Vastgesteld 11 maart 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 18 februari 2016 overleg gevoerd met de heer Kamp, Minister van Economische Zaken, over:
– het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren doelstellingen Energieakkoord) (Kamerstuk 34 401).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
De griffier van de commissie, Franke
Voorzitter: Jan Vos
Griffier: Thomassen
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bosman, Dik-Faber, Klever, Agnes Mulder, Smaling, Van Tongeren, Van Veldhoven, Jan Vos en Wassenberg,
en de heer Kamp, Minister van Economische Zaken.
Aanvang 17.32 uur.
De voorzitter:
Wij vangen aan met het wetgevingsoverleg over het tijdig realiseren van doelstellingen voor het Energieakkoord. Mijnheer Bosman, geef ik u het woord of hebt u een blanco inbreng?
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. De VVD ziet af van een inbreng.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik open nu snel mijn mapje, waarin ik acht steekwoorden heb staan. De eerste is klimaatverandering. GroenLinks vindt het heel belangrijk dat Nederland een forse bijdrage levert aan het verminderen van uitstoot van broeikasgassen. Dat kan onder andere door meer schone energie. Daarvoor hebben wij zo snel mogelijk op een fatsoenlijke wijze wind op zee nodig. Wij hebben destijds ook gestemd voor de structuurvisie Windenergie op zee, wij hebben gestemd voor de Wet windenergie op zee en wij hebben gestemd voor de Wet STROOM, wel met een grote brok in de keel vanwege de splitsingswet. Ik vind het nog steeds heel jammer dat de Minister het in eerste instantie als een packagedeal gepresenteerd heeft. Ik begrijp heel goed de zorgen van een individuele strandtenthouder die denkt: straks ben ik mijn handeltje kwijt; ik heb hier mijn hele levenswerk in geïnvesteerd. Ik ben ook vaak langs het strand geweest en ik heb met deze mensen gesproken. Wat ik niet begrijp, is de houding van wethouders, die toch beter het geheel kunnen overzien en toegang hebben tot het recente onderzoek over effecten op de recreatie en die zich bijvoorbeeld in België hadden kunnen laten informeren.
Het zal niet onverwacht zijn dat mijn fractie met dit wetsvoorstel zal instemmen. Ik kan niet wachten tot we met de hele vaste Kamercommissie naar het eerste windpark op zee gaan, dat nu mogelijk snel aangelegd kan worden.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de spoedprocedure waarvoor hij uiteindelijk heeft gekozen door TenneT aan te wijzen als netbeheerder van het net op zee. De voortgang van het Energieakkoord en dan met name van de aanleg van de windparken op zee hangt op dit wetsvoorstel. Het CDA staat op hoofdlijnen achter het Energieakkoord en wil dat de uitvoering ervan goed verloopt. Over de kostenreductie van het aanleggen van het windpark op zee heeft het CDA nog vragen.
Heeft de Minister de verwachting dat er door de bedrijven ingeschreven zal worden op de tenders voor de windparken op zee onder het maximumbedrag waarin rekening wordt gehouden met de afgesproken kostenreductie voor de windmolenexploitant? Heeft hij daar signalen over gekregen? Daarnaast vraag ik mij af of de ACM bij het vooraf berekenen van de subsidie voor de netbeheerder op zee rekening zal houden met de voorziene kostenreductie die afgesproken is in het Energieakkoord. Kan de Minister dit toezeggen? Is er een maximumbedrag van naar verwachting minder dan 4 miljard in totaal tot en met 2038 dat de ACM beschikbaar gaat stellen voor TenneT voor het net op zee?
Formeel hebben we het vandaag niet over de locaties van de windparken, maar dat is wel iets wat veel onrust met zich brengt bij onze kustgemeenten. Zij vrezen stalen reuzen van 8 MW met een hoogte van zo'n 200 m. De visualisaties van het ministerie stellen het CDA nog niet gerust. De Minister weet dat het CDA niets ziet in windmolens binnen de twaalfmijlszone van de kust, zo'n 22 km, maar hij houdt dus vast aan zijn plan om langs de hele Hollandse kust windmolens te laten bouwen. Klopt het dat de definitieve keuze voor de plaatsing van de windmolens op 10 mijl van de kust wordt genomen met de structuurvisie Windenergie op zee die wordt voorgehangen bij de Kamer?
Naast wind op zee gaat dit wetsvoorstel ook over wind op land. Het CDA is in principe voor een zo beperkt mogelijke toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht en ook uitholling van het eigendomsrecht komt in een aantal commissies terug, hoor ik van mijn collega's Ronnes en Geurts. Wij zien hier een trend in en vragen ons af hoe het precies zit. Wij plaatsen er vraagtekens bij dat de werking van de rijkscoördinatieregeling wordt opgerekt, namelijk wanneer ook de gemeente het bevoegde gezag is. Is de Minister bereid om een onderzoek te starten naar de toepassing van de rijkscoördinatieregeling bij windmolenparken en dan ook te kijken naar de gevolgen van de toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht voor grondeigenaren. Dit past ook in de dialoog die de Minister wil aangaan en binnen de eerlijke verdeling van lusten en lasten die het CDA dan weer graag ziet bij windmolens op land. Wij zouden graag zien dat daar scherper naar gekeken wordt. Wij horen graag of de Minister bereid is, dit op te pakken.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Het snel realiseren van windenergie op zee is hard nodig om de transitie te maken naar een schone energievoorziening. We draaien grotendeels op een fossiele energievoorziening, die leidt tot klimaatverandering, luchtvervuiling, aantasting van onze gezondheid en de natuur en grote economische risico's voor ons land. Ook vandaag weer werd duidelijk dat er fors wordt afgeschreven op conventionele centrales. Nederland moet dus in relatief korte tijd veel meters gaan maken. In 2020 veel windparken erbij.
We behandelen vandaag een spoedwet waar de ChristenUnie positief tegenover staat. Ik zal mijn fractie ook adviseren, voor deze wet te stemmen. Vertraging kunnen we ons echt niet veroorloven.
Ik wil nog enkele opmerkingen maken over de aanleiding voor deze spoedwet. Vaak is verwezen naar het verwerpen van de Wet STROOM in de Eerste Kamer. Ik verwijs echter naar de Wet windenergie op zee die al vorig jaar voor de zomer is behandeld. Bij deze wetsbehandeling in maart 2015, bijna een jaar geleden, heeft de ChristenUnie nadrukkelijk gevraagd waarom de aanwijzing van de netbeheerder niet in die wet is opgenomen. Dit onderdeel belandde uiteindelijk in een enorm wetgevingspakket dat door de Eerste Kamer is verworpen. Op het punt van investeringszekerheid had het een stuk eerder geregeld kunnen zijn.
Ik kom bij de voorliggende wet. In onze stemverklaring van afgelopen jaar heb ik al gezegd dat wij het onderdeel van de wetten over wind op zee steunen en dat is niet veranderd. Ik hoop dat deze spoedwet ook snel van kracht zal worden. Het is belangrijk dat TenneT als netbeheerder van het net op zee wettelijk wordt aangewezen, dat er duidelijkheid komt voor de investeerders en dat ook de procedures voor wind op land worden versneld.
Ik heb nog wel een vraag over de kostenverdeling. De constructie met de SDE+ gaat nu wel wat ingewikkeld worden. De SDE+ is ingesteld om het verschil tussen groene en grijze stroom te overbruggen. De opbrengst komt uit een opslag op de energierekening. Omdat ze al meer dan een decennium falen in het beprijzen van CO2-uitstoot, vooral door een onbruikbaar emissiehandelssysteem, is deze subsidie nog steeds hard nodig. Nu gaan we met diezelfde opslag voor duurzame energie ook de aanleg van kabels betalen, waarvoor eigenlijk de nettarieven bedoeld zijn. Op land geldt een aansluitplicht en het socialiseren van de nettarieven. Op zee wordt subsidie voor duurzame energie ingezet. Is dat niet inconsistent? Is ook nog wel uit te leggen waar de subsidie voor duurzame energie voor bedoeld is? Zou de Minister daar nog op in willen gaan?
Tot slot merk ik op dat wind op zee in de tien- tot twaalfmijlszone voor de ChristenUnie zeker acceptabel is, maar ik begrijp ook wel de positie van kustgemeenten en met name van de strandtenteigenaar, waar ook mevrouw Van Tongeren over sprak. Nu heb ik een rapport gezien waaruit blijkt dat er minimaal invloed is op toerisme en werkgelegenheid. Dat stelt gerust, maar ik wil ook niet helemaal voorbijgaan aan de zorgen van de strandtenteigenaren. Er is een amendement aangenomen op de omgevingswet van ChristenUnie en CDA als het gaat om verdeling van lusten en lasten. Kan de Minister zich voorstellen dat er met die wetsbepaling ook een regeling komt voor getroffen strandtenteigenaren?
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Mijn partij hecht veel waarde aan de snelle ontwikkeling van duurzame energie. Met de reparatiewet die we vandaag bespreken, kan aansluiting van windparken op zee snel worden geregeld. Dat is belangrijk want we boeken eigenlijk maar weinig vooruitgang als het op duurzame energie aankomt. Mijn partij steunt dus een snelle behandeling, maar ik wil daar wel bij opmerken dat deze spoedbehandeling en deze noodwet eigenlijk niet nodig waren geweest als de Minister niet met die grote verzamelwet STROOM was gekomen. Daar heeft mijn partij in de Eerste Kamer ook tegen gestemd. Dat was niet vanwege de aansluiting van wind op zee, maar omdat de Minister bij de Kamer een fiat wilde afdwingen om de splitsing van DELTA en Eneco goed te keuren door deze te koppelen aan windenergie. Mijn partij steunt de verdere commercialisering van de energiemarkt niet en had daarom tegen gestemd. Dat vonden wij overigens geen gemakkelijke beslissing, want de tijd voor de omslag naar een duurzame energiehuishouding dringt. Ik heb wel een vraag. Waarom heeft de Minister nu zes weken de tijd genomen om de huidige reparatiewet naar de Kamer te sturen? Er waren toch al eerder signalen dat de Minister geen steun voor die wet zou krijgen? Waarom lag er op dat moment geen plan B klaar? Zeker ook al omdat de Minister nu zelf heeft aangegeven dat deze noodwet inhoudelijk niet echt op de belangrijke punten gewijzigd is ten opzichte van de vorige wet. Graag een reactie daarop.
De Partij voor de Dieren was en is geen voorstander van het Energieakkoord. Dat beschouwen wij hooguit als een allereerste stap in de richting van een duurzame energievoorziening, maar het is zeker geen eindstation. Wij hebben het nu over een spoedwet. De Partij voor de Dieren hoopt dat de Minister de snelheid van die spoedwet overneemt, zodat ook op de andere onderdelen in de resterende tijd van de kabinetsperiode de Nederlandse energievoorziening sneller gaat verduurzamen. Dus niet alleen nu spoed, maar ook in de vervolgdossiers. Wij zijn het er allemaal over eens dat we toe moeten naar een meer duurzame energie. Daarom graag een tandje hoger schakelen en echte stappen zetten. De Partij voor de Dieren hoopt dat deze spoedwet snel kan worden aangenomen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik had geen tijd om een korte brief te schrijven in de afgelopen 24 uur. Dus ik zal iets meer tijd nodig hebben dan vier minuten. Het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken is ontzettend belangrijk. Duurzame energie is van groot belang en deze wet regelt een heel belangrijk element daarvan: de aansluiting van wind op zee.
Deze wet heeft een lange voorgeschiedenis, zoals verschillende collega's hebben aangegeven. Maar ook voor D66 is het van belang dat we snel van start kunnen. Ik heb nog wel een aantal vragen over de beantwoording van de vragen van de Minister.
De aanwijzing van TenneT als netbeheerder op zee moet leiden tot een besparing van 3 miljard. Ook door windmolens dichter bij de kust te zetten, wil de Minister de kosten verlagen. In het Energieakkoord is afgesproken om te zorgen voor een kostendaling met 40%. Met de aanwijzing van TenneT heeft het Rijk daarin nu een groot aandeel genomen. Die kostendaling met 40% zou moeten worden gerealiseerd op zowel parken als aansluiting. In het begin gingen we er natuurlijk van uit dat dit door één partij zou worden gedaan. In de verschillende stukken daarover zie je dat de Minister eigenlijk zegt: TenneT realiseert de 40% op de aansluiting; als de bedrijven dan ook de 40% op de parken realiseren, hebben we in zijn totaliteit die 40% op het geheel gerealiseerd. Dat klopt natuurlijk alleen maar als park en aansluiting exact even duur zijn. Als dat in een andere verhouding staat, kun je die 40% over het geheel niet zomaar verdelen in twee keer 40%. Ik vraag me af of de Minister daar iets meer over zou kunnen zeggen. Wat zijn de verhoudingen tussen de infrastructurele kosten en de totale kosten voor de aansluiting van de parken? Ook het BOR had daar een aantal vragen over. Kan de Minister toelichten wat de aansluitingskosten voor windenergie op zee zouden zijn, zonder de beoogde kostenreductie door TenneT? Ik noem het BOR, maar dat mag de Minister vergeten, want ik stel mijn vragen namens de D66-fractie.
Minister Kamp:
Kan mevrouw Van Veldhoven de vraag nog even herhalen?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Zeker. Mijn eerste vraag ging over de verhouding tussen de totale kosten voor aanleg van de parken versus de totale kosten voor de aanleg van de aansluiting. Mijn tweede vraag is of de Minister zou kunnen toelichten wat de aansluitingskosten zouden zijn geweest zonder de beoogde kostenreductie door TenneT. Kan de Minister toelichten hoeveel de beoogde reductie van de aansluitingskosten door TenneT in totaal bedraagt en hoe die berekend is? Kan inzichtelijk gemaakt worden hoe de kostenreductie precies leidt tot die 3 miljard lagere subsidiekosten? Een deel van de antwoorden zag ik wel terug naar aanleiding van de schriftelijke vragen. Omdat dit voor mij meer over een uitwerking van de hele systematiek gaat, is het voor mij geen punt als dat niet lukt vanavond. Ik zal dan niet zeggen: we kunnen de wet niet verder doorzetten. Ik vind het wel heel belangrijk om met elkaar helderheid te krijgen over de kostendaling van 40% die is afgesproken.
De voorzitter:
Ik wil u verzoeken om niet te meer te refereren aan het BOR. Dat is goed gebruik hier.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb dat alweer ingetrokken. Ik heb deze vragen gesteld namens de D66-fractie. Ik zei al dat men de referte aan het BOR mag vergeten.
De Minister wil de aanleg van het net op zee subsidiëren uit de SDE+ in plaats van dat TenneT de kosten, zoals normaal, via de tarieven terugverdient. De Raad van State heeft hierbij een aantal kritische kanttekeningen geplaatst. De Minister voert nog gesprekken met de Europese Commissie. Ik ben benieuwd wanneer er helderheid komt over die gesprekken. Wanneer hoort de Kamer daar meer over?
Dan een technisch puntje. In artikel 77g staat heel specifiek de formulering dat de Minister een subsidie kan geven. Ik vraag me af hoe ik «kan» in deze bepaling moet lezen. Is dat: de Minister kan een subsidie geven, maar kan ook geen subsidie geven? Of is dat: de Minister kan een subsidie geven, maar kan ook via een andere maatregel dan de subsidie TenneT in staat stellen om deze rol te vervullen? D66 is namelijk voorstander van een zo technologieneutraal mogelijke regelgeving. Als we in plaats van aan subsidie aan maatregelen zouden kunnen refereren bijvoorbeeld, betekent dit dat we niet een wet weer opnieuw moeten aanpassen als we ooit tot een andere systematiek zouden willen komen. Dus het is een puur informatieve vraag vanuit onze wens om de wetgeving robuust te maken.
De voorzitter:
U zit op vier minuten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De SDE+ is dus voor duurzame energie, maar daar wil de Minister nu infrastructuur uit betalen. Betekent dit dan straks dat ook de infrastructuur van andere vormen van duurzame energie via de SDE+-regeling kan gaan? De financiering van onze totale energie-infrastructuur wordt er ook niet consequenter op. Netten en gasleidingen op land gaan via de tarieven, het net voor windmolens op zee gaat via de SDE+ en warmtenetten worden überhaupt niet gefinancierd, in ieder geval niet de infrastructuur daarvoor. Wat is de visie van de Minister hierop? Is hij het met D66 eens dat het voor warmtenetten in ieder geval goed zou zijn om ook een MKBA te doen om te kijken of ze maatschappelijk rendabel zijn voor het geval ze ook gesocialiseerd zouden kunnen worden? Eigenlijk is mijn vraag: waarom is er toch niet gekozen voor socialisatie en voor een compensatie via de volumekorting nettarieven? Dat is een weg die de Minister eerder heeft ingezet naar aanleiding van de situatie bij ALDEL. Waarom is er eigenlijk niet gekozen voor die weg om de zware effecten waarover de Minister naar mijn mening terecht enige zorgen heeft, te compenseren in plaats van helemaal over te stappen naar een andere systematiek, namelijk het compenseren via de SDE of het heffen via de SDE+?
Ik heb nog een punt over de jaarlijkse subsidie-uitkering. Als die lager uitkomt, dan mag de vestzak – TenneT als netbeheerder wind op zee – dit in rekening brengen bij de broekzak, namelijk TenneT als netbeheerder op land. Ik vraag me af bij wie het dan terechtkomt. Valt het opruimen van kabels later ook onder de kosten van de SDE+? Past dat dan wel? De levensduur van het netwerk wordt geschat op twintig jaar. De afschrijving is dus twintig jaar, maar het opruimen van de kabels is pas daarna aan de orde. De subsidie wordt echter maar verstrekt voor vijftien jaar. Hoe moet ik dat zien?
Het is van belang dat de windparken en het netwerk op zee tegelijkertijd klaar zijn. Anders kunnen de windparken geen stroom leveren. Daarom heeft de Minister een schadevergoeding geïntroduceerd. Windparken krijgen die schadevergoeding niet alleen als TenneT iets te verwijten valt, maar ook als de vertraging door bijvoorbeeld weeromstandigheden wordt veroorzaakt. TenneT mag het doorberekenen in de tarieven, maar dat betekent dat heel Nederland voor de risico's van die windparken betaalt. De Minister stelt dat dit hoe dan ook gebeurt, omdat als windparken de risico's moeten incalculeren, zij weer een hogere SDE+ nodig hebben. Maar ja, linksom of rechtsom betalen we dus toch via de maatschappij.
Eerder zagen we dat de aanleg van het netwerk niet via de reguliere tarieven maar via de SDE+ wordt bekostigd, en nu gebeurt feitelijk het omgekeerde. Normaliter dekken wij een mogelijke prijsopslag als gevolg van ondernemersrisico via de SDE+, maar dat gaat nu dus weer via de schadevergoeding in de netwerktarieven. Ik vind het er in z'n totaliteit niet logischer op worden.
Ik heb nog een paar afsluitende vragen. Toetst de ACM ook nut en noodzaak van eventuele vervangingsinvesteringen? Ik heb gelezen dat aanpassingen in het ontwikkelkader alleen in de ministerraad worden besproken. Ik vraag me af wat dan de juridische status en de vorm van dat ontwikkelkader zijn en op welke manier de Kamer er toch bij betrokken kan worden.
Ik wil ten slotte nog iets zeggen over de levensduur van windmolens. Die is langer dan de afschrijftermijn van twintig jaar, maar de subsidie loopt maar vijftien jaar. Dan zou het theoretisch mogelijk zijn dat een beheerder van een windmolenpark na die vijftien zegt dat hij ermee stopt. De Minister geeft zelf ook in zijn brief aan dat het dan van de marginale opbrengst van de windmolens afhangt of ze zullen blijven draaien. Als er toch windmolenparken zouden worden ontmanteld, welk effect heeft dat dan op de kostenbesparing van 40% waar we nu mee rekenen?
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. We hebben vorige week tijdens een ander overleg al even de stranding van de wet STROOM in de Eerste Kamer gememoreerd. Ik heb vanuit huis naar die boeiende uitzending zitten kijken. We weten allemaal hoe het afgelopen is. De Minister heeft een route gekozen en het is gegaan zoals het gegaan is. Vandaag zitten wij hier met een spoedwet die het gevolg is van het feit dat die wet daar niet tot een goed einde is gebracht. Dat is extra jammer, gezien het persbericht van Vattenfall van vandaag waarin staat dat het de handelsvloer van Nuon wil weghalen uit Amsterdam en alles wil concentreren in Hamburg. Dat is toch een beetje de consequentie van het internationaliseren van bedrijven. Dat hangt Eneco en DELTA gewoon ook boven het hoofd als je die bedrijven gaat splitsen.
Wat betreft wind op zee hebben wij bij de behandeling van die wet al gesteld dat wij daar een voorstander van zijn. Dat is nog steeds zo. Wij stellen het ook op prijs dat de Minister nog een extra onderzoek inzet waarmee tegemoet wordt gekomen aan de zorgen van de kustgemeenten, maar wij zullen het onderdeel wind op zee dat in deze reparatiewet weer naar voren komt, ook weer steunen. De vraag die wij hierbij nog hebben, is wat de plannen zijn na de nu voorgenomen parken. Ik kan me zo voorstellen dat er toch wel flinke schaalvoordelen zijn als hetgeen nu afgesproken is eenmaal draait. Dan wordt bij het trekken van de kabels, om het zo maar te noemen, rekening gehouden met eventuele verdere uitbreiding in de jaren daarna.
Wat ons zwaarder op de maag ligt, is dat de Minister er toch voor gekozen heeft om het onderdeel wind op land ook weer in deze wet te hijsen. Dat zien wij toch eigenlijk niet zo zitten, om het maar even in straattaal te zeggen. Ik heb twee amendementen ingediend die beogen om dat tegen te gaan. In het grotere amendement op stuk nr. 9 staat: haal het onderdeel er op dit moment uit, want je hebt al de rijkscoördinatieregeling waarmee je nu kunt doen wat je kunt doen. Daarnaast is er ook een brief van 1 februari naar de Kamer gezonden, waarin de Minister vrij uitvoerig uiteenzet wat hij beoogt rondom omgevingsmanagement. Wij hebben die brief hier nog niet besproken, maar er staan in die brief een heleboel zaken die mij een warm gevoel bezorgen. Ik noem: samenbinden van belanghebbenden, betrek de omgeving er zo vroeg mogelijk bij, transparantie en vertrouwen, omgevingsmanagement is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, maatwerk en dergelijke. Dat moet volgens mijn fractie de richting zijn die wind op land moet opgaan.
Ik zou er dan dus eigenlijk voor kiezen om niet in deze wet wind op land een extra duw in de rug te geven op de manier zoals dat nu gebeurt. De toekomst van wind op land zou eigenlijk moeten zijn: zoals het nu is plus dit. Vandaar dat het amendement er ligt om wind op land niet in deze wet op te nemen.
Met het tweede kleinere amendement, het amendement op stuk nr. 8, wordt beoogd om onderdeel D uit de wet te schrappen, omdat wij het eigenlijk niet zo gepast vinden om de Belemmeringenwet Privaatrecht in deze wet te verankeren. Mevrouw Mulder heeft hier ook al over gesproken. Die wet is er al, ik meen dat die uit 1927 is. Het lijkt ons niet noodzakelijk om nu nog iets af te pakken van gemeenten door een beroep te doen op de Belemmeringenwet Privaatrecht, terwijl zij normaal gesproken met hun inpassingsregime een stem in het kapittel hebben als het gaat om de inpassing van windparken. Dit is een duw in een richting die, wat ons betreft, niet wenselijk is om wind op land toch geaccepteerd te krijgen en te houden in het land. Wij weten allemaal dat dat problemen geeft. Die problemen zijn eerder groter dan kleiner geworden. Daar hebben we al vaker over gesproken. De Minister kent onze zorgen op dit punt. Vandaar dat het tweede amendement beoogt dat de beoogde bepaling over de Belemmeringenwet Privaatrecht komt te vervallen.
Dat zijn eigenlijk de grote punten die mijn fractie hier wil inbrengen. Ik heb nog één puntje. De oorspronkelijke wet STROOM heeft ook nog een grote paragraaf over consumentenbelangen en experimenteerbepalingen. Die zitten er nu niet in. Wat is het tijdpad, wat is het moment waarop die stukken van STROOM weer bij ons voorliggen? Dat zijn immers een heleboel toch wel belangrijke dingen en die raken nu een beetje uit het zicht.
Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Laat ik beginnen met mijn complimenten te geven aan alle Eerste Kamerleden die op 22 december tegen de wet STROOM hebben gestemd, dit ondanks het feit dat bij voorbaat al duidelijk was dat dit de ongewenste splitsing niet tegen zou houden. Deze Minister wilde een motie van de Eerste Kamer niet uitvoeren en dus stemden de senatoren met ruggengraat tegen de wet, niet omdat ze het oneens zijn met het wetsvoorstel, maar bij wijze van protest. Het was, om met de woorden van de heer Vos te spreken, een tik op de vingers voor het stijfkoppige gedrag van de Minister.
Vanuit de PVV was het overigens niet louter een proteststem, maar ook een inhoudelijke tegenstem, zoals de Minister weet. De PVV is namelijk tegen de miljardenverspilling van windmolens op zee en op land en het wetsvoorstel STROOM maakt die in een sneltreinvaart mogelijk. Er wordt zelfs vooruitgelopen op de besluitvorming door netwerkbedrijven al te laten starten met de voorbereidingen voor de aan te leggen aansluitingen op de windmolens. Vandaar dat wij daar bij de wet STROOM ook een amendement over hadden ingediend. Dat is helaas verworpen.
Ditmaal wilde de coalitie geen tijd inruimen voor een inhoudelijke behandeling, dus die komt er van mijn kant ook niet. Ik wil daarom alleen nog even mijn collega's die gisteren bij de regeling vroegen om een weekje ter voorbereiding, het volgende meegeven. Blijkbaar heeft deze Minister nog niets geleerd van de tik op de vingers door de Eerste Kamer voor zijn handelwijze. Wij zijn nu amper twee maanden verder en weer probeert deze Minister de Kamer op een ongepaste manier onder druk te zetten. Dit keer gebeurt dat door op verzoek van de heer Bosman van de VVD het wetsvoorstel binnen één dag na de schriftelijke beantwoording door de Tweede Kamer te jagen. Wat ons betreft, is dat volstrekt onnodig en ook onwenselijk. Wetten moeten zorgvuldig worden behandeld en de Tweede Kamer is geen stempelmachine. Wij verzoeken de Minister dan ook om een volgende keer zijn knopen in een eerder stadium zorgvuldig te tellen, zodat het niet nodig is om belangrijke wetsvoorstellen op deze manier door het parlement te loodsen.
De heer Bosman (VVD):
Ik neem het mensen nooit kwalijk als ze niet bij een procedurevergadering aanwezig zijn, want er kunnen best andere verplichtingen zijn. Maar het is wel vervelend als je een heel grote broek aantrekt terwijl je geen kennis hebt van de afspraken die we met z'n allen gemaakt hebben. Het verzoek was eigenlijk om het als een hamerstuk te behandelen, maar een grote groep mensen wilde toch overgaan tot een inhoudelijke behandeling. Dat gingen we allemaal doen, daar zijn we allemaal mee akkoord gegaan. Daarbij is gezegd dat als de beantwoording van de schriftelijke vragen goed zou zijn, we dan zelfs zouden kunnen overgaan tot het afdoen als hamerstuk. Dat was de afspraak die in de procedurevergadering is gemaakt. Ik vind het gewoon echt onbehoorlijk dat mevrouw Klever denkt dit verhaal te kunnen houden. We jassen er niets doorheen, er is absoluut geen sprake van onzorgvuldigheid, want er is niets nieuws onder de zon.
De voorzitter:
Ik wil de leden verzoeken om wat ratio te betrachten ten aanzien van de inschatting van de wijze waarop de procedure tot op heden is verlopen. Ik geef het woord aan mevrouw Klever voor een reactie op de interruptie van de heer Bosman.
Mevrouw Klever (PVV):
Dat zijn wel heel grote woorden van de heer Bosman. Ik was wel degelijk aanwezig op de procedurevergadering waar hij aan refereert. Daar was het ook de VVD die doordramde. De VVD wilde überhaupt geen schriftelijke ronde. Daar was geen tijd voor, dat mocht allemaal niet. Gelukkig waren er toch vertegenwoordigers van een aantal partijen die wel een schriftelijke ronde wilden houden, onder wie ik. Als de VVD concludeert dat het daarna dan maar een hamerstuk moet worden om het tijdpad te halen, dan was dat misschien de wens van de heer Bosman, maar dat is absoluut nooit mijn wens geweest. Daar heb ik ook nooit mee ingestemd. Het is gewoon een heel rare manier om een wetsvoorstel op zo'n korte tijd door de Kamer te loodsen. De normale procedure is dat we eerst een verslag doen, vervolgens eventueel nog een nader verslag, en dat we daarna gewoon normaal de tijd hebben om een wet voor te bereiden en in de fractie te bespreken. Dat was volgens de VVD allemaal niet nodig, want het had zo'n haast. Daar heb ik grote moeite mee.
De voorzitter:
Mevrouw Klever, ik constateer dat u klaar bent met uw betoog. Ik wil zelf nog heel kort namens de PvdA-fractie dankzeggen aan de Minister voor de nota naar aanleiding van de vragen die we hebben gesteld en de opmerkingen die we hebben gemaakt. Ik bedank hem in het bijzonder voor de tabel waarin de overeenkomsten en verschillen met betrekking tot dit onderdeel van de wet uiteen worden gezet. Mijn fractie meende daaruit te kunnen concluderen dat er materieel geen verschillen zijn.
Voordat ik de Minister het woord geef om te reageren op de punten die in eerste termijn naar voren zijn gebracht, stel ik mevrouw Van Veldhoven in de gelegenheid om een punt van orde te maken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het lijkt mij wel even goed om voor iedereen nog even helder te schetsen wat de verantwoordelijkheid is van een procedurevergadering van een commissie.
De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, dat gaan we niet doen. Dit punt is afgerond. Het woord is aan de Minister voor een reactie op de inbreng van de leden in eerste termijn.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Dat mag ik altijd maken.
De voorzitter:
U mag een punt van orde maken, maar we gaan niet weer bespreken hoe de procedure tot nu toe is verlopen. Ik constateer dat er korte spreektijden zijn gehanteerd en dat er goede punten zijn gemaakt. Dan zie ik dat er vervolgens toch nog politiek vuurwerk ontstaat, en dan dit keer rond de procedure. Ik heb daar nu even gelegenheid toe gegeven, maar daarna is het klaar. Het is prima als u een punt van orde hebt, maar dat moet niet gaan over de procedurevergadering, over wie daar aanwezig was en over de wijze waarop we deze wet behandelen. Dat gaan we niet meer bespreken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Iedereen gaat over zijn eigen punt van orde en een punt van orde mag je altijd maken. Een tweede feitelijkheid is dat in een procedurevergadering niet de plenaire agenda kan worden vastgesteld. Dat is mijn punt van orde. Dat kan alleen in de zaal gebeuren. Een hamerstuk is een hamerstuk, tenzij iemand zich inschrijft. Elke partij heeft daar het recht toe. Dus elke partij kan ook op enig moment wensen dat iets een hamerstuk is. Dat is gewoon een feitelijkheid. Het lijkt me goed om dit nog even te melden naar aanleiding van de woordenwisseling van daarnet. Dat moet voor iedereen helder zijn.
Minister Kamp:
Voor de volledigheid wellicht nog dit: hoe de Kamer een wetsvoorstel behandelt, is geheel aan de Kamer. Ik heb er dan ook geen enkele druk op uitgeoefend. Sowieso oefen ik geen druk op de Kamer uit. Ik heb wel in dit geval zowel de Eerste als de Tweede Kamer in gesprekken die er zijn geweest, verteld waarom het belangrijk is om dit onderdeel van de oorspronkelijke Wet stroom zodanig snel te behandelen dat ik op 1 april de zaak wat betreft wind op zee met name bij Borssele door kan laten gaan. Als dat op 1 april niet door kan gaan, dan zijn er in het vervolg van de vijf grote investeringsprojecten voor de kust grote problemen. Dan wordt er onnodig geld uitgegeven en gaan procedures niet goed lopen. Vandaar dat het belangrijk was dat dit snel behandeld zou worden. Hoe snel en op welke manier is verder aan de Kamer. Over die procedure heb ik met niemand contact gehad, dus ook niet met de heer Bosman.
De heer Vos en de heer Bosman hebben gezegd dat er geen materieel verschil is tussen wat er nu aan de orde is en wat er in de Wet stroom stond. Dat kan ik bevestigen. Er zit materieel nul komma nul verschil tussen wat er in de Wet stroom stond over wind op zee en wat er in deze wet staat over wind op zee en overigens ook wind op land. Het enige verschil is dat de systematiek van de oude wetten anders is dan de systematiek van de nieuwe Wet stroom. De bepalingen die in de nieuwe Wet stroom staan, moesten weer omgewerkt worden naar de oude wetten. Dat is ook de reden waarom het wat langer heeft geduurd. Onmiddellijk na het wegstemmen van de Wet stroom door de Eerste Kamer hebben we een team geformeerd dat zo snel mogelijk die zaak heeft uitgewerkt. Dat is in enkele weken gelukt. Vervolgens is er het wettelijk vereiste contact met de ACM en de Raad van State geweest en heeft behandeling in de ministerraad plaatsgevonden waarna het wetsvoorstel naar de Kamer is gegaan. Dat is allemaal gebeurd in een uitzonderlijk korte periode. Het is ook op zeer korte termijn door de Kamer in behandeling genomen, waarvoor ik haar graag dankzeg. Ik stel dat zeer op prijs. Ik ben ook blij dat het nu waarschijnlijk mogelijk is dat de Eerste Kamer het tijdig kan behandelen zodat het per 1 april zou kunnen ingaan.
Gelet op de eerdere behandeling en de eerdere beantwoording van schriftelijke vragen begrijp ik dan ook niet wat de reden is voor het grote aantal gedetailleerde vragen dat mevrouw Van Veldhoven nu heeft gesteld. Tegelijkertijd realiseer ik mij heel goed dat ik er niet over ga, maar dat alleen mevrouw Van Veldhoven daarover gaat. Dus dat betekent dat ik zo goed mogelijk haar vragen zal beantwoorden en dat, voor zover ik daar nu niet toe in staat ben, ik er op zo kort mogelijke termijn schriftelijk op zal reageren. Ook richting mevrouw Van Veldhoven kan ik zeggen dat er geen sprake is van een wijziging ten opzichte van wat er eerder aan de orde is geweest.
Mevrouw Van Tongeren dank ik voor de steun die zij heeft uitgesproken, evenals haar fractie dat heeft gedaan in de Eerste Kamer, wat ik ook zeer op prijs heb gesteld. Ik betreur dat het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is afgestemd, net zo goed als mevrouw Van Tongeren dat betreurt. Ik vind het ook lastig omdat het een wetsvoorstel was dat zeer zorgvuldig met het gehele veld heel breed was voorbereid en waar inhoudelijk geen bezwaar tegen bestond in de Eerste Kamer. Nu het is afgestemd, moet er als gevolg daarvan nu een nieuwe wet komen, evenals in september, en zal er eind 2017 nog een nieuwe wet komen. Dat betekent dat we daar drie keer mee bezig zijn, terwijl het inhoudelijk-materieel geen verschil maakt.
Mevrouw Mulder heeft gesproken over de kostenreductie en heeft gevraagd of ik verwacht dat er ingeschreven gaat worden voor de grote windparken, om te beginnen voor Borssele, onder het maximale bedrag. Laat ik daar geen uitspraken over doen. Het zijn aanbestedingen voor enorme bedragen. Er is heel veel belangstelling bij de industrie en allerlei bedrijven die er zijdelings bij betrokken zijn, met name bij de bedrijven die op eigen naam wensen in te schrijven. Ik denk dat wij de tender heel netjes hebben georganiseerd. Ik geloof niet dat ik dat proces moet belasten door nu uitspraken te doen over verwachtingen die ik van de resultaten heb.
Mevrouw Mulder heeft verder gevraagd of ACM rekening gaat houden met de kostenreductie die via TenneT gerealiseerd is. Ik denk dat ACM dat wel zal doen, want de efficiencyverbeteringen als gevolg van de technologische vooruitgang zijn relevant. Ik schat dus in dat ACM dat doet. Ik kan er echter niet op sturen. Het is de verantwoordelijkheid van ACM om dat goed te doen. Ik weet dat ze dit soort debatten goed volgt. Dus de opmerking van mevrouw Mulder zal ongetwijfeld genoteerd zijn.
Mevrouw Mulder en mevrouw Van Veldhoven hebben wederom gevraagd naar de kostenbesparing die via TenneT wordt gerealiseerd. Met name mevrouw Van Veldhoven kwam met een aantal gedetailleerde vragen op dit punt. We hebben die vragen al twee keer middels brieven aan de Kamer beantwoord. We hebben dat al een keer schriftelijk en mondeling gedaan bij de behandeling van de Wet stroom en we hebben het nu weer schriftelijk gedaan. Ik weet eigenlijk niet zo goed wat er ik verder aan zou moeten toevoegen. Ik heb het allemaal al zo vaak gezegd. Dus ik ga nog even goed met mijn mensen na waar eventueel nog een misverstand of een gebrek aan kennis kan zijn bij mevrouw Van Veldhoven of mevrouw Mulder en dan zal ik proberen er alsnog schriftelijk in te voorzien.
TenneT kan volgens een systeem werken waarbij de vijf gelijke eenheden worden neergezet in een vast tempo. Van elke eenheid kan men vervolgens leren en daardoor verdergaande besparingen realiseren. Op grond daarvan is het naar onze inschatting mogelijk om als TenneT een kostenbesparing te realiseren van 2 miljard en om 1 miljard kostenbesparingen te realiseren bij de windparken. Door de inschakeling van TenneT kunnen die windparken kosten besparen en die heb ik ook meegenomen. Het geheel is 3 miljard en dat is de besparing die door de inschakeling van TenneT wordt bereikt vergeleken met de oorspronkelijke opzet die was gekozen. Ik denk dat het heel verstandig is dat we dit zo doen. Als we die besparing niet zouden realiseren, zou die rekening betaald moeten worden door de burgers, door de elektriciteitsgebruikers terwijl ze er niets voor terugkrijgen. Ik denk dat het onze verplichting is om zowel wat betreft de aansluiting van net op zee als wat betreft de windparken maximale kostenbeheersing en -beperking te realiseren.
Mevrouw Mulder heeft gevraagd of de Kamer nog betrokken wordt bij de definitieve versie ten aanzien van de windparken voor de kust. Bij Borssele komen ze twaalf mijl-plus uit de kust en bij Zuid- en Noord-Holland komen ze tien mijl-plus uit de kust, dat is althans hetgeen waar ik op aankoers. Uiteindelijk gaat het vastgelegd worden in een structuurvisie die ook aan de Eerste en de Tweede Kamer via een voorhang zal worden aangeboden. Dat betekent dat beide Kamers de gelegenheid hebben om er met mij over van gedachten te wisselen en er uitspraken over te doen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wanneer verwacht de Minister dat het wordt voorgehangen bij de Kamer?
Minister Kamp:
In maart gaan we dit in het kabinet behandelen. Afhankelijk van hoe die behandeling verloopt, kan het verder in de goede vorm gegoten worden en naar de Kamer gaan. De inschatting nu is maart/april. Als de precieze datum nog nader aangegeven zal kunnen worden, zal ik dat wellicht in tweede termijn nog doen.
Verder heeft mevrouw Mulder gesproken over uitholling van het eigendomsrecht. De heer Smaling is daar zelfs nog wat uitgebreider op ingegaan, dus als mevrouw Mulder het goed vindt, pak ik dat straks in één keer mee.
Mevrouw Mulder heeft het verder gehad over de samenhang tussen de toepassing van de Rijkscoördinatieregeling en de Belemmeringenwet. We zijn al begonnen met de evaluatie van de Rijkscoördinatieregeling en ik zal dit aandachtspunt van mevrouw Mulder apart in die evaluatie meenemen.
Mevrouw Dik-Faber sprak haar steun uit voor deze wet, waarmee ik blij ben. Zij vroeg zich af waarom in de Wet wind op zee van maart 2015 dit niet meegenomen is. Mevrouw Dik-Faber weet dat voordat een wet bij de Kamer komt, daaraan een heel proces voorafgaat. Eerst moeten we zo'n wet maken. Dan gaat die naar de Raad van State en komt die een of twee keer aan de orde in de ministerraad om vervolgens naar de Kamer te gaan. Dus die wet was al een tijdlang in behandeling. Op dat moment waren we niet in staat om dit er ook al in op te nemen. Dit was nog niet voldoende uitgekristalliseerd. Dit is een heel groot proces, waarbij miljarden worden geïnvesteerd in dat net op zee. Over hoe je dat dan precies organiseert, gaat ook het kader waar mevrouw Van Veldhoven nader op is ingegaan. Het was dus gewoon nog niet klaar op dat moment. Vandaar dat het op een later moment is meegenomen en dat was de Wet stroom die in de Tweede Kamer wel steun kreeg en in de Eerste Kamer niet.
Mevrouw Dik-Faber heeft gezegd dat de SDE-toepassing nu wel ingewikkeld wordt. Laat ik even aangeven hoe het gegaan is. Wind op zee was iets heel nieuws. Vanaf het begin zijn we ervan uitgegaan dat wind op zee via de SDE+ gerealiseerd zou worden. Laten kwamen we tot het inzicht dat als we dat zouden doen, het te veel geld zou kosten. Het zou goedkoper zijn als we een deel niet door de projectontwikkelaars zouden doen maar door TenneT. Normaal gesproken geldt dat hetgeen je door TenneT laat doen, wordt gesocialiseerd; dat wordt dan over alle afnemers van elektriciteit omgeslagen. Dan heb je een andere verdeling dan wanneer je de SDE+ toepast. Die andere verdeling zou er met name op neerkomen dat de energie-intensieve industrie veel meer zou gaan betalen. Gelet op het belang van de energie-intensieve industrie voor de werkgelegenheid en de positie waarin een aantal van die energie-industriebedrijven op dit moment verkeren, leek het ons niet verantwoord om dat te doen. Wij wilden dus graag diezelfde verdeling die we oorspronkelijk op het oog hadden toen de SDE+ erop van toepassing was, handhaven. We hebben toen gezegd: de SDE+ is van toepassing op wat de initiatiefnemers, de ontwikkelaars doen en is die ook van toepassing op dat wat TenneT doet. Mevrouw Dik-Faber heeft gezegd dat het op een ander onderdeel uiteindelijk weer anders kan zijn. Daar heeft zij gelijk in, maar ik denk dat wij dit praktisch gezien zo goed mogelijk geregeld hebben en het ook geen overwegend bezwaar voor haar zou behoeven te zijn.
Mevrouw Dik-Faber sprak zich uit over de tienmijlszone en de twaalfmijlszone. Dit punt zal hier opnieuw aan de orde komen. Waar op dit moment al windmolens op zes mijl afstand en windmolens op twaalf mijl geaccepteerd worden en kijkend naar het verschil tussen zes mijl en twaalf mijl, dat toch zeer gering is – ook uit animaties blijkt dat – kan ik mij voorstellen dat de structuurvisie, waar ik binnenkort mee kom, toch gaat inhouden dat de tienmijlszone aangehouden gaat worden, ook omdat dit grote voordelen heeft die ik graag bij gelegenheid nog een keer met de Kamer zou willen doornemen.
Mevrouw Dik-Faber heeft verder gevraagd naar een regeling voor de strandtenteigenaren. Ik wil op dit punt geen verwachtingen wekken. Mevrouw Dik-Faber doelt op een bepaalde code waar het gaat om afspraken die gemaakt zijn tussen de natuur- en milieubeweging en de branche. Daarin is geregeld dat er bedragen beschikbaar komen voor wind op land. Mevrouw Dik-Faber legt de link met wind op zee en strandtenteigenaren. Ik heb daar zo niet direct een reactie op, dus dat zal bij een andere gelegenheid moeten. Ik wil nog even doordenken wat zij hierover gezegd heeft en wat ik daarvan moet vinden. Dus daar kom ik bij een andere gelegenheid op terug.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank dat we hier op een later moment nog over zullen spreken. Ik heb verder ook geen amendementen of moties in voorbereiding om er nu afspraken over te maken. Ik vind het plezierig dat de Minister wel aangeeft dat hij er nog over wil nadenken. Ter verduidelijking: als het gaat om de tienmijlszone en de twaalfmijlszone heet mijn fractie aangegeven dat bouwen vanaf tien mijl voor ons acceptabel is. Dat is eerder al aan de orde geweest. Gezien de afstand en kostenreductie is dat voor ons een begaanbare route in combinatie met het andere element dat al eerder is genoemd.
Minister Kamp:
Dank u wel. Zoals gezegd, denk ik nog na over het punt dat mevrouw Dik-Faber naar voren heeft gebracht. Ik ben zelf overigens van mening dat de tien of de twaalf mijl geen effect zal hebben voor strandtenteigenaren. We doen er nog een nader onderzoek naar. Ik zal dat alles in ieder geval meewegen bij het beoordelen van de suggestie van mevrouw Dik-Faber.
Verder heeft mevrouw Dik-Faber gesproken over de zes weken die het geduurd heeft om met dit voorstel te komen en heeft zij gevraagd waarom ik er niet eerder mee ben gekomen omdat ik volgens haar toch wel zag aankomen dat de Eerste Kamer het zou afstemmen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat was mijn buurman
Minister Kamp:
U hebt gelijk, dat was de heer Wassenberg. Neem mij niet kwalijk. Ik kan hem zeggen dat ik niet had verwacht dat de Eerste Kamer dit af zou stemmen. Ik was ook zeer verrast dat de Partij voor de Dieren daartegen heeft gestemd. Ik wil die discussie echter nu niet herhalen, want dan zijn er van de kant van de heer Wassenberg weer argumenten en daar gaat het nu niet echt over.
De heer Wassenberg wil ook graag dat ik de spoed vasthoud die ik nu betracht ten aanzien van de initiatieven die we nemen om zo snel mogelijk duurzame energie te realiseren en de doelstelling van 14% in 2020 en 16% in 2023 te halen. Ik kan hem zeggen dat ik uitsluitend met spoed bezig ben. Ik realiseer mij ook dat ik de inspraak nog inga en dat mensen gewoon het recht hebben, hun zienswijze redelijk beoordeeld te krijgen. Ik moet tot een goede beoordeling van die zienswijzen komen. Dat zal ik ook doen. Maar los daarvan: op alle andere onderdelen van het proces betracht ik maximale spoed. Daar kan de heer Wassenberg van verzekerd zijn. Ik denk dat de Kamer dat heeft gemerkt in de manier waarop ik hiermee omga.
Mevrouw Van Veldhoven sprak over de 40%-kostenreductie en de kosten van inschakeling van TenneT; ik kom daar nog op terug. Zij zei ook dat we nog steeds met de Commissie aan het overleggen zijn over al of geen staatssteun. Dat is juist. Ik ben daar niet somber over, omdat de Commissie ons die 14% voor 2020 heeft opgelegd. Wij doen alles wat in redelijkheid mogelijk is om die 14% te halen. Daar hoort ook bij dat, als je de ene infrastructuur afbreekt en de andere opbouwt, de kosten daarvan worden gedekt. Ik denk dat wij daarvoor een heel goede dekking hebben gevonden, die niet afwijkt van wat er in andere landen gebeurt. Ik zie de resultaten van dat overleg met vertrouwen tegemoet.
Mevrouw Van Veldhoven vindt dat het woord «subsidie» niet eng moet worden uitgelegd. Daar heeft ze gelijk in. Het is wel fair om het woord «subsidie» te gebruiken, omdat het ons streven is om het via subsidie te regelen. Maar uiteindelijk gaat het om het doel dat je wilt bereiken. Er kunnen ook andere maatregelen zijn om dat doel te bereiken. Ik deel die opvatting van mevrouw Van Veldhoven.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik begon mijn betoog niet voor niets met de uitspraak dat ik geen tijd had om een korte brief te schrijven, zodat ik een lange schreef. Ik had nauwelijks tijd om de stukken van dit wetgevingsoverleg door te nemen, laat staan de hele behandeling nog eens na te lezen. Dat even als kader. Wat kostenbesparing betreft, ben ik op zoek naar twee punten. Ik doel op de verhouding tussen park en aansluiting – die vraag hoeft niet vanavond al beantwoord te worden – en op het effect van de kostendaling van 40%. Wat is dat effect, als een deel van de molens toch wordt ontmanteld na die vijftien jaar waarin de subsidie afloopt, terwijl de afschrijvingstermijn van dat netwerk twintig jaar is?
Minister Kamp:
Mevrouw Van Veldhoven heeft gelijk dat de windmolens voor vijftien jaar worden gesubsidieerd, terwijl het netwerk op zee in twintig jaar wordt afgeschreven. Daar zit dus inderdaad een verschil tussen. Dat is ook een belangrijk verschil, want het gaat om flinke bedragen. TenneT schat dat in. Als die windmolens daar worden gebouwd, is het te verwachten dat ze voor langere tijd gebruikt zullen worden. Mocht dat niet zo zijn, dan worden ze vervangen door iets anders op dezelfde plek of op afstand, waarbij het net op zee nog steeds te gebruiken is. Daarom heeft TenneT deze keuze gemaakt. Ik denk dat het daarvoor valide argumenten heeft, zodat ik dat zo heb laten lopen.
Gaat het opruimen van kabels onder de SDE+-regeling vallen? Wij denken dat die kabels voor lange tijd zullen worden gebruikt. Niet uit te sluiten valt dat ook als we later nog naar IJmuiden-Ver gaan, de verbinding van het huidige net op zee met IJmuiden-Ver op dezelfde manier, dus met wisselstroom kan worden ingevuld, zodat dezelfde kabels gebruikt kunnen worden. Op dit moment wordt niet verwacht dat die kabels op redelijke termijn hun waarde verliezen en dat het opruimen daarvan snel aan de orde is. In algemene zin is degene die de kabels aanlegt, verantwoordelijk voor opruiming t.z.t. als dat om de een of andere reden is voorgeschreven. Dat geldt dus ook voor TenneT. Mocht er op dit punt andere of aanvullende informatie te geven zijn, dan zal ik de Kamer die apart laten toekomen.
De schadevergoeding waarover mevrouw Van Veldhoven sprak, zit als volgt in elkaar. TenneT is ervan overtuigd en het heeft mij ervan kunnen overtuigen – nadat ik daarover enkele keren met TenneT heb gesproken en daarbij kritisch heb doorgevraagd – dat het dat net op zee tijdig kan aanleggen, zeker als deze wet voor 1 april in werking kan treden, zodat zij kunnen leren van hun ervaringen met de eerste eenheid bij Borssele. Als de windparken eenmaal draaien, zal de stroom zonder problemen kunnen worden afgevoerd. Wij verwachten dat voor een heel lage prijs zal worden ingeschreven en dat de geïnteresseerde bedrijven grote uitgaven zullen moeten doen, waarbij ze nog maar moeten afwachten of ze vijftien jaar lang in staat zijn om die stroom ook te produceren, waarna ze subsidie krijgen. Risico's moet men inschatten en daarmee vervolgens rekening houden. De financieringskosten van ontwikkelaars liggen hoger dan de prijzen die de overheid of TenneT betalen voor het aantrekken van geld. Het is daarom uit kostenoogpunt verstandiger dat we de onzekerheid bij de initiatiefnemers wegnemen en bij TenneT neerleggen. In beide gevallen moet het uiteindelijk betaald worden door de belastingbetaler c.q. de afnemer van elektriciteit. Maar zoals wij het nu hebben georganiseerd, is het goedkoper dan als we het via de ontwikkelaars laten lopen.
Mevrouw Van Veldhoven stelde een vraag over het ontwikkelkader en de betrokkenheid van de Kamer daarbij. Eigenlijk ben ik niet van plan de Kamer daar apart bij te betrekken. In de kavelbesluiten liggen de kaders voor de ontwikkeling van windparken vast en in het ontwikkelkader liggen de kaders voor TenneT vast. Dat is het uitvoerende werk dat ik moet doen. Als de Kamer daarin op enig moment inzicht wil hebben, zal ze dat krijgen. Als de Kamer daarover wil spreken, zal ik daarover spreken. Maar ik zie het nu als mijn werk om dit voor elkaar te krijgen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Laat ik met het laatste beginnen: het ontwikkelkader. In de stukken komt de vraag aan de orde of ecologische overwegingen daarbij al dan niet een rol kunnen spelen. We moeten als Kamer niet gaan micromanagen, maar misschien kan de Minister de Kamer in ieder geval informeren over dat plan, zodat er geen misverstanden ontstaan. Het is zijn inschatting om te bedenken of dit iets is waarover de Kamer iets wil zeggen. Dat kunnen we altijd doen. Dan hoeft er geen aparte juridische procedure voor te worden opgetuigd.
Minister Kamp:
Ik zal het inschatten. Als ik denk dat het relevant is voor de Kamer, zal ik haar daarover informeren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dan die jaarlijkse subsidie. Daarover heb ik gevraagd of dat vestzak-broekzak is. TenneT mag als netbeheerder op zee als er een verschil is, dit in rekening brengen bij TenneT als netbeheerder van Wind op Land. Dezelfde partij heeft twee verschillende rollen. De één mag risico's afwentelen op de ander. Waarom is er niet voor gekozen om dat risico via de SDE+-regeling te verrekenen? Het wordt zo wel heel erg complex.
Minister Kamp:
Wij hebben geprobeerd om dat zo eenvoudig mogelijk te houden. We hebben bekeken wat oorspronkelijk tot Wind op Zee werd gerekend. Bij de aanleg van parken moeten ook de radiale verbindingen met land worden gerealiseerd. Alles tussen het vasteland en de molens zou via de SDE+-regeling worden bekostigd. Later zijn we daarmee aan de gang gegaan. We hebben besloten een deel door TenneT te laten doen, daarbij overwegend om een deel te socialiseren. Maar daarna is om redenen die ik net heb toegelicht besloten, dit toch via de SDE+-regeling te laten lopen. Het eindresultaat is dat alles wat oorspronkelijk onder die regeling zou vallen, daar nu nog steeds onder valt. De andere kosten waarover mevrouw Van Veldhoven sprak, zijn kosten die in de oorspronkelijke opzet ook op die manier zouden worden gedekt. Daarom hebben we dat zo gedaan. Ik geloof niet dat dat nou echt problematisch is. Laten we het zo houden, stel ik daarom voor.
De heer Smaling kan instemmen met het onderdeel Wind op Zee in het wetsvoorstel, maar niet met het onderdeel Wind op Land. Hij heeft daartoe twee amendementen ingediend. Het eerste wil alles met betrekking tot Wind op Land eruit halen en het tweede wil alleen de gedoogplicht schrappen. Het gaat om drie elementen uit Wind op Land. Toen de stroomwet behandeld werd, was de heer Smaling er niet op tegen dat deze drie elementen daarvan deel uitmaakten. Maar dat maakt niet uit: de heer Smaling maakt op ieder gewenst moment zijn afweging, en dat heeft hij nu gedaan. Ik zal die drie elementen kort aanduiden. Je hebt, om te beginnen, een windpark op land. Als de voorbereiding daarvan klaar is, wordt het gebouwd. Als we netbeheerders die de aansluiting moeten verzorgen pas met hun werk laten beginnen als het park er staat, dan is er een periode waarin het park klaar is, maar nog niet kan worden gebruikt. Ik denk dat dat voor de burgers heel irritant is, terwijl het ook extra geld kost, zonder een doel te dienen. Als de voorbereiding van de windparken in volle gang is, begint nu ook de netbeheerder met de voorbereiding van de aansluiting. Als wordt begonnen met de bouw van de windparken, begint ook de netbeheerder met de regeling van de aansluiting. Als de windparken dan klaar zijn, zijn ook de aansluitingen klaar. Ik denk dat we dan op een efficiënte manier doen wat gedaan moet worden. Ik zou er zeer op tegen zijn om dit uit de wet te halen. Een bijkomend effect daarvan is dat er vertraging ontstaat in het produceren van duurzame elektriciteit, waardoor we onze doelstellingen voor duurzame energie voor 2020 niet kunnen halen.
Een tweede punt is de gedoogplicht. Die is geregeld voor de grote parken die onder de Rijkscoördinatieregeling vallen en voor een deel van de parken die onder de provinciale coördinatieregeling vallen. Maar voor een ander deel van die parken die onder de provinciale coördinatieregeling vallen, is de gedoogplicht niet geregeld. Verder is de gedoogplicht niet geregeld voor de parken kleiner dan 5 Megawatt, die onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen. Doordat de gedoogplicht daarvoor niet geldt, kunnen die parken moeilijk worden gerealiseerd. Dat wordt hiermee opgelost.
Het tweede probleem dat wordt opgelost, is het volgende. In de huidige situatie geldt dat, als je via de gedoogplicht een molen op je land krijgt, de molen via natrekking eigendom wordt van de grondeigenaar. Dat is niet de bedoeling. Degene die de molen heeft ontwikkeld en bouwt, moet daarvan eigenaar zijn, omdat hij elektriciteit moet gaan produceren en subsidie kan incasseren. Als de molen via natrekking eigendom wordt van de grondeigenaar, gaat dat niet goed. Daarom is geregeld dat er een koppeling komt tussen de gedoogplicht en het niet van toepassing zijn van natrekking.
De provinciale coördinatieregeling wordt verbeterd. Voor de kleine parken zat daar een technische tekortkoming in. Die tekortkoming wordt hiermee weggenomen. Dat biedt provincies en gemeenten de ruimte, samen te besluiten wie welk project oppakt: de provincie of de gemeente. Dat zijn allemaal praktische bepalingen met betrekking tot Wind op Land. Er worden geen nieuwe zaken toegevoegd, er wordt geregeld dat je op een nette manier voor elkaar kúnt krijgen wat je voor elkaar wílt krijgen. Daarom ontraad ik beide amendementen van de heer Smaling.
De heer Smaling sprak over het belang van omgevingsmanagement. Hij vindt dat wat er allemaal in de brief staat, nu al van toepassing zou moeten zijn. Ik kan mij die opmerking goed voorstellen. Wat betreft het omgevingsmanagement hebben we geregeld dat de branche zelf met natuur- en milieuorganisaties afspraken maakt over het betrekken van mensen die in de omgeving van windmolenparken wonen. Dan gaat het om financiële betrokkenheid of andere betrokkenheid. Daar zijn al afspraken over gemaakt en die worden nageleefd. We hebben een aantal gebiedscoördinatoren aangewezen. Dat is ook goed. We moeten ook in de toekomst nog heel veel presteren op het punt van duurzame energie. Maar als er in de toekomst niet die enorme druk achter zit die we nu voelen vanuit de Europese richtlijn – dan gaat het om die 14% in 2020, die ook nog een keer is afgedekt in het energieakkoord – denken wij dat de besluitvorming veel meer op lokaal en regionaal niveau zal plaatsvinden, en dan met name op regionaal niveau, met grote betrokkenheid van gemeenten en provincies. Dat heb ik ook ingebracht in het Energierapport. We hebben dat ook nader uitgewerkt in de brief over het omgevingsmanagement. We willen het op die manier idealiter benaderen. Als de heer Smaling zegt dat het helemaal ideaal was geweest als we dat al vanaf het begin zo hadden gedaan, dan kan ik hem niet tegenspreken. Ik heb echter uitgelegd hoe de huidige situatie is ontstaan en waarom de huidige situatie naar mijn oordeel toch acceptabel is.
Ik kom op het laatste punt van de heer Smaling. Hij vroeg wanneer de bepalingen over het consumentenbelang en de experimenteermogelijkheden bij de Kamer komen en of dat sneller kan. Sneller dan september gaat mij niet lukken. In september heb ik een en ander wel klaar. Ik probeer het zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen, maar ik moest mij eerst concentreren op het voorliggende wetsvoorstel. Vervolgens is er op de punten die we nu aan de orde hebben gehad, nog een heleboel in de uitvoering te doen. Maar de planning is dat het volgende wetsvoorstel, waarmee een tweede hap uit de oorspronkelijke wet STROOM opnieuw aan de Kamer wordt voorgelegd, in september gereed is.
De heer Smaling (SP):
Het maakt een beetje een gekke indruk. Als je de brief van 1 februari leest, merk je dat er een benadering aankomt die wezenlijk verschilt van de eerdere benadering. Het geeft een beetje het gevoel dat de fascinatie voor de rijkscoördinatieregeling erin terug moet komen en dat het versterken van de belemmeringenkwestie nog even snel in die wet moet, ook omdat de voorzitter van de Commissie Borging Energieakkoord heeft gezegd dat we het niet gaan halen, en dat er vervolgens een nieuwe fase aanbreekt waarin we veel meer met de mensen gaan doen. Zie ik dat goed? Is het een echt schisma of ziet de Minister dat anders?
Minister Kamp:
Ik zie wel een verschil. Wat betreft de betrokkenheid van de mensen in het gebied hebben we heel veel gedaan. Ik neem Drenthe als voorbeeld. Er moet nog het element inspraak in. Dat betekent dat alles wat er in de afgelopen twee jaar is gebeurd, allemaal buiten de wettelijke procedure om is gegaan. Er is heel veel contact gezocht. Daar is ook de gedragscode van toepassing. We hebben al wettelijke inspraakmogelijkheden die daar nog gebruikt kunnen worden. Ook is de gebiedscoördinator ingeschakeld. Maar als je mij vraagt of ik dit model de komende jaren wil voortzetten, dan is mijn antwoord dat het beter kan en moet. Daarom heb ik er in de brief over omgevingsmanagement een heleboel over gezegd. Hier is ook in het Energierapport het nodige over geschreven. Zo staat er dat bij de besluitvorming het accent meer op de regio zal worden gelegd. Wij moeten tussen nu en 2050 nog een heleboel doen op het punt van duurzame energie. Er zal nog heel veel met betrokkenen gewerkt moeten worden. We moeten ook leren van onze ervaringen. Er zijn verbeteringen mogelijk. Ik kan wat de heer Smaling net heeft geopperd, dus niet geheel tegenspreken.
De heer Smaling (SP):
Maar is het dan toch niet denkbaar dat wat in die brief wordt gesteld, wordt verbonden aan de doelstellingen die nu met het onderdeel wind op land worden gesteld in deze wet? Zoals ik het nu lees, is het toch niet helemaal een-op-een met datgene wat vanuit STROOM in het wetsvoorstel is getild. Met name op het punt van de belemmeringen zit er toch een push achter die gemeenten een instrument uit handen neemt. Ik snap de fascinatie van de Minister voor de 14%. Misschien heeft hij ooit als tiener na de wedstrijd FC Twente-Ajax nog een shirtje van Johan Cruijff gekregen. Het zou zomaar kunnen. Maar het is fijner als je straks 13% hebt gerealiseerd met allemaal lachende gezichten in plaats van 14% met allemaal mensen die het niet meer zien zitten in de regio's waarbij de harde hand nog is gehanteerd, terwijl de toeschietelijke hand in de brief al wordt aangekondigd.
Minister Kamp:
Als de heer Smaling op mijn plek zou zitten, zou hij ervaren wat de kustgemeenten vinden van windmolens op zee en wat men er in Drenthe, Groningen, Friesland en op allerlei andere plekken van vindt. Dan zou hij ook ervaren wat in de Kamer de opvattingen zijn over biomassa en wat de uitspraken van de Kamer zijn. Dan zou hij dus merken dat er op een breed front een reëel risico is dat ik die 14% niet haal. Het halen van die 14% is voor mij om drie redenen een politieke opgave. In de eerste plaats heb ik daar politieke afspraken over gemaakt. Die zijn voor mij heilig. In de tweede plaats ligt het in een Europese richtlijn vast. Als ik daar niet aan voldoe, dan riskeer ik ook een Europese boete. Daar is de hele infractieprocedure voor. Dat speelt voor mij dus ook mee. In de derde plaats heb ik met veel inzet achter en voor de schermen kunnen bereiken dat er een energieakkoord is waar velen zich aan gebonden hebben. Daarmee wordt het mij mogelijk gemaakt om de ambities vanuit Europa en vanuit het regeerakkoord te realiseren. Om die politieke redenen zie ik het als mijn opgave om over de hele linie die 14% te blijven bewaken. Dat betekent niet dat ik niet aan inspraakrecht zal doen. Ik zal heel zorgvuldig bekijken wat er uit de inspraakprocedure naar voren komt. Maar verder is het mijn opgave om ervoor te zorgen dat die 14%, als het ook maar enigszins mogelijk is, wordt gehaald, en wel over de hele linie. Ik handel wat dat betreft consequent.
Dit waren mijn reacties. Mevrouw Klever zei dat ze dit keer afziet van een inhoudelijke behandeling. Ik zal vanavond met vreugde terugdenken aan de vorige behandeling, waarbij mevrouw Klever er wel inhoudelijk op is ingegaan. Ik zie uit naar volgende behandelingen waarbij ook mevrouw Klever weer een inhoudelijke inbreng zal leveren.
De voorzitter:
Ik inventariseer even of er behoefte is aan een tweede termijn.
De heer Smaling (SP):
Ik wil graag twee moties indienen.
Sorry mijnheer Smaling, maar ik ga even het rijDe voorzitter:
tje af. Ik begin bij mevrouw Mulder. Ik wil u er graag op wijzen dat uw spreektijd in tweede termijn 1 minuut en 20 seconden is.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat gaat ruimschoots lukken.
Voorzitter. Het is goed om te horen dat de Minister in maart of april de structuurvisie die ook gaat over windparken binnen de twaalfmijlszone, naar de Kamer stuurt. Wij begrijpen heel goed dat hij de ACM geen opdrachten kan geven ten aanzien van de kostenreductie, maar wij zouden het als CDA-fractie natuurlijk wel heel erg waarderen als het duidelijk is om wat voor bedrag het gaat.
Minister Kamp heeft aangegeven dat hij samen met mij en mevrouw Van Veldhoven nog eens verder naar de cijfers wil kijken. Die uitnodiging neem ik aan.
Minister Kamp zegt ...
De voorzitter:
U bedoelt de Minister van Economische Zaken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat is correct. Met Minister Kamp bedoel ik de Minister van Economische Zaken. Dat hebt u goed aangegeven, voorzitter.
Het is fijn dat de Minister heeft gezegd dat hij in de evaluatie van de rijkscoördinatieregeling ook private punten zal meenemen bij de belemmeringen. Ik dank hem daarvoor. Wij zullen vanavond positief over deze wet zijn.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Wat betreft het punt over de informatievoorziening, wil ik mij graag aansluiten bij mevrouw Mulder. Gelet op het zeer gebrekkige kennisniveau van de Kamerleden op dit dossier, kunnen wij best nog wat extra informatie van de Minister gebruiken. Met name op het punt van de kostenbesparing willen we een heldere berekening waaruit blijkt welk deel van het park komt en welk deel van de aansluiting van die parken komt. Heel graag willen wij dat helder uiteen wordt gezet hoe die 40% precies wordt berekend.
Verder las ik ergens in de stukken dat de Minister in ieder geval besloten heeft de Kamer te informeren over het besluit over het ontwikkelkader. Ik wijs op de discussie die ik daarover zojuist had met de Minister. Wellicht wil hij bekijken of het nuttig is dat de Kamer hier op een eerder moment al inzicht in krijgt, om discussie achteraf te voorkomen.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik dank de Minister. De posities zijn helder. Nogmaals, wat betreft wind op zee kunnen wij met het voorstel instemmen. Wat erin staat over wind op land, ligt bij ons wat zwaarder op de maag.
Ik heb één motie die te maken heeft met de brief van 1 februari, waar we zojuist even over hebben gedebatteerd.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Ministers van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu blijkens de brief van 1 februari 2016 (DGETM-EO / 15174332) betreffende «samen energieprojecten realiseren» serieus werk willen maken van omgevingsmanagement bij energieprojecten;
constaterende dat volgens deze brief daaronder wordt verstaan het «samenbinden van belanghebbenden», het zo vroeg mogelijk betrekken van de omgeving, «transparantie en vertrouwen», gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen en maatwerk toepassen;
van mening dat bij de aanpak voor de vestiging van grote windparken op land die onder de rijkscoördinatieregeling vallen, deze vijf criteria geen grote rol spelen;
verzoekt de regering, bij de verdere uitrol van wind op land deze zelf opgestelde criteria vanaf de eventuele aanvaarding van het wetsvoorstel Wijziging van de Electriciteitswet 1998 (tijdig realiseren doelstellingen energieakkoord) zonder voorbehoud en op verifieerbare wijze toe te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (34 401).
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik zal bezien met mevrouw Mulder en mevrouw Van Veldhoven welke aanvullende informatie over de kostenreductie nodig is. Ik neem aan dat het voor de Kamer op zichzelf duidelijk is. Ik kan het misschien een-op-een doen. Ik zal een kort stuk opstellen waarin ik de informatie geef waarvan ik denk dat beide volksvertegenwoordigers daar behoefte aan hebben. Vervolgens stuur ik hun dat stuk toe. Mochten zij nog aanvullende informatie wensen, dan kunnen zij dat direct met mij communiceren. Misschien kunnen we het op die manier afhandelen.
Ik kom op het ontwikkelkader. Als dat er is, zal ik bekijken of het relevant is voor de Kamer. Ik zal proberen om het met de ogen van mevrouw Van Veldhoven te bekijken. Als het relevant is voor de Kamer, zal ik het naar de Kamer sturen.
De motie-Smaling op stuk nr. 11 komt erop neer dat de heer Smaling zegt dat wat in de brief staat over het omgevingsmanagement, ook toegepast moet worden in de projecten die wij onder de rijkscoördinatieregeling laten vallen. Misschien kan ik hem tegemoetkomen. Ik ben namelijk van plan om de aandachtspunten die hij heeft genoemd, apart te betrekken bij de evaluatie van de rijkscoördinatieregeling, om te bezien of de inhoud van de brief over omgevingsmanagement en de inhoud van de rijkscoördinatieregeling voldoende op elkaar zijn afgestemd. Als dat de bedoeling is van de motie, dan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De voorzitter:
Is dat inderdaad de bedoeling, mijnheer Smaling?
De heer Smaling (SP):
Ik zou misschien niet helemaal zelf deze woorden hebben gekozen. Maar als het leidt tot dit oordeel van de Minister, dan kan ik daarmee uit de voeten.
De voorzitter:
Ik wil de Minister verzoeken om...
Minister Kamp:
Ik heb nog een punt. Ik heb gezegd dat ik in maart/april zou komen met de structuurvisie, maar toen ik de stukken zag met betrekking tot de inspraak over wind op zee, heb ik de conclusie getrokken dat het op één punt nodig was om nader onderzoek te laten doen. Het gaat om het zogenaamde belevingsonderzoek. Ik laat dus aanvullend belevingsonderzoek doen. Dat heb ik ook in de brief van 12 februari aan de Kamer kenbaar gemaakt. Ik moet dat onderzoek dus afwachten. Vervolgens wordt mijn eindresultaat besproken in de ministerraad en dan moet ik nog de zienswijzeprocedure volgen. Pas daarna kan ik bij de Kamer komen. Op deze manier gaat het lopen. Dat betekent dat het in de zomer bij de Kamer zal komen in de vorm van een concept voor een definitief besluit over de structuurvisie. Die zal formeel worden voorgehangen bij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Dit zal overigens de verdere procedure om de windparken te realiseren op de wijze die we tot nu toe hebben besproken, niet in de weg staan. Ik zal het dus op deze manier en in dit tempo bij de Kamer kunnen brengen.
De voorzitter:
Ik wil de Minister verzoeken om de informatie die hij heeft toegezegd aan de leden Van Veldhoven en Mulder, aan alle leden te doen toekomen, zodat de informatiepositie van de leden van de Kamer gelijk blijft.
Hiermee zijn we aan het einde van de bijeenkomst gekomen. Ik dank de Minister, de overige aanwezigen en de mensen die thuis hebben meegekeken. Ik wens iedereen een heel fijne avond toe.
Sluiting 18.45 uur.