Ontvangen 4 februari 2016
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel VI, onderdeel D, wordt in artikel 54, tweede lid, onderdeel c, na «artikel 255» ingevoegd «lid 1 onderdelen a en b» en wordt na «Burgerlijk Wetboek» ingevoegd: en die woningverbetering maximaal een jaar voordat op basis van die woningverbetering de huurprijs is verhoogd, is gerealiseerd.
De indieners willen met dit amendement regelen dat – in lijn met het niet meetellen van woningverbetering bij zittende huurders – ook de aan woningverbetering en verduurzaming gerelateerde huuraanpassing bij mutatie (i.c. de harmonisatie) niet in de huursom wordt meegeteld. Hierbij kan worden aangesloten op de bestaande methodiek van het bepalen van de huuraanpassing bij verbetering van woongerief.
In de wet staat dat bij de bepaling van de huursom de huurharmonisatie bij mutatie volledig meetelt. Dit geldt ook in situaties waarbij tijdens de mutatie de woning wordt verbeterd of verduurzaamd en dus een betere kwaliteit krijgt.
Wanneer de woning wordt verbeterd bij zittende huurders, telt de huurverhoging die is gerelateerd aan de woningverbetering of verduurzaming niet mee in de huursom.
Wanneer een verhuurder een bewoond complex woningen wil verbeteren of verduurzamen, dient 70 procent van de huurders daarvoor instemming te verlenen. Om deze instemming te bereiken, kiezen corporaties er steeds vaker voor om geen huurverhoging voor de zittende huurders door te voeren en deze pas bij mutatie door te voeren.
Door nu de harmonisatie volledig mee te tellen in de bepaling van de huursom, zonder rekening te houden met gerealiseerde woningverbetering en verduurzaming, zal er een negatieve prikkel ontstaan op woningverbetering en verduurzaming van bestaand corporatiebezit. De mogelijkheden om de geplande investering terug te verdienen, worden immers beperkt.
Daarnaast betekent dit ook dat de energielasten voor bestaand woningbezit minder snel omlaag worden gebracht en dit zet extra druk op de betaalbaarheid van het wonen in de sociale woningvoorraad en op het realiseren van de klimaat- en energiedoelstellingen zoals beoogd.
Ronnes Van der Linde