Algemeen deel
Dit wetsvoorstel regelt de inwerkingtreding van artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Dit artikel is in 2011 bij de behandeling van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in de wet opgenomen dankzij het aangenomen amendement van de leden Sterk en Spekman1. Daarmee werd volgens de indieners van het amendement beoogd om in de gemeentelijke schuldhulpverlening de beschikking te krijgen over een wettelijk breed moratorium. Als de rechter dit moratorium afkondigt, heeft dit volgens de toelichting bij het amendement tot gevolg dat voor de duur van de afkoelingsperiode elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de schuldenaar en tot opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar bevinden niet kan worden uitgeoefend.
Tot op heden is het koninklijk besluit met betrekking tot dit artikel echter niet geslagen. Dit wetsvoorstel voorziet alsnog in inwerkingtreding, zodra deze initiatiefwet tot wet is verheven. Op 25 april 2014 kondigde de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid al aan te verwachten «dat het moratorium in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in de loop van 2016 in werking kan treden.»2 De initiatiefnemers sluiten zich bij dit voornemen aan met het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Zij menen dat de ernstige toename van schuldenproblematiek (1 op de vijf huishoudens heeft problematische schulden) en een toenemend beroep op vormen van schuldhulpverlening een goede en spoedige regeling van het wettelijk moratorium rechtvaardigt. Het ontbreken van een breed wettelijk moratorium is nu een obstakel in de aanpak van ernstige schuldenproblematiek. Omdat op dit moment nog steeds geen datum bekend is waarop het wettelijk moratorium mogelijk wordt, menen de initiatiefnemers dat het met het oog op de hiervoor genoemde omstandigheden zeer noodzakelijk is om de stap te nemen tot een wettelijke regeling van inwerkingtreding. Tevens zijn de initiatiefnemers van mening dat het onwenselijk is artikelen in de wet op te nemen die vervolgens niet of niet tijdig ingaan.
De initiatiefnemers constateren dat de Staatssecretaris inmiddels heeft aangegeven nieuwe wetgeving te willen voorbereiden met betrekking tot het wettelijk moratorium.3 De initiatiefnemers zien niet in waarom nieuwe wetgeving noodzakelijk is, omdat in de huidige wet al een regeling voor een breed wettelijk moratorium is getroffen, die enkel nog in werking hoeft te worden gesteld. Met een wetstraject waarin een nieuwe bepaling rond het wettelijk moratorium wordt voorgesteld, dreigt onnodige vertraging. Dat is onwenselijk. Daarom beperken de initiatiefnemers zich tot een inwerkingtredingstraject. Het is voor mensen met ernstige schulden immers van essentieel belang dat zij uitzicht krijgen op een weg uit de schulden en dat hen hoop wordt geboden.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Dit artikel regelt dat artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking treedt de dag nadat het onderhavige wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.
Artikel II
Dit artikel regelt dat het onderhavige wetsvoorstel in werking treedt de dag nadat het n het Staatsblad is geplaatst onder verwijzing naar artikel 12 van de Wet raadgevend referendum. In het algemene deel is reeds toegelicht waarom een spoedige inwerking gewenst is. Daarom kan een eventueel raadgevend referendum dan ook niet worden afgewacht.
Schouten
Pieter Heerma