Kamerstuk 34470-15

Goedkeuringsprocedure nieuwsoortige tabaksproducten (Uitvoering motie van het lid Van Gerven c.s. over een goedkeuringsprocedure voor nieuwe soorten tabaksproducten)

Dossier: Wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet ter regeling van de elektronische sigaret zonder nicotine en nadere regeling van voor roken bestemde kruidenproducten

Gepubliceerd: 19 januari 2018
Indiener(s): Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU)
Onderwerpen: gezondheidsrisico's zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34470-15.html
ID: 34470-15

Nr. 15 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 januari 2018

Naar aanleiding van de motie van Van Gerven, Dik-Faber en Volp van 2 februari 2017 heb ik onderzocht wat de mogelijkheden zijn om een goedkeuringsprocedure voor het in de handel brengen van nieuwsoortige tabaksproducten in te voeren1. Op dit moment geldt een kennisgevingprocedure voor deze producten.

Gelet op de formulering van de motie en de handelingen van de Tweede Kamer van de wetsbehandeling op 19 januari 2017 inzake de elektronische sigaret zonder nicotine2, ga ik ervan uit dat met de goedkeuringsprocedure het vergunningstelsel wordt bedoeld zoals omschreven in artikel 19 van de Tabaksproductenrichtlijn 2014/40/EU (TPD).

In deze brief ga ik in op de uitkomst van dit onderzoek.

Huidige werkwijze

De TPD biedt lidstaten de mogelijkheid om te kiezen voor een kennisgevingprocedure of een vergunningstelsel voor nieuwsoortige tabaksproducten. In het Tabaks- en rookwarenbesluit is bij de implementatie van de TPD gekozen voor de kennisgevingsprocedure. Deze procedure houdt in dat producenten en importeurs van nieuwsoortige tabaksproducten zes maanden voor de beoogde datum van in de handel brengen, de Minister van Volksgezondheid en Welzijn en Sport in kennis moeten stellen van het in Nederland op de markt brengen van nieuwsoortige tabaksproducten. Deze kennisgeving gebeurt via het Europese Common Entry Gate Systeem (EU CEGS) en gaat gepaard met toezending van onderliggende gegevens over het nieuwsoortige product. Het RIVM ontvangt via het EU CEGS de kennisgeving en de onderliggende gegevens en beoordeelt vervolgens of het nieuwe product voldoet aan de eisen van de TPD. Voldoet het product niet aan deze eisen, dan mag het niet op de markt worden gebracht.

In Nederland is sinds de inwerkingtreding van de TPD op 20 mei 2016 eenmaal een kennisgeving gedaan van een nieuwsoortige tabaksproduct.

Mogelijkheid tot vergunningstelsel

Een goedkeuringsprocedure doet vermoeden dat een strengere procedure op nieuwsoortige tabaksproducten wordt toegepast. Dit is echter niet het geval. Bij een goedkeuringsprocedure zal de kennisgeving gepaard gaan met een verzoek om een vergunning. Dit verzoek wordt gedaan met dezelfde onderliggende gegevens die bij de kennisgevingsprocedure verplicht zijn. Het verschil is dat door de lidstaat voor het verstrijken van de zes maanden een beslissing genomen dient te zijn over het al dan niet verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen van het nieuwsoortige tabaksproduct. Ook de criteria die ten grondslag liggen aan deze beslissing liggen vast in de TPD. Daarbij geldt, net als bij de kennisgevingprocedure, dat de nieuwsoortige tabaksproducten moeten voldoen aan de eisen die de TPD stelt.

Zowel bij de huidige kennisgevingsprocedure als bij de beslissing of een vergunning wordt afgegeven, heeft de lidstaat zes maanden de tijd om kennis te nemen van het product, het beoogde gebruik en van de informatie over de ingrediënten en de emissies.

De enige reden om een vergunning voor een nieuwsoortig tabaksproduct te weigeren, is het niet voldoen aan de voorschriften van de TPD. Dit betekent dat wanneer een nieuwsoortig tabaksproduct aan de TPD voldoet, een vergunning niet geweigerd kan worden. Hieruit volgt dat het verstrekken van een vergunning voor de lidstaat geen meerwaarde heeft bij het in de handel brengen van een nieuwsoortig tabaksproduct. Immers voor zowel de kennisgevingsprocedure als de goedkeuringsprocedures geldt dat wanneer het product voldoet aan de eisen van de TPD het is toegestaan om het product in de handel te brengen en wanneer het product niet voldoet, dan is het in de handel brengen van het product niet toegestaan. In het laatste geval kan de toezichthouder optreden tegen dit product op basis van artikel 3 van de Tabaks- en rookwarenwet.

Het uitgangspunt van de TPD is dat producten die aan de voorschriften van de TPD voldoen in de hele EU in de handel mogen worden gebracht (artikel 24, eerste lid, TPD). Dit uitgangspunt geldt ook voor nieuwsoortige tabaksproducten. Voor producten, waaronder nieuwsoortige tabaksproducten, die aan de richtlijn voldoen, is het niet mogelijk beperkingen op te leggen en een inbreuk te maken op het vrij verkeer van goederen binnen de EU. De tabaksproductenrichtlijn biedt niet de mogelijkheid met betrekking tot nieuwsoortige tabaksproducten nationaal aanvullende regels te stellen.

Wanneer gekozen zou worden voor een vergunningstelsel, kan de indruk ontstaan dat het product door de lidstaat is goedgekeurd, waardoor het nieuwsoortige tabaksproduct onbedoeld een bepaalde status zou kunnen krijgen. Dat is een onwenselijke ontwikkeling omdat het om tabaksproducten gaat die (ook in hun nieuwsoortigheid) nog steeds verslavend en schadelijk kunnen zijn. Dat past niet in het huidige tabaksontmoedigingsbeleid. Het invoeren van een vergunningstelsel zou slechts leiden tot extra administratieve lasten en uitvoeringslasten voor overheid en bedrijfsleven.

Bij een eerste inventarisatie onder lidstaten van de Europese Unie hebben acht lidstaten aangegeven dat zij een vergunningstelsel hebben ingevoerd of overwegen in te voeren. Hierbij is ook door deze lidstaten aangegeven dat vanwege artikel 24, eerste lid, TPD een vergunning niet kan worden geweigerd voor producten die aan de voorschriften van de TPD voldoen.

Indien een vergunningstelsel voor nieuwsoortige tabaksproducten in Nederland van kracht dient te worden, is daarvoor een wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit en de Tabaks- en rookwarenregeling noodzakelijk.

Conclusie

Net als uw Kamer wil ik de volksgezondheid zo goed mogelijk beschermen tegen de schadelijke gevolgen van het gebruik van tabaksproducten. Het inrichten van een vergunningstelsel biedt echter geen extra mogelijkheden om nieuwsoortige tabaksproducten van de markt te weren of extra drempels op te werpen. Daarnaast is een belangrijke overweging om niet voor een vergunningsstelsel te kiezen dat een afgegeven vergunning de indruk zou kunnen wekken dat het betreffende nieuwsoortige tabaksproduct expliciet door de overheid is toegelaten. Dat is een onwenselijke ontwikkeling omdat het om nieuwsoortige tabaksproducten gaat die (ook in hun nieuwsoortigheid) nog steeds verslavend en schadelijk kunnen zijn. Dit past ook niet in het huidige tabaksontmoedigingsbeleid.

Vanwege de bovengenoemde redenen overweeg ik geen vergunningstelsel voor nieuwsoortige tabaksproducten in te voeren. Om de volksgezondheid zo goed mogelijk te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van het gebruik van tabaksproducten zal in het preventieakkoord de focus op tabaksontmoediging liggen. Ik zal uw Kamer nog over de ontwikkelingen met betrekking tot het preventieakkoord informeren.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis