Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2015
Tijdens het debat van 15 december jl. over de novelle op het Belastingplan 2016 heb ik u toegezegd schriftelijk nader op twee onderwerpen in te gaan (Handelingen II 2015/16, nr. 37, debat over wijziging van het Belastingplan 2016).
Communicatie over verhoging heffingvrij vermogen box 3 en ouderentoeslag
Gevraagd is naar de communicatie over de gevolgen van de verhoging van het heffingvrije vermogen met € 3.000 voor het recht op huurtoeslag. Er zijn verschillende groepen te onderscheiden, waarbij is verondersteld dat het vermogen van deze groepen constant blijft van 2015 op 2016 en zij voldoen aan de overige voorwaarden voor de huurtoeslag:
• Mensen onder de AOW-gerechtigde leeftijd:
Deze mensen hebben geen brief ontvangen over het heffingvrije vermogen, omdat zij geen consequenties ondervinden van de afschaffing van de ouderentoeslag.
− Vermogen < € 21.4371. Voor hen verandert er niets. Zij hebben en houden recht op huurtoeslag.
− Vermogen tussen € 21.437 en € 24.4372. Zij krijgen in 2016 recht op huurtoeslag en kunnen deze tot 1 september 2017 (met terugwerkende kracht) aanvragen.
− Vermogen > € 24.437. Voor hen verandert er niets. Zij hadden en hebben geen recht op huurtoeslag in 2016.
• Mensen boven de AOW-gerechtigde leeftijd:
Een deel van deze groep is in verband het vervallen van de ouderentoeslag in september geïnformeerd dat voor hen een heffingvrij vermogen van € 21.437 zou gelden, die ook het recht op huurtoeslag bepaalt.
− Vermogen < € 21.437. Voor hen verandert er niets. Zij hebben en houden recht op huurtoeslag.
− Vermogen tussen € 21.437 en € 24.437. Zij houden in 2016 recht op huurtoeslag. Deze groep heeft een brief ontvangen vanwege het vervallen van de ouderentoeslag. Daarin is nog een heffingvrij vermogen van € 21.437 als verwachte grens voor de huurtoeslag genoemd. Als zij naar aanleiding hiervan hun huurtoeslag hebben stopgezet, kunnen zij tot 1 september 2017 (met terugwerkende kracht) weer huurtoeslag 2016 aanvragen. Op de communicatie hierover kom ik hieronder terug.
− Vermogen > € 24.437. Voor hen verandert er niets. Zij hadden en hebben gelet op het vervallen van de ouderentoeslag geen recht op huurtoeslag in 2016. Een deel van deze mensen (met een vermogen tot € 49.566) heeft hierover net als de vorige groep een brief ontvangen. Zij hebben echter achteraf onjuiste informatie ontvangen over het heffingvrije vermogen. Daar kom ik hieronder op terug.
Mijn conclusie is dat voor mensen onder de AOW-gerechtigde leeftijd en voor mensen boven de AOW-gerechtigde leeftijd met een vermogen tot € 21.437 sprake is van een normale jaarovergang. Elk jaar veranderen bedragen en percentages. Daardoor vallen meer of minder mensen onder bepaalde regelingen. De Belastingdienst communiceert daarover rond de jaarovergang.
Een beperkte groep, de mensen boven de AOW-gerechtigde leeftijd met een vermogen tussen € 21.437 en € 24.437, heeft eerder dit jaar een brief van de Belastingdienst ontvangen om hen te informeren over de gevolgen van het afschaffen van de ouderentoeslag in box 3. Zij hebben in 2016 alsnog recht op huurtoeslag. In de eerdere brief van de Belastingdienst werd hen nog gevraagd hun toeslag stop te zetten. Mogelijk hebben zij dat ook gedaan. Er wordt in voorzien dat mensen die in 2015 zijn aangeschreven in 2016 nogmaals worden geïnformeerd, waarin ook informatie wordt opgenomen over de verhoging van het heffingvrije vermogen. Mensen met een vermogen lager dan € 24.437 kunnen zelf opnieuw huurtoeslag 2016 aanvragen en hebben daarvoor de tijd tot 1 september 2017.
Daarmee blijven over de mensen boven de AOW-gerechtigde leeftijd met een heffingvrij vermogen hoger dan € 24.437. De verhoging van het heffingvrije vermogen leidt er niet toe dat zij in 2016 alsnog recht krijgen op huurtoeslag. Ook zij hebben de brief over het afschaffen van de ouderentoeslag ontvangen. Dit roept de vraag of zij geattendeerd moeten worden op de mogelijkheid een spreekwoordelijk «extra pakket vuurwerk», zoals de heer Omtzigt het noemde, te kopen om onder het verhoogde heffingvrije vermogen te komen en zo huurtoeslag te krijgen. De Belastingdienst zou hen daarmee wijzen op mogelijkheden voor anticiperend gedrag. Het is juist dat een deel van deze mensen hierdoor wellicht mogelijkheden voor anticiperend gedrag onbenut laat. Los van de vraag of het op de weg van de Belastingdienst ligt om mensen op mogelijkheden voor anticiperend gedrag te wijzen, stel ik vast dat gerichte communicatie ook gezien het resterende tijdsbestek totaal onmogelijk is.
Verder merk ik op dat kabinet en parlement het recht hebben wet- en regelgeving ook kort voor inwerkingtreding aan te passen. Het wettelijk vastgestelde bedrag (overigens een begunstigende maatregel) is dus vanaf 1 januari 2016 geldig. De Belastingdienst is in het kader van de jaarovergang gestart met algemene communicatie via internet over de gevolgen van de verhoging van het heffingsvrije vermogen in box 3. Op korte termijn wordt deze communicatie verder geactualiseerd. Deze informatie is voor iedereen toegankelijk.
Bijstellingen in verband met de novelle
Tijdens het debat van 15 december jl. is ook gevraagd naar het extra berichtenverkeer («blauwe enveloppen») en het aantal bijstellingen die het gevolg zullen zijn van de novelle.
De tariefbijstelling in verband met de novelle kan voor het grootste deel worden verrekend via de loonbelasting. Dit is een bestaande berichtenstroom en leidt dus niet tot extra berichtenverkeer. Belastingplichtigen voor wie de loonbelasting geen eindheffing is of die niet onder de loonbelasting vallen, ontvangen eind 2015/begin 2016 een reguliere voorlopige aanslag en/of na afloop van het jaar een reguliere definitieve aanslag. Het gaat hier om een gevarieerde groep, bijvoorbeeld IB-ondernemers, belastingplichtigen met bijverdiensten, werknemers die slechts een deel van het jaar hebben gewerkt, belastingplichtigen met aftrekposten en combinaties hiervan. Bij belastingplichtigen die een voorlopige en/of definitieve aanslag ontvangen en bij wie de effecten van de novelle niet of niet geheel via de loonbelasting zijn opgevangen, wordt een en ander rechtgetrokken in de inkomstenbelasting. Dit kan betekenen dat zij via de definitieve aanslag een lagere teruggaaf ontvangen of een hoger te betalen bedrag. Ook dit is een reguliere berichtenstroom en leidt niet tot extra berichtenverkeer.
Vanaf begin 2016 kunnen belastingplichtigen wijziging van de voorlopige aanslag vragen. Alleen dergelijke verzoeken leiden tot extra berichtenverkeer. Het is moeilijk te zeggen om hoeveel gevallen het precies zal gaan. We hebben daarmee geen ervaring. Het financiële belang is beperkt: vanaf april wordt er bij verrekening via de loonheffing ten opzichte van de inhouding in maart bij een modaal loon ruim circa € 3 per maand meer loonheffing ingehouden en bij een loon aan het einde van de derde schijf circa € 10 per maand. Daarvan is 75% het gevolg van de verhoging van de tarieven in de tweede (en derde) schijf naar het niveau van de novelle en 25% de inhaalslag die in de maanden april tot en met december wordt gemaakt voor de in de maanden januari tot en met maart te weinig ingehouden loonheffing. Waar helemaal geen loonheffing, bijvoorbeeld bij ondernemers, wordt ingehouden, gaat het in de inkomstenbelasting bij een modaal inkomen om ca. € 30 en bij een inkomen aan het einde van de derde schijf om ca. € 92. Het is dan ook niet de verwachting dat belastingplichtigen massaal tot het aanvragen van nieuwe voorlopige aanslagen zullen overgaan.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes