Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 september 2016
Tijdens het plenaire debat over het Wetsvoorstel tot goedkeuring van het Verdrag en het aanvullend Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (Kamerstuk 34 371-(R2066) en (34 280-(R2058)) op 14 juni (Handelingen II 2015/16, nr. 95, item 24) heeft een aantal Kamerleden vragen gesteld over de Common Reporting Standard (CRS) en de wederkerigheid van de informatie-uitwisseling onder de Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA). Ik heb toegezegd deze vragen schriftelijk te beantwoorden. Deze toezegging doe ik bij dezen gestand. Van de gelegenheid maak ik tevens gebruik om een aantal vergelijkbare of samenhangende toezeggingen die ik heb gedaan tijdens het Algemeen Overleg Belastingdienst op 1 juni (Kamerstuk 31 066, nr. 295) na te komen. Ook geef ik naar mijn oordeel een reactie op de motie van de heer Omtzigt c.s.1 Tenslotte ga ik in op de (on)mogelijkheden van voorlichting op de website van de Belastingdienst (de zogenoemde «rode vlaggetjes»).
Antwoorden op de vragen over de FATCA en de CRS
De heer Merkies heeft gevraagd naar het aantal landen dat zich aan de CRS heeft gecommitteerd. Op dit moment hebben zich 101 landen gecommitteerd aan de automatische inlichtingenuitwisseling onder de CRS. De lijst van gecommitteerde landen wordt bijgehouden door en gepubliceerd op de website van het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes (het Global Forum). Het overzicht heb ik volledigheidshalve bijgevoegd2.
De heer Merkies heeft ook gevraagd naar de status van Panama. Op de lijst van gecommitteerde landen staat ook Panama. Panama heeft zich gecommitteerd aan de eerste automatische uitwisselingen van inlichtingen in 2018 (over 2017). Panama heeft in november 2015 aangegeven mee te willen doen aan de CRS maar heeft aan deelname vervolgens voorwaarden verbonden. Dit heeft ertoe geleid dat het Global Forum Panama van de lijst van gecommitteerde landen heeft verwijderd. In april 2016 heeft Panama zich opnieuw gecommitteerd aan de voorwaarden van de CRS, waarna het Global Forum Panama weer op de lijst geplaatst heeft.
Tevens heeft de heer Merkies gevraagd naar de wederkerigheid onder de FATCA wetgeving. Zoals ik tijdens het plenaire debat heb vermeld, voorziet de FATCA wetgeving zelf niet in wederkerigheid van de informatie-uitwisseling. In de voetnoot bij de bijgevoegde lijst van gecommitteerde landen is echter al aangegeven dat de V.S. de wederkerigheid van de inlichtingenuitwisseling heeft erkend in de verdragen (de Intergovernmental Agreements of IGA’s) die conform model 1A zijn gesloten. Ook Nederland heeft zo’n model 1A-IGA. De V.S. en Nederland streven ernaar om tot volledige wederkerigheid te komen. In 2015 heeft Nederland 46.000 inlichtingen over het jaar 2014 van de V.S. ontvangen. Omgekeerd heeft de V.S. meer dan 12.000 inlichtingen over het jaar 2014 van Nederland ontvangen.
Zowel tijdens het plenaire debat op 14 juni als tijdens het Algemeen Overleg Belastingdienst op 1 juni 2016 is de grens van $ 50.000, waaronder financiële instellingen rekeningen van natuurlijke personen niet hoeven te controleren, te identificeren of te rapporteren, aan de orde geweest. De heer Omtzigt heeft tijdens het Algemeen Overleg Belastingdienst gevraagd of er rek zit in deze grens. Dit is niet het geval. De grens van $ 50.000 is vastgelegd in het FATCA-Verdrag (IGA) tussen Nederland en de V.S. en – voor zover ik kan nagaan – in alle vergelijkbare verdragen die de V.S. hebben gesloten. Naar mijn inschatting zijn de V.S. niet bereid om op dit punt te heronderhandelen.
Mevrouw De Vries heeft tijdens het plenaire debat gevraagd waarom niet alle financiële instellingen de grens van $ 50.000 hanteren en of zij daartoe niet alle zouden willen overgaan. Het FATCA-Verdrag tussen Nederland en de V.S. laat de keuze om wel of niet de $ 50.000 grens (als ondergrens) te hanteren aan de financiële instellingen. Het is mij bekend dat de keuzes die individuele financiële instellingen hebben gemaakt verschillen. Dat past ook in de speelruimte die het verdrag die instellingen geeft. Wel heb ik van de financiële instellingen begrepen dat vele overwegen om de wegens de eerdere invoering eerder ingerichte systemen voor de FATCA te integreren met de later ingerichte systemen voor de CRS. Omdat de CRS geen ondergrens kent, zou het verplichten van het hanteren van een grens voor de FATCA dit voornemen van de financiële instellingen doorkruisen en hen ook voor de langere termijn met dubbele systemen opzadelen.
De heer Merkies heeft verder gevraagd of het juist is dat financiële instellingen rekeningen sluiten van bestaande klanten die Amerikaans staatsburger zijn. Voor zover mij bekend zijn ten gevolge van de FATCA geen rekeningen gesloten. Wel is dit wel eens gebeurd als gevolg van strengere Amerikaanse wetgeving inzake beleggingen. Sommige banken kiezen in dat kader ervoor om bepaalde beleggingsproducten niet meer aan te bieden aan US persons. Hierover is al eerder contact geweest met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Op basis van informatie van de NVB heb ik destijds aan de Eerste Kamer laten weten dat mijn beeld was dat Nederlandse inwoners die ook Amerikaans staatsburger zijn in Nederland bij voldoende banken die actief zijn in dienstverlening aan consumenten, terecht kunnen voor basis bankdiensten, sparen en leningen.3
Voorlichting op site van de Belastingdienst
Verscheidene leden van uw Kamer hebben vragen gesteld over en voorbeelden genoemd van «dubbele» belastingheffing van in Nederland woonachtige Amerikaanse staatsburgers. Veel informatie over de Amerikaanse belastingwetgeving is te vinden op de website van de IRS. Deze website vermeldt bijvoorbeeld dat arbeidsinkomen («foreign earned income») van niet in de V.S. woonachtige Amerikaanse staatsburgers is uitgesloten van belastingheffing tot een bedrag van $ 100.800. Ook kunnen zij aanspraak maken op aftrekposten en tegemoetkomingen voor bijvoorbeeld in Nederland betaalde inkomstenbelasting, die aanmerkelijk hoger is dan de inkomstenbelasting in de V.S. Of dit in een bepaald geval effectieve heffing in de V.S. voorkomt, hangt echter van meer en grotendeels individuele omstandigheden af. Op de website van de Belastingdienst is bij de FATCA-tekst een link opgenomen naar de website van de IRS.
De heer Van Dijck heeft mij gevraagd of op de website van de Belastingdienst situaties kunnen worden genoemd waarin in Nederland woonachtige Amerikaanse staatsburgers het risico lopen op effectieve belastingheffing in de V.S., de «rode vlaggetjes». Ik was enthousiast over zijn suggestie en ik zou de heer Van Dijck dan ook graag tegemoet willen komen. Echter, zelfs van de voorbeelden die in het mij op 1 juni aangeboden rapport worden genoemd, kunnen de experts niet met voldoende zekerheid vaststellen of in die situaties inderdaad effectieve belastingheffing door de V.S. dreigt. Omdat ik een groot belang hecht aan de juistheid en betrouwbaarheid van de voorlichting op de website van de Belastingdienst, kan ik daarop helaas geen rode vlaggetjes laten plaatsen. Wel zal ik op korte termijn de tekst op de FATCA pagina van de website verder laten verduidelijken.
Reactie op de motie Omzigt c.s.
De eerdergenoemde motie van de heer Omtzigt c.s. roept het kabinet onder andere op zich in te spannen voor inwoners van Nederland en Curaçao met een Nederlandse en Amerikaanse nationaliteit. De oproep in de motie is een weerspiegeling van het bredere gevoel in het Parlement. Ik begrijp dat gevoel volkomen. Het is evident dat Nederland het Amerikaanse belastingstelsel niet kan veranderen. De V.S. zijn soeverein en daarvoor zelf verantwoordelijk. Daarom heb ik geprobeerd ter uitvoering van de motie en de toezegging tijdens het Algemeen Overleg Belastingdienst van 1 juni inmiddels in EU verband verschillende grote lidstaten warm te maken om gezamenlijk de V.S. te benaderen. Er bleek echter bij deze grote lidstaten, waar de kwestie van positie van inwoners met een dubbele nationaliteit overigens evenzeer speelt als in Nederland, weinig animo om dit te doen. Ik heb daarom zelf inmiddels een brief naar Jack Lew (Secretary of the Treasury of the United States of America) verstuurd om nogmaals aandacht voor deze problematiek te vragen. Het is mijn inzet op hoog ambtelijk niveau hierover te kunnen spreken.
Een voorstel dat beoogt een tegemoetkoming te bieden aan zogenoemde «accidental Americans» is voorbereid door de Obama administratie, maar door de verkiezingen is onbekend of dit (tijdig) behandeld zal worden in het Amerikaanse parlement. Het zorgt ervoor dat de Amerikaanse belastingplicht vervalt als men nooit een Amerikaans paspoort heeft gehad (of alleen om uit te reizen) en geen inwoner van de V.S. is geweest sinds de leeftijd van 18½ jaar. Naar aanleiding van dit voorstel van de Obama administratie hebben de leden van de fractie van het CDA in het Schriftelijk Overleg Uitvoering fiscale moties en Toezeggingen Tweede Kamer gevraagd of ik kan bevestigen dat het hiervoor genoemde Amerikaanse voorstel niet geldt voor iemand die op vakantie is geweest naar de V.S. of voor personen die als kind op vakantie zijn geweest in de V.S., omdat in deze situaties alleen met een Amerikaans paspoort gereisd zou kunnen worden. Het is juist dat personen met de Amerikaanse nationaliteit inderdaad alleen naar de V.S. kunnen reizen met behulp van een Amerikaans paspoort. Tegelijkertijd zeg ik de leden van de fractie van het CDA dat ik mij goed kan voorstellen dat degenen die in het bezit zijn van én gebruik hebben gemaakt van een Amerikaans paspoort – om welke reden dan ook – in het bedoelde wetsvoorstel niet als een echte «accidental American» worden aangemerkt. Ik zie voor Nederland op dit punt redelijkerwijs geen taak weggelegd.
Tot slot, kan ik melden dat met het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact is opgenomen om te vragen of zij contact willen opnemen met de Curaçaose overheid inzake de eventuele problemen voor de inwoners van Curaçao met een Amerikaans staatsburgerschap. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal hieraan gevolg geven.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes