Inhoudsopgave |
blz. |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Plenaire vergaderingen en wetgeving |
2 |
3. |
Commissieactiviteiten |
7 |
4. |
Parlementair onderzoek en verwante onderwerpen |
10 |
5. |
Tweede Kamer, Europa en overig internationale niveau |
11 |
6. |
Contacten met de samenleving |
13 |
7. |
Specifieke onderwerpen |
15 |
a. Kabinetsformatie |
15 |
|
b. Relatie met andere Hoge Colleges van Staat |
15 |
|
c. Relatie met adviesorganen |
16 |
|
d. Relatie met «de wetenschap» |
16 |
|
Literatuur |
17 |
Dit is de zesde Staat van de Tweede Kamer1. Het presidium herinnert eraan dat de Staat bedoeld is als een jaarverslag, niet als een beleidsdocument. Wel kunnen de meerjarencijfers natuurlijk aanleiding geven tot reflectie op de ontwikkelingen in de werkwijze van de Kamer. Het presidium heeft vorig jaar aangekondigd de Staat niet meer op te bouwen rondom de zogenoemde zelfreflectiepunten uit het rapport «Vertrouwen en zelfvertrouwen»2. Een uitvoerige motivering hiervoor is te vinden in de inleiding bij de Staat over 2014.
Het presidium benadrukt dat veel werkzaamheden van individuele Kamerleden en van de fracties niet in de Staat te lezen zijn, zoals vergaderingen van fracties, gesprekken en werkbezoeken van individuele Kamerleden of fracties of alle correspondentie tussen burgers en Kamerleden. De Staat geeft dus slechts een beperkt beeld van de werkzaamheden die in de Kamer verricht worden.
Het aantal plenaire vergaderingen is tamelijk stabiel:
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aantal |
100 |
106 |
111 |
109 |
98 |
111 |
103 |
110 |
108 |
111 |
uren |
948 |
924 |
1.159 |
1.167 |
897 |
1.177 |
999 |
1.299 |
1.143 |
1.193 |
gem. 1 |
9,5 |
8,7 |
10,4 |
10,7 |
9,1 |
10,6 |
9,7 |
11,8 |
10,6 |
10,7 |
Grafiek 1: Plenaire vergaderingen in aantallen en gemiddelde duur
Een «normaal» parlementair jaar telt 1054 vergaderuren3. Afwijkingen naar boven ten opzichte van dit aantal duiden dus op een «druk» jaar.
Een onderverdeling van het soort debatten dat in die plenaire vergaderingen is gevoerd, levert het volgende op:
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|
Wetsvoorstellen (excl. begrotingen en suppletoire begrotingen) |
141 |
109 |
123 |
104 |
93 |
Begrotingen en suppletoire begrotingen |
29 |
25 |
33 |
29 |
31 |
Verslagen van algemeen overleg (VAO’s) (ook wel bekend als tweeminutendebatten) |
239 |
176 |
216 |
179 |
198 |
Verslagen van schriftelijk overleg (VSO’s) (ook wel bekend als tweeminutendebatten) |
18 |
26 |
24 |
38 |
31 |
Dertigledendebatten |
49 |
14 |
30 |
30 |
20 |
Hoofdlijnendebatten1 |
0 |
0 |
1 |
0 |
0 |
Overige debatten2 |
37 |
76 |
75 |
59 |
87 |
Interpellatiedebatten |
2 |
1 |
3 |
0 |
0 |
Hoofdlijnendebatten als bedoeld in art. 91 van het Reglement van Orde: handelend over een wetsvoorstel en op voorstel van de commissie die over dat wetsvoorstel nog verslag moet uitbrengen. In de praktijk wordt de term «hoofdlijnendebat» door Kamerleden ook gebruikt in de letterlijke betekenis.
Hieronder vallen gewone meerderheidsdebatten, debatten over een Europese top, over Voor- en Najaarsnota’s
Grafiek 2 Enkele «soorten» debatten in aantallen
Het presidium merkt op dat lang niet alle dertigledendebatten waartoe wordt in de regeling van werkzaamheden wordt besloten uiteindelijk ook daadwerkelijk gevoerd worden. Door het verstrijken van de tijd tussen het besluit en het moment waarop het debat op de plenaire vergaderagenda komt, verzoekt de aanvrager niet zelden om het definitief van de lijst van in te plannen debatten te halen. Dit gebeurt bijvoorbeeld omdat het onderwerp inmiddels is besproken in een commissievergadering of afdoende aan de orde is geweest in een ander debat.
Het presidium heeft in de vorige Staat uitvoerig stilgestaan bij de frequentie en de duur van de regelingen van werkzaamheden. Beide blijven het presidium zorgen baren, omdat de hiermee gemoeide vergadertijd druk legt op de voor inhoudelijke debatten beschikbare tijd. In 2015 waren er 121 regelingen van werkzaamheden (slechts iets minder dan in 2014, toen er 129 zijn gehouden); de langste duurde 67 minuten4.
In onderstaande tabel zijn alle in 2015 plenair of tijdens commissievergaderingen5 ingediende moties opgenomen:
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal |
1170 |
1968 |
2543 |
2616 |
1734 |
3679 |
2286 |
3150 |
2860 |
3582 |
Aangenomen |
488 |
601 |
686 |
889 |
620 |
1338 |
615 |
832 |
797 |
1127 |
Procentueel |
41,7 |
30,5 |
27 |
34 |
35,8 |
36,4 |
26,9 |
26,4 |
27,9 |
31,4 |
Grafiek 3 Aantallen ingediende moties en percentages aangenomen moties
Het aantal in 2015 ingediende moties nadert het recordaantal van 2011. De grafiek laat een grillig verloop zien over de laatste jaren, maar met een stijgend gemiddelde. Het percentage aangenomen moties levert ook een grillig beeld op, maar wel is duidelijk dat het gemiddelde hiervan juist afneemt. In de jaarlijkse begrotingswetsvoorstellen presenteert de regering een «stand van zaken» van aangenomen moties.
Het aantal wetsvoorstellen dat jaarlijks bij de Tweede Kamer wordt ingediend laat een grillige curve zien, maar de laatste jaren is duidelijk een afnemende tendens zichtbaar. In 2015 zijn de minste wetsvoorstellen van de laatste tien jaar ingediend (zie tabel 4), begrotingswetsvoorstellen buiten beschouwing latend. Het aandeel initiatiefwetsvoorstellen blijft gering.
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal wetsvoorstellen1 |
297 |
257 |
295 |
267 |
235 |
264 |
226 |
Begrotingswetsvoorstellen |
107 |
108 |
105 |
90 |
91 |
89 |
91 |
Overige regeringswetsvoorstellen |
184 |
141 |
175 |
159 |
134 |
160 |
122 |
Initiatiefwetsvoorstellen |
6 |
8 |
15 |
18 |
10 |
15 |
13 |
Wetgevingsoverleggen2 |
44 |
26 |
37 |
49 |
34 |
39 |
37 |
De cijfers worden in deze Staat anders gepresenteerd dan in voorgaande Staten, doordat begrotingswetsvoorstellen nu zijn onderscheiden van overige wetsvoorstellen.
Een wetgevingsoverleg wordt alleen gevoerd over grote en gecompliceerde wetsvoorstellen, waarbij vaak ook sprake is van relatief veel amendementen. Soms ook om de plenaire agenda te ontlasten.
Grafiek 4 Aantallen ingediende (initiatief)wetsvoorstellen en gehouden wetgevingsoverleggen
Verreweg de meeste wetsvoorstellen worden aangenomen, vaak ook met steun van de oppositie. In 2015 zijn, net als in 2013 en 2014, geen wetsvoorstellen verworpen.
Over de amendementen is de volgende informatie beschikbaar:
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
ingediend |
920 |
541 |
1008 |
988 |
841 |
1077 |
971 |
in stemming gebracht2 |
531 |
262 |
546 |
448 |
458 |
627 |
526 |
aangenomen |
225 |
100 |
181 |
154 |
152 |
225 |
180 |
procentueel |
42 |
38 |
33 |
34 |
33 |
36 |
34 |
overgenomen3 |
2 |
0 |
1 |
2 |
5 |
7 |
0 |
Deze tabel vervangt de tabellen in alle vorige Staten; daarin ontbrak de categorie «in stemming gebracht», waardoor de berekening van het percentage «aangenomen» een vertekend beeld gaf.
Het verschil tussen «ingediend» en «in stemming gebracht» heeft te maken met amendementen die aan het eind van een jaar nog in behandeling zijn en met de indiening van nieuwe, gewijzigde amendementen die ingediende amendementen vervangen.
Grafiek 5 Aantallen ingediende, aangenomen en overgenomen amendementen
Het aantal ingediende amendementen6 blijft de laatste jaren gemiddeld genomen tamelijk stabiel. In 2014 heeft het aantal ingediende amendementen een voorlopig hoogtepunt bereikt; het aantal in 2015 ingediende amendementen is weer iets minder. Ook het percentage aangenomen amendementen blijft de laatste jaren stabiel (ongeveer één derde).
Kamerleden krijgen steun van het Bureau Wetgeving (BW) als zij amendementen overwegen in te dienen en, als het om begrotingswetsvoorstellen gaat, van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR). Deze ondersteuning is vertrouwelijk.
Vaststaat dat zeker niet alle amendementen die aan het BW worden voorgelegd, ook daadwerkelijk worden ingediend. Naar schatting wordt de helft van de conceptamendementen niet ingediend. De niet-ingediende amendementen worden niet geregistreerd; zij blijven in de vertrouwenssfeer tussen indiener(s) en het BW. Niet-ingediende amendementen hebben doorgaans evenveel voorbereiding nodig als ingediende amendementen. Het presidium heeft in de vorige Staat al zijn zorgen geuit over het gegeven dat amendementen vaak pas kort voor of tijdens de plenaire behandeling van een wetsvoorstel worden ingediend.
Kamerleden kunnen bij de voorbereiding van amendementen ook, op grond van een overeenkomst tussen het presidium en de regering, een beroep doen op ambtenaren van departementen. In welke mate zij rechtstreeks een beroep doen op departementsambtenaren is niet bekend.
Op basis van dezelfde overeenkomst kunnen Kamerleden ook ondersteuning krijgen bij de voorbereiding van initiatiefwetgeving of van een initiatiefnota. Daarnaast heeft het presidium een interne regeling getroffen voor een bescheiden financiering van hulp van externe deskundigen aan initiatiefnemers7. Tot nu toe is hiervan enkele malen gebruikgemaakt. In 2015 zijn naast de 13 reeds genoemde initiatiefwetsvoorstellen 17 initiatiefnota’s ingediend; dat zijn er overigens (zie tabel 13) minder dan in 2014.
De commissiegriffiers brengen in beginsel bij elk wetsvoorstel, met uitzondering van de begrotingsvoorstellen waarover het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven notities uitbrengt, een wetgevingsrapport uit. Daarin attenderen zij de Kamerleden op bijzonderheden. In 2015 ging het om 105 wetgevingsrapporten.
Informatie bereikt de Kamer op tal van manieren. De belangrijkste informatiebron blijft de regering, die grondwettelijk verplicht is om de inlichtingen die de Kamer verlangt, juist en volledig te verstrekken. Deze inlichtingenplicht impliceert ook een actieve, ongevraagde informatieverstrekking, zoals is uiteengezet in een uitvoerige notitie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet van 21 januari 20028. Het presidium herinnert hieraan, omdat Kamerleden regelmatig vragen hebben over die reikwijdte. Het «toezicht» op het nakomen van de inlichtingenplicht van de regering aan het parlement, waaronder het niet-verstrekken van de gevraagde inlichtingen met een beroep op de uitzonderingsgronden, ligt bij de Kamers zelf, met als ultieme sanctie een motie van afkeuring.
Artikel 68 van de Grondwet geeft elk individueel Kamerlid het recht om inlichtingen te vragen aan de regering, maar bepaalt tevens dat de hele Kamer die inlichtingen krijgt. Vandaar dat de mondelinge en schriftelijke vragen onder «plenaire activiteiten» kunnen worden geschaard.
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mondelinge vragen1 |
92 |
113 |
134 |
135 |
101 |
217 |
166 |
180 |
168 |
157 |
aangemeld |
698 |
1064 |
881 |
959 |
907 |
1096 |
||||
Schriftelijke vragen |
1772 |
2671 |
3002 |
3029 |
2552 |
3055 |
2535 |
2562 |
2423 |
2822 |
Bedoeld zijn de mondelinge vragenreeksen, bestaande uit de vragen van de eerste vraagsteller en de vervolgvragen van andere leden.
Het aantal schriftelijke vragen leek sinds 2011 weer te dalen, maar in 2015 nam het aantal schriftelijke vragen weer toe. Het waren er nog wel minder dan in 2011.
Bij de cijferreeks over de mondelinge vragen past de kanttekening dat er, door het karakter van het mondelinge vragenuur, een «natuurlijke» limiet is aan het aantal mondelinge vragen. Het vragenuur kan immers maximaal één uur duren. Daarom is ook de cijferreeks over het aantal aanmeldingen voor het vragenuur interessant. In tabel 10 zijn die over de laatste jaren opgenomen. Daaruit kan worden afgeleid dat in elk van die jaren tussen de 15 en 20% van de aangemelde mondelinge vragen daadwerkelijk is gesteld. In dat opzicht is er dus geen sprake van een bepaalde trend. Niet-gehonoreerde aanmeldingen voor het vragenuur worden overigens vaak omgezet in schriftelijke vragen of verzoeken om een brief van de regering.
In tabel 7 is het totale aantal commissievergaderingen opgenomen. Het grootste aandeel in de 1250 vergaderingen hadden de algemeen overleggen met de regering (408 in 2015, zie tabel 9), direct gevolgd door procedurevergaderingen (319 in 2015, zie tabel 8).
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1.323 |
1.421 |
1.741 |
1.720 |
1.180 |
1.734 |
1.106 |
1.391 |
1.226 |
1.250 |
Het aantal commissievergaderingen fluctueert sterk door de jaren heen, waarvoor geen evidente oorzaken zijn aan te wijzen. Vermoedelijk speelt wel een rol dat het aantal Kamercommissies in 2012 is afgenomen vanwege de vermindering van het aantal ministeries.
Het gemiddelde over de tienjarenreeks in tabel 3 bedraagt 1409. Sinds 2012 is het aantal commissievergaderingen lager dan dit gemiddelde. Terwijl het aantal plenaire vergaderuren in 2015 bovengemiddeld was, was bij het aantal commissievergaderingen het omgekeerde dus het geval. Het presidium moedigt commissies aan om jaarlijks zelf hun activiteiten te evalueren en de statistieken van de eigen commissie ook te vergelijken met die van andere commissies.
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
procedurevergaderingen |
362 |
387 |
328 |
347 |
326 |
319 |
via e-mail |
573 |
686 |
540 |
710 |
552 |
396 |
Het verschijnsel van schriftelijke besluitvorming ofwel een «e-mailprocedure» heeft eind 2014 een basis gekregen in het Reglement van Orde9. Daarin staat uitdrukkelijk dat e-mailprocedures beperkt moeten blijven tot eenvoudige en spoedeisende zaken. Wellicht heeft dit bijgedragen aan de duidelijke afname van het aantal e-mailprocedures in 2015.
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
481 |
470 |
644 |
557 |
399 |
548 |
360 |
437 |
427 |
401 |
Grafiek 6 Totaal aantal commissievergaderingen en aandeel algemeen overleggen daarin
Ook het aantal algemeen overleggen lijkt over de laatste tien jaren gezien te dalen. De laatste drie jaren blijft het aantal onder het gemiddelde van 473. Een algemeen overleg is gemiddeld ook niet langer gaan duren; de gemiddelde duur is al jaren ongeveer twee uur en één kwartier.
Het aantal plenaire debatten naar aanleiding van een algemeen overleg (de VAO’s) in relatie tot het totaal aantal algemeen overleggen, schommelt tussen de 40 en 50%. Dat blijkt uit een combinatie van de cijfers in de tabellen 2 en 9: 49% in 2013, 42% in 2014 en 48% in 2015. Het aantal plenaire debatten naar aanleiding van een schriftelijk overleg (VSO’s) is licht afgenomen, alsook het totale aantal schriftelijke overleggen (zie tabel 10). Het aantal schriftelijke overleggen dat gevolgd wordt door een VSO is verhoudingsgewijs gering, in 2015 was dat 13%. Schriftelijke overleggen worden kennelijk gereserveerd voor de minder controversiële onderwerpen.
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Feitelijke vragenlijsten |
246 |
266 |
320 |
341 |
249 |
298 |
269 |
268 |
286 |
298 |
Schriftelijk overleg |
100 |
105 |
157 |
172 |
151 |
206 |
206 |
225 |
268 |
240 |
Brieven aan regering1 |
1063 |
1126 |
1403 |
1632 |
1281 |
1888 |
1443 |
1521 |
1647 |
1487 |
Hieronder vallen ook veel verzoeken aan een bewindspersoon om te reageren op een brief van een derde.
De Kamer heeft tijdens het proces van zelfreflectie gepleit voor méér aandacht voor de uitvoerbaarheid van voorgestelde wetgeving en beleidsmaatregelen. Instrumenten die de Kamer kan inzetten om die aandacht te vergroten zijn:
– uitvoeringsonderzoeken ex post en ex ante door een Kamercommissie, onder andere in de vorm van hoorzittingen en gesprekken of door gebruik te maken van de expertise van adviesorganen (die op hun beurt vaak al aandacht hebben besteed aan uitvoeringsvragen dan wel in staat zijn om die vragen alsnog te beantwoorden);
– begrotingsonderzoeken, vooral voor de evaluatie (ex post) van beleidsmaatregelen of om een kritische reflectie op verwachte resultaten (ex ante) te bieden;
– de wetgevingsrapporten en andere notities van de ambtelijke commissiestaven.
Eén van de methoden om inzicht te krijgen in de (verwachte) praktijk van het Kamerwerk is het houden van, al dan niet intensief voorbereide, hoorzittingen. Uit de meerjarencijfers voor de in tabel 11 genoemde instrumenten valt te concluderen dat de (klassieke) hoorzitting steeds minder wordt gehouden, maar het rondetafelgesprek steeds meer, hoewel aan die toename een eind lijkt gekomen.
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoorzitting |
15 |
20 |
9 |
7 |
12 |
4 |
2 |
5 |
1 |
3 |
Hoorzitting (intensief voor-bereid) |
3 |
0 |
1 |
2 |
0 |
0 |
||||
Rondetafelgesprek1 |
37 |
38 |
70 |
98 |
50 |
106 |
48 |
90 |
72 |
97 |
Individuele gesprekken2 |
169 |
216 |
287 |
216 |
173 |
192 |
149 |
222 |
119 |
165 |
Tijdens een rondetafelgesprek zitten alle genodigden tegelijkertijd aan tafel om deel te nemen aan de gedachtewisseling, terwijl in een klassieke hoorzitting genodigden één voor één hun inbreng leveren.
Grafiek 7 Aantallen hoorzittingen, rondetafelgesprekken en individuele gesprekken
Een parlementair instrument dat reglementair al lang bestaat maar pas de laatste jaren wordt toegepast, is de door een Kamercommissie uit haar midden aangewezen rapporteur (of rapporteurs) over een bepaald vraagstuk. Hierbij gaat het niet om de rapporteurs die in het kader van de begrotingsbehandeling een specifiek deel van het begrotingsonderzoek voor hun rekening nemen. Dat gebeurde in 2015 maar liefst 17 keer, een verdubbeling ten opzichte van 2014. Het leeuwendeel daarvan is aangewezen door twee commissies: Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken (soms zijn er overigens méér rapporteurs op één onderwerp). De verwachting is dat er vaker rapporteurs aangewezen zullen worden (zie ook verderop bij het onderdeel «Europa»). Begin 2016 heeft de Kamer een wijziging van het Reglement van Orde aangenomen waardoor een duidelijke omschrijving van de opdracht, de termijn en het budget voor de rapporteur wordt voorgeschreven.
De commissies (en onder voorwaarden de individuele leden hiervan) krijgen ook informatie van de ambtelijke diensten, met name vanuit de Griffies Commissies en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven. Zij krijgen die informatie in de vorm van zogenoemde stafnotities10, en vanuit de Dienst Informatievoorziening in de vorm van informatiedossiers over specifieke debatten waarop Kamerleden per e-mail worden geattendeerd.
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
GC’s |
237 |
447 |
381 |
339 |
250 |
446 |
427 |
349 |
260 |
247 |
EU-notities en signaleringen |
113 |
141 |
173 |
165 |
||||||
BOR |
107 |
108 |
141 |
167 |
107 |
130 |
109 |
113 |
135 |
164 |
DIV |
84 |
50 |
55 |
20 |
40 |
22 |
30 |
In 2015 is één onderzoek gestart in het kader van de eigen toekomst- en onderzoeksagenda van de Kamer, het onderzoek naar een breed welvaartsbegrip.
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft begin 2015 een externe evaluatie van het instrument «eigen toekomst- en onderzoeksagenda» gepresenteerd11. Het presidium stemde in met de belangrijkste conclusie, namelijk dat er in de Kamer kennelijk weinig draagvlak bestaat voor de manier waarop de toekomst- en onderzoeksagenda (een resultaat van de parlementaire zelfreflectie) tot nog toe vorm wordt gegeven. Het presidium verzocht de commissie voor de Werkwijze daarom om zich te bezinnen op mogelijke alternatieven. De commissie voor de Werkwijze heeft de Kamer aanbevolen om niet meer vooraf de parlementaire onderzoeksagenda of een deel daarvan vast te stellen. In plaats daarvan moet de Kamer gebruik blijven maken van de bestaande onderzoeksinstrumenten als daaraan behoefte bestaat. De ambtelijke staf dient commissies en Kamerleden tijdig op deze onderzoeksinstrumenten te attenderen.
In oktober 2015 heeft de enquêtecommissie Fyra haar eindrapport uitgebracht. Het debat met de commissie was in januari 2016.
In het kader van de controletaak van de Kamer kan de groteprojectenregeling niet onvermeld blijven. De laatste jaren lopen er gemiddeld 10 grote projecten ofwel projecten van groot maatschappelijk belang. Over de voortgang hiervan wenst de Kamer doorlopend te worden geïnformeerd, volgens een met de verantwoordelijke bewindspersoon overeengekomen schema. In 2015 liepen er zelfs 11 projecten (waarvan 10 al in eerdere jaren waren gestart) en is veel informatie verstrekt over de voortgang van maatschappelijke relevante projecten van enige omvang, met toepassing van het informatieprotocol tussen Kamer en regering.12
Ook initiatiefnota’s hebben doorgaans tot doel om een onderwerp uit te diepen en op de agenda van een Kamercommissie te plaatsen (zie tabel 13). Het instrument is duidelijk «in opmars», hoewel er in 2015 weer minder zijn uitgebracht dan in 2014.
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
---|---|---|---|---|---|---|
3 |
2 |
2 |
6 |
11 |
26 |
17 |
Op verzoek van de Kamer door derden uitgevoerd onderzoek komt in hoofdstuk 7 aan de orde.
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Commissievergaderingen i.v.m. een Europese Raad |
38 |
61 |
75 |
83 |
56 |
73 |
63 |
68 |
73 |
56 |
Parlementair voorbehoud |
– |
– |
– |
– |
– |
8 |
2 |
11 |
7 |
4 |
Subsidiariteitstoetsen |
– |
– |
– |
– |
3 |
5 |
5 |
10 |
3 |
1 |
Politieke dialogen |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
1 |
Zoals het presidium vorig jaar ook al opmerkte, is het nog een uitdaging om actief met andere Europese parlementen de toepassing van instrumenten als het parlementair voorbehoud en de subsidiariteitstoets af te stemmen. Door actieve afstemming kan het standpunt van de (meerderheid van de) Tweede Kamer steun krijgen in andere parlementen, zodat de genoemde instrumenten op Europees niveau effect hebben. Daarnaast is het waardevol om met andere parlementen te spreken over actuele ontwikkelingen en over werkwijzen. De in tabel 14 genoemde instrumenten zijn in 2015 overigens weinig toegepast. Wel hebben veel van de rapporteurs (zie hoofdstuk 3) zich in opdracht van een Kamercommissie ontfermd over een Europees dossier.
Voornamelijk op Europees en internationaal vlak werken de Eerste en de Tweede Kamer samen13, zo heeft het presidium al eerder vastgesteld. Zo vindt er intensieve afstemming plaats in de procedure voor de toepassing van verschillende Europese instrumenten. Als beide Kamers uitgenodigd worden om een ander parlement te bezoeken, wordt er een gezamenlijke delegatie samengesteld.
In 2014 is al begonnen met de gezamenlijke voorbereiding van de parlementaire activiteiten tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in het eerste halfjaar van 2016. Er is een projectorganisatie opgezet en er zijn thema’s gekozen voor enkele interparlementaire conferenties tijdens het voorzitterschap.
De Kamercommissies bezoeken regelmatig Europese instellingen in Brussel. Ook gaan ze voor andere werkbezoeken naar het buitenland.
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Buitenlandse werkbezoeken |
15 |
35 |
17 |
9 |
15 |
9 |
14 |
26 |
17 |
Bezoeken aan1 Europese instellingen |
2 |
10 |
9 |
6 |
9 |
3 |
9 |
4 |
7 |
Deelname aan internationale conferenties |
31 |
7 |
13 |
14 |
9 |
17 |
18 |
12 |
9 |
Doorgaans worden deze bezoeken begeleid door de permanente ambtelijke vertegenwoordiging van de Kamer bij het Europees parlement.
De reisdoelen worden niet systematisch geregistreerd. Wel wordt van elke reis een verslag uitgebracht, dat als Kamerstuk verschijnt.
De commissie voor Koninkrijksrelaties houdt in beginsel halfjaarlijks het zogenoemde Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO). In 2015 is het IPKO gehouden van 6 tot en met 9 januari op Aruba en van 27 tot en met 29 mei in Nederland.
De Kamer ontvangt meer buitenlandse delegaties dan dat zij uitzendt:
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ontvangsten parl. del. |
28 |
50 |
35 |
27 |
54 |
26 |
47 |
35 |
66 |
45 |
40 |
Bijzondere procedures1 |
27 |
15 |
26 |
20 |
34 |
33 |
42 |
42 |
70 |
59 |
48 |
Met «bijzondere procedures» worden bijvoorbeeld ontvangsten bedoeld van vertegenwoordigers van buitenlandse parlementen, regeringen of politieke organisaties die om politieke redenen geen commissieactiviteit kunnen zijn. Een of meer leden vormen de ontvangende partij; andere leden kunnen de ontvangst desgewenst bijwonen.
Grafiek 8 Aantallen ontvangen delegaties en bijzondere ontvangsten buitenlandse gasten
Jaarlijks ontvangt de Kamer ook de Nederlandse ambassadeurs in het buitenland.
Ook de Voorzitter ontvangt met grote regelmaat buitenlandse gasten (met name de Voorzitters van andere Huizen van Afgevaardigden). Ook neemt zij deel aan dergelijke ontvangsten bij staatsbezoeken. Samen met enkele commissievoorzitters (Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Europese Zaken) ontvangt de Voorzitter ook regelmatig buitenlandse ambassadeurs in Nederland.
De Kamer zendt ook delegaties uit naar de interparlementaire organen. In tabel 17 staan gegevens over plenaire bijeenkomsten van interparlementaire organen. Veel van deze organen kennen ook commissies op deelterreinen, die met grotere regelmaat bijeenkomen. Hieraan nemen ook Nederlandse delegaties deel.
Organisatie/Parlementaire Assemblee van de |
Freq. per jaar |
---|---|
NAVO (Noord Atlantische Verdragsorganisatie) |
2 |
OVSE (Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa) |
3 |
Parlementaire Assemblee van de Unie voor de Mediterrane Regio |
1 |
Raad van Europa |
4 |
Benelux |
3 |
IPU (Interparlementaire Unie) |
2 |
Nederlandse Taalunie |
3 |
De Voorzitter, commissievoorzitters of hun plaatsvervangers nemen regelmatig deel aan conferenties in het buitenland, als zij uitgenodigd zijn om het Nederlandse parlement daar te vertegenwoordigen (zie tabel 13). Ook daarvan wordt een verslag gemaakt.
Ook veel internationale contacten lopen via individuele Kamerleden of fracties.
De Tweede Kamer heeft op vele manieren actief contact met burgers en instellingen.
Dit contact bestaat in het bijzonder tussen individuele Kamerleden of fracties en burgers en instellingen. Dit contact is wellicht zelfs intensiever dan het contact met de Kamer als zodanig. Naast e-mail worden vooral sociale media als Facebook en Twitter gebruikt in het individuele contact tussen Kamerleden en burgers. Sociale media worden ook gebruikt voor (bescheiden) contact, tussen de Kamer of haar commissies en burgers. Er is waarschijnlijk ook sprake van een verschuiving van e-mailverkeer naar Twitterverkeer.
Naast de al in hoofdstuk 3 genoemde hoorzittingen en rondetafelgesprekken, zijn andere wijzen van contact met burgers en instellingen opgenomen in onderstaande tabel14:
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Brieven en e-mails1 |
9.662 |
9.276 |
7.397 |
8.311 |
6.043 |
8.772 |
6.907 |
8.128 |
7.068 |
6.919 |
Twitter2 |
34.500 |
51.194 |
||||||||
Petities |
122 |
115 |
145 |
109 |
104 |
149 |
94 |
121 |
91 |
111 |
Gesprekken3 |
169 |
216 |
287 |
216 |
173 |
192 |
149 |
222 |
119 |
165 |
Verzoekschriften4 |
378 |
367 |
282 |
247 |
201 |
216 |
199 |
146 |
162 |
167 |
waarvan beh. |
82 |
64 |
82 |
74 |
52 |
68 |
66 |
45 |
49 |
41 |
procentueel |
22 |
17 |
29 |
30 |
26 |
31 |
33 |
31 |
30 |
25 |
Burgerinitiatieven |
1 |
1 |
1 |
1 |
5 |
7 |
0 |
5 |
6 |
7 |
waarvan beh. |
0 |
1 |
0 |
0 |
2 |
3 |
- |
3 |
1 |
4 |
Binnenlandse werkbezoeken |
34 |
48 |
38 |
54 |
29 |
43 |
17 |
53 |
41 |
33 |
Vermeld zijn alleen de brieven en e-mails van burgers en instellingen die rechtstreeks of na doorgeleiding zijn behandeld door een commissie en die derhalve in Parlis worden geregistreerd. De aantallen ontvangen brieven e.d. zijn dus hoger. Met name de Kamervoorzitter ontvangt veel brieven, waarvan een deel wordt doorgeleid naar een Kamercommissie.
Het betreft volgers van het algemeen Twitteraccount (@2eKamertweets) van de Kamer. Daarnaast zijn er ook enkele Kamercommissies met een twitteraccount.
Een verzoekschrift is een petitie van een burger of instelling over een individuele aangelegenheid. Voor zowel verzoekschriften als burgerinitiatieven geldt dat zij, om voor behandeling in aanmerking te komen, moeten voldoen aan de voorwaarden in het Reglement van Orde. De beoordeling en behandeling hiervan is aan de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven.
Er zijn ook passieve vormen van contact tussen Kamer en samenleving, namelijk contact waarbij de Kamer alleen informatie verstrekt. Deze contactvormen zijn opgenomen in de volgende tabel:
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bezoekers1 |
160.470 |
152.292 |
181.561 |
166.176 |
177.538 |
177.471 |
166.853 |
Internet2 |
831.526 |
1.609.500 |
1.459.116 |
1.340.309 |
686.840 |
1.046.890 |
1.954.521 |
Vergaderapp3 |
4.290 |
5.184 |
|||||
Kijkers rechtstreekse tv-uitzendingen: |
|||||||
Vragenuur4 |
130.000 |
135.536 |
114.667 |
118.710 |
121.323 |
106.342 |
104.500 |
Prinsjesdag 5 |
974.000 |
1.015.000 |
1.216.000 |
1.047.000 |
1.470.000 |
1.475.000 |
1.213.000 |
APB6 |
318.000 |
405.500 |
317.500 |
349.0007 |
478.000 |
351.000 |
420.500 |
Kijkers livestreams plenair |
471.115 |
480.649 |
899.165 |
570.017 |
484.921 |
382.054 |
328.752 |
Kijkers livestreams commissies |
157.782 |
175.192 |
289.599 |
248.974 |
224.480 |
344.410 |
351.568 |
Kijkers Debat Gemist |
277.073 |
294.056 |
|||||
Kijkers YouTube8 |
|||||||
Parlementaire enquête Fyra |
35.486 |
Bedoeld zijn bezoekers die op enig moment plaatsnemen op de publieke tribune in de grote vergaderzaal (ook als daar géén vergadering is) of bij een commissievergadering, individueel of in groepsverband, al dan niet vanwege een rondleiding.
Via het YouTube-kanaal van de Tweede Kamer kunnen gebruikers de openbare verhoren van parlementaire enquêtecommissies en onderzoekscommissies terugkijken.
Uit deze cijfers valt op te maken dat het aantal bezoekers aan de Kamer stabiel is over een reeks van jaren; in 2015 waren het er wel minder dan in beide voorgaande jaren.
Het aantal bezoekers van de website van de Kamer stijgt vanaf 2014 duidelijk weer, in 2015 is zelfs een voorlopig record gevestigd. Het aantal kijkers naar de livestreams van de plenaire vergadering is afgenomen ten opzichte van de laatste jaren. Dat geldt ook voor de directe tv-uitzendingen. Wel neemt het aantal kijkers naar de livestreams van commissievergaderingen toe. Tegenwoordig zijn alle openbare commissievergaderingen live te volgen via de Kamerwebsite. Tot voor kort konden belangstellenden alleen vergaderingen in bepaalde zalen volgen.
De afname van kijkers naar de plenaire livestream kan verschillende oorzaken hebben. Enerzijds had de Kamer een technische inhaalslag te maken. Het was bijvoorbeeld nog niet mogelijk om de debatten te bekijken op mobiele apparatuur, terwijl steeds meer mensen daar behoefte aan hadden. Sinds kort zijn alle Kamerdebatten via mobiele apparaten (vanaf www.tweedekamer.nl) te bekijken. Ook is er een app in de maak (Debat Direct) die live-uitzendingen voorziet van extra informatie. Anderzijds zijn er de afgelopen jaren mogelijkheden bij gekomen om de Kamerdebatten te bekijken. Zo is tv-kanaal NPO Politiek populairder geworden. Ook lijkt er sprake van een verschuiving in kijkgedrag, van plenaire debatten naar commissiedebatten.
Bijeenkomsten in het Kamergebouw van politieke partijen en andere bij de publieke zaak betrokken instanties zijn niet geregistreerd.
Het vertrouwen van de burger in de politiek («Den Haag») laat, langjarig beschouwd, een licht dalende trend zien. Vooral het vertrouwen in de regering blijkt af te nemen, maar het rapportcijfer voor het parlement blijft vrij stabiel (te weten 5,2 in 2015, net als in 2003).15
Op 9 december 2015 boden onderzoekers van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis en de Radboud Universiteit Nijmegen hun rapport over de kabinetsformatie van 2012 aan het presidium aan.16
De onderzoekers concluderen dat de gewijzigde artikelen 139a en 139b in het Reglement van Orde en de nieuwe formatieprocedure (waarin de Kamer het voortouw heeft) goed heeft gewerkt. De Kamer heeft in 2015 ingestemd met de wijzigingen van het Reglement van Orde17 die de onderzoekers hadden aanbevolen. Het presidium heeft zich in 2015 ook gebogen over een conceptdraaiboek voor de formatie. Een definitief draaiboek moet nog worden vastgesteld.
Sinds 1 september 2010 kan de Kamer, door een wijziging van de Wet op de Raad van State, aan de Raad om voorlichting vragen over kwesties van bestuur en wetgeving. Deze voorlichting moet duidelijk onderscheiden worden van de adviesfunctie van de Raad. Hier wordt, mede op verzoek van de Raad zelf, spaarzaam gebruik van gemaakt. In 2015 gebeurde dit één keer.18
De Algemene Rekenkamer is ook een belangrijke bron van informatie voor de Kamer. Niet alleen stuurt de Rekenkamer al haar rapporten door aan de Kamer (vaak begeleid door briefings), maar op verzoek van de Kamer kan zij ook specifieke onderzoeken uitvoeren (zogenoemde verzoekonderzoeken) of schriftelijke dan wel mondelinge voorlichting geven.
In 2015 heeft de Algemene Rekenkamer op de derde woensdag in mei zoals gebruikelijk haar rapport Staat van de Rijksverantwoording 2014 en de rapporten bij de jaarverslagen 2014 van de ministeries uitgebracht. Daarnaast zijn verspreid over het jaar diverse brieven en publicaties naar de Kamer gestuurd, waaronder zeven brieven over geactualiseerde webdossiers, een brochure over effecten van bezuinigingen, alsmede 42 onderzoeksrapporten. Tevens heeft de Algemene Rekenkamer – in de periode oktober tot november 13 brieven met aandachtspunten bij de diverse begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting 2016 aan de Kamer gezonden. De Algemene Rekenkamer heeft in 2015 op verzoek van diverse Kamercommissies 31 keer een besloten technische briefing gegeven over uitgebrachte brieven of publicaties. Tevens heeft de Rekenkamer op verzoek van de commissie voor Infrastructuur en Milieu een besloten briefing gegeven over ProRailrapporten die in eerdere jaren zijn uitgebracht. Ten slotte heeft de Algemene Rekenkamer op verzoek van de Tweede Kamer in 2015 een dashboard ontwikkeld dat past bij de bekostigingssystematiek in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Met behulp van dit dashbord kan de Kamer de realisatie van de onderwijsdoelen volgen, die beoogd zijn met eerder toegekende (extra) financiële middelen.
De Nationale ombudsman stuurt zijn rapporten, waarin aanbevelingen zijn opgenomen over de uitvoering van beleid, naar de Kamer. Statistische en andere gegevens over die rapporten zijn opgenomen in de jaarverslagen die de Nationale ombudsman uitbrengt en die elk jaar onderwerp zijn van een debat in de Tweede Kamer.
Volledigheidshalve verwijst het presidium naar wat in de vorige paragraaf staat over de samenwerking met adviesraden en de Raad van State. De meeste adviesorganen van de overheid zijn wettelijk of statutair niet alleen adviesorgaan van de regering, maar ook van het parlement. Naast het rechtstreekse verzoek om een advies, behoren tot de mogelijkheden: briefings en updates van reeds uitgebrachte adviezen, korte adviesbrieven, briefings bij nieuwe adviezen, het vroegtijdig aanbieden en bespreken van het jaarlijkse werkprogramma en het op strategische momenten raadplegen van het actuele kennisaanbod. Het feitelijke «gebruik» van de adviesorganen door de Kamer(commissies) is nog in ontwikkeling. In 2014 werd vier keer om een «advies» gevraagd, minder vaak dan in 2013 (zes keer). In 2015 werd eveneens vier keer om een advies van een adviesraad gevraagd.19
In het kader van de samenwerking met de wetenschapsorganisaties (KNAW, NWO, VSNU en de Jonge Akademie) zijn in 2015 twee ontbijtbijeenkomsten gehouden. Dit zijn informele ontmoetingen tussen wetenschappers en Kamerleden met een specifiek gespreksonderwerp. Ook zijn er zeven netwerkverkenningen uitgevoerd (inventarisaties van lopende onderzoeken naar een bepaald onderwerp). De Kamer heeft in 2015 géén gebruikgemaakt van de mogelijkheid om factsheets te laten opstellen.
De Universiteit van Groningen heeft op verzoek van de Kamer een onderzoek uitgevoerd naar het wetsvoorstel Omgevingswet.
Den Haag, ............ 2016
Literatuur
(Overzicht van enkele in 2015 verschenen boeken en publicaties in tijdschriften over de Tweede Kamer)
Aelst, P. van e.a.
Van de krant naar de Kamer en terug?
Res Publica 2015 nr. 4 blz. 433–455
Analyse van de relatie tussen media en politiek aan de hand van de mondelinge Kamervragen in de periode 2006–2011. Onderzocht is onder andere hoe vaak Kamerleden hierin naar media verwijzen, hoeveel media-aandacht er aan vooraf ging en hoeveel berichtgeving er op de gestelde Kamervragen volgde.
Aerts, R. e.a. (red.)
In dit Huis: twee eeuwen Tweede Kamer
Amsterdam, 2015
Geschiedschrijving van de Tweede Kamer als instituut naar aanleiding van het tweehonderdjarig bestaan.
Bennekom, W. van
De jaren van Maarten van Traa
Amsterdam, 2015
Beschrijving van het leven van Maarten van Traa (1945–1997), PvdA. Tijdens het eerste kabinet-Kok leidde hij het onderzoek naar de IRT-affaire. Op basis van archiefonderzoek, persoonlijke documenten en gesprekken met betrokkenen in binnen- en buitenland brengt de auteur, met de hoofdpersoon ook een tijd tot leven die nog maar kort achter ons ligt, maar die van groot belang is voor het begrijpen van de wereld van vandaag.
Borman, T.C.
Het ambacht: voorhangprocedures voor inwerkingtredingsbesluiten: een staatsrechtelijk gedrocht?
Regelmaat 2015 nr. 6 blz. 459–475
Belichting van voorhangprocedures voor koninklijke besluiten waarmee een wet in werking wordt gesteld.
Volgens deze procedure wordt de wet dan weliswaar door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen, maar zij behouden zich daarbij uitdrukkelijk het recht voor om te beslissen of en wanneer de wet (of een gedeelte daarvan) daadwerkelijk effect krijgt. Dit is een nieuw fenomeen, dat staatsrechtelijk bijzonder is te noemen. Overzicht van de gevallen waarin een dergelijke
voorhangprocedure aan de orde was. Tot slot enkele conclusies.
Bos, A. e.a. (red.)
Jaarboek parlementaire geschiedenis 2015: De Eerste Kamer
Amsterdam, 2015
Parlementair jaarboek met als thema de Eerste Kamer.
Bovend’Eert, P.P.T.
Terugkerend rumoer over benoemingen door de regering en de Tweede Kamer
Nederlands Juristenblad 2015 nr. 2 blz. 94–101
Bijdrage over benoemingen door regering en Tweede Kamer van functionarissen in openbare ambten aan de hand van een aantal incidenten, te weten de benoeming van toenmalig Minister Donner tot vicepresident van de Raad van State in 2011, twee benoemingen bij de Hoge Raad in 2011, de benoeming van Staatssecretaris Co Verdaas in 2013 en de benoeming van de Nationale ombudsman in 2014. Een transparante benoemingsprocedure vereist niet volledig openheid, maar wel voldoende transparantie ten aanzien van de keuzes die gemaakt worden. De vertrouwensregel en de ministeriële verantwoordelijkheid bieden voldoende houvast om de zeggenschap van de Tweede Kamer op benoemingen gestalte te geven.
Brand, C.
Gevallen op het Binnenhof: afgetreden ministers en staatssecretarissen 1918–1966
Amsterdam, 2015
Over ministers en staatssecretarissen die sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog hun ontslagbrief hebben geschreven. Bestrijkt de periode 1918–1966.
Burg, M.M. van der e.a.
Parlementair onderzoek- en enquêterecht
Nestor 2015 nr. 83 blz. 4–8
Nestor 2015 nr. 84 blz. 3–15
Korte beschouwing over het fenomeen van parlementaire onderzoeken en parlementaire enquêtes.
Aan de oproep in het eerste deel om ervaringen op papier te zetten is gehoor gegeven. In het tweede deel de ervaringen van Jan de Wit als voorzitter van de Parlementaire Enquêtecommissie Financieel Stelsel, en in interviewvorm de persoonlijke ervaringen van Marijke Augusteijn, Thom de Graaf en Henk van Hoof. Daarbij komen tevens de invloed van hun deelname op hun functioneren in de fractie en op hun loopbaan na de Kamer aan de orde.
Dagnis Jensen, M. e.a.
Out of time?: national parliaments and early decision-making in the European Union
Government & Opposition 2015 nr. 2 blz. 240–270
Verslag van een onderzoek naar de invloed op de rol en bevoegdheden van nationale parlementen van vroege overeenkomsten tussen de Raad van de Europese Unie en het Europees parlement.
Edwards, A. e.a.
Kansen en dilemma’s van digitale democratie: wat kan digitale burgerbetrokkenheid betekenen voor het Nederlandse parlement?
Den Haag, 2015
Analyse van lokale en (inter)nationale voorbeelden van digitale burgerbetrokkenheid. Wat is er bekend over de effectiviteit, representativiteit, legitimiteit en (potentiële) effecten op het parlementaire werk. Het blijkt dat er niet alleen kansen zijn, maar zeker ook dilemma’s die bijvoorbeeld voortkomen uit de spanningen tussen nieuwe vormen van burgerbetrokkenheid en bestaande politieke structuren. Zo bestaat er een spanning tussen de (online) steeds duidelijker gearticuleerde meningen en voorkeuren van (groepen) burgers enerzijds, en voldoende ruimte voor een zelfstandige politieke oordeelsvorming en afweging door politici anderzijds.
Elzinga, D.J.
Brief Kamervoorzitter laat baaierd aan problemen zien: onderzoek lek commissie kansloos
Binnenlands Bestuur 2015 nr. 23 blz. 13
De commissie die onderzoek moet doen naar het lek van de «commissie-Stiekem» is opgezadeld met een onmogelijke opdracht. De Kamer heeft dat aan zichzelf te wijten omdat de verstandige aanbevelingen van de commissie-De Wijkerslooth (onderzoek naar het lekken van Prinsjesdagstukken) destijds zijn genegeerd.
Hartmans, R.
200 jaar Staten-Generaal
Historisch Nieuwsblad 2015 nr. 10 blz. 72–79
Vijf hoogtepunten en vijf dieptepunten van twee eeuwen Staten-Generaal.
Hoogtepunten:
– 1866–1868: De vertrouwensregel
– 1886: Parlementaire enquête
– 1939: motie-Deckers
– 1972: Drie van Breda
– 1999: De nacht van Wiegel
Dieptepunten:
– 1988: Kamerleden groeten Domela Nieuwenhuis niet
– 1939: Handgemeen in de Kamer
– 1945 -1946: Het parlement buiten spel
– 1966: De nacht van Schmelzer
– 2010: Formatie kabinet Rutte-I
Keulen, M. van
Parlementaire samenwerking in Europa: een speelveld in beweging
Internationale Spectator 2015 nr. 1 blz. 1–4
Beschouwing over de rol en invloed van nationale parlementen op het Europese besluitvormingsproces. Uit diverse onderzoeken blijkt dat parlementen veel van elkaar kunnen leren en samenwerken op het Europese speelveld. Een groep gelijkgezinde parlementen ter grootte van een blokkerende minderheid kan grote invloed hebben op de kwaliteitsverbetering van Europees beleid.
Lochem, P.J.P.M. van
Objets trouvés: de inclusieve wetgever als groeiend ideaal
Regelmaat 2015 nr. 4 blz. 291–303
Een inclusieve wetgever is een wetgever die alle bestaande opvattingen en belangen in beschouwing neemt en afweegt alvorens te besluiten. Ingegaan wordt op de vraag naar de aandacht van de Tweede Kamer voor wetgeving in het algemeen, op de vraag of de Kamer de inclusiviteit van de voorbereidingsfase honoreert, op de deelname van de Kamerfracties aan de plenaire behandeling en hun gerichtheid daarbij op inclusiviteit.
Meeus, T.J.
Haagse invloeden: hoe Nederlandse politiek echt werkt
Amsterdam, 2015
Bevat de volgende bijdragen:
– De PVV van binnenuit: hoe het werkelijk toegaat in Wilders» wereld
– De groei van de minipolitiek: de valkuil van politiek als doelgroepenproject
– Haagse invloed als handelswaar: politiek als bedrijfstak voor lobbyisten en oud-bewindslieden
– Macht die uit beeld moet blijven: welke topambtenaren zetten binnenskamers de toon?
– Hoe politici hun greep op de media vergroten: «Geef ze een quootje, dan zijn ze tevreden»
– What the matter with Woerden?: de politieke actualiteit van de Anthonie van Dijckstraat
– Een ander bestel met minder politiek: «De democratie staat te koop: het wachten is op een koper»
– Ruimte op rechts: is er een antiliberaal moment aangebroken?
– Politiek als reclame: «Wat ben ik goed! Wat ben ik ontzettend goed!»
– De AIVD van binnenuit: hoe het werkelijk toegaat in Plasterks wereld
Neuhold, C. e.a.
Themagedeelte over nationale parlementen op het Europese toneel
Internationale Spectator 2015 nr. 8 blz. 1–48
Themagedeelte over de sterkere rol voor nationale parlementen in het meerlagige systeem van de Europese Unie.
De volgende bijdragen zijn opgenomen:
– Een blik op het veld. Het effect van het Verdrag van Lissabon op nationale parlementen in Europese Zaken / C. Neuhold
– Kaartspel om de macht / H. Reiding en A. Groen
– Parlementen dansen de Europese quickstep / M. van Keulen
– De Eerste Kamer en «Europa» / F. Bergman en I. van den Driessche
– Greep uit Grip: Hoe een Kamercommissie Europa behandelt / L. Vermeer
Os, P. van
Mediacircus Binnenhof
De Republikein 2015 nr. 1 blz. 12–16
Ingegaan wordt op de verwevenheid tussen politici en parlementair journalisten. Is deze relatie bedreigend voor de democratie?
Poppelaars, S.
Europese invloed op het budgetrecht
Ars Aequi 2015 nr. 2 blz. 90–92
De Algemene Rekenkamer, de Afdeling advisering van de Raad van State en (een werkgroep vanuit) de Tweede Kamer hebben ieder afzonderlijk onderzoek gedaan naar de spanning tussen Europese integratie en het budgetrecht van het nationale parlement. De verschillende onderzoeken worden naast elkaar gezet en ingegaan wordt op de vraag op welke punten de oordelen van elkaar verschillen. Ook wordt kort bezien welke oorzaken aan deze verschillen ten grondslag liggen.
Roorda, C. e.a.
Eerste en Tweede Kamer. Een ander kiesstelsel en een andere taakverdeling. Eerste en Tweede Kamer revisited? Naschrift
Nederlands Juristenblad 2015 nr. 8 blz. 503–508
Nederlands Juristenblad 2015 nr. 14 blz. 888
Voorstel om de Eerste Kamer rechtstreeks te kiezen maar haar wel een andere taak te geven die inspeelt op haar sterke kanten: de wetgevende taak. De Tweede Kamer krijgt dan exclusief alle andere parlementaire taken. De vertrouwensregel zal gelden tussen regering en Tweede Kamer, dus niet tussen regering en Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft een vaste zittingsduur. De regering zal de Eerste Kamer moeten overtuigen van het belang van een wet. Daarmee wordt het primaat van de wetgever boven de partijpolitiek gevestigd.
Met een reactie van hoogleraar Degenkamp en een naschrift van Roorda.
Santen, R. van e.a.
When politics becomes news: an analysis of parliamentary questions and press coverage in three West European countries
Acta Politica 2015 nr. 1 blz. 45–63
Verslag van een onderzoek naar welke factoren bepalen of Kamervragen aandacht in de pers krijgen. Dit is onderzocht voor Nederland, Frankrijk en Duitsland. Bepalend blijkt de al bestaande aandacht voor het onderwerp in de pers. In Frankrijk en Nederland verhoogt kritiek op bewindslieden de kans dat er aandacht voor een vraag komt in de pers. In Nederland zijn mondelinge vragen het meest nieuwswaardig, in Duitsland juist het minst.
Smit, D.
Het belang van het Binnenhof: twee eeuwen Haagse politiek, huisvesting en herinnering
Amsterdam, 2015
Geschiedenis van het Haagse Binnenhof als zetel van regering en parlement. Gedurende de negentiende en twintigste eeuw stond de huisvesting van de belangrijkste politieke organen van ons land voortdurend ter discussie. Getoond wordt hoe het oude machtscentrum van de Republiek zich in de voorbije tweehonderd jaar als toneel van de politiek kon handhaven en uiteindelijk uitgroeide tot één van de bekendste plekken in het land.
Snel, J.D.
Forum Privilegiatum: een Kamerlid voor de Hoge Raad?
Christen Democratische Verkenningen 2015 winter blz. 20–21
Ingegaan wordt op de vraag of Tweede Kamerleden daadwerkelijk terecht kunnen staan voor de Hoge Raad voor het lekken uit de commissie voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Er is geen opmerkelijk geheim geschonden. Elke wettelijke grondslag voor de verregaande bevoegdheden van de onderzoekscommissie Schouten ontbreekt. De Tweede Kamer negeerde het vereiste dat vijf Kamerleden schriftelijke en met opgave van feiten een aanklacht tegen een met name genoemd persoon moeten indienen. Het zal niet tot een veroordeling komen.
Thomassen, T.
Onderzoeksgids: Instrumenten van de macht. De Staten-Generaal en hun archieven 1576–1796
Amsterdam, 2015
Gedetailleerde analyse van de archieven van de Staten-Generaal in de periode 1576–1796 en van de werkprocessen die deze archieven hebben gegenereerd (De Staten-Generaal als archiefvormer).