Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State)
Op 18 november 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Belastingplan 2016. Hierbij is gebleken dat het niet vanzelfsprekend is dat ook in de Eerste Kamer een meerderheid voor het wetsvoorstel zal stemmen.
Het kabinet heeft constructief overleg gevoerd over het wetsvoorstel Belastingplan 2016 en heeft op basis daarvan op 8 december 2015 een brief aan de Eerste en Tweede Kamer verzonden met wijzigingsvoorstellen, die bijdragen aan de totstandkoming van een meerderheid in de Eerste Kamer voor het wetsvoorstel Belastingplan 2016.2 In de hiervoor genoemde brief is aangegeven dat zo spoedig mogelijk een novelle aanhangig zal worden gemaakt bij de Tweede Kamer. Deze novelle is de uitwerking van bovengenoemde brief. Hieronder wordt opgesomd welke maatregelen in deze novelle zijn opgenomen3.
In het wetsvoorstel Belastingplan 2016 wordt het bedrag van de maximale arbeidskorting voor zowel 2016 als 2017 fors verhoogd. In deze novelle wordt daarnaast geregeld dat de arbeidskorting vanaf 2017 trager wordt afgebouwd. Hierdoor heeft iedereen die in het afbouwtraject zit een iets hogere arbeidskorting. Werkenden met inkomens van circa € 35.000 tot € 125.000 ondervinden hierdoor lagere lasten. Hiermee is structureel een bedrag van € 224 miljoen gemoeid.
Tevens wordt geregeld dat vanaf 2017 structureel € 100 miljoen extra beschikbaar is voor de ouderenkorting. Dit komt bovenop de intensivering van de ouderenkorting, eveneens met € 100 miljoen, uit de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2016.4 Met beide intensiveringen wordt voor ouderen een belangrijk deel van de eenmalige koopkrachtreparatie in 2016 hiermee vanaf 2017 structureel gemaakt.
Ook wordt met deze novelle geregeld dat in 2016 het heffingvrije vermogen voor box 3 met € 3.000 wordt verhoogd, bovenop de gebruikelijke inflatiecorrectie. Hiermee wordt de kleine spaarder al in 2016 ontzien. Voor het jaar 2016 komt dit heffingvrije vermogen hiermee op € 24.437. Hiermee wordt in 2016 al grotendeels aangesloten bij de voorgenomen wijziging van box 3 in 2017, waarin het heffingvrije vermogen wordt gebracht op € 25.000. Hierdoor zullen in 2016 al 215.000 minder belastingplichtigen belasting betalen in box 3.
De maatregelen uit de novelle en de overige maatregelen die zijn aangekondigd bij de hierboven genoemde brief worden budgettair gedekt door het tarief in de tweede en de derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting in 2016 met 0,2%-punt en in 2017 met 0,3%-punt minder te verlagen ten opzichte van het wetsvoorstel. Met ingang van 1 januari 2016 komen de tarieven van de tweede en derde schijf daarmee uit op 12,25%, onderscheidenlijk 40,4%.
Artikel I
Artikel I, onderdelen A, onder 1 en 2, en C, onder 1 en 2 (artikelen I, onderdelen B en C, en XVII, onderdelen A en B, van het Belastingplan 2016) (artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikelen 20a en 20b van de Wet op de loonbelasting 1964)
De tarieven van de tweede en derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting worden met ingang van 1 januari 2016, ten opzichte van het wetsvoorstel Belastingplan 2016, verhoogd met 0,2%-punt naar 12,25%, onderscheidenlijk 40,4%.
Artikel I, onderdeel A, onder 3 (artikel I, onderdeel Ea, van het Belastingplan 2016) (artikel 5.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001)
Met de wijziging van artikel 5.5 van de Wet IB 2001 wordt het heffingvrije vermogen voor de vermogensrendementsheffing per 1 januari 2016, naast de inflatiecorrectie, met € 3.000 verhoogd. Hiermee wordt in 2016 al deels aangesloten bij de voorgenomen wijziging van box 3 in 2017, waarin het heffingvrije vermogen wordt verhoogd tot € 25.000.
Artikel I, onderdelen B, onder 1, en D, onder 1 (artikelen II, onderdeel A, en XVIII, onderdeel A, van het Belastingplan 2016) (artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikelen 20a en 20b van de Wet op de loonbelasting 1964)
De tarieven van de tweede en derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting worden met ingang van 1 januari 2017, ten opzichte van het basispad dat volgt uit het wetsvoorstel Belastingplan 2016 en uit de in deze novelle opgenomen wijziging van die tarieven met ingang van 1 januari 2016, verhoogd met 0,1%-punt.
Artikel I, onderdelen B, onder 2, en D, onder 2 (artikelen II, onderdeel H, en XVIII, onderdeel B, van het Belastingplan 2016) (artikel 8.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964)
Het afbouwpercentage van de arbeidskorting wordt met ingang van 1 januari 2017 verlaagd met 0,4%-punt.
Artikel I, onderdelen B, onder 3, en D, onder 3 (artikelen II, onderdeel I, en XVIII, onderdeel C, van het Belastingplan 2016) (artikel 8.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22b van de Wet op de loonbelasting 1964)
De hoge ouderenkorting wordt met ingang van 1 januari 2017, ten opzichte van het basispad dat volgt uit het wetsvoorstel Belastingplan 2016, verhoogd met € 54.
Artikel I, onderdeel E (artikel LII van het Belastingplan 2016) (inwerkingtreding)
Het in artikel LII, eerste lid, van het wetsvoorstel Belastingplan 2016 in te voegen onderdeel b bewerkstelligt dat de in artikel I, onderdeel Ea, van dat wetsvoorstel op te nemen wijziging van artikel 5.5 van de Wet IB 2001 eerst wordt toegepast nadat de inflatiecorrectie, bedoeld in artikel 10.1 van de Wet IB 2001, heeft plaatsgevonden.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes