Vastgesteld 11 december 2015
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 3 december 2015 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. Bij brief van 10 december 2015 ze door de Minister van Infrastructuur en Milieu beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Van Dekken
Adjunct-griffier van de commissie, Jansma
1 Waarom worden een aantal substantiële mutaties niet toegelicht en kan dat alsnog gedaan worden?
Naar aanleiding van de aanbeveling uit het rapport van de Tijdelijke commissie onderhoud en innovatie spoor (Kamerstukken II, 2011/2012, 32 707, nr. 9, blz. 22) wordt in overleg met de Tweede Kamer de volgende normering gehanteerd bij het toelichten van begrotingsmutaties. Dit houdt in dat artikelonderdelen en projecten, waarbij het verschil kleiner is dan de aangegeven norm niet worden toegelicht (tenzij beleidsmatig toch relevant). Vanaf het begrotingsjaar 2016 zal worden gewerkt met een rijksbrede uniforme normering (zie Kamerstukken II, 2014/2015, 31 865, nr. 69).
Begrotingsbedrag |
Verschil |
---|---|
< € 4,5 miljoen |
> 50% |
€ 4,5 – € 22,5 miljoen |
> € 2,5 miljoen |
> € 22,5 miljoen |
> 10% |
> € 50 miljoen |
> € 5 miljoen |
De mutaties Najaarsnota in het Deltafonds zijn toegelicht aan de hand van de met de Tweede Kamer afgesproken normering. Indien u specifieke vragen hebt ten aanzien van bijvoorbeeld mutaties die binnen de normering vallen, kunt u deze onder andere via de schriftelijke vragenronde kenbaar maken.
2 Waarom dalen de verplichtingen bij artikel 1 (Investeren in waterveiligheid) met ruim 373 miljoen euro?
Dit komt door de volgende posten:
• Project Houtribdijk als onderdeel van HWBP-2, waarbij vertraging in de besluitvorming rond het voorkeursbesluit is opgetreden (€ 148 miljoen).
• Programma Ruimte voor de Rivier, vertraging bij de uitvoering van een aantal deelprojecten zoals kribverlagingen, Westenholte en Schelle (€ 82 miljoen).
• Het project Grensmaas omdat er door het consortium geen beroep is gedaan -en vooralsnog niet is voorzien- op de leenfaciliteit (€ 45 miljoen).
• De HWBP-2 projecten Markermeerdijk, Wieringermeer/Stontedijk en Lekdijk waarbij de verplichtingen later aangegaan worden dan oorspronkelijk gepland (€ 40 miljoen).
• Project Zandmaas waar in 2015 eerst een bijdrage stond gepland maar wordt doorgeschoven naar 2016 (€ 38 miljoen).
• Vertraging bij de uitvoering van een aantal projecten zoals kribverlagingen, Westenholte en Schelle
3 Waarom is er in de voortgangsrapportages inzake het huidige Groot Project Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) geen vooraankondiging gedaan van het feit dat er door mutaties in de Miljoenennota (minus 148 miljoen euro) en de Najaarsnota (minus 37 miljoen euro) substantieel lagere uitgaven ontstaan voor de waterschapsprojecten van dit groot project? Waarom wordt deze verlaging doorgevoerd en welke projecten hebben hier onder te lijden?
De VGR kent een andere verslagperiode en volgt een andere proces dan de begrotingscyclus. Daardoor zijn afwijkingen mogelijk. Er wordt gebruik gemaakt van de op dat moment actuele informatie.
De in de NJN genoemde kasschuif wordt met name door de volgende projecten veroorzaakt:
• Project Ameland betonblokken (ca. € 6,5 miljoen). In de eerdere reeks was geen rekening gehouden met de opstarttijd die de aannemer nodig heeft voor de uitvoering van dit werk. Hierdoor kwam de betalingenreeks later tot uitvoering.
• Project Zwakke Schakels Kust West-Zeeuws Vlaanderen. Dit project bestaat uit 5 deelprojecten. Deze zijn afzonderlijk aanbesteed en uitgevoerd. De laatste aanbesteding heeft eind vorig jaar/begin dit jaar plaatsgevonden. Alle aanbestedingen hebben een positief aanbestedingsresultaat gehad. De beheerder heeft samen met het Programmabureau een Voorstel tot Wijziging doorgevoerd, deze heeft geleid tot een lagere beschikking. Hierdoor werd in 2015 de maximale grens van bevoorschotting, zijnde 80% behaald in tegenstelling tot de eerdere beschikking, waar het maximum in 2016 behaald zou worden. Door de 80% grens gaat een deel van 2015 naar 2016 waar de afrekening zal gaan plaatsvinden (ca. € 10 miljoen).
• Project Dijkversterking Spui- Oost. De lagere uitgave komt door de doorwerking van het aanbestedingsresultaat (ca. € 5 miljoen).
• Project Dijkversterking Hoekschewaard Zuid. Het grootste deel van de aanbestedingsmeevaller heeft effect op de uitgave 2015 die daardoor lager is uitgevallen. (ca. € 16 miljoen)
4 Heeft de vertraging in uitgaven à 38,5 miljoen euro binnen het HWBP-2 gevolgen voor de waterveiligheid?
Nee, de eindoplevering van de projecten is niet in het geding. Er zijn derhalve geen gevolgen voor de waterveiligheid.
5 Waarom is er vertraging in de besluitvorming omtrent het voorkeursbesluit voor het project Houtribdijk opgetreden?
De vertraging in de besluitvorming omtrent het voorkeursbesluit rondom de Houtribdijk is het gevolg van extra onderzoek dat is uitgevoerd naar het financiële verschil tussen versterking van de Houtribdijk volgens de vigerende en de nieuwe normen. Verwachting is op basis van de onderzoeksuitkomsten de planuitwerking afgerond kan worden in het 1e kwartaal 2016.
6 Wat zijn de doelstellingen van de Project Overstijgende Verkenning (POV) Macrostabiliteit?
Binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), een samenwerkingsverband tussen waterschappen en rijksoverheid, is een aantal projectoverstijgende verkenningen (POV) opgezet met als doel om dijkversterking beter, sneller en goedkoper te maken. Eind 2014 zijn vijf waterschappen (Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Hoogheemraadschap van Rijnland, Waterschap Groot Salland, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Waterschap Rivierenland) de POV Macrostabiliteit gestart. Deze waterschappen werken samen met het Rijk, het bedrijfsleven en kennisinstellingen aan kennisontwikkeling en productinnovaties om het mechanisme macrostabiliteit (binnen- of buitenwaartse afschuiving van het talud) beter te begrijpen en effectiever te kunnen aanpakken. De onderzoeken worden gekoppeld aan enkele dijkversterkingsprojecten van de betrokken waterschappen zodat de praktische toepassing direct wordt aangetoond.