Vastgesteld 17 juni 2016
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
Blz. |
Algemeen |
1 |
1. Inleiding |
1 |
2. Het wetsvoorstel op hoofdlijnen |
3 |
3. Het wetsvoorstel in Europese en internationale context |
5 |
4. Toezicht en handhaving |
5 |
5. Gevolgen voor regeldruk en overige bedrijfseffecten |
6 |
6. Financiële gevolgen voor de rijksbegroting |
6 |
7. Overig |
6 |
Artikelsgewijs |
7 |
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet. Zij hebben nog verschillende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet ter regeling van de elektronische sigaret zonder nicotine en nadere regeling van voor roken bestemde kruidenproducten. Gezien het rapport «De gezondheidsrisico’s van e-sigaret gebruik» van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) vinden genoemde leden een wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet gewenst. Gebleken is dat zowel elektronische sigaretten met nicotine als elektronische sigaretten zonder nicotine meer risico’s voor de gezondheid opleveren dan aanvankelijk gedacht. Dit geldt ook voor de voor roken bestemde kruidenproducten. Vooruitgang is niet de gewone sigaret vervangen door een onveilige en ongezonde elektronische sigaret zonder nicotine en kruidenproducten. Vooruitgang is een rookvrije generatie. De verandering van de Tabaks- en rookwarenwet vinden deze leden daarom wenselijk. Wel hebben zij nog enkele vragen.
Is er inmiddels een verdere evaluatie na het onderzoek van het RIVM geweest? Is er internationaal onderzoek naar de gevolgen van het roken van elektronische sigaretten met nicotine en elektrische sigaretten zonder nicotine? Welke medische onderzoeken zijn er inmiddels al naar de effecten van propyleenglycol op de gezondheid van mensen? Is er meer onderzoek bekend naar het effect van propyleenglycol op lymfocyten? En zo ja, kan de regering uitleggen wat de effecten zijn?
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet ter regeling van de elektronische sigaret zonder nicotine en nadere regeling van voor roken bestemde kruidenproducten. Genoemde leden hebben naar aanleiding van de voorgestelde wijziging nog onderstaande opmerkingen en vragen.
In de Tabaksproductenrichtlijn worden geen eisen gesteld aan elektronische sigaretten zonder nicotine. De leden van de SP-fractie vinden dit wel van belang en vinden het dan ook een positieve ontwikkeling dat hiervoor nu een apart voorstel is voorgelegd aan de Kamer. Ook het roken van elektronische sigaretten zonder nicotine moet immers aan bepaalde regels voldoen en zoveel mogelijk ontmoedigd worden, zo stellen deze leden.
Dat de verkoopregels (onder andere de leeftijdsgrens) die gelden voor de verkoop van rookwaren ook gaan gelden voor «voor roken bestemde kruidenproducten» vinden de leden van de SP-fractie van belang. Een dergelijke eenduidigheid vinden zij relevant. Vervolgens menen deze leden dat dit de handhaving van de regels ten goede zal komen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel waarmee regels worden gesteld aan elektronische dampwaar zonder nicotine. Deze leden zijn het eens met het voorstel om voor elektronische sigaretten zonder nicotine aan te sluiten bij de regels die conform de Tabaksproductenrichtlijn nu ook gelden voor elektronische sigaretten, aangezien de gezondheidsschade – op de effecten van nicotine na – vergelijkbaar zijn. Deze leden hebben wel nog enkele vragen bij dit wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet om de bescherming van de volksgezondheid van met name jongeren te waarborgen.
Genoemde leden zijn verheugd dat de regering uniformiteit in regels rondom leeftijdsgrens, reclame- en sponsorregels, verpakkingseisen, producteisen en rapportageverplichtingen voor de elektronische dampwaar zonder nicotine realiseert. Deze worden in lijn getrokken met de elektronische sigaret, nadat is gebleken dat de schadelijkheid van teer en koolmonoxide, aanwezig in dampwaar zonder nicotine niet onderschat moet worden. In 2015 bleek uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu dat zowel elektronische sigaretten met nicotine als elektronische sigaretten zonder nicotine meer risico’s voor de gezondheid opleveren dan aanvankelijk gedacht. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) adviseerde ook voor roken bestemde kruidenpreparaten onder de Tabakswet te laten vallen.
De leden van de D66-fractie spreken hun waardering uit voor het gegeven dat bescherming van de volksgezondheid van jongeren het achterliggend doel is voor deze wetswijziging en zij hebben verder geen vragen over dit wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
Om de volksgezondheid te beschermen en daarin specifiek de gezondheid van jongeren worden de reclame- en sponsorregels verder aangescherpt. Een uitzondering wordt gemaakt voor de sponsoring van radioprogramma’s wanneer dit plaatsvindt door ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit niet wordt gevormd door de vervaardiging of de verkoop van tabaksproducten of aanverwante producten. De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom specifiek voor deze uitzondering is gekozen. Deelt de regering de mening dat in het geval dat jongeren zoveel mogelijk beschermd moeten worden sponsoring via radioprogramma’s waarin elektronische sigaretten zonder nicotine (EZN) of aanverwante producten worden aangeprijsd niet mogelijk zou moeten zijn?
Met het voorliggende wetsvoorstel wordt het mogelijk om nadere regels te stellen aan verpakkingseisen, zoals in de wet reeds is neergelegd voor tabaksproducten, voor voor roken bestemde kruidenproducten, elektronische sigaretten met nicotine en navulverpakkingen met nicotine. De leden van de VVD-fractie vragen aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om daadwerkelijk over te gaan tot het stellen van nadere regels in lagere wetgeving. Kan de regering tevens aangeven of zij voornemens is om op korte termijn nadere regels aan verpakkingen te stellen?
De leden van de PvdA-fractie zijn blij met de leeftijdsgrens voor zowel de elektronische sigaretten zonder nicotine als de voor roken bestemde kruidenproducten om te voorkomen dat jongeren deze producten gaan gebruiken. Wel vinden deze leden het noodzakelijk dat er ook wordt ingezet op bewustwordingscampagnes voor jongeren en voor verkopers. Hoe kijkt de regering daar tegenaan? De regering geeft aan dat de leeftijdsgrens naar achttien jaar ook zal bijdragen aan het tegengaan van het gebruik van shisha-pennen op basisscholen. In het verlengde daarvan hebben de leden van de PvdA-fractie de vraag hoe het zit met de handhaving van de leeftijdsgrens in een shisha-lounge?
De regering geeft aan dat de voor roken bestemde kruidenproducten ondanks de gezondheidsrisico’s die de verbranding oplevert, vaak als onschadelijk of minder schadelijk worden beschouwd. Dit komt doordat consumenten niet voldoende op de hoogte zijn van de samenstelling en gezondheidsrisico’s van deze producten. Om de informatieverstrekking aan de consument te verbeteren wordt er nu bijvoorbeeld verplicht om op verpakking van voor roken bestemde kruidenproducten de waarschuwing «Het roken van dit product schaadt uw gezondheid» te plaatsen. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de informatieverstrekking aan consumenten plaatsvindt in shisha-lounges. Wat wordt er richting de consument gecommuniceerd over de ingrediënten en de gezondheidsrisico’s? Mogen shisha-lounges in hun huidige opzet nog wel als er wetgeving is die toeziet op rookvrije horeca?
De leden van de SP-fractie lezen dat de shisha-pen (nog steeds) op kermissen aangeboden wordt (onder andere aan kinderen) als te winnen prijs. Genoemde leden menen dat, zeker na inwerkingtreding van voorliggende wijzigingen, hier hard tegen opgetreden moet worden. Daarom vragen deze leden de regering welke maatregelen er momenteel al genomen worden om op dergelijke zaken te handhaven en welke extra maatregelen naar aanleiding van de voorliggende wijzigingen genomen gaan worden.
De regering wil de regels met betrekking tot elektronische sigaretten en elektronische sigaretten zonder nicotine zoveel mogelijk op elkaar aan laten sluiten. De leden van de SP-fractie vragen wat er verstaan wordt onder «zoveel mogelijk». Waar zitten er precies nog verschillen? Kan de regering tevens een uitputtend overzicht geven van de verschillen op het gebied van regelgeving en handhaving die ook na dit wijzigingsvoorstel nog zullen bestaan tussen elektronische sigaretten en elektronische sigaretten zonder nicotine?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een toelichting op de zinsnede «hiertoe kan een gezondheidswaarschuwing op de verpakking verplicht worden gesteld». Deze leden vinden het van groot belang dat een gezondheidswaarschuwing standaard en op alle verpakkingen een plaats heeft en zij vragen of dat hiermee nu verplicht wordt gesteld of niet, vooral omdat er staat dat het verplicht «kan» worden.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot de opbouw van de rapportagesystemen en het gebruik door producenten en importeurs van die systemen, en zij ontvangen daarom hierop graag een toelichting. Kan specifiek toegelicht worden wat de ervaringen zijn met betrekking tot het niet verplicht stellen van een bepaald registratiesysteem, hoe pakt deze keuze in de praktijk uit? Hoeveel verschillende registratiesystemen bestaan er bijvoorbeeld op dit moment, is daar inzicht in? Hoever zijn de verschillende importeurs en producenten met het registeren van hun producten? En is er inzicht in de kwaliteit en correctheid van de geregistreerde data?
Vanaf nu moeten ook bijvoorbeeld distributeurs en importeurs van navulverpakkingen zonder nicotine een dergelijk registratiesysteem gaan opzetten. Hoe sluiten deze partijen aan bij de ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan?
De leden van de CDA-fractie vragen of er een verbod komt op EZN zoals shisha-pennen met aantrekkelijke kleuren en smaken als aardbei, ananas en cola. Deze leden vragen ook of EZN onder het rookverbod in de horeca komt te vallen. Daarnaast vragen deze leden of een gezondheidswaarschuwing op de verpakking verplicht zal worden gesteld. Kan de regering onderbouwen of, en zo ja waarin en waarom afgeweken wordt van de regels voor elektronische sigaretten met nicotine?
Er komt een algeheel reclame- en sponsorverbod voor EZN, elektronische sigaretten zonder nicotine. Daarnaast geldt op het sponsorverbod de uitzondering dat sponsoring van radioprogramma’s is toegestaan, wanneer dit plaatsvindt door ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit niet wordt gevormd door de vervaardiging of de verkoop van tabaksproducten of aanverwante producten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen deze uitzondering te motiveren en voorbeelden te geven wat dan nog is toegestaan.
Het is volgens de regering ook bij EZN belangrijk dat gebruikers over de schadelijke effecten worden geïnformeerd. Hiertoe kan een gezondheidswaarschuwing op de verpakking verplicht worden gesteld. Genoemde leden vragen waarom er niet voor is gekozen deze gezondheidswaarschuwing wettelijk te verplichten nu bekend is dat deze schadelijke effecten er zijn.
In verband met het wetsvoorstel vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wat de stand van zaken is van het onderzoek door het RIVM dat door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is toegezegd over de schadelijkheid van meedampen1 op basis waarvan zou worden bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn om omstanders hiertegen te beschermen. De resultaten van dit onderzoek werden in april 2016 verwacht. Genoemde leden vragen de resultaten van dit onderzoek mee te sturen bij de beantwoording van dit verslag.
Het wetsvoorstel betreft, in tegenstelling tot de meest recente wijziging van de Tabakswet2, geen maatregelen die door de Europese Unie zijn geharmoniseerd. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of een impactanalyse is gemaakt voor wat betreft de gevolgen van de Nederlandse extra regelgeving daar waar het gaat om EZN op de interne markt. Indien dit niet het geval is, is de regering bereid om alsnog een dergelijke analyse te laten uitvoeren? Voorts vragen zij de regering in hoeverre de Europese Unie op korte termijn zelf nadere regels zal stellen inzake het gebruik van EZN en wat de gevolgen hiervan zijn voor de Nederlandse wet- en regelgeving. Ook vragen deze leden de regering hoe wordt omgegaan met de digitale, grensoverschrijdende verkoop van deze producten aan jongeren nu de regels in de hele Europese Unie niet gelijk zijn.
De leden van de SP-fractie vinden het positief dat de Nederlandse regering op sommige onderdelen verder wil gaan dan waartoe de Europese Tabaksproductenrichtlijn Nederland verplicht. Kan de regering een overzicht geven van hoe de verschillende Europese lidstaten ieder omgaan met de aanmoediging in de richtlijn om nationale regels te treffen om de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten aan kinderen te voorkomen door het stellen van leeftijdsgrenzen? Welke regels worden er gesteld in de verschillende lidstaten?
De leden van de SP-fractie gaan ervan uit dat de regels met betrekking tot verpakkingseisen, producteisen en rapportageverplichtingen geregeld worden door middel van een algemene maatregel van bestuur. Kan de regering aangeven wanneer deze regels worden vastgesteld?
De leden van de CDA-fractie vragen welke verpakkingseisen, producteisen en rapportageverplichtingen er in lagere regelgeving verder worden uitgewerkt. Deze leden vragen of de regering kan aangeven hoe deze uitwerking eruit zal zien. Verwacht de regering dat bij deze uitwerking aan de voorwaarden voor een beperking van het vrij verkeer van goederen voldaan zal worden?
Ten aanzien van het toezicht en de handhaving vragen de leden van de PvdA-fractie of er voldoende capaciteit is bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit die nodig is ten gevolge van de voorgestelde wijzigingen. Zo ja, waar blijkt dit uit? Ten aanzien van de «three strikes out»-maatregel willen deze leden graag weten hoe vaak deze maatregel in de laatste periode is gebruikt. Wat verwacht de regering van deze maatregel ten aanzien van de voorgestelde wijzigingen?
De voorgestelde wijzigingen leveren extra taken op voor het RIVM en de NVWA, zo constateren de leden van de SP-fractie. Kan de regering toelichten of zowel het RIVM als de NVWA voldoende capaciteit hebben om hierop te handhaven? Met betrekking tot de NVWA wordt aangegeven dat de gevolgen voor de capaciteit beperkt zullen zijn, maar aangezien inmiddels bekend is dat de NVWA een steeds groter takenpakket krijgt en er tegelijkertijd verschillende financiële en organisatorische problemen spelen en aangegeven wordt dat de verwachting is dat het aantal bezwaarprocedures zal toenemen naar aanleiding van de voorgestelde wijzigingen, is het van belang hier serieus aandacht voor te hebben. Er kunnen immers wel strengere regels worden geformuleerd maar als die niet worden gecontroleerd en gehandhaafd wordt er niet heel veel mee opgeschoten, zo constateren deze leden. Kan tevens aangegeven worden hoeveel capaciteit beide partijen (de NVWA en het RIVM) hebben voor deze nieuwe taken en of er in hun werkwijzen veranderingen nodig zijn om deze nieuwe taken op een goede wijze uit te kunnen voeren (en zo ja, welke veranderingen dat betreft)?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat ermee wordt bedoeld dat er bij de vaststelling van het jaarplan van de NVWA rekening zal worden gehouden met het toezicht op de nieuwe regels, zodat deze nieuwe taken niet ten koste gaan van reeds bestaande toezichtstaken. Betekent dit dat de uitbreiding van de taken financiële gevolgen heeft voor de NVWA?
Genoemde leden vragen of de NVWA geconsulteerd is over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel.
Deze leden vragen bij welke overtredingen op grond van de Wet op de economische delicten een geldboete, taakstraf of gevangenisstraf zal worden opgelegd.
De leden van de CDA-fractie vragen waarop de verwachting van de regering is gebaseerd dat de toename van de werkdruk voor de rechterlijke macht gering zal zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom niet wordt voorgeschreven hoe het systeem eruit moet zien waarin producenten, importeurs en distributeurs van EZN informatie moeten bijhouden over de vermoedelijke schadelijke effecten van EZN. Bestaat de verplichting om een dergelijk systeem op te zetten en bij te houden ook voor producenten, importeurs en distributeurs van voor roken bestemde kruidenproducten?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de mededeling dat het wetsvoorstel geen gevolgen heeft voor de rijksbegroting zich verhoudt tot de mededeling dat er extra toezichts- en handhavingstaken voor de NVWA bijkomen en dat er een (weliswaar geringe) toename van de werkdruk voor de rechterlijke macht zal zijn.
Hoewel dit wetsvoorstel zich met name richt op het aanpassen van de leeftijdsgrens, het aanscherpen van reclame- en sponsorregels en verpakkings- en producteisen, hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal verduidelijkende vragen over het gebruik van de elektronische sigaret zonder en met nicotine. Kan de regering toelichten in hoeverre het nu mogelijk is om de EZN en voor roken bestemde kruidenproducten te roken in de openbare ruimte? In hoeverre is het volgens de regering wenselijk om EZN en voor roken bestemde kruidenproducten te nuttigen in de openbare ruimte?
De leden van de PvdA-fractie willen weten hoe de voorgestelde wijzigingen zich verhouden tot het convenant over een displayban voor rookwaar conform de motie Rebel en Dik-Faber3 en de motie Volp4.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I, onderdeel A
De leden van de PvdA-fractie hebben vragen over de definities van begrippen. Is de definitie van het nieuwe begrip elektronische dampwaar voldoende dekkend? Zo ja, waar blijkt dit uit? Hoe ziet de regering de definitie in internationale context? Wordt deze definitie ook in Europees verband gebruikt? Voldoet een «Vape-store» aan de definitie speciaalzaak?
De leden van de SP-fractie vragen hoe de definitie voor een speciaalzaak tot stand is gekomen. Zo vragen genoemde leden de regering waarom ervoor is gekozen dat een speciaalzaak minstens 90 merkenversies van tabakswaren of ten minste 90 merkenversies van elektronische dampwaar in voorraad moet hebben en waarom het vloeroppervlak van de speciaalzaken minimaal tien vierkante meter moet zijn (of minder dan tien vierkante meter bij tabaksspeciaalzaken die al bestonden voor 1 januari 2001 of voor 20 mei 2016 als het gaat om elektronische sigarettenzaken).
Artikel I, onderdeel B
Voor verschillende producten wordt het verplicht een bijsluiter toe te voegen. De leden van de SP-fractie ontvangen graag een voorbeeld van een dergelijke bijsluiter of anders in ieder geval een uitgebreid overzicht met de informatie die in een dergelijke bijsluiter moet komen te staan (welke onderdelen beschreven moeten worden).
Artikel I, onderdeel E
Door de voorgestelde wijziging van het vijfde lid, onderdeel b, van artikel 5 wordt de invulling van de reguliere presentatie van tabaksproducten en aanverwante producten bij verkooppunten op het niveau van algemene maatregel van bestuur gebracht. De leden van de VVD-fractie vragen welke ambitie de regering heeft om de huidige regelgeving aan te passen en neer te leggen in een algemene maatregel van bestuur. Wordt het bijvoorbeeld door deze wijziging mogelijk om de zogenoemde «display ban» dan wel andere vergaande beperkingen in de wijze waarop tabaksproducten te koop worden aangeboden voor verschillende verkooppunten per algemene maatregel van bestuur te implementeren? In hoeverre is het juridisch mogelijk om dergelijke grote wijzigingen in lagere wetgeving te regelen? In hoeverre acht de regering het wenselijk dat dergelijke vergaande beperkingen inderdaad worden geregeld in lagere wetgeving?
Hoe gaat de regering om met de huidige uitzondering in het vijfde lid, onderdeel b, voor wat betreft de eis van gesloten verpakking voor sigaren, pijptabak en pruimtabak in speciaalzaken? Vervalt met de voorgenomen wijziging van dit artikel de mogelijkheid om ook een open verpakking te tonen in speciaalzaken daar waar het gaat om sigaren, pijptabak en pruimtabak? Kan de regering dit toelichten?
De leden van de SP-fractie ontvangen graag een toelichting op de keuze van de regering om de regels die aan reclame worden gesteld te regelen via een ministeriële regeling en niet via een algemene maatregel van bestuur.
Door de voorgestelde wijziging van het vijfde lid, onderdeel b, van artikel 5 wordt de invulling van de reguliere presentatie van tabaksproducten en aanverwante producten bij verkooppunten op het niveau van algemene maatregel van bestuur gebracht, waarbij onderscheid gemaakt kan worden tussen verschillende verkooppunten van tabaksproducten of aanverwante producten en tussen tabaksproducten en aanverwante producten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aan welk onderscheid wordt gedacht tussen verschillende verkooppunten. Is de regering van mening dat niet overal dezelfde strenge regels moeten worden toegepast? Ook vragen genoemde leden of de genoemde algemene maatregel van bestuur zal worden voorgehangen bij de Kamer. Ten slotte vragen deze leden naar de stand van zaken rond de aanscherping van de presentatie-eisen van tabaksproducten.
Artikel I, onderdeel F
De invulling van de reguliere presentatie zal in het vervolg via een algemene maatregel van bestuur plaatsvinden in plaats van op wetsniveau. De gewenste flexibiliteit begrijpen de leden van de SP-fractie, maar ze benadrukken het belang van goede en strenge regels op dit punt. Daarnaast constateren genoemde leden dat «het hierdoor mogelijk wordt de regels met betrekking tot reguliere presentatie van tabaksproducten en aanverwante producten te laten differentiëren tussen verschillende verkooppunten en producten». In het kader van de handhaving en de duidelijkheid hebben genoemde leden behoefte aan wat nadere toelichting op dit punt. In welke mate kunnen de regels gaan verschillen? Op welke gebieden kunnen de regels gaan verschillen? Hoe kan de handhaver dan nog in alle helderheid zijn werk goed uitvoeren?
Artikel 5a, derde lid
De leden van de SP-fractie ontvangen graag een toelichting op het besluit om kruidenproducten die voor 7 november 2002 (onder de naam, het merk of symbool, dan wel met het onderscheidend teken van een tabaksproduct) in de handel waren uit te sluiten van het verbod om een naam, merk, symbool of enig ander onderscheidend teken van een tabaksproduct te gebruiken voor een product behorend tot elektronische dampwaar of voor een voor roken bestemd kruidenproduct.
Kan de regering de leden van de SP-fractie uitleggen waarom er in de verschillende leden van dit artikel telkens ook weer uitzonderingen worden gemaakt voor producten die voor een bepaalde datum al op de markt waren? Met welke redenen is hiervoor precies gekozen? Dat er nog maar weinig van «dat type» producten op de markt waren, achten deze leden een onvoldoende argument. Genoemde leden lezen dat artikel 5a in uitzonderingen op het verbod op merkextensie voorziet zodat het niet bestaande merkenrechten aantast, maar zij vinden deze toelichting onvoldoende. Waarom moeten de bestaande merkenrechten beschermd worden en hoe verhoudt dit zich tot het belang van gezondheidsbescherming?
Door de voorgestelde wijziging van artikel 5a van de wet worden de regels omtrent merkextensie ook van toepassing op elektronische sigaretten zonder nicotine, navulverpakkingen zonder nicotine, patronen zonder nicotine en voor roken bestemde kruidenproducten. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat dit artikel meerdere overgangsbepalingen gaat bevatten wanneer producten reeds voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel in de handel waren onder de naam, het merk of symbool, dan wel met het onderscheidend teken van een ander product of dienst. Genoemde leden vragen hoe vaak merkextensie op dit moment voorkomt. Ook vragen zij waarom er niet voor gekozen is de overgangsbepalingen in een apart artikel te regelen. Verder vragen zij waarom de overgangsbepalingen niet begrensd worden in de tijd zodat het echt overgangsbepalingen zijn en uiteindelijk het doel wordt bereikt dat er geen sprake meer is van merkextensie naar andere productgroepen.
Artikel I, onderdeel K
De leden van de SP-fractie zijn verbaasd over het feit dat er bij ministeriële regeling geen maatregelen genomen kunnen worden tegen specifieke EZN, navulverpakkingen zonder nicotine en patronen zonder nicotine en voor roken bestemde kruidenproducten. Waarom kan dit niet? Waarom wordt er juist op dit punt voor gekozen om eerst aan te kijken en pas maatregelen te nemen als het nodig blijkt te zijn? Waarom wordt dit niet gelijk goed geregeld?
Het derde lid van artikel 17a blijft in tegenstelling tot het eerste en tweede lid alleen van toepassing op specifieke elektronische sigaretten of navulverpakkingen dan wel op bepaalde typen elektronische sigaretten of navulverpakkingen. Dit betekent dat bij ministeriële regeling geen maatregelen genomen kunnen worden tegen specifieke EZN, navulverpakkingen zonder nicotine en patronen zonder nicotine en voor roken bestemde kruidenproducten die voldoen aan de krachtens de wet gestelde eisen. Wanneer het nodig mocht blijken maatregelen te nemen tegen deze producten, dan zullen de krachtens de wet gestelde eisen aangepast moeten worden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom deze bepaling niet ook van toepassing wordt verklaard op EZN, navulverpakkingen zonder nicotine en patronen zonder nicotine en voor roken bestemde kruidenproducten aangezien de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deze bevoegdheid toch alleen maar mag toepassen indien de Minister vaststelt of op redelijke gronden vreest dat ze een ernstig risico voor de gezondheid van de mens zouden kunnen vormen.
Ook het vierde lid blijft alleen van toepassing op categorieën van tabaksproducten, elektronische sigaretten, navulverpakkingen en voor roken bestemde kruidenproducten. Dat maakt dat het niet mogelijk is om bij ministeriële regeling bepaalde categorieën van elektronische sigaretten zonder nicotine, navulverpakkingen zonder nicotine of patronen zonder nicotine die voldoen aan de krachtens de wet gestelde eisen bij ministeriële regeling te verbieden. Indien het nodig mocht blijken deze producten vanwege de bescherming van de volksgezondheid te verbieden, zullen de krachtens de wet gestelde eisen moeten worden aangepast. Ook dit vragen genoemde leden nader te motiveren. Het derde en vierde lid zouden blijkens de memorie van toelichting niet op EZN, navulverpakkingen zonder nicotine en patronen zonder nicotine van toepassing zijn, omdat deze leden de implementatie vormen van de Tabaksproductenrichtlijn. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er niet is gekozen om hier verdergaande regels te stellen dan de richtlijn aangezien ook verschillende andere bepalingen in het wetsvoorstel nadrukkelijk verder gaan dan de minimumeisen in de Tabaksproductenrichtlijn.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Clemens