Gepubliceerd: 17 februari 2016
Indiener(s): Brigitte van der Burg (VVD)
Onderwerpen: arbeidsomstandigheden werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34375-5.html
ID: 34375-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 17 februari 2016

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

ALGEMEEN

1

 

1. Inleiding

1

 

2. Wetswijziging

2

 

3. Financiële gevolgen

9

 

4. Overig

9

     

II.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

10

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van bovenstaand wetsvoorstel. Voor de leden van de VVD-fractie is de duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking van groot belang. Hiervoor dienen ziekteverzuim en instroom in arbeidsongeschiktheid te worden beheerst. Deze leden zijn vooralsnog niet overtuigd dat dit voorstel tot een kwaliteitsverbetering leidt van de arbeidsgerelateerde zorg. Zij missen bijvoorbeeld concrete verbetervoorstellen in de samenwerking tussen de arbeidsgerelateerde zorg en de curatieve zorg. Volgens deze leden zijn daar grote voordelen voor de arbeidsgerelateerde zorg te behalen. Ook de Sociaal Economische Raad heeft hier in zowel 2009 als 2014 positief over geadviseerd. Het is jammer dat die kans in dit wetsvoorstel wordt gemist. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de voorgestelde wijzigingen noodzakelijk zijn en vraagt op welke empirische data de noodzaak is gebaseerd? Wat zijn de concrete doelen voor deze wetgeving en hoe worden deze gemonitord? Kan de regering tevens toelichten op basis van welke overwegingen zij over is gegaan tot het voorstellen van een wetswijziging waar de sociale partners het hier niet over eens konden worden?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet. Zij hebben een aantal vragen omtrent de voorgestelde aanpassing.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel en hebben een aantal vragen en opmerkingen. Zij vragen naar de wijze van administreren van beroepsziekten en arbeidsongevallen waar zelfstandigen zonder personeel (zzp-«ers) het slachtoffer van zijn.

De leden vragen of de regering de cijfers hieromtrent die beschikbaar zijn met de Kamer wil delen. De leden van de SP-fractie vragen de regering te reageren op de notitie «een basis voor de Arbo kennis infrastructuur». De leden vragen nadrukkelijk om een reactie op het pleidooi in deze notitie om in de wet vast te leggen hoe de «stand der wetenschap» zoals in de wet is opgenomen in te vullen. De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is om reeds bestaande richtlijnen zoals deze: http://www.arbokennisnet.nl/richtlijnen.html een wettelijke basis te geven en verdere uitbreiding hiervan mogelijk te maken. Zij vragen hoeveel geld er per jaar is uitgegeven aan onderzoek naar preventie in de jaren 2005 tot en met 2015.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij onderschrijven het doel van het wetsvoorstel om de positie van de bedrijfsarts te verduidelijken en te versterken, maar hebben daar nog wel een aantal vragen bij. In plaats van versterking lijkt er namelijk op sommige onderdelen sprake van een verzwakking van de positie van de bedrijfsarts.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet. Zij hebben nog een enkele vragen over het wetsvoorstel

De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel.

2. Wetswijziging

2.1 Versterking van de positie van de preventiemedewerker

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering voorstelt om het medezeggenschapsorgaan instemmingsrecht te geven over de persoon van de preventiemedewerker. Welk probleem lost dit voorstel op? Zijn er problemen met de aanstelling van de preventiemedewerker? Hoe draagt dit specifieke instemmingsrecht bij aan een kwaliteitsverbetering van de bedrijfsgeneeskundige zorg? Kan zo concreet mogelijk worden toegelicht hoe de preventie hierdoor verbetert en vervolgens de kwaliteit van de zorg? VNO-NCW en MKB-Nederland geven aan dit voorstel onuitvoerbaar te vinden. Stel dat de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging hun instemming onthouden, bijvoorbeeld vanwege een cao-conflict, wat dan? Moet de werkgever dan naar de kantonrechter gaan om een besluit te laten nemen? Is dit voorstel wel proportioneel als het doel is om werknemers meer bij preventie te betrekken? Zijn er voorwaarden verbonden aan dit instemmingsrecht? Bijvoorbeeld dat de redenen om niet in te stemmen alleen van inhoudelijke aard mogen zijn?

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering niet heeft gekozen voor de voorwaarde dat er overeenstemming moet zijn tussen werkgever en ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging.

De leden van de CDA-fractie vragen aan de regering om een nadere toelichting te geven op de keuze om de term «bijstand» te vervangen door de term «advisering». Zij zien niet goed hoe de positie van de bedrijfsarts met wijziging van deze term wordt verstevigd. Deze leden delen het oordeel van de Raad van State dat de voorgestelde wijziging van termen niet zonder mee met zich meebrengt dat de onafhankelijke positie van de bedrijfsarts bij verzuimbegeleiding zal worden versterkt. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre de vervanging van de term bijstand door advisering consequenties zal hebben voor de huidige praktijk van de sociaal-medische begeleiding door de bedrijfsarts. Zo achten zij de kans groot dat de werkgever zich een eigen oordeel gaat vormen over de medische aspecten. Acht de regering dit risico ook aanwezig? Zo ja, waarom is hiervoor dan gekozen. Zo nee, waarom niet? De Raad van State adviseert het instemmingsrecht van het medezeggenschaporgaan bij de benoeming van de preventiemedewerker te wijzigen in een adviesrecht. Waarom neemt de regering dit advies niet over? Wordt naar het oordeel van de regering de coherentie van het stelsel van de Wet op de Ondernemingsraden verstoord als het medezeggenschapsorgaan instemmingsrecht krijgt bij de benoeming van de preventiemedewerker, zoals de Raad van State stelt? Graag een uitgebreid antwoord. Voorts vragen deze leden de regering waarom advisering op het gebied van preventie geen onderdeel uitmaakt van het basiscontract?

De arbodienstverlening is momenteel vooral gericht op verzuim terwijl de regering meer aandacht voor preventie noodzakelijk acht. Welk percentage van het aantal uren/percentage tijd in het basiscontract moet volgens de regering in preventieve activiteiten worden geïnvesteerd?

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben enkele vragen over preventie. Kan de regering aangeven hoe dit wetsvoorstel bijdraagt aan de preventie van beroepsziekten en arbeidsgerelateerde gezondheidsklachten? En specifiek, hoe draagt dit bij aan preventie van te hoge werkdruk? Klopt het dat met dit wetsvoorstel, behalve de reeds wettelijke verplichting tot het aanbieden van een Periodiek Medisch Onderzoek (PMO)/Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO), niets wordt gedaan aan preventie? Is bij het opstellen van het wetsvoorstel ook gekeken naar actualiseren van het risico-inventarisatie en -evaluatierapport (RI&E). Kan dat worden uitgebreid met een verplichting de RI&E jaarlijks te actualiseren met een lijst van wat de werkgever het afgelopen jaar gedaan heeft om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, een soort Arbojaarverslag? Heeft de regering nu zicht op welk percentage van de bedrijven een Arbojaarverslag maakt en zo ja, hoe hoog is dat percentage? Zou het verplicht maken van een dergelijk Arbojaarverslag kunnen bijdragen aan preventie van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten? Heeft de regering overwogen om (investeren in) preventie onderdeel te maken van het basiscontract arbodienstverlening? Welk percentage van het aantal uren/percentage tijd in het basiscontract moet volgens deregering in preventieve activiteiten worden geïnvesteerd?

In relatie tot het basiscontract arbodienstverlening hebben leden van de fractie van GroenLinks ook vragen over hoe privacy wordt gewaarborgd. Waarom is niet in het basiscontract opgenomen welke wettelijke privacynormen met betrekking tot uitwisseling en overdracht van (medische) gegevens gelden?

2.2 Adviserende rol van de bedrijfsarts bij verzuimbegeleiding

De leden van de VVD-fractie geven aan dat het Astri-onderzoek aantoont aan dat slechts een kleine minderheid van de werknemers problemen ervaart met de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts. De Raad van State geeft aan dat een ruime meerderheid van de werkgevers, werknemers en bedrijfsartsen geen ernstig probleem ervaart met de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts. Waarom is de regering dan toch van mening dat de onafhankelijkheid onder druk staat? Is de regering van mening dat een bedrijfsarts bestand moet zijn tegen eventuele druk en dat dit onderdeel uitmaakt van zijn/haar professionele vaardigheden? In wet- en regelgeving is de onafhankelijkheid ook geborgd, zoals door het afleggen van de eed, de inschrijving in het BIG-register en het medisch beroepsgeheim. De leden van de VVD-fractie begrijpen uit het voorliggende voorstel dat ook de regering geen lacune in de wetgeving heeft geconstateerd, die met dit voorstel moet worden gedicht. Is de regering het eens met de leden van de VVD-fractie dat naast de adviserende rol van de bedrijfsarts aan de werkgever, de uitvoerende rol van de bedrijfsarts blijft bestaan? De bedrijfsarts blijft degene die de ziekte van de werknemer monitort en over de re-integratie ook gesprekken voert met de werknemer. De werkgever mag, gehouden het medisch beroepsgeheim, de bedrijfsgeneeskundige zorg toch niet zelf uitvoeren? Dit lijkt deze wijziging wel te suggereren.

Ten aanzien van de adviserende rol van de bedrijfsarts bij verzuimbegeleiding geven de leden van de PvdA-fractie aan dat deze moet worden verduidelijkt. Het begrip «advisering» kan bij werkgevers de indruk wekken dat de rol van de bedrijfsarts vrijblijvender wordt. Hoe denkt de regering voorgaande te ondervangen?

De leden van de SP-fractie constateren dat zowel de Raad van State als de Nederlandse Vereniging van Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) van mening zijn dat de voorgestelde wijziging van de term «bijstand» door «advisering» niet zonder meer met zich meebrengt dat de onafhankelijke positie van de bedrijfsarts versterkt zal worden. De leden vragen een nadere reactie van de regering op deze stellingname. Zij vragen welke gevolgen deze aanpassing heeft voor de huidige wijze van sociaal-medische begeleiding.

De leden van de D66-fractie vragen wat de regering precies beoogt met de wijziging om de rol van de bedrijfsarts alleen adviserend te maken. Deze leden vragen de regering te definiëren wat hier onder advies moet worden verstaan. Hoeveel vrijheid geeft dit de werkgever om af te wijken van het advies en zelf een oordeel te vormen? De leden van de D66-fractie gaan ervan uit dat de regering de wet wil wijzigen, om de werking van de wet in de praktijk te veranderen. Zij vragen welke consequenties voor de huidige praktijk van sociaal-medische begeleiding de regering wenst te bereiken met de vervanging van de term «bijstand» door de term «advies». Deze vervanging lijkt een beperking van de rol van de bedrijfsarts te impliceren. Is dat de bedoeling van de regering, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie merken op dat er in de voorgestelde wijziging van artikel 14 toch nog over «bijstand» (tweede lid onder i) en «bijstandverlening» (vierde lid) wordt gesproken. Hoe moeten zij dit plaatsen in het licht van de wijziging van de term «bijstand» in «advies»?

2.3 Doeltreffende toegang tot de bedrijfsarts

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat eerst moet worden aangetoond dat deze directe toegang tot de bedrijfsarts aantoonbaar effect heeft op het verzuim, voordat deze verplicht wordt gesteld voor alle werkgevers. Kan de regering aantonen dat er een behoefte bestaat onder werknemers die dit niet hebben voor directe toegang tot een bedrijfsarts? Driekwart van de werknemers heeft die toegang al, is er minder verzuim in de organisaties die de toegang wel hebben, dan in de organisaties die dat niet hebben? Wat zijn de gevolgen voor een dergelijke maatregel voor kleinere werkgevers? Komen de kosten van € 2,5 miljoen euro niet voornamelijk bij deze werkgevers neer? Is de regering bereid om de Arbeidsomstandighedenwet zo te wijzigen dat een werkgever een (collectieve of individuele) bijdrage aan de kosten van een bezoek aan de bedrijfsarts mag vragen aan zijn werknemers?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering van mening is dat het belang van toegang tot een bedrijfsarts ook van toepassing is op werkenden zonder werkgever. De leden vragen op welke wijze de regering deze toegang voornemens is vorm te geven. De leden van de SP-fractie vragen hoeveel mensen (zoals bedrijfsverpleegkundigen) er onder verantwoordelijkheid van een bedrijfsarts kunnen functioneren zonder dat dit ten koste gaat van de feitelijke verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts. De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is om naast de bedrijfsarts ook andere Arbo deskundigen voor werknemers beschikbaar te stellen bij het arbeidsomstandighedenspreekuur.

De leden van de CDA-fractie geven aan dat in de memorie van toelichting het belang wordt geschetst van toegang tot de bedrijfsarts voor vragen over de gezondheid in relatie tot het werk. Onderschrijft de regering dat dit van belang is voor alle werkenden in Nederland en dus niet alleen voor werknemers met een werkgever? En zo ja, hoe kan dit worden geregeld voor dat deel van de werkenden in Nederland dat niet onder de werkingssfeer van de Arbowet valt?

De leden van de D66-fractie juichen het recht op toegang tot de bedrijfsarts van harte toe. Echter, zij lezen dat momenteel slechts driekwart van de werknemers toegang heeft tot de bedrijfsarts. Als het resterende kwart van de werknemers ook toegang krijgt, voorzien deze leden een capaciteitsprobleem, mede vanwege het (dreigende) tekort aan bedrijfsartsen. Wat is hierover de opvatting van de regering? De leden van de D66-fractie merken op dat ook nu reeds werkgevers zich moeten laten bijstaan door een bedrijfsarts, maar dat ook nu al veel werkgevers geen contract hebben met een bedrijfsarts. Hoe wordt hier op gehandhaafd, zowel op reeds bestaande verplichtingen voor de werkgever, als op het toekomstige recht op toegang? Welke stappen kunnen werknemers zetten die geen toegang krijgen tot de bedrijfsarts? De leden van de D66-fractie lezen in het commentaar van de NVAB dat via de financiële afrekening van consulten, de werkgever te weten kan komen welke werknemers gebruik hebben gemaakt van de consultatiemogelijkheid bij de bedrijfsarts. Indien dit waar is, lijkt dit de betreffende leden strijdig met het terechte uitgangspunt dat informatie over de consulten niet tot de persoon herleidbaar mag zijn. Welke oplossing ziet de regering hiervoor?

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het belangrijk dat alle werkenden in Nederland gezond kunnen werken en een beroep kunnen doen op een gespecialiseerde arts wanneer zij arbeidsgerelateerde gezondheidsklachten hebben. Onderschrijft de regering dat dit van belang is voor alle werkenden in Nederland en dus niet alleen voor werknemers in loondienst? Zo ja, hoe kan dit worden geregeld voor dat deel van de werkenden die niet onder de werkingssfeer van de Arbowet valt?

2.4 Basiscontract arbodienstverlening

De leden van de VVD-fractie geven aan dat de regering bij de Inspectie SZW het beleid volgt van risicoselectie. Er wordt een analyse gemaakt van grote risico’s en die worden scherp in de gaten gehouden. Dit beleid blijkt effectiever dan iedereen periodiek bezoeken. Hier stelt de regering het omgekeerde voor: ongeacht de grootte van risico op slechte arbeidsomstandigheden moet de bedrijfsarts in staat zijn om elke werkplek te bezoeken. Hoe rijmt de regering dit verschil in het gevoerde beleid wat hij voorstelt voor de bedrijfsarts, met het beleid van de Inspectie? Kan ook worden gestaafd dat momenteel werkgevers bedrijfsartsen niet toestaan de werkplek te bezoeken, klachtenprocedures niet op worden gezet en bedrijfsartsen wordt verboden met het medezeggenschapsorgaan overleg te voeren? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat er zeer terughoudend moet worden omgegaan met modelcontracten als de overheid geen partij is. Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat er weinig data zijn waaruit blijkt dat de bedrijfsarts slecht of niet op de hoogte is van rechten en plichten? Is de regering van mening dat de kosten voor een second opinion een verdere verzwaring van werkgeverslasten betekenen?

De leden van de PvdA-fractie noemen dat in het basiscontract er geen wettelijke privacy normen over uitwisseling en overdracht van medische gegevens en normen voor opslag en beheer van gegevens worden geboden. Is de regering bereid om (privacy)normen over uitwisseling, overdracht, opslag en beheer van gegevens op te nemen in het basiscontract? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is om het melden van een beroepsziekte door de bedrijfsarts aan de werkgever als verplicht onderdeel in het basiscontract op te laten nemen. De leden van de SP-fractie vragen waarom het aandragen van preventieve maatregelen door de bedrijfsarts aan werkgever en werknemersvertegenwoordiging geen onderdeel uitmaakt van het basiscontract. Zij vragen welk deel van de totale inzet in uren die voortvloeit uit het basiscontract wat betreft de regering aan preventieve maatregelen wordt besteed. De leden van de SP-fractie vragen of de regering overwogen heeft om de werkgever te verplichten om een beroepsziekte te melden. De leden merken op dat bij bedrijfsongevallen de meldplicht ook bij de werkgever ligt. De leden vragen op welke gronden de regering bij deze afweging heeft gekozen voor het opleggen van deze plicht aan de bedrijfsarts. Zij vragen welke zwaarwegende belangen aanleiding kunnen zijn om de mogelijkheden tot een second opinion in te perken. Zij vragen naar de nadelen van het schrappen van deze beperking. De leden vragen voorts of de regering voornemens is om werknemers zelf de bedrijfsarts te laten kiezen die de second opinion uitvoert. Zij vragen naar de relatie tussen de second opinion en het deskundigenoordeel door het UWV en vragen op welke wijze voorkomen kan worden dat hiertussen een overlap ontstaat.

De leden van de CDA-fractie hebben bedenkingen bij het voorstel om bedrijfsartsen een boete op te leggen als zij beroepsziekten niet melden. Zij kunnen zich vinden in het advies van de Raad van State om deze bepaling uit het wetsvoorstel te halen. Het opleggen van een boete is in hun ogen disproportioneel. Kerntaak van de bedrijfsarts is immers het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van de werknemer? Het melden van beroepsziekten is van minder betekenis en geen doel op zich, maar moet volgens deze leden eerder gezien worden als het sluitstuk van de arbeidsomstandighedenzorg. Een beroepsziekte of bedrijfsongeval doet zich immers pas voor als de zorg voor de arbeidsomstandigheden gefaald heeft. De leden van de CDA-fractie hebben hierbij de volgende vragen aan de regering:

Waarom wil de regering de verantwoordelijkheid van het melden van beroepsziekten niet bij de werkgever neerleggen, conform de verantwoordelijkheden voor een veilige en gezonde werkplek? Hoe moet een eventuele boetebepaling voor het niet melden van een beroepsziekte van een individuele werknemer in de praktijk worden gehandhaafd, rekening houdend met de privacyregels rond het medisch beroepsgeheim en het medisch dossier? Worden de direct betrokken partijen uit het veld betrokken bij de ontwikkeling van nadere regels met betrekking tot de uitvoering van de second opinion? Kan de regering een nadere toelichting geven op de relatie tussen de second opinion en het deskundigenoordeel door het UWV en de wijze waarop voorkomen kan worden dat hiertussen een overlap zal ontstaan?

De leden van de D66-fractie vinden de uitbreiding van het basiscontract een goede stap. Wel merken zij op, dat er geen eisen aan het basiscontract worden gesteld ten aanzien van preventie. Waarom heeft de regering er voor gekozen om preventie geen onderdeel te maken van het basiscontract? De leden van de D66-fractie vragen of de regering inzicht heeft in de mate van investeringen in preventie door werkgevers sinds 2005, toen de verplichte aansluiting bij een arbodienst kwam te vervallen. De leden van de D66-fractie lezen dat het bieden van de mogelijkheid tot een second opinion verplicht in het basiscontract wordt opgenomen. Vanuit het oogpunt van transparant en toetsbaar handelen door de bedrijfsarts, zien deze leden dit als een wenselijke stap. Echter, zij zien tegelijkertijd het risico dat minder gemotiveerde werknemers de mogelijkheid tot een second opinion aangrijpen om langer te verzuimen. Zij vragen de regering te onderbouwen waarom het aantal second opinions naar verwachting beperkt blijft tot 1.600. De leden van de D66-fractie zien een samenloop tussen de voorgestelde second opinion en het deskundigenoordeel van het UWV. Er bestaat naar het oordeel van deze leden een reële kans dat second opinion en deskundigenoordeel elkaar zullen tegenspreken. Hoe wil de regering overlap of spanning tussen second opinions en het deskundigenoordeel voorkomen? De leden van de D66-fractie vragen of de regering nadere regels gaat opstellen voor de second opinion. Waarop zullen deze regels zich richten, en worden veldpartijen betrokken bij het opstellen van deze regels, zo vragen deze leden investeringen in preventie door werkgevers sinds 2005, toen de verplichte aansluiting bij een arbodienst kwam te vervallen. De leden van de D66-fractie lezen dat het bieden van de mogelijkheid tot een second opinion verplicht in het basiscontract wordt opgenomen. Vanuit het oogpunt van transparant en toetsbaar handelen door de bedrijfsarts, zien deze leden dit als een wenselijke stap. Echter, zij zien tegelijkertijd het risico dat minder gemotiveerde werknemers de mogelijkheid tot een second opinion aangrijpen om langer te verzuimen.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering gelijktijdig inzet op het versterken van de positie van de bedrijfsarts, de kwaliteit en betrokkenheid bij het beleid inzake arbeidsomstandigheden als ook het verankeren van een recht op second opinion ten laste van de werkgevers. Waarom dient de second opinion volledig ten laste van de werkgever te komen en waarom wordt met het verankeren van het recht op een second opinion niet gewacht op een evaluatie van de andere maatregelen, zo vragen zij. In hoeverre bestaat het risico dat het verankeren van een kosteloos recht op second opinion een aanzuigende werking heeft die lang niet altijd het beoogde doel dient?

2.5 Handhaafbaarheid en toezicht

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het belangrijk is dat beroepsziekten worden gemeld. De Sociaal Economische Raad (SER) wijst erop dat bedrijfsartsen onvoldoende gericht zijn op het opsporen van beroepsziekten. De leden van de VVD-fractie delen die mening. Door de afwezigheid van het onderscheid in de verzekering van ziekte en arbeidsongeschiktheid tussen een beroepsziekte en niet werkgerelateerd verzuim is er onvoldoende druk op de bedrijfsarts om een beroepsziekte te melden.

De leden van de PvdA-fractie geven aan dat de bepaling om boetes op te leggen vooralsnog niet in werking zal treden. De beroepsgroep wordt in staat gesteld om de situatie te verbeteren. Indien dit niet substantieel verbetert dan kan besloten worden de boete in te voeren. Wat verstaat de regering onder «een substantiële verbetering van het melden van beroepsziekten door bedrijfsartsen» voordat de bepaling van het opleggen van boetes in werking zou kunnen treden? Binnen welke termijn moet deze «substantiële verbetering»» zichtbaar zijn? Stel dat de situatie niet verbetert hoe wordt een eventuele boetebepaling voor het niet melden van een beroepsziekte in de praktijk gehandhaafd, rekening houdend met alle privacy regels rond het medisch beroepsgeheim en het medisch dossier? Is er voldoende capaciteit bij de Inspectie SZW om te handhaven?

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel fulltime-equivalent (FTE) er aan de Inspectie SZW zal worden toegevoegd om de aanvullende taken die voortvloeien uit deze wet uit te kunnen voeren.

De leden van de CDA- fractie vragen of de regering voornemens is om het toezicht op de Arbowet te intensiveren en welke consequenties dit heeft voor de capaciteit bij de Arbeidsinspectie?

De leden van de D66-fractie vinden dat handhaving van regels tenminste zo belangrijk is als het maken van nieuwe regels. Zij zien dat met dit wetsvoorstel de regels worden aangescherpt en de sanctiemogelijkheden worden vergroot. Het is de betreffende leden onduidelijk of ook de handhaving wordt geïntensiveerd. Daarom vragen de leden wat de ontwikkeling van het aantal inspecteurs is dat inspecties uitvoert op het terrein van Arbozorg in de periode 2011–2018. Ook vragen deze leden wat, in diezelfde periode, de ontwikkeling is van het aantal inspecties op dit terrein. Ook vragen de leden van de D66-fractie of er de verplichting bestaat voor werkgevers om rapporten van de Inspectie SZW op het terrein van arbozorg te bespreken met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. De leden van de D66-fractie merken op, dat op grond van de Wet aanpak schijnconstructies, overtredingen geconstateerd door de Inspectie SZW openbaar worden gemaakt. Geldt dit ook voor overtredingen op het terrein van arbozorg, zo vragen deze leden? De leden van de D66-fractie hebben, hoezeer zij ook belang hechten aan het melden van beroepsziekten, hun vraagtekens bij het voorstel om bedrijfsartsen en arbodiensten te kunnen beboeten als zij beroepsziekten niet melden. Allereerst vinden deze leden het een onwenselijke wijze van wetgeven, om een wetsvoorstel in te dienen dat voorwaardelijk in werking treedt. Temeer daar niet helder gedefinieerd is wanneer de beoogde wijziging wél in werking zal treden. Waarom dient de regering dit voorstel niet pas in, op het moment dat zij voornemens is om het voorstel ook daadwerkelijk in werking te laten treden? De leden van de D66-fractie vragen wat de regering om te specificeren wat het «substantieel toenemen» van meldingen betekent. Ook vragen zij welke termijn de regering hierbij voor ogen heeft. De betreffende leden vragen tevens ten opzichte van welke nulmeting de substantiële toename gerealiseerd moet worden en hoe de regering dit wil gaan meten, daar zij zelf al constateert dat handhaving complex is. De leden van de D66-fractie lezen dat de regering de Kamer tijdig zal informeren voor inwerkingtreding. Stelt de regering ook voor dat de Kamer, als medewetgever, bij voorgenomen inwerkingtreding nog goedkeuring kan geven? Los van deze procedurele vragen, hebben de leden van de D66-fractie ook inhoudelijke twijfels bij de meldplichtboete voor bedrijfsarts of arbodienst. Heeft de regering overwogen om de verantwoordelijkheid voor het melden van beroepsziekten bij de werkgever neer te leggen, in plaats van bij de bedrijfsarts? De primaire verantwoordelijkheid voor een veilige werkomgeving ligt immers bij de werkgever. Waarom heeft de regering daar niet voor gekozen? De leden van de D66-fractie merken nogmaals op dat de regering zelf reeds constateert dat handhaving van deze bepaling complex is. Zij vragen hoe de regering deze bepaling dan wil gaan handhaven.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennis genomen van het voorstel om de boete voorwaardelijk in te voeren. Waarom ziet de regering af van het in werking laten treden van de bepaling om boetes op te kunnen leggen aan bedrijfsartsen die niet melden? Heeft dit te maken met de constatering van de Raad van State dat de Inspectie SZW een capaciteitsprobleem heeft om te bewijzen dat bedrijfsartsen beroepsziekten niet melden? Klopt het dat de Inspectie SZW een capaciteitsprobleem heeft? Zo ja, wat is nodig om het capaciteitsprobleem op te lossen? Wanneer treedt deze voorwaardelijke boete wel en niet in werking en wanneer verwacht de regering daar een beslissing over te nemen? Wat verstaat de regering onder «de komende tijd» (MvT p 11)? Wat verstaat de regering onder «een substantiële verbetering van het melden van beroepsziekten door bedrijfsartsen» (idem)?

Kan de regering toelichten hoe een eventuele boetebepaling voor het niet melden van een beroepsziekte van een individuele werknemer in de praktijk kan worden gehandhaafd, rekening houdend met privacyregels?

3. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen of kwantitatief inzichtelijk kan worden gemaakt hoe (administratieve) lasten als gevolg van het wetsvoorstel voor kleine werkgevers tot 25 man personeel zullen toenemen.

4. Overig

Opleidingsfonds

Tenslotte maken de leden van de CDA-fractie van de gelegenheid gebruik om hun grote zorg te uiten over het dreigende tekort aan bedrijfsartsen. Doel van onderhavig wetsvoorstel is onder andere het versterken van de positie van de bedrijfsarts. Dit kan alleen als er voldoende bedrijfsartsen zijn die onafhankelijk kunnen werken. Deze leden herhalen daarom hun eerdere vraag aan de regering om de mogelijkheden te onderzoeken voor een deels met publiek geld gefinancierd opleidingsfonds voor bedrijfsartsen.

De leden van de D66-fractie vinden het aangekondigde onderzoek naar oplossingen voor het dreigende tekort aan bedrijfsartsen verstandig. Zij vragen wat hiervan de stand van zaken is. Ook vragen deze leden wat, in kwantitatieve zin, de prognoses zijn ten aanzien van de behoefte aan en de instroom van andere kerndeskundigen, zoals arbeidshygiënisten en arbeid- en organisatiedeskundigen. De leden van de D66-fractie krijgen signalen dat het voor werkgevers niet altijd duidelijk is wat de actuele «stand van de wetenschap» is, die een belangrijke rol speelt in de Arbeidsomstandighedenwet. Zij vragen op welke wijze de Inspectie SZW invulling geeft aan het inspecteren op basis van de stand van de wetenschap. Daarnaast vinden de genoemde leden het belangrijk dat de stand van de wetenschap goed ontsloten is voor werkgevers en werknemers. Zij vragen of de regering bekend is met het initiatief van universiteiten en beroepsverenigingen om gezamenlijk de stand van de wetenschap voor een groot aantal risico’s op het gebied van arbeidsomstandigheden vast te leggen en voor iedereen toegankelijk te maken. Op welke manier kan de regering dit initiatief ondersteunen, zo vragen deze leden. In het verlengde van de vorige vraag, vragen de leden van de D66-fractie ook naar het gebruik van arbocatalogi. Is de regering tevreden met de mate waarin arbocatalogi gebruikt worden, en met de kwaliteit van de arbocatalogi? Op welke wijze wil de regering branches die nog geen arbocatalogus hebben, of die een arbocatalogus hebben die nog niet volledig is, stimuleren om te komen tot een volledige en kwalitatief goede arbocatalogus?

II. Artikelsgewijze toelichting

Onder G (Artikel 28a)

De leden van de D66-fractie lezen in de artikelsgewijze toelichting dat de regering voornemens is om artikel 28a van de Arbeidsomstandighedenwet ook van toepassing te verklaren op zzp'ers. Helaas ontbreekt een toelichting op dit voorstel. Het is de leden van de D66-fractie niet duidelijk waarom dit een technische wetswijziging zou zijn. Zij vragen de regering dit nader te motiveren. Tevens vragen de leden van de D66-fractie of de regering kan toelichten wat de materiële implicaties zijn voor zzp'ers van het van toepassing verklaren van artikel 28a van de Arbeidsomstandighedenwet op hen. Ook vragen zij wat moet worden verstaan onder «zwaardere arboverplichtingen». De betreffende leden vragen of deze wijziging ook gevolgen heeft voor zzp'ers die thuiswerken. De leden van de D66-fractie vragen wat de aanleiding is voor deze wijziging van artikel 28a. Hoe vaak heeft de Inspectie in 2014 en 2015 de bedrijfsactiviteiten van zzp'ers willen stilleggen, maar bleek dit op grond van de wet niet mogelijk? Kan de regering drie (niet fictieve) voorbeelden geven en schetsen wat de aard en de ernst van de betreffende overtredingen was? De leden van de D66-fractie lezen dat de regering geen reden ziet om onderscheid te maken tussen werkgevers en zelfstandigen. Echter, daar waar de Arbeidsomstandighedenwet ziet op werkgevers, beschermt de wet werknemers tegen een ander, namelijk de werkgever. Daar waar de Arbeidsomstandighedenwet ziet op zelfstandigen, beschermt de wet de zelfstandige tegen zichzelf. Waarom ziet de regering hierin geen reden om wel een onderscheid te maken in de maatregelen die bij een overtreding genomen kunnen worden? De leden van de D66-fractie constateren dat er bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) nadere regels gesteld kunnen worden met betrekking tot het eerste lid van artikel 28a. Nu de regering een wijziging van het eerste lid voorstelt, vragen de aan het woord zijnde leden wat hiervan de gevolgen zijn voor de betreffende AMvB. Daarnaast hebben de leden van de fractie van GroenLinks enkele vragen over toegang tot de bedrijfsarts. Met dit wetsvoorstel wordt de mogelijkheid om een bedrijfsarts voor alle werknemers bij wet vastgelegd. Klopt het dat zzp’ers dit recht niet krijgen? Kan de regering aangeven in hoeverre zzp’ers nu toegang hebben tot specifieke bedrijfsgeneeskundige diagnostiek en informatie en in hoeverre dit tot problemen leidt?

Kan de regering aangeven hoe dit wettelijk recht op toegang tot de bedrijfsarts uitwerkt voor uitzendkrachten en werkenden die via payrollconstructies werken? Hoeveel uitzendkrachten hebben nu toegang tot de (gespecialiseerde) bedrijfsarts in de organisatie waar zij zijn uitgezonden? Welke bedrijfsarts of arbodienst kunnen zij consulteren na invoering van deze wet; die bij de uitzendorganisatie/payrollorganisatie of die van het bedrijf waaraan zij zijn uitgeleend?

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De adjunct-griffier van de commissie, Van der Linden