Vastgesteld 7 juni 2016
Het presidium dankt de fracties voor hun inbreng. De inbreng bevat beschouwingen, standpunten en kritische vragen over alle facetten van het politieke bedrijf en de Kamerorganisatie. De inbreng maakt duidelijk dat de fracties de noodzaak van een goed functionerend politiek proces alsmede het belang van een goed functionerende organisatie onderschrijven. Het uitgangspunt bij het opstellen van de Raming is dat het constitutioneel proces onverkort doorgang moet vinden. Daarbij heeft het presidium twee speerpunten benoemd: inzet op een stevige(r) informatiepositie van de Kamerleden en transparantie van het Kamerwerk. Een professionele- flexibele en zakelijke organisatie is daarvoor een voorwaarde.
Bij de beantwoording van de vragen is zo mogelijk de volgorde aangehouden zoals deze in het Verslag is gevolgd. In een aantal gevallen zijn vragen gecombineerd beantwoord.
Inhoudsopgave
I |
Raming |
2 |
1. |
Inleiding |
2 |
2. |
Speerpunten en aandachtspunten 2017 |
3 |
– Informatiepositie en transparantie |
3 |
|
– Professionalisering en flexibilisering ambtelijke organisatie |
7 |
|
– Roemernorm |
9 |
|
– Ontsluiting digitale informatie |
10 |
|
– Voorbereiding renovatie Binnenhofcomplex |
17 |
|
– Investeringsruimte |
18 |
|
– Stageplaatsen in de Kamer |
18 |
|
3. |
Wetgeving en controle Tweede Kamer |
19 |
– Werkwijze Kamer |
19 |
|
– EU-voorzitterschap aandeel Tweede Kamer |
19 |
|
– De fractiekosten |
20 |
|
4. |
Duurzame bedrijfsvoering |
24 |
5. |
Risico’s |
26 |
– Werkkostenregeling |
26 |
|
II |
Staat van de Tweede Kamer 2015 |
27 |
1. |
Plenaire vergaderingen en wetgeving |
27 |
2. |
Commissieactiviteiten |
30 |
3. |
Contacten met de samenleving |
30 |
4. |
Specifieke onderwerpen |
31 |
– Kabinetsformatie |
31 |
|
– Afsplitsingen van fracties |
31 |
|
– Relatie met «de wetenschap» |
31 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Voorstel Raming der voor de Tweede Kamer in 2017 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten. Graag willen zij het presidium enkele vragen stellen.
De leden van de SP-fractie hebben de Raming der Tweede Kamer in 2017 met belangstelling gelezen en hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming voor 2017. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2017 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten en van de Staat van de Tweede Kamer. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen aan het presidium.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming voor de Tweede Kamer voor 2017. Zij hebben hierover enkele vragen aan het presidium.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Raming van de Tweede Kamer, de staat van de Tweede Kamer (2015), en van de brieven van de Voorzitter van de Tweede Kamer over het mondelinge vragenuur en de behandeling van schriftelijke vragen. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie lezen in de toelichting op de Raming dat Eerste en Tweede Kamer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het financiële beheer en dat het in beginsel niet aan de orde kan zijn dat de regering van de Raming zou afwijken. Toch, zo merken de aan het woord zijnde leden op, wordt er jaarlijks besloten om ook over de begroting van de Staten-Generaal een feitelijke vragenronde te houden. Waartoe dient deze vragenronde dan nog?
De begrotingshoofdstukken Staten-Generaal zijn voorstellen van wet in formele zin. Het Reglement van Orde bepaalt dat in het kader van het voorbereidend onderzoek van wetsvoorstellen alle leden in de gelegenheid moeten worden gesteld vragen te stellen. Dit geldt dus ook voor de Raming van de Tweede Kamer die op dat moment echter al is behandeld in de Tweede Kamer. Om de in de vraagstelling reeds verwoorde reden is het verslag in dit stadium echter doorgaans blanco. Het is echter niet geheel uitgesloten dat vragen worden gesteld die strikt genomen niet op de Raming betrekking hebben.
– Informatiepositie en transparantie
Ten geleide: Het presidium hecht veel waarde aan een sterke informatiepositie van de Tweede Kamer en openheid van het Kamerwerk. Onderstaand gaat het presidium daar – in reactie op de gestelde vragen – dieper op in. Daarnaast wordt er in deel II van deze Nota, die gaat over de Staat van de Tweede Kamer 2014, een nadere toelichting gegeven op deze twee speerpunten.
In de begrotingstoelichting wordt terecht, zo menen de leden van de VVD-fractie, het speerpunt van transparantie in het parlementaire proces genoemd, alsmede de toegankelijkheid van de Kamer. Zoals ook wordt opgemerkt, werpt de toegankelijkheid van de Kamer per definitie drempels op vanwege de veiligheidsmaatregelen. Kan het presidium meer inzicht geven hoe het speerpunt transparantie zich verhoudt tot de veiligheid?
Het presidium meent dat ondanks het huidige hoge niveau van beveiliging van de Tweede Kamer, dat het gevolg is van het door de NCTV vastgestelde dreigingsniveau «substantieel», er voldoende waarborgen zijn voor een ruime en vrije toegankelijkheid van de Tweede Kamer. De toegepaste controlemaatregelen zijn streng, maar staan de volledige toegang tot het parlementaire proces niet in de weg.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brieven van de Voorzitter over de behandeling van schriftelijke vragen en het mondelinge vragenuur. Deze leden delen de mening dat de regeling van werkzaamheden niet belast moet worden met rappellerende Kamerleden maar dat, in geval de vragen niet op tijd zijn beantwoord, de Voorzitter de desbetreffende bewindspersoon zal rappelleren. Daarnaast stelt de Voorzitter dat in het geval de vragen dan nog niet binnen zes weken beantwoord worden, zij een langer of een extra mondeling vragenuur zou kunnen gelasten. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of een langer of extra vragenuur door Kamerleden als een stimulans kan worden opgevat om meer schriftelijke vragen te gaan stellen met als doel om, in geval van overschrijding van de beantwoordingstermijn, live op tv, mondelinge vragen te kunnen stellen.
Het presidium deelt de door de PvdA-fractie geuite vrees niet. Het stond leden al veel langer vrij om niet-beantwoorde vragen aan te melden voor het mondelinge vragenuur. Het was en is ook nu nog aan de Voorzitter om de vragen al dan niet toe te laten tot het mondelinge vragenuur. In de zeldzame gevallen dat van een dergelijke aanmelding sprake was, werden de vragen vrijwel zonder uitzondering nog vóór het mondelinge vragenuur alsnog beantwoord. Het presidium wijst erop dat het voorstel om een extra lang of een extra mondelinge vragenuur te organiseren aan de Kamer zal worden voorgelegd, zoals ook al eerder in de brief van de Voorzitter is aangegeven (bijlage bij Kamerstuk 34 444, nr. 1).
Begrijpen de aan het woord zijnde leden het goed dat de Voorzitter van mening is dat er terughoudender zou moeten worden omgegaan met het stellen van schriftelijke vragen? Zo ja, doelt de Voorzitter dan enkel op schriftelijke vragen die in aanloop naar een plenair debat worden ingediend met het verzoek die binnen enkele dagen te beantwoorden of doelt de Voorzitter ook op andere schriftelijke vragen? Zo nee, waarom niet?
De Voorzitter heeft in haar brief over schriftelijke vragen de leden aandacht gevraagd voor het gebruik van het instrument schriftelijke vragen. Zij heeft daarbij opgeroepen het instrument te gebruiken zoals het Reglement van Orde voorschrijft: kort en bondig en uitgaande van een beantwoordingstermijn van drie weken. Bij het stellen van een groot aantal (gedetailleerde) schriftelijke vragen die voorafgaand aan een debat of algemeen overleg, dikwijls op verzoek van de indiener ook nog binnen een korte termijn moeten worden beantwoord, kan de vraag gesteld worden of daarvoor geen ander instrument ingezet zou moeten worden. Het presidium wil daarbij opmerken dat schriftelijke vragen zich soms ook goed lenen om in commissieverband te worden gesteld daar waar het gaat om vragen die op kortere termijn beantwoord dienen te worden, bijvoorbeeld ter voorbereiding op een debat of een algemeen overleg. Op deze manier wordt het instrument van schriftelijke vragen zo effectief mogelijk ingezet.
De leden van de SP-fractie constateren dat er plannen bestonden om het vragenuurtje aantrekkelijker te maken. Voorts constateren zij dat deze plannen nooit in de praktijk zijn gebracht omdat het presidium af heeft gezien van dit plan. Zij vragen of het presidium toch mogelijkheden ziet om op andere manieren het vragenuurtje aantrekkelijker te maken, temeer omdat het aantal ingediende mondelinge vragen toeneemt.
De leden van de SP-fractie verwijzen naar de uitvoering van de aangenomen motie-Nepperus (Kamerstuk 33 924, nr. 8). Zoals aangegeven in de brief van het presidium van 22 april 2015 (Kamerstuk 34 183, nr. 6) en in de Nota naar aanleiding van het verslag over de Raming voor het jaar 2016 (Kamerstuk 34 183, nr. 8) heeft de Commissie voor de Werkwijze meerdere varianten voor de beide overwegingen in de motie onderzocht. Binnen de commissie bestond geen draagvlak om met voorstellen te komen om het Reglement van Orde aan te passen in de lijn van de motie. Het presidium heeft geen reden om aan te nemen dat er nu wel draagvlak bestaat en wacht dan ook nadere concrete voorstellen van de leden omtrent het vragenuur af, zoals eerder aangegeven in de brief van 22 april 2015.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang van transparantie van het Kamerwerk. In dit verband vragen zij of ook AO’s inmiddels beschikbaar zijn door middel van de functionaliteit Debat Gemist. Het is handig om beelden van debatten even terug te halen. Dat geldt niet alleen voor plenaire debatten, maar ook voor AO’s. Deze leden vragen het presidium erop toe te zien dat conceptverslagen van AO’s in ieder geval beschikbaar zijn voordat over het betreffende AO een VAO wordt gehouden.
De leden van de D66-fractie willen, net als voorgaande jaren, opmerken dat zij een breed gevoelde behoefte constateren om niet slechts ple-naire debatten, maar ook algemeen overleggen te kunnen terugkijken via Debat Gemist. Een groot deel van de vergaderingen in de Tweede Kamer vindt immers plaats via algemeen overleggen. Door de toegankelijkheid en inzichtelijkheid van die debatten te vergroten wordt de samenleving beter bereikt. Al is het maar doordat gelijk teruggeluisterd kan worden in plaats van maanden later naar een schriftelijk verslag te moeten zoeken, en doordat fragmenten gedeeld kunnen worden via sociale media. Binnen welke termijn kan een uitbreiding van Debat Gemist, die hieraan tegemoet komt, gereed zijn?
Bij Debat Gemist zit er nu doorgaans een dag tussen het debat en de publicatie. De leden van de fractie ChristenUnie vragen of het mogelijk is dit proces te versnellen. Debat Gemist is momenteel alleen beschikbaar voor de plenaire debatten, terwijl er van de commissievergaderingen wel live debatten zijn te volgen. Genoemde leden vragen wanneer ook de commissievergaderingen zijn terug te kijken.
Betreffende de website Debat Gemist heeft het lid Klein ook nog een tweetal vragen. Ten eerste is het op dit moment alleen mogelijk om plenaire vergaderingen/debatten terug te kijken. Commissievergaderingen kunnen tot op heden nog niet terug gekeken worden via Debat Gemist. Het lid Klein ziet dit graag veranderen zodat in de toekomst de burgers thuis, idealiter, ook alle vergaderingen op commissieniveau terug kunnen kijken. Ook in deze vergaderingen worden immers wezenlijke dingen besproken en bediscussieerd die voor de burger interessant en belangrijk kunnen zijn. De mogelijkheid om óók deze vergaderingen terug te kunnen kijken verhoogt de transparantie van het Kamerwerk aanzienlijk, zo verwacht hij. Bovendien zou dit ook een groot pluspunt kunnen betekenen voor de kleinere fracties in de Tweede Kamer. Zij lopen immers regelmatig tegen het probleem aan dat zij vergaderingen niet kunnen bijwonen omdat deze tegelijkertijd zijn gepland. Wanneer alle commissievergaderingen terug te bekijken zijn, kunnen ook de leden van deze fracties op de hoogte blijven van al datgene dat in deze vergaderingen is besproken.
Een tweede punt dat het lid Klein wil aansnijden omtrent de website Debat Gemist betreft de mogelijkheid om debatten te downloaden. Momenteel is het alleen mogelijk om hele debatten te downloaden. Dit zijn meestal grote bestanden. Echter, soms is iemand enkel geïnteresseerd in een bepaalde passage uit een debat, of in een bepaalde bijdrage van een specifiek lid of een specifieke bewindspersoon. In dat kader is het momenteel wél mogelijk om op de website Debat Gemist van een debat een specifieke bijdrage terug te zien. Men kan zogezegd een bepaald fragment kiezen om te kijken. Dit specifieke fragment vervolgens als enige downloaden behoort momenteel echter nog niet tot de mogelijkheden. Het lid Klein vraagt zich af in hoeverre het wenselijk is om, in lijn met deze mogelijkheid om enkel bepaalde fragmenten te kunnen bekijken en in plaats van het hele debat integraal te moeten downloaden, voortaan juist (ook) korte fragmenten te kunnen downloaden.
Het presidium kan melden dat het project gericht op de nieuwe functies van Debat Gemist naar verwachting in juni van dit jaar wordt afgerond. De uitbreiding bevat naast het Algemeen Overleg ook het Wetgevingsoverleg en het Notaoverleg. Doel van het bovengenoemde project is onder meer om de publicatietijd te halveren, zodat een debat binnen 10 uur na afloop teruggekeken kan worden.
Het presidium wijst erop dat op de inhoud van de website Debat Gemist de Creative Commons-licentie van toepassing is. Dit houdt in dat debatten alleen gedownload, hergebruikt en gedeeld mogen worden zolang de debatten intact blijven en niet commercieel gebruikt worden.
Het presidium wijst erop dat sinds maart van dit jaar conceptverslagen via VLOS worden verwerkt. Het concept-verslag van een Algemeen Overleg is nu doorgaans na ongeveer twee weken beschikbaar.
De leden van de CDA-fractie hechten groot belang aan de toegankelijkheid van de Kamer voor bezoekers. Deze leden hebben grote waardering voor de inventiviteit van ProDemos om het parlementaire werk inzichtelijk te maken. Deze leden ervaren de samenwerking tussen de Kamer en ProDemos als vanzelfsprekend en vruchtbaar. Deze leden zijn blij, dat er jaarlijks zo’n 80.000 scholieren door ProDemos worden rondgeleid, en dat de Kamer in totaal door zo’n 160.000 personen wordt bezocht. Zijn daarbij de groepsbezoeken aan fracties inbegrepen, zo vragen deze leden. Alleen de CDA-fractie heeft in 2015 al 6.000 bezoekers ontvangen.
Het aantal groepsbezoeken aan fracties is niet inbegrepen bij de genoemde bezoekersaantallen. De cijfers zijn gebaseerd op enerzijds de rondleidingen die ProDemos verzorgt en anderzijds de bezoekers aan de publieke tribune. De Kamer registreert niet hoeveel bezoekers de fracties ontvangen tijdens hun rondleidingen. Het voornemen van de organisatie is dit wel te gaan doen en daarbij gebruik te maken van de bezoekersregistratie van de Beveiligingsdienst.
De leden van de D66-fractie delen volledig de opvatting dat het een speerpunt van beleid moet zijn de informatiepositie van de Tweede Kamer te versterken en het parlementair proces transparanter te maken. Zij waarderen het ook dat de Voorzitter heeft aangekondigd de beantwoordingstermijn van schriftelijke vragen beter te gaan bewaken en Ministers aan te spreken op overschrijding. Deze leden wachten wel nog steeds op de, bij de behandeling van het begrotingshoofdstuk III Algemene Zaken toegezegde, analyse van de gemiddelde beantwoordingstermijn van schriftelijke vragen ter nadere uitwerking van de door deze leden gedane steekproeven. Uit die steekproeven bleek dat de gemiddelde beantwoordingstermijn ver boven de maximale primaire termijn van drie weken ligt en dat uitstelberichten eerder regel dan uitzondering zijn. Graag horen zij wat de stand van zaken ten aanzien van dit onderzoek is.
In haar kennismakingsgesprekken met de bewindspersonen heeft de Voorzitter aandacht gevraagd voor de termijn van beantwoording van vragen en aangedrongen op tijdige beantwoording. Daarbij komt dat nu wekelijks bij de ministeries de openstaande vragen waarvan de termijn van drie weken is overschreden, actief onder de aandacht worden gebracht. De Voorzitter heeft bovendien aangegeven dat aanmelding voor het mondelinge vragenuur van vragen waarbij de beantwoordingstermijn van zes weken is overschreden tot de mogelijkheden behoort.
Hoewel deze maatregelen nog maar kort worden toegepast is de eerste voorzichtige waarneming dat zij een positief effect hebben op de termijn van beantwoording.
Moderne media bieden, naar de mening van de leden van de christenUnie-fractie, veel mogelijkheden om het werk van de Tweede Kamer veel meer toegankelijk te maken voor veel meer mensen. Genoemde leden vragen wat de concrete ambities en planning zijn voor de doorontwikkeling van Debat Direct en Debat Gemist. Debat Direct bevindt zich nog in de testfase. Volgens de website zou de tweede testfase eind februari zijn afgerond en zou de app in maart voor iedereen beschikbaar zijn. Inmiddels is het eind april. Wanneer komt Debat Direct beschikbaar voor het algemene publiek?
Het lid Klein vindt transparantie van het Kamerwerk zeer belangrijk en juicht de nadruk op dit onderwerp in de Raming voor 2017 dan ook toe. Het hoort bij een representatieve democratie om inzichtelijk te maken wat volksvertegenwoordigers namens hun kiezers doen en besluiten. Debat Gemist en Debat Direct zijn in dit kader belangrijke middelen die momenteel ingezet worden om de burgers een blik in de Tweede Kamer te geven. Echter, in dit kader heeft het aan het woord zijnde lid wel nog een drietal opmerkingen. Allereerst valt op de website van de Tweede Kamer te lezen dat de app Debat Direct vanaf het voorjaar 2016 voor iedereen beschikbaar is. Tot op heden is dit echter nog niet het geval Het lid Klein vraagt zich derhalve af wanneer deze app echt «de lucht ingaat» waardoor alle burgers in Nederland daadwerkelijk de plenaire debatten live kunnen volgen. Is hier een realistische, nauwkeurige inschatting voor te geven?
De officiële lancering van de app Debat Direct was op dinsdag 17 mei. Sinds die dag is de app te installeren op apparaten met iOS (Apple), Android (Google) en Windows (Microsoft).
– Professionalisering en flexibilisering van de ambtelijke organisatie
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de invoering van de nieuwe ambtelijke organisatiestructuur verloopt. Hoe wil men de beoogde flexibilisering van het huidige personeel bereiken? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het presidium.
De leden van de CDA-fractie hechten groot belang aan de uitvoering van het rapport van ABD TOP Consult «Meer verzakelijking en verdere professionalisering», dat in december 2014 aan het presidium is aangeboden. In het Verslag over de Raming voor 2016 hebben deze leden de verwachting uitgesproken, dat op basis van deze aanbevelingen de ambtelijke capaciteit effectiever en efficiënter kan worden ingezet ten behoeve van het politieke proces. Daarom vragen deze leden naar de voortgang van de uitvoering van de aanbevelingen, die in de toelichting op de Raming nog weinig concreet is.
Het presidium benadrukt dat het de aanbevelingen van het ABD-rapport ten volle onderschrijft en van mening is dat deze spoedig en met kracht moeten worden uitgevoerd. Daarbij staat ten allen tijde voorop dat de activiteiten van de ambtelijke organisatie primair ten dienste staan van de kerntaken van de Tweede Kamer: de vertegenwoordigende, wetgevende en controlerende rol.
In het kader van de uitvoering van het ABD-rapport zal de focus liggen op de vraag wat de kerntaken zijn en de bijbehorende inzet van middelen, de flexibele inzet van personeel en de kwaliteit van de taakuitvoering. Er wordt gewerkt aan een strategisch plan voor de ambtelijke organisatie waarin deze onderwerpen verder worden uitgewerkt en waarmee voor de komende jaren richting wordt gegeven aan de activiteiten en taakuitvoering door de ambtelijke organisatie.
Het presidium is van mening dat het personeel flexibeler moet kunnen worden ingezet als de vraag naar ondersteuning verandert en op plekken waar de werkdruk op een bepaald moment het hoogst is. Dit hangt samen met opmerkingen in het rapport van ABD TOP-consult dat de omvang van enkele diensten groter is dan gerechtvaardigd lijkt, gelet op de taken die worden uitgevoerd. Er zal gebruik worden gemaakt van een personeelsschouw om te inventariseren welke personeelsleden op basis van belangstelling, kennis en ervaring elders in de organisatie kunnen en willen worden ingezet. Via strategische personeelsplanning kan flexibele inzet van personeel worden gepland.
Daarnaast is het voornemen een matchingsprocedure in te richten op grond waarvan bij het ontstaan van vacatures, boventallige medewerkers (als gevolg van lopende reorganisaties) en medewerkers die kenbaar hebben gemaakt mobiel te willen zijn, kunnen worden gematcht. Ten slotte zullen op grotere schaal werkzaamheden projectmatig worden uitgevoerd, hetgeen de mogelijkheid biedt om medewerkers in te zetten op onderwerpen waarvoor tijdelijk extra capaciteit of specifieke expertise noodzakelijk is.
De leden van de SP-fractie lezen dat het personeel flexibeler moeten worden ingezet. Hoewel deze leden begrijpen dat er een bepaalde mate van flexibiliteit kan worden verwacht bij het werken in de Tweede Kamer, staan deze leden ook voor een goed personeelsbeleid. De leden van de SP-fractie vragen daarom of er personeelsleden verplicht worden andere werkzaamheden te verrichten dan zij normaal verrichten, of dat deze mogelijkheden alleen geboden worden wanneer het personeel dat zelf ook wil.
Goed personeelsbeleid is uitgangspunt. Flexibele personeelsinzet zal doorgaans plaatsvinden op basis van wederzijdse instemming. Dit is anders bij van officiële reorganisatietrajecten, waarbij ook van onvrijwillige mobiliteit sprake kan zijn. In het kader van flexibiliteit is de afgelopen periode al het nodige ondernomen. Zo wordt steeds vaker gewerkt met een flexibele schil, met verschillende contractvormen en wordt er veelvuldig voor bijvoorbeeld onderzoeken een beroep gedaan op medewerkers om via detachering een dergelijk onderzoek te ondersteunen. Desondanks is er behoefte om te bezien of er nog meer mogelijkheden tot vergroting van de flexibiliteit zijn. Een ambtelijke werkgroep, het ontwikkelteam flexibele personeelsinzet, heeft hierover een aantal aanbevelingen gedaan zoals het instellen van een kamerbrede flexpool voor het toewijzen van capaciteit aan flexibele schillen bij diensten, het werken met generieke functieprofielen en het gebruik van het opleidingsbudget voor het opleiden van multi-inzetbare medewerkers.
De leden van de SP-fractie hebben vorig jaar aandacht gevraagd voor de arbeidsomstandigheden in de Tweede Kamer, door mensen meer te laten bewegen en de mogelijkheid te introduceren om staand te kunnen werken, door hoog-laag-bureaus te plaatsen voor mensen die dat willen. Wat is hierin de stand van zaken? Welke voortgang is er geboekt?
Het huidige (volledig arboconforme) kantoormeubilair is nog niet afgeschreven en wordt daarom dus (nog) niet vervangen. In samenspraak met arbomedewerker en (bedrijfs)arts worden zit-sta-werkplekken geplaatst, daar waar dat op medische gronden gewenst is. Verder heeft er een pilot plaatsgevonden bij de DVR met verschillende faciliteiten zoals een deskbike, ministepper, skippybal, een varidesk en dynamisch zitten waaruit blijkt dat dynamisch zitten op de door de Tweede Kamer verstrekte bureaustoel het meest optimaal is. De deskbike kwam onvoldoende uit de pilot voor wat betreft dagelijks gebruik. Binnen de Kamer zal dynamisch zitten actief worden gestimuleerd. Daarnaast zal er ook aandacht worden gegeven aan het belang van staand werken tijdens bijvoorbeeld activiteiten die zich daarvoor lenen. Denkt u daarbij aan korte overleggen of telefoneren.
De leden van de D66-fractie vragen zich af op welk moment in de reorganisatie van de ambtelijke organisatie duidelijk wordt waar en hoeveel ruimte er is om nieuwe specialismen in huis te halen ter ondersteuning van de Kamerleden. Zij denken hierbij aan de discussies die lopen over het al dan niet toevoegen van ambtelijke ondersteuning aan de CIVD of de discussie over de goedkeuringsprocedures van verdragen, waarbij gespecialiseerde staf de Kamer mogelijk kan ondersteunen haar controlerende taak op dit aspect beter in te vullen.
Verzoeken om specialistische ondersteuning kunnen ten allen tijden worden gesteld en zijn niet gekoppeld aan de reorganisatie van de ambtelijke organisatie. Op elk moment moet de afweging gemaakt kunnen worden of de huidige dienstverlening voldoet of moet worden aangepast. Zo zal de commissie IVD vanaf het zomerreces ondersteund worden door een fulltime specialistisch medewerker, die wordt toegevoegd aan de staf die reeds bestaat uit een parttime griffier en een parttime commissieassistent.
Een commissie die een ter goedkeuring aan de Kamer voorgelegd verdrag aan een onderzoek wil onderwerpen, kan daarvoor indien nodig altijd ter zake kundige ondersteuning organiseren, als het een voorstel daartoe indient bij het presidium. De kosten daarvoor kunnen, zoals de kosten van ander parlementair onderzoek, worden gefinancierd uit het kennis- en onderzoeksbudget van de Kamer. Vooralsnog heeft het presidium geen aanleiding om een permanente personele voorziening te treffen waar het het onderzoek van verdragen betreft. Verder merkt het presidium nog op dat zij binnenkort komt met een voorstel ter versterking van de kennis- en onderzoeksfunctie van de Kamer, dat beoogt beter in de behoefte aan ondersteuning van de Kamer op dit punt tegemoet te komen.
– Roemernorm
De leden van de PvdA-fractie hebben moeite met de vaststelling dat het aantal externen ook voor 2017 weer niet tot onder de Roemernorm kan worden gebracht. De reorganisatie van de Dienst Automatisering brengt met zich mee dat vacatures met externe krachten moeten worden ingevuld. Wanneer is deze reorganisatie afgerond? Hoeveel extra kosten brengt deze externe inhuur met zich mee? Bij welke functies of afdelingen naast de Dienst Automatisering worden er nog meer relatief veel externen ingehuurd en waarom?
Het presidium antwoordt dat de reorganisatie van de Dienst Automatisering (DA) afgerond wordt voor het zomerreces 2017. Het is de verwachting dat medio dit jaar een adviesaanvraag aan de Ondernemingsraad uit zal gaan. Op basis van de besluitvorming beleidsvoornemen reorganisatie is aan de medewerkers van DA de mogelijkheid geboden tot een vrijwillig van-werk-naar-werktraject. In een latere fase kent dit een verplicht karakter. Hierdoor heeft een behoorlijk aantal medewerkers inmiddels een baan elders gevonden. Wel betekent dit dat het voor de continuïteit van de dienstverlening noodzakelijk was om externen in te huren. Hoe hoog de precieze kosten daarvan zijn zal inzichtelijk worden gemaakt.
Naast de Dienst Automatisering vindt inhuur voornamelijk plaats door het Bureau Informatisering en Projecten (BIP). Dit betreft de inhuur voor specifieke expertise. Ook de stafdienst Communicatie maakt gebruik van externe expertise. Dit als gevolg van de daar spelende reorganisatie.
De leden van de SP-fractie constateren dat er een voorwaarschuwing wordt gegeven met betrekking tot het niet halen van de Roemernorm. De verwachting is dat er meer dan 10% externe inhuur noodzakelijk is. Genoemde leden vinden dat een teleurstellende conclusie. Genoemde leden lezen dat het niet halen van de norm mede het gevolg is van het uitbesteden van de Dienst Automatisering, een beslissing waar de leden van de SP-fractie nooit voorstander van zijn geweest. Wanneer de Tweede Kamer van overheidsinstanties eist dat zij voldoen aan die norm is het een heel slecht voorbeeld wanneer dat niet lukt binnen de eigen organisatie. Deelt het presidium de mening dat dit geen goed voorbeeld is?
Het presidium is met de SP-fractie van mening dat moties van de Tweede Kamer uitgevoerd moeten worden. Dat geldt dus ook voor de moties van de heer Roemer. De ambitie moet zijn binnen de Roemernorm te blijven. Tegelijkertijd wil het presidium, vanuit de door de SP-fractie genoemde voorbeeldrol, transparant zijn en om die reden aandacht vragen voor de druk op de externe inhuur die ontstaat door de voorgenomen uitbesteding van de Dienst Automatisering. Wanneer deze definitief vorm krijgt, zal de externe inhuur fors dalen en kan de Roemernorm worden gerealiseerd, zo is de verwachting.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat ook dit jaar de Roemernorm ten aanzien van externe inhuur weer niet wordt gehaald. Als reden wordt de gefaseerde uitbesteding van delen van de Dienst Automatisering gegeven. Genoemde leden vragen een nadere onderbouwing van de omvang van de externe inhuur en welke mogelijkheden er zijn om zo spoedig mogelijk structureel aan deze norm te voldoen.
Voorts constateren deze leden dat er gekozen is voor het uitbesteden van de ICT aan externe partijen. Daar staat tegenover dat ministeries zijn aangesloten bij het Shared Service Centre (SSC) van het Rijk. Genoemde leden vragen waarom er niet voor wordt gekozen om de Kamer bij dit SSC aan te laten sluiten. Volgens genoemde leden zou hierbij ook als overweging kunnen dienen dat de ICT ondersteuning van de Tweede Kamer ook een publiek belang dient en dat aansluiten bij het SSC bijdraagt aan de bedrijfszekerheid en veiligheid.
Voor het antwoord op de vraag naar de omvang en de onderbouwing van de externe inhuur wordt verwezen naar het antwoord op de overeenkomstige vragen van de PvdA-fractie.
Het presidium antwoordt voorts dat over de implementatie van de geplande uitbesteding nog niet is besloten. Er is aan een gespecialiseerd onderzoeksbureau gevraagd om een bureaustudie te doen naar de actuele trends op het gebied van sourcing en de validatie van de uitgangspunten van het eerder genomen besluit tot outsourcing van delen van DA. De dienstverlening door de servicedesk ICT is overigens om redenen van borgen van continuïteit en deskundigheid al een aantal jaren geleden uitbesteed. Recent is, vanwege de afloop van het contract, afscheid genomen van de vorige marktpartij en is er een overeenkomst afgesloten met een nieuwe partij.
Een keuze voor het SSC is op dit moment niet aan de orde. Bij eerdere prijsvergelijking is naar voren gekomen dat de tarieven van het SSC boven de markttarieven liggen. In de oriëntatiefase voor uitbesteding worden marktpartijen en indien van toepassing ook het SSC meegenomen in het uitbestedingsproject. Bedrijfszekerheid en veiligheid zijn belangrijke criteria op basis waarvan partijen worden geselecteerd.
– Ontsluiting digitale informatie
Een betere ontsluiting van de digitale informatie is ook naar de mening van de leden van de PvdA-fractie van groot belang. Deze leden lezen dat er meer aandacht zal komen voor een betere benutting van de beschikbare informatie en voor beheer en beveiliging. In hoeverre speelt ook de gebruikersvriendelijkheid een rol? De aan het woord zijnde leden vinden bijvoorbeeld dat het bestaande Parlis-systeem wat gebruikersvriendelijkheid niet uitblinkt. Kan het presidium daar nader op ingaan? Wanneer worden de gebruikers van dat systeem om hun ervaringen gevraagd? Waarom is het bijvoorbeeld niet mogelijk om aan de hand van het invoeren van het desbetreffende nummer de behandeling van een wetsvoorstel vanaf indiening tot eindstemming in de Eerst Kamer overzichtelijk in beeld te krijgen, zoals dat op de site van de Eerste Kamer wel kan?
Parlis is bedoeld als documentregistratie- en workflowsysteem voor de Kamer zelf en is nooit bedoeld als een extern gericht informatiesysteem. De documenten en vergaderinformatie in Parlis zijn wél een belangrijke bron voor ontsluiting van informatie op de website van de Kamer; feitelijk gaat alle procesinformatie uit Parlis en een groot deel van de documenten (alleen de vertrouwelijke niet) via de website naar buiten. In het kader van het project Gegevensmagazijn wordt gewerkt aan verbetering van de mogelijkheden om informatie uit diverse systemen in samenhang te tonen op de website.
Het presidium hecht aan gebruikersvriendelijkheid van systemen. Op dit moment wordt met het project Parlis 1.8 al uitvoering gegeven aan enkele reeds eerder door fracties geuite wensen o.a. het realiseren van een koppeling met Outlook. Zodra dit gereed is, zal het resultaat aan de fracties worden voorgelegd. Vanzelfsprekend is het op dat moment nog mogelijk om wijzigingen aan te brengen. De fracties zullen ook in een vroeg stadium worden betrokken bij andere verbeteringen in de gebruikersvriendelijkheid van Parlis.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het gebruik van opensource software en -bestanden veel meer door de Tweede Kamer gestimuleerd zou moeten worden. Deelt het presidium die mening? Zo ja, waarom is de beschikbaarheid van opensource desondanks minimaal? Zo nee, waarom deelt het presidium die mening niet? Deze leden hebben dezelfde vragen over open standaarden. Tevens vragen zij zich af of de website van de Tweede Kamer voldoet aan de webrichtlijnen.*
Het presidium geeft aan dat de Tweede Kamer prioriteit geeft aan open source en open standaarden. In de IT Governance van de Tweede Kamer is het streven naar software en applicaties op basis daarvan het uitgangspunt. Om die reden zijn belangrijke applicaties, zoals de website van de Tweede Kamer en de kamervragenapplicatie, al ontwikkeld met open source software. Beperking is wel dat veel gangbare systemen, bijvoorbeeld op het gebied van de kantoorautomatisering niet met open source software zijn ontwikkeld. Ook kan het gebeuren dat open source toepassingen specifieke kennis vragen, waardoor externe inhuur van specialisten nodig is. Open standaarden, met name op het gebied van gegevensuitwisseling, worden steeds belangrijker voor de Tweede Kamer. Het project Gegevensmagazijn geeft hieraan een impuls, door het standaardiseren van het beheer van gegevens, waardoor uitwisseling en publicatie wordt vergemakkelijkt, ook in de vorm van open data.
Het presidium antwoordt dat de website van de Tweede Kamer (www.tweedekamer.nl) aan bijna alle webrichtlijnen op het hoogste niveau voldoet. De website moet volgens het presidium toegankelijk zijn voor blinden en slechtzienden en ook voor doven en slechthorenden. Een aandachtspunt is dat het volgens het hoogste niveau van de webrichtlijnen nodig is álle livestreams te voorzien van (live)ondertiteling. Dit vraagt om een zeer snelle parallelle bewerking van de gesproken teksten en is arbeidsintensief. Het presidium wijst in dit verband tevens op de motie-Voortman/Otwin van Dijk (Kamerstuk 33 990, nr. 45). Deze bij het debat over het VN-Gehandicaptenverdrag (Handelingen II 2015/16, nr. 42, item 9) ingediende motie verzoekt om debatten die via de livestream te volgen zijn zo spoedig mogelijk tevens volgbaar te maken voor mensen die doof of slechthorend zijn. Dit jaar start een pilot om het wekelijkse mondelinge vragenuur live te ondertitelen. Als deze pilot een succes blijkt, worden mogelijkheden tot uitbreiding onderzocht. Overigens zijn de ongecorrigeerde verslagen van de plenaire vergaderingen al binnen enkele uren beschikbaar via de website. Daarnaast werkt het presidium eraan om alle openbare documenten, die op de website beschikbaar worden gesteld, te laten voldoen aan de webrichtlijnen voor de publicatie van documenten.
De digitale toegankelijkheid van informatie brengt met zich mee dat het verstrekken van informatie op papier sterk verminderd kan worden. Dat vinden de leden van de PvdA-fractie in zijn algemeenheid uiteraard wenselijk. Echter, in het geval van de Handelingen van de Tweede Kamer menen deze leden dat naast een digitale variant er ook nog een of enkele papieren versies beschikbaar zouden moeten blijven. Is dit ook het geval? Deelt het presidium de mening dat bijvoorbeeld in de Handelingenkamer ingebonden versies van de Handelingen bewaard zouden moeten blijven?
Het presidium hanteert inderdaad het uitgangspunt dat de hoeveelheid informatie op papier verminderd dient te worden. Dat is ook hier het geval: het officiële exemplaar van de Handelingen is de digitale variant die gepubliceerd wordt via Officiële Bekendmakingen. Het papieren exemplaar wordt dientengevolge al enige tijd niet meer gedrukt. Om de collectie papieren Handelingen in de Handelingenkamer netjes af te ronden is ervoor gekozen om de Handelingen nog te drukken en in te binden tot en met 200 jaar Staten-Generaal. Er wordt nagedacht of toekomstige Handelingen op digitale wijze gepresenteerd kunnen worden in de Handelingenkamer.
Op het terrein van de ICT wordt in 2016 een actuele visie op het gebruik van informatie en ICT door de Tweede Kamer opgesteld. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wanneer de notitie hierover ongeveer in 2016 wordt verwacht.
De leden van de CDA-fractie constateren dat alle processen die te maken hebben met informatieverwerking van wezenlijk belang zijn voor het functioneren van de Tweede Kamer. Deze leden vragen, wat precies moet worden verstaan onder een actuele visie op het gebruik van informatie en ICT door de Tweede Kamer. Deze leden vragen voorts, op welke wijze het presidium een betere benutting van de, in de bestaande systemen zoals Parlis en VLOS, beschikbare informatie wil bewerkstelligen. Deze leden vragen ten slotte, op welke wijze het presidium gebruikers wil betrekken bij verbetering van deze systemen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in 2016 een actuele visie op het gebruik van informatie en ICT door de Tweede Kamer zou worden opgesteld om de beleidslijnen voor ICT-dienstverlening, gericht op betere benutting en beheer van informatie, uit te werken. Genoemde leden pleiten ervoor hierbij ook de wensen van gebruikers te inventariseren. Zij zijn er van overtuigd dat er nog veel verbeteringen mogelijk zijn die het werk van fracties, maar ook van griffies, efficiënter kunnen maken. Zij vragen of het presidium hiertoe bereid is. Verder vragen genoemde leden in de op te stellen ICT-visie in te gaan op de mogelijkheid van het gebruik van opensource software. Dit verkleint de afhankelijkheid van leveranciers en kan mogelijk kosten besparen.
Het presidium antwoordt dat het in de planning ligt de actuele visie op informatie en ICT in het najaar gereed te hebben.
De visie op informatie en ICT, die nu wordt ontwikkeld, geeft een doorkijk voor de komende jaren welke ontwikkelingen op het terrein van informatie en ICT zullen worden geïnitieerd en gerealiseerd. Hierbij zal de focus liggen op het beter benutten van bestaande ICT-voorzieningen, het stabiliseren en beveiligen van applicaties en het duurzaam hergebruiken ervan.
Het presidium laat weten dat in samenspraak met onder andere de ambtelijk secretarissen van de fracties naar een geschikte methode wordt gezocht om de gebruikers te betrekken bij de ontwikkelingen op ICT-terrein.
In de ICT-visie zal ook worden ingegaan op het gebruik van opensource software. De planning is de actuele visie op informatie en ICT in het najaar gereed te hebben.
Nog dit jaar zal een onderzoek gedaan worden onder de gebruikers van de VLOS-correctiewebsite. Deze website gebruiken Kamerleden en bewindspersonen voor het voorstellen van correcties op de weergave van hun inbreng in het concept-verslag.
Het presidium wil een betere benutting van de beschikbare informatie bewerkstelligen. Om de ICT-infrastructuur efficiënt en beheersbaar te houden, blijft de specifieke functie van Parlis het ondersteunen van de vergadering. De specifieke functie van VLOS is het maken van de verslagen en Handelingen. Door deze systemen komt er nuttige informatie beschikbaar die voor verschillende doelgroepen van belang kan zijn. Een voorbeeld is Debat Direct dat de informatie uit VLOS en Parlis gebruikt bij de beelden van een debat. Het Gegevensmagazijn is ontwikkeld met als hoofdtaak «het tonen van samenhangende informatie» vanuit onder andere Parlis en VLOS, in de toekomst ook via de websites van de Tweede Kamer.
In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie aandacht voor Europese wetgevingsprocessen. In de Raming voor 2016 kondigde het presidium aan dat extra aandacht zou worden besteed aan het streven naar een betere parlementaire beïnvloeding, besluitvorming en controle op Europese wetgevingsprocessen. Wat zijn de vruchten daarvan, zo vragen deze leden.
Sinds de zomer van 2015 wordt aan alle commissies regulier een overzicht van alle nieuw verschenen EU-voorstellen aangeboden, als uitvoering van het Kamerstuk Voorop in Europa (VIE). Ter implementatie van VIE is in 2015 geïnvesteerd in de aanstelling van drie speciale adjunct-griffiers, met als doel de behandeling van Europese dossiers steviger ambtelijk te verankeren dan alleen in de commissiestaf EU-zaken. Of dit tot het gewenste effect heeft geleid, wordt na de zomer geëvalueerd, evenals de implementatie van de overige aanbevelingen uit VIE. Verder is er naar aanleiding van dit rapport in 2015 tevens geïnvesteerd in de ontwikkeling van een digitale EU-monitor. De monitor moet Kamerleden beter inzicht geven in de Europese- en Kamerbehandeling van beleid. De monitor bevindt zich in de testfase; het is de bedoeling dat deze in 2016 toegankelijk wordt voor alle Kamerbewoners. Uiteindelijk zal er ook een publieksversie worden aangeboden.
Het streven naar betere parlementaire beïnvloeding is ook de inzet van de parlementaire dimensie van het EU-voorzitterschap. Oogmerk is om door kennismaking en uitwisseling met andere parlementen de informatiepositie van de Kamer te versterken. Met hetzelfde doel zijn vanuit een aantal commissies in totaal 16 rapporteurs actief (geweest) op EU-beïnvloeding, zoals op de dossiers Slimme Grenzen, EU-arbowetgeving en Natura 2000. Ook richting het Europees parlement (EP) heeft actieve beïnvloeding plaatsgevonden: op voorstel van het EP over de Europese Kieswet heeft de Kamer een protestbrief geschreven, een negatief subsidiariteitsoordeel geveld en ingestuurd en een rapporteur aangesteld.
Sinds 2009, met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, heeft het Nederlandse parlement de mogelijkheid tot het plaatsen van een behandelvoorbehoud. Hiermee kan de Kamer afspraken maken over de informatievoorziening op politieke dossiers, los van de structurele overleggen over de Nederlandse inzet in de EU-Raden. De trend laat zien dat de Kamer steeds vaker van dit instrument gebruik maakt (2015: vier, 2016 stand tot nu toe: vijf). In het najaar van 2016 zal in de commissie EU-zaken weer het jaarlijkse AO over de EU informatievoorziening plaatsvinden, waarin de kwaliteit en de tijdigheid van door de regering aan de Kamer toegezonden informatie over EU documenten en beleidsprocessen worden geëvalueerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in Parlis doorgaans het onderwerp van amendementen wordt vermeld. Op stemmingslijsten gebeurt dat echter niet, terwijl dit voor moties wel gebeurt. Deze leden vragen of het presidium bereid is in de stemmingslijsten voortaan ook de onderwerpen te vermelden.
Het presidium staat niet onwelwillend tegenover dit verzoek, maar constateert tegelijkertijd dat het gebruik van de stemmingslijst diverse fracties aangaat. Het presidium is echter bereid om een overleg te initiëren waarin van de zijde van alle fracties wensen rondom de stemmingslijst kunnen worden ingebracht opdat in onderling overleg tot de meest gewenste verschijningsvorm kan worden gekomen.
Genoemde leden waarderen het zeer dat conceptverslagen van de plenaire vergaderingen doorgaans binnen een paar uur terug te vinden zijn op www.tweedekamer.nl. In Parlis verschijnen deze verslagen echter pas veel later. Genoemde leden vragen of het mogelijk is de conceptstenogrammen ook beschikbaar te stellen via Parlis, zodat alle parlementaire documenten op één plaats terug te vinden zijn.
Het presidium wijst erop dat de snelle publicatie op de website, onder andere door automatische tussenpublicaties gedurende de dag, een gevolg is van de invoering bij de DVR van het Verslagleggings Ondersteunend Systeem (VLOS). Publicatie in Parlis, een handmatige actie, vindt reeds een dag later plaats. Het presidium acht het geen bezwaar dat het conceptverslag gedurende korte tijd alleen beschikbaar is op intranet en Plein2.
Het afgelopen jaar zijn tv’s vervangen en is gekozen voor nieuwe mo-biele telefoons. Genoemde leden vragen zich af of de nieuwe tv’s niet tot onnodig hoge kosten hebben geleid, doordat is uitgegaan van één type tv waarvoor vaak, door de omvang, ook extra meubilair noodzakelijk was. In een aantal gevallen hadden volgens deze leden kleinere tv’s volstaan.
De Kamer is vanwege de noodzakelijke vervanging van het CAI-systeem overgegaan op vervanging van tv’s, inclusief tv’s die door de fracties zelf zijn geplaatst en niet langer geschikt zijn voor ontvangst van het nieuwe digitale CAI systeem.
Een ander, kleiner, type tv dat voldeed aan de specifieke technische en beheer eisen (DVB-C tuner, «hotel- en cloonfunctie») was destijds niet leverbaar. Meubilair voor het plaatsen van de nieuwe tv’s is standaard voorradig om desgewenst in te zetten. Dit heeft niet tot extra kosten geleid. De tv’s die technisch gezien nog geschikt waren, zijn gehandhaafd. Daarnaast is een uniform formaat en type TV uit beheer oogpunt het meest efficiënt.
De mobiele telefoons hebben ten opzichte van de oude modellen ook enkele beperkingen, zoals de beschikbaarheid van apps. Deelt het presidium de mening dat het ook bij vervanging van apparatuur van belang is dat gebruikerswensen worden geïnventariseerd?
Het presidium deelt de mening dat het van belang is dat rekening wordt gehouden met de wensen van de gebruikers, alhoewel niet altijd alle gebruikerswensen kunnen worden gehonoreerd. Daarbij zullen soms andere aspecten, bijvoorbeeld op het gebied van beveiliging of kosten, prevaleren. Door de huidige ontwikkelingen in de ICT zullen de mobiele en vaste werkplek steeds verder integreren. Om die ontwikkeling en gebruikerswensen te faciliteren, is naast de Iphone gekozen voor een smartphone die gebruik maakt van een Windows-besturingssysteem. Het kan zijn dat bepaalde apps (nog) niet geschikt zijn voor dit besturingssysteem, andere daarentegen juist weer wel. Gebruikerswensen zullen een belangrijke rol blijven spelen bij de keuzes voor toekomstige modellen en accessoires.
Deze leden vragen een onderbouwing van de stelling dat de komende periode geen grootschalige investeringen ten behoeve van nieuwe ICT-toepassingen te verwachten zijn. Waarom is hiervoor gekozen? Kan de Kamer een overzicht krijgen van de ICT-investeringen in de afgelopen jaren en de voornemens voor de komende jaren? Investeringen kunnen immers juist ook tot besparingen leiden. Bovendien merken deze leden op dat extra ICT-faciliteiten ook de ongemakken tijdens de verbouwing van het Binnenhof deels kunnen compenseren. Daarom lijkt het deze leden juist nu het moment om gericht de ICT-ondersteuning te verbeteren.
Het presidium geeft aan dat de afgelopen jaren is geïnvesteerd in een goede (technische) infrastructuur (virtuele werkplek, 4G en de Audiovisuele infrastructuur, zoals nieuwe camera's), in nieuwe applicaties (Debat Direct, Debat Gemist) en in nieuwe functionaliteit (in systemen zoals Parlis en VLOS). Nu is het zaak deze volledig te gaan benutten. Dit zal tot uiting komen in meer mogelijkheden voor de gebruiker, eenvoudiger beheer, een beter samenhangende architectuur en een veilige omgeving. Geïnvesteerd zal worden in informatiebeveiliging, in het Gegevensmagazijn, in de verhuizing van de rekencentra en in de virtuele werkplek. Hiermee wordt ook actief voorgesorteerd op het renovatieproces en de eventuele tijdelijke verhuizing. Met het oog op het voorkomen van marktverstoringen wil het presidium in een openbaar stuk zoals deze Nota naar aanleiding van het verslag geen investeringsbedragen opnemen.
Concreet leggen de leden van de ChristenUnie-fractie een aantal voorstellen voor waarvan zij vragen of het presidium mogelijkheden ziet deze te ontwikkelen, en zo ja, op welke termijn het presidium dit zou willen doen. Allereerst constateren genoemde leden dat er nog steeds delen van het Binnenhofcomplex zijn waar wifi-gebruik niet mogelijk is. Hier staat tegenover dat de nieuwe telefoons op 4G draaien. Is er onderzoek gedaan of het kosteneffectief is om het wifi-bereik te vergroten zodat wifi overal in het complex gebruikt kan worden?
Door het presidium is eerder besloten dat investeringen in het wifi-netwerk niet meer noodzakelijk zijn na de oplevering van het indoor 4G netwerk. Dit is inmiddels opgeleverd en medewerkers en leden van de Tweede Kamer kunnen gebruik maken van 4G. De apparatuur die ter beschikking wordt gesteld is hiervoor geschikt. Omdat gasten niet altijd over de faciliteiten beschikken om van 4G gebruik te maken, wordt de vraag of vervanging van wifi noodzakelijk is, opnieuw overwogen. Vanuit DA wordt momenteel een onderzoek opgestart. Het voorstel hiervoor is in voorbereiding en zal aan het CIO-overleg worden voorgelegd. Het voorstel omvat onder andere de kosteneffectiviteit van de vervanging van het wifi-netwerk. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de renovatie van het Binnenhof.
Ten tweede vragen genoemde leden naar de voornemens voor de ontwikkeling van apps. Het is opmerkelijk dat de Tweede Kamer steeds meer met tablets werkt, maar dat de ontwikkeling van apps die het gebruik van tablets ondersteunen achterblijft. Apps zouden het werk van fracties efficiënter kunnen maken, maar ook praktische voordelen kunnen hebben voor griffie, bezoekers en belangengroepen. Concreet is een app rond de stemmingslijsten volgens genoemde leden erg wenselijk. Het opstellen van stemmingslijsten in fracties is erg arbeidsintensief, mede door het grote aantal last-minutewijzigingen. Het is in het belang van het democratische proces dat de voorbereiding van stemmingen goed gebeurt. Als fracties digitaal hun interne stemmingslijsten zouden kunnen bijhouden, waarbij wijzigingen van de stemmingslijst zichtbaar worden in de app, zouden fracties goed ondersteund kunnen worden, en wordt ook het fenomeen dat fracties achteraf nog hun stemgedrag corrigeren, mogelijk beperkt.
Het presidium antwoordt dat het voornemens is zoveel mogelijk gebruik te maken van standaard apps. Als een standaardapp niet beschikbaar is, worden apps in eigen huis ontwikkeld; daarbij zal altijd een afweging worden gemaakt in kosten en effectiviteit. Het presidium is, zoals eerder opgemerkt, bereid om een overleg te initiëren waarin van de zijde van alle fracties wensen rondom de stemmingslijst kunnen worden ingebracht. De wens om te komen tot een app kan hierin worden meegenomen. Of een app de oplossing is voor het omgaan met de vele wijzigingen op de stemmingslijst waagt het presidium echter te betwijfelen. Het presidium merkt op dat als het gaat om de vele wijzigingen op de stemmingslijst ook fracties een rol kunnen vervullen in het zo veel als mogelijk voorkomen daarvan.
Ten derde geven deze leden in overweging de mogelijkheid te onderzoeken van het digitaal indienen van moties. Dit zou veel papier kunnen schelen. Bovendien hebben alle deelnemers aan het debat de motieteksten dan tegelijk onder ogen en wordt het voor bezoekers ook makkelijker een debat te volgen.
Het presidium wijst er op dat moties reeds zeer korte tijd na indiening digitaal beschikbaar zijn in Parlis en daarmee op de website van de Tweede Kamer en in de Vergaderapp. Indien deze leden beogen de moties reeds op het moment van indiening digitaal beschikbaar te hebben, vergt dat ook aanpassingen in de werkwijze van fracties. Het presidium suggereert om deze wens eveneens te bespreken in een daartoe te organiseren overleg met fracties.
Ten vierde zijn genoemde leden blij met de verbetering die het afgelopen jaar is doorgevoerd rond het indienen van feitelijke vragen. Zij constateren echter dat hier nog steeds veel werk in zit voor de griffie om dubbele vragen, die door meerdere fracties zijn ingediend, eruit te halen. Bovendien kunnen fracties niet zien welke vragen reeds door anderen zijn ingediend. Daardoor formuleren ze soms onnodig vragen die al zijn ingediend. Deze leden geven daarom in overweging de feitelijke vragen- app verder te ontwikkelen, zodat, reeds voor de deadline ingediende, vragen voor alle fracties zichtbaar zijn. Dit onder de randvoorwaarde dat, bij vragenrondes waarbij dat is afgesproken, de vragen niet terug te leiden zijn naar de specifieke fracties, en fracties er ook voor kunnen kiezen vragen nog niet zichtbaar te maken, bijvoorbeeld omdat ze nog werken aan de definitieve formulering.
Het presidium is hier geen voorstander van. Het begrijpt de gedachtegang van deze leden uiteraard, maar het brengt het grote risico met zich mee, zeker bij feitelijke vragen, dat fracties elkaars inbreng gaan afwachten, en er op het moment dat de deadline verstrijkt nog nauwelijks vragen zijn ingebracht. Het is voor de griffiers overigens niet veel werk om dubbelingen in de uiteindelijke vragenlijst te vermijden.
De vóór de deadline ingebrachte vragen zijn alleen voor de fractie die deze inzond zichtbaar en kunnen tot aan de deadline ook alleen door die fractie bewerkt worden. Ook dit is overigens een van de redenen waarom men de inbreng van andere fracties niet kan zien voordat de deadline verstreken is.
Ten vijfde constateren deze leden dat de fracties al flink bezig zijn met digitalisering en het invoeren van een papierloos kantoor. Zij zijn benieuwd in hoeverre dit al zichtbaar is in het papiergebruik van de Kamerorganisatie en vragen of hiervan cijfers zijn. Zij hebben de indruk dat de invoer van papierloos werken bij de ambtelijke diensten minder ver gevorderd is. Genoemde leden vragen daarom wat de voornemens zijn op dit vlak.
De ambtelijke organisatie heeft al geruime tijd vrijwel alle laagvolume printers op de werkkamers uitgefaseerd. Er wordt alleen nog gebruik gemaakt van de multifunctionele apparaten op de gangen.
Tot slot zijn er geen concrete plannen om het papiergebruik verder terug te dringen.
Ten slotte constateren genoemde leden dat digitale tools die specifiek voor de Kamer worden ontwikkeld ook praktisch kunnen zijn voor andere overheden. Is het presidium bereid hierover het gesprek aan te gaan met de regering en met bijvoorbeeld VNG en IPO om te bezien of bestaande kennis uitgewisseld kan worden? Volgens genoemde leden zou een tool als Parlis bijvoorbeeld ook heel nuttig gebruikt kunnen worden door gemeenten.
Het presidium is sterk voorstander van actieve kennisuitwisseling binnen de juridische mogelijkheden die daarvoor bestaan. De specifieke applicaties die voor de Tweede Kamer zijn ontwikkeld, kunnen zeker nuttig zijn voor andere overheidsorganisaties en dit geldt vice versa ook voor elders ontwikkelde voorzieningen. Met onderdelen van de rijksoverheid en met de gemeente Den Haag is op dit moment al sprake van actieve kennisuitwisseling. Niet alleen over digitale «tools», maar ook over zaken als privacybescherming, informatiebeveiliging en het toepassen van webrichtlijnen. Uitbreiding van die uitwisseling zal zeker onderdeel zijn van de op te stellen nieuwe ICT-aanpak. Het presidium kan melden dat voor de VLOS-applicatie van de Dienst Verslag en Redactie reeds wordt uitgezocht wat de mogelijkheden zijn om die om niet ter beschikking te stellen aan andere Nederlandse overheden. Hierover is een advies uitgebracht door de Landsadvocaat.
– Voorbereiding renovatie Binnenhofcomplex
De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorbereiding van de renovatie van het Binnenhof in volle gang is. Wanneer is meer bekend over de kosten van de renovatie van het Binnenhofcomplex? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het presidium.
Op 10 december 2015 heeft de Kamer een debat over de renovatie van het Binnenhof gevoerd (Handelingen II 2015/16, nr. 36, item 9). De uitwerking van de vijf aangenomen moties door de Minister is op 26 april 2016 ontvangen (Kamerstuk 34 293, nr. 19). De kosten zijn afhankelijk van de gekozen variant. De brief is in behandeling bij de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst. De commissie heeft op 1 juni 2016 overleg gevoerd met de Minister.
De leden van de CDA-fractie vragen wat het presidium precies bedoelt met de zin: «De renovatie biedt kansen op het terrein van openheid». In dit verband vragen zij ook, wat het presidium bedoelt met de stelling dat een goede samenwerking tussen de Kamerleden, fractiemedewerkers en de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer noodzakelijk is voor de renovatie van het Binnenhofcomplex. Het spreekt voor deze leden vanzelf, dat in dit verband ProDemos niet mag ontbreken.
Uiteraard zal ProDemos ook betrokken worden bij de renovatie van het Binnenhof. Met de zin «de renovatie biedt kansen op het terrein van openheid» wordt bijvoorbeeld gedoeld op eventuele nieuwe werkconcepten, de interne logistiek of de toegankelijkheid van het gebouw. Na politieke besluitvorming zal aan de hand van het ambitiedocument in nauw overleg met de fracties een functioneel programma van eisen voor de renovatie gemaakt worden. Het functioneel programma van eisen is de basis voor ontwerpers en architecten om tot een voorlopig ontwerp te komen. Het voorlopig ontwerp is de basis voor de politieke en ambtelijke organisatie om te toetsen of alle wensen/ambities gerealiseerd kunnen worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de stand van zaken is bij de planvorming voor de verbouw van het Binnenhof, en op welke wijze, en wanneer, de wensen van de leden zullen worden geïnventariseerd voor de uiteindelijke inrichting van het gebouw. Ook vragen zij in hoeverre nog een variant wordt onderzocht waarbij de verbouw van het Binnenhof in twee fasen zal gebeuren.
Op 26 april 2016 heeft de Minister de Kamer een uitwerking gegeven van de vijf ingediende moties, waaronder de variant waarbij de verbouw van het Binnenhof in twee fasen zal worden uitgevoerd.
Na de besluitvorming zal begin 2017 het programma van eisen voor de renovatie van het Binnenhof worden opgesteld. Daar zullen de fracties nauw bij worden betrokken.
– Investeringsruimte
De leden van de CDA-fractie vragen het presidium uitdrukkelijk aandacht te besteden aan beveiliging. Nu is dit onderwerp in de toelichting op de Raming te vinden onder het kopje «Beperkte investeringsruimte binnen de begroting». Deze leden realiseren zich dat veiligheidsmaatregelen ten koste gaan van de toegankelijkheid van het Kamergebouw. Niettemin vergt de beveiliging van de Kamer in deze tijd van toenemende dreiging adequate maatregelen.
Het presidium onderschrijft deze opvatting en herhaalt wat zij antwoordde bij vragen van de leden van de VVD-fractie aan het begin van hoofdstuk vier van deze Nota naar aanleiding van het verslag. Het presidium meent dat ondanks het huidige hoge niveau van beveiliging van de Tweede Kamer, dat het gevolg is van het door de NCTV vastgestelde dreigingsniveau «substantieel», er voldoende waarborgen zijn voor een ruime en vrije toegankelijkheid van de Tweede Kamer. De toegepaste controlemaatregelen zijn streng, maar staan de volledige toegang tot het parlementaire proces niet in de weg.
– Stageplaatsen in de Kamer
De leden van de CDA-fractie missen in de toelichting op de Raming voor 2017 de maatschappelijke stage voor leerlingen uit het vmbo. In de Ra-ming voor 2016 was nog sprake van het aanbieden van stages op basis van de motie-Biskop c.s. (Kamerstuk 32 531, nr. 14). Is het presidium bereid ook in 2017 maatschappelijke stages aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
In 2014 is door het Ministerie van OCW besloten dat de maatschappelijke stage niet langer een verplicht onderdeel is in het voortgezet onderwijs. Scholen kunnen vanaf augustus 2014 zelf kiezen of zij doorgaan met de stages. Zij ontvangen hier geen subsidie meer voor. Het gevolg voor de Tweede Kamer is dat het aantal aanvragen terugloopt. De Kamer vindt het belangrijk om de scholen die geïnteresseerd zijn een plek te bieden. Het presidium heeft daarom besloten niet te stoppen met het aanbieden van maatschappelijke stages. Wel is het streefcijfer van het aantal maatschappelijke stages vanaf 2016 naar beneden bijgesteld naar 45 deelnemers per jaar (was 100). Hiervoor worden twee maatschappelijke stageweken georganiseerd.
– Werkwijze Kamer
De leden van de CDA-fractie vragen, wat de consequenties voor de Tweede Kamer zullen zijn als het initiatiefwetsvoorstel Wet open overheid (Kamerstuk 33 328, A) door de Eerste Kamer wordt aangenomen.
Het presidium is van mening dat de Tweede Kamer op veel punten reeds aan de eisen van de nieuwe wet voldoet. Zo is actieve openbaarmaking van bij de Tweede Kamer ingekomen stukken, vergaderstukken en verslagen al sinds jaar en dag het beleid. Verwachting van het presidium is dat op enkele punten wel aanscherping nodig is. Zo wordt in het kader van de Wet Open Overheid het gebruik van open standaarden en open data steeds belangrijker voor de Tweede Kamer. Het lopende project Gegevensmagazijn geeft hieraan een impuls, door het standaardiseren van het beheer van gegevens, waardoor beschikbaarstelling, uitwisseling en publicatie van informatie en (basis-)gegevens wordt vergemakkelijkt.
– EU-voorzitterschap aandeel Tweede Kamer
De leden van de SP-fractie zouden graag wat meer toelichting willen op de € 1,35 mln. die is geraamd voor het Nederlandse EU-voorzitterschap. Welke activiteiten zijn hiervan betaald en welke kosten kwamen voor rekening van de Tweede Kamer?
Het presidium antwoordt dat tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie beide Kamers van de Staten-Generaal gezamenlijk zes interparlementaire conferenties organiseren. Het betreft vier terugkerende «standaard» bijeenkomsten, die ieder half jaar plaatsvinden en dus door elk voorzittend parlement georganiseerd dienen te worden, namelijk de vergadering van de voorzitters van de commissies voor Europese Zaken (COSAC Voorzittersbijeenkomst), de reguliere vergadering van de commissies voor Europese Zaken van de parlementen in Europa (plenaire COSAC), de interparlementaire conferentie over het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GBVB/GVDB) en de interparlementaire conferentie in het kader van het Begrotingspact (de zogenaamde Artikel 13-conferentie). De overige twee conferenties zijn gewijd aan onderwerpen, die na een uitgebreide inventarisatie in de vaste Kamercommissies door het presidium en het College van Senioren zijn bepaald: een themaconferentie over energie, inclusief aspecten van innovatie met daarbij bijzondere aandacht voor circulaire economie, en een themaconferentie over mensenhandel en migratie. Vijf van deze conferenties hebben al plaatsgevonden. De laatste – de vergadering van de plenaire COSAC – zal van 12 tot en met 14 juni worden gehouden.
Deze parlementaire dimensie van het EU-voorzitterschap vindt plaats in Den Haag, met de Ridderzaal als vergaderlocatie. Alleen de Artikel 13-conferentie was, conform gebruikelijk is bij de voorjaarszitting, in het Europees parlement in Brussel. Voor de voorbereiding van elk van de conferenties is een politieke voorbereidingsgroep ingesteld, bestaande uit leden van de betrokken vakcommissies van beide Kamers. Deze voorbereidingsgroepen hebben de concrete programma’s van de conferenties opgesteld. De politieke eindverantwoordelijkheid voor de parlementaire dimensie van het EU-voorzitterschap berust bij een stuurgroep, die is samengesteld uit beide Kamervoorzitters, de voorzitters van de commissies Europese Zaken en de Griffiers van beide Kamers. Het bicamerale ambtelijke projectteam, dat een groot deel van de organisatorische voorbereiding van de conferenties op zich heeft genomen, is een voorbeeld van de wijze waarop gestreefd wordt naar een flexibeler inzet van mensen en middelen. De begroting voor het EU-voorzitterschap is in 2014 vastgesteld op in totaal 2,7 miljoen Euro. 1,35 miljoen Euro voor de Eerste Kamer en 1,35 miljoen Euro voor de Tweede Kamer. Deze bedragen zijn geclaimd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en toegekend. De stuurgroep heeft in mei 2015 besloten tot extra uitgaven van 200.000 Euro bovenop de 2,7 miljoen Euro voor het bouwen van een app om de voorlichting naar het publiek te verbeteren. De kosten voor deze app zijn niet additioneel geclaimd bij BZK. Op grond van huidige prognoses is de verwachting dat de totale werkelijke uitgaven voor het voorzitterschap de initieel geraamde 2,7 miljoen Euro niet zullen overschrijden. In het najaar wordt een evaluatie opgesteld van de parlementaire dimensie van het EU-voorzitterschap.
– De fractiekosten
De leden van de PvdA-fractie vragen zich af in hoeverre het zetelbedrag, zoals dat in de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer is gedefinieerd, in 2016 is verhoogd of in 2017 wordt verhoogd naar aanleiding van de verhoging van de BBRA-loonschalen. Naar de aan het woord zijnde leden uit de genoemde Regeling opmaken, wordt dit zetelbedrag immers gebaseerd op de hoogte van de loonschalen 6 en 10 BBRA inclusief overhead. Is of wordt het zetelbedrag naar aanleiding van de verhoging van de ambtenarenschalen, in het Loonruimteakkoord, verhoogd? Als dat al gebeurd is, met hoeveel is het bedrag dat per fractie op grond van de genoemde Regeling jaarlijks ter beschikking wordt gesteld verhoogd? En is deze verhoging al toegevoegd aan de fractiebudgetten? Zo nee, waarom niet? En als de verhoging van het zetelbedrag nog niet aan de orde is geweest: waarom niet, en hoe verhoudt zich dat tot artikel 2 (Berekening bijdrage en hoogte zetelbedrag) van de genoemde regeling?
Naar aanleiding van de vraag of het zetelbedrag in 2016 is verhoogd of in 2017 wordt verhoogd antwoordt het presidium dat in 2015 het zetelbedrag € 165.000 was. In 2016 is dit bedrag € 162.500; een daling van € 2.500. Voor de berekening van het zetelbedrag wordt, sinds de invoering van de nieuwe Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer 2014, gebruik gemaakt van het tarief opgenomen in de handleiding overheidstarieven, dat jaarlijks wordt aangepast door het Ministerie van Financiën. Het zogeheten Hafirtarief bestaat uit een loon- en een materieel component. Binnen de looncomponent wordt zowel rekening gehouden met de loonontwikkeling (BBRA-schalen) als met de ontwikkeling van de werkgeverslasten. In het tarief over 2016 is rekening gehouden met een loonstijging van 2,6%. Dat is 0,4% minder dan de CAO stijging over 2016. Het tarief bestaat ook uit aanpassingen in de werkgeverslasten en doorontwikkelingen qua efficiency binnen de Rijksdienst. De positieve ontwikkeling in de BBRA schalen is in 2016 teniet gedaan door een daling van de werkgeverslasten als gevolg van lagere pensioenlasten. Per saldo heeft dit geleid tot een daling van het zetelbedrag voor 2016. Over deze verlaging zijn de fracties bij brief van 11 november 2015 geïnformeerd en is in een tweetal sessies een toelichting gegeven aan de ambtelijk secretarissen.
Het tarief voor 2017 is nog niet bekend. Zodra dat tarief in september/oktober bekend is, wordt het zetelbedrag voor 2017 berekend en ontvangen de fracties de jaarlijkse brief waarin de bijdrage voor het komend jaar, in dit geval 2017, bekend wordt gemaakt.
In de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer is in artikel 2, lid 3, opgenomen dat het zetelbedrag jaarlijks wordt herzien overeenkomstig de nieuw vastgestelde tarieven. De vaststelling van het tarief voor 2016 is gebeurd op basis van en overeenkomstig de regels van artikel 2 van deze regeling. Als er tussentijds een bijstelling van het Hafirtarief is, zal deze bijstelling ook moeten leiden tot een bijstelling van het zetelbedrag. Het Hafirtarief 2016 is op 25 mei 2016 verhoogd door de Minister van Financiën. Het presidium besluit snel hoe deze verhoging wordt doorberekend aan de fracties.
De leden van de PvdA fractie vragen hoe de financiering van de fracties in de praktijk werkt? Krijgen de fracties het budget zoals dat door middel van de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer wordt bepaald volledig uitgekeerd? Gebeurt dit op basis van bevoorschotting of achteraf aan de hand van werkelijk gemaakte kosten? Biedt artikel 3 (Bestemming bijdrage) van de genoemde Regeling ruimte voor het treffen van een voorziening voor latere uitgaven? Zo nee, waarom niet? Mogen fracties die het hun ter beschikking gestelde budget niet volledig gebruiken, het overschot reserveren? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Is er in de wijze waarop fracties worden gefinancierd de afgelopen vijf jaren verandering opgetreden? Zo ja, betreft dit verandering in het budget waar fracties recht op hebben en/of ook veranderingen in de wijze waarop fracties bevoorschot werden? Hebben deze eventuele veranderingen gevolgen gehad voor de wijze waarop fracties reserves mochten en konden vormen? Zo ja, op welke wijze?
Deelt het presidium de mening dat de bijdrage, die fracties jaarlijks gerechtigd zijn te ontvangen op grond van de genoemde regeling, ook daadwerkelijk volledig ter beschikking moet staan aan die fracties? Zo ja, is dit volledige bedrag ook altijd volledig ter beschikking gesteld aan de fracties? Zo nee, waarom niet en wat is er dan wel met dat recht op die fractiebudgetten gebeurd?
Het presidium wil deze complexe materie zorgvuldig en uitgebreid beantwoorden. De berekende financiële bijdrage (zetelbedrag * aantal leden) wordt jaarlijks via een brief bekend gemaakt aan de fracties. Deze bijdrage wordt volledig in twaalf maandelijkse termijnen overgemaakt aan de stichtingen. Deze werkwijze staat vermeld in artikel 4 van de Regeling.
Artikel 3 en artikel 5 van de Regeling geven inzicht in de wijze waarop de financiële bijdrage is aan te wenden. In beginsel dekt de financiële bijdrage de lopende verplichtingen van de stichting. Indien binnen de exploitatiebegroting in enig jaar ruimte bestaat tot het voeden van de egalisatiereserve voor toekomstige verplichtingen, is die mogelijkheid in de Regeling opgenomen. Fracties die het hun ter beschikking gestelde budget niet volledig gebruiken mogen het overschot reserveren.
Onder de oude Regeling 2006 was het mogelijk om het deel van de bijdrage dat in enig jaar niet was gebruikt onder te brengen in een algemene en specifieke reserve die door de Tweede Kamer werd gereserveerd in de vorm van administratieve trekkingsrechten. Een beroep op deze trekkingsrechten kwam tot uitdrukking bij de afrekening van de bijdrage.
Onder de nieuwe Regeling kunnen fracties dat deel van de bijdrage dat in een jaar niet wordt uitgegeven toevoegen aan een in eigen beheer aangehouden egalisatiereserve
Het presidium deelt de mening dat de bijdrage die fracties mogen ontvangen op grond van de fractiekostenregeling ook daadwerkelijk aan de fracties beschikbaar worden gesteld. Dat gebeurt sinds 2014 ook daadwerkelijk. Tot 2014 bestond de regeling uit een voorschot van 90% en 10% spaarsaldo in de vorm van eerder genoemde trekkingsrechten. Het niet opgenomen bedrag werd als een garantie opgenomen in de administratie van de Tweede Kamer. De fracties blijven recht houden op de opgebouwde trekkingsrechten. Op grond van de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer wordt in geval van een tekort bij een fractie eerst een beroep gedaan op het opgebouwde trekkingsrecht en kan daarna de egalisatiereserve worden aangesproken. Op basis van deze systematiek worden eerst de trekkingsrechten opgebruikt. De trekkingsrechten kunnen begrotingstechnisch niet worden toegevoegd aan de egalisatiereserve van de fracties. Dit is in de toelichting bij de regeling uiteengezet.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de fractiekosten tussen 2016 en 2019 licht dalen. Zij vragen dit te onderbouwen.
Genoemde leden constateren voorts dat nieuwe berekening van de fractiebudgetten, die enkele jaren geleden is ingevoerd, dit jaar onverwachte effecten heeft waardoor de totale fractiebudgetten met enkele duizenden euro’s per lid zijn verlaagd. Hierdoor zijn fracties genoodzaakt te bezuinigen op hun ondersteuning. Dit past volgens de genoemde leden niet bij de constatering in de Raming dat het juist van belang is de kennis- en onderzoeksfuncties van de Kamer te versterken. Een en ander wordt met name veroorzaakt doordat de fractiekosten onder andere zijn gekoppeld aan de bijkomende kosten van de Rijks-cao en de totale loonkosten van het Rijk zijn gedaald als gevolg van lagere pensioenlasten. Fracties hebben echter hun eigen pensioenvoorzieningen die niet onder deze afspraak vallen. Gekoppeld aan de salarisstijgingen leidt dit tot de situatie dat fracties hogere kosten hebben en lagere inkomsten. Volgens genoemde leden is dat nooit de bedoeling geweest. Zij vragen een nadere onderbouwing van de ontstane verschillen. Zij menen dat vorig jaar uit de aanvullende post al extra geld is gegaan naar de verschillende ministeries en ook naar de Tweede Kamer ter compensatie van de cao-afspraken. Hoe komt het dat de fracties dit nu niet terugzien in de vergoeding van de fractiekosten? En hoe verhoudt de extra uitkering via de aanvullende post zich tot het oordeel van het presidium dat er een tekort is op de ambtenarensalarissen op de ministeries? Genoemde leden zijn van mening dat de ontstane verlaging van de vergoeding fractiekosten gecorrigeerd moet worden. Is hier ruimte voor?
Voorts constateren de leden van de ChristenUnie-fractie dat er nog discussie is met de regering over de uitbetaling van de fractiekosten die voorheen verliep via trekkingsrechten en nu via een egalisatiereserve. Volgens genoemde leden is het voor de toetsing op rechtmatigheid van de uitgaven van belang dat ook de oude opgebouwde trekkingsrechten overgaan op de nieuwe egalisatiereserve. Zij vragen wat de stand van zaken is van het overleg met de regering hierover. Genoemde leden zijn van mening dat de fracties via de egalisatiereserve moeten kunnen beschikken over het volledige bedrag dat ook in het verleden is opgebouwd.
Op de vraag wat de onderbouwing is van de lichte daling van de fractiekosten tussen 2016 en 2019 wil het presidium het volgende antwoorden. De afwijking wordt veroorzaakt doordat 2017 een verkiezingsjaar is. In de fractiekostenregeling is opgenomen dat fracties die kleiner worden als gevolg van de verkiezingsuitslag in het jaar van de verkiezingen en het jaar daarop nog recht hebben op het bedrag zonder rekening te houden met het nieuwe zetelaantal. In een verkiezingsjaar stijgen dus de uitgaven voor de fractiekosten omdat de kleiner geworden fracties nog een bijdrage ontvangen op basis van hun oude aantal zetels, terwijl fracties die groeien direct hun hogere bijdrage ontvangen gebaseerd op het nieuwe aantal zetels. In verkiezingsjaren nemen de uitgaven dus toe. In de jaren daarna is dit niet het geval.
In aanvulling op de antwoorden op eerdere vragen van de leden van de PvdA-fractie wil het presidium op deze vraag van de ChristenUnie-fractie het volgende antwoorden. Er bestaat voor de fractiebijdrage een verschil tussen het berekende fractiebudget (zetelbedrag * aantal zetels) en de financiering daarvan via de Raming.
Voor wat betreft de berekening van het zetelbedrag voor 2016 is in het tarief dat daaraan ten grondslag ligt een percentage van 2,6 meegenomen als loonontwikkeling. Dit berekende fractiebudget wordt in twaalf maandelijkse termijnen overgemaakt aan de fractie. Dat staat los van de financiering van de bijdrage zoals die via de Raming tot stand komt. Het fractiekostenartikel op de Raming is een zogenaamd loongevoelig onderdeel. Wanneer de Raming van de Tweede Kamer wordt opgehoogd vanwege loon- en prijscompensatie, werkt dat direct door in het fractiekostenartikel. Alleen het moment waarop dit gebeurt, is op een ander moment dan het moment waarop het zetelbedrag wordt aangepast voor loon- en prijscompensatie. Het zetelbedrag wordt vooraf gecompenseerd. In het najaar van 2015 zijn de loonstijgingseffecten al verwerkt in het zetelbedrag voor 2016. De Raming van de Tweede Kamer wordt later gecompenseerd. De loon- en prijscompensatie voor 2016 wordt bij Voorjaarsnota, en incidenteel bij Najaarsnota, toegevoegd aan de Raming.
Gevraagd is hoe de extra uitkering via de aanvullende post zich verhoudt tot het oordeel van het presidium dat er een tekort is op de ambtenarensalarissen op de ministeries.
Het presidium spreekt zich alleen uit over zaken die hem aangaan over de eigen begroting. Het algemene vraagstuk van de financiering van de loonkosten kan worden ingebracht in het debat met de verantwoordelijk Minister.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat de ontstane verlaging van de vergoeding fractiekosten gecorrigeerd moet worden en vraagt of daar ruimte voor is.
Het presidium heeft in antwoord op vragen van de PvdA-fractie aangegeven dat de vaststelling van de vergoeding is gebeurd overeenkomstig de bepalingen van de Regeling, zoals dat ook in voorgaande jaren is gebeurd. Soms leidt dat tot hogere en soms tot lagere zetelbedragen. Met de invoering van de nieuwe Regeling financiële ondersteuning fracties 2014 is bewust een keuze gemaakt voor een eenvoudiger berekening van het zetelbedrag en aansluiting bij het overheidstarief, waarin loonkosten, werkgeverslasten en materiële kosten zijn opgenomen. Voor 2016 heeft dat, vanwege de pensioenafspraken tussen Minister en ambtenaren, geleid tot een verlaging van het zetelbedrag. De stichtingen van de fracties zijn zelfstandig werkgever en kunnen vanuit die verantwoordelijkheid zowel aanpassingen doen binnen de loonkosten als binnen de werkgeverslasten. Het zetelbedrag en de berekening daarvan op basis van het tarief kunnen afwijken van de afspraken, gemaakt door de stichtingen. Het presidium ziet op basis van een vooralsnog eenmalige achteruitgang van het zetelbedrag in 2016 geen directe aanleiding om de berekeningsmethodiek kritisch tegen het licht te houden of tot compensatie over te gaan. Indien structureel blijkt dat het zetelbedrag afwijkt van de ontwikkelingen bij de stichtingen, kan het presidium zich beraden over te nemen maatregelen. Eventueel kan onderzocht worden of en onder welke voorwaarden de stichtingen voor fractieondersteuning kunnen worden ondergebracht binnen het ABP.
De Voorzitter van de Tweede Kamer voert overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken over de financiering van de fractiekostenregeling. De inzet van de Tweede Kamer is om te komen tot volledige financiering. Het kabinet is op dit moment niet bereid hier mee in te stemmen. Het presidium bespreekt daarom de wenselijkheid van amendering van de Raming 2016. Bij het opstellen van deze Nota naar aanleiding van het verslag, heeft de finale besluitvorming daarover nog niet plaatsgehad. De verwachting is dat bij de behandeling van de Raming 2017 in het wetgevingsoverleg duidelijkheid gegeven kan worden over de stand van zaken.
Het lid Klein geeft als zijn mening dat de begrotingstoelichting laat zien dat de berekening van het zetelbedrag ten behoeve van de financiële ondersteuning van de fracties dit jaar zeer nadelig uitpakt. Hiervoor zijn een aantal oorzaken aan te wijzen, maar de belangrijkste oorzaak betreft het gegeven dat voor overheidspersoneel dat bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) is aangesloten, de premies verlaagd zijn en daarmee tevens ook de werkgeverslasten zijn verlaagd. Aangezien deze premies als grondslag worden gebruikt in de berekening van het zetelbedrag, wordt dit zetelbedrag automatisch ook lager. De fractie-stichtingen kunnen zich echter niet aansluiten bij het ABP en kunnen deze verlaging in de werkgeverslasten dus ook niet effectueren. Kortom, de fracties hebben gelijkblijvende of zelf hogere pensioenlasten, maar een lager zetelbedrag om dit te financieren. Het lid Klein is van mening dat ófwel de berekeningsmethodiek nog eens kritisch tegen het licht moet worden gehouden, óf de fracties hiervoor gecompenseerd zouden moeten worden.
Voor het antwoord op deze vragen van het lid Klein verwijst het presidium naar de hiervoor gegeven antwoorden op de overeenkomstige vragen van de ChristenUnie.
De leden van de D66-fractie zouden graag een overzicht ontvangen van de verscheidene manieren waarop de Tweede Kamer in haar inkoop concreet vorm geeft aan de wens dit duurzaam te doen. Welke ruimte bestaat er om, vooruitlopend op de rijksoverheid, pilots te houden met verduurzaming van onze bedrijfsvoering?
De Tweede Kamer heeft een eigen inkoopbeleidsplan. Daarin is duurzaam inkopen één van de beleidsuitgangspunten. De Tweede Kamer geeft hier invulling aan door in iedere (EU-) aanbesteding aandacht te besteden aan duurzaamheid. De dialoog met de markt en de milieucriteriadocumenten van overheidsorganisaties zoals Pianoo spelen een belangrijke rol bij het tot stand brengen van de eisen op dit gebied. Er zijn vanuit inkoopperspectief geen drempels om pilots te houden met als doel verduurzaming van de bedrijfsvoering.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke ambities er zijn om de Kamerorganisatie verder te verduurzamen.
Concreet constateren deze leden dat enkele jaren gelden gestopt is met de afvalscheiding in de restaurants. Reden was toen voor zover deze leden weten dat de gescheiden afvalstromen te sterk vervuild waren. Zij vragen nu of de mogelijkheden voor afvalscheiding opnieuw kunnen worden onderzocht. Het is immers vreemd dat het Rijksbeleid is om afval zo veel mogelijk te scheiden, en dat gemeenten en burgers hiertoe worden aangemoedigd, terwijl dat in de Tweede Kamer, behoudens het gescheiden inzamelen van papier, niet gebeurt.
In antwoord hierop stelt het presidium dat sinds 2014 het restaurantbedrijf de beschikking heeft over een gescheiden afvoersysteem voor (1) SWILL en (2) oliën en vetten waarbij circa 90% van alle restafval gescheiden wordt ingezameld en voor restverwerking (biogas en compost) wordt aangeboden. De overige 10% bestaat uit o.a. direct afval wat na de lunch door gasten wordt aangeboden en niet door afvalverwerkers als gescheiden product wordt gekenmerkt, omdat deze te sterk vervuild is (plastic verpakkingen met zuivel en/of vleesresten).
Verder vragen deze leden wat het beleid is ten aanzien van maatschappelijk verantwoord inkopen. Sinds dit jaar geldt de afspraak dat overheden 100% duurzaam inkopen. In hoeverre gebeurt dat ook door de Tweede Kamer zelf, zo vragen deze leden. Welke ambities zijn er om bij het inkopen beter te presteren dat alleen volgens de minimumcriteria? Concreet vragen deze leden of de Tweede Kamer ook gekozen heeft voor een duurzame huisbankier, en zo nee, of het presidium bereid is hierin verandering te brengen. Ook vragen deze leden of de Kamer al gebruik maakt van 100% Nederlandse groene stroom. Ten slotte vragen deze leden of de Kamer bij haar inkopen de Toolkit Kinderarbeidvrij- Inkopen toepast, nu Minister Ploumen heeft toegezegd deze ook binnen de rijksoverheid te gebruiken.
In het inkoopbeleidsplan van de Tweede Kamer is Duurzaam inkopen één van de beleidsuitgangspunten. De Tweede Kamer heeft de ambitie om bij iedere (EU-) aanbesteding aandacht te besteden aan duurzaam inkopen en verder te gaan dan het stellen van de minimumeisen, zodat leveranciers zo duurzaam mogelijk producten of diensten kunnen leveren. De dialoog met de markt speelt een belangrijke rol bij het tot stand brengen van de eisen op dit gebied. De Toolkit Kinderarbeidvrij Inkopen wordt toegepast. Wij hebben kennis genomen en onderschrijven het belang van de Toolkit Kinderarbeidvrij Inkopen. Ook al voor het verschijnen van de Toolkit werd rekening gehouden met arbeidsomstandigheden van kinderen. Leveranciers werd gevraagd de zgn. ILO verklaring te ondertekenen. Bij de selectie van de nieuwe huisbank van het Rijk was duurzaamheid uitdrukkelijk één van de kwaliteitscriteria, samen met betaalproducten, beveiliging, innovatie, service, en implementatie en technische vereisten. ING heeft voldaan aan de duurzaamheidseisen inzake de sociale voorwaarden zoals mensenrechten, het extern publiceren van het MVO beleid en de verklaring van het verbod op clustermunitie. Daarnaast kwam ING als beste bank naar voren in de gewogen beoordeling van het aan het werk helpen van mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt (social return), de duurzaamheidsscore van RobecoSAM (Kamerstuk 26 485, nr. 209) en het extern publiceren van het beloningsbeleid van het bestuur.
In het kader van duurzame elektriciteit wordt de volgende werkwijze gevolgd: in de aankoop van de commodity elektriciteit is geen duurzame energie uitgevraagd. De elektriciteit wordt voor 100% vergroend door middel van afzonderlijk aan te kopen «Garanties van Oorsprong» (GvO’s). Dit zijn door Certiq (onderdeel van EZ) erkende certificaten. Op deze wijze voldoet de inkoop aan de gestelde duurzaamheidscriteria. Tot nu toe worden voor het grootste deel buitenlandse GvO’s aangekocht. GvO’s van Nederlandse groene stroom zijn significant duurder. Bovendien zal het aankopen van 100% Nederlandse GvO’s voor de totale rijkshuisvesting marktverstorend werken.
In 2016 worden voor enkele delen van de rijksoverheid die aangegeven hebben vanuit hun doelstelling Nederlandse GvO’s te willen, deze ook aangekocht. Voor het overige, dus ook voor de Tweede Kamer, worden Europese GvO’s aangekocht. Het voornemen is deze werkwijze ook voor de volgende jaren te continueren. Een betrouwbare berekening van de specifiek door de Kamer gerealiseerde reductie van CO2 kan niet gemaakt worden. De betreffende overeenkomsten kunnen jaarlijks worden beëindigd.
– Werkkostenregeling
In de begrotingstoelichting lezen de leden van de VVD-fractie over een rijksbrede overschrijding van 2,4 mln. in het kader van de «werkkosten-regeling». Deze leden vragen of er de komende jaren meer tegenvallers worden verwacht wat betreft de werkkostenregeling. Is er overleg met andere actoren?
Bij de invoering van de werkkostenregeling heeft de Tweede Kamer ervoor gekozen aan te sluiten bij de vrije ruimte van het Rijk. Met ingang van 2015 is ook het Ministerie van Defensie onder de werkkostenregeling van de sector Rijk gebracht. De toetreding van het Ministerie van Defensie was bekend bij de Tweede Kamer. Het financieel effect echter niet. Het effect van de toetreding van Defensie is dat de totale beschikbare vrije ruimte van de rijksdienst veel kleiner wordt. De inschatting is daarom dat er ook in 2017 en later sprake zal zijn van een eindheffing. Hierover wordt nog overleg gevoerd met het Ministerie van BZK. De eindheffing krijgt vermoedelijk een structureel karakter. Per saldo is er overigens nog steeds sprake van een meevaller. Echter, deze meevaller is minder hoog dan eerder gedacht. Het betalen van de eindheffing (80%) altijd nog voordeliger dan de oude situatie waarbij de netto uit te keren bedragen moeten worden gebruteerd. Dit voordeel bedraagt ongeveer € 0,7 miljoen.
De leden van de VVD-fractie vragen of er overleg is met andere actoren. Met het Ministerie van BZK is overleg over participatie door de Tweede Kamer in de Rijksbrede werkgroep. Doel van het overleg is om de informatievoorziening naar de Tweede Kamer vanuit P-Direct te optimaliseren en te voorkomen dat de Kamer op een laat tijdstip wordt geconfronteerd met een eindheffing. Inmiddels ontvangt de Kamer maandelijks overzichten van de realisatiecijfers.
De leden van de CDA-fractie vragen, wat moet worden verstaan onder de eindheffing van ruim 2,4 miljoen die de Tweede Kamer heeft ontvangen.
In 2011 is een fiscale regeling voor vergoedingen en verstrekkingen aan personeel (de werkkostenregeling) ingevoerd. Deze regeling is, op basis van een kabinetsbesluit, met ingang van 1 januari 2013 ook van toepassing op de rijksoverheid. De regeling maakt het mogelijk om vergoedingen en verstrekkingen belastingvrij uit te keren en deze onder te brengen in een zogenoemde vrije ruimte. Deze vrije ruimte, een percentage van de loonsom, wordt jaarlijks vastgesteld. Het deel dat uitgaat boven de vastgestelde ruimte wordt opgenomen in de eindheffing. Conform de Wet Schadeloosstelling worden de onkostenvergoedingen (niet de schadeloosstelling zelf) met ingang van 1 januari 2013 netto vergoed. Deze netto uitbetaling van de vergoedingen leidt tot een ruime overschrijding van de vrije ruimte waardoor rekening wordt gehouden met een eindheffing van 2,4 miljoen euro.
De leden van de SP-fractie constateren dat er verscheidene jaren meer dertigledendebatten worden aangevraagd dan er uiteindelijk kunnen worden gepland. Ook is de praktijk dat wanneer dertigledendebatten uiteindelijk worden ingepland het onderwerp van debat aan actualiteitswaarde heeft ingeboet. Deze leden vragen aan het presidium of het dit probleem ook ziet en wat hiervoor een eventuele oplossing zou zijn, nu de Commissie voor de Werkwijze het makkelijker omzetten van een dertigledendebat in een algemeen overleg heeft afgewezen.
Het presidium deelt de constatering dat er meer dertigledendebatten worden aangevraagd dan kunnen worden gepland, maar merkt daarbij op dat de lange lijst van nog te agenderen dertigledendebatten spoedige agendering van nieuwe aanvragen in de weg staat. Het presidium roept de leden op om kritisch te kijken naar de dertigledendebatten die op de lijst staan en indien het onderwerp aan actualiteitswaarde heeft ingeboet of inmiddels bij een algemeen overleg is betrokken, over te gaan tot intrekken van het debat. Slechts indien de lange lijst wordt teruggebracht in aantal en er in de toekomst terughoudendheid bestaat bij nieuwe aanvragen, zal de situatie waarbij tot spoedige agendering overgegaan kan worden, kunnen worden bereikt. Het presidium wacht, verwijzend naar de beantwoording van vragen over de uitvoering van de motie-Nepperus, op concrete voorstellen van leden.
De leden van de CDA-fractie vragen of het presidium inzicht kan geven in de redenen waarom dertigledendebatten worden afgevoerd van het lange termijnschema. Zij vragen dit naar aanleiding van de constatering van het presidium dat lang niet alle dertigledendebatten, waartoe in de regeling van werkzaamheden wordt besloten, uiteindelijk ook daadwerkelijk gevoerd worden.
Het presidium merkt in dit verband op dat hoewel aanvragers niet naar beweegredenen wordt gevraagd wanneer zij debatten intrekken, het menigmaal is gebleken dat een onderwerp al besproken is in commissieverband dan wel bij een ander plenair debat, waardoor het niet langer opportuun wordt geacht het debat te handhaven.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts wat er de oorzaak van is dat het aantal begrotingsvoorstellen is afgenomen, zoals grafiek 4 toont.
De grafiek geeft het aantal wetsvoorstellen weer, onder andere over de Rijksbegroting, die de Kamer heeft ontvangen in de periode 2009 tot en met 2015. De Rijksbegroting kent verschillende begrotingshoofdstukken (aangeduid met Romeinse cijfers) en fondsen (aangeduid met hoofdletters). Bij elkaar zijn dat rond de 25 verschillende wetten. In een kalenderjaar ontvangt de Kamer per begroting viermaal een wetsvoorstel: de ontwerpbegroting op Prinsjesdag, de eerste suppletoire begroting met de Voorjaarsnota, de tweede suppletoire begroting met de Najaarsnota en de slotwet met het jaarverslag op Verantwoordingsdag. In totaal circa honderd begrotingswetten per jaar, hetgeen jaarlijks enigszins kan fluctueren omdat suppletoire wetten niet steeds voor ieder begrotingshoofdstuk verschijnen. Daarbij zullen ook andere aantallen de Kamer bereiken wanneer, bijvoorbeeld als uitkomst van een regeerakkoord, ministeries en daarmee ook de begrotingen worden samengevoegd (bijvoorbeeld EZ en LNV, VROM en V&W). Dat verklaart voor een belangrijk deel de geconstateerde afname van aantallen in de grafiek.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het presidium opnieuw zijn zorgen uit over het gegeven dat amendementen vaak pas kort voor of tijdens de plenaire behandeling van een wetsvoorstel worden ingediend. Is er op dit punt niets veranderd, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Heeft het presidium inzicht in de redenen waarom amendementen pas kort voor of tijdens de plenaire behandeling van een wetsvoorstel worden ingediend?
Het recht van amendement is een recht dat de individuele Kamerleden ingevolge artikel 84 van de Grondwet hebben. Het is derhalve aan de Kamerleden op welk moment zij gebruik wensen te maken van dit recht. Het presidium kan hierover niet oordelen. Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat het recht van amendement en het recht van initiatief de kern vormen van de wetgevende taak die de Kamer ingevolge de Grondwet heeft. Onverminderd het voorgenoemde is het presidium van mening dat het de voorkeur heeft om amendementen tijdig bij het Bureau Wetgeving in te brengen en in te dienen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Kamer een actualisatie heeft toegezegd van de notitie uit 2002 over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet. Deze leden vragen het presidium erop toe te zien, dat de regering de informatieplicht aan de Kamer opvat in de geest van Thorbecke, die schreef dat als een Minister inlichtingen worden gevraagd «... (hij) geen voorwendsels of uitvluchten moet zoeken. [...] De Minister moet niet ontduiken, maar tegemoet komen; hij moet niet blijven beneden hetgeen men verlangt, hij moet meer aanbieden.»
De Voorzitter ziet de versterking van de informatiepositie van de Kamer als een van de speerpunten van haar beleid. In verband daarmee heeft zij er bij de Minister van Binnenlandse Zaken op 8 februari op aangedrongen snel met de toegezegde actualisatie te komen en dat bij brief van 10 maart bevestigd (Kamerstuk 28 362, nr.6). De informatievoorziening van de Tweede Kamer is een belangrijk speerpunt en onmisbaar voor het functioneren van de Tweede Kamer. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 25 april 2016 de eerder toegezegde notitie over de toepassing van artikel 68 Grondwet aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 28 362, nr. 8). Deze notitie is in handen gesteld van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Het presidium streeft ernaar dat de bespreking van de notitie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal uitmonden in de vaststelling van een kader voor de beoordeling in welke gevallen informatie niet dan wel slechts vertrouwelijk met de Kamer kan worden gedeeld.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het een goed voornemen van de Voorzitter om door middel van Voorzittersbrieven mogelijkheden voor verbetering van het parlementaire proces onder de aandacht te brengen.
Zij vragen specifiek hoe het presidium aankijkt tegen het aantal gevoerde dertigledendebatten ten opzichte van het aantal aangevraagde dertigledendebatten die tijdens de regeling van werkzaamheden zijn gehonoreerd. In 2015 zijn 20 van deze debatten gehouden, terwijl dit er in 2014 nog 30 waren. Hier staat overigens tegenover dat er in 2015 aanmerkelijk meer meerderheidsdebatten zijn gevoerd. Toch lijkt het genoemde leden geen goede zaak als dertigledendebatten vrijwel standaard worden omgezet in een (spoed) algemeen overleg.
Het presidium merkt op dat er in 2015 een toename was van het aantal gevoerde meerderheidsdebatten. Daarbij geldt voor de meeste meerderheidsdebatten dat zij zijn aangevraagd door leden van oppositiepartijen. Het is dus niet zo dat het dertigledendebat het enige instrument is van een minderheid om onderwerpen op de plenaire agenda te zetten. Het presidium wijst er ten slotte op dat sinds 25 september 2015 het aantal meerderheidsdebatten op de voorraadagenda van de Kamer groter is dan het aantal dertigledendebatten.
Recent is een initiatiefwet ingediend door de leden Schouten en Pieter Heerma om ervoor te zorgen dat een wetsartikel dat reeds vijf jaar geleden door beide Kamers is aangenomen, ook kracht van wet krijgt (Kamerstuk 34 450). Genoemde leden vragen het presidium te reflecteren op deze kwestie, aangezien het veel vaker gebeurt dat aangenomen wetgeving uiteindelijk niet wordt ingevoerd en de Kamer hier ook niet altijd zicht op heeft. Welke mogelijkheden ziet het presidium om op dit punt het wetgevende proces te verbeteren. Genoemde leden stellen voor de regering te vragen jaarlijks te rapporteren over aangenomen wetgeving die nog niet kracht van wet heeft gekregen inclusief een motivatieplicht.
In reactie op de vragen van de fractie van de ChristenUnie merkt het presidium het volgende op. In de inwerkingtredingsbepaling van een wetsvoorstel staat op welke wijze de inwerkingtreding wordt geregeld. Het is veelal aan de regering overgelaten om wetgeving in werking te laten treden middels een koninklijk besluit. Via het recht van amendement kan een individueel Kamerlid voorstellen deze inwerkingtredingsbepaling aan te passen. Het presidium wijst er voorts op dat het uiteraard voor Kamerleden mogelijk is binnen de gebruikelijk instrumenten die zij hebben om het kabinet te vragen te rapporteren over aangenomen wetgeving die nog niet in werking is getreden.
Iets dergelijks geldt ook voor begrotingsamendementen. Genoemde leden constateren dat het geen automatisme is dat geld dat de Kamer via een amendement heeft toegewezen ook voor dit doel wordt besteed. Welke mogelijkheden ziet het presidium dit te verbeteren?
De kern van de ervaren problemen met begrotingsamendementen is dat de uitvoering van een aangenomen begrotingsamendement, naar de letter en naar de geest, om verschillende redenen niet op voorhand is gegarandeerd. Dit geldt in de praktijk vooral voor uitgaven-verhogende amendementen. Deze problematiek is – ter uitvoering van de motie Schouten/Van Veldhoven (Kamerstuk 33 390, nr. 13) uit mei 2014 – door het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven van de Kamer (BOR) in BOR-rapport «De macht en kracht van het budgetrecht» uitgebreid geanalyseerd en voorzien van voorstellen ter verbetering van dit door de Kamer ervaren probleem. Het rapport is door de Commissie voor de Rijksuitgaven met een aanbiedingsbrief op 2 april 2015 naar de Kamer doorgeleid, «opdat de Kamer daarvan gebruik kan maken bij de behandeling van het naar verwachting later dit jaar te ontvangen wetvoorstel inzake de herziening en modernisering van de Comptabiliteitswet.» Het wetvoorstel Comptabiliteit 2016 (Kamerstuk 34 426) is bij de Kamer ingediend op 8 maart 2016. Het is aan de Kamer zelf, bijvoorbeeld via amendering van het wetsvoorstel, om de verbeteringen voor de uitvoering van begrotingsamendementen aan te brengen die zij wenst.
Genoemde leden constateren dat steeds meer regelgeving niet in wetten wordt opgenomen, maar in lagere regelgeving. Dit heeft invloed op de verhouding tussen Kamer en regering. De Kamer kan er hierbij voor kiezen dat AMvB’s worden voorgehangen, maar de mogelijkheden voor behandeling zijn beperkter. Genoemde leden vragen of het presidium de mening deelt dat hierbij de positie van de Kamer kan worden versterkt. Zij geven in overweging het blokkeren van te inhoudelijke AMvB’s te vergemakkelijken, ook als de grondslag van deze AMvB’s geen voorhangprocedure kent.
Op de vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie over lagere regelgeving antwoordt het presidium dat in recente jaren veel aandacht is voor de problematiek van gedelegeerde wetgeving en de rol van het parlement hierbij. De Raad van State heeft bijvoorbeeld in 2013 een onderzoek hiernaar gepubliceerd. Hierin werd geconcludeerd dat het primaat van de wetgever weliswaar op deze wijze wordt aangetast, maar dat het de wetgever zelf is die overgaat tot deze wijze van wetgeving. De Kamer is immers medewetgever op het gebied van formele wetgeving, waardoor zij mede de inhoud bepaalt van de wetgeving in formele zin. De Kamer kan dus wanneer een wetsvoorstel behandeld wordt, zicht houden op hetgeen wordt gedelegeerd naar lagere wetgeving. De Afdeling Advisering van de Raad van State besteedt in haar advies altijd aandacht aan de delegatie van bevoegdheden: dit wordt over het algemeen opgenomen in het wetgevingsrapport bij een wetsvoorstel en kan meegenomen worden in de voorbereiding van individuele Kamerleden. Wanneer een Kamerlid van mening is dat teveel naar lagere regelgeving wordt gedelegeerd, kan het Kamerlid dit proberen te wijzigen door bijvoorbeeld de Minister te bewegen het wetsvoorstel aan te passen. Daarnaast kan het Kamerlid gebruik maken van zijn recht van amendement om voor te stellen toch bepaalde inhoudelijke bepalingen op te nemen in het wetsvoorstel ofwel om een (zware) voorhangbepaling op te nemen. De Kamer kan op deze wijze haar positie ten opzichte van gedelegeerde regelgeving versterken. Het presidium ziet derhalve geen rol voor zichzelf in dezen.
Het presidium moedigt zeer aan dat de commissies zelf hun activiteiten jaarlijks evalueren en de statistiek van de eigen commissie vergelijken met die van andere commissies. Volgen alle commissies de aanmoediging van het presidium op, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunnen de resultaten daarvan worden samengevoegd en gepresenteerd?
De leden van de CDA-fractie vragen of alle commissies gehoor geven aan de oproep van het presidium om jaarlijks de eigen activiteiten te evalueren.
De commissies ontvangen elk in het voorjaar een statistisch overzicht van de eigen activiteiten in het vorige jaar (als het ware een op de commissie toegespitste «Staat van de Kamer»). De commissievoorzitters hebben in een gemeenschappelijk overleg met de Voorzitter in 2015 besloten om het aan de commissies te laten om stil te staan bij dat overzicht en er eventuele nadere werkafspraken op te baseren. Het presidium zou met deze werkwijze enige ervaring willen opdoen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het overzicht van actieve contactvormen met burgers en instellingen in aantallen. Wel vragen zij of het aantal volgers van het algemeen Twitteraccount (@2eKamertweets) wel thuishoort onder de actieve contactvormen. Is het aantal volgers van een Twitteraccount niet vergelijkbaar met het aantal bezoekers van de website of het aantal kijkers naar tv-uitzendingen of livestreams? Het volgen van een Twitter-account is toch niet vergelijkbaar met het sturen van een brief of e-mail?
De leden van de CDA-fractie vragen of het aantal volgers van het algemeen Twitteraccount @2eKamertweets wel thuishoort onder actieve contactvormen. Het presidium heeft het aantal volgers van dit Twitteraccount in de tabel met actieve contactvormen opgenomen, omdat het volgen onder meer inhoudt dat de Kamer interactie heeft met de volgers, bijvoorbeeld doordat zij vragen stellen en de Kamer daarop reageert vanuit het Twitteraccount.
Kabinetsformatie
De leden van de CDA-fractie vragen, wat de stand van zaken is met betrekking tot het conceptdraaiboek voor de kabinetsformatie.
De Voorzitter is op basis van de ervaringen met de formatie in 2012 (o.a. de uitgebreide evaluatie van de commissie-Bovend’Eert (Kamerstuk 33 410, nr. 72)) doende een consultatieronde te houden met externe (staatsrecht)deskundigen. De Commissie voor de Werkwijze heeft geadviseerd het draaiboek als een hulpmiddel te beschouwen.
Afsplitsingen van fracties
De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat, tijdens de be-handeling van de Raming voor de Tweede Kamer in 2016, is toegezegd dat er een onderzoek komt naar de afsplitsingen van fracties. Deze leden vragen wanneer het toegezegde onderzoek naar de afsplitsingen van fracties mag worden verwacht.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot voorstellen om afsplitsingen van fracties tegen te gaan.
Een door het presidium ingestelde werkgroep is onder leiding van het lid Bisschop in februari jl. van start gegaan en hoopt, conform het verzoek van het presidium, om vóór het komende zomerreces zijn rapport te kunnen aanbieden. De werkgroep heeft op dit moment geen reden om te vrezen dat hij daar niet in zal slagen.
Relatie met «de wetenschap»
De leden van de CDA-fractie stellen het op prijs dat opnieuw een literatuuroverzicht is toegevoegd aan de Staat van de Tweede Kamer. Deze leden waarderen het ook, dat het overzicht is voorzien van een duiding van de inhoud. Naar de mening van deze leden verdient het literatuuroverzicht in deze vorm een blijvende plaats in de Staat van de Tweede Kamer.
De leden van de CDA-fractie spreken hun waardering uit voor het aan de Staat toegevoegde literatuuroverzicht, dat ook voorzien is van een inhoudsduiding. Zij vragen, een dergelijk literatuuroverzicht een vaste plaats te geven in de Staat.
Het presidium deelt deze waardering en zal bevorderen dat in de toekomst een dergelijk overzicht ook in mogelijk nieuwe vormen van de «Staat» wordt opgenomen.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Arib