 miljoen). De overige realisatie betreft de optelsom van de realisatie van vele kleine projecten.

Uitgaven

Programma-uitgaven

Opdracht Voorzien in nieuw materieel

De realisatie van de programma-uitgaven bij voorzien in nieuw materieel is € 225 miljoen lager dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken, die hieronder worden toegelicht.

Investeringen zeestrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Project volume (begroting 2015)

Fasering tot en met

Gerealiseerde uitgaven t/m 2014

Verwachte uitgaven in 2015

Gerealiseerde uitgaven in 2015

Verschil uitgaven 2015

Evolved Sea Sparrow Missile Block II: deelneming internationaal ontwikkeltraject

37,2

2015

35,5

1,7

4,3

2,6

Instandhouding M-fregatten

58,7

2016

45,0

2,8

3,2

0,4

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten

96,0

2020

36,3

15,6

10,6

– 5,0

Instandhouding Goalkeeper

34,5

2016

21,2

7,7

5,1

– 2,6

Low Frequency Active Sonar (LFAS)

27,4

2016

20,2

2,5

2,1

– 0,4

Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF)

1.560,3

2015

1.552,8

6,5

4,7

– 1,8

Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD)

124,6

2021

55,6

22,9

24,0

1,1

Patrouilleschepen

529,6

2015

513,4

7,2

6,1

– 1,1

Verbetering MK 48 torpedo

71,8

2017

16,6

15,8

15,0

– 0,8

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

409,3

2015

363,9

29,4

17,1

– 12,3

JSS

De realisatie van Project JSS is in de eindfase gekomen. Bij de afronding van het project zijn enkele werkzaamheden en eindtesten op het gebied van sensoren wapens en communicatiesystemen (SEWACO) vertraagd. Daarnaast is sprake van vertraging bij de uitvoering van de restantwerkzaamheden en de uitvoering van proeftochtpunten op platformgebied. Deze vertraging is met name ontstaan door de inzet van het JSS bij de Ebolamissie «Tricolette» en de als gevolg daarvan aangepaste planning bij het onderhoudsbedrijf van CZSK. De koudweerbeproevingen zijn uitgesteld tot begin 2016.

Investeringen landstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Project

volume (begroting 2015)

Fasering tot en met

Gerealiseerde uitgaven t/m 2014

Verwachte uitgaven in 2015

Gerealiseerde uitgaven in 2015

Verschil uitgaven 2015

Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO)

43,0

2016

38,1

2,0

0,6

– 1,4

Patriot Vervanging COMPATRIOT

30,8

2017

9,3

13,8

0,8

– 13,0

Groot Pantserwielvoertuig (GPW, Boxer), productie

794,4

2018

474,2

132,3

76,6

– 55,7

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV), productie en Training

1118,1

2015

1.115,6

1,5

0,3

– 1,2

Vervanging genie- & doorbraaktank

90,5

2015

67,5

5,4

12,8

7,4

Patriot

Voor het project Patriot Vervanging COMPATRIOT is een kritische acceptatietest van het CP-II netwerk systeem uitgevoerd. Het systeem dat door de industrie voor de test werd aangeboden bleek echter niet te voldoen. De aan de oplevering gekoppelde betaalmomenten zijn daardoor niet gerealiseerd. Daarnaast was in de oorspronkelijke raming rekening gehouden met de modificatie van een aantal antennemasten. Aangezien er aanvullende eisen aan de constructie zijn gesteld (modulariteit in verband met het project DVOW), is de modificatie van de antennemasten duurder uitgevallen dan aanvankelijk begroot. Voordat met de modificatie kon worden gestart moest hiervoor financiële dekking worden gevonden. Op grond van het voorgaande is in 2015 € 13 miljoen minder gerealiseerd dan oorspronkelijk was begroot.

GPW/Boxer

Bij het project Grootpantserwielvoertuig (GPW/Boxer) heeft de industrie medio 2014 aangegeven het afgesproken leverschema te willen vertragen voor de beheersing van de vereiste kwaliteit. Na intensieve onderhandelingen is de einddatum van het leverschema gewijzigd van december 2017 naar februari 2018. De aanpassingen van het leverschema hebben consequenties gehad voor de daaraan gekoppelde betaalmomenten. De oorspronkelijk in 2015 geplande betalingen zijn voor een deel (€ 55,7 miljoen) naar latere jaren verschoven.

Investeringen luchtstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Project volume

(begroting 2015)

Fasering tot en met

Gerealiseerde uitgaven t/m 2014

Verwachte uitgaven in 2015

Gerealiseerde uitgaven in 2015

Verschil uitgaven 2015

AH-64D block II upgrade

120,0

2017

29,8

32,5

12,7

– 19,8

AH-64D verbetering bewapening

25,9

2017

1,0

9,6

3,0

– 6,6

AH-64D Zelfbescherming (ASE)

76,1

2017

0,3

25,3

0,6

– 24,7

Chinook Uitbreiding & Versterking (4 + 2)

356,2

2015

357,0

4,7

1,5

– 3,2

F-16 Infrarood geleide lucht-lucht raket

31,9

2016

0,7

15,3

6,3

– 9

F-16 Mode 5 IFF

39,7

2016

25,7

4,0

4,2

0,2

F-16 M5 modificatie

38,8

2015

35,4

2,7

 

– 2,7

F-16 verbetering lucht-grond bewapening, fase 1

59,1

2015

39,8

6,4

15,3

8,9

F-16 Zelfbescherming (ASE)

82,0

2016

8,9

25,5

3,6

– 21,9

Langer doorvliegen F-16 – vliegveiligheid & luchtwaardigheid

37,0

2021

1,0

6,7

2,6

– 4,1

AH-64D Upgrade

AH-64D Upgrade is een project dat voornamelijk door middel van FMS-contracten (Foreign Military Sales) wordt gerealiseerd. De verwachting voor 2015 van de Amerikaanse overheid bleek te optimistisch. In de loop van 2015 werd de financiële planning aangepast, mede als gevolg van lagere prijzen voor sommige items en facturen die waren vertraagd. Op grond hiervan is de realisatie in 2015 lager uitgevallen.

AH-64D Zelfbescherming

Bij het project AH-64D Zelfbescherming (ASE) bestaat een relatie met het project Chinook Vervanging en Modernisering. In 2015 is het besluit genomen om de standaard Chinook-toestellen aan te schaffen zoals die bij US-Army in gebruik zijn. Deze Chinooks zijn voorzien van een Amerikaans zelfbeschermingssysteem waarmee ook de Apaches van de US-Army zijn uitgerust. Voor de zelfbescherming van de Nederlandse Apaches is ook overgestapt op het standaard Amerikaans zelfbeschermingssysteem. Dit is een belangrijke standaardisatie maar heeft ertoe geleid dat een vertraging is opgelopen van ongeveer één jaar, waardoor de realisatie in 2015 is achtergebleven bij de planning.

F-16 Zelfbescherming

Bij het project F-16 Zelfbescherming (ASE) is vertraging opgetreden doordat, als gevolg van procedures bij de Amerikaanse overheid, de zogenoemde Letter Of Acceptance later is opgeleverd (in 2015) dan aanvankelijk was verwacht (2014). De meerjarige ramingen zijn hierdoor bijgesteld. Dit heeft ook gevolgen gehad voor de uitgaven in 2015.

Investeringen defensiebreed

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Project volume (begroting 2015)

Fasering tot en met

Gerealiseerde uitgaven t/m 2014

Verwachte uitgaven in 2015

Gerealiseerde uitgaven in 2015

Verschil uitgaven 2015

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) blok 1 & 2

29,6

2015

24,9

2,2

0,5

– 1,7

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) blok 3

53,6

2022

2,0

13,7

2,5

– 11,2

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

132,1

2017

113,2

9,0

3,3

– 5,7

Militaire Satelliet Capaciteit (MILSATCAP)

31,4

2018

17,9

7,5

8,3

0,8

Modernisering navigatiesystemen

39,0

2019

18,6

3,4

0,4

– 3

NH-90

1197,4

2018

966,9

70,9

35,4

– 35,5

Uitbreiding Chemische Biologische Radiologische en Nucleaire (CBRN)-capaciteit in het kader van de Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS), materieel

60,3

2016

13,1

20,8

10,6

– 10,2

Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen (DVOW)

1.272,5

2023

3,3

47,7

66,9

19,2

SM2 Missiles

46,71

2018

0

0

48,7

48,7

CDC transport

269,9

2030

27,1

15,9

26,8

10,9

Verbeterde Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

214,7

2030

39,3

15,3

3,0

– 12,3

X Noot
1

Bron: Projectvolume 2015

CIED

De werkzaamheden in het kader van het programma Counter Improvised Explosive Devices block 3 zijn later op gang gekomen dan initieel werd verwacht. Het programma bestaat uit 32 deelprojecten. Voor het vaststellen van de structurele behoefte, het doen van onderzoek naar de doelmatige invulling daarvan en het inrichten van de projectorganisatie is meer tijd benodigd gebleken dan verwacht, waardoor de realisatie lager is uitgekomen dan oorspronkelijk was geraamd.

NH-90

Bij het project NH-90 zijn enkele behoeften later dan gepland gecontracteerd en leiden dus tot lagere uitgaven. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om modificaties om de NH-90 geschikt te maken voor transporttaken. Hierdoor heeft een herfasering van het projectbudget plaatsgevonden en is in 2015 minder uitgegeven dan begroot. Dit heeft geen gevolgen voor de levering van de toestellen.

Het project ICMS/CBRN bestaat uit dertien onderling verwante deelprojecten. Vertraging op verschillende beeldbepalende deelprojecten heeft ertoe geleid dat de gebudgetteerde uitgaven voor 2015 niet volledig zijn gerealiseerd en zijn doorgeschoven naar 2016 en 2017.

DVOW

In 2015 is meer gerealiseerd dan begroot doordat de aflevering en facturering van de Mercedes-Benz 290 GD (7,5kN) voertuigen, die aanvankelijk gepland stond voor 2014, in 2015 heeft plaatsgevonden.

SM2 Missiles

Als gevolg van planmatig verbruik bereikt Defensie eind 2018 de minimumvoorraad aan SM-2 raketten. Om de eerste serie raketten tijdig beschikbaar te hebben, is in 2015 vervroegd aangesloten bij een reeds door de fabrikant geplande productieserie waarin voor meerdere landen raketten worden geproduceerd.

CDC Transport

Het project betreft de jaarlijkse verwerving van een deel van het voertuigenpark (personenauto’s) van Defensie. In 2014 was sprake van een vertraging in de levering waardoor ruim € 4 miljoen is doorgeschoven naar 2015. Om vertraging in 2015 te voorkomen is de verwerving in 2015 voortvarend ter hand genomen. Hierdoor is een deel van de voor 2016 geplande bestelling reeds eind 2015 ontvangen en betaald, dit betreft € 4,8 miljoen. Als gevolg van de laatstgenoemde bestelling is het beschikbare budget voor 2017 (€ 10 miljoen) met € 4,8 miljoen verlaagd tot € 5,2 miljoen. De totale realisatie in 2015 is uitgekomen op € 26,8 miljoen.

VOSS

Het project VOSS heeft in 2015 vertraging opgelopen in verband met een juridisch geschil in het aanbestedingsproces.

Verwerving F-35

Het project Verwerving F-35 heeft tot doel tijdig te voorzien in de vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse Krijgsmacht. Naast de verwerving van nieuwe jachtvliegtuigen gaat het tevens om de verwerving van bijbehorende simulatoren, initiële reservedelen, infrastructuur, speciale gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, initiële opleidingen en transport, evenals de betaling van BTW. Met de nota In het belang van Nederland kiest Defensie ervoor om de F-16 te vervangen door de F-35. Hiervoor is een projectbudget van € 4.691,6 miljoen (prijspeil 2015) beschikbaar. In de huidige planning zullen de eerste toestellen vanaf 2019 aan Nederland worden geleverd en kan Nederland eind 2021 de eerste F-35 eenheid operationeel gereed hebben. De twee reeds afgeleverde (test)toestellen worden tot 2019 ingezet voor deelname aan de operationele testfase van het F-35 programma en de voorbereidingen daarop. Defensie neemt sinds 2006 deel aan het Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) Memorandum of Understanding (MoU) voor de F-35.

Raming uitgaven (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Projectvolume (Ontwerpbegroting 2015)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2014

Verwachte uitgaven in 2015

Gerealiseerde uitgaven in 2015

Raming uitgaven

Verschil uitgaven 2015

Budget Verwerving F-35

4.628,2

2023

454,5

38,3

34,5

– 3,8

Raming verwerving F-35

4.617,6

2023

454,5

38,3

34,5

– 3,8

Waarvan verwerving 2 testtoestellen (inclusief bijkomende middelen)

283,2

2013

261,6

0,0

2,2

2,2

Waarvan verwerving toestellen (inclusief bijkomende middelen)

3.864,8

2023

192,9

38,3

32,3

– 6,0

Waarvan PSFD MoU

165,6

2023

137,8

7,6

12,9

5,3

Waarvan deelname IOT&E (inclusief exploitatie testtoestellen t/m 2019)

79,0

2019

17,3

14,4

13,5

– 0,9

Waarvan risicoreservering investeringen

469,6

2023

0,0

0,0

0,0

0,0

Bij het opstellen van de Ontwerpbegroting 2015 werd nog uitgegaan van de verwachting dat de hele verplichting voor de beide (test)toestellen in 2014 zou worden gefactureerd. Al eerder is duidelijk geworden dat de facturering achterloopt op de planning en dat bovendien modificaties aan de beide toestellen – die deel uitmaken van de verplichting – ook nog in de komende jaren zullen plaatsvinden. Een deel van de facturen is in 2015 betaald. De komende jaren worden nog facturen verwacht voor verdere modificatiewerkzaamheden.

De gepresenteerde onderrealisatie van € 6 miljoen wordt gedeeltelijk verklaard doordat er in 2015 vertraging is ontstaan bij de aanbesteding van mobiele infrastructuur voor de Nederlandse OT&E eenheid in de VS. Bijgevolg is een bedrag van € 4,6 miljoen niet gecontracteerd noch tot betaling gekomen. Dit is in de loop van 2015 reeds geadresseerd in de Ontwerpbegroting 2016. Tevens is de facturering voor een aantal deelprojecten, waaronder de levering van speciale gereedschappen en testapparatuur, in de Ontwerpbegroting 2015 te optimistisch geprognosticeerd. In de uitvoering is de factuurstroom hiervoor pas eind 2015 op gang gekomen. Deze ervaringen zijn geëvalueerd en worden verwerkt in toekomstige ramingen.

Uit hoofde van het PSFD MoU voor het project Verwerving F-35 wordt jaarlijks een bijdrage aan de programmakosten betaald. Deze bijdrage is gebaseerd op het geplande aantal af te nemen toestellen door een partnerland. Het overzicht met de te leveren bijdrage wordt jaarlijks aangepast. De bijstelling van het najaar 2014 heeft geleid tot een ophoging van de voor 2015 verschuldigde bijdrage voor alle partnerlanden. Ook dit is reeds in een eerder stadium aan de Kamer gemeld. Daardoor verschilt de gerealiseerde waarde met de oorspronkelijk geraamde waarde. Het verschil wordt nog versterkt door het feit dat de dollarkoers waartegen deze betaling heeft plaatsgevonden, ruim 19 prcoent hoger is dan de plandollarkoers ten tijde van het opstellen van de begroting 2015.

In het voorjaar van 2015 hebben de beide (test)toestellen een aantal modificaties ondergaan, en zijn beide toestellen op de Block 2B configuratiestandaard gebracht. Hierdoor zijn minder vlieguren gemaakt dan gepland, en zijn bijgevolg minder daarmee samenhangende exploitatiekosten van toepassing. Dit verklaart de lagere realisatie voor de post «deelname OT&E (inclusief exploitatie testtoestellen t/m 2019)».

Bij de opdracht voorzien in infrastructuur is in 2015 € 6 miljoen meer uitgegeven dan geraamd. De projecten groter dan € 25 miljoen zijn in onderstaande tabel opgenomen.

Investeringen Infrastructuur (bedragen x € 1 miljoen)

Investeringen Infrastructuur

Projecten in uitvoering > € 25 miljoen

Project volume (2015)

Fasering t/m

Gerealiseerde uitgaven t/m 2014

Verwachte uitgaven in 2015

Gerealiseerde uitgaven 2015

Verschil uitgaven 2015

Nieuwbouw Schiphol

140,4

2015

128,2

9,2

7,7

– 1,5

Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

226,6

2015

213,6

0,1

0,1

0

Hoger onderhoud Woensdrecht

67,6

2018

38,4

3,9

2,0

– 1,9

Nieuwbouw LOKKmar

85,3

2017

47,9

7,6

4,6

– 3

EPA Maatregelen

65,3

2018

30,1

8,8

8,8

0

Aanpassing/renovatie Plein/Kalvermarktcomplex

27,4

2015

24,9

2,4

3,2

0,8

Strategisch vastgoedplan KMar

26,4

2015

21,1

5,6

5,4

– 0,2

Bouwtechnische verbetermaatregelen brandveiligheid

43,7

2018

2,7

2,0

5,6

3,6

HVD Mariniers naar Zeeland (extra kosten PPS Marinierskazerne)

200,0

2019

2,3

16,8

11,3

– 5,5

HVD Schuifplan Ermelo

57,9

2018

38,2

15,5

13,6

– 1,9

HVD Herbelegging Oranjekazerne Schaarsbergen1

4,8

2015

2,8

2,0

2,1

0,1

HVD Herbelegging De Ruyter van Steveninckkazerne Oirschot

40,1

2017

14,3

7,7

2,4

– 5,3

Infrastructuur en voorziening KMA2

52,3

2019

22,6

0,0

0,0

0,0

HVD Belegging Breda

36,3

2021

1,1

8,3

8,3

0

CLAS Reorganisatie materieel-logistieke eenheden3

25,7

2016

11,1

7,5

0,4

– 7,1

Nieuwbouw en Renovatie NATO Communications and Information Agency (NCIA)

35,0

2018

0,0

9,2

0,9

– 8,3

Herhuisvesting Ivent op Camp New Amsterdam Soesterberg1

19,3

2017

0,0

0,6

0,1

– 0,5

X Noot
1

Project volume is door de herijking van het DIP onder de grens van € 25 miljoen gekomen.

X Noot
2

Ondergebracht in Deelproject 2a.5 HVD Belegging Breda (Maatregel 12).

X Noot
3

Is t/m 2012 bekend onder project onderhoudsvoorzieningen IBL Leusden.

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht:

Mariniers naar Zeeland

Een deel van het HVD (Herbelegging Vastgoed Defensie) project MARKAZ, fase 2 t/m fase 4, bevindt zich nog in het offerte stadium. Door verminderde capaciteit zijn volgens het RVB minder fasen van het project gerealiseerd. De inschatting was dat deze in 2015 afgerond zou zijn. Hierdoor is ongeveer € 2,5 miljoen nog niet gerealiseerd.

Herbelegging De Ruyter van Steveninckkazerne Oirschot

De onderrealisatie is ontstaan door vertraging in de aanbesteding. De vertraging is mede veroorzaakt door de invoering van een nieuwe landelijke methodiek voor schietgeluid. De planning van het HVD project Herbelegging RvS Kazerne loopt ook achter op de initiële planning doordat er vertraging is ontstaan in de uitvoering van het natuur- compensatieplan en grondaankoop als gevolg van overleg tussen het bevoegd gezag en de vergunningsverlening.

Herbelegging Oranjekazerne Schaarsbergen

Het projectvolume van wat betreft het project HVD herbelegging Oranjekazerne Schaarbergen is met € 22,9 miljoen in omvang naar beneden aangepast en qua looptijd teruggebracht ten opzichte van de begroting 2015.

CLAS Reorganisatie materieel-logistieke eenheden

Het HVD project CLAS Reorganisatie materieel-logistieke eenheden is te optimistisch in de tijd gepland. Het project Renovatie van de afdeling Techniek Leusden maakt onderdeel uit van het HVD project en bevat een aantal deelprojecten. Een van betreffende deelprojecten te weten Aanpassing en herindeling van de werkplaats (in financieel volume de hoofdopdracht) is niet gestart, omdat de tekortkomingen en het moeten continueren van de bedrijfsvoering het noodzakelijk maakten om het initiële plan in product, tijd en geld te herzien.

Nieuwbouw en Renovatie NATO Communications and Information Agency (NCIA)

Ten aanzien van het project Uitbreiding renovatie hoofdgebouw NCIA is het, door budgettaire problemen als gevolg van te lage ramingen eerder in het proces, noodzakelijk geweest de aanbestedingsprocedure tijdelijk stop te zetten. Met een reparatieslag kan het tijdverlies zoveel mogelijk worden beperkt en lijkt het mogelijk de uitbreiding volgens het gewenste tijdschema ter beschikking te stellen aan NCIA. Het deelproject nieuwbouw is in 2018 gereed en het totale project zal naar verwachting in 2019 worden voltooid.

Opdracht voorzien in nieuw materieel waarvan bijdragen SSO (RVB, voorheen DVD)

In de begroting zijn de apparaatskosten DVD geraamd op € 26,1 miljoen. Met de overgang van de DVD naar het RVB worden alle kosten inzichtelijk gemaakt (€ 172,3 miljoen). Hierdoor is er een verschil ontstaan van € 146,2 miljoen. Dit betreft een technische handeling.

Opdracht Voorzien in IT

Bij de opdracht Voorzien in IT is de realisatie in totaal € 7,8 miljoen hoger dan begroot. De belangrijkste oorzaken van de overschrijding zijn additionele uitgaven voor het opheffen van tekortkomingen IT en additionele uitgaven voor het project Samenvoegen Luchtverkeersleiding Nederland en Luchtverkeersleiding Defensie op Schiphol.

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume

(begroting 2015)

Fasering tot en met

Gerealiseerde uitgaven t/m 2014

Verwachte uitgaven in 2015

Gerealiseerde uitgaven in 2015

Verschil uitgaven 2015

ERP/M&F (SPEER)

277,3

2015

275,5

0,8

1,4

0,6

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek (bedragen in € 1.000)

2015

Omschrijving

Verwachte uitgaven in 2015

Gerealiseerde uitgaven in 2015

Verschil

Programmafinanciering TNO (en MARIN)

33.543

33.543

0

Programmafinanciering NLR

517

517

0

Contractonderzoek

Technologie-ontwikkeling (TO)

20.290

22.853

2.563

Contractonderzoek

Kennisgebruik (KG)

5.095

4.699

– 396

Totaal generaal

59.445

61.612

2.167

Gedurende 2015 is uitvoering gegeven aan het Defensie Kennis en Innovatie Plan 2015. De Strategische Kennis & Innovatie Agenda van Defensie fungeert daarbij als fundament. Defensie investeert nadrukkelijk in de opbouw en de instandhouding van een Defensie specifieke externe kennisbasis ten behoeve van het behoud van een breed inzetbare, hoogwaardige en innovatieve krijgsmacht. In 2015 is hieraan invulling gegeven door te investeren in kennis en kunde bij de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN.

Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling (CODEMO)

In 2015 zijn negen nieuwe projectvoorstellen ingediend. In vijf gevallen kregen de aanvragers binnen drie maanden uitsluitsel over het al dan niet honoreren van het ingediende voorstel. Bij drie projecten bleek nader overleg nodig tussen Defensie en het betrokken bedrijf om goede besluitvorming mogelijk te maken waardoor het niet mogelijk was om binnen de drie maandentermijn te blijven. Eind 2015 was Defensie over drie projectvoorstellen nog in gesprek met de indieners.

CODEMO 2015

Ingediende voorstellen

9

Gehonoreerde voorstellen

1

Afgewezen voorstellen

5

Doorlooptijd

≤ 3 mnd: 5 projecten

≥ 3 mnd: 3 projecten

Ultimo 2015 zijn 12 projecten in uitvoering. Deze projecten leggen beslag op € 8,5 miljoen van de beschikbare € 10 miljoen. Van de firma Thales is in 2015 ruim € 3 miljoen aan royalties gevorderd en ontvangen. Dit geld komt ten goede aan het CODEMO-fonds. In 2015 zijn 3 projecten succesvol afgerond.

Bijdrage aan de Navo

De uitgaven hebben betrekking op de Nederlandse bijdrage aan gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma’s. Ook de uitgaven voor de AWACS-vliegtuigen zijn hierin opgenomen.

Verkoopopbrengsten groot materieel

Bij afstoting van overtollig materieel wordt onderscheid gemaakt tussen strategische en niet-strategische roerende zaken. Overtollige strategische roerende zaken, zoals wapensystemen, worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop hiervan gebeurt in goede samenwerking met Domeinen. De verkoopopbrengsten komen toe aan Defensie.

Het totaal aan gerealiseerde ontvangsten van contracten die in 2015 en in eerdere jaren via Domeinen zijn gesloten en ontvangsten van royalties, bedroeg in 2015 € 193,4 miljoen. In 2015 is voor € 18,7 miljoen aan verkoopcontracten afgesloten. De ontvangsten uit deze contracten zijn grotendeels in 2015 gerealiseerd. Het restant van € 3,8 miljoen wordt ontvangen in 2016. Het merendeel van het groot materieel is daarmee verkocht. Ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2015 vallen de verkoopopbrengsten groot materieel € 76,0 miljoen hoger uit.

In 2015 is € 17,4 miljoen aan verkoopontvangsten minder gerealiseerd. Deze ontvangsten van roerende goederen worden nu in latere jaren verwacht. De oorzaak hiervoor ligt in afnemende mogelijkheden op de markt. Daarnaast zijn de CV90 en AB-412 verkocht met andere contractueel vastgelegde betaaltermijnen tot gevolg. De laatste Leopard 2 tanks zijn definitief uit de verkoopvoorraad genomen en worden overgedragen aan Duitsland als onderdeel van de afspraken die met Duitsland zijn gemaakt over de Nederlands-Duitse samenwerking op het gebied van tankcapaciteit.

In 2015 is € 45 miljoen ontvangen als vooruitbetaling van betalingstermijnen uit 2016. Een groot deel hiervan betrof de betaling door Finland van de Leopard 2A6 tanks. Ook is € 3,1 miljoen aan verwachte ontvangsten van royalties en € 4,5 miljoen aan verkopen via de NATO Logistics Stock Exchange (NLSE) ontvangen. Er is € 13,3 miljoen minder ontvangen door vertraging bij de betalingen van lopende contracten. Deze ontvangsten worden doorgeschoven naar 2016. Tevens vielen kavelopbrengsten van niet-strategisch materieel iets lager uit dan begroot.

Verkoopopbrengsten infrastructuur

De verkoopopbrengsten van vastgoed zijn met € 21,6 miljoen achtergebleven als gevolg van de beperkte voortgang bij het verkopen van vastgoed. Dit komt mede doordat de werkwijze van het Kader Overname RijksVastgoed (KORV) nog niet volledig is geïmplementeerd. Daarbij is er nog steeds sprake van een ongunstige vastgoedmarkt waardoor doorlooptijd achterblijft en de opbrengsten tegenvallen.

4.7 Beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

Algemene doelstelling

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor de verwerving van modern, robuust en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel en de beschikbaarstelling van IT-middelen, brandstof, munitie en kleding en uitrusting voor de defensieonderdelen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de aanschaf en de instandhouding van materieel en de afstoting van overtollig materieel van de krijgsmacht.

Beleidsconclusie

De DMO heeft een bijdrage geleverd aan de hoofddoelstelling van de krijgsmacht door de levering van modern, robuust, kwalitatief en inzetbaar materieel. De DMO heeft hiervoor ondersteuning geleverd door de aanschaf van materieel, de instandhouding ervan en afstoting. Verder heeft de DMO in 2015 ondersteuning geleverd aan internationale operaties.

Om investeringsprojecten te realiseren is de verwervingsketen versterkt. DMO vervult in de verwervingsketen een zwaarwegende rol. Stabiliteit in de organisatie en een consistent toekomstbeeld zijn van belang voor de versterking van de verwervingsketen. Met het oog daarop zijn in 2015 maatregelen getroffen om het capaciteitstekort te beperken. Onderdeel daarvan is een verbeterde vulling van de DMO-organisatie. De voorbereiding op de reorganisatie van DMO is in 2015 gestart. Daarnaast is in 2015 de voortgang van projecten beter inzichtelijk gemaakt door gebruik te maken van de Principal Toolbox. Deze trajecten verhogen de transparantie en faciliteren de versterking van de verwerkingsketen.

In 2015 is door het Defensie Munitiebedrijf een grote inspanning geleverd om aan de munitiebehoeften, voortkomend uit de missies in Irak en Mali, te voldoen. Duidelijk is dat de munitievoorraden onder druk staan. Voor de lange termijn zijn begin 2015 nieuwe normen vastgesteld voor de munitievoorraden. Het aanvullen van de voorraden kost echter tijd.

In 2015 zijn op het gebied van de IT maatregelen genomen om de continuïteit te waarborgen. Het gaat onder andere om inhuur van specialistisch personeel, vervanging van opslagcapaciteit en koeling van datacenters. In 2015 is tevens de aanbesteding voor de eerste fase van de IT-Vernieuwing voorbereid. Deze aanbesteding moet leiden tot het, in samenwerking met de markt, realiseren van de nieuwe IT-infrastructuur en enige toepassingen die daarvan gebruik maken.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

999.355

1.039.074

846.181

606.479

830.487

742.400

88.087

Uitgaven

1.121.262

871.683

853.971

788.427

758.507

742.400

16.107

Programmauitgaven

576.355

541.336

361.144

293.389

304.662

307.572

– 2.910

Opdracht Logistieke ondersteuning

             

– waarvan gereedstelling

278.045

232.613

246.323

214.792

222.537

218.200

4.337

– waarvan instandhouding

298.310

308.723

114.821

78.597

82.125

89.372

– 7.247

               

Apparaatsuitgaven

544.907

330.347

492.827

495.038

453.845

434.828

19.017

personele uitgaven

319.313

130.587

178.093

192.287

189.754

180.881

8.873

– waarvan eigen personeel

     

172.714

167.815

172.521

– 4.706

– waarvan externe inhuur

     

19.573

21.939

8.360

13.579

materiele uitgaven

225.594

199.760

314.734

302.751

264.091

253.947

10.144

– waarvan IT

       

25.706

20.678

5.028

– waarvan IT door SSO DTO (DMO OPS)1

19.039

11.406

220.486

228.784

172.048

172.099

– 51

– waarvan exploitatie door SSO Paresto2

1.784

1.433

346

363

414

333

81

– waarvan overige exploitatie

98.904

99.679

94.248

73.604

65.923

60.837

5.086

Apparaatsontvangsten

52.532

58.451

59.554

25.189

44.077

42.933

1.144

X Noot
1

Informatievoorziening in 2013 gecentraliseerd bij IVENT en ondergebracht bij DMO (thans DMO/OPS).

X Noot
2

Bijdragen aan SSO's zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC. In 2014 is het instrument SSO (Shared Service Organisatie Paresto) ingevoerd.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder toegelicht.

Verplichtingen

In 2015 is voor een bedrag van € 830 miljoen aan verplichtingen aangegaan. Het merendeel van deze verplichtingen heeft geleid tot kasuitgaven in hetzelfde jaar maar een deel van de aangegane verplichtingen leidt tot uitgaven in 2016 en verder. De hogere realisatie van de verplichtingen wordt deels veroorzaakt door hogere apparaatsuitgaven. Daarnaast zijn in 2014 minder verplichtingen aangegaan dan begroot. Een deel van deze achterstand is in 2015 ingelopen. Tot slot is een hogere realisatie van de verplichtingen veroorzaakt door langere levertijden op artikelen en diensten. Hierdoor valt het moment van verplichten in 2015 en wordt de uitgave gedaan in 2016 en verder.

Uitgaven

Instandhouding

De realisatie van de instandhouding is per saldo € 7,2 miljoen lager dan begroot.

Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een lagere realisatie (€ 7,1 miljoen) bij luchtvaartsystemen, met name bij helikopters, als gevolg van een lagere dan voorziene facturering onder het FMS-regime.

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Aan externe inhuur is € 13,6 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Een deel van de inhuur is bedoeld om tijdelijk de capaciteit van de organisatie te versterken. Een voorbeeld hiervan is de inkoopdienstverlening. Een ander deel van de inhuur is bedoeld ter versterking van de samenwerking met de industrie. Dit is voor een kennisintensieve organisatie als de DMO een belangrijk instrument om aansluiting te houden bij ontwikkelingen in de markt. Ook is in 2015 aanvullend IT-personeel ingehuurd, specifiek voor het domein van de wapensysteemgerichte IT (€ 12,8 miljoen). Deze inhuur vloeit voort uit het organisatiemodel, waarbij een kleinere formatie zo nodig wordt aangevuld met inhuur zodat geprofiteerd kan worden van de meest actuele kennis en ontwikkelingen in de markt.

Materiële uitgaven

De uitgaven bij IT zijn € 5,0 miljoen hoger dan begroot. De belangrijkste oorzaken voor deze overschrijding zijn de toename van mobiel telefonie- en datagebruik en nieuwe (niet voorziene) uitgaven aan interdepartementale samenwerking in de vorm van bijdrages aan het Bureau IT Toetsing (BIT) de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI).

De realisatie van de Overige Exploitatie is per saldo € 5,1 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt in belangrijke mate verklaard door overschrijdingen bij het KPU-bedrijf (€ 13,0 miljoen) en BTW-betalingen op contracten met buitenlandse leveranciers (€ 4,3 miljoen). Met name deze laatste categorie uitgaven is moeilijk voorspelbaar. Voor KPU geldt dat de overschrijding het gevolg is van de opdracht om een hogere leverbetrouwbaarheid te realiseren. Daarnaast heeft de prijsgevoeligheid van bepaalde artikelen ook bijgedragen aan de overschrijding. Onderschrijding heeft in 2015 plaatsgevonden doordat delen van het budget voor Overige Exploitatie zijn overgeheveld naar andere budgetten. Zo is het budget voor afstoting (€ 6,9 miljoen) overgeheveld naar artikel 6 (Investeringen). Verder is sprake van kleine over- en onderschrijdingen.

4.8 Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

Algemene doelstelling

Het Commando DienstenCentra (CDC) voorziet in een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht. Het CDC draagt zorg voor de levering van ondersteunende diensten aan de krijgsmacht. Een groot deel van de ondersteuning levert het CDC zelf, een deel van de ondersteuning wordt geleverd door organisaties buiten Defensie. CDC is daarbij de verbindende schakel tussen vraag en aanbod. De ondersteuning van het CDC is ingedeeld in drie categorieën ondersteuning, te weten normgestuurd (vast, zoals vastgoed, gezondheidszorg), capaciteitgestuurd (semi-flexibel, zoals opleidingen) en budgetgestuurd (flexibel, zoals transport en media). De drie categorieën zijn nader onderverdeeld in achttien dienstenclusters

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een doeltreffende en doelmatige dienstverlening bij Defensie waaraan het CDC een bijdrage levert.

Beleidsconclusie

Het agentschap Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is per 1 januari 2015 formeel over gegaan van het Ministerie van Defensie (X) naar de begroting van Wonen & Rijksdienst (XVIII) met als doel het rendement van het vastgoed van de Rijksdienst te verhogen en besparingen te realiseren. Een deel van de dienstverlening, waaronder de servicedienst, is achtergebleven bij Defensie. Defensie behoudt het vastgoed in eigendom, voornamelijk vanuit operationeel oogpunt.

Het CDC verzorgt de gezondheidsdiensten voor ongeveer 41.500 militairen. Met de besluitvorming in 2015 tot de oprichting van het Eerstelijns Gezondheidzorg Bedrijf (EGB) en de Defensie Tandheelkundige Dienst (DTD) worden de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheid overgenomen van de andere defensieonderdelen. Met deze verregaande structuurwijziging en reorganisatie is een reductie van circa 23 procent (circa 800 functies) van het functiebestand beoogd.

De Minister van Defensie heeft op 23 september 2015 besloten om de Uitbesteding Cateringdiensten Defensie niet in de huidige vorm voort te zetten (Kamerstuk 34 300 X nr. 5). Dit betekent dat niet zal worden overgegaan tot aanbesteding van de cateringdienstverlening in één keer, maar dat Paresto als regie-organisatie een meer geleidelijk traject met een intensievere samenwerking met de markt zal zoeken.

Het CDC levert de vervoersdiensten ten behoeve van vredesbedrijfsvoering en operationele activiteiten (missies, oefeningen en opleidingen). Het CDC maakt daarbij in eerste instantie gebruik van eigen beschikbare vervoerscapaciteit en gaat daarna pas over tot samenwerkingsovereenkomsten met militaire partnerlanden en civiele inhuur via raamcontracten of additionele behoeftestellingen. Met deze expending circle-aanpak heeft het CDC afgelopen jaar het wereldwijde vervoer zo efficiënt mogelijk verzorgd.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

807.989

940.428

1.111.277

1.057.642

1.078.400

1.037.650

40.750

Uitgaven

911.032

906.135

1.040.029

1.061.257

1.051.112

1.037.650

13.462

Programmauitgaven

1.087

12.984

7.600

12

204

 

204

Opdracht Dienstverlenende eenheden

             

– waarvan gereedstelling

1.087

7.112

7.590

1

198

 

198

– waarvan instandhouding

 

5.872

10

11

6

 

6

               

Apparaatsuitgaven

909.945

893.151

1.032.429

1.061.245

1.050.908

1.037.650

13.258

personele uitgaven

477.234

475.274

424.809

443.228

465.998

467.947

– 1.949

– waarvan eigen personeel

466.564

464.167

411.204

415.171

436.045

458.200

– 22.155

– waarvan overig, attachés

10.670

11.107

13.605

11.841

11.796

9.747

2.049

– waarvan externe inhuur

     

16.216

18.157

 

18.157

materiele uitgaven

432.711

417.877

607.620

618.017

584.910

569.703

15.207

– waarvan bijdragen aan SSO"s

9.562

9.926

41.909

224.231

252.533

204.826

47.707

– waarvan overig

413.382

398.813

559.486

387.777

324.275

357.755

– 33.480

– waarvan overig, attachés

9.767

9.138

6.225

6.009

8.102

7.122

980

Apparaatsontvangsten

68.106

75.041

55.319

49.243

56.903

53.764

3.139

Bijdrage aan SSO's

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

SSO DVD / RVB; huisvesting en infrastructuur

     

193.218

220.607

174.355

46.252

SSO Paresto; catering (overige exploitatie)

     

31.013

31.706

30.471

1.235

SSO DTO (DMO/OPS)

       

220

 

220

Totale bijdrage SSO's

     

224.231

252.533

204.826

47.707

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van het verplichtingenbudget is € 40,8 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door diverse overeenkomsten, die in de laatste maand zijn van het begrotingsjaar zijn getekend. Dit betreft overeenkomsten op het gebied van transport zoals het DVVO contract railverkeer, internationale vrachtkosten, lease-overeenkomsten voor spoorwagons, busvervoer in Europa en de diverse dienstverleningsovereenkomsten met bedrijven. De hogere realisatie van de verplichtingen is verder deels veroorzaakt door hogere apparaatsuitgaven (€ 13,2 miljoen).

Uitgaven

Personele uitgaven

De lagere realisatie van de personele uitgaven van € 1,9 miljoen is onder meer het gevolg van de vertraging van de invoering van de reorganisatie bij de divisie Defensie Gezondheidsorganisatie (DGO) (– € 24,0 miljoen). De externe inhuur (€ 18,2 miljoen) is ontstaan vanwege ondervulling in de formatie en het niet tijdig kunnen vullen van de vacatures. Dit heeft een direct verband met de onderrealisatie van het budget voor eigen personeel.

Door aanpassing van het werkgeversdeel van de pensioenbijdragen valt er structureel € 3,6 miljoen vrij aan het artikel Nominaal en onvoorzien. Daarnaast is de verhoging van de pensioenpremies van € 4,7 miljoen gecompenseerd.

Verder zijn de budgetten voor ontslagbescherming uit het Sociaal Beleidskader verantwoord op artikel 10 (Centraal Apparaat), terwijl zij geraamd waren op dit beleidsartikel. Hierdoor is de realisatie lager uitgekomen (€ 2,3 miljoen).

Materiele uitgaven

De materiële uitgaven zijn € 15,2 miljoen hoger dan begroot. Om te kunnen voorzien in de flexibele transport behoefte en niet operationeel dienstvervoer van de Defensie onderdelen is er € 8,0 miljoen toegevoegd aan het budget en ook gerealiseerd. Daarnaast zijn de personele en materiele uitgaven voor attachés € 3,0 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een hogere dollarkoers en extra uitgaven voor projectattachés die niet geraamd waren.

Met de overgang van de DVD naar de RVB is de realisatie op de regeling «bijdragen aan SSO’s» toegenomen. Dit komt doordat contracten voor bijvoorbeeld de Publieke Private Samenwerking (PPS) eerder onder «overige materiële uitgaven» werden geraamd en vanaf de overgang onder «bijdragen aan SSO’s» worden verantwoord.

Ontvangsten

De ontvangsten van het CDC zijn met € 5,5 miljoen hoger dan begroot. Deze stijging wordt veroorzaakt door hogere ontvangsten vanuit de zorgverzekeraars van € 2,0 miljoen en een meevaller van € 3,1 miljoen in de jaarafrekening energie van 2013. Daarnaast heeft de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep betreffende de eigen huishouding een negatief effect op de ontvangstenbegroting.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1 Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2015.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 9 Algemeen (bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

94.131

116.660

84.443

81.246

103.254

102.460

794

Uitgaven

100.993

90.850

100.566

100.370

84.447

102.460

– 18.013

Programma-uitgaven

             

Subsidies en bijdragen

21.554

21.904

21.682

22.104

31.495

23.848

7.647

Bijdrage Navo en internationale samenwerking

35.740

30.077

39.906

37.001

22.085

42.449

– 20.364

Overige uitgaven

43.699

38.869

38.978

41.265

30.867

36.163

– 5.296

Totaal programma-uitgaven

100.993

90.850

100.566

100.370

84.447

102.460

– 18.013

               

Totaal ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder toegelicht.

Uitgaven

Subsidies en Bijdragen

De hogere realisatie op subsidies en bijdragen is veroorzaakt doordat de Stichting Defensie Musea (SDM) in 2015 huur is gaan betalen voor het Nationaal Militair Museum (NMM) aan het RVB. Daarvoor is de subsidie aan de SDM verhoogd (€ 8,3 miljoen). Defensie heeft de huuropbrengsten in 2015 terugontvangen op artikel 10.

Bijdrage Navo en internationale samenwerking

De lagere realisatie op bijdragen aan de Navo en internationale samenwerking van € 20,4 miljoen is veroorzaakt doordat de verwachte Navo call for contributions van € 15,2 miljoen niet tijdig zijn ontvangen om in 2015 ook nog betaald te kunnen worden.

Het overige verschil van € 5,2 miljoen betreft voornamelijk een lagere realisatie op de AWACS exploitatie van € 1,6 miljoen. Het restant van € 3,6 miljoen betreft de lagere realisatie op het gebied van bilaterale activiteiten en programma’s van Internationale Militaire Samenwerking (IMS) voor meer dan 45 landen.

Overige Uitgaven

De realisatie van «Overige uitgaven» van € 5,3 miljoen is lager dan verwacht. Dit wordt veroorzaakt doordat uitgaven ten behoeve van het Nationaal Militair Museum/Arena vertraging hebben opgelopen en in 2016 worden verwacht.

Daarnaast zijn betalingen geraamd voor 2015 voor de coulanceregeling Chroom VI vertraagd naar 2016 en 2017. Het overschot betreft te hoog geraamde personele uitgaven ten behoeve van het EU voorzitterschap, de vertraging in projecten voor communicatie en de vertraging in de uitvoering van diverse projecten ten behoeve van het Defensie Energie Milieubeleid (DEM).

5.2 Niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat

Op dit artikel zijn alle verplichtingen, personele en materiële uitgaven en ontvangsten van de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst weergegeven. Tevens zijn in dit artikel de defensiebrede uitgaven ondergebracht voor pensioenen en uitkeringen (waarvan een deel «niet relevant» dat betrekking heeft op de lening voor de kapitaaldekking van de militaire ouderdomspensioenen), wachtgeld, inactiviteitswedden en Sociaal Beleidskader (SBK)-gelden.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 10 Centraal apparaat

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

1.539.764

1.761.039

1.655.999

1.584.117

1.529.741

1.599.771

– 70.030

Uitgaven

1.542.481

1.763.530

1.658.703

1.589.049

1.527.669

1.599.771

– 72.102

Apparaatsuitgaven

1.542.481

1.763.530

1.658.703

1.589.049

1.527.669

1.599.771

– 72.102

personele uitgaven

1.498.742

1.723.733

1.638.573

1.575.860

1.513.893

1.583.978

– 70.085

– waarvan eigen personeel

145.790

137.888

128.622

121.615

121.123

121.225

– 102

– waarvan externe inhuur

     

2.472

3.128

3.080

48

– waarvan pensioenen, wachtgelden en uitkeringen (*1)

1.352.952

1.585.845

1.509.951

1.451.773

1.389.642

1.459.673

– 70.031

materiele uitgaven

43.739

39.797

20.130

13.189

13.776

15.793

– 2.017

– waarvan overig

43.739

39.797

19.520

12.691

13.193

15.583

– 2.390

– waarvan bijdrage aan SSO Paresto

   

610

498

583

210

373

               

Totaal ontvangsten

6.749

24.839

2.669

24.360

28.255

6.811

21.444

(«*1») waarvan niet relevant

81.915

80.976

84.140

84.857

95.174

   

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder toegelicht.

Verplichtingen

Een groot deel van de aangegane verplichtingen op artikel 10 leiden direct tot uitgaven in hetzelfde begrotingsjaar (€ 70 miljoen). Voor het project cyber zijn er verplichtingen aangegaan die tot uitgaven leiden in latere jaren (€ 2,2 miljoen).

Uitgaven

Pensioenen en uitkeringen

De uitgaven voor pensioenen en uitkeringen waren in 2015 lager dan verwacht. Dit wordt veroorzaakt door een verlaging van de uitgaven voor de overgang naar de kapitaaldekking van de militairen pensioenen (€ 35 miljoen). De regeling ereschulden loopt nog door en de uitgaven waren hoger dan geraamd (€ 5 miljoen).

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

De uitgaven voor wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden zijn per saldo € 40 miljoen lager uitgevallen dan begroot. De uitgaven bestaan enerzijds uit wachtgelden en inactiviteitswedden (W&I). Dit omvat onder andere het eigen risicodragerschap voor de sociale verzekeringen zoals de WW en de WIA. Hier is een overschrijding € 8,2 miljoen, welke te wijten is aan een lagere uitstroom van uitkeringsontvangers dan verwacht.

Anderzijds bestaan de uitgaven uit SBK-gelden. Bij het opstellen van de begroting voor de SBK-gelden waren de personele effecten van de reorganisatie nog niet volledig bekend. Inmiddels blijkt dat minder gebruik is gemaakt van de SBK-regeling en dat een aantal reorganisatietrajecten vertraagd zijn, zodat de uitgaven € 48,2 miljoen lager zijn uitgekomen dan begroot.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten (€ 21,4 miljoen) zijn ontstaan doordat de aflossing van de eerste lening voor de overgang naar het kapitaaldekkingsstelsel en de renteontvangst hebben plaatsgevonden (€ 14,5 miljoen). Daarnaast is er een ontvangst van de Stichting Defensie Musea (SDM) geweest (€ 8,3 miljoen) en lagere realisatie dan geraamd op de rest van het ontvangstenbudget (– € 1,4 miljoen).

5.3 Niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2015.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 11 Geheime uitgaven

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

6.238

5.251

5.264

3.893

5.385

5.339

46

Geheime uitgaven

6.238

5.251

5.264

3.893

5.385

5.339

46

Totaal uitgaven

6.238

5.251

5.264

3.893

5.385

5.339

46

De geheime uitgaven worden jaarlijks gecontroleerd door de president van de Algemene Rekenkamer.

5.4 Niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2015.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 12 Nominaal en onvoorzien

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Begroting 2015

Verschil

Verplichtingen

     

0

0

27.337

– 27.337

Loonbijstelling

             

Prijsbijstelling

             

Onvoorzien

     

0

0

27.337

– 27.337

Totaal uitgaven

     

0

0

27.337

– 27.337

In dit begrotingsartikel worden de door het Ministerie van Financiën toegekende bedragen opgenomen. De bovenstaande tabel bevat de onvoorziene uitgaven en verplichtingen, die in het begrotingsuitvoeringsjaar worden uitgedeeld naar de defensieonderdelen.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De bedrijfsvoeringsparagraaf kent vier verplichte onderdelen:

  • 1. Rechtmatigheid;

  • 2. Totstandkoming beleidsinformatie;

  • 3. Financieel beheer en materieel beheer;

  • 4. Overige aspecten bedrijfsvoering.

1. Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de Rijksbrede normering toegepast.

De mutaties na de 2e suppletoire begroting bij een aantal beleidsartikelen zijn ten onrechte niet tijdig als beleidsmatige mutaties met een brief gemeld aan het parlement. Deze mutaties heeft de Algemene Rekenkamer als onrechtmatig beoordeeld. Deze onrechtmatigheden leiden ertoe dat bij de bewuste beleidsartikelen en op totaalniveau bij de verplichtingen en de uitgaven sprake is van tolerantieoverschrijdingen.

Het betreft de mutaties bij:

De verplichtingen van beleidsartikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten voor een bedrag van € 75.274.000. Deze mutatie heeft betrekking op het contract voor C-130 over de jaren tot en met 2032;

De verplichtingen van beleidsartikel 6 Investeringen Krijgsmacht voor een bedrag van € 166.407.000. Deze mutatie heeft betrekking op IT investeringen en contracten met betrekking tot de F-35;

De uitgaven van beleidsartikel 6 Investeringen Krijgsmacht voor een bedrag van € 62.073.000. Deze mutatie heeft betrekking op uitgaven ten behoeve van materieelprojecten en IT investeringen;

De verplichtingen van beleidsartikel 7 Defensie Materieelorganisatie voor een bedrag van € 94.441.000. Deze mutatie heeft betrekking op contracten voor onderhoud en munitie.

Om binnen de rapporteringstolerantie van de getrouwheid bij de verplichtingen te blijven is in de verantwoording een correctie op de posten aangegane verplichtingen in de verantwoordingsstaat en de post openstaande verplichtingen in de saldibalans doorgevoerd waardoor de, statistisch gezien meest waarschijnlijke, fout in de saldibalans nihil is.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

In het jaarverslag is opgenomen in hoeverre Defensie in staat is geweest de inzetbaarheidsdoelstellingen in het algemeen en de gereedheidsdoelstellingen per operationeel commando te behalen. Over de mate waarin aan de inzetbaarheidsdoelstellingen kan worden voldaan wordt de Kamer tweemaal per jaar geïnformeerd (bij de begroting en in het jaarverslag). De gereedheidsdoelstellingen betreffen het minimum aantal eenheden dat gedurende het jaar gegarandeerd operationeel gereed dient te zijn. De operationele gereedheid van een eenheid wordt bepaald op grond van de personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid samen met de appreciatie van de commandant.

De behoefte aan meer inzicht in de doorwerking van personele en materiële knelpunten mondde tijdens het wetgevingsoverleg op 11 en 17 juni jl. uit in de motie-Eijsink/Teeven (Kamerstuk 34 200X, nr. 12). Zoals bekend, hanteert Defensie normen voor de operationele gereedheid van eenheden. Deze normen vullen de inzetbaarheidsdoelstellingen nader in, en zijn daarmee minder abstract. Zij bieden bovendien goede aanknopingspunten om de personele en materiële gereedheid, alsmede de geoefendheid, inzichtelijk te maken. In reactie op de motie-Eijsink/Teeven is vanaf de begroting 2016 de halfjaarlijkse inzetbaarheidsrapportage aangepast (Kamerstuk 33 763, nr. 84). De rapportage maakt duidelijk wat de verwachte tekortkomingen in 2016 zullen zijn ten opzichte van de gereedheidsnorm. Het jaarverslag over het begrotingsjaar 2016, dat in mei 2017 zal verschijnen, moet de Kamer in staat stellen de prognose te toetsen.

De totstandkoming van de gereedheidsinformatie verliep in 2015 op een ordelijke wijze en was voor het grootste deel controleerbaar. In 2015 zijn wederom stappen gezet om de gereedheidsinformatie verder te uniformeren. Zo moet de informatie over personele en materiële gereedheid op een uniforme wijze gegenereerd en gerapporteerd worden. In de praktijk bestaan echter nog verschillen tussen en binnen de operationele commando’s. Met de verdere implementatie van SAP zal dit verminderen. Voor de informatie over de geoefendheid zijn er uniforme totstandkomingsprocessen opgesteld. De ontwikkeling van een basisadministratie voor geoefendheid zal nog enkele jaren in beslag nemen.

3. Financieel en materieelbeheer

Financieel beheer

In 2015 zijn wederom stappen gezet om het financieel beheer te verbeteren. De digitalisering van het verificatieproces heeft voor een belangrijke verbetering in het betaalproces gezorgd. Aan de hand van het dashboard van het Financieel Administratie en Beheerkantoor (FABK) is maandelijks gerapporteerd over de stand van zaken en aandachtspunten bij het financieel beheer. Op basis van de signalen zijn er diverse onderzoeken uitgevoerd naar de oorzaken van problemen binnen het financieel beheer, zoals de blokkering van facturen. De aandachtspunten raken meerdere domeinen binnen de bedrijfsvoering en moeten over de gehele keten van behoeftestellen tot betalen worden opgepakt. Begin 2016 is hiertoe een werkgroep «Laat de keten werken» opgericht. Deze werkgroep dient de nodige verbetermaatregelen binnen de lijnorganisatie te initiëren. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer (AR) over de regie op de keten.

Verplichtingenbeheer

Binnen het verplichtingenbeheer zijn verbeteringen zichtbaar. Er zijn minder fouten gemaakt in de vastlegging van de verplichtingen, mede als gevolg van de uniformere werkwijze door de oprichting van FABK en de uitvoering van kwaliteitstoetsing op de vastlegging van de verplichtingen. Niettemin waren ook dit jaar nog extracomptabele correcties nodig in de verplichtingenstanden na een analyse van de vastlegging van contracten in ERP M&F. In 2016 zal deze analyse structureel via periodieke monitoring in de organisatie worden belegd en worden eventuele correcties gedurende het jaar uitgevoerd. Daarnaast is een extracomptabele correctie nodig geweest om binnen de goedkeuringstolerantie te blijven. Deze correctie was het gevolg van het onjuist boeken van enkele contracten in de administratie. De genomen acties zullen in 2016 gevolgd worden om toe te zien dat de gewenste verbetering wordt bewerkstelligd.

Verbeterprogramma financieel beheer

Hierboven is al ingegaan op de onvolkomenheid van de AR bij de regierol op de logistieke-financiële keten. Daarnaast is in 2014 een onvolkomenheid toegekend aan het financieel beheer bij het CDC. Naar aanleiding hiervan heeft het CDC in 2015 een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van hun financieel beheer. De bevindingen zijn verwerkt in het verbeterplan van CDC. Eén van de deelprocessen die is onderzocht is het gebruik van Third Party Mededelingen (TPM). Op grond hiervan zijn onder meer nadere afspraken gemaakt met de betrokken leveranciers. Dit heeft reeds in 2015 geleid tot een verbetering van het proces, zodat de controle beter uit te voeren is.

Verwerving / Europese aanbesteding

De naleving van de (Europese) aanbestedingsrichtlijnen in 2015 blijft aandacht houden. In 2015 zijn acht dossiers aangemerkt als Europees aanbestedingsfouten met een totale opdrachtwaarde (incl. BTW.) van € 12.264.000. Er zijn drie dossiers aangeboden voor de zogenaamde SG-procedure. De aangetroffen fouten betreffen met name het niet tijdig aanbesteden van raamovereenkomsten waarvan de expiratiedatum eindigt en het onterecht afwijken van de standaardprocedure.

Materieelbeheer

In 2015 voldeed Defensie wederom aan de gestelde norm voor de kwaliteit van het materieelbeheer. Wel heeft de ADR een teruggang geconstateerd in de kwaliteit van het gebruik van de Monitor Kwaliteit Materieelbeheer. De belegging van taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de sturing op het materieelbeheer is in 2015 geëvalueerd. In de eerste helft van 2016 worden, waar nog niet gebeurd, de taken en verantwoordelijkheden sluitend binnen de defensieonderdelen belegd.

Monitor cryptosleutels en – publicaties

Het beheer van cryptosleutels en publicaties (CSP) is aan strikte regels gebonden, waarbij controle op de naleving plaats dient te vinden. Ter ondersteuning van de lijnverantwoordelijken is een CSP-monitor ontwikkeld. Deze monitor is als self assessment- en verbeterinstrument ontworpen teneinde de werking van beheersmaatregelen op eenheidsniveau te toetsen en zo nodig te verbeteren. De monitor is in 2015 ingevoerd, maar kent nog een aantal kinderziektes. De monitor is nog niet volledig uitgerold, niet iedereen heeft hetzelfde beeld bij de vragen en de onderbouwing van de antwoorden is vaak nog gebrekkig. In overleg met de HDBV heeft de CDS een aantal maatregelen uitgewerkt waarmee het gebruik van de monitor moet worden verbeterd. Zo zijn vragen van de monitor aangepast, wordt de begeleiding verbeterd en worden workshops georganiseerd om over 2016 een bruikbaar beeld te kunnen geven over het beheer van CSP.

Misbruik, oneigenlijk gebruik en frauderisico’s

Risico’s op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) en fraude zijn onder te verdelen naar drie hoofdcategorieën:

  • Frauduleus handelen aangaande (vergoedings)regelingen op het personele gebied (interne fraude);

  • Frauduleus handelen bij verwervingsactiviteiten (interne fraude);

  • Misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidieregelingen (externe fraude).

Interne fraude is binnen Defensie onder de noemer integriteitsschendingen gebracht. De algemene bepalingen van het integriteitsbeleid van Defensie zijn opgenomen in de Aanwijzing SG A/984 «Uitvoering van het integriteitsbeleid Defensie».

Interne risico’s op fraude

Voor de interne organisatie geldt dat iedere medewerker een eigen verantwoordelijkheid heeft voor het verstandig omgaan met risico’s op fraude. Alle medewerkers overleggen bij hun aantreden een verklaring omtrent gedrag; medewerkers in een vertrouwensfunctie worden gescreend door de MIVD. Net als in iedere organisatie kan er af en toe toch sprake zijn van opzettelijke misleiding om een onrechtmatig voordeel of onwettig voordeel te verkrijgen. Dit risico is nooit volledig af te dekken door de omvang van de defensieorganisatie, de kosten van controle in verhouding tot de baten en door een begrenzing van de wettelijke mogelijkheden. Uit de bijlage 5 (overzicht integriteitsmeldingen) blijkt dat binnen Defensie sprake blijft van incidenten.

Elke defensiemedewerker heeft een laagdrempelige mogelijkheid om incidenten te melden. Hierbij staan verschillende wegen open, zoals verwoord in Aanwijzing SG A/963 «Melden van voorvallen»:

  • Voor onderzoeken naar mogelijke integriteitschendingen zijn procedures en kaders opgenomen in de Aanwijzing SG A/989 «Protocol interne onderzoeken Defensie»;

  • Bij een vermoeden van het plegen van een strafbaar feit wordt aangifte gedaan;

  • Maatregelen rond schadeverhaal bij fraude zijn opgenomen in de Beleidsregel inzake schadeverhaal Defensiepersoneel.

Vergoedingsregelingen

Bij vergoedingsregelingen geldt het risico dat de betrokkene op grond van onjuiste gegevens aanspraak maakt op een vergoedingsregeling. Hieronder wordt ook het risico verstaan dat betrokkene geen melding doet als het recht op een aanspraak vervalt. Beheersingsmaatregelen op het gebied van toelagen en vergoedingen zijn zowel toebedeeld aan de leidinggevende als aan het Dienstencentrum HR in de vorm van verbijzonderde interne controles. Bij het gebruik van vergoedingsregelingen dient de dienstleiding declaraties te accorderen.

Waar van toepassing dienen daarbij bewijsstukken te worden overlegd. Voorts vinden voor vergoedingen systeemvalidaties, data analyses en steekproefgewijze verbijzonderde controles plaats om te toetsen of vergoedingen rechtmatig zijn aangevraagd of verstrekt. Waar van toepassing worden onterecht betaalde vergoedingen teruggevorderd.

Verwerving

Naast frauderisico’s bij specifieke regelingen bestaat een inherent frauderisico bij verwervingsactiviteiten. Belangrijke risico’s zijn:

  • Samenspanning tussen defensiepersoneel en andere onzakelijke contacten met het bedrijfsleven;

  • Belangenverstrengeling bij defensiepersoneel;

  • Schending van de vertrouwelijkheid van informatie.

In de Aanwijzing SG A/987 «Handboek verwerving Defensie» zijn de procedures en maatregelen opgenomen die een zorgvuldig verwervingsproces waarborgen. De belangrijke maatregelen zijn:

  • Gedragsrichtlijnen op het gebied van bevoegdheden, geheimhouding, het melden van nevenwerkzaamheden en zakelijke belangen met een toets op de toelaatbaarheid daarvan, verblijf en vervoer, uitnodigingen en geschenken van het bedrijfsleven;

  • Het uitvoeren van integriteitstoetsen van leveranciers;

  • Het aanbrengen van functiescheiding binnen het verwervingsproces, concurrentiestelling, het vooraf benoemen van selectie- en gunningscriteria, vertrouwelijke behandeling van informatie en eventuele toetsing door een contractencommissie.

Door de commissie-Van der Steenhoven is in 2015 onderzoek gedaan naar mogelijke fraude of malversaties bij de aanbestedingen van IT. Op 1 februari 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek en de initiatieven die Defensie naar aanleiding daarvan neemt (Kamerstuk 31 125, nr. 65).

Externe risico’s op misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude

Binnen Defensie is geen sprake van belasting- of subsidiewetten. De rijksbrede aanpak fraude is derhalve voor Defensie niet van belang. Voor zover aan individuele instellingen subsidies worden toegekend (circa € 20 miljoen) wordt het risico met de hieronder genoemde maatregelen afgedekt. In 2015 zijn dan ook geen tekortkomingen in de opzet en/of werking van de Regeling Defensiesubsidies gebleken.

Bij misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude van subsidieregelingen zijn twee algemene risico’s te onderkennen:

  • Een conflict omtrent de doelstelling / aanwending van de subsidie tussen Defensie en de ontvangende partij;

  • Het verstrekken van onjuiste gegevens door de subsidieontvanger teneinde een te hoog bedrag aan subsidie te verkrijgen.

In de Aanwijzing SG A/942 «Voorkoming en bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik» zijn de algemene maatregelen ter beheersing van deze risico’s opgenomen, welke in de specifieke regelgeving verder zijn uitgewerkt. Zo bevat de Regeling Defensiesubsidies aanvullende maatregelen op de bepalingen in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Belangrijke algemene maatregelen, welke aansluitend bij het Uniform Subsidiekader rijksoverheid (USK) worden gedifferentieerd op basis van het financieel belang, betreffen onder andere:

  • Het indienen van een begroting en samenhangend activiteitenplan bij aanvraag tot toekenning van de subsidie. Deze worden getoetst op overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt en het bij begroting beschikbare bedrag;

  • Het indienen van een (op basis van een controleprotocol door een accountant gecontroleerd) jaarverslag en activiteitenverslag ten behoeve van de vaststelling van de jaarlijkse subsidie;

  • Een vijfjaarlijks evaluatieonderzoek van de desbetreffende subsidie.

In 2014 is begonnen met de ontwikkeling van een standaard aanvraagformulier om meer vat te krijgen op de (wisselende) omstandigheden waarin de ontvangende partij zich bevindt (denk aan tussentijdse statutenwijziging). In 2015 is deze lijn doorgezet en zijn ook de standaard beschikkingen verder ontwikkeld, teneinde de (algemene) voorwaarden gestandaardiseerd te krijgen en daarmee ook het subsidieproces. Het completeren van het geheel vindt vervolgens plaats door, conform vereisten, vanuit een risicoanalyse de standaard beschikking en algemene voorwaarden verder aan te vullen met specifieke voorwaarden en maatregelen alvorens tot subsidieverlening wordt overgegaan.

Aandachtspunten Algemene Rekenkamer (AR)

De Algemene Rekenkamer heeft in haar verantwoordingsonderzoek 2014 zeven onvolkomenheden en drie aandachtspunten bij Defensie vastgesteld. Navolgende drie onvolkomenheden bij het financieel beheer en de gereedheidsinformatie zijn eerder behandeld:

  • Structurele verbetering financieel beheer in zicht;

  • Financieel beheer van het Commando DienstenCentra voldoet niet aan de eisen;

  • Verplichtingenbeheer nog niet op orde.

De stand van zaken bij de overige vier onvolkomenheden en bij de drie aandachtspunten wordt hieronder behandeld. Hierbij wordt opgemerkt dat binnen Defensie noodgedwongen prioriteiten moeten worden gesteld. Dit leidt ertoe dat in voorkomend geval aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en de Auditdienst Rijk niet altijd tot (verbeter)activiteiten hebben geleid.

Onvolkomenheden:

  • Logistieke keten reserveonderdelen hapert en is overbelast:

    In 2015 is een diepteanalyse naar de materiële gereedheid uitgevoerd. In deze analyse is het belang aangegeven van het (periodiek) uitvoeren van instandhoudingsanalyses voor de belangrijkste hoofdwapensystemen. Dit sluit aan bij de bevindingen van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Wapensystemen (Kamerstuk 33 279, nr. 15). Door veroudering van systemen, wijzigingen in het gebruik, wijzigingen aan het systeem zelf en/of een veranderende marktomgeving kunnen namelijk in de gehele keten voor materiële gereedheid lacunes ontstaat. Voorbeelden hiervan zijn: het aanhouden van verkeerde voorraden reservedelen, een onjuiste onderhoudsfrequentie en/of onvoldoende beschikbare budgetten voor reservedelen. Met instandhoudingsanalyses kunnen de operationele commando’s deze lacunes vaststellen zodat correctieve acties kunnen worden ondernomen. De operationele commando’s hebben de opdracht gekregen om voor het eind van 2018 deze instandhoudingsanalyses te hebben uitgevoerd op de belangrijkste hoofdwapensystemen. Om ervaring op te doen worden in de eerste helft van 2016 drie pilots uitgevoerd op respectievelijk het Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF) bij CZSK, de Pantserhouwitser 2000 bij CLAS en de Apache-helikopter bij CLSK.

  • Onvoldoende kwaliteit gegevens ERP belemmert reguliere bedrijfsvoering:

    Het dataprobleem is veelomvattend en heeft niet alleen met de schoning van data te maken, maar ook met de visie op data, governance, kaders, processen, kennis, capaciteit, houding en gedrag. Om de kwaliteit van data op de lange termijn te verbeteren en structureel te waarborgen, moeten al deze aspecten in samenhang worden aangepakt. Hiervoor is het programmaplan «Data op orde» opgesteld en de benodigde capaciteit beschikbaar gemaakt. De uitvoering van de eerste fase van dit plan is in het derde kwartaal van 2015 gestart.

    In het derde kwartaal heeft een proof of concept plaatsgevonden voor het schoonhouden (Stay Clean) van de data. Deze proof of concept is geslaagd en wordt in 2016 geïmplementeerd voor het belangrijkste deel van de data in ERP M&F. Hiermee wordt een basis gelegd voor Stay Clean. Verbreding en borging van de datakwaliteit zal zeker tot in 2017 en 2018 noodzakelijk zijn. Daarna krijgt het schoon houden van data een permanent karakter.

    In de Kamerbrief van december 2015 (Kamerstuk 31 125, nr. 64, bijlage B) is aangegeven dat in 2016 de opleiding van nieuwe gebruikers en het optimaliseren van het kennisniveau prioriteit heeft. Op het gebied van opleidingen en kennisborging is in 2015 is de benodigde opleidingscapaciteit geregeld. De nieuwe werkwijze van de opleidingsinspanning is uitgewerkt in een visie en strategie. Deze omvat E-learning via computergestuurd onderwijs en een ketengerichte training om het begrip van gebruikers over de uitwerking en gevolgen van hun transacties in ERP M&F te vergroten. Om de beschikbaarheid en deling van kennis te verbeteren zijn nieuwe methodieken vastgesteld zoals een kennisplatform, een hulplijn voor medewerkers die als vraagbaak dienen, FAQ’s en een discussieforum.

  • Zorgwekkende staat IT-beheer voortvarend aangepakt:

    Na het onderzoek naar de staat van de IT bij Defensie in mei 2014 zijn maatregelen genomen om de IT-continuïteit voor de kortere termijn te borgen. Deze zijn deels voltooid.

    Om de continuïteit op de lange termijn te garanderen is besloten om de IT-infrastructuur volledig te vernieuwen. In overeenstemming met de visie op IT (Kamerstuk 31 125, nr. 45) staan hierbij continuïteit, beveiliging en innovatie centraal. In december 2015 is aan de Kamer over de voortgang gerapporteerd (Kamerstuk 31 125, nr. 64). Voor de vernieuwing wordt ten minste vijf jaar uitgetrokken. Het traject wordt gefaseerd uitgevoerd, waarbij steeds alleen de eerstvolgende fase in detail wordt uitgewerkt. Zo kan voortdurend worden ingespeeld op veranderingen en blijft het traject als geheel bestuurbaar. De nieuwe IT-infrastructuur biedt alle bouwblokken die nodig zijn, is geschikt voor verschillende niveaus van informatiebeveiliging (zowel hoog als laag-gerubriceerd) en kan zowel in Nederland als tijdens missies worden gebruikt. Dit alles volgens de eisen die zijn gesteld in het High-Level Ontwerp (HLO) voor de IT-vernieuwing (Kamerstuk 31 125, nr. 57).

    Het HLO is de afgelopen maanden in meer detail uitgewerkt. Deze uitwerking vormt de basis voor de verwerving. Tijdens de verwerving zal de concrete vorm van marktsamenwerking worden bepaald en zal er duidelijkheid komen over de kosten. De verwerving wordt op dit moment voorbereid en zal in de eerste helft 2016 beginnen. Uitgangspunt is een meerjarige samenwerkingsovereenkomst, waarin gedetailleerde afspraken over de eerste fase worden vastgelegd en meer globale afspraken over het vervolg. Op deze manier is er ruimte voor innovatieve oplossingen van leveranciers.

  • Weinig verbetering in de toegangsbeveiliging van informatiesystemen:

    Bij het verbeteren van het autorisatiebeheer wordt onderscheid gemaakt naar de gebruikersorganisatie in respectievelijk het personele, financiële en materieellogistieke domein en de beheerorganisatie. Het gaat daarbij om het opzetten en implementeren van een nieuwe autorisatiematrix en het implementeren van een monitortool voor toegekende autorisaties om functiescheidingsconflicten te detecteren.

    De ADR heeft vastgesteld dat voor het autorisatie beheer binnen het personele domein gedurende 2015 belangrijke stappen vooruit zijn gemaakt. Om tot een aantoonbaar beheerst proces te komen heeft de ADR aanbevolen de vertaalslag van beleid naar daadwerkelijke inrichting voor het aspect functiescheiding schriftelijk vast te leggen en een geïntegreerd controleplan voor het proces autorisatiebeheer in PeopleSoft op te stellen. De eerste aanbeveling wordt nader onderzocht. De tweede aanbeveling wordt meegenomen in het Controleplan DCHR 2016.

    De implementatie van de autorisatiematrix gebruikersorganisatie materieel logistiek is in 2015 bij CLAS moeizaam verlopen. De oorzaken van de vertraging bij CLAS waren capaciteitsgebrek en afstemmingsproblemen tussen CLAS en de beheerorganisatie. Inmiddels zijn de activiteiten zichtbaar opgepakt.

    Voor alle domeinen is door de beheerorganisatie gewerkt aan het opleveren van een autorisatiematrix. Deze matrices zijn inmiddels grotendeels beschikbaar. Op het gebied van monitoring van functiescheidingsconflicten binnen de beheerorganisatie is de implementatie van het tool ernstig vertraagd. Op dit moment wordt, met te treffen aanvullende maatregelen, een realisatiedatum van medio 2016 voor een basistool met een beperkte scope realistisch geacht. De verdere uitbouw van de scope is voor eind 2016 voorzien.

Aandachtspunten:

  • Kwaliteit van de raming en beheersing van investeringen nog onvoldoende:

    De ramingsproblematiek is onderdeel van de beleidsprioriteit financiële duurzaamheid. Gezien de complexiteit van ramingssystematiek en risicomanagement is gekozen om eerst de mogelijkheden ter verbetering voor investeringsprojecten van groot materieel te bekijken. Eind 2015 hebben verdiepingssessies plaatsgevonden om te bezien hoe de ramingssystematiek en het risicomanagement concreet kunnen worden verbeterd. De verbetervoorstellen richten zich bijvoorbeeld op het hanteren van een basiskostenboom in alle fasen van het DMP-proces, kennisopbouw en het kritisch toetsen van de kwaliteit van de raming in relatie tot het identificeren en het beheersen van risico’s/risicomanagement. De investeringsgebieden IT en infrastructuur worden in 2016 uitgewerkt.

    In relatie tot de beheersing van het verwervingsproces is de capaciteit binnen inkoopfunctie in ieder geval tot maart 2017 tijdelijk versterkt. Daarnaast is een aanvullende opleidingsbehoefte onderkend, welke in 2016 nader wordt ingevuld.

  • Aandacht voor compleetheid van personeelsdossiers blijft nodig:

    De ADR heeft vastgesteld dat de compleetheid van nieuwe personeelsdossiers in 2015 wordt beheerst maar dat controle achteraf vooralsnog noodzakelijk blijft. Deze 100 procent-controle wordt in 2016 gecontinueerd.

  • Een strategische visie op de vastgoedportefeuille ontbreekt vooralsnog:

    In 2015 is het Strategische vastgoedbeleid gepubliceerd (Kamerstuk 33 763, nr. 77). Het strategische vastgoedbeleid vormt de leidraad in geval van besluitvorming over de vastgoedportefeuille.

4. Overige aspecten bedrijfsvoering

Audit comité (AC)

Het Audit Comité Defensie is een adviesorgaan van de SG en een platform voor het bespreken van sturings- en beheersingsvraagstukken met als doel de bedrijfsvoering op het gewenste niveau te krijgen en te houden.

Het Audit Comité is in 2015 zes keer bij elkaar gekomen. De voornaamste agendapunten betroffen het op orde krijgen en houden van het beheer (personeel, materieel en financieel), de defensiebrede risicoanalyse, een nieuwe werkwijze voor de auditplanning en de regieagenda van Defensie.

In 2015 heeft een zelfevaluatie van het functioneren van het AC plaatsgevonden. De resultaten hiervan (voorzitterschap, bredere scope, verdieping op specifieke thema’s) worden bij de herziening van de instellingsbeschikking meegenomen. De externe leden van het Audit Comité Defensie zijn ten opzichte van 2014 niet gewijzigd.

Staat van de IT

Ruim een jaar geleden verscheen het Eindrapport van de Tijdelijke commissie IT-projecten bij de overheid («Naar grip op IT», Kamerstuk 33 326, nr. 5), waarin kritiek werd geuit op de wijze waarop het Rijk omgaat met IT. Het kabinet heeft bij brief d.d. 30 januari 2015 (Kamerstuk 33 326, nr. 13) op de aanbevelingen van de commissie gereageerd. De kabinetsreactie bevat een groot aantal maatregelen. De uitvoering van deze maatregelen moet het vertrouwen van de Kamer en van burgers en bedrijven in de beheersing van IT-projecten door het Rijk herstellen. Dit houdt in dat Defensie over alle projecten van meer dan € 1 miljoen een CIO-oordeel velt. Projecten groter dan € 5 miljoen worden gerapporteerd op het Rijksdashboard. Projecten ten behoeve van wapensystemen vallen buiten de scope van de Rijks IT-rapportage. Deze projecten worden vanaf een projectomvang van € 25 miljoen gerapporteerd in het Materieel Projecten Overzicht (MPO). Op deze wijze wordt niet dubbel gerapporteerd.

Nieuwe projecten van meer dan € 5 miljoen worden aangeboden aan het Bureau IT-toetsing (BIT) voor een zogenaamde BIT-toets. Het programma Grensverleggende IT (GrIT), dat is gericht op de groeikern voor de nieuwe IT-infrastructuur van Defensie, is het eerste project van Defensie dat de BIT-toets zal ondergaan. Voor projecten van meer dan € 20 miljoen wordt een IT-haalbaarheidstoets uitgevoerd.

In 2015 is besloten het CIO Office van Defensie met 4 vte uit te breiden. Hierdoor kan de CIO zijn rol beter invullen. Deze uitbreiding krijgt in de loop van 2016 zijn beslag.

Voortgang niet-prioritaire sourcingprojecten

De publiek-private samenwerking (PPS) bij het onderhoud aan de F100 motoren van de F-16 is een nieuwe fase ingegaan. In december 2010 heeft de Kamer een brief over het project PPS F100 ontvangen omdat in 2011 het contract met de private partner zou worden gesloten (Kamerstuk 25 820 nr. 19 van 07 december 2010). Tevens is in die brief een evaluatie aangekondigd van het project. Die evaluatie is in 2013 uitgevoerd en daaruit bleek dat de volgende fase nog niet kon beginnen. Eerst moest aan enkele voorwaarden worden voldaan. Dat is inmiddels het geval, behalve op het punt van de voltooide reorganisatie en de overgang van defensiepersoneel naar de private partner. Daarom heeft Defensie – in overleg met de centrales voor overheidspersoneel – besloten tot een tussenfase waarin de private partner het onderhoud aan de motoren uitvoert met gedetacheerd defensiepersoneel. De reorganisatie zal in juni 2016 worden voltooid. Dan vangt de operationele fase aan waarbij de private partner volledig verantwoordelijk is voor het onderhoud aan de F100 motor van de F-16.

Voor de uitbesteding van de instandhouding-landsystemen en van de instandhouding LPD1, LPD2 en JSS bleek onvoldoende marktpotentieel. Defensie zal het onderhoud onder eigen verantwoordelijkheid blijven uitvoeren, waarbij de markt voor het uitvoeren van deelwerkzaamheden zal worden ingeschakeld. Onderzoek naar de sourcing van Instandhouding Chinook en van Kalibratie, Meet- en Testsystemen heeft aangetoond dat uitbesteden geen (financiële) meerwaarde heeft. Deze activiteiten blijft Defensie zelf doen.

Het onderhoud aan de Cougar en de Kleine Lichte Vaartuigen wordt deels uitbesteed, deels blijft Defensie dat zelf doen. Vanwege de langere operationele inzet van de Cougar is besloten de operationele onderhoudscapaciteit bij Defensie aan te houden en de fase-inspecties los in de markt te zetten, net zoals bij andere luchtsystemen gebruikelijk is. Bij de Kleine Lichte Vaartuigen wordt het onderhoud van de niet-operationele vaartuigen uitbesteed, het onderhoud van de operationele vaartuigen blijft Defensie zelf doen.

Voor de vervanging van het Werkcentrum Vliegtuig Kunststoffen en Schilderen is gekozen voor een samenwerkingsvorm waarbij Defensie de apparatuur aanschaft en het centrum bouwt waarna de markt het centrum zal exploiteren.

C. DE JAARREKENING

7. DE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2015 van het Ministerie van Defensie (X)

(Bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Artikel Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

TOTAAL

8.147.966

8.000.363

323.062

9.053.101

7.815.843

434.967

905.135

– 184.520

111.905

                   

Beleidsartikelen

6.413.059

6.265.456

316.251

7.414.721

6.198.342

406.712

1.001.662

– 67.114

90.461

                   

1. Inzet

404.026

404.026

6.707

268.240

272.617

35.300

– 135.786

– 131.409

28.593

2. Taakuitvoering zeestrijdkrachten

696.160

696.160

19.951

790.537

744.365

14.387

94.377

48.205

– 5.564

3. Taakuitvoering landstrijdkrachten

1.121.002

1.121.002

20.523

1.146.024

1.221.224

13.672

25.022

100.222

– 6.851

4. Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

644.308

644.308

15.227

801.969

711.856

14.037

157.661

67.548

– 1.190

5. Taakuitvoering koninklijke marechaussee

311.472

311.472

4.590

336.732

337.157

5.540

25.260

25.685

950

6. Investeringen krijgsmacht

1.456.041

1.308.438

152.556

2.162.332

1.101.504

222.796

706.291

– 206.934

70.240

7. Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

742.400

742.400

42.933

830.487

758.507

44.077

88.087

16.107

1.144

8. Ondersteuning krijgsmacht door Commando Dienstencentra

1.037.650

1.037.650

53.764

1.078.400

1.051.112

56.903

40.750

13.462

3.139

                   

Niet-beleidsartikelen

1.734.907

1.734.907

6.811

1.638.380

1.617.501

28.255

– 96.527

– 117.406

21.444

                   

9. Algemeen

102.460

102.460

0

103.254

84.447

0

794

– 18.013

0

10. Centraal apparaat

1.599.771

1.599.771

6.811

1.529.741

1.527.669

28.255

– 70.030

– 72.102

21.444

11. Geheime uitgaven

5.339

5.339

0

5.385

5.385

0

46

46

0

12. Nominaal en onvoorzien

27.337

27.337

0

0

0

0

– 27.337

– 27.337

0

8. SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2015 (bedragen x € 1.000)

Activa

   

Passiva

   
   

31-12-2015

31-12-2014

   

31-12-2015

31-12-2014

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

7.815.843

7.787.751

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

434.967

291.043

3)

Liquide middelen

48.225

39.282

       

4)

Rekening-courant RHB

   

4a)

Rekening-courant RHB

7.346.610

7.451.625

5)

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

   

5a)

Begrotings reserves

   

6)

Uitgaven buiten begrotings verband

81.452

56.655

7)

Ontvangsten buiten begrotings verband

163.943

141.021

8)

Kas-trans verschillen

           

subtotaal

7.945.520

7.883.688

subtotaal

7.945.520

7.883.688

9)

Openstaande rechten

   

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

   

10)

Extra-comptabele vorderingen

468.242

618.157

10a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

468.242

618.157

11a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

   

11)

Extra-comptabele schulden

   

12)

Voorschotten

3.134.192

3.224.716

12a)

Tegenrekening voorschotten

3.134.192

3.224.716

13a)

Tegenrekening garantie verplichtingen

   

13)

Garantie verplichtingen

   

14a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

4.674.118

3.442.687

14)

Openstaande verplichtingen

4.674.118

3.442.687

15)

Deelnemingen

   

15a)

Tegenrekening deelnemingen

   

Totaal

16.222.072

15.169.248

Totaal

16.222.072

15.169.248

Toelichting behorende bij de saldibalans van het Ministerie van Defensie per 31 december 2015 (alle bedragen x € 1.000).

ad 3. Liquide middelen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 48.225 en bestaat uit de volgende saldi:

(Bedragen x € 1.000)

Kas

9.904

Bank

38.321

Totaal

48.225

ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 81.452.

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000).

Defensie Materieel Organisatie

Voor de uitgaven buitenbegrotingsverband staat één contract open met een vorderingpositie groter dan € 10.000. Dit betreft een contract met het agentschap DTO inzake salariskosten, waarvan de salarissen oktober tot en met december ad € 31.001 nog te ontvangen was per 31-12-2015. Intussen is het bedrag ontvangen.

ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 163.943. Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 81.112) en daarnaast voor € 63.480 uit vooruit ontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven, de zogenoemde negatieve derdenrekeningen vorderingen. Het restant (€ 19.351) betreft grotendeels gelden die door Defensie worden aangehouden voor derden.

ad 9. Openstaande rechten.

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.

ad 10. Extra-comptabele vorderingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 468.242 (alle bedragen x € 1.000).

Aard van de vordering

Bedrag

Personeel

9.748

Baten-lastendiensten Defensie

40.282

CMH/MRC

11.979

Diversen

35.883

Buitenlandse mogendheden

31.076

Koninklijke Schelde Groep lening

8.168

Verkoop overtollige goederen

376.629

Subtotaal

513.765

Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, derdenrekeningen

45.523

Balanssaldo extra-comptabele vorderingen 31-12-2015

468.242

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000).

Defensie Materieel Organisatie

In verband met gesloten contracten over de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2015 tot en met 2026 via de Dienst Domeinen (Ministerie van Financiën) nog een bedrag van € 376.629 tegoed.

De vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. (KSG) van nominaal € 20.420, betreft een aan de KSG verstrekt krediet ter gedeeltelijke financiering van de investeringen voor herinrichting en verhuizing in verband met een nieuwe bouwplaats voor marine activiteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn is vervallen op 31 juli 2009. De termijn voor 2015 is nog niet ontvangen. Het openstaande vorderingenbedrag is € 8.168.

Verdeling vorderingen naar ouderdom

De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven. De verkoop van overtollige goederen ten bedrage van € 376.629 is buiten beschouwing gelaten.

Ouderdom vorderingen ultimo 2015: € 91.613 (alle bedragen x € 1.000).

Ouderdom vorderingen ultimo 2015: € 91.613 (alle bedragen x € 1.000).

Vorderingen groter dan € 2.000 die in 2015 buiten invordering zijn gesteld (alle bedragen x € 1.000).

Er zijn geen vorderingen groter dan € 2.000 buiten invordering gesteld.

ad 11. Extracomptabele schulden.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

ad 12. Voorschotten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.134.192.

De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

Alle voorschotten van voor 2008 staan tegen de maandkoers van december 2007 gewaardeerd en de voorschotten vanaf 2008 zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende maandkoers.

Het saldo op de saldibalans bedraagt €

(Bedragen x € 1.000)

Jaar van ontstaan

Beginstand

verstrekt

verrekend

Openstaand voorschot

<2012

528.766

 

132.275

396.491

2012

471.504

 

255.022

216.482

2013

513.406

 

225.413

287.993

2014

1.711.040

 

1.255.531

455.509

2015

 

1.852.529

74.812

1.777.717

Totaal

3.224.716

1.852.529

1.943.053

3.134.192

Als criterium voor de toelichting van voorschotten geldt een grensbedrag van € 100.000 (alle bedragen x € 1.000).

Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven is in 2014 en 2015 een bedrag van € 1.382.272 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2015 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Voor de declaraties van WWplus met betrekking tot de uitkeringen voor overtolligheid van personeel is in 2015 een bedrag van € 107.528 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2015 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Er staat een drietal voorschotten met betrekking tot het project verwerving F-35 open dat groter is dan € 100.000. Een voorschot van € 157.357 betreft de aanschaf van het eerste Nederlandse F-35A toestel en een tweede voorschot van € 120.941 betreft de aanschaf van het tweede Nederlandse F-35A toestel. Beide toestellen zijn in 2013 afgeleverd door de leverancier en door Nederland in gebruik genomen. Volledige verrekening van deze voorschotten zal pas plaatsvinden, nadat de financiële nacalculatie van de contracten is voltooid. Dit is aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 26 488, nrs. 320 en 335). Wel zal begin 2016 een substantieel deel van deze voorschotten worden verrekend. Een derde voorschot betreft het Production, Sustainment & Follow-on Development Memorandum of Understanding (PSFD MoU) ter waarde van € 139.071. Met dit MoU uit 2006 streven Nederland, de Verenigde Staten en de zeven andere partnerlanden naar een doeltreffende en doelmatige samenwerking op het gebied van de productie, instandhouding en doorontwikkeling van de F-35. Dit MoU heeft een geldigheidsduur van 45 jaar en bevat afspraken over het management van het F-35 programma en over de financiële, contractuele en industriële aspecten.

Naast deze drie voorschotten staan nog voorschotten open met betrekking tot de Nederlandse projecten als onderdeel van de ontwikkelingsfase van het F-35 programma (€ 32.794), voor de toekomstige doorontwikkeling van de F-35 (€ 34.746) en voor overige zaken verbonden aan de verwervingsvoorbereiding van de F-35 (€ 35.000).

Een voorschot van € 215.642 betreft de aanschaf van 200 Boxers (Groot pantser wielvoertuig). Het openstaand voorschot wordt met de leveringen van de voertuigen (vanaf 2013 t/m 2018) afgebouwd.

Medio 2014 bleek dat de industrie het in 2012 afgesproken leverschema niet zou halen. Na intensieve onderhandelingen is de einddatum van het leverschema aangepast van december 2017 naar februari 2018. Deze aanpassing is gecompenseerd door niet voorziene aanvullende behoeftes, onder andere op het gebied van communicatie, navigatie en veiligheid, door de leverancier uit te laten voeren. De waarde van deze compensatie bedraagt circa € 3,8 miljoen euro en komt in de plaats gekomen van een boeteclaim. Voorts is de boeteregeling aangescherpt door het schrappen van boetevrije perioden.

ad 13. Garantieverplichtingen

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor de garantieverplichtingen wordt geen gescheiden administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».

Per 31 december 2015 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen. In 2015 is er een eenmalige uitkering geweest aan de bond van verzekeraars in verband met het overlijden van een militair.

ad 14. Openstaande verplichtingen (alle bedragen x € 1.000)

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 4.674.118. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers. De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen de plandollar koers van € 0,885. Verplichtingen die voortkomen uit bestellingen vanuit het materieel-logistiek proces in SAP MM worden gewaardeerd tegen de in SAP opgenomen middenkoers van de maand waarop de verplichting in de administratie is opgenomen.

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen.

Verplichtingen 1/1/2015

3.442.687

Aangegane verplichtingen in verslagjaar

9.375.131

Subtotaal

12.817.818

Tot betaling gekomen in verslagjaar

8.143.700

Openstaande verplichtingen per 31/12/2015

4.674.118

Als criterium voor de toelichting van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van € 100.000 (alle bedragen x € 1.000).

Openstaande verplichtingen van € 226.573 betreffen de ontwikkeling en aanschaf van 200 stuks Groot Pantserwielvoertuig (Boxer) in meerdere uitvoeringen inclusief toebehoren, documentatie voor training en initiële reservedelen. De leveringen vinden plaats vanaf 2013 tot en met 2018. De openstaande verplichting bestaat grotendeels uit het contract met de leverancier ARTEC (door tussenkomst van OCCAR).

Een openstaande verplichting van € 452.109 betreft het deel waarvoor Nederland participeert in een multinationaal samenwerkingsverband van twaalf landen, het Strategic Airlift Capability programma van de Navo waarbij gevlogen wordt met drie Boeing C-17 Globemasters van de NATO Airlift Management Agency (NAMA) naar diverse missies, waarvan recent in Jordanië en Mali. De betalingen en leveringen staan gepland tot en met 2033.

Een openstaande verplichtingen van € 154.403 betreft het contract inzake de verwerving van het Smart Vest met de leverancier ElBIT systems land alsmede de fiscale heffing. De verwerving van het Smart Vest bestaat uit een pre-serie waarin naast Nederland ook België en Luxemburg participeren, een serie productie, documentatie, training en reservedelen waartoe tot op heden uitsluitend Nederland heeft besloten. De serie levering van het Smart Vest zal in de periode 2017 t/m 2019 plaatsvinden. De overige verplichtingen van in totaal € 3.990 betreffen het deelproject E-Lighter en de inhuur van kennisinstituten alsmede inhuur van specifieke kennis.

Een openstaande verplichting van € 804.502 betreft de aanschaf van 14 nieuwe Chinook transporthelikopters. De nieuwe Chinooks worden gebouwd door de leverancier Boeing en zullen in 2019 en 2020 worden geleverd.

Het project Verwerving F-35 omvat, naast de verwerving van nieuwe jachtvliegtuigen, tevens de verwerving van bijbehorende simulatoren, initiële reservedelen, infrastructuur, speciale gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, initiële opleidingen en transport, evenals de betaling van BTW. In het projectbudget van € 4.691,6 miljoen (prijspeil 2015) zijn daartoe meerdere verplichtingen vastgelegd. In dit jaar en de komende jaren zal het aantal en de omvang van die verplichtingen significant toenemen, naarmate de voorgenomen bestellingen van de F-35 toestellen daadwerkelijk worden gecontracteerd. Op dit moment is er geen verplichting die de waarde van € 100.000 overschrijdt. Het totaal van alle openstaande verplichtingen bedraagt € 253.265. Een nadere specificatie en toelichting op deze verplichtingen wordt in de voortgangsrapportages Verwerving F-35 aan de Kamer gemeld.

ad 15. Deelnemingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.

ad. Niet uit de balans blijkende vorderingen/schulden

Als gevolg van de vereenvoudiging en vernieuwing van het militaire pensioenstelsel is sinds 2001 het militair pensioen bij het ABP ondergebracht (Kamerstuk 26 686, nr. 5 d.d. 13 juli 2000). Omdat het bedrag dat wordt opgebouwd uit de pensioenpremies nog niet toereikend is om te voldoen aan de militaire pensioenverplichting, bestaat er een schuld (premietekort) van Defensie aan het ABP. Met instemming van het Ministerie van Financiën verstrekt Defensie daarom leningen aan het ABP; ABP lost deze leningen inclusief rente na 10 jaar af aan Defensie. Deze constructie wordt toegepast totdat het voordeel vanuit de lagere pensioenuitkeringen voldoende is om de schuld plus rente aan het ABP af te lossen. De huidige prognose is dat de laatste lening nodig is in 2020. In 2015 is de lening uit 2005 terugontvangen (met rente) en is een lening ter waarde van € 10.079 aan het ABP verstrekt (Kamerstuk 34 350, nr. 2 d.d. 30 november 2015). De totale schuld en vordering (leningen) van Defensie aan het ABP zijn gelijk aan elkaar en bedraagt € 118.354 (exclusief opgebouwde rente). Het Ministerie van Financiën heeft toestemming verleend de ten opzichte van ABP openstaande schuld en leningen niet in de saldibalans per 31 december 2015 te verwerken.

BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN

9. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT 2015 INZAKE BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

(Bedragen in € 1.000)

1

2

3=2–1

 
 

Omschrijving

Oorspronkelijke vastgestelde begroting 2015

Realisatie 2015

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

 

Baten-lastendienst Defensie Telematica

       

1

Organisatie

       
 

Totale baten

254.722

301.621

46.899

333.063

 

Totale lasten

254.722

306.414

51.692

324.354

 

Saldo van baten en lasten

0

– 4.793

– 4.793

8.709

           
 

Totale kapitaalontvangsten

11.000

28.198

17.198

11.789

 

Totale kapitaaluitgaven

25.000

37.148

12.148

26.548

           
 

Baten-lastendienst Dienst Vastgoed

       

2

Defensie

       
 

Totale baten

200.455

0

– 200.455

222.377

 

Totale lasten

200.455

0

– 200.455

216.800

 

Saldo van baten en lasten

0

0

0

5.577

           
 

Totale kapitaalontvangsten

12.564

0

– 12.564

161.446

 

Totale kapitaaluitgaven

16.704

0

– 16.704

164.367

           
           

3

Baten-lastendienst Paresto

       
 

Totale baten

71.306

72.445

1.139

80.060

 

Totale lasten

71.306

72.847

1.541

78.033

 

Saldo van baten en lasten

0

– 402

– 402

2.027

           
 

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

 

Totale kapitaaluitgaven

365

2.170

1.805

674

10. BATEN-LASTENAGENTSCHAP DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Defensie Telematica Organisatie (bedragen x € 1.000)

(Bedragen x € 1.000)

1

2

3=2–1

 
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Verschil realisatie en begroting

Realisatie 2014

Baten

       

Omzet moederdepartement

224.562

265.237

40.675

296.897

Omzet overige departementen

30.160

36.258

6.098

36.019

Omzet derden

31

31

120

Rentebaten

Vrijval voorzieningen

95

95

27

Bijzondere baten

Totaal baten

254.722

301.621

46.899

333.063

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

133.049

158.790

25.741

164.390

Waarvan eigen personeel

105.049

115.559

10.510

118.251

Waarvan inhuur

28.000

43.231

15.231

46.139

         

– Materiële kosten

96.073

117.096

21.023

132.309

Waarvan apparaat ICT

6.615

6.615

9.777

Waarvan bijdrage aan SSO’s

132

132

2.406

         

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

3.000

4.471

1.471

4.060

– materieel

22.000

19.220

– 2.780

20.373

         

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

54

– rentelasten

600

507

– 93

610

– bijzondere lasten

6.330

6.330

2.558

Totaal lasten

3.540.722

306.414

51.692

324.354

Saldo van baten en lasten

– 4.793

– 4.793

8.709

Toelichting op de staat van baten en lasten

De omzet van DTO bestaat voor het merendeel uit ontvangsten voor geleverde producten en diensten die zijn opgenomen in de Service Catalogus. De nadere toelichting is opgenomen bij de tabel doelmatigheidsindicatoren. Het verlies wordt veroorzaakt door een eenmalige afwaardering van activa ten bedrage van € 6,2 miljoen. Voor de komende jaren wordt weer een neutraal resultaat verwacht.

Opbrengst moederdepartement

De omzet van het moederdepartement is € 41 miljoen hoger dan begroot. Dit is met name veroorzaakt door de extra omzet uit eenmalige opbrengsten zoals handel en rekencapaciteit voor klanten.

Opbrengst overige departementen

Dienstverlening aan overige departementen vindt pas plaats na goedkeuring door de Secretaris Generaal van het Ministerie. De extra omzet voor de overige departementen komt door verlenging van de dienstverlening aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie (met name IND en Recentus), door aanvullende dienstverlening Haagse Ring en door dienstverlening voor de ontsluiting van de Rijksdatacenters.

Opbrengst derden

Een klein deel van de dienstverlening wordt verleend aan de Navo en haar partners.

Personele kosten

De personele kosten van eigen personeel zijn hoger dan begroot (€ 10,5 miljoen) In de begroting was al een voorschot genomen op de afvloeiing van de knelpunt categorie functies. De afvloeiing is pas eind 2015 op gang gekomen. Daarnaast zijn het aantal aanmeldingen lager dan de geplande/ gewenste aanmeldingen. De inhuurkosten zijn ook hoger dan begroot (€ 15,2 miljoen) Deze overschrijding wordt veroorzaakt door enerzijds het project pleisterpakken (circa € 5 miljoen) en anderzijds door hogere inhuur derden. Deze laatste categorie is niet voor het eigen apparaat, maar wordt op verzoek van de defensieonderdelen ingehuurd.

Materiële kosten

De hogere materiële kosten (€ 21 miljoen) worden hoofdzakelijk veroorzaakt door hogere directe kosten (€ 9,7 miljoen) en hogere kosten voor (onderhoud) hardware & software (€ 10,2 miljoen). Tegenover deze hogere kosten staat één op één hogere omzet. Het betreft dus verkoopkosten (handelsgoederen, klantopdrachten, etc.).

Afschrijvingskosten

Het investeringsniveau 2015 is hoger dan gepland. De afschrijvingskosten zijn echter lager dan begroot. Dit komt doordat activering later heeft plaatsgevonden dan begroot. Daarnaast is activa gedesinvesteerd ultimo 2014 (Cisco routers), terwijl deze wel was meegenomen in de begrote afschrijvingskosten. Er heeft ook een verschuiving plaatsgevonden tussen immaterieel en materieel.

Rentelasten

De lagere rentelasten zijn het lage rentepercentage voor de langlopende leningen en door het lage rentepercentage op de rekening courant faciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Bijzondere lasten

Onder de bijzondere lasten is onder andere een bedrag opgenomen van € 6,3 miljoen. Dit betreft de afwaardering van de werkplek devices. De bedoeling was dat deze devices verkocht zouden worden aan het JIVC en dat het een koopdienst zou worden. Om deze reden zijn de afschrijvingskosten niet opgenomen in de Service Catalog tarieven 2016. Echter de overdracht is echter niet geformaliseerd ultimo 2015 en daarom zijn de devices afgewaardeerd.

Balans per 31 december 2015

Balans per 31 december 2015 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Stand 31-12-2015

Stand 31-12-2014

Activa

   

Immateriële vaste activa

13.536

13.728

Materiële vaste activa

   

– gebouwen

17.606

16.432

– inventaris/installaties

2.830

3.149

– computer hardware en -software

61.054

55.691

– overige materiele vaste activa

6

14

Voorraden

1.706

1.608

Debiteuren

13.712

26.598

Nog te ontvangen (overlopende activa)

32.802

32.995

Liquide middelen

7.731

922

Totaal activa

150.983

151.137

Passiva

   

Eigen vermogen

16.981

17.988

– exploitatieservice

– onverdeeld resultaat

– 4.793

8.709

     

Subtotaal eigen vermogen

12.188

26.697

     

Voorzieningen

Leningen bij het MvF

55.060

41.451

Crediteuren

38.276

38.934

Nog te betalen (overlopende passiva)

45.459

44.055

Totaal passiva

150.983

151.137

Toelichting op de balans

Immateriële en materiële vaste activa

De Immateriële investeringen betreft voornamelijk:

  • De aanschaf van Oracle licenties;

  • De aanschaf van licenties het SOC;

  • De aanschaf van licenties voor virtualisatie.

In 2015 is geïnvesteerd in materiële vaste activa:

  • Voor het opwaarderen van het NAFIN glasnetwerk;

  • Voor de Storage omgeving (life cycle);

  • Voor de SOC omgeving;

  • Voor het noodzakelijk vervangen van eindgebruiker hardware conform lifecycle vervangingsplan.

Voorraden

De voorraden hebben betrekking op de voorraden in het centrale magazijn in Soesterberg en bij leverancier Morpho. Bij deze laatste lagen de voorraden nog niet gepersonifieerde smartcards. Gelet op de daadwerkelijke afname in de afgelopen jaren was een groot deel van deze voorraden te beschouwen als incourant. Deze incourante voorraad is vernietigd in 2015. De voorziening voor de smartcards was iets te hoog waardoor een kleine vrijval heeft plaatsgevonden.

Voorraden (bedragen x € 1.000)

Voorzieningen

Stand

31-12-2014

Dotaties

2015

Vrijval

2015

Onttrekkingen

2015

Stand

31-12-2015

Voorraden

759

– 44

– 671

44

Totaal aan voorzieningen

759

– 44

– 671

44

Debiteuren

De debiteurenstand is ten opzichte van 2014 sterk afgenomen door het facturatieproces in 2015 eerder opgestart kon worden dan in 2014.

Debiteuren (bedragen x € 1.000)

Debiteuren

Stand 31-12-2015

Stand 31-12-2014

Debiteuren

13.912

26.798

Voorziening voor dubieuze vordering

– 200

– 200

Totaal debiteuren

13.712

26.598

(Bedragen x € 1.000)

Debiteuren (excl. voorziening)

Stand 31-12-2015

Moederdepartement

13.050

Agentschappen

625

overige departementen

55

Derden

182

Totaal debiteuren

13.912

Overlopende activa / nog te ontvangen

Onder de overlopende activa worden onder andere de posten «nog te factureren bedragen» voor € 9 miljoen en «vooruitbetaald onderhoud hardware en software» voor € 23,3 miljoen gepresenteerd. Deze laatste heeft vooral betrekking op vooruitbetaald onderhoud op Microsoft licenties voor een bedrag van € 15,1 miljoen, maar ook voor € 1,8 miljoen aan onderhoud voor Oracle licenties.

Overlopende activa/nog te ontvangen (bedragen x € 1.000)

Nog te ontvangen (Overlopende Activa)

Stand 31-12-2015

Moederdepartement

5.899

Agentschappen

3.014

overige departementen

554

Derden

23.335

Totaal overlopende activa

32.802

Eigen vermogen

DTO heeft in 2015 een negatief resultaat behaald van € 4,8 miljoen. Dit resultaat wordt onttrokken aan het eigen vermogen. Op basis van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar (€ 307,2 miljoen in 2013, € 333,1 miljoen in 2014 en € 301,6 miljoen in 2015) bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 15,7 miljoen. Het eigen vermogen ultimo 2015 past binnen het plafond.

Eigen vermogen (bedragen x € 1.000)

vermogensontwikkeling

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Eigen vermogen per 1 januari

20.412

41.235

59.631

18.959

26.697

2.

Saldo van baten en lasten

41.223

39.520

– 707

8.709

– 4.793

 

2a. Uitkering aan moederdepartement

– 20.400

– 21.124

– 39.965

– 971

– 9.716

 

2b. Bijdrage moederdepartement ter versterking van eigen vermogen

– 

 

2c. Overige mutaties in eigen vermogen

– 

3.

Totaal directe mutaties in eigen vermogen

– 20.400

– 21.124

– 39.965

– 971

– 9.716

4.

Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)

41.235

59.631

18.959

26.697

12.188

Leningen bij het Ministerie van Financiën (langlopend)

Van het totaalbedrag aan leningen is een bedrag van € 16,6 miljoen overgeboekt naar kortlopende leningen. Per ultimo 2015 is een bedrag van € 30,2 miljoen geleend voor de investeringen.

Crediteuren

De hoge stand crediteuren wordt verklaard door grote facturen die per ultimo 2015 open staan voor betaling van de salarissen van de maanden oktober en november aan het moederdepartement.

De crediteuren aangaande moeder- en andere departementen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Crediteuren (bedragen x € 1.000)

Crediteuren

Stand 31-12-2015

Moederdepartement

22.758

Agentschappen

226

Overige departementen

900

Derden

14.392

Totaal crediteuren

38.276

Overlopende passiva / nog te betalen

De overlopende passiva is als volgt opgebouwd:

(Bedragen x € 1.000)

Nog te betalen (Overlopende passiva)

Stand 31-12-2015

Stand 31-12-2014

Salarissen en sociale lasten

14.415

14.639

Aflossing leningen Ministerie van Financien

16.581

12.107

Overige overlopende passiva

14.463

17.309

Totaal overlopende passiva

45.459

44.055

De overige overlopende activa aangaande moeder- en andere departementen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

(Bedragen x € 1.000)

Overige overlopende passiva

Stand 31-12-2015

Moederdepartement

2.203

Agentschappen

Overige departementen

Derden

12.260

Totaal overig overlopende activa

14.463

Kasstroomoverzicht over 2015

Kasstroomoverzicht over 2015 (bedragen x € 1.000)
 

1

2

3+2–1

 

Kasstroomoverzicht

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Verschil realisatie en begroting

Realisatie 2014

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

922

922

2.722

           
 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

36.817

   
 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

 

– 8.619

   
           

2.

Totaal operionele kasstroom

11.000

28.198

17.198

11.789

           
 

Totaal investeringen (-/-)

– 25.000

– 36.714

– 11.714

– 30.572

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

6.958

6.958

1.388

           

3.

Totaal investeringskasstroom

– 25.000

– 29.756

– 4.756

– 29.184

           
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 9.716

– 9.716

– 971

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 11.000

– 12.107

– 1.107

– 8.594

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

25.000

30.190

5.190

25.160

           

4.

Totaal financieringskasstroom

14.000

8.367

– 5.633

15.595

           

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

(maximale roodstand 0,5 miljoen €)

7.731

7.731

922

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

In de operationele kasstroom is naast het resultaat en de afschrijvingen tevens de daling in het debiteurensaldo met € 12,9 miljoen een belangrijke factor.

Investeringskasstroom

De gerealiseerde investeringen zijn niet in lijn met de begroting voor de kasstroom van 2014. Dit komt doordat de investeringsplanning was gebaseerd op € 35 miljoen voor 2015. De desinvestering heeft voor het overgrote deel betrekking op de afboeking van de werkplek devices. Een specificatie van de investeringen in (im)materiële activa is opgenomen bij de toelichting op de balans.

Financieringskasstroom

In 2015 is een beroep gedaan op de leenfaciliteit van Ministerie van Financiën voor een bedrag van € 30,2 miljoen. Dus van de € 36,7 miljoen nieuwe investeringen is € 30,2 miljoen gefinancierd met een nieuwe lening. Deze lening is afgesloten tegen een gemiddeld rentepercentage van 0,4 procent.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015

Het overzicht doelmatigheidsindicatoren bestaat uit een generiek deel en een specifiek deel.

Doelmatigheidsindicatoren (omzetbedragen x M€ 1)

Doelmatigheidsindicatoren

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Budget 2015

Budget 2016

Budget 2017

Budget 2018

Budget 2019

Omzet

               

Housing

1,9

2,5

1,1

1,3

1,3

1,3

1,3

1,3

Defensiepas/MFSC

5,1

7,0

6,5

6,5

6,1

6,0

6,0

6,0

Handelsgoederen

19,9

20,2

17,9

Dienstontwikkeling en klantopdrachten

6,5

12,1

12,4

2,7

2,5

2,5

2,5

2,5

Werkplekdiensten

92,0

104,5

88,0

79,8

73,1

71,8

71,8

71,8

Communicatie

20,1

21,8

14,2

14,4

13,6

13,6

13,6

13,6

Connectivity

37,7

37,2

33,5

30,7

29,0

28,5

28,5

28,5

Totale omzet product(groep) Generiek

182,8

205,3

173,6

135,4

125,6

123,7

123,7

123,7

Advies en applicatie

14,1

6,3

7,7

7,5

7,0

6,9

6,9

6,9

IV Services

86,3

103,0

68,5

85,8

78,5

77,6

77,6

77,6

IV-I (Inhuur + inkoop)

23,5

18,4

51,5

25,1

23,7

23,3

23,3

23,3

Niet standaard aanvragen

0,6

0,1

0,3

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

Totale omzet product(groep)Specifiek

124,5

127,8

128,0

119,3

110,1

108,7

108,7

108,7

Total omzet

307,3

333,1

301,6

254,7

235,7

232,4

232,4

232,4

Tarieven in €

               

Gemiddeld gewogen tarief per uur

€ 79,4

€ 76,1

€ 73,6

€ 76,5

€ 76,6

€ 76,7

€ 76,7

€ 76,7

Totaal aantal FTE per ultimo het jaar (exclusief inhuur)

1.760

1.596

1.559

1.530

1.253

1.202

1.202

1.202

Saldo baten/lasten als percentage totale baten

– 0,1%

2,6%

– 1,6%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Betrouwbaarheid informatievoorziening

99%

99%

100%

97%

97%

97%

97%

97%

                 

Omschrijving Specifiek Deel

               

Ontwikkeling tarief werkplek Defensie (2007=100%)

59%

57%

50%

62%

62%

62%

62%

62%

Gemiddeld gewogen kostprijs applicatietaken

€ 67,1

€ 63,2

€ 64,1

€ 64,1

€ 64,2

€ 64,3

€ 64,3

€ 64,3

Gemiddeld gewogen kostprijs ontwikkeltaken

€ 72,9

€ 66,9

€ 63,5

€ 70,0

€ 70,1

€ 70,2

€ 70,3

€ 70,3

Percentage niet facturabele medewerkers

12%

10%

10%

13%

13%

13%

13%

13%

Decalarabiliteit in uren per jaar

1.450

1.428

1.390

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

Aantal externe inhuur t.b.v eigen apparaat

80

172

130

125

125

125

125

125

Aantal externe inhuur t.b.v. klant (opdrachten)

138

79

108

50

50

50

50

50

Met ingang van de begroting 2014 zijn de doelmatigheidsindicatoren opgesteld in overeenstemming met model 3.33 van de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Omzet

De opbrengsten zijn € 46,9 miljoen (18,4 procent) hoger dan oorspronkelijk begroot:

  • De handelsgoederen zijn niet opgenomen in de begroting. Het gaat voornamelijk om grote materieelprojecten en door de defensieonderdelen zelf aangevraagde licenties;

  • De afwijking op de werkplekdienst wordt veroorzaakt door de koopdienst (monitoren, licenties, etc.). De reguliere exploitatie is conform begroting;

  • De afwijking bij dienstontwikkeling en klantopdrachten wordt enerzijds veroorzaakt door additionele eenmalige opdrachten en anderzijds door additionele Microsoft XP support;

  • De afwijking bij Connectivity wordt veroorzaakt door meer omzet voor huurlijnen. Deze zouden voor een groot deel worden afgebouwd, maar deze afbouw heeft niet plaatsgevonden;

  • De afwijking bij IV-I (inhuur + inkoop) wordt onder ander verklaard door het project pleisterplakken en een grotere behoefte binnen Defensie aan inhuur ondersteuning.

Totaal aantal vte per ultimo 2015

Ultimo 2015 heeft DTO een bezetting van 1.596 eigen medewerkers (1.559 vte) gesplitst in 1.534 burgers en 62 militairen. In dit aantal zitten geen herplaatsers meer.

Inhuur

Per ultimo 2015 waren 238 vte inhuur werkzaam waarvan 67 vte ten behoeve van afdeling TOO, 62 vte binnen de overige afdelingen en 108 vte werkzaam op klantopdrachten.

Prijs per werkplek

Als indicator voor de ontwikkeling van de doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek is in het jaar 2007 is gesteld op 100 procent. De daling van de kostprijs per werkplek is het gevolg van efficiencymaatregelen. Het tarief is in 2015 gebaseerd op de afgenomen accounts, printers, beeldschermen etc. De werkplek prijs is ten opzichte van 2014 met 7 procent gedaald.

11. BATEN-LASTENAGENTSCHAP DIENST VASTGOED DEFENSIE

Het agentschap Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is per 1 juli 2014 opgegaan in het Rijksvastgoedbedrijf, maar als baten-lastenagentschap blijven bestaan totdat het Rijksvastgoedbedrijf die status verkreeg. Dat is op 1 januari 2016 gebeurd. De jure zal het opheffen van het agentschap DVD in 2016 plaatsvinden.

De jaarrekening 2015 is de laatste van de DVD. De DVD is per 1 januari 2015, bij Voorjaarsnota 2015, overgegaan van het Ministerie van Defensie (X) naar de begroting van Wonen & Rijksdienst (XVIII). Een deel van de dienstverlening, waaronder de servicedienst, is achtergebleven bij Defensie. De verantwoording over 2015 is inhoudelijk in het Jaarverslag van Wonen & Rijksdienst (XVIII) opgenomen. Derhalve zijn in onderstaand overzicht alleen de begrotingsbedragen 2015 opgenomen en is de realisatie op nul gesteld.

De Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is verantwoordelijk voor het doelmatige en maatschappelijk verantwoorde beheer en inrichting van het defensievastgoed. De DVD geeft adviezen en treedt op als intermediair voor de waarborging van de ruimtelijke belangen van de klanten. De DVD staat de klanten bij in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Dienst Vastgoed Defensie (Bedragen x € 1.000)

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap Dienst Vastgoed Defensie (bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2–1

 
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Baten

       

Omzet moederdepartement

63.537

0

63.537

67.593

Programmagelden instandhouding

125.290

0

125.290

143.322

Programmagelden Expertise & Advies

1.828

 

1.828

 

Omzet huisvestingactiviteiten

9.800

0

9.800

5.393

Omzet overige departementen

 

0

 

1.806

Omzet derden

       

Mutatie onderhanden projecten

 

0

 

2.647

Rentebaten

 

0

 

156

Rentebaten huisvestingsactiviteiten

       

Vrijval voorzieningen

       

Bijzondere baten

 

0

 

1.450

Totaal baten

200.455

0

200.455

222.377

Lasten

       

Apparaatskosten

       

Personele kosten

52.100

0

52.100

57.452

– waarvan eigen personeel

50.136

0

50.136

50.780

– waarvan externe inhuur

1.964

0

1.964

4.239

– waarvan overig

     

2.433

Materiële kosten

9.143

0

9.143

8.232

– waarvan apparaat ICT

 

0

 

149

– waarvan bijdrage aan SSO's

 

0

 

4.822

– waarvan overig

     

3.261

Kosten uitbesteding

1.500

0

1.500

1.316

Programmagelden instandhouding

125.290

0

125.290

142.583

Programmagelden Expertise & Advies

1.828

 

1.828

 

Rentelasten

312

0

312

889

Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie

9.800

0

9.800

3.454

Rentelasten rekening-courant

       

Afschrijvingskosten

       

– materieel

482

0

482

472

Waarvan apparaat ICT

       

– materieel huisvestingsactiviteiten

0

0

0

1.905

– immaterieel

       

Overige kosten

       

– dotaties voorzieningen

0

 

0

0

– bijzondere lasten

 

0

 

497

Totaal lasten

200.455

0

200.455

216.800

Saldo van baten en lasten

0

0

0

5.577

12. BATEN-LASTENAGENTSCHAP PARESTO

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Paresto

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Paresto (bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2-1

4

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Baten

       

Omzet moederdepartement

70.460

70.592

132

77.629

Omzet overige departementen

Omzet derden

781

645

– 136

676

Rentebaten

65

30

– 35

91

Vrijval voorzieningen

148

148

452

Bijzondere baten

1.030

1.030

1.212

Totaal baten

71.306

72.445

1.139

80.060

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– Personele kosten

39.418

40.321

903

41.181

Waarvan eigen personeel

35.305

34.315

– 990

35.735

Waarvan externe inhuur

4.113

4.821

708

4.729

Waarvan overige personele kosten

1.185

1.185

717

– Materiële kosten

31.889

32.379

490

36.635

Waarvan apparaat ICT

1.376

409

– 967

588

Waarvan bijdrage aan SSO's

972

872

– 100

1.055

Waarvan overige materiele kosten

673

673

2.107

Rentelasten

Afschrijvingskosten

       

– Immaterieel

– Materieel

4

4

8

Overige lasten

       

– Dotaties voorzieningen

– Bijzondere lasten

143

143

209

Totaal lasten

71.306

72.847

1.541

78.033

Saldo van baten en lasten

– 402

– 402

2.027

Toelichting op de staat van baten en lasten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement bestaat uit twee delen: de omzet bedrijfsvoering (verkopen) ad € 43,6 miljoen en de omzet bijdrage defensieonderdelen ad € 27 miljoen.

Omzet bedrijfsvoering (verkopen)

Dit betreft in het boekjaar de door Paresto in rekening gebrachte opbrengst verkopen voor verrichte leveranties en diensten.

Opbrengst verkopen naar productgroep (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Omzet regulier

24.779

25.273

Omzet niet-regulier

7.384

8.900

Omzet logistiek ondersteuning

10.550

9.446

Totaal opbrengst verkopen

42.714

43.619

De omzet bedrijfsvoering is onder te verdelen in de volgende productgroepen:

  • De omzet regulier betreft de verkopen in de bedrijfsrestaurants, de kantines en toko’s op locaties;

  • De omzet niet-regulier is omzet van onder andere vergaderingen, diners en recepties die op locaties worden gehouden;

  • De omzet logistieke ondersteuning betreft onder andere de leveringen van gevechtsrantsoenen door de logistieke centra in Bathmen en Den Helder.

De reguliere omzet is hoger dan begroot als gevolg van een hogere gemiddelde besteding. De niet-reguliere omzet is hoger dan begroot vanwege de invoering van de WKR, waardoor er meer activiteiten op locatie zijn gehouden.

De omzet logistieke ondersteuning is lager dan de begroting. Dit is voornamelijk veroorzaakt doordat er minder oefeningen hebben plaatsgevonden.

Omzet bijdrage Defensieonderdelen

De omzet bijdrage defensieonderdelen betreft de vergoeding die Paresto ontvangt voor de personele en materiële inzet op de locaties. Deze is € 0,8 miljoen lager dan begroot. Dit is voornamelijk veroorzaakt doordat er in de loop van 2015 meer medewerkers de dienst hebben verlaten.

Omzet derden

De omzet derden betreft de omzet die Paresto in rekening brengt bij het CDC voor cateringkosten van het Militair Revalidatie Centrum. Het CDC berekent deze als ziektekosten door aan de ziektekostenverzekeraars. Deze is lager dan begroot vanwege een lagere werkgeversbijdrage.

Rentebaten

Dit betreft de rente die is ontvangen op deposito en de lopende rekening courant met het Ministerie van Financiën. Beide percentages zijn niet noemenswaardig en veel lager dan vooraf ingeschat.

Vrijval voorziening

Dit betreft een vrijval vanuit de voorziening sourcing vanwege afronding van het project.

Bijzondere baten

Dit betreft betalingskorting en producentenbonussen conform de contractuele afspraken.

Personele kosten

De realisatie van de gemiddelde bezetting over 2015 ten opzichte van de begroting is als volgt:

Personele kosten (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting

Realisatie

 

Vte'n

Prijs per vte

Vte'n

Prijs per vte

Militair personeel

142

50.093

123

53.944

Burger personeel

621

44.121

582

47.513

Overige categorieën:

       

Inhuur en uitzendkrachten

72

57.120

84

57.525

Herplaatsers en SBK

19

44.121

26

47.513

Totaal/Gemiddeld

853

46.210

814

49.535

In de loop van 2015 hebben meer medewerkers de dienst verlaten dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Daarentegen is de gemiddelde loonsom hoger dan begroot vanwege de CAO afspraken in 2015. Tevens heeft er meer inhuur plaatsgevonden als gevolg van vervanging van personeel dat afwezig was in verband met MBO-opleidingen.

Materiële kosten

De post materiële kosten bestaat voornamelijk uit ingrediëntkosten (€ 30,4 miljoen) en is hoger dan begroot door de hogere omzet uit verkopen.

Afschrijvingskosten

In het kader van de verwachte outsourcing heeft er geen nieuwe activering plaats gevonden. De activa is in 2015 volledig afgeschreven.

Overige lasten

De post overige lasten bestaat uitsluitend uit de bijzondere lasten.

Resultaatbestemming

Het resultaat over 2015 bedraagt -/- € 0,4 miljoen. Het resultaat wordt conform de vigerende regelgeving verrekend met het eigen vermogen. Gelet op het maximaal toegestaan eigen vermogen vindt er in 2016 geen afdracht aan het moederdepartement plaats.

Balans per 31 december 2015

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2015

Balans 2014

Activa

   

Immateriële activa

   

Materiële vaste activa

4

– grond en gebouwen

   

– installaties en inventarissen

4

– overige materiële vaste activa

   

Voorraden

5.815

3.259

– voorziening incourante voorraden

– 10

Debiteuren

1.558

1.547

Nog te ontvangen

2.200

2.710

Liquide middelen

8.660

8.990

Totaal activa:

18.233

16.500

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

4.055

4.198

– onverdeeld resultaat

– 402

2.027

Voorzieningen

3.215

3.565

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Crediteuren

8.121

1.077

Nog te betalen

3.244

5.633

Totaal passiva

18.233

16.500

Toelichting op de balans

Materiële vaste activa

In het kader van de verwachte outsourcing heeft er geen nieuwe activering plaats gevonden. De activa is in 2015 volledig afgeschreven.

Voorraden

Op de balans zijn de voorraden van de locaties van Paresto en de voorraden van de logistieke centra Bathmen en Den Helder opgenomen. De toename wordt veroorzaakt door de ontvangst van grote bulk leveringen ten behoeve van modulaire rantsoenen voor de logistieke voorraad.

Debiteuren

De debiteuren bestaan uit vorderingen op het moederdepartement (€ 1,2 miljoen), derden (€ 0,1 miljoen) en rijksonderdelen (€ 0,2 miljoen). In januari 2016 heeft de betaling van het moederdepartement plaats gevonden.

Nog te ontvangen

Deze post is nader te specificeren in nog te ontvangen van het moederdepartement (€ 1,0 miljoen) en derden (€ 1,2 miljoen)

Liquide middelen

De post liquide middelen omvat de gelden in rekening courant bij het Ministerie van Financiën (€ 8,6 miljoen).

Eigen Vermogen

In 2015 is € 2,2 miljoen aan het moederdepartement uitgekeerd. De grens voor het eigen vermogen in 2015 is € 3,8 miljoen (maximaal 5 procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar). Met een eigen vermogen van € 3,7 miljoen blijft Paresto onder deze grens. In 2016 vindt er derhalve geen afdracht plaats aan het moederdepartement.

Leningen

Alle door Paresto opgenomen gelden bij het Ministerie van Financiën (leningen) zijn volledig afgelost.

Voorzieningen

Voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Stand 31-12-2014

Dotaties 2015

Vrijval 2015

Onttrekkingen 2015

Stand 31-12-2015

Externe expertise outsourcing

350

148

202

Verlieslatende overdracht voorraad LogOst

3.215

3.215

Totaal aan voorzieningen

3.565

148

202

3.215

In 2015 heeft er geen dotatie aan de voorziening plaats gevonden. De onttrekking betreft uitgaven van ingehuurde partijen voor het project Outsourcing. September 2015 is dit project afgerond en het saldo vrijgevallen. De voorziening operationele catering II blijft staan op € 3,2 miljoen, vanwege de uitgestelde overdracht op 1 maart 2016.

Crediteuren

Het crediteurensaldo bestaat uitschulden op het moederdepartement (€ 6,9 miljoen), op derden (€ 1.3 miljoen) en rijksonderdelen (– € 0,1 miljoen). Deze stand is hoger dan 2014 omdat de factuur met betrekking tot salarissen van november en december nog betaald moeten worden aan het FABK.

Nog te betalen

Het saldo nog te betalen bestaat uit (€ 2,8 miljoen) aan derden en (€ 0,5 miljoen) aan het moederdepartement.

De vakantieverplichtingen aan het personeel bestaan uit € 1,2 miljoen te betalen aan vakantiedagen en € 1,0 miljoen te betalen aan vakantiegelden. De overige schulden hebben voornamelijk betrekking op suppletieaangiftes van de afgelopen jaren, het nog te factureren van inhuur extern personeel en een reservering ten behoeve van opleiding intern personeel.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht (bedragen x € 1.000)
   

1)

2

3=2-1

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2015+ stand depositorekeningen

17.198

8.914

– 8.284

         
 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

7.565

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

5.718

         

2.

Totaal operationele kasstroom

1.847

1.847

         
 

Totaal investeringen (-/-)

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

         

3.

Totaal investeringskasstroom

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

365-

– 2.170

– 1.805

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

         

4.

Totaal financieringskasstroom

– 365

– 2.170

– 1.805

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2015+ stand

depositorekeningen (=1+2+3+4)

16.833

8.591

– 8.242

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de indirecte methode.

Kasstroom uit operationele activiteiten

De kasstroom uit operationele activiteiten bestaat uit de kasstroom bedrijfsactiviteiten, de mutatie in het werkkapitaal en de ontvangen dan wel betaalde interest. De operationele kasstroom is hoger dan begroot met name vanwege een stijging in de crediteurenstand.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

In 2015 zijn er geen investeringen of desinvesteringen gedaan.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

In 2015 is € 2,2 miljoen aan het moederdepartement uitgekeerd.

Doelmatigheidsparagraaf

De omzet bij Paresto bestaat uit verkopen van ingekochte producten. Er is geen sprake van productie en hierdoor dus geen kostprijs per product. De gekozen indeling in een specifiek deel en een generiek deel vloeit voort uit de aard van de dienstverlening door Paresto. Gestuurd wordt op de brutomarge van de locaties. Hiermee samenhangende indicatoren zijn daarom als specifiek benoemd.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2015
 

realisatie

oorspronkelijke begroting

Omschrijving generieke deel

2012

2013

2014

2015

2015

Omzet verkopen (x € 1.000)

45.054

44.568

49.193

43.619

42.714

Vte'n totaal

1.062

918

877

814

853

– waarvan in eigen dienst

1.024

860

794

731

781

– waarvan inhuur

38

58

83

84

72

           

saldo baten/lasten als % van totale baten

– 1,5%

1,4%

2,5%

– 0,6%

0,0%

Omschrijving specifiek deel

         
 

2012

2013

2014

2015

2015

Aantal locaties

108

85

82

77

81

Productiviteit per medewerker (omzet per vte)

42.422

48.536

56.087

53.599

50.068

% Ziekteverzuim

8,3%

7,6%

7,1%

7,4%

8,0%

% Bruto marge locaties

37,4%

37,3%

39,1%

37,2%

37,8%

Het overgrote deel van de kosten van Paresto (ruim 90 procent) bestaat uit personeels- en ingrediëntkosten. De doelmatigheid komt met name tot uitdrukking in twee belangrijke graadmeters, de productiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).

Door een lagere omzet verkopen is de productiviteit per medewerker afgenomen ten opzichte van 2014. De daling van de bruto marge wordt veroorzaakt door een andere samenstelling van de omzet verkopen. Het aantal vaste medewerkers daalt en het aantal locaties neemt af. Tevens ligt het ziekteverzuim onder de begrote norm.

PUBLICATIE PERSONELE TOPINKOMENS

13: WET NORMERING TOPINKOMENS

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) bepaalt dat de bezoldiging van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moet worden in het financieel jaarverslag. Dit geldt tevens voor eventuele ontslaguitkeringen.

Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging en/of eventuele ontslaguitkeringen (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het wettelijk bezoldigingsmaximum bedraagt in 2015 € 178.000.

Bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen

Naam instelling

Naam (gewezen) top functionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband

Datum einde dienstverband

Omvang dienstverband (fte)

Op externe inhuurbasis (nee; ≤ 6 mnd; > 6 mnd)

Beloning

Onkosten vergoedingen (belast)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging in 2015

Persoonlijk WNT-maximum

Motivering (indien overschrijding)

MINDEF

BAUER

DIRECTEUR PLANNEN

 

2015-08-14

1,00

nee

           

MINDEF

BAUER

PLAATSVERVANGEND COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN

2015-08-15

 

1,00

nee

153.015,12

44,15

17.346,36

170.405,63

178.000,00

NVT

MINDEF

BORSBOOM

DIRECTEUR DMO

 

2015-12-16

1,00

nee

137.613,17

134,62

17.371,20

155.118,99

178.000,00

NVT

MINDEF

BORSBOOM

INTERNE HERPLAATSER

2015-12-17

 

1,00

nee

         

NVT

MINDEF

BRINK

PLAATSVERVANGEND COMMANDANT KMAR

 

2015-10-18

1,00

nee

         

NVT

MINDEF

BRINK

COMMANDANT KMAR

2015-10-19

 

1,00

nee

126.934,15

44,50

17.487,12

144.465,77

178.000,00

NVT

MINDEF

BROEKS

HOOFD PMV-NAVO

   

1,00

nee

137.613,17

0,00

17.371,20

154.984,37

178.000,00

NVT

MINDEF

HOITINK

INSPECTEUR GENERAAL DER STRIJDKRACHTEN

   

1,00

nee

148.927,36

90,12

17.371,20

166.388,68

178.000,00

NVT

MINDEF

KRUIF

COMMANDANT DER LANDSTRIJDKRACHTEN

   

1,00

nee

138.039,82

133,50

17.605,84

155.779,16

178.000,00

NVT

MINDEF

LEIJTENS

COMMANDANT KMAR

 

2015-10-31

1,00

nee

130.489,80

133,50

14.476,00

145.099,30

178.000,00

NVT

MINDEF

MIDDENDORP

COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN

   

1,00

nee

146.913,26

0,00

17.402,16

164.315,42

178.000,00

NVT

MINDEF

SCHNITGER

COMMANDANT DER LUCHTSTRIJDKRACHTEN

   

1,00

nee

155.314,69

489,01

17.418,12

173.221,82

178.000,00

NVT

MINDEF

VERKERK

COMMANDANT DER ZEESTRIJDKRACHTEN

   

1,00

nee

137.017,65

224,18

17.371,20

154.613,03

178.000,00

NVT

MINDEF

WAARD

HOOFDDIRECTEUR BEDRIJFSVOERING

 

2015-11-30

1,00

nee

         

NVT

MINDEF

WAARD

DIRECTEUR DMO

2015-12-01

 

1,00

nee

124.694,51

90,12

17.346,36

142.130,99

178.000,00

NVT

MINDEF

WEHREN

PLAATSVERVANGEND COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN

 

2015-08-31

1,00

nee

106.674,55

310,10

11.580,80

118.565,45

153.438,85

NVT

MINDEF

WEHREN

COORDINEREND SPECIAAL ADVISEUR

2015-11-01

 

0,50

nee

5.490,40

0,00

0,00

5.490,40

 

NVT

Bezoldiging van niet-topfunctionarissen boven de WNT-norm

Naam instelling

Functie

Datum aanvang dienstverband

Datum einde dienst- verband

Omvang dienstverband in fte

(+ tussen haakjes omvang in 2014)

Beloning

(+ tussen haakjes omvang in 2014)

Onkosten-vergoedingen (belast)

(+ tussen haakjes omvang in 2014)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn

(+ tussen haakjes omvang in 2014)

Totale bezoldiging

in 2015

(+ tussen haakjes omvang in 2014)

Persoonlijk WNT-maximum

Motivering

MINDEF

DLBE/ST/ COGP

2013-10-04

2015-06-30

1,00 (1,00)

205.571,04 (37.498,12)

0,00 (0,00)

2.075,10 (5.146,56)

207.646,14 (42.644,68)

178.000,00

Betrokkene heeft ernstige gezondheidsproblemen opgelopen bij de uitvoering van haar werkzaamheden onder bijzondere omstandigheden. Vanuit de bijzondere zorgplicht van Defensie is een vergoeding uitbetaald voor de ontstane en toekomstige schade.

MINDEF

MDW DVD

2006-05-01

2015-02-18

1,00 (1,00)

159.154,35 (0,00)

0,00 (0,00)

25.952,88 (0,00)

185.107,23 (0,00)

178.000,00

Met terugwerkende kracht aangesteld o.g.v. een gerechtelijke uitspraak

MINDEF

TANDARTS

2009-06-01

2028-05-31

1,00 (1,00)

305.045,16 (0,00)

0,00 (0,00)

56.185,64 (0,00)

361.230,80 (0,00)

178.000,00

Met terugwerkende kracht aangesteld o.g.v. een gerechtelijke uitspraak

Uitkeringen aan (gewezen) topfunctionarissen wegens beëindiging dienstverband

In 2015 heeft het Ministerie van Defensie geen uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband verstrekt.

Uitkeringen boven de WNT-norm aan niet-topfunctionarissen wegens beëindiging dienstverband

In 2015 heeft het Ministerie van Defensie geen uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband verstrekt.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S EN RWT’S

Het Ministerie van Defensie kent drie rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT), namelijk de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK), de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON) en de Koninklijke Stichting Defensiemusea (KSD).

De Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht heeft als taak te zorgen voor het beheer en het uitvoeren van de ziektekostenverzekering voor militairen in actieve dienst. Deze militairen zijn niet verzekerd op grond van de Zorgverzekeringswet (ZVW), maar zijn wettelijk verplicht gebruik te maken van de zorgverlening door of vanwege de militair geneeskundige diensten van de Krijgsmacht, zoals vastgelegd in hoofdstuk 9 Algemeen Militair Ambtenaren Reglement (AMAR) en de Regeling ziektekostenverzekering militairen. Het totale bedrag van € 89.918.810,70 bestaat voor € 87.641.647,70 uit programma en voor € 2.277.163 uit apparaat.

Eind 2011 is de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON) opgericht. Deze stichting ziet in het kader van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek toe op het wetenschappelijke niveau van het onderwijs en onderzoek op de Nederlandse Defensie Academie. De stichting verzorgt de wetenschappelijke bachelor en master programma’s als onderdeel van de officiersopleiding, in overeenstemming met de eisen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Verder verleent de stichting graden die behoren bij wetenschappelijk onderwijs, laat zij opleidingen accrediteren en geaccrediteerd houden en verzorgt ze wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de wetenschappelijke opleidingen. Vanaf 2013 wordt de bijdrage aan de stichting (de jaarlijkse subsidie en de beschikbaar gestelde «om niet» middelen) expliciet opgenomen in de begroting en het jaarverslag. In 2015 heeft de stichting haar werkzaamheden naar tevredenheid uitgevoerd. Defensie heeft de stichting daarbij ondersteund door 102 formatieplaatsen ter beschikking te stellen met een gemiddelde bezetting van 92. Op basis van extracomptabele berekening wordt dit in totaal gewaardeerd op € 13,0 miljoen. Het totale bedrag van € 13.326.793,96 bestaat voor € 793.315,37 uit programma en voor € 12.533.478,59 uit apparaat.

Juni 2014 is de Stichting Defensiemusea (SDM) opgericht. De stichting beoogt een eenduidige aansturing van de vier defensiemusea, Nationaal Militair Museum (NMM), Mariniersmuseum, Marinemuseum en Museum der Marechaussee. Eind 2014 is het complex NMM te Soesterberg geopend en werden de subsidies ondergebracht in één subsidie ten gunste van de Stichting (de jaarlijkse subsidie). In 2015 is de naam gewijzigd in Koninklijke Stichting Defensiemusea (KSD). Met terugwerkende kracht zijn beheerovereenkomsten afgesloten over de defensiecollectie en is tevens (vanaf december 2014) een huurcontract opgesteld voor de Stichting ten behoeve van het complex te Soesterberg. Het contractbeheer voor alle defensiepanden van de Stichting is overgegaan naar de RVB. Tegelijk is het budget beschikbaarheidsvergoeding voor DBFMO partner NMM Company Heymans voor het complex te Soesterberg binnen artikel 9 van departementsbrede uitgaven naar subsidies & bijdragen overgeheveld en aan de KSD in de vorm van voorschotten verleend. Het beheer van de Publieke Private Samenwerking (PPS) constructie van Defensie met NMM Company Heymans (voor het Nationaal Militair Museum te Soesterberg) is overgenomen door het RVB.

Toezichtsrelaties en ZBO’s en RWT’s

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Financiering(realisatiecijfers)

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

         

Begroting

Premies (€)

Tarieven

     

SZVK

X

 

Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

Wordt per defensieonderdeel betaald uit de post salarissen en sociale lasten

92.244.000

89.918.810,70

 

www.szvk.nl

 

1

SWOON

X

 

Toezicht wetenschappelijk niveau onderwijs en onderzoek

Beleidsartikel 8 voor wat betreft de personele en materiële uitgaven. Beleidsartikel 9 voor wat betreft de subsidie.

13.326.793,96

20.000,–2

     

KSD

X

 

Beheer van de museum collectie van Defensie

Beleidsartikel 9 subsidies en bijdragen

16.420.000

x

 

www.nmm.nl

 

1

X Noot
1

De rechtmatigheidsverklaring van de externe accountant in het jaarverslag over 2014 is ontvangen. De accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is. De verklaring over 2015 wordt medio juni 2016 afgegeven.

X Noot
2

Het Ministerie van Defensie heeft voor € 13.961 miljoen middelen «om niet» ter beschikking gesteld ten behoeve van personele en materiële uitgaven van de stichting. Deze middelen zijn geborgd binnen Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra. De rechtmatigheidsverklaring van de accountant volgt medio 2016. Tevens heeft het Ministerie van Defensie de stichting in 2015 ondersteund met een subsidie van € 20.000 uit Niet-beleidsartikel 9 Algemeen.

BIJLAGE 2: OVERZICHT BUDGET INTERNATIONALE VEILIGHEID

Het Budget Internationale Veiligheid (BIV) is vanaf 2015 structureel overgeheveld naar de begroting van Defensie. Het totale budget wordt in eerste instantie bij de begroting aangehouden op beleidsartikel 1 Inzet.

Onderstaand overzicht geeft een overzicht van de inzet van deze middelen in 2015. Jaarlijks wordt interdepartementaal besloten over de inzet van de middelen. Hiermee is het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten uit het BIV geborgd. Na de jaarlijkse interdepartementale besluitvorming worden de middelen gefaseerd toegekend aan andere begrotingsartikelen binnen de HGIS.

Het kabinet heeft afgesproken dat jaarlijks een bedrag van € 60 miljoen beschikbaar blijft voor activiteiten van BZ en BH&OS ten behoeve van (onder andere) de hervorming van de veiligheidssector, beveiliging van diplomaten en ambassades in gebieden waar dat noodzakelijk is, rechtstaatontwikkeling en capaciteitsopbouw. Voor Defensie blijft € 59,5 miljoen beschikbaar voor (onder andere) ondersteunende capaciteiten en trainingsactiviteiten. Het restant van het BIV is beschikbaar voor uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties.

Na besluitvorming worden de middelen beschikbaar voor BZ en BH&OS jaarlijks bij de 1e suppletoire begroting overgeheveld naar de betreffende begrotingen.

Overzicht BIV 2015 (bedragen x € 1.000)

(bedragen x € 1.000)

Raming

Realisatie

BIV (OB2015)

393.350

393.350

Toevoeging eindejaarsmarge t.b.v. CBO (artikel 1)

0

31.601

Kaderverhoging ontvangsten VPD's (artikel 1)

0

2.000

Vrijgave vrije ruimte BIV (artikel 1)

0

– 26.500

     

Crisisbeheersingsoperaties (CBO) (zie tabel artikel 1 op pagina 28)

– 273.850

– 267.491

     

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie (zie artikel 4.3, Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)

– 30.000

– 30.000

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband (zie artikel 2.4, Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken)

– 10.000

– 14.743

Beveiliging van diplomaten en ambassades waar dat noodzakelijk is (artikel 5)

– 20.000

– 15.257

     

Inzet VPD’s (artikel 1) (vanaf eerste suppletoire begroting verantwoord onder artikelonderdeel 1.1 crisisbeheersingsoperaties)

– 8.000

Training en capaciteitsopbouw (artikel 2 & 3)

– 8.900

– 8.900

Civiel-militaire capaciteiten (artikel 3)

– 6.000

– 6.000

Luchttransport (artikel 4)

– 22.000

– 22.000

KMar pool (artikel 5)

– 4.600

– 4.600

Nazorg (artikel 8)

– 10.000

– 10.000

Projectattachés missies (artikel 8)

0

– 2.546

Compensatie CLAS i.v.m. inzet MINUSMA (artikel 3)

0

– 1.500

Eindrealisatie

0

17.414

BIJLAGE 3: EXTERNE INHUUR

Ministerie van Defensie Verslagjaar 2015 (bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

   

1. Interim-management

0

 

2. Organisatie- en formatieadvies

178

 

3. Beleidsadvies

101

 

4. Communicatieadvisering

145

 

Beleidsgevoelig

 

424

5. Juridisch advies

175

 

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

47.167

 

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

0

 

(Beleids)ondersteunend

 

47.342

8. Uitzendkrachten (formatie en piek)

58.925

 

Ondersteuning bedrijfsvoering

 

58.925

Totaal uitgaven inhuur externen

 

106.691

In 2015 gaf het Ministerie van Defensie € 106.691 miljoen uit aan externe inhuur. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen € 3,1 miljard. Het totaalbedrag komt uit op € 3,1 miljard. Het inhuurpercentage van Defensie, conform de Rijksbrede normering, komt uit op 3,3 procent.

Inhuur externen buiten mantelcontracten 2015

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting

 

BIJLAGE 4: AFGEROND EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

In deze bijlage bij het jaarverslag wordt een overzicht opgenomen van de onderzoeken die in het begrotingsjaar (t) zijn gestart dan wel zijn voltooid. Het overzicht maakt onderscheid tussen onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en ander onderzoek. Binnen het onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid worden beleidsdoorlichtingen apart vermeld. Ook ex-ante en ex-post evaluatieonderzoek naar de doeltreffendheid en/of doelmatigheid wordt opgenomen.

Bijlage Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Artikel

Titel/Onderwerp

jaar van afronding

vindplaats

1. Inzet

     

a. Beleidsdoorlichtingen

Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië

2014

31 516, nr. 6

 

Eindevaluatie Nederlandse bijdrage aan ISAF 2006–2010

2011

27 925, nr. 436

b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie inzet Nederlandse militairen in 2014

2015

29 521, nr. 291

 

Tussentijdse evaluatie Nederlandse bijdrage MINUSMA

2015

29 521, nr. 292

 

Interdepartementale evaluatie van het convenant Financiering Nationalle Inzet Krijgsmacht (FNIK)

2014

34 000 X, nr. 101

 

Evaluatie Nederlandse inzet in de antipiraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield 2013

2014

29 521, nr. 264

 

Tussentijdse evaluatie van Nederlandse militaire bijdragen aan lopende operaties 2013

2014

29 521, nr. 244

 

Eindevaluatie geïntegreerde politietrainingsmissie

2014

27 925, nr. 489

 

Tussentijdse evaluatie van overige operaties 2012

2013

27 925, nr. 208

 

Tussentijdse evaluatie missies en Security Sector Reform en Development activiteiten 2011

2012

29 521, nr. 185

 

Brede evaluatie inzet Vessel Protection Detachments

2012

32 706, nr. 35

 

Eindevaluatie inzet antipiraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield van juli 2010 tot juni 2011

2012

32 706, nr. 26

 

Tussentijdse evaluatie kleine missies en SSR-/SSD-activiteiten 2010

2011

29 521, nr. 167

 

Eindevaluatie inzet Vessel Protection Detachments 2011–1 en 2011–2

2011

32 706, nr. 10

3. Taakuitvoering CLAS

     

b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando en voortzettingsvermogen Patriot-eenheden

2014

32 733, nr. 149

4. Taakuitvoering CLSK

     

a. Beleidsdoorlichtingen

Strategische luchttransportcapaciteit

2013

31 516, nr. 2

5. Taakuitvoering KMar

     

a. Beleidsdoorlichtingen

Inzet KMar mensenhandel en mensensmokkel

2013

31 516, nr. 3

6. Investeringen Krijgsmacht

     

b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie Defensie Materieel Proces1

2015

27 830, nr. 166

       

8. Ondersteuning Krijgsmacht door CDC

     

a. Beleidsdoorlichtingen

Actieplan werving en behoud

2013

31 516, nr. 4

 

Flexibel Personeelssysteem

2015

31 516, nr. 10

10. Centraal apparaat

     

b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie veteranenbeleid

2011

30 139, nr. 93

X Noot
1

Zoals gemeld in de begroting 2016 is de beleidsdoorlichting Defensie Materieel Proces gewijzigd in een evaluatie. Deze evaluatie is op 15 december 2015 aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 27 830, nr. 166).

BIJLAGE 5: INTEGRITEITSMELDINGEN

Sinds 2012 heeft Defensie de rapportagesystematiek inzake integriteit in overeenstemming gebracht met de sector Rijk. In 2015 zijn 417 meldingen in de registratiesystemen over een vermoedelijke integriteitschending gedaan.

De drie meest voorkomende geregistreerde typen van (vermoedelijke) integriteitschendingen zijn misdragingen in de privé-sfeer, ongewenste omgangsvormen en financiële schendingen.

De meldingen over misdragingen in de privésfeer zijn vaak meldingen die betrekking hebben op gedragingen in de vrije tijd van de medewerkers en daarbij is er geen directe relatie met de uitoefening van de functie. De meldingen over ongewenst omgangsvormen gaan voornamelijk over agressie en geweld, intimidatie en pesten. De meldingen aangaande financiële schendingen gaan voornamelijk over kleine diefstallen en vermissingen.

Type integriteitmeldingen

Defensie 2015

Defensie 2014

Financiële schendingen

93

83

Misbruik positie en belangenverstrengeling

6

10

Lekken en misbruik van informatie

14

12

Misbruik van bevoegdheden

3

6

Misbruik van geweldsbevoegdheid

1

4

Ongewenste omgangsvormen

103

56

Misdragingen in de privé-sfeer

115

130

Oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen/overschrijding interne regels

81

109

Misstand volgens de klokkenluidersregeling

1

0

Totaal

417

410

Bron: registratiesysteem «Melding Voorvallen» en «Politie Bedrijfs Processen Systeem»

Naar aanleiding van deze vermoedens zijn in totaal 376 integriteitonderzoeken uitgevoerd. Naar aanleiding van deze onderzoeken zijn er in totaal 284 integriteitschendingen daadwerkelijk geconstateerd.

De volgende maatregelen zijn in 2015 naar aanleiding van een integriteitschending genomen:

  • 114 ambtenaren zijn ontslagen;

  • In 101 keer is een ambtsbericht opgemaakt of is de ambtenaar berispt;

  • 9 ambtenaren zijn verplaatst;

  • In 90 keren is een andere maatregel genomen;

  • In 153 zaken is geen maatregel genomen.

Een aantal uitgevoerde integriteitonderzoeken leidden tot meerdere maatregelen. In de overige gevallen is over de afdoening van het incident nog niet besloten of de afdoening is nog niet geregistreerd. In een aantal gevallen is ook aangifte gedaan bij de Koninklijke Marechaussee.

BIJLAGE 6: RAPPORTAGE BURGERBRIEVEN 2015

Aanvragen

Aantal verslagjaar1

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebreke-stellingen

Aantal betaalde dwangsommen

3.287

3.282

99%

2

(€ 1.520)

X Noot
1

Aanvragen veiligheidsonderzoeken met betrekking tot sollicitanten en toegangsverleningen zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze onderzoeken grotendeels betrekking hebben op de relatie werkgever-werknemer en bovendien door onderdelen van Defensie worden aangevraagd. De aanvragen van KMar Schiphol zijn eveneens buiten beschouwing gelaten.

Bezwaarschriften1

Aantal verslagjaar2

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebrekestellingen

Aantal betaalde dwangsommen

1.641

787

48

211

(€ 56.680)

X Noot
1

Dit is inclusief de reguliere bezwaarschriften van JDV met betrekking tot rechtspositie.

X Noot
2

De bezwaarschriften met betrekking tot veiligheidsonderzoeken zijn buiten beschouwing gelaten (zie voetnoot 1)

Klaagschriften

Aantal verslagjaar

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

   

905

852

94%

   
KOG

Aantal verslagjaar

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

   

6

5

83%

   

Andere brieven. Hierover kan niet in aantallen worden gerapporteerd.1

Wob-verzoeken

Aantal verslagjaar1

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebrekestellingen

Aantal betaalde dwangsommen

207

198

95

9

(€ 6.270)

X Noot
1

Het gaat hier om – Wob-verzoeken inzake verkeersovertredingen en – overige Wob-verzoeken.

Postbus 51 – e-mailberichten en telefonie

Aantal ontvangen in Postbus 51 in verslagjaar

Aantal doorgestuurd naar Defensie

Percentage doorgestuurd naar Defensie

   

14.499

1.560

2,8% per telefoon

8,0% per email

   

Toelichting:

Het aantal aanvragen (en ook bezwaarschriften) is aanzienlijk gestegen ten opzichte van 2014. Dit is te verklaren door de herhaalde aanvragen en verzoeken van beveiligingsbedrijven op Schiphol en verzoeken om politietoestemming in het kader van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

In tegenstelling tot voorgaande jaren zijn dit jaar de reguliere bezwaren van het Dienstencentrum Juridische Dienstverlening in de rapportage opgenomen. Door dit grote aantal (1.632) komt het totaal aantal bezwaren aanmerkelijk hoger uit dan voorgaande jaren.

Van de 905 klachten zijn er 866 afkomstig van de Koninklijke Marechaussee. Deze klachten zijn vrijwel allemaal binnen de termijnen afgehandeld. Vanuit de rest van de defensieorganisatie worden slechts 39 klachten gemeld.

Het aantal Wob-verzoeken is nagenoeg gelijk gebleven als voorafgaande jaren.

Belangrijk is verder om op te merken dat met ingang van 2016 de registratie van klachten in de managementrapportage is opgenomen. Naar verwachting zal hierdoor de registratie en rapportage van klachten in de toekomst vergemakkelijkt worden. Daarnaast zal in de eerste helft van 2016 de nieuwe Klachtenregeling Defensie in werking treden waardoor de afhandeling van klachten meer binnen de termijnen en conform regelgeving zal gaan gebeuren.

BIJLAGE 7: RAPPORTAGE VOORTGANG MAATREGELEN BELEIDSBRIEF 2011

Bij de begroting en in het jaarverslag wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen uit de Beleidsbrief 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1), uit de nota In het belang van Nederland (2013) (Kamerstuk 33 763, nr. 1) en de uitvoering van de taakstelling van € 48 miljoen op de Rijksdienst. De brief van 15 oktober jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 86) betreft de rapportage over de eerste helft van 2015. Deze bijlage in het jaarverslag is de tweede rapportage over het jaar 2015.

I. Maatregelen Beleidsbrief 2011

In de rapportage van 15 oktober jl. heb ik u geïnformeerd dat de maatregelen van 2011 grotendeels zijn voltooid of specifiek aan de orde komen in andere rapportages. In deze voortgangsrapportage rapporteer ik daarom niet meer over deze maatregelen, met uitzondering van de maatregelen op het gebied van de personeelslogistiek en de gezondheidszorg, die nog niet zijn voltooid.

Personeelslogistiek

De verdere concentratie van uitvoerende P&O-taken in de Divisie Personeel & Organisatie Defensie (DPOD) bij het CDC wordt in twee fasen doorgevoerd. In de eerste fase, die in 2013 is voltooid, zijn de P&O-capaciteiten gebundeld in de DPOD. De tweede fase betreft de doorontwikkeling van de DPOD om de opgelegde reducties te behalen. In overleg met de bonden is besloten om eerst het rapport De Veer (Kamerstuk 33 400 X, nr. 74) te evalueren en de uitkomsten hiervan te betrekken bij de vormgeving van deze fase. De evaluatie van het rapport de Veer wordt begin 2016 behandeld in de Tweede Kamer. Mogelijke effecten van het rapport zullen naar verwachting geen verregaande gevolgen hebben voor de inrichting en het huidige reorganisatieplan van de nieuwe organisatie van DPOD. Naar verwachting zal de reorganisatie per 1 januari 2017 zijn voltooid. De taakstelling wordt tot voltooiing van de reorganisatie gerealiseerd met een lagere vullingsgraad van het CDC.

Gezondheidszorg

Deze maatregel behelst de concentratie van reguliere zorgcapaciteiten bij de Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO) van het CDC en de verankering van operationele elementen bij de operationele commando’s. Nadat in mei 2014 overeenstemming is bereikt tussen Defensie en de centrales voor overheidspersoneel over het voorzieningenniveau van de gezondheidszorg, is het vertraagde reorganisatietraject DGO hervat. Het Defensie Gezondheidszorg Opleidings- en Trainingscentrum (DGOT) – voorheen Instituut Defensie Geneeskundige Opleidingen (IDGO) – en het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) zijn inmiddels gereorganiseerd.

Na overleg met de centrales van overheidspersoneel en de respectievelijke medezeggenschapscommissies zijn de reorganisatieplannen van het Eerstelijns Gezondheidzorg Bedrijf (EGB) en het CEAG, afdeling bedrijfsgeneeskundige zorg, goedgekeurd. Deze bedrijven worden in de eerste helft van 2016 opgericht. De Defensie Tandheelkundige Dienst (DTG) zal naar verwachting medio 2016 zijn opgericht. Totdat deze maatregel is voltooid, houden het CZSK, het CLAS en het CLSK de huidige medische organisaties langer in stand.

De reorganisatie van de tweedelijns gezondheidszorg is in juni 2015 formeel gestart. De reorganisatie is gericht op het ook in de toekomst zeker stellen van optimale en doelmatige reguliere tweedelijns gezondheidszorg. Het Centraal Militair Hospitaal (CMH), het Militair Revalidatie Centrum (MRC) en de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) blijven zelfstandige zorgaanbieders, als onderdeel van DGO. Naar verwachting zal de reorganisatie eind 2016 worden voltooid.

II. Maatregelen nota In het belang van Nederland (2013)

De opbouw van dit deel volgt het overzicht dat is opgenomen in de bijlage van de brief met de gevolgen van de begrotingsafspraken voor de nota In het belang van Nederland van 25 oktober 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 7). In de rapportage van 15 oktober jl. heb ik u geïnformeerd dat een aantal maatregelen specifiek aan de orde komen in andere rapportages. In deze voortgangsrapportage rapporteer ik daarom niet meer over deze maatregelen. Zoals bekend is de maatregel Afstoten kazerne Rotterdam komen te vervallen en is de maatregel Afstoten Gulfstream uitgesteld.

Voltooide maatregelen

  • Reductie vlieguren F-16

  • Maatregelen investeringen

Flexibel bemannen (CZSK)

De maatregel flexibel bemannen van eenheden heeft in 2015 geleid tot een reductie van 20 vte’n. In de jaren 2016 tot 2018 wordt de maatregel verder doorgevoerd en voltooid.

Reductie bemanning Joint Support Ship (CZSK)

In verband met de beproevingsfase, waarin alle functionaliteiten van het schip moeten worden beproefd, is de oorspronkelijke bemanning gehandhaafd tot eind 2015. Het reorganisatietraject voor de gereduceerde basisbemanning wordt in april 2016 voltooid, waarna stapsgewijs op de nieuwe bemanning zal worden overgegaan.

Omvormen 13 Gemechaniseerde Brigade (CLAS)

Na de evaluatie van de omvorming van de eerste compagnie van het 17 Pantserinfanteriebataljon zijn begin 2015 de overige twee compagnieën van dit bataljon omgevormd. Het 42 Pantserinfanteriebataljon heeft de resterende CV-90’s afgestoten ten behoeve van de logistieke reserve en opleidingen. Gedurende 2016 en 2017 komen aanvullende voertuigen (Bushmaster en Boxer) beschikbaar ten behoeve van het gemotoriseerde optreden. De maatregel is voltooid.

Politieoptreden KMar en militaire politietaken (KMar)

Sinds 1 januari 2015 is de commandant van het Landelijk Tactisch Commando (LTC) verantwoordelijk voor de aansturing van de districtscommandanten van de Koninklijke Marechaussee. De territoriale indeling van capaciteiten is hiermee niet meer dominant en is er sprake van een (mobiele) landelijke en flexibele benadering die berust op Informatie Gestuurd Optreden (IGO) met een centrale sturing van operaties. De definitieve inrichting van het LTC, wordt in het komende jaar uitgewerkt en in nauw overleg met het uitvoerend personeel gestalte gegeven. De infrastructuur en de IT-voorzieningen worden aangepast aan de nieuwe structuur (zie Kamerstuk 33 763, nr. 70 van 17 maart 2015).

Bij de reorganisatie wordt gebruik gemaakt van een stapsgewijze aanpak, zodat de uitkomsten van proefnemingen kunnen worden meegenomen in de reorganisatie. Het traject verloopt volgens planning. Vanaf begin 2016 wordt overleg gevoerd met de medezeggenschap en de centrales van overheidspersoneel over een conceptreorganisatieplan dat momenteel wordt opgesteld. De voltooiing van het reorganisatietraject zal naar verwachting tot eind 2016 in beslag nemen, waarna de nieuwe organisatie van het LTC op 1 januari 2017 kan starten.

III. Taakstelling Rijksdienst

In de rapportage van 15 oktober jl. en in de beantwoording van Kamervragen over de voortgang van prioritaire sourcingprojecten (Kamerstuk 31 125, nr. 53) heb ik u geïnformeerd dat de taakstelling Rijksdienst van € 48 miljoen op de apparaatsuitgaven vanaf 2016 in de begroting en de formatieve kaders is verwerkt. Hiermee is de financiële opbrengst zeker gesteld.

Maatregelen intern Defensie

Defensie treft onder meer maatregelen op het gebied van het beter benutten van voorraadlocaties, waardoor overtollige gebouwen of locaties kunnen worden afgestoten. De hiermee samenhangende reorganisaties hebben een beperkte vertraging opgelopen en worden nu voorzien in het tweede kwartaal van 2016. Ook voert Defensie maatregelen uit voor een geïntegreerde dienstverlening en minder stafcapaciteit. Voorts kan een aantal sourcingtrajecten bijdragen aan de beoogde besparingen, waaronder het Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem (DBBS). Hierover wordt gerapporteerd in de voortgangsrapportage sourcing. Over de uitbesteding van de cateringdiensten heb ik u op 23 september jl. geïnformeerd (Kamerstuk 34 300 X, nr. 5). De beoogde besparing zal naar verwachting tijdig worden bereikt via meer samenwerking met de markt en doelmatigheidsmaatregelen in de bedrijfsvoering van Paresto.

Rijksbrede samenwerking

Het Rijksvastgoedbedrijf is per 1 juli 2014 opgericht. Voorts is Defensie betrokken bij rijksbreed categoriemanagement. Zo richt de categoriemanager bedrijfskleding Rijk (geleverd door Defensie) een gecontroleerde retourstroom van kleding en textiel in, waardoor de kans kleiner wordt dat herkenbare rijkskleding ongecontroleerd op de markt komt en bruikbare kleding kan worden hergebruikt. Deze en andere maatregelen op het gebied van categoriemanagement verlopen volgens planning. Alleen de samenwerking met de Nationale Politie (NP) op het gebied van kleding en uitrusting is op verzoek van de NP vooralsnog bevroren.

Rijksbrede trajecten

In het kader van digitaal werken, een verbeterde interne samenwerking en meer doelmatigheid is onder meer een korting doorgevoerd op dienstreizen. Dit deel van de maatregelen is daarmee voltooid. De maatregel om op het gebied van inkoop efficiënter te werken, waardoor minder inhuur mogelijk wordt, verloopt volgens schema.

BIJLAGE 8: RAPPORTAGE INZETBAARHEIDSDOELSTELLINGEN IN 2015

Bij de begroting en in het jaarverslag wordt de Kamer geïnformeerd over de mate waarin Defensie in staat is de inzetbaarheidsdoelstellingen te halen (Kamerstuk 32 733, nr. 116). De brief van 15 september 2015 (Kamerstuk 33 763, nr. 84) betreft de rapportage over de eerste helft van 2015, uitgaande van de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals in de nota In het belang van Nederland is geformuleerd. Deze bijlage in het jaarverslag is de tweede rapportage over het jaar 2015. De belangrijkste wijziging ten opzichte van de rapportage van september betreft de conclusie dat inzetbaarheidsdoelstelling één niet volledig haalbaar is. Een groot aantal eenheden is geoefend om de geplande missies uit te voeren, maar niet om alle mogelijke missies in het gehele geweldspectrum uit te voeren. In combinatie met de hogere gereedstellingsverwachtingen van de Navo, heeft dit mij in de tweede helft van 2015 doen concluderen dat Defensie niet volledig voldoet aan deze inzetbaarheidsdoelstelling.

Het beroep op Defensie in 2015 was groot. De krijgsmacht is onder meer ingezet in Afghanistan, Mali, de Hoorn van Afrika, het Midden Oosten, de Balkan en bij diverse kleine missies. Ook de nationale inzet ging onverminderd door waarbij voor de tweede helft van 2015 de geïntensiveerde inzet van de KMar voor bewakingstaken in het oog sprong. Er was in 2015 een grote vraag naar ondersteuning door Defensie binnen Nederland. De veelheid van missies en inzet in combinatie met de beperkingen en aandachtspunten beperkt het voortzettingsvermogen van diverse eenheden.

Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen

De rapportage over de inzetbaarheidsdoelstellingen heeft betrekking op geheel 2015. Er hebben zich deze periode geen grote wijzigingen voorgedaan ten opzichte van 2014. De internationale inzet van de krijgsmacht bleef onveranderd hoog, evenals de inzet voor nationale taken. Uit de rapportage blijkt dat Defensie in de eerste helft van 2015 grotendeels kon voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen, maar in de tweede helft van 2015 is vastgesteld dat Defensie niet meer geheel kan voldoen aan inzetbaarheidsdoelstelling één. Het aanhoudende beroep op de krijgsmacht legt een aantal beperkingen bloot die vooral het vermogen aantasten om operaties langdurig uit te voeren en om verschillende operaties gelijktijdig uit te voeren:

  • Bij gelijktijdige inzet op land, ter zee en in de lucht, kan de krijgsmacht niet of niet volledig voorzien in de eigen (gevechts)ondersteuning (combat support en combat service support), tenzij het gaat om dezelfde missie in hetzelfde operatiegebied. Vooral vuursteun, medische ondersteuning, transport- en CIS-capaciteiten zijn krap bemeten. Dit is al onderkend in de nota «In het belang van Nederland» van september 2013. Voor een tweede operatie zal Defensie in voorkomend geval een beroep moeten doen op bondgenoten;

  • Door de uitvoering van eenzijdige missies op een laag geweldsniveau staat de geoefendheid voor andere typen operaties, op hogere geweldsniveaus, onder druk. Indien inzet wordt verwacht binnen een hoger dreigingsscenario is een langere voorbereidingstijd vereist;

  • Ook materiële beperkingen en een gebrek aan gespecialiseerd personeel beïnvloeden de operationele gereedheid van de krijgsmacht negatief.

Op de volgende gebieden is sprake van specifieke aandachtspunten:

  • Geoefendheid: De geoefendheid voor de lopende en geplande missies is gegarandeerd en ook de geoefendheid van toegezegde eenheden aan de Navo en EU is grotendeels gegarandeerd, maar de geoefendheid voor de resterende gereedstelling binnen de gehele defensieorganisatie staat onder druk. Oorzaken hiervoor zijn eenzijdige missies, beperkte beschikbaarheid van materieel, beperkte beschikbaarheid van gevechtsondersteunende- en logistieke eenheden (combat support en combat service support), de gevolgen van het oplossen van de financiële persex problematiek en schaarste van munitie. Het CLAS en het CLSK hebben een geoefendheid onder de norm. Bij het CLSK is de beschikbaarheid van simulatorcapaciteit helikopters van groot belang om de geoefendheid na de inzet op peil te krijgen. Met de extra toegekende uren voor F-16, Apache en Chinook in 2016 kan de huidige geoefendheid worden vastgehouden. Indien een voorbereiding op inzet in hoge dreigingsscenario’s moet worden gestart, moet rekening worden gehouden met een langere missie voorbereidingstijd;

  • Beschikbaarheid helikopters: De beschikbaarheid van de Apache en Chinook is nog steeds beperkt vanwege de inzet voor MINUSMA. Dit zal niet verbeteren zolang Nederland deelneemt aan MINUSMA. De problematiek met betrekking tot de NH-90 is bekend. In het vierde kwartaal waren voldoende NH-90 crews geoefend voor de lopende missies. De materiële beschikbaarheid wordt beperkt door de ITAR problematiek die zorgt voor vertraging in de fase-inspecties, modificaties en retrofit-programma’s. Maatregelen zijn genomen om gereedheid ten behoeve van geplande inzet te garanderen. Voor de ondersteuning van het stationsschip in het Caribisch gebied is een Cougar op Curacao gestationeerd of wordt een toestel van de US Coast Guard als boordhelikopter ingezet. De verwachte verbetering van de materiële gereedheid van de Apache is nog niet opgetreden door vacatures en onvoldoende voorraden;

  • Personeel: De personele situatie bij de OPCO’s vertoont nog steeds problemen ondanks dat de kwantitatieve vulling stabiel positief is. In 2015 is een analyse uitgevoerd naar de betaalbaarheid van de formatie. Hierbij is naar voren gekomen dat onder meer de uitblijvende verjonging drukt op de formatiebudgetten;

  • Combat Support en Combat Service Support eenheden (CS/CSS): CS en CSS capaciteit blijft een knelpunt binnen de gehele organisatie. Het niet of beperkt beschikbaar hebben van CS en CSS eenheden, onder andere vanwege daadwerkelijke inzet, heeft gevolgen voor alle OPCO’s. De grootste tekortkomingen betreffen bevoorradings- & transportbataljons (de twee bevoorradings- & transport (B&T) bataljons van het CLAS zijn in 2015 samengevoegd in het B&T-commando), CIS, medische ondersteuning, ISR-capaciteiten en voorzieningen om te opereren vanaf vliegvelden met beperkte faciliteiten. Bij de verdeling van de van der Staaij-gelden is nog geen ruimte gevonden om hierin structurele verbetering aan te brengen;

  • Materieel: Alle OPCO’s geven aan dat de materiële gereedheid een uitdaging blijft. De problematiek is breed. De belangrijkste oorzaken zijn onvoldoende beschikbaarheid van reservedelen, obsolescence problemen, gebrek aan personele capaciteit voor onderhoud en inspecties en langdurige verwervingstrajecten. De extra toegekende middelen zullen leiden tot verbeteringen, maar spectaculaire verbeteringen zijn in 2016 nog niet te verwachten.

Realisatie inzetbaarheidsdoelstellingen

Hieronder worden per inzetbaarheidsdoelstelling de eventuele beperkingen of aandachtpunten beschreven.

  • 1. De verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen. Deze taak wordt in bondgenootschappelijk verband uitgevoerd. In dat kader kan ook de Navo een beroep doen op Nederland.

Ad 1. Deze doelstelling betreft de inzet van alle beschikbare middelen. Diverse eenheden binnen Defensie zijn op dit moment niet volledig operationeel gereed (OG). De basisgereedheid van meerdere eenheden binnen alle vier de OPCO’s is niet voldoende, eenheden zijn geoefend om de geplande missies uit te voeren, maar niet om alle mogelijke missies in het gehele geweldspectrum uit te voeren. Dit in combinatie met de hogere verwachtingen van de Navo heeft mij in de tweede helft van 2015 doen concluderen dat Defensie niet volledig voldoet aan deze inzetbaarheidsdoelstelling. De hogere Navo-gereedheidseisen leggen een extra beslag op de krijgsmacht. Dit kan gevolgen hebben voor de andere inzetbaarheidsdoelstellingen.

  • 2. De deelneming aan operaties wereldwijd ter bevordering van de internationale stabiliteit en rechtsorde, voor noodhulp bij rampen en humanitaire crises en voor de bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Deze operaties worden meestal in internationaal verband uitgevoerd, waarbij bijdragen van verschillende partners in samengestelde eenheden worden geïntegreerd. In dat kader kan de krijgsmacht de volgende bijdragen leveren:

    • Op land: Eenmalig een samengestelde taakgroep van brigadeomvang of langdurig een samengestelde taakgroep van bataljonsomvang. Naast de langdurige inzet van een bataljonstaakgroep kunnen gedurende kortere tijd een tweede bataljonstaakgroep en langere tijd kleinere bijdragen worden ingezet (inclusief de presentie in het Caribisch gebied);

    • Op en vanaf zee: Eenmalig een maritieme taakgroep van vijf schepen of langdurig twee schepen afzonderlijk, waarbij vloot en mariniers geïntegreerd optreden;

    • In de lucht: Tot de vervanging van de F-16 – voorzien in 2023 – eenmalig een groep van acht jachtvliegtuigen of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Na de vervanging van de F-16 – voorzien in 2023 – eenmalig of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Helikopters ondersteunen het optreden op land en zee;

    • Speciale operaties: Langdurige deelneming van compagniesomvang aan een joint taakgroep Special Forces;

    • Cyberoperaties: defensieve en offensieve cybertaken evenals inlichtingenvergaring;

    • Nichecapaciteiten (naast Special Forces en offensieve cybercapaciteit): onderzeeboten, het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier, Luchttransport, Air-to-Air Refueling, Patriots en het Civil-Military Interaction commando.

Al deze vormen van inzet zijn inclusief ondersteunende eenheden, zowel de gevechtsondersteuning (combat support) als de logistieke ondersteuning (combat service support). Vooral voor logistieke ondersteuning kan een beroep moeten worden gedaan op internationale partners. Andersom is de ondersteuning van internationale partners door onze krijgsmacht eveneens mogelijk. De inzet van afzonderlijke modules van ondersteunende capaciteiten is ook een optie.

Ad 2. Deze doelstellingen waren haalbaar met beperkingen. Deze beperkingen komen vooral naar voren op het moment dat het een langdurige inzet betreft (voortzettingsvermogen), de inzet van de NH-90 is vereist, bij inzet in een hoog dreigingsscenario of als er meer dan één inzet tegelijkertijd plaatsvindt. In dat laatste geval is de inzet van de CS en CSS-eenheden de beperkende factor, tenzij bondgenoten de benodigde ondersteuning leveren. Hierbij moeten we ons realiseren dat op dit moment elk OPCO is ingezet verspreid over meerdere geografische gebieden. Door de nationale inzet van de KMAR voor bewakingstaken is de CRC eenheid niet op korte termijn beschikbaar voor inzet. Bij de nichecapaciteiten zijn de Patriots (na de inzet) in groot onderhoud gegaan. Ook worden de systemen gemodificeerd.

Naast de eenmalige of langdurige inzet op grotere schaal, waarop deze doelstelling berust, is er sprake van veel kleinere missies en van een SF-inzet van compagniesomvang in Mali. De inzet van operationele inlichtingencapaciteit in Mali beperkt de ondersteuningsmogelijkheden voor de andere doelstellingen. Het aantal en de duur van de missies doen de generieke geoefendheid van diverse eenheden afnemen. Hierdoor kan bijvoorbeeld een langere voorbereidingstijd nodig zijn voor andere missies.

  • 3. Het bijdragen aan de nationale veiligheid onder civiel gezag. In dat kader levert de Krijgsmacht de in wettelijke en interdepartementale afspraken vastgelegde bijdragen. Het gaat hierbij om:

    • De uitvoering van structurele nationale taken zoals de politietaken van de Koninklijke Marechaussee, de beveiliging van het Nederlandse luchtruim met jachtvliegtuigen, de coördinatie van en de bijdrage aan de Kustwacht Nederland evenals de hydrografische taak;

    • Het samen met veiligheidspartners kunnen optreden tegen digitale bedreigingen en aanvallen (cybercapaciteit);

    • Militaire bijstand en steunverlening bij handhaving van de rechtsorde, de openbare orde en veiligheid, in het bijzonder met de in de ICMS-catalogus gegarandeerde capaciteiten;

    • Militaire bijstand bij de bestrijding van terrorisme, rampen en crises – zo nodig met alle op dat moment beschikbare eenheden.

Ad 3. De structurele nationale taken waren gedurende 2015 haalbaar. De vraag van civiele autoriteiten naar ondersteuning door Defensie bleef groot. Defensie voldoet aan de vraag, maar indien eenheden gelijktijdig voor nationale en internationale inzet nodig zijn, is prioriteitstelling onvermijdelijk. Dit heeft echter niet geleid tot effecten in de uitvoering. In 2015 zijn bij enkele gegarandeerde capaciteiten uit de ICMS-catalogus weliswaar beperkingen geconstateerd, maar het beoogde inzetdoel kon doorgaans op een andere dan de beschreven wijze worden gerealiseerd. Dit wordt meegenomen bij de actualisatie van de catalogus. De beperkingen betroffen:

  • Kleine onbemande vliegtuigen i.v.m. een vliegverbod boven bewoond gebied;

  • Back-up in geval van uitval verbindingen is beperkt tot 1 module in plaats van 3;

  • CBRN-capaciteit i.v.m. langer dan afgesproken opwerktijd en beperkte beschikbaarheid van beschermende pakken;

  • Een defensielocatie beschikbaar binnen elke provincie;

  • Rups en wielvoertuigen t.b.v. evacuatie in verband met gewijzigde bedrijfsvoering binnen defensie.

Geneeskundige capaciteiten staan weliswaar onder druk, maar aan de gegarandeerde capaciteiten kan worden voldaan.

Er waren gedurende 2015 geen beperkingen op het gebied van militaire bijstand bij de bestrijding van terrorisme, rampen en crises.

  • 4. Een permanente militaire presentie in het Caribisch gebied, zowel voor de verdedigingstaak (zie doelstelling 1) als voor de ondersteuning van lokale en regionale civiele autoriteiten (zie doelstelling 3, in het bijzonder de ondersteuning van de Kustwacht, de regionale drugsbestrijding, de politietaken van de Marechaussee en het beteugelen van woelingen). De permanente presentie bestaat uit een vaste compagnie van het CZSK en een roulerende compagnie van het CLAS, een bootpeloton, een groot bovenwaterschip, een ondersteuningsschip en een brigade Marechaussee. Als de situatie dit vereist, kan de militaire presentie in het Caribisch gebied worden vergroot. Dit zal dan wel ten koste gaan van de overige inzetmogelijkheden.

Ad 4. Aan deze doelstelling is in 2015 voldaan.

BIJLAGE 9: LIJST MET AFKORTINGEN

AC

=

Aanmeldcentrum

AD

=

Algemene Dienst

AE

=

Aanhoudingseenheid

AMB

=

Air Manoeuvre Brigade

AMBV

=

Mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaar-klasse

AMET

=

Aero Medical Evacuation Team

AMISOM

=

African Union Mission in Somalia

AOM

=

Allied Operations and Missions

AOCS (NM)

=

Air Operations Control Station (Nieuw Milligen)

ATF

=

Air Task Force

BE

=

Bijstandseenheid

BG

=

Battle Group

BG

=

Bedrijfsgroep

BINUB

=

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi

BLOW

=

Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie

BMS

=

Battlefield Management System

BTW

=

Belasting Toegevoegde Waarde

CARIB

=

Caribisch Gebied

CDC

=

Commando DienstenCentra

CEAG

=

Coördinatie-centrum Expertise Arbeidsomstandigheden en GEzondheid

CFK

=

Chloorfluorkoolstoffen

CFMCC

=

Combined Force Maritime Component Command

CIED

=

Counter Improvised Explosive Devices

CIMIC

=

Civil-military Cooperation

CIS

=

Communicatie- en Informatiesystemen

CKMAR

=

Commando Koninklijke Marechaussee

CLAS

=

Commando Landstrijdkrachten

CLSK

=

Commando Luchtstrijdkrachten

CMH

=

Centraal Militair Hospitaal

COID

=

Centrale Organisatie Integriteit Defensie

CONTCO

=

Contingentscommando

CSTC(A)

=

Combined Security Transition Command Afghanistan

CTF

=

Commander Task Force

CUP

=

Capability Upgrade Programme

CZSK

=

Commando zeestrijdkrachten

DBBO

=

Defensie Beveiligings- en Bewakingsorganisatie

DBV

=

Dienst Beveiliging Vastgoed

DCHR

=

Dienstencentrum Human Resources

DCIVB

=

Dienstencentrum IV-beheer

DCOID

=

Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie

DDG

=

Duik- en Demonteergroep

DGI

=

Defensiegerelateerde industrie

DGOTC

=

Defensie Geneeskundig Opleidings- en TrainigsCentrum

DHC

=

Defensie Helikopter Commando

DIS

=

Defensie Industrie Strategie

DMO

=

Defensie Materieel Organisatie

DMP

=

Defensie Materieelkeuze Proces

DR&D

=

Defence Research & Development

DRC

=

Democratische Republiek Congo

DTD

=

Defensie Tandheelkundige Dienst

DTO

=

Defensie Telematica Organisatie

DUBO

=

Duurzaam Bouwen

DVD

=

Dienst Vastgoed Defensie

EATC

=

European Air Transport Command

EDA

=

Europees Defensie Agentschap

EGB

=

Eerstelijns Gezondheidszorg Bedrijf

EGF

=

Europese Gendarmerie Force

EODD

=

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

EOV

=

Elektronische oorlogsvoering

EPA

=

Energie Prestatie Adviezen

ERP

=

Enterprise Resource Planning

EU

=

Europese Unie

EUBAM

=

EU Border Assistance Mission

EUFOR

=

European Force

EULEX

=

European Union Rule of Law Mission (Kosovo)

EUMM

=

European Union Monitor Mission

EUNAVFOR

=

EU Naval Force

EUPM

=

European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina)

EUPOL

=

European Police

EUSEC

=

European Security

EVDB

=

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

FBUH

=

Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners

FCSS

=

Fast Combat Support Ship

FES

=

Fonds Economische Structuurversterking

FGBADS

=

Future Ground Based Air Defence System

FHQ

=

Field Headquarters

FINAD

=

Financiële Administratie

FMS

=

Foreign Military Sales

FPS

=

Flexibel Personeelssysteem

FPU

=

Flexibel Pensioen en Uittreden

HGIS

=

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HLD

=

High Level Design

HQ

=

Headquarter

HRF(L)HQ

=

High Readiness Forces (Land) Headquarters

HRM

=

Human Resource Management

ICMS

=

Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking

IED

=

Improvised Explosive Devices

IG

=

Innovation Game

IGV

=

Infanterie Gevechtsvoertuig

ILS

=

Integrated Logistic Support

IND

=

Immigratie- en Naturalisatie Dienst

INK

=

Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg

IPU

=

Integrated Police Unit

ISAF

=

International Security Assistance Force

ISR

=

Information Storage and Retrieval

ISTAR

=

Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance

IV

=

Informatievoorziening

IVENT

=

Informatievoorziening en Telematica

JISTARC

=

Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command

JSF

=

Joint Strike Fighter

JTFC

=

Joint Task Force Counter

KAF

=

Kandahar Airfield

KFOR

=

Kosovo Force

KMA

=

Koninklijke Militaire Academie

LCF

=

Luchtverdedigings- en Commandofregat

LCW

=

Logistiek Centrum Woensdrecht

LOKKMAR

=

Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR

LOT

=

Liaison and Observation Team

LRIP

=

Low Rate Initial Production

LSV

=

Luchtmobiel Speciaal Voertuig

LZV

=

Landelijk Zorgsysteem Veteranen

MARIN

=

Maritiem Research Instituut Nederland

ME

=

Mobiele eenheid

MECHBRIG

=

Gemechaniseerde Brigade

MGGZ

=

Militair Geestelijke Gezondheidszorg

MIA

=

Maatschappelijke Innovatie Agenda

MILSATCOM

=

Militaire Satellietcommunicatie

MIVD

=

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MKB

=

Midden- en Kleinbedrijf

MoU

=

Memorandum of Understanding

MRAT

=

Medium Range Anti-Tank

MRC

=

Militair Revalidatie Centrum

MTADS

=

Modernized Target Acquisition and Designation Sight

NAHEMA

=

NATO Helicopter Management Agency

NATO

=

North Atlantic Treaty Organisation

NATRES

=

Nationale Reserve

NAVO

=

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NBC

=

Nucleair, Biologisch, Chemisch

NDMC

=

Nationale Datalink Management Cel

NEC

=

Network Enabled Capabilities

NFO

=

Normal Framework Operations

NGO

=

Non-Governemental Organisation/Niet-Gouvernementele Organisatie

NH-90

=

Naval Helicopter – 90

NIC

=

National Intelligence Cell

NIMCIS

=

Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem

NIST

=

National Institute for Standards and Technology

NLMARFOR

=

Netherlands Maritime Forces

NLR

=

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NLTC

=

Netherlands Liaison Team Centcom

NRF

=

NATO Response Force

NSE

=

National Support Element

NTM-A

=

NATO Training Mission Afghanistan

NTM-I

=

NATO Training Mission Iraq

NTP

=

Nationaal Technologie Project

OD

=

Operationele doelstelling

OGRV

=

Operationele Grondverdediging

OHQ

=

Operational Headquarters

OM

=

Openbaar Ministerie

OMLT

=

Operational Mentoring and Liaison Teams

OOCL

=

Operationeel Ondersteuningscommando Land

OPCO

=

Operationeel Commando

PAC

=

Patriot Advanced Capability

PAM

=

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit

PMD

=

Professionaliseren Materieelbeheer Defensie

POP

=

Persoonlijk Ontwikkelplan

PPS

=

Publiek-Private Samenwerking

PRT

=

Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)

PSFD

=

Production, Sustainment and Follow-on Development

RCA

=

République Central Africaine

RCP

=

Rafah Crossing Point

RC(S)

=

Regional Command (South)

RDTF

=

Redeployment Task Force

R&D

=

Research and Development

RHB

=

Rijkshoofdboekhouding

ROC

=

Regionaal Opleidingscentrum

RPV

=

Remotely Piloted Vehicles

RWT

=

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SAR

=

Search and Rescue

SBIR

=

Small Business Innovation Research

SBK

=

Sociaal Beleidskader

SFIR

=

Stabilization Force Iraq

SLA

=

Service Level Agreement

SPEER

=

Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering

SSD

=

Security Sector Development

SSR

=

Security Sector Reform

STANAG

=

Standardisation Agreement

STARS

=

Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for Sustainable security

SVP

=

Strategisch Vastgoedplan

SZVK

=

Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

TACTIS

=

Tactische Indoor Simulator

TF(U)

=

Task Force (Uruzgan)

TNO

=

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

UAV

=

Unmanned Aerial Vehicle

UNAMID

=

United Nations African Union Mission in Dafur

UNIFIL

=

United Nations Interim Forces in Lebanon

UNMIS

=

United Nations Mission in Sudan

UNPOL

=

United Nations Police

UNTSO

=

United Nations Truce Supervision Organisation

VIP

=

Very Important Person

VMS

=

Veiligheidsmanagementsysteem

VN

=

Verenigde Naties

VTE

=

Voltijdsequivalent

ZBO

=

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZUIS

=

Zeescheepvaart Uitbreidbaar Informatie Systeem