Ontvangen 19 mei 2016
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde tot en met tiende lid tot het derde tot en met negende lid vervalt het vierde lid.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede, derde of vierde lid» vervangen door: tweede of derde lid.
3. Het achtste lid (nieuw) vervalt.
4. In het negende lid (nieuw) wordt «tweede, derde of vierde lid» vervangen door: tweede of derde lid.
B
Hoofdstuk 7A vervalt.
II
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «Deze Rijkswet» vervangen door: Artikel I van deze Rijkswet.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel IA van deze Rijkswet treedt in werking vijf jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze Rijkswet.
Dit amendement regelt dat de door de regering voorgestelde wijziging van de Rijkswet op het Nederlandschap in verband met het invoeren van de mogelijkheid in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap in te trekken van een persoon die zich buiten het Koninkrijk bevindt en uit wiens gedragingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een organisatie die is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid, vijf jaar na inwerkingtreding wordt teruggedraaid.
Alhoewel er geen aanleiding is te veronderstellen dat de dreiging die uitgaat van het terrorisme en het jihadisme in het bijzonder tegen die tijd voorbij zal zijn, geeft de ingrijpende aard van de voorgestelde maatregel aanleiding om te voorzien in een uitdrukkelijke bezinning over de wenselijkheid van de maatregelen na vijf jaar.
Recourt