Gepubliceerd: 19 februari 2016
Indiener(s): Norbert Klein (Klein)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34414-2.html
ID: 34414-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, in verband met de behoefte in de samenleving om de overgang tussen werk en pensioen zelf vorm te geven, wenselijk is in de Algemene Ouderdomswet de mogelijkheid op te nemen van het op verzoek van de pensioengerechtigde geheel of gedeeltelijk eerder of later laten ingaan van het ouderdomspensioen;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12a wordt na «inkomen uit arbeid en overig inkomen als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 10, eerste en tweede lid, 11 en 12» ingevoegd: of onder inkomen als bedoeld in artikel 16c, vierde lid.

B

Aan artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor de persoon wiens ouderdomspensioen op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 16c, eerste lid, eerder ingaat, en die als hij geen verzoek als bedoeld in artikel 16c, eerste lid, zou hebben ingediend, in de hierna bedoelde periode verzekerd zou zijn geweest, wordt, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, de aldaar bedoelde korting niet toegepast over de periode gelegen tussen de datum waarop zijn ouderdomspensioen eerder ingaat en de datum waarop het ouderdomspensioen zou zijn ingegaan, indien geen verzoek als bedoeld in artikel 16c, eerste lid, zou zijn gedaan en tevens geen verzoek als bedoeld in artikel 16a, eerste lid, wordt gedaan.

C

In paragraaf 1 van hoofdstuk III worden na artikel 13a twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13b

Indien het ouderdomspensioen op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 16a, eerste lid, geheel of gedeeltelijk later ingaat, wordt op het met toepassing van de artikelen 9, eerste tot en met vijfde lid, 9a, eerste tot en met derde lid, en 13, eerste lid, vastgestelde deel van het brutoouderdomspensioen, dat later ingaat, een verhoging van 6,5% toegepast per jaar dat dat deel van het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk later ingaat. Deze verhoging gaat in op de dag van de maand waarin het deel van het ouderdomspensioen dat niet is ingegaan op verzoek van de pensioengerechtigde alsnog ingaat. Bij kortere perioden dan een jaar wordt het percentage per jaar niet verder herleid dan tot een vast percentage per maand ongeacht het aantal dagen in een maand.

Artikel 13c

  • 1. Indien het ouderdomspensioen op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 16c, eerste lid, geheel of gedeeltelijk eerder ingaat, wordt op het op grond van de artikelen 9, eerste tot en met vijfde lid, 9a, eerste tot en met derde lid, en 13, eerste en vierde lid, vastgestelde deel van het brutoouderdomspensioen, dat eerder ingaat, een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen procentuele korting toegepast per jaar dat dat deel van het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder ingaat. De laatste zin van artikel 13b is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Ter compensatie van de tot de pensioengerechtigde leeftijd te betalen premie voor de algemene ouderdomsverzekering wordt het deel van het brutoouderdomspensioen dat eerder ingaat, na toepassing van de procentuele korting, bedoeld in het eerste lid, tot de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd met een compensatie.

  • 3. De wijze van berekenen van de compensatie, bedoeld in het derde lid, wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

  • 4. Een herziening van het brutoouderdomspensioen in verband met een wijziging van de wijze van berekenen van de compensatie, bedoeld in het derde lid, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

D

Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de verhoging, bedoeld in artikel 13b.

E

Na artikel 16 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

  • 1. In afwijking van artikel 16 gaat het ouderdomspensioen op verzoek van de belanghebbende geheel of gedeeltelijk later in dan de pensioengerechtigde leeftijd. Het later ingaande ouderdomspensioen gaat in met ingang van de dag van de maand die overeenkomt met de dag waarop de verjaardag van de belanghebbende valt. Het verzoek wordt ingediend bij de aanvraag, bedoeld in artikel 14.

  • 2. Indien de belanghebbende verzoekt het ouderdomspensioen gedeeltelijk later te laten ingaan wordt het ouderdomspensioen dat niet later ingaat, vastgesteld in een of meer delen van 10%.

  • 3. Op verzoek van de pensioengerechtigde kan een op de pensioengerechtigde leeftijd niet of gedeeltelijk ingegaan ouderdomspensioen als bedoeld in het tweede lid met een of meer delen van 10% worden verhoogd. Het aldus verhoogde gedeeltelijke ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de dag, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, van de maand waarin het verzoek is gedaan.

  • 4. Bij een verzoek om uitstel kan het ouderdomspensioen niet later ingaan dan vijf jaren na de dag waarop de pensioengerechtigde de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

  • 5. Indien een verzoek om uitstel wordt gedaan op of na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 16, eerste lid, kan het geheel of gedeeltelijk uitstel van het ouderdomspensioen niet eerder ingaan dan een jaar voor de dag, waarop het verzoek is gedaan.

  • 6. Op verzoek van de pensioengerechtigde gaat het gehele ouderdomspensioen alsnog in. Het gehele ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de dag, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, van de maand waarin het verzoek is gedaan.

Artikel 16b

Een verzoek als bedoeld in artikel 16a, eerste lid, kan niet worden gedaan indien de verzoeker recht heeft op een remigratie-uitkering als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Remigratiewet.

Artikel 16c

  • 1. In afwijking van artikel 16 gaat het ouderdomspensioen op verzoek van de belanghebbende geheel of gedeeltelijk eerder in dan de pensioengerechtigde leeftijd. Het eerder ingaande ouderdomspensioen gaat in met ingang van de dag van de maand die overeenkomt met de dag waarop de verjaardag van de belanghebbende valt.

  • 2. Indien de belanghebbende verzoekt het ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder dan de pensioengerechtigde leeftijd te laten ingaan wordt het ouderdomspensioen dat eerder ingaat, vastgesteld in een of meer delen van 10%.

  • 3. Op verzoek van de pensioengerechtigde kan een gedeeltelijk eerder ingegaan ouderdomspensioen als bedoeld in het tweede lid met een of meer delen van 10% worden verhoogd. Het aldus verhoogde gedeeltelijk eerder ingaande ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de dag, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, van de maand waarin het verzoek is gedaan.

  • 4. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt alleen ingewilligd indien de verzoeker met ingang van de eerste dag van de maand na die waarin het ouderdomspensioen eerder ingaat per maand structureel een netto inkomen, met inbegrip van het eerder ingaande ouderdomspensioen, heeft dat hoger is dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van de Participatiewet.

  • 5. Het ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan vijf jaren voor de dag waarop de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

  • 6. Indien de belanghebbende een verzoek doet als bedoeld in het eerste lid zal het ouderdomspensioen, met inachtneming van het vijfde lid, niet eerder ingaan dan op de dag, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, van de maand waarin het verzoek is gedaan.

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het vierde lid.

F

Aan artikel 18 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. Indien artikel 13b van toepassing is, wordt de verhoging, bedoeld in dat artikel, ook op de overlijdensuitkering toegepast.

  • 8. Indien artikel 13c van toepassing is, wordt de korting, bedoeld in dat artikel, ook op de overlijdensuitkering toegepast.

G

In artikel 32 wordt «de artikelen 18, 19, 20, 23, 24, 26 en 49» vervangen door: de artikelen 13b, 13c, 16a, 16c, 18, 19, 20, 23, 24, 26 en 49.

H

In paragraaf 4 wordt na artikel 33a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33b

  • 1. In afwijking van artikel 33a, eerste lid, heeft degene wiens ouderdomspensioen op een verzoek als bedoeld in artikel 16c, eerste lid, geheel of gedeeltelijk eerder dan de pensioengerechtigde leeftijd ingaat, met ingang van de dag waarop het ouderdomspensioen eerder ingaat, niet tevens recht op een inkomensondersteuning, als bedoeld in artikel 33a, eerste lid.

  • 2. In afwijking van artikel 33a, eerste lid, heeft degene wiens ouderdomspensioen op een verzoek als bedoeld in artikel 16a, eerste lid, geheel of gedeeltelijk later dan de pensioengerechtigde leeftijd ingaat, recht op een gehele of gedeeltelijke inkomensondersteuning, als bedoeld in artikel 33a, eerste lid, met ingang van de dag waarop het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk later ingaat. Indien het ouderdomspensioen voor een deel op de pensioengerechtigde leeftijd ingaat bestaat vanaf de pensioengerechtigde leeftijd recht op een overeenkomstig deel van de inkomensondersteuning.

  • 3. Indien een gedeeltelijk ingegaan ouderdomspensioen met een of meer delen van 10% wordt verhoogd bestaat met ingang van de dag waarop die verhoging ingaat recht op een overeenkomstig deel van de inkomensondersteuning.

  • 4. Artikel 13b is niet van toepassing met betrekking tot de geheel of gedeeltelijk later ingaande inkomensondersteuning, bedoeld in het tweede lid.

I

Artikel 48, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 13, vierde lid, 13b, 13c, 14 tot en met 26, 31 en 33 is, voor zover daarvan ten aanzien van de artikelen 17, derde lid, 18, en 24, eerste lid, bij ministeriële regeling niet wordt afgeweken, van overeenkomstige toepassing.

J

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «de aanvraag» vervangen door: de aanvraag of het verzoek.

2. In het derde lid wordt «de aanvrager daarvan» vervangen door: de aanvrager of de verzoeker daarvan.

K

Aan paragraaf 2 van hoofdstuk VIII worden na artikel 64e twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 64f

Artikel 16a, vijfde lid, is alleen van toepassing op de pensioengerechtigde die op of vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 16a de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

Artikel 64g

  • 1. Artikel 16c, eerste lid, is eerst van toepassing:

    • a. vanaf 1 januari 2018, voor belanghebbenden, geboren voor 1 januari 1953;

    • b. vanaf 1 april 2018, voor belanghebbenden, geboren voor 1 januari 1954;

    • c. vanaf 1 juli 2018, voor belanghebbenden, geboren voor 1 januari 1955;

    • d. vanaf 1 oktober 2018, voor belanghebbenden, geboren op of na 1 januari 1955;

  • 2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2019.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE PARTICIPATIEWET

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 15 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Onder een beroep kunnen doen op een voorliggende voorziening, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verstaan de mogelijkheid tot het doen van een verzoek als bedoeld in artikel 16c van de Algemene Ouderdomswet.

B

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt «onder vernummering van het zesde, zevende en achtste lid tot vierde, vijfde lid en zesde lid» vervangen door: onder vernummering van het zesde tot en met negende lid tot vierde tot en met zevende lid.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Onder het redelijkerwijs kunnen beschikken over vermogens- en inkomensbestanddelen, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verstaan de mogelijkheid om het ouderdomspensioen met toepassing van artikel 16c van de Algemene Ouderdomswet geheel of gedeeltelijk eerder te laten ingaan.

ARTIKEL III. EVALUATIE

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid, effecten en uitvoerbaarheid van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL V. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet flexibilisering ingangsdatum AOW.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,