Vastgesteld 14 juli 2016
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 25 mei 2016 over implementatie van het Douanewetboek van de Unie (Kamerstuk 34 409, nr. 7).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 juni 2016 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 13 juli 2016 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De griffier van de commissie, Berck
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van Financiën over de implementatie van het Douanewetboek van de Unie.
In het verslag (Kamerstuk 34 409, nr. 5) bij de wet hebben de leden van de VVD-fractie gevraagd naar de gevolgen voor Nederlandse bedrijven en ondernemers die met de in- en uitvoer te maken hebben. In de beantwoording (Kamerstuk 34 409, nr. 6) wordt alleen ingegaan op de gevolgen van de Nederlandse implementatiewet, die geen nieuwe aanpassingen of wijzigingen voor het bedrijfsleven tot gevolg heeft volgens de Staatssecretaris. Maar de vraag was natuurlijk breder bedoeld, ook de gevolgen van de aanpassingen in het Douanewetboek van de Unie (DWU) ten opzichte van de eerdere Europese wet- en regelgeving. Kan daarop nog een toelichting worden gegeven? Waarom heeft er geen consultatieronde van deze wet bij het bedrijfsleven plaatsgevonden? Welk overleg heeft er over de wet, maar eerder ook over de EU-verordening en het Douanewetboek van de Unie zelf plaatsgevonden? Wat is daaruit gekomen? Indien er geen overleg heeft plaats gevonden, waarom niet?
Het nieuwe Douanewetboek van de Unie (EU-verordening) is per 1 mei 2016 in werking getreden. De Wet aanpassingen aan het Douanewetboek van de Unie is nog steeds niet vastgesteld en is derhalve niet per 1 mei 2016 in werking treden. Wat zijn daarvan de gevolgen (ook voor het bedrijfsleven)? Wat is de datum voor de beoogde inwerkingtreding van de Wet aanpassingen aan het Douanewetboek van de Unie nu?
De Toepassingsverordening Communautair Douanewetboek (TCDW) heeft een eigen taalregime, daarom is de passage in de Algemene douanebesluit (Adb) over het niet van toepassing zijn van de passage in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over het gebruik van de (Friese) taal in het bestuurlijk verkeer geschrapt. Wat is het taalregime in de TCDW? Wat verandert er hierdoor? Wat zijn hiervan de gevolgen (onder meer voor het bedrijfsleven)?
Er wordt in de wet gebruik gemaakt van de mogelijkheid om nationaal voorwaarden te stellen aan douanevertegenwoordiging. In de praktijk betekent dit volgens de memorie van toelichting (Kamerstuk 34 409, nr. 3) geen nieuwe of extra eisen voor douanevertegenwoordiging ten opzichte van de op dit moment geldende verplichtingen voor toegelaten douane-expediteurs. Hoe regelen andere landen dit en/of hoe gaan andere landen dit regelen? Maken zij ook gebruik van de mogelijkheid om nationaal voorwaarden te stellen en welke dan?
De leden van de VVD-fractie hebben vragen gesteld omtrent de implementatie van het Douanewetboek van de Unie (DWU). Zo vragen de leden naar de gevolgen van het DWU voor het bedrijfsleven. Voorts vragen zij naar de wijze van consultatie van het bedrijfsleven over het DWU en de implementatiewet.
Zowel over de verordening als over de wijzigingswetgeving is regelmatig gesproken met het bedrijfsleven, onder andere via reguliere overleggen met de koepelorganisaties. Vanaf het moment dat het eerste Commissievoorstel inzake de verordening tot vaststelling van het Douanewetboek van de Unie openbaar werd, is met het bedrijfsleven overlegd over de inhoud en gevolgen van de verordening. Deze praktijk is eveneens gehandhaafd voor de gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen waarmee verdere duiding aan het DWU is gegeven. Ook met betrekking tot de implementatiewetgeving is het bedrijfsleven op de hoogte gehouden van aard, inhoud en voortgang. Omdat de implementatiewetgeving enkel diende ter bestendiging van hetgeen in de rechtstreeks werkende Europese verordeningen is neergelegd, en er een behoorlijke tijdsdruk op het wetgevingstraject lag, is ervoor gekozen om geen internetconsultatie te laten plaatsvinden. Zoals ik in de brief heb (Kamerstuk 34 409, nr. 7) geschreven zijn door de Douane in overleg met het bedrijfsleven prioriteiten gesteld en afspraken gemaakt over voorlichting aan bedrijven. Douane heeft een helpdesk ingesteld voor vragen over de toepassing van de nieuwe wetgeving en zal regelmatig Q&A’s publiceren over de veelvoorkomende vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen tevens naar de inwerkingtreding van de implementatiewet. Deze is op 28 april jl. gepubliceerd in het Staatsblad en per 1 mei 2016 in werking getreden. Daarmee is de Nederlandse regelgeving tijdig aangepast aan de Europese verordeningen.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie naar het taalregime. De oude en per 1 mei vervallen Europese regelgeving bevatte in de Toepassingsverordening Communautair Douanewetboek (TCDW) een eigen taalregime dat per situatie bepaalde welke taal diende te worden gebruikt. Het DWU en de daarbij behorende gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen bevatten geen bepalingen over het taalgebruik en laten daarmee de keuze voor de te gebruiken taal aan de lidstaten zelf. In de Algemene douaneregeling was voor 1 mei 2016 in een aantal aparte bepalingen vastgelegd dat voor specifieke aangiften naast de Nederlandse taal gebruik kon worden gemaakt van het Engels, Frans en Duits. In de nieuwe tekst van de Algemene douaneregeling zijn de aparte bepalingen samengevoegd in één nieuwe bepaling, artikel 1:11, lid 1. De mogelijkheid tot het doen van aangifte is daarbij beperkt tot de de Nederlandse en de Engelse taal omdat van het Frans en het Duits in de praktijk niet tot nauwelijks gebruik werd gemaakt.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie naar de voorwaarden die lidstaten nationaal aan douanevertegenwoordiging kunnen stellen. Het DWU legt hiervoor een minimumnorm op, die lidstaten zelf nationaal aan mogen vullen. Deze aanvullende voorwaarden kunnen echter niet worden opgelegd aan douanevertegenwoordigers uit andere lidstaten die aantoonbaar voldoen aan de uit het DWU volgende minimumnormen. Deze minimumnormen zijn opgenomen in het DWU om voor een level playing field te zorgen: voorheen waren de eisen die door de lidstaten werden gesteld verschillend van aard en niveau, wat het optreden van een douanevertegenwoordiger in een andere lidstaat dan de lidstaat van vestiging bemoeilijkte. In Nederland is bij deze minimumnormen voor buitenlandse douanevertegenwoordigers aangesloten. In hoeverre en op welke wijze andere lidstaten gebruik maken van de mogelijkheid om nationaal extra voorwaarden te stellen aan douanevertegenwoordiging, is mij niet bekend. Nu deze extra voorwaarden echter niet aan vertegenwoordigers uit andere lidstaten mogen worden opgelegd, zou het stellen van deze extra nationale voorwaarden geen gevolgen moeten hebben voor Nederlandse douane-expediteurs die in een andere lidstaat willen vertegenwoordigen.