Inleiding en doel
Dit wetsvoorstel strekt tot aanpassing van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen met als doel de mogelijkheden voor potentiële bieders te verbeteren om tijdens de veiling met betrekking tot een verkooppunt van motorbrandstoffen (hierna: locatie) een beter onderbouwd bod uit te brengen en om daarnaast zoveel mogelijk te voorkomen dat de zittende huurder of erfpachter van die locatie ten opzichte van de overige deelnemers aan de veiling onevenredig voordeel uit zijn bestaande positie kan putten.
Het wetsvoorstel introduceert een verplichting tot het verstrekken van bepaalde aanvullende gegevens ten behoeve van het biedboek voor de veiling en introduceert een bestuurlijke boete voor het niet of niet volledig verstrekken van die gegevens. Deze gegevens zijn noodzakelijk om potentiële huurders van locaties aan rijkswegen zo volledig mogelijk te informeren over de te huren locatie en de daarbij behorende huurovereenkomst.
Aanleidingen en redenen voor de wetswijziging
In het kader van het MDW-beleid (Marktwerking, Deregulering, Wetgevingskwaliteit) is in 1997 het MDW-traject Benzine opgestart met het doel een nieuwe uitgiftesystematiek te ontwikkelen voor de verkooppunten van motorbrandstoffen langs het rijkswegennet. Eén van de hoofddoelstellingen van het MDW-traject en de veilingsystematiek waarvoor gekozen is, was dat er meer marktwerking langs het rijkswegennet zou ontstaan. Het sluitstuk van dit MDW-traject was de in 2005 in werking getreden Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (hierna: Benzinewet). In die wet is de veiling van het huurrecht (maximaal 15 jaar) voor verkooppunten van motorbrandstoffen langs rijkswegen verankerd.
In het najaar van 2007 zijn de veilingen zoals deze sinds 2002 hebben plaatsgevonden voor het eerst geëvalueerd. De evaluatie richtte zich met name op de veilingmethode. In het evaluatierapport1 wordt onder andere geconstateerd dat een «zittende partij» in de veiling meer informatie heeft over de commerciële mogelijkheden die «zijn» locatie biedt dan de overige partijen. Hierbij noemt het rapport expliciet het doorzetvolume van brandstof, de hoeveelheid liters die kaarthouders2 tanken en de shopomzet. Het ontbreken van deze informatie leidt ertoe dat de overige partijen minder goed in staat zijn om de marktwaarde van de desbetreffende locatie goed in te schatten. Het beschikbaar komen van de aanvullende gegevens reduceert de informatievoorsprong van zittende partijen, hetgeen de concurrentie tijdens de veiling ten goede komt. Enkele marktpartijen meenden dat het hier om bedrijfsvertrouwelijke informatie gaat. In het evaluatierapport is de aanbeveling opgenomen dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)3 de vraag van bedrijfsvertrouwelijkheid en de hiermee verbonden mededingingsrechtelijke problematiek zou moeten beantwoorden voor wat betreft het laten verstrekken van die aanvullende gegevens. Mocht de NMa tot de conclusie komen dat deze problemen er niet of slechts in zeer beperkte mate zijn, dan was de aanbeveling van de opstellers van het rapport om in de toekomst bovenstaande aanvullende informatie in het biedboek op te nemen.
Naar aanleiding van het rapport is de toenmalige NMa om advies gevraagd in 2008. Dit advies houdt in dat er vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt in principe geen bezwaar bestaat tegen het opnemen van doorzetgegevens van het benzinestation en de opbouw hiervan in termen van brandstofsoort, het aantal verkochte kaartliters en de shopomzet in het biedboek4. Het kabinet heeft dit advies overgenomen en verwerkt in het kabinetsstandpunt over de benzineveiling5.
Ook de Tweede Kamer, middels de motie-Ten Hoopen6, heeft het kabinet opgeroepen om te bewerkstelligen dat zittende concessiehouders gegevens verschaffen over hun omzet om zo te bevorderen dat veilingen eerlijk verlopen. Het onderzoek «Meer Marktwerking Benzinemarkt» van oktober 2009 van de Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van de Tweede Kamer7 bevestigde dat dit een van de weinige mogelijkheden is ter verbetering van de veilingmethode. De onderzoekers concludeerden dat het opnemen van meer informatie in de biedboeken mogelijk is en niet in strijd met de Benzinewet, de Convenanten of de Europese mededingingsregels.8
Met de sector is overleg gepleegd over het opnemen van meer informatie in het biedboek. Dit overleg heeft niet geleid tot afspraken dat zittende marktpartijen de gevraagde gegevens voor de biedboeken vrijwillig beschikbaar stellen. Deze uitkomst is in 2010 per brief aan de Tweede Kamer meegedeeld9. Vanwege het gebrek aan bereidheid van de sector heeft het toenmalige kabinet de conclusie getrokken dat daarmee wetgeving als enige optie overbleef. Besloten werd dat een aparte wettelijke grondslag gecreëerd zal worden om marktpartijen te dwingen tot verstrekking van de aanvullende biedboekgegevens10. Tijdens het Algemeen Overleg op 2 februari 2011 heeft de Staatssecretaris van Financiën aangekondigd een wet te introduceren waarmee het verplicht wordt ten behoeve van de veiling gegevens over de shopomzet en over de hoeveelheid brandstof die wordt afgenomen (uitgesplitst in vrije liters en kaartliters) te verstrekken, met daarbij een sanctie voor het niet verstrekken van die gegevens. In oktober 2011 is het wetsvoorstel in consultatie gebracht. Op 13 juli 2012 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State geadviseerd over het wetsvoorstel.
Medio 2014 heeft een tweede evaluatie van de veilingen plaatsgevonden.11 Opnieuw is vooral de veilingmethode geëvalueerd. De onderzoekers hebben bij deze tweede evaluatie opnieuw geadviseerd de informatieverschillen tussen de «zittende» partij en andere partijen in een veiling zoveel mogelijk te verkleinen door meer informatie in het biedboek op te nemen. In de reactie op het advies heeft het kabinet in het kabinetsstandpunt van 6 juli 201512 aangegeven ernaar te streven op zo kort mogelijke termijn wetgeving tot stand te brengen waarmee het verstrekken van aanvullende gegevens voor het biedboek wordt verplicht.
Inhoud van het wetsvoorstel
De gegevens
In het wetsvoorstel is opgenomen welke gegevens met betrekking tot de te veilen locatie verstrekt moeten worden ten behoeve van het biedboek. Dit zijn de doorzet die is uitgesplitst naar verkochte soorten motorbrandstoffen, het aantal kaartliters dat is uitgesplitst naar verkochte soort motorbrandstoffen en de shopomzet. De doorzet is het aantal verkochte liters motorbrandstoffen op een locatie. Kaartliters is het aantal liters motorbrandstoffen dat via een merkgebonden kaart op een locatie is verkocht. Degene die deze gegevens moet verstrekken is in eerste instantie de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een locatie huurt of in erfpacht heeft van de Staat. Echter, in het geval dat een ander dan de huurder deze gegevens heeft, bijvoorbeeld de feitelijke exploitant van het benzinestation, dan geldt deze verplichting ten opzichte van die houder van de gegevens.
Bestuurlijke boete
Het wetsvoorstel introduceert een bestuurlijke boete voor het niet of in onvoldoende mate verstrekken van de gegevens over doorzet, kaartliters en shopomzet binnen de daarvoor gestelde termijn. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste eenmaal de gebruiksvergoeding voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de veiling plaatsvindt voor de locatie waarover de gegevens niet of in onvoldoende mate zijn verstrekt. Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt in de Staatscourant mededeling gedaan nadat een boete onherroepelijk is geworden.
De keuze voor een bestuurlijke boete is gemaakt aan de hand van de kabinetsnota over sanctiestelsels.13 Hieronder wordt ingegaan op de zogeheten besloten en open context, de aard en ernst van de overtredingen en de aanwezige professionaliteit voor handhaving.
In de kabinetsnota wordt onderscheid gemaakt tussen een besloten context en een open context.
In het geval van rechtsregels die altijd en voor eenieder gelden is er sprake van een open context. Kenmerkend voor een besloten context is ten eerste het bestaan van een gespecialiseerd bestuursorgaan dat met de uitvoering van de regels is belast en uit dien hoofde met een afgebakende doelgroep te maken heeft. Ten tweede zijn er tussen dat bestuursorgaan en de doelgroep verbindingen ter uitvoering van de regels of ten behoeve van het toezicht op de naleving. Als niet aan beide voorwaarden wordt voldaan, is er sprake van een open context
Indien sprake is van een besloten context is er een voorkeur voor bestuursrechtelijke sanctionering, zeker waar het betrekkelijk lichte feiten betreft die met niet al te zware sancties worden afgedaan. Echter, dit kan ook het geval zijn indien hoge geldboetes noodzakelijk zijn om de naleving van regels door bijvoorbeeld grote bedrijven te stimuleren14.
Als het gaat om het handhaven van de verplichting gegevens te verstrekken voor de veiling met betrekking tot de locaties wordt voldaan aan de kenmerken van een besloten context. Een gespecialiseerd orgaan is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging en toepassing van de veilingen, namelijk het Rijksvastgoedbedrijf namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst. Daarbij is er duidelijk sprake van een afgebakende doelgroep. De regels zijn uitsluitend van toepassing op degenen die gegevens over de te veilen benzinestations hebben, in de praktijk huurders of erfpachters en exploitanten van benzinestations.
De overtreding van het niet of niet volledig verstrekken van de gegevens ten behoeve van het biedboek leidt niet rechtstreeks tot het toebrengen van schade aan individuele personen en is de normovertreding niet moreel afkeurenswaardig. Echter, de belangen van de betrokken biedende partijen zijn hoog; het gaat om het al dan niet verkrijgen van een huurovereenkomst van een locatie voor de duur van 15 jaar. Gezien de doelstellingen van de Benzinewet is het juist van belang dat alle partijen die bij een veiling meedingen gelijke kansen hebben. Het niet verstrekken van gegevens is in dit geval daarom als ernstig aan te merken. Een punitieve sanctie is dan ook op zijn plaats, maar gezien het feit dat er geen schade wordt toegebracht aan personen en morele afkeurenswaardigheid ook niet aan de orde is, ligt een bestuurlijke boete meer voor de hand dan een strafrechtelijke sanctie. Met een bestuurlijke boete kan de Minister ook meteen na constatering de sanctie opleggen. Een strafrechtelijke vervolging neemt meer tijd in beslag.
Concluderend, gezien het feit dat er sprake is van een besloten context, de aard en de ernst van de overtreding, is het introduceren van een bestuurlijke boete het meest aangewezen handhavingsinstrument.
Regels zijn van toepassing bij de tweede veiling en opvolgende veilingen van een locatie
De verplichting met betrekking tot de aanvullende gegevens alsmede de boete zijn niet van toepassing op veilingen met betrekking tot locaties waar nog sprake is van een zogeheten bestaande overeenkomst. Een bestaande overeenkomst is een overeenkomst gesloten met de Staat voor het tijdstip waarop de Benzinewet in werking is getreden, die het recht geeft een locatie te gebruiken ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, en die van kracht is op het tijdstip waarop met betrekking tot de locatie een veiling plaats heeft.
Dat betekent dat deze nieuwe regels voor het biedboek van toepassing zijn wanneer de locatie voor de tweede keer of daaropvolgende keer wordt geveild. Op deze wijze blijven de regels van de veiling bij de eerste keer dat het huurrecht van een bepaalde locatie wordt geveild voor alle betrokkenen gelijk.
Administratieve Lasten
In dit wetsvoorstel worden gegevens gevraagd die reeds bij betrokkenen bekend zijn en die ook jaarlijks worden gecontroleerd door een accountant. Er is daarom geen, of in zeer beperkte mate, sprake van een lastenverzwaring voor partijen.
Consultatie
De consultatie van marktpartijen heeft plaatsgevonden in oktober 2011. Voor deze consultatieronde is gebruik gemaakt van internetconsultatie. Bij deze consultatie is van alle belangrijke marktpartijen en marktorganisaties een reactie ontvangen.
Een aantal partijen staat negatief en andere positief tegenover het wetsvoorstel. Dit is met name afhankelijk van het effect dat men van het voorstel verwacht en de positie die de betreffende partijen innemen.
Als gevolg van de consultatie is het voorstel nogmaals onder de loep genomen en is een aantal wijzigingen doorgevoerd om het voorstel duidelijker en beter uitvoerbaar te maken.
De wijzigingen die als gevolg van de consultatie zijn doorgevoerd, betreffen met name degene die verplicht wordt de biedboekgegevens te leveren. Partijen hadden grote bezwaren tegen het opleggen van de verplichting aan de huurder alleen. Partijen waren bang dat zij beboet zouden kunnen worden voor het niet verstrekken van informatie waar zijn geen beschikking over hebben. Dit was een terecht bezwaar. In het huidige voorstel wordt daarom de huurder wel verondersteld houder van gegevens te zijn, maar heeft hij gelegenheid aan te geven dit niet te zijn en degene aan te wijzen die wel houder van gegevens is. Op deze wijze is het altijd mogelijk aan te wijzen wie houder van gegevens is, maar wordt tegelijkertijd voorkomen dat een huurder een verplichting krijgt opgelegd waaraan hij niet kan voldoen.
Overige wijzigingen naar aanleiding van de consultatie betreffen met name de aanscherping van de terminologie.
Inwerkingtreding en overgangsrecht
Het streven is de wet uiterlijk met ingang van 1 januari 2017 in werking te laten treden. Vanaf september 2017 worden de eerste locaties voor de tweede keer geveild. Deze veilingen met de daarbij behorende regels moeten uiterlijk begin 2017 bekend worden gemaakt.
Hiervoor is al aangegeven dat de nieuwe regels voor het verstrekken van gegevens ten behoeve van het biedboek van toepassing zijn vanaf de tweede veiling die plaatsvindt voor een locatie.
Artikel I, Onderdeel A (Artikel 1 Benzinewet)
Artikel 1 wordt uitgebreid met een aanzienlijk aantal begripsbepalingen. Dit zijn de begripsbepalingen voor doorzet, gebruiksvergoeding, houder van gegevens, huurder, kaartliters, merkgebonden kaart en shopomzet. Daarbij is de begripsbepaling van «Onze Minister» gewijzigd. Inmiddels is de Minister voor Wonen en Rijksdienst verantwoordelijk voor de uitvoering van de Benzinewet. Gezien het groot aantal toevoegingen is er vanuit het oogpunt van leesbaarheid voor gekozen artikel 1 opnieuw vast te stellen. Alle begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgenomen. De overige al bestaande begripsbepalingen van exploitant, huurovereenkomst, locatie en verzorgingplaats zijn ongewijzigd gebleven. Hieronder wordt op de nieuwe begripsbepalingen kort ingegaan.
– doorzet
Dit betreft het aantal verkochte liters motorbrandstof op een bepaalde locatie. Hierbij worden alle soorten motorbrandstof meegerekend.
– gebruiksvergoeding
Het betreft hier de jaarlijkse gebruiksvergoeding die een huurder (of erfpachter) moet voldoen voor het gebruik van een locatie. De jaarlijkse gebruiksvergoeding is opgebouwd uit een vaste, op de objectieve locatiewaarde gebaseerde, component en een variabele component gebaseerd op de actueel verkochte liters. Bij de objectieve locatiewaarde wordt onder meer rekening gehouden met de ligging, de grootte, de zichtbaarheid, het aantal rijbanen en de passantenstroom. Dit geldt ook voor locatiehouders die hebben gekozen voor de erfpachtconstructie.
– houder van de gegevens
De houder van de gegevens kunnen verschillende (rechts)personen zijn. De houder van de gegevens kan de huurder zijn, maar het kan ook een onderhuurder zijn, of een persoon die via een andere constructie exploitant is van een motorbrandstofverkooppunt. Uitgangspunt is dat de houder van de gegevens de feitelijke exploitant van het motorbrandstofverkooppunt is.
– huurder
De huurder is de wederpartij van de Staat die een locatie huurt of in erfpacht heeft. Op grond van artikel 3, eerste lid, geeft de Staat een locatie in gebruik door middel van een huurovereenkomst. Echter, op grond van artikel 3, zevende lid, kan de Staat op verzoek van degene met wie een huurovereenkomst is gesloten de locatie aan diegene in gebruik geven door vestiging van een recht van erfpacht. Dat recht van erfpacht vervangt dan de huurovereenkomst. Op de erfpacht en de erfpachter zijn de bepalingen van de Benzinewet inzake de huurovereenkomst en de huurder van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 3, vijfde lid. Artikel 98 van Boek 5 van het Burgerlijk wetboek is op de erfpacht evenmin van toepassing.
– kaartliters
Dit zijn liters motorbrandstof die zijn getankt met een zogeheten merkgebonden kaart. Liters brandstof die zijn getankt met een tankkaart die niet merkgebonden is, vallen niet onder het begrip kaartliters. Niet merkgebonden tankkaarten kunnen bijvoorbeeld kaarten van leasemaatschappijen zijn waarmee bij meerdere merken getankt kan worden. Ook liters brandstof die met een door een bank of kredietverstrekker uitgegeven credit of debet kaart worden betaald vallen niet onder het begrip kaartliters.
– merkgebonden kaart
Dit zijn tankkaarten waarmee alleen motorbrandstof kan worden getankt van een specifiek brandstofmerk. Met deze tankkaarten kan het meeste gestuurd worden met betrekking tot de plaats waar getankt wordt.
De wijze waarop de betaling voor de getankte liters brandstof wordt geregeld bij merkgebonden kaarten is niet van belang. Het gaat om een kaart die is uitgegeven door een specifieke oliemaatschappij of een specifiek merk en waarmee alleen bij een specifiek merk getankt kan worden. Dergelijke kaarten bezitten mogelijk ook andere functionaliteiten dan de mogelijkheid om te kunnen tanken. Dit is niet van belang voor het meetellen van deze kaarten. Indien de kaart de eigenschap bezit zoals in de definitie aangegeven is dat voldoende.
– shopomzet
Deze begripsbepaling maakt duidelijk dat de omzet uit alle andere activiteiten dan de verkoop van motorbrandstoffen op een locatie moet worden aangemerkt als shopomzet.
Artikel I, Onderdeel B (nieuwe artikelen 5a, 5b, 5c en 5d Benzinewet)
Artikel 5a
Eerste en tweede lid
In het eerste lid is opgenomen dat de huurder ten behoeve van het biedboek ten aanzien van de locatie waarop de veiling betrekking heeft, de gegevens van de doorzet, de kaartliters en de shopomzet verstrekt aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst. Het verplicht verstrekken van de doorzet (uitgesplitst naar verkochte soorten motorbrandstoffen), de kaartliters (uitgesplitst naar verkochte soorten motorbrandstoffen) en de shopomzet, laat onverlet dat huurders op dit moment al een aantal gegevens aan de Minister verstrekken ten behoeve van het biedboek op basis van gemaakte afspraken van het Convenant Alternatief Traject MDW Benzine Hoofdwegennet van 13 april 2000, het Convenant Veiling en Gebruiksvergoeding van 2 november 2001 en het convenant Onderliggende Rechtsrelaties van 8 november 2001 (de convenanten). Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van dit wetsvoorstel om het verstrekken van die overige gegevens tot een wettelijke plicht te maken. Het is tegelijkertijd ook uitdrukkelijk niet de bedoeling dat in het vervolg alleen de gegevens worden verstrekt die wettelijk verplicht zijn. De gegevens die volgens de eerdere afspraken verstrekt worden zijn eveneens van groot belang voor het biedboek. Dit wetsvoorstel laat naleving van de bestaande afspraken daarom onverlet.
De gevraagde doorzetgegevens en kaartliters worden uitgesplitst naar type motorbrandstof. Deze uitsplitsing is van belang voor bieders om te bepalen of ze toekomstige omzet willen «sturen» naar de desbetreffende locatie. De gegevens die worden gevraagd betreffen de gegevens over drie jaren voorafgaand aan het veilingjaar van de betrokken locatie. Dit om te voorkomen dat tussen locaties geschoven wordt met de kaartliters.
Potentiële bieders moeten de verdiencapaciteit van de betreffende locatie goed in kunnen schatten, waardoor het van belang is dat naast de benzineverkoop ook de omzet van de overige activiteiten (de shopomzet) op de locatie bekend is.
Derde lid
Het derde lid biedt de ruimte om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aanvullende voorschriften te geven over de te verstrekken gegevens ten behoeve van het biedboek. Dit kan worden gedaan in het geval dat dit nodig blijkt te zijn om de effectiviteit van de veiling te verbeteren.
Vierde lid
Om de bedrijfsvertrouwelijkheid van de gegevens die worden verstrekt, te waarborgen, is ervoor gekozen om in het biedboek de gemiddelden van die gegevens over drie jaar te vermelden. Zodoende wordt de omzet van de locatie op verschillende onderdelen goed weergegeven, zonder direct de precieze informatie per jaar naar buiten te brengen. Dit laat onverlet dat wel de volledige gegevens over de drie jaren voorafgaand aan het veilingjaar verstrekt moeten worden, zodat zeker wordt gesteld dat niet al vooraf bewerkte gegevens worden verstrekt waardoor de gegevens minder nauwkeurig en minder vergelijkbaar worden.
Artikel 5b
Eerste lid
Op dit moment wordt op basis van de convenanten al een aantal gegevens door de huurders verstrekt ten behoeve van de veiling. De termijn die daarvoor wordt aangehouden is 1 april. Omdat huurders in staat zijn gebleken die termijn te halen en omdat het hanteren van verschillende aanlevertermijnen zou leiden tot extra lasten, wordt aangesloten bij deze termijn.
Tweede lid
Door te verplichten dat de gegevens over doorzet, shopomzet en kaartliters, vergezeld moeten gaan van een verklaring van een accountant of accountant-administratieconsulent over de getrouwheid van die gegevens, wordt gewaarborgd dat een extra controle plaatsvindt op de juistheid van die gegevens. Zoals al in het algemeen deel is toegelicht is het van belang dat alle betrokkenen bij een veiling de juiste en volledige informatie voorhanden hebben.
Derde en vierde lid
De verplichting om de gegevens over doorzet, kaartliters en shopomzet te verstrekken ligt in eerste instantie bij de huurder van het motorbrandstofverkooppunt. In de praktijk heeft deze echter niet altijd de gevraagde informatie onder zich. Dit is bijvoorbeeld het geval als de huurder niet zelf het motorbrandstofverkooppunt exploiteert. Om te voorkomen dat de huurder verplichtingen opgelegd krijgt waaraan hij niet kan voldoen wordt daarom in het derde lid de mogelijkheid aan de huurder geboden om aan te geven wie de feitelijke exploitant van het motorbrandstofpunt is.
Door aan te tonen wie de feitelijke exploitant is, kan de huurder de verplichting tot het leveren van de gegevens overdragen op de feitelijke exploitant. De huurder moet de informatie over de feitelijke exploitant wel op tijd leveren, anders blijft hij verantwoordelijk voor het leveren van de gegevens. De termijn die hiervoor is gekozen, uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de veiling plaatsvindt, is zodanig dat de feitelijke exploitant, of de houder van de gegevens, voldoende gelegenheid heeft te voldoen aan zijn verplichtingen voor het leveren van biedboekgegevens. Levert de huurder de informatie over de feitelijke exploitant niet binnen de termijn, dan blijft de verplichting om biedboekgegevens te leveren bij de huurder rusten.
Ook in het geval dat de feitelijke exploitant wisselt in de drie jaren voorafgaande aan de veiling biedt dit artikel uitkomst. De degene die voor het laatste gedeelte van de drie jaar houder van de gegevens is kan dan aangeven welke (rechts)persoon houder is van de gegevens over de resterende periode. Als hij dat voldoende weet aan te tonen kan hij de verplichting tot het leveren van de vroegere gegevens overdragen aan deze andere (rechts)persoon.
Artikel 5c
Eerste en tweede lid
Indien een huurder of houder van gegevens niet voldoet aan de voorschriften voor het verstrekken van de gegevens ten aanzien van de doorzet, kaartliters en shopomzet, kan de Minister voor Wonen en Rijksdienst een bestuurlijke boete opleggen. Uiterlijk 1 april van het jaar waarin de veiling plaatsvindt, moeten de gegevens worden verstrekt, zoals is opgenomen in artikel 5b, eerste lid. Indien in de toekomst bij lagere regelgeving meer gegevens worden vereist in aanvulling op doorzet, kaartliters en shopomzet, dan kan eveneens een boete worden opgelegd als die (aanvullende) gegevens niet of niet tijdig worden verstrekt.
De hoogte van de boete wordt vastgesteld op ten hoogste één maal de jaarlijkse gebruiksvergoeding voor de locatie in kwestie. Door eenmaal de jaarlijkse vergoeding als maximale boete te nemen wordt de hoogte van die boete gelieerd aan de verdiencapaciteit en daarmee indirect de marktwaarde van de locatie. De jaarlijkse gebruiksvergoedingen varieerden in de periode van de afgelopen vijf jaren (2010–2014) tussen € 600,– tot € 515.000,–.
Doordat er grote verschillen zijn bij de huurders van locaties en de gebruiksvergoedingen zou aansluiting bij een boetecategorie van het Wetboek van Strafrecht in het ene geval een schijntje kunnen zijn en in het andere geval een faillissement kunnen betekenen. Op deze wijze is de maximale hoogte van de boete op een zodanige manier vastgesteld dat deze voor alle partijen als een sanctie wordt gevoeld, zonder dat dit leidt tot grote financiële problemen zodat er sprake is van een proportionele sanctie. De exacte hoogte van de bestuurlijke boete zal namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst worden vastgesteld door het Rijksvastgoedbedrijf. In het besluit waarmee de boete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de betreffende boete gemotiveerd.
Indien er twee of meer houders van gegevens zijn, bijvoorbeeld een huurder en een exploitant, dan wordt een boete alleen opgelegd aan diegene die de gegevens niet of gedeeltelijk niet levert. Als meerdere houders van gegevens de gegevens niet of gedeeltelijk niet leveren, dan kan aan ieder afzonderlijk de boete worden opgelegd. Dit om te voorkomen dat de boete door verdeling teveel versnipperd raakt en effectiviteit verliest.
Derde lid
Het sanctiestelsel wordt geacht effectiever te zijn als het gecombineerd wordt met het openbaar maken van de boete. Het is namelijk mogelijk dat bedrijven de boete voor lief nemen, maar dat het publiceren van het opleggen van deze boete hen er toch toe doet besluiten volgens het wetsvoorstel te handelen.
Een besluit tot het opleggen van een boete wordt niet direct openbaar gemaakt. Openbaarmaking volgt pas nadat alle proceduremogelijkheden zijn benut en het besluit formele rechtskracht heeft gekregen. Als een bedrijf niet in bezwaar komt tegen het besluit wordt pas overgegaan tot publicatie als de bezwaartermijn is afgelopen. Als tegen de boete bezwaar wordt gemaakt en een eventuele verdere rechtsgang wordt bewandeld, wordt het besluit pas gepubliceerd als het stand heeft gehouden en definitief is geworden.
Artikel 5d
Door op te nemen dat de artikelen 5a, 5b en 5c niet van toepassing zijn op een veiling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, met betrekking tot een locatie die voorwerp is van een bestaande overeenkomst als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, zijn de eisen met betrekking tot de aanvullende gegevens voor het biedboek pas van toepassing bij de tweede veiling voor het verkrijgen van een huurovereenkomst van een bepaalde locatie. Ook op de daaropvolgende veilingen zijn de nieuwe regels voor aanvullende gegevens van toepassing. Dit betekent tevens dat ook de bestuurlijke boete pas kan worden opgelegd als bij de tweede veiling of daaropvolgende veiling de gevraagde gegevens niet of gedeeltelijk niet worden verstrekt binnen de daarvoor geldende termijn. Zoals al toegelicht in het algemeen deel van deze memorie, blijven op deze wijze de regels van de veiling bij de eerste keer dat voor een locatie een veiling plaatsvindt voor alle betrokkenen gelijk.
Artikel II
In het voorgestelde artikel II is bepaald dat deze wet in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip onder toepassing van artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum.
De mogelijkheid om artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum te kunnen toepassen is noodzakelijk omdat deze wet uiterlijk 1 januari 2017 in werking moet treden. Zoals al is aangegeven, zijn de nieuwe voorschriften voor het verplicht verstrekken van de gegevens over de doorzet, kaartliters en shopomzet van toepassing vanaf de tweede keer dat er een veiling plaatsvindt voor het verkrijgen van een huurovereenkomst voor een locatie. Zo’n tweede veiling zal voor het eerst plaatsvinden in september 2017. De aankondiging van de veiling inclusief de daarvoor geldende regels moeten uiterlijk begin 2017 bekend gemaakt worden. De gegevens over doorzet, kaartliters en shopomzet moeten vervolgens voor 1 april 2017 aangeleverd worden ten behoeve van het opstellen van het biedboek.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok